Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis"

Transcriptie

1 Academiejaar Eerste examenperiode Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting klinische psychologie Door Stefanie Venneman Promotor: Dr. Petra Warreyn 1

2 Abstract Ieder kind heeft recht op een kwalitatief leven, maar voor sommige kinderen vergt dit extra ondersteuning. Aangezien kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) beperkingen vertonen in hun sociaal-communicatieve ontwikkeling en dit vroeg in hun ontwikkeling, is het belang van vroege interventies niet te onderschatten. Een belangrijke vaardigheid die vertraagd is bij kinderen met ASS en die bijdraagt tot de sociaal-communicatieve ontwikkeling, is de mogelijkheid tot imiteren en joint attention (JA). Interventies die gericht zijn op het aanleren van JA- en imitatievaardigheden hebben hun effectiviteit al bewezen. Huidig onderzoek gaat de effectiviteit na van een interventie die gericht is op het aanleren van deze vaardigheden. In dit onderzoek werden gegevens verzameld van kinderen uit een medisch-pedagogisch instituut (MPI) of een centrum voor ambulante revalidatie (CAR). De resultaten worden beschreven in twee verschillende masterproeven (geassocieerde masterproef); de resultaten met betrekking tot de imitatievaardigheden worden beschreven in deze masterproef en de resultaten met betrekking tot de JA-vaardigheden worden besproken in de masterproef van Meukens (2013). Er werd gebruik gemaakt van pre- en postmetingen om de JA- en imitatievaardigheden te meten. Tussen de metingen door werd aan de kinderen uit de experimentele groep de interventie gegeven. De kinderen uit de controlegroep kregen de gewoonlijke behandeling die gegeven werd in de setting. Op basis van twee steekproeven komen we tot de conclusie dat zowel de experimenteleals controlegroep, in het MPI en de CAR, een vooruitgang vertonen in imitatievaardigheden. Het is echter niet zo dat de experimentele groep meer vooruitgang vertoont dan de controlegroep. 2

3 Dankwoord Bij het schrijven van een masterproef komt heel wat kijken. Het is een proefstuk dat verdeeld is over twee jaar en dat gepaard gaat met vele spanningen, organisaties en opzoekingen. Hiervoor wil ik graag een paar personen bedanken die een bijdrage geleverd hebben aan deze masterproef en mensen die mij zo goed mogelijk ondersteund hebben in het realiseren van deze masterproef. Allereerst wil ik een aantal personen bedanken die geholpen hebben met het verzamelen van de data, meer specifiek wil ik Marina Broos en haar collega s bedanken om te zorgen voor deelnemers en een lokaal ter onze beschikking gesteld hebben om de testen af te nemen. Daarnaast wil ik ook Merel Meukens en Leen Willems voor het afnemen van de pretesten bedanken. Voor het afnemen van de posttesten wil ik graag Liedewij Verhaeghe bedanken voor de praktische hulp en het overnemen van een aantal posttesten, naar aanleiding van het feit dat ikzelf tijdelijk geïmmobiliseerd was wegens een ongeval. Daarnaast wil ik ook twee personen in het bijzonder bedanken voor de hulp en goede raad die zijn mij gegeven hebben bij het schrijven van mijn masterproef. Graag zou ik bijzonder Merel Meukens willen bedanken voor de fijne samenwerking gedurende twee jaar, bij het verzamelen en vervoeren van het testmateriaal, bij het afnemen van de pre- en posttesten en bij het verwerken van een deel van de data. Vervolgens wil ik ook mijn promotor, Dr. Petra Warreyn, bedanken voor het voorstellen van dit onderzoeksproject. Zij heeft mij de mogelijkheid gegeven om een masterproef te schrijven over een specifieke behandeling bij kinderen met ASS. Ik wil haar ook bedanken voor de goede opvolging en vele feedback die ik van haar gekregen heb. Verder wil ik ook een aantal personen bedanken in mijn nabije omgeving waaronder mijn ouders, vriend en vrienden voor de morele en praktische ondersteuning. Zonder hen zou de realisering van mijn masterproef niet mogelijk geweest zijn. 3

4 Inhoudsopgave Wat is autisme?... 6 Psycho-Neurologische verklaringsmodellen... 7 Executive Dysfunction Weak Central Coherence Multiple-deficit model Psychologische verklaringsmodellen... 9 ToM Sociaal-communicatieve ontwikkeling bij kinderen met ASS... 9 Ontwikkeling van joint attention Beperkingen in joint attention bij kinderen met ASS Ontwikkeling van imitatievaardigheden Beperkingen in imitatievaardigheden bij kinderen met ASS Beperkingen in de sociaalcommunicatieve ontwikkeling bij kinderen met ASS Conclusie sociaal-communicatieve ontwikkeling Aanknopingspunten voor interventie bij jonge kinderen met autisme Medische interventies Belang van vroege interventies Belang van imitatiespecifieke interventies (met imitatie als hoofddoel) Belang van comprehensieve interventies (met imitatie als onderdeel) Conclusie Effectiviteit van imitatiespecifieke behandelingen Conclusie Focus huidig onderzoek Methode...25 Deelnemers Eerste steekproef Tweede steekproef Subjectkenmerken Vergelijking eerste en tweede steekproef Meetinstrumenten Imitatie gemeten volgens het protocol Spontane imitatie gemeten volgens Ingersoll Procedure (eerste steekproef) Premeting Interventie Postmeting Scoring

5 Resultaten...38 Is vooruitgang van de imitatievaardigheden bij de experimentele groep groter dan bij de controle groep? Eerste steekproef MPI Tweede steekproef CAR Is er een vooruitgang van de imitatievaardigheden tussen de pre- en postmeting in de groepen afzonderlijk? Eerste steekproef MPI Tweede steekproef CAR Is de vooruitgang in de experimentele groep gerelateerd aan andere variabelen? Eerste steekproef MPI Tweede steekproef CAR Is er een verschil in vooruitgang van imitatievaardigheden tussen de twee steekproeven? Discussie...47 Sterktes en beperkingen van het onderzoek Sterktes Beperkingen Tips voor verder onderzoek Conclusie Referentielijst

6 Wat is autisme? In de loop van de geschiedenis werden de diagnostische criteria voor autisme vaak aangepast en veranderd. De term Autisme werd voor het eerst geïntroduceerd door Leo Kanner in Kanner gebruikte de term vroeg infantiel autisme. Eisenberg & Kanner (1956) publiceerden een lijst van criteria voor vroeg infantiel autisme. Volgens hen waren er slechts twee belangrijke gedragingen voldoende voor het stellen van de diagnose: weerstand tegen verandering en onverschilligheid tegenover anderen. Andere criteria kwamen van Rutter (1978); verminderde sociale ontwikkeling, vertraagde en afwijkende taalontwikkeling en de voorkeur voor gelijkheid. Bovendien dienden deze criteria aanwezig te zijn bij het kind voor de leeftijd van 30 maanden en hij introduceerde de term childhood autism. Een andere belangrijke persoon die sprak over autisme was Asperger (1944)). Hij had het over kinderen die ongepaste sociale gedragingen vertoonden. Ten slotte werd de term pervasieve ontwikkelingsstoornis geïntroduceerd door Wing en Gould (1979). Volgens hen bestaat autisme uit een cognitieve triade, meer bepaald een kwalitatieve beperking op drie verschillende niveaus namelijk in de sociale interactie, de communicatie en de verbeelding. Dit had als implicatie dat er een grote variëteit kon bestaan in personen met autisme, met verschillende manifestaties en verschillende gradaties van ernst (APA, 2000; Wing & Potter, 2002). De term pervasieve ontwikkelingsstoornis werd in de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders, third edition, Revision (DSM-III-R, APA, 1987) voor het eerst gebruikt. Echter, deze definitie bevatte enkel twee groepen van stoornissen: de autistische stoornis en de pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (POS-NAO). De huidige DSM-IV-TR (APA, 2000) bevat meer subgroepen, namelijk de autistische stoornis, de stoornis van Rett, de desintegratiestoornis van de kindertijd, de stoornis van Asperger en de pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven. Een ander classificatiesysteem, de International Classification of Diseases, 10 th edition (ICD-10, World Health Organization) heeft eveneens een aantal subgroepen geformuleerd over autisme die overeenkomen met deze van de DSM-IV-TR (APA, 2007; Wing & Potter, 2002). We zullen in deze masterproef de term autismespectrum stoornis (ASS) als overkoepelende term gebruiken voor de autistische stoornis, de stoornis van Asperger en pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven. Er is een discussie gaande of de prevalentie van autisme stijgt. Wing en Potter (2002) hebben een review gedaan over verschillende onderzoeken en jaren heen, van 1966 tot Zij zijn tot de constatering gekomen dat de prevalentiecijfers veel variëren, gaande van 0.7/10000 tot 60/ In hun studie stellen zij zich de vraag of de prevalentie van ASS werkelijk stijgt of het eerder gaat om andere factoren die een invloed kunnen uitoefenen. Wing en Potter (2002) zijn tot de conclusie gekomen dat er twee redenen zijn voor de stijging in prevalentie, enerzijds 6

7 de verandering van de diagnostische criteria en een groter bewustzijn van autisme zowel bij ouders als bij professionelen anderzijds. Fombonne (2009) voegt hier nog aan toe dat de beschikbaarheid van hulpvoorzieningen een invloed heeft op de stijging in prevalentie van autisme. In zijn studie analyseerde Fombonne (2009) 43 verschillende studies over de prevalentie van autisme. Hij schat de huidige prevalentie in op 0,6 tot 0,7 %, waarvan meer jongens dan meisjes kans hebben op autisme, de cijfers variëren van 2,7 op 1 tot 8,3 op 1. Williams, Higging & Brayne (2006) vonden ook dat de prevalentiecijfers gerelateerd waren aan de diagnostische criteria, de methode van screening en de regio waar de kinderen wonen. Psycho-Neurologische verklaringsmodellen ASS is een complexe stoornis wat betreft de verklaring voor de stoornis. Er zijn twee cognitieve theorieën die het neuropsychologisch onderzoek domineerden; Executive Dysfunction en The Weak Central Coherence ( Rajendran & Mitchell, 2007). Deze theorieën geven verklaringen voor het ontstaan van autisme op basis van één cognitief tekort. Daarnaast bestaan er ook nog theorieën die meerdere cognitieve tekorten in rekening brengen om ASS te verklaren, waaronder het Multiple-deficit model ( Pellicano, 2010). Executive Dysfunction. Executieve functies is een overkoepelende term voor plannen, werkgeheugen, impulscontrole, inhibitie, de initiatie en het monitoren van gedrag (Ozonoff et al., 1991 in Rajendran & Mitchell, 2007). Executieve functies zijn verstoord bij een grote variëteit aan ontwikkelingsstoornissen, zoals Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), ASS, Obsessief Compulsieve Stoornis (OCD), Tourette s syndrome, phenylketonuria en schizofrenie (Ozonoff & Jensen, 1999; Pennington & Ozonoff, 1996; Sergeant, Geurts, & Oosterlaan, 2002; Rajendran & Mitchell, 2007). Executieve dysfuncties bij kinderen met ASS spelen zowel een rol bij de sociale ontwikkeling als bij de niet-sociale ontwikkeling (Hill, 2004). Zo ervaren personen met ASS moeilijkheden in hun planningsvaardigheden, hu mogelijkheid tot mentale flexibiliteit, inhibitie van gedachten en gedragingen en zelfmonotoring (Hill, 2004; Rajendran & Mitchell, 2007). Weak Central Coherence. Deze theorie houdt in dat personen met ASS het geheel niet zien, maar zich meer richten op de details bij het waarnemen van hun omgeving (Rajendran & Mitchell, 2007). Er is sprake van een zwakke of afwezigheid van de mogelijkheid om tot een globale samenhang te komen. Ze zien de verbanden tussen de verschillende elementen niet, zoals blijkt uit The Weak Central Coherence Theory (WCC). Hieruit volgt dat personen met ASS beter zijn in het maken 7

8 visuospatiële constructies, ze zijn namelijk minder gevoelig aan visuele illusies. Personen met ASS generaliseren minder, bijvoorbeeld wanneer ze een gedrag aangeleerd hebben in situatie X gaan ze dit gedrag niet spontaan vertonen in situatie Y (Baron-Cohen & Hammer, 1997; Ropar & Mitchell, 2001; Warreyn & Roeyers, 2004). Dit kan een probleem vormen bij de interventie, indien hetgeen ze geleerd in hebben één bepaalde context, niet zullen generaliseren naar andere contexten. De WCC biedt dus evidentie voor het feit dat personen met ASS zich meer richten op de details dan op het geheel (Chapman, Ropar, Mitchell & Ackroyd, 2005). Op sommige vlakken kan dit leiden tot moeilijkheden (vb. leerstof integreren) in hun functioneren, op andere gebieden kan het net een voordeel zijn om meer oog te hebben voor details (vb. puzzel maken). Bovendien hebben ze moeite met verbaal-semantische coherentie (Lopez & Leekam, 2003). Dit verklaart onder meer waarom ze zaken letterlijk nemen, ambigue zinnen of spreekwoorden niet begrijpen. Multiple-deficit model. Er zijn verschillende verklaringen voor ASS; enerzijds vanuit cognitieve theorieën die ASS herleiden tot slechts één tekort, anderzijds vanuit theorieën die ASS herleiden tot een tekort op verschillende domeinen die niet gerelateerd zijn aan elkaar, namelijk de multiple-deficit approach (Pellicano, 2010). Deze laatste benadering erkent dat er verschillende cognitieve tekorten zijn bij verschillende personen met ASS. Dit bevestigt het heterogene beeld van ASS, het gaat namelijk om een spectrum van stoornissen met veel variatie. In de studie van Pellicano (2010) werd gevonden dat kinderen met ASS een vermindering vertonen in hun vaardigheden om de mentale toestand (de gedachten) van anderen in te schatten, om hun gedrag te plannen en om het geheel waar te nemen. Er zijn echter andere manifestaties van deze tekorten bij ieder kind. Er is dus geen universeel profiel van een cognitief tekort bij kinderen met autisme. Vanuit neuropsychologisch onderzoek werd gevonden dat ASS gerelateerd is aan functionele en structurele verbindingen in de hersenen. Voornamelijk een verminderde verbinding tussen frontale en pariëtale regio s enerzijds, en tussen de frontale en temporale regio s anderzijds. ASS is dus geen stoornis van één specifieke regio in de hersenen. Het probleem is dat de verstoring in de hersenen niet specifiek is voor ASS, maar ook bij een aantal andere stoornissen gevonden wordt, waaronder ADHD bijvoorbeeld (Belger et al., 2011). Het Multiple-deficit model gaat ervan uit dat er verschillende tekorten zijn, die niet bij iedere persoon/kind met ASS dezelfde moeten zijn of in dezelfde graad verstoord zijn. Maar ASS is niet de enige psychische stoornis waar dit het geval is, verder onderzoek blijft nodig. 8

9 Psychologische verklaringsmodellen ToM. The Theory of Mind Deficit (ToM) houdt in dat personen met ASS het moeilijk hebben om zowel hun eigen gedachten als de gedachten van anderen te kunnen begrijpen (Premack & Woodruff, 1978). Kinderen met ASS ervaren moeilijkheden in het communiceren met anderen, ze begrijpen bepaalde, impliciete aspecten of boodschappen niet goed. Wat de ander denkt is voor hen moeilijk om te achterhalen. De meest gekende taak om deze vaardigheid na te gaan bij kinderen is the unexpected transfer test of false belief (Rajendran & Mitchell, 2007; Wimmer & Perner, 1983). Het doel van de taak is dat het kind capabel is om zich te verplaatsen in de mentale toestand van een pop. Het kind moet antwoorden met ik denk dat de pop. denkt. Kinderen met ASS falen op deze taak. Baron-Cohen (1989) zag ToM meer als een vertraging in de ontwikkeling van kinderen met ASS dan als een tekort in de ontwikkeling van kinderen met ASS. De leeftijd waarop men beschikt over de vaardigheid om de mentale toestand van anderen te beoordelen, is drie jaar (Sodian, Thoermer & Dietrich, 2006). Er is evidentie gevonden dat kinderen jonger dan drie jaar in staat zijn om de gedachten van anderen en zichzelf in rekening te brengen in communicatie met anderen (Carpenter & Tomasello, 2002). Uit de studie van Sodian & Thoermer (2008) is gebleken dat er een graduele ontwikkeling is in het begrijpen van de gedachten gedurende de eerste twee jaar. Bij kinderen met ASS zal er vertraging zijn in de ontwikkeling van deze vaardigheid, ze komt later tot stand of de ontwikkeling duurt langer. Sociaal-communicatieve ontwikkeling bij kinderen met ASS De sociaal-communicatieve ontwikkeling van kinderen met ASS loopt niet zonder moeilijkheden. Deze bestaan uit verschillende vaardigheden, we lichten er twee in het bijzonder toe; joint attention (JA) en imitatie. Deze worden eerst besproken, vervolgens wordt het verband gelegd met andere vaardigheden binnen de sociaal-communicatieve ontwikkeling. Ontwikkeling van joint attention. Joint attention (JA) verwijst naar de mogelijkheid van kinderen om hun aandacht te verdelen tussen personen en objecten (vb. Speelgoed). JA kan onderverdeeld worden in twee componenten: de reactie op joint attention (RJA) en de initiatie van joint attention (IJA). Onder RJA wordt verstaan; de mogelijkheid van het kind om te reageren op de verandering van de oogblik of het gebaar van de andere (ouder). Het kind kijkt naar het object waar de ouder zijn aandacht naar toe gericht heeft. IJA verwijst naar de intentionele reactie van het kind naar de andere (ouder) toe, om een bepaald doel te bereiken. Het kind zoekt de aandacht op van de 9

10 ouder, vanuit een motivatie om sociaal contact te maken met de ouder (Bruinsma, Koegel R., &Koegel L., 2004). Kinderen gebruiken JA om te communiceren met de mensen in hun nabije omgeving (Mundy & Crowson, 1997). Het doel van JA kan imperatief of declaratief zijn. Imperatief houdt in dat het kind sociale interacties, gedragingen of objecten zal vragen of weigeren. Declaratief houdt in dat het kind de aandacht van de ouders probeert te trekken voor een bepaald object of interesse die het kind heeft. Deze vaardigheden ontwikkelen zich geleidelijk aan tussen de 8 en 15 maanden bij typisch ontwikkelende kinderen (Bruinsma, Koegel R., &Koegel L., 2004; Jones, Carr, & Feeley, 2006). JA ontwikkelt zich simultaan met de intentionele communicatie bij kinderen met een normale ontwikkeling (Bruinsma, Koegel, & Koegel, 2004; Prizant & Wetherby, 1987). Intentionele communicatie houdt in dat een kind begrijpt dat de ander een belangrijk middel kan zijn om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld hulp om een doos open te krijgen). naarmate het kind ouder worst, leert het kind geleidelijk aan om meer doelgericht gedrag te stellen. Intentionele communicatie is een complex proces van sociale interactie, volharding en feedback geven tussen het kind en de ouders of belangrijke anderen (Bruinsma, Koegel R., &Koegel L., 2004). Beperkingen in joint attention bij kinderen met ASS. De ontwikkeling van JA bij kinderen met ASS is verstoord (Mundy, 1990). JA vereist namelijk dat kinderen hun aandacht kunnen verdelen tussen hun ouders en objecten in de omgeving. Kinderen met ASS verdelen hun aandacht minder. Ze hebben moeite met tonen, aanwijzen en het volgen van de blik van anderen. Zij zijn eerder geneigd om de hand van anderen te manipuleren om een bepaald doel te bereiken (Bruinsma, Koegel R., &Koegel L., 2004). Uit onderzoek (Woods & Wetherby, 2003) komt naar voor dat er verschillende tekorten zijn in JA bij kinderen met ASS. In het algemeen hebben ze moeilijkheden bij het richten van hun aandacht tussen objecten en personen. Dat uit zich in problemen met betrekking tot het zich richten tot de sociale ander, hun blik alternerend richten van personen naar objecten, emoties delen met anderen, de oogblik en aanwijzingen van anderen volgen en het trekken van de aandacht van anderen naar bepaalde objecten. Minder JA-vaardigheden gaan gepaard met tekorten in spel, emotionele responsiviteit en sociale interacties met anderen. Kinderen met ASS vertonen tekorten in het volgen van oogblikken van hun ouders, tekorten in het gebruiken van gebaren (Charman, et al., 2003) en ze zijn minder responsief op JA. Omdat JA een belangrijk onderdeel is van de sociaal-communicatieve ontwikkeling hebben kinderen met ASS het moeilijk om te communiceren met anderen. Indien een kind niet ingaat op de aanbiedingen van de ouders, neemt het niet deel aan de sociale interactie en communiceert 10

11 dus niet met zijn/haar omgeving (Meindl, & Cannella-Malone, 2011).Een training die gericht is op het stimuleren van JA-vaardigheden bevordert dus de sociaal-communicatieve ontwikkeling. Ontwikkeling van imitatievaardigheden. Imitatie omvat alle gelijkaardige gedragingen die temporeel volgen op een gedrag dat een model stelt (Baer, Peterson, & Sherman, 1967). Zo wordt er eerst een bepaald gedrag gesteld door een model (een volwassene) waarna dit gedrag herhaald en gekopieerd wordt door een andere persoon (het kind). Belangrijk is dat het gedrag van het model ongeveer overeenkomt met het gedrag dat de andere persoon nadien stelt. Kinderen imiteren anderen om kennis te verkrijgen over de personen en de acties van die personen. Daarnaast imiteren kinderen de gedragingen van anderen om zo de ander te kunnen identificeren (Meltzoff & Moore, 1977). Door imitatievaardigheden leren kinderen gebaren, gezichtsuitdrukkingen en acties te gebruiken om te communiceren met anderen. Imitatie is dus een belangrijke ontwikkelingsvaardigheid die een invloed heeft op het socialisatieproces en de taalontwikkeling. Imitatievaardigheden ontwikkelen zich vroeg in de ontwikkeling en spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van cognitieve en sociale vaardigheden (Melzoff & Moore, 1992). Het maakt deel uit van de sociaal-communicatieve ontwikkeling. Daardoor zijn imitatievaardigheden van een kind gerelateerd aan de taalontwikkeling, de spelvaardigheden en JA-vaardigheden (Jones, 2009). Afhankelijk van de leeftijd, zullen kinderen andere gedragingen imiteren die ze zien in hun directe omgeving. De voornaamste imitatie die kinderen maken tot de leeftijd van drie maanden is het uitsteken van de tong, na drie maand vertonen ze deze imitatie minder tot niet meer. Zo geven Meltzoff & Moore (1992) aan dat kinderen vanaf de leeftijd van drie maanden interesse vertonen in het imiteren van andere gezichtsuitdrukkingen. Het imiteren van geluiden in sociale interacties met anderen komt vaak voor bij kinderen in hun eerste levensjaar, maar er zijn onderzoekers die argumenteren dat de ouders het kind meer imiteren dan het kind die de ouders imiteert (Kokkinaki & Kugiumutzakis, 2000). Het kan dus mogelijk zijn dat kinderen sommige gedragingen per toeval imiteren. Studies die zich focussen op het aantal imitaties dat een kind maakt, vinden een grote variëteit aan gedragingen die geïmiteerd worden. Waaronder simpele gedragingen, gebaren met voorwerpen en geluiden. Voor de leeftijd van 18 maanden worden er weinig gedragingen geïmiteerd door kinderen (Jones, 2009). Imitatie is eveneens gerelateerd aan de cognitieve vaardigheden van kinderen. De keuze van een kind om iemands gedragingen te imiteren is een reflectie van de cognitieve mogelijkheid van het kind. Samengevat wordt imitatie gedreven door cognitieve, sociale en motivationele componenten (Jones, 2009). 11

12 In het onderzoek naar imitatie bij kinderen is er dus nog veel onduidelijkheid over de leeftijd waarop kinderen voor het eerst imiteren. Sommige studies geven aan dat kinderen op 3 maand kunnen imiteren, andere geven pas een latere leeftijd (12 maand). Jones (2009) argumenteert dat kinderen pas kunnen imiteren op tweejarige leeftijd. Voordien is er eerder sprake van emulatie, dit houdt in dat een kind het gedrag van een ouder nadoet als gevolg van een sociaal leren. Een kind kan een bepaald gedrag vertonen wegens de kenmerken van een bepaald voorwerp en niet omdat men de ouder wil imiteren (bijvoorbeeld het openen van een deur). Beperkingen in imitatievaardigheden bij kinderen met ASS. Verschillende studies ( De Giacomo, Portoghese, Martinelli, Fanizza, & L'Abate, 2009; Rogers & DiLalla, 1991; Rogers, Hepburn, Stackhouse, & Wehner, 2003) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen imitatie en ASS. Zij vonden dat er een vertraging is in de ontwikkeling van imitatievaardigheden bij kinderen met ASS, in zowel het imiteren van gewone gebaren als in het imiteren van symbolische gebaren. Jonge kinderen met ASS hebben dus verminderde imitatievaardigheden, waaronder een zwakke motorische imitatie en onadequate spelvaardigheden. Uit onderzoek (Young, et al., 2011) is gebleken dat kinderen die de diagnose ASS gesteld krijgen op driejarige leeftijd, beschikken over minder imitatievaardigheden dan kinderen zonder ASS (kinderen met een laag risico om ASS te ontwikkelen). Ze vonden bovendien dat er een algemeen tekort is in imitatievaardigheden bij kinderen met ASS en dit vanaf de leeftijd van 12 maanden. Er is dus een evidentie voor het feit dat imitatie heel vroeg in de ontwikkeling verstoord is (vanaf het eerste levensjaar). Maar het is belangrijk om op te merken dat het eerder gaat om een vertraging dan om een tekort. Er moet echter nog verder onderzoek gedaan worden of deze vertraging specifiek is voor de stoornis ASS en eventueel niet voorkomt bij andere stoornissen, zoals ADHD (Williams, Whiten & Singh, 2004). Als gevolg hiervan, is de vertraging van de ontwikkeling van imitatievaardigheden bij kinderen met ASS, een belangrijk aanknopingspunt voor de interventie. Een tekort aan deze vaardigheden kan samen met andere moeilijkheden in sociaalcommunicatieve vaardigheden, een vroeg signaal zijn voor de aanwezigheid van ASS. Het is namelijk zo dat kinderen met ASS hun imitatievaardigheden niet gebruiken voor sociale doeleinden. M.a.w. indien kinderen met ASS in staat zijn tot het imiteren van gedragingen, handelingen en gebaren, zijn ze minder geneigd om dit te delen met anderen. Ze hebben een gebrek aan motivatie om in sociale interactie, de gedragingen van anderen spontaan te imiteren. Dit kan een verklaring zijn waarom er bij kinderen met ASS een onderscheid is in hun spontane en uitgelokte imitatievaardigheden. Onderzoek heeft aangetoond dat de spontane 12

13 imitatievaardigheden meer verstoord zijn dan de uitgelokte imitatievaardigheden bij kinderen met ASS (Ingersoll, 2008; McDuffie, et al., 2007). Dit doordat kinderen met ASS het sociale nut van imiteren niet begrijpen. Er kan tevens een onderscheidt gemaakt worden tussen kinderen met ASS die spreken of niet spreken (De Giacomo, Portoghese, Martinelli, Fanizza, & L'Abate, 2009). Zo is er sprake van slechtere imitatievaardigheden bij kinderen met ASS die niet spreken. Dit is belangrijk om in het achterhoofd te houden in de interventie bij kinderen met ASS. Bovendien verschillen kinderen met ASS hiermee van kinderen met een verstandelijke handicap, taalstoornis of hoorstoornis (groepen van kinderen die symptomen vertonen overlappend met deze van autisme). Symbolisch spel (fantasiespel) is echter ook verminderd bij deze groepen van kinderen (Stone, Lemanek, Fishel, Fernandez & Altemeier, 1990). Zachor, Ilanit, & Itzchak (2010) deden onderzoek naar de aspecten die bijdragen tot de tekorten in imitatie bij kinderen met ASS. De mogelijkheid tot imitatie bij kinderen met ASS, is grotendeels gerelateerd aan de ernst van de stoornis. Hoe ernstiger de stoornis, hoe moeilijker het kind komt tot imitatie. Anderzijds is het ook zo dat het voor kinderen met ASS moeilijker is om lichaamsbewegingen van een andere persoon te imiteren, dan handelingen die een andere persoon uitvoert met een bepaald voorwerp te imiteren. Daarnaast blijkt ook dat de relevantie om een bepaalde lichaamsbeweging of handeling met een bepaald voorwerp te imiteren van belang is. Kinderen met ASS imiteren beter indien de imitatie relevant of betekenisvol is, dan wanneer de imitatie niet relevant is of betekenisloos is. Zo leren kinderen met ASS dat het imiteren van bepaalde gedragingen functioneel kan zijn op basis van eerdere ervaringen omtrent imitatie. Dit werd ook gevonden in ander onderzoek (Stone, Ousley, & Littleford, 1997). Beperkingen in de sociaalcommunicatieve ontwikkeling bij kinderen met ASS. Kinderen met ASS hebben belangrijke beperkingen in hun sociaal-communicatieve ontwikkeling, waaronder een vertraagde taalontwikkeling, een gebrekkig fantasiespel, gebrekkige joint attention- en imitatievaardigheden (APA, 2000). Vanuit de definiëring van de stoornis ASS weten we al dat er beperkingen zijn in de sociale interactie en de communicatie. Het gaat niet om slechts één facet dat verstoord is, maar om meerdere facetten van de sociaalcommunicatieve ontwikkeling die verstoord zijn. Namelijk de spontaniteit, de sociale wederkerigheid en de controle over non-verbale gedragingen (Sullivan, Finelli, Marvin, Garret- Mayer, & Bauman, 2007). Kinderen met ASS verschillen in de mate waarin hun sociaalcommunicatieve ontwikkeling verstoord is. Er zijn individuele verschillen tussen kinderen met ASS, die belangrijke gevolgen hebben voor de latere ontwikkeling. Dit wijst op het belang van het stimuleren/aanleren van vaardigheden in een vroege interventie met jonge kinderen. Dit 13

14 bleek uit onderzoek van Kasari & Sigman (1997) waarin zij onder andere vonden dat kinderen die gebruik maken van non-verbale communicatie op jonge leeftijd (voornamelijk de blik van anderen kunnen volgen en meer empathisch zijn) een positieve vooruitgang boekten op latere leeftijd in hun ontwikkeling. Uit onderzoek van Stone, McMahon, Yoder & Walden (2007) is gebleken dat bij gezinnen met een kind met ASS, de sociaal-communicatieve ontwikkeling niet alleen verstoord is bij het kind met ASS, maar ook bij de andere kinderen in dat gezin (broers en/of zussen). Zo bleek dat jongere broers of zussen minder vaardig zijn in het oplossen van non-verbale problemen, aandacht geven, het begrijpen van woorden en zinnen, gebruiken van gebaren en sociaal-communicatieve interacties met de ouders. Bovendien vertonen zij meer symptomen van ASS in vergelijking met gezinnen waar er geen kinderen zijn met ASS. Dit zou mogelijks kunnen wijzen op vroege kenmerken of signalen voor ASS. Belangrijk daarom is dat de ontwikkeling van jongere broers of zussen in een gezin met een kind met ASS goed dient opgevolgd te worden. Kunnen we verbetering verwachten van de sociaal-communicatieve ontwikkeling? De algemene ontwikkeling van kinderen met ASS is stabiel over de tijd heen. Kinderen die bijvoorbeeld minder gevoelig zijn voor de emoties van anderen op jonge leeftijd, blijven dat ook op latere leeftijd (Kasari & Sigman, 1997). Kinderen die een risicogroep vormen voor het ontwikkelen van ASS tonen een gebrek in niet alleen de sociaal-communicatieve ontwikkeling, maar ook gebreken in andere domeinen (Bryson, et al., 2007). Bryson et al. (2007) vonden in hun onderzoek dat kinderen met ASS visueel gefixeerd gedrag (oog voor details zoals spelen met de slierten van een tapijt), atypische sensorische (ruiken aan andere dingen dan eten), atypische motorische (fladderen met de handen) gedragingen en repetitieve gedragingen (hoofd bonken) vertonen. Daarnaast blijft het intelligentiecoëfficiënt (IQ) een belangrijke predictor voor de sociaal-communicatieve ontwikkeling. Het IQ en de verbale mogelijkheden van kinderen met ASS blijven echter niet stabiel naarmate het kind ouder wordt (Kasari & Sigman, 1997). Kinderen die een daling van het IQ hebben tussen de leeftijd van 12 en 24 maanden, vertonen meer symptomen van ASS dan kinderen die een gemiddeld IQ blijven hebben (Bryson, et al., 2007). Kinderen met ASS hebben tekorten op verschillende domeinen van sociale ontwikkeling; ze zijn minder geneigd om hun aandacht te verdelen naar anderen, ze vertonen weinig fantasiespel in sociale situaties en ze zijn minder geneigd om oogcontact te maken met anderen (Kasari & Sigman, 1997). Toch geven Kasari & Sigman (1997) ook aan dat kinderen met ASS een aantal sterktes hebben op sociaal vlak. Zo vragen kinderen met ASS ook om voorwerpen of hulp om met de voorwerpen te spelen. Bovendien blijkt dat zij meer sociale 14

15 interacties en fantasiespel vertonen indien de ouders hen structuur aanbieden in het spelen. Dit kan een belangrijk aangrijpingspunt zijn voor de interventie. De sociaal-communicatieve ontwikkeling gaat eveneens gepaard met de taalontwikkeling van kinderen, in het bijzonder het expressief en receptief taalgebruik. Onder expressief taalgebruik wordt verstaan de klank- en woordproductie. Onder receptief taalgebruik wordt het begrijpen en categoriseren van woorden verstaan. Een vertraagde taalontwikkeling wordt gevonden bij alle variaties van ASS, maar het is ernstiger vertraagd bij kinderen met een autistische stoornis dan voor kinderen met een mildere vorm van ASS (Charman, et al., 2003). Voornamelijk een beter receptief taalgebruik zou gerelateerd zijn aan betere JA- en imitatievaardigheden op jonge leeftijd volgens Charman en collega s (2003). Een beter expressief taalgebruik zou niet gerelateerd zijn aan betere JA- en imitatievaardigheden. Sigman en Ruskin (1999) vonden net het tegenovergestelde, namelijk dat adequate JA-vaardigheden op jonge leeftijd gepaard gingen met een beter expressief taalgebruik. We kunnen dus besluiten dat er bij de populatie van kinderen met ASS, grote variaties zijn in het taalgebruik. Sommige kinderen gebruiken rudimentaire taal, andere gebruiken complexere vormen van taal (Stone & Caro-Martinez, 1990; Wetherby, Prizant, & Hutchinson, 1998; Woods & Wetherby, 2003). De meeste kinderen met ASS gebruiken echolalie, ze herhalen de woorden of zinnen van anderen direct of op een later tijdstip (Woods & Wetherby, 2003). Er is dus sprake van een wederzijdse invloed tussen JA- en imitatievaardigheden en de taalontwikkeling bij kinderen (Mundy, Kasari, Sigman, & Ruskin, 1995). Daarnaast vertonen kinderen met ASS ook tekorten in symbolisch spel en functioneel spel (DSM-IV-TR; APA, 2000). Dit is tevens gerelateerd aan het gebruik van receptief en expressief taalgebruik. Kinderen met ASS en kinderen met een vertraagde taalontwikkeling behalen eenzelfde niveau van constructief spel (zoals het bouwen van een toren met blokken). Voor symbolisch spel en taalbegrip vertonen kinderen met ASS meer tekorten dan kinderen met enkel een vertraagde taalontwikkeling. Opmerkelijk is ook dat kinderen met ASS tekorten vertonen in het delen van emoties, het vertonen van gebaren en het maken van oogcontact om te communiceren met anderen (Stone, Lemanek, Fishel, Fernandez, & Altemeier, 1990; Wetherby, Woods, Allen, Dickinson, & Lord, 2004). Samengevat wordt er gesteld door Charman en collega s (2000) dat JA, imitatie, spel, taal en de ToM allemaal deel uitmaken van een sociaalcommunicatief systeem in de kindertijd. Naarmate het kind ouder wordt, differentiëren en specialiseren deze onderlinge systemen van elkaar. Charman en collega s. (2000) gingen na hoe JA, imitatie, spel en taalvaardigheden de latere ToM vaardigheden bij kinderen kunnen voorspellen. Daarbij vond hij dat voornamelijk JA-vaardigheden voorspellend zijn voor de latere ToM vaardigheden bij kinderen. De 15

16 verklaring die hij hiervoor geeft is dat JA-vaardigheden een sociaal doel hebben; kinderen vragen de aandacht van de ouders. Bij spel en imitatievaardigheden is dit minder het geval, daar ligt de nadruk op het ontwikkelen van begrip van de verschillende objecten dan louter een sociaal doel. Het kind vraagt niet noodzakelijk om de aandacht van de ouders. Conclusie sociaal-communicatieve ontwikkeling. Uit voorgaande paragrafen is dus gebleken dat zowel de JA- als de imitatievaardigheden belangrijke aanknopingspunten zijn bij de vroege interventie van jonge kinderen met ASS, zodat er een optimale ontwikkeling kan zijn van deze sociaalcommunicatieve vaardigheden (Toth, Munson, Meltzoff, & Dawson, 2006). Het is namelijk zo dat kinderen met ASS een snellere sociaal-communicatieve ontwikkeling doormaken, indien ze beschikken over betere spel- en imitatievaardigheden op vierjarige leeftijd. Maar toch moet men oog hebben voor het individuele kind en niet zozeer de groep van kinderen met ASS vergelijken met een groep van kinderen zonder ASS. Enerzijds zijn er kinderen die een vertraagde sociaal-communicatieve ontwikkeling vertonen (Carpenter & Tomasello, 2002; Williams, Whiten, & Singh, 2004), anderzijds zijn er kinderen die duidelijk afwijken van de typische ontwikkeling. Deze kinderen vertonen een veel tragere vooruitgang of vertonen geen vooruitgang, in het bijzonder bij kinderen (met of zonder ASS) die een lage ontwikkelingsleeftijd hebben (Dereu, Roeyers, Raymaekers, & Warreyn, 2012). Er moet dus oog zijn voor de variabiliteit in vaardigheden bij kinderen met ASS. Aanknopingspunten voor interventie bij jonge kinderen met autisme Woods en Wetherby (2003) vonden een aantal factoren die de vroege ontdekking van ASS in de weg staan. Voornamelijk de grote variabiliteit van gedragingen bij jonge kinderen met ASS. Zoals eerder vermeld is ASS een heterogene stoornis die zich verschillend manifesteert bij verschillende kinderen met ASS. Een andere, bemoeilijkende factor in de vroege ontdekking van kinderen met ASS, zijn hulpverleners die werken op de eerste lijn van de gezondheidzorg (bijvoorbeeld de huisarts). Zij kunnen een gebrekkige kennis hebben van ASS. Het is van belang dat zij goed op de hoogte zijn van de verschillende stoornissen, omdat ouders zich met hun eerste zorgen zich meestal richten tot deze personen. Een andere factor die de vroege ontdekking van autisme verhindert, is het gebrek aan kennis bij de ouders over de verschillende hulpverlenende instanties. Het is echter van belang om te beseffen dat wanneer ouders om hulp vragen en ze lang moeten wachten op een diagnose, dit leidt tot stress bij hen (Wetherby, Prizant, & Hutchinson, 1998; Woods & Wetherby, 2003). Wat op zich ook niet goed is voor het kind en het gezinsfunctioneren in het algemeen. Ouders rapporteren een aantal vragen en zorgen 16

17 vooraleer een diagnose ASS gesteld wordt bij hun kind (Chakrabarti & Fombonne, 2005; Veness, et al., 2012; Wetherby, Brosnan-Maddox, Peace, & Newton, 2008). De gemiddelde leeftijd waarop een diagnose ASS gesteld wordt bij kinderen in de Verenigde Staten is op drie- tot vierjarige leeftijd (Chakrabarti & Fombonne, 2005; Veness, 2012). Dit blijkt een goede leeftijd te zijn om de diagnose te stellen. Metingen van cognitieve en verbale mogelijkheden gemeten op driejarige leeftijd zijn predictief voor de mogelijkheden van het kind op zevenjarige leeftijd. Dit is niet het geval wanneer deze mogelijkheden gemeten worden op tweejarige leeftijd (Charman, et al., 2005). Tevens bleek uit dit onderzoek ook dat er verbetering optrad in de symptomen, competenties en mogelijkheden bij sommige kinderen met ASS. Bij andere kinderen bleven de symptomen, competenties en mogelijkheden stabiel of was er een achteruitgang in het slechtste geval. Uit ander onderzoek (Lord, 1995; Stone, Lemanek, Fishel, Fernandez, & Altemeier, 1990; Veness et al., 2012) komt naar voor dat er al een diagnose van ASS kan gesteld worden op tweejarige leeftijd. Kinderen die op tweejarige leeftijd een diagnose kregen, voldeden daar nog aan op driejarige leeftijd. Hoewel er soms een verschuiving gevonden werd tussen twee- en driejarige leeftijd van POS-NAO naar autistische stoornis. De verklaring voor deze verschuiving kan liggen in het feit dat de beperkingen in sociale interactie en de communicatie al zichtbaar zijn op tweejarige leeftijd, terwijl de beperkingen in de verbeelding (repetitieve gedragingen en gebrek aan symbolisch spel) pas duidelijk zichtbaar worden op driejarige leeftijd (Lord, 1995 Stone, Lemanek, Fishel, Fernandez, & Altemeier, 1990; Veness et al., 2012). Oog hebben voor het individuele kind met zijn specifieke moeilijkheden blijft dus belangrijk. Tekorten in sociaal-communicatieve ontwikkeling kunnen dus al teruggevonden worden bij kinderen tussen de 18 en 24 maanden. Dit betekent dat deze tekorten gemeten kunnen worden aan de hand van gestandaardiseerd testmateriaal. Dit heeft allemaal belangrijke implicaties voor de vroege identificatie van kinderen met ASS. Kinderen met ASS hebben tekorten op gebied van blikverschuivingen, het volgen van een blik of aanwijzing, de snelheid van communicatie, JA en het gebruiken van conventionele gebaren. Een tekort in JAvaardigheden wordt gezien als één van de eerste signalen die vroeg zichtbaar zijn bij kinderen met ASS (Whalen, Ingersoll & Schreibman, 2006). Deze signalen worden aangegeven als red flags voor het identificeren van ASS bij kinderen op een jonge leeftijd (Wetherby, Watt, Morgan & Shumway, 2007). Maar onderzoek van Veness en collega s (2012) heeft aangetoond dat er een aantal vroege signalen zijn die geen differentiatie kunnen maken tussen kinderen met autisme, kinderen met een ontwikkelingsvertraging en kinderen met een specifieke taalproblematiek. Deze kinderen vertonen allemaal tekorten in het reageren op de eigen naam, zwaaien, tonen, gebaren, aandacht en hulp vragen en het delen van een interesse met anderen. 17

18 Zowel kinderen met ASS als kinderen met een ontwikkelingsvertraging vertonen deze zogenoemde red flags volgens Wetherby (2007) en Wetherby en collega s (2004).Wegens deze beperkingen van verschillende onderzoeken naar de eerste, vroege signalen van ASS bij jonge kinderen, is het tot op vandaag nog niet mogelijk om onder de leeftijd van twee jaar een onderscheid te maken tussen kinderen met ASS en kinderen met een ontwikkelingsvertraging zonder ASS(Woods & Wetherby, 2003). Samengevat zijn er een aantal vroege signalen voor ASS vanaf de leeftijd van 12 maanden. Sociale en communicatieve tekorten zijn zichtbaar vanaf de leeftijd van twee jaar (Lord, 1995; Stone, Lemanek, Fishel, Fernandez, & Altemeier, 1990; Veness et al., 2012). Repetitieve gedragingen zijn zichtbaar vanaf de leeftijd van vier jaar (Berger et al., 2011, Veness et al., 2012). Wegens deze bevindingen is het belangrijk dat er een vroege screening en interventie gebeurd indien de eerste signalen van ASS opduiken. Er is evidentie gevonden dat een interventie die opgestart wordt wanneer het kind tussen de 18 maand en vier jaar oud is, de meeste voordelen heeft (Bryson, Rogers, & Fombonne, 2003; Rogers & Vismara, 2008; Prior & Roberts, 2007; Veness, et al., 2012). Medische interventies. ASS is een pervasieve stoornis, d.w.z. dat je van de stoornis niet kan genezen. Als gevolg hiervan is er geen behandeling die ervoor kan zorgen dat men geneest van autisme, zoals dat wel het geval is bij bepaalde ziektes die kunnen verholpen worden aan de hand van geneesmiddelen (antibiotica). Er wordt aangeraden om voor de leeftijd van vijf jaar geen medicatie te geven aan kinderen met ASS om ongepast gedrag te verminderen. Enkel bij kinderen ouder dan vijf jaar kan er gekozen worden om medicatie te geven, indien andere initiële behandelingen niet leiden tot positieve veranderingen (Bryson, Rogers & Fombonne, 2003). Belang van vroege interventies. Vroege interventies zijn belangrijk bij kinderen met ASS argumenteren Mundy en Crowson (1997). Het is niet zozeer van belang welke interventie er gegeven wordt, aangezien een vroege interventie altijd plaats vindt in een sociale context waarin het kind een aantal vaardigheden wordt aangeleerd. Verschillende studies geven aan dat interventies een aantal positieve veranderingen teweeg kunnen brengen in het cognitief, schools en adaptief dagelijks functioneren. Voornamelijk interventies die intensief en specifiek gericht zijn naar kinderen met ASS (Warren et al., 2011). Veel kinderen krijgen namelijk een combinatie van verschillende behandelingsmodaliteiten waaronder gedrags-, educatieve en medische therapieën ( Warren et al., 2011). 18

19 Daarnaast blijkt ook dat de ontwikkeling van imitatievaardigheden algemeen minder is bij jongere kinderen, ongeacht kinderen met ASS of kinderen met een normatieve ontwikkeling zonder ontwikkelingsproblemen. Uit onderzoek (Beadle-Brown & Whiten, 2004) komt namelijk naar voor dat de vaardigheid tot accuraat imiteren vooruitgaat met de leeftijd, zowel bij kinderen met een normale ontwikkeling als bij kinderen met ASS. Als gevolg is er dus sprake van een vertraging in plaats van een tekort bij kinderen met ASS. De vaardigheid tot imiteren kan vertraagd zijn op jonge leeftijd, met gevolgen in de ontwikkeling voor andere vaardigheden. Het is dus belangrijk dat interventies met betrekking tot imitatie vroeg gestart worden. Belang van imitatiespecifieke interventies (met imitatie als hoofddoel). Studies tonen aan dat de behandelingen van de University of California Los Angeles (UCLA of Lovaas behandelingen of Early Intensive Behavioral Internvention (EIBI)) leiden tot een positieve vooruitgang in cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en adaptief gedrag in vergelijking met andere behandelingen (Warren et al., 2011). De UCLA of Lovaas behandelingen zijn behandelingen die omschreven worden als heel intensief en specifiek voor jonge kinderen met ASS. Maar toch moet er nog verder onderzoek gedaan worden naar de effectiviteit van deze interventies. Daarnaast kunnen minder intensieve behandelingen, zoals oudertrainingen, ook leiden tot positieve veranderingen voor kinderen met ASS. Deze interventies leiden namelijk tot een vooruitgang op het vlak van de sociaal-communicatieve ontwikkeling, taalgebruik en het functioneren in de familie. Maar ook hier moet nog verder onderzoek gedaan worden naar de effectiviteit ervan (Aldred, Green, & Adams, 2004; Drew, Baird & Baron-Cohen, 2002 en Stahmer & Gist, 2001 in Warren, 2011). Warren et al. (2011) geven in hun onderzoek aan dat het belangrijk is om te beseffen dat er grote veranderingen kunnen optreden na het volgen van intensieve behandelingen, ongeacht of er slechts een klein verschil is in gestandaardiseerde uitkomsten. In de review van Ledford & Wolery (2011) zijn ze nagegaan of een bepaalde nieuw aangeleerde imitatievaardigheid, ook generaliseert naar het imiteren van nieuwe handelingen en het imiteren in andere contexten (dan waar de imitatievaardigheid aangeleerd is). In 42 tot 50% van de gevallen treedt er generalisatie op naar het imiteren van nieuwe handelingen. Slechts 42% imiteerde handelingen ook in andere contexten (bijvoorbeeld het kind die de ander ook imiteert in zijn natuurlijke context). Meer specifiek zijn de verbale mogelijkheden van een kind met ASS, voorspellend voor de uitkomsten in adaptieve vaardigheden na het volgen van een interventie. Zo blijkt uit onderzoek van Itzchak & Zachor (2011) dat de verbale mogelijkheden kunnen compenseren voor de tekorten in de sociaal-communicatieve ontwikkeling van kinderen met ASS. Daarnaast zijn er nog een aantal factoren die de verbetering in cognitieve mogelijkheden voorspellen na het volgen van een interventie (Itzchak & Zachor, 2011). Namelijk de ernst van ASS (Turner & 19

20 Stone, 2007; Charman et al., 2005), de leeftijd van het kind (Turner & Stone, 2007), de leeftijd en opleiding van de moeder. Hoe minder ernstig de vorm van ASS, hoe jonger het kind en hoe ouder en meer opgeleid de moeder is van het kind met ASS, hoe beter de cognitieve vooruitgang is na het volgen van de interventie. Zowel biologische als omgevingsfactoren beïnvloeden dus de reactie op interventie bij jonge kinderen met autisme. Tot de biologische factoren behoren de leeftijd van het kind, de ernst van ASS en de verbale mogelijkheden van het kind. De leeftijd en de opleiding van de moeder behoren dan tot de omgevingsfactoren. Al deze factoren hebben een belangrijke invloed op de uitkomst van de interventie. Ze kunnen een positieve invloed hebben op de vaardigheden en de ontwikkeling van kinderen met ASS. Op basis van deze bevindingen, dat omgevingsfactoren een invloed hebben op de uitkomst van interventie, is het belangrijk om na te gaan of interventies die gebruik maken van moeders als model voor imitatie een vooruitgang teweeg brengen in imitatievaardigheden of andere vaardigheden. Uit onderzoek van Sanefuji en Ohgami (2013) blijkt dat moeders die het gedrag van hun kind imiteren, resulteert in een verhoging van de sociale blik, een verhoging in de interesse die ze hebben voor andere personen en een verhoging in het imiteren van anderen. Het feit dat een moeder de imitatievaardigheden bij haar kind ontdekt, leidt ertoe dat het kind zelf anderen ook gaat imiteren. Het leidt dus tot een sterkere ontwikkeling van de imitatievaardigheden. Belang van comprehensieve interventies (met imitatie als onderdeel). Een voorbeeld van een interventie is de Treatment and Education of Autistic and related Communication Handicapped Children (TEACCH; Ozonoff & Cathcart, 1998). Deze interventie maakt gebruik van de sterktes van kinderen met ASS. Namelijk dat ze houden van structuur, houvast en dat ze sterk zijn in het manipuleren van objecten. Kinderen die deze behandeling kregen, lieten een aantal positieve veranderingen zien in vergelijking met kinderen die geen behandeling kregen. Namelijk betere imitatie- en motorische vaardigheden, betere nonverbale perceptie en een beter denkvermogen (Bryson, Rogers & Fombonne, 2003). Een andere interventie is het Early Start Denver Model (ESDM; Dawson, et al., 2010). De ESDM is een interventie waarbij toegepaste gedragsanalyses gebruikt worden in een ontwikkelingsmodel voor jonge kinderen met autisme (Dawson et al., 2010; Smith & Groen, 2000; Warren et al., 2011). Deze interventie gebruikt gedragstechnieken aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind. Deze interventie richt zich op de verdere ontwikkeling van spelvaardigheden, positieve gevoelens, interpersoonlijke relaties en taalvaardigheden. Na het volgen van deze interventie liet zich een duidelijke positieve evolutie zien in deze vaardigheden (Bryson, Rogers, & Fombonne, 2003; Warren, et al., 2011). 20

21 Kinderen vertoonden verbeteringen in hun cognitieve mogelijkheden en in adaptief gedrag. Bryson, Rogers & Fombonne (2003) komen tot de conclusie dat interventies het best slagen en positieve veranderingen laten zien bij kinderen met ASS op verschillende ontwikkelingsgebieden, indien ze geïndividualiseerd en goed georganiseerd zijn en als doel hebben om de taal en andere vaardigheden te stimuleren. Vervolgens worden er ook oudertrainingen aangeboden bij kinderen met ASS. Deze oudertrainingen zijn erop gericht om ouders vaardigheden, met het oog op het stimuleren van de sociaal-communicatieve ontwikkeling bij kinderen met ASS, bij te brengen. Uit onderzoek (Patterson, Smith, & Mirenda, 2012) komt naar voor dat ouders die een verhoging vertonen in deze vaardigheden, de sociaal-communicatieve ontwikkeling van hun kinderen stimuleren. Ouders kunnen de principes toepassen binnen een korte tijdsperiode. Men heeft nog geen zicht op de invloed van de oudertraining op een langere tijdsperiode (indien het kind met ASS ouder wordt en of de ouders de principes blijven toepassen). Algemeen gezien, leiden deze interventies tot verbeteringen in sociale communicatie, taalontwikkeling, ernst van de symptomen en gezinsfunctioneren (Warren, et al., 2011). Maar er dient nog verder onderzoek gevoerd worden naar de effectiviteit van deze oudertrainingen. Conclusie. Sociaalinteractieve interventies hebben dus veelbelovende resultaten voor kinderen met ASS op het gebied van de sociaal-communicatieve ontwikkeling. Deze soort interventies leiden tot een vooruitgang in het maken van oogcontact, sociaal gedrag, emoties, verbale en non-verbale communicatie, JA- en imitatievaardigheden (Hwang & Hughes, 2000). Uit onderzoek (Fernell, et al., 2011) komt naar voor dat kinderen met ASS zowel geholpen worden door intensieve als minder intensieve gedragsinterventies. Het is niet zo dat kinderen met ASS het meest gebaat zijn bij intensieve gedragsinterventies. Natuurlijk hangt ook veel af van het individu en kunnen niet alle resultaten gegeneraliseerd worden. Er moet dus ook zijn voor het individu (Dereu, Roeyers, Raymaekers, & Warreyn, 2012). Er zijn belangrijke suggesties die naar voor geschoven worden vanuit de literatuur met betrekking tot de interventies voor kinderen met ASS. Ten eerste is ASS een heterogene en complexe stoornis. Ieder kind is anders en vereist dus een andere aanpak. Er dient dus meer onderzoek gedaan te worden naar evidence-based behandelingen. Ten tweede dienen de hulpverleners (psychologen, psychotherapeuten, leerkrachten e.d.) beter geïnformeerd te worden over het aanbod van evidence-based behandelingen. Ten slotte dient er meer aandacht geschonken te worden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met autisme (Bryson, Rogers & Fombonne, 2003). 21

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis Programma Even voorstellen Wat is autisme? Vroege signalen bij autismespectrumstoornissen De eerste stap richting onderzoek

Nadere informatie

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars Autismespectrumstoornissen BEGRIP ALS STRUIKELBLOK: Taal bij kinderen met autisme en een verstandelijke beperking FENOTYPE KANNERCYCLUS 1 december 212 COGNITIE BIOLOGIE O M G E V I N G GENOTYPE Autisme

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen HGR-CSS Brussel, 20 juni 2014 Vroegtijdige interventie bij kinderen

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Diagnostiek 1. Screening 2. Individueel descriptieve diagnostiek 3. Begeleiding en Behandeling Autismespectrumstoornissen VROEGE ONTWIKKELING

Nadere informatie

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN Sara Van der Paelt Onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen Universiteit Gent

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS

Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS Bart Lenaerts Jorinde Dewaelheyns 6 december 2010 Wat mag je verwachten? Wat is autisme? Het stellen van de diagnose Wie? Hoe? Triade van stoornissen Autisme = anders

Nadere informatie

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door Welkom DGM en Autisme Presentatie door Esther van Efferen-Wiersma Inhoud DGM en autisme? Autisme: recente ontwikkelingen Van beperkingen naar (onderwijs)behoeften DGM en autisme! Vragen? DGM en Autisme?

Nadere informatie

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG 1 Autisme spectrum stoornissen Waarom dit onderwerp? Diagnostiek

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

Trainen van imitatie en gedeelde aandacht. effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik

Trainen van imitatie en gedeelde aandacht. effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Trainen van imitatie en gedeelde aandacht bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis: effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik Masterproef neergelegd

Nadere informatie

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden Au3sme dr. Behandelcoördinator Au3sme Team Noord Nederland Overzicht presenta3e Wat is au3sme? naar Morton & Frith, 1995 1. Gedrag 2. Biologie 3. Cogni3e 4. Diagnose 5. Behandeling genen, hersengebieden

Nadere informatie

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door Welkom DGM en Autisme Presentatie door Esther van Efferen-Wiersma Inhoud Autisme: recente ontwikkelingen Van beperkingen naar (onderwijs)behoeften DGM en autisme Hulpmiddelen en materialen Vragen? Autisme?

Nadere informatie

Inzicht in Autisme. Lezing

Inzicht in Autisme. Lezing Inzicht in Autisme Lezing 18-09-2014 FRANS COOLEN ASS Trainer NVA ASS Trainer/coach bij In to Autisme frans.coolen@intoautisme.nl ASS Autisme Spectrum Stoornis Per persoon Per leeftijd In ernst In verschijningsvorm

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

www.hildedeclercq.be hilde_de_clercq@telenet.be

www.hildedeclercq.be hilde_de_clercq@telenet.be 1 Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Spel en Verbeelding Taal en Communicatie Emoties Seksualiteit en Relatievorming Eten Slapen Zindelijk worden Zelfredzaamheid of Algemene Dagelijkse leefvaardigheden 2

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen De autismespectrumstoornissen - Kwalitatieve stoornissen in de sociale interactie - Kwalitatieve stoornissen in de communicatie - Kwalitatieve stoornissen in het verbeeldingsvermogen

Nadere informatie

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood

Nadere informatie

Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson

Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson Ina van Berckelaer-Onnes 13-11-2012 Universiteit Leiden Sally Rogers Geraldine Dawson ESDM Early Start Denver Model for young children with autism

Nadere informatie

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Woensdag 2 april 2014 Ad van der Sijde, Yulius Autisme Paul Reijnen, BOBA Inhoud Presentatie Vragen Veranderingen DSM-5 autisme

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Hanna Swaab Sophie van Rijn Suus van Rijn Hanna, Sophie en Suus werken op de afdeling orthopedagogiek van de universiteit Leiden en op het Ambulatorium.

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Griet Pattyn

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-08 Eerste Examenperiode

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-08 Eerste Examenperiode UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-08 Eerste Examenperiode DOEN-ALSOFSPEL EN IMITATIE BIJ PEUTERS MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Scriptie neergelegd

Nadere informatie

Autisme in het verkeer. Veerle Ross

Autisme in het verkeer. Veerle Ross Autisme in het verkeer Veerle Ross Vandaag Autisme? Autorijden en autonomie Autorijden is complex en doelgericht Beïnvloedende factoren van autorijden ASS in het verkeer Yes I Drive Voorwaarden Toekomst

Nadere informatie

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Late fouten in het taalbegrip van kinderen 1 Late fouten in het taalbegrip van kinderen Petra Hendriks Hoogleraar Semantiek en Cognitie Center for Language and Cognition Groningen Rijksuniversiteit Groningen 2 De misvatting Actief versus passief

Nadere informatie

Autisme spectrum conditie

Autisme spectrum conditie (potentiële) belangenverstrengeling Geen Autisme spectrum conditie Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Triversum W. Veenboer Kinder- en jeugdpsychiater Dag van eerste lijn Januari

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009 Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen Rob Neyens 22.10.2009 Programma 1. Theorie: wat is autisme? 1.1 Buitenkant 1.2 Binnenkant 2. Praktijk: hoe omgaan met autisme? 2.1 Remediëren 2.2 Compenseren

Nadere informatie

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over?

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Tegenwoordig heeft iedereen wel een etiketje! Hebben we dat niet allemaal een beetje? Als je niks hebt, is het precies al abnormaal! Mijn kind heeft (net)

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk Dr. P. Remijnse, psychiater UWV Breda, 4-7-2017 Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling Voor deze bijeenkomst mogelijk relevante relaties

Nadere informatie

Cure + Care Solutions

Cure + Care Solutions Cure + Care Solutions is hèt landelijk behandel- en expertisecentrum voor complexe psychische aandoeningen en werkt nauw samen binnen een landelijk netwerk van zorginstellingen door het hele land. Cure

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Reader. Autisme Spectrum Stoornissen

Reader. Autisme Spectrum Stoornissen Reader Autisme Spectrum Stoornissen Inhoudsopgave 1. Inleiding ASS... 3 1.1 Wat is ASS... 3 Omschrijving ASS... 3 3 hoofdkenmerken... 3 Sociale interactie... 3 Communicatie... 4 Problemen in de verbeelding...

Nadere informatie

Wat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking?

Wat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking? Wat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking? (Héle korte introductie) Gerlie Willemsen, orthopedagoog-generalist Gerianne Smeets, psycholoog Eva Braune, coördinerend begeleider

Nadere informatie

Promotor: dr. Petra Warreyn

Promotor: dr. Petra Warreyn Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2012-2013 1 ste examenperiode De effecten van een interventieprogramma op de joint attention vaardigheden van jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Nadere informatie

Ieder kind is uniek, maar vooral dat van mij. Kinderen en psychiatrie Dr. Pieter De Kimpe Kinder- en Jeugdpscychiater

Ieder kind is uniek, maar vooral dat van mij. Kinderen en psychiatrie Dr. Pieter De Kimpe Kinder- en Jeugdpscychiater Ieder kind is uniek, maar vooral dat van mij Kinderen en psychiatrie Dr. Pieter De Kimpe Kinder- en Jeugdpscychiater Kinderen en psychiatrie Ook binnen de geneeskunde vindt er nog heel wat stigmatisering

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Structuur! Voorstellen Autisme anders bekijken Theorie (en ervaringen!) over autisme Kennis maken met workshop Autisme Anders Ervaren

Structuur! Voorstellen Autisme anders bekijken Theorie (en ervaringen!) over autisme Kennis maken met workshop Autisme Anders Ervaren Structuur! Voorstellen Autisme anders bekijken Theorie (en ervaringen!) over autisme Kennis maken met workshop Autisme Anders Ervaren Wie ben ik? De ijsbergtheorie Wie zijn jullie? Even voorstellen Wie

Nadere informatie

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten

Nadere informatie

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen Samenvatting Autismespectrumstoornissen Autismespectrumstoornissen zijn ontwikkelingsstoornissen die gekenmerkt worden door beperkingen in sociale omgang, de communicatie en de verbeelding. Ze gaan vaak

Nadere informatie

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld)

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Boodschap 1. Bij mensen met verschillende diagnoses zien we meer EF problemen

Nadere informatie

AANLEREN VAN JOINT ATTENTION EN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN INTERVENTIESTUDIE

AANLEREN VAN JOINT ATTENTION EN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN INTERVENTIESTUDIE Abstract Abstract Tekorten in vroege sociaal-communicatieve vaardigheden, zoals imitatie- en joint attentionvaardigheden, zijn de vroegste indicatoren van autismespectrumstoornissen (ASS). Om de uitkomsten

Nadere informatie

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG ADHD en ASS Bij normaal begaafde volwassen Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro Voorzet Voorzet is gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met autisme sinds 1994. Actief in Noord en

Nadere informatie

De invloed van oudertraining op imitatie en joint attention bij jonge kinderen met ASS en hun ouders: een pilootstudie.

De invloed van oudertraining op imitatie en joint attention bij jonge kinderen met ASS en hun ouders: een pilootstudie. ABSTRACT De invloed van oudertraining op imitatie en joint attention bij jonge kinderen met ASS en hun ouders: een pilootstudie. Joint attention en imitatie zijn twee belangrijke voorlopers van de sociaalcommunicatieve

Nadere informatie

De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis.

De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis. Academiejaar 2010-2011 1 ste examenperiode De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis. Masterproef neergelegd

Nadere informatie

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen Autisme niet begrepen? Niet herkend! Gemeente Koggenland 6 november 2017 & Stichting Deuvel Mieke Bellinga Mariëlle Witteveen Overzicht Autisme net ff anders Herkennen van autisme in contact Autisme Specifieke

Nadere informatie

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Dit is de inleiding van de psycho-educatie modules. Aan de hand van deze modules geven we meer informatie over hoe autismespectrumstoornissen (ASS) zich uiten

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 2. Autisme: Kwalitatieve verschillen op 3 gebieden: taalvaardigheden, sociale vaardigheden en beperkte/

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Prof. dr. Bea Maes, Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek, K.U.Leuven 1. Centrale rol van taal en communicatie

Nadere informatie

Voorstellen en vragen 1. Hoe wordt de diagnose autisme gesteld?

Voorstellen en vragen 1. Hoe wordt de diagnose autisme gesteld? Indeling voor wie meer wil weten over autisme bij vrouwen Nelleke van Es - Vogel, psychiater 7 april 2018 1. Hoe wordt de diagnose autisme gesteld? (volwassen leeftijd) (9 dia s) 2. Mogelijke voor- en

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede examenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede examenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Tweede examenperiode SOCIAALCOMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET (KENMERKEN VAN) EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

Nadere informatie

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Britt Hoogenboom, kinder,- en jeugdpsychiater Dr. Sanne Hogendoorn, psycholoog Zorgprogrammaleiders Centrum voor Autisme en Psychose, de Bascule Referatencyclus

Nadere informatie

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro Voorzet Voorzet is gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met autisme sinds 1994. Is actief in Noord

Nadere informatie

Theory of Mind en Autisme

Theory of Mind en Autisme Theory of Mind en Autisme Antonietta Spallicci Bachelorthese Universiteit van Amsterdam: Psychologie 5829194 A. Ploeger 18 juni 2012 Verslag: 4177 woorden (exclusief samenvatting) 1 Inhoudsopgave Samenvatting

Nadere informatie

6,3. Samenvatting door een scholier 1700 woorden 18 december keer beoordeeld. Zorg en welzijn

6,3. Samenvatting door een scholier 1700 woorden 18 december keer beoordeeld. Zorg en welzijn Samenvatting door een scholier 1700 woorden 18 december 2011 6,3 16 keer beoordeeld Vak Zorg en welzijn Pervasieve ontwikkelingsstoornis = aangeboren informatiestoornis ontstaan bij een aangeboren hersenafwijking.

Nadere informatie

SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS. Dr. Marcia Goddard Project Manager YoungCapital

SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS. Dr. Marcia Goddard Project Manager YoungCapital SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS Dr. Marcia Goddard Project Manager R&D @ YoungCapital ONS SOCIALE BREIN ONS SOCIALE BREIN ONS SOCIALE BREIN DE AMANDELKERNEN Essentieel voor sociale prikkelverwerking

Nadere informatie

Welkom. Voorstellen. Programma. Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak en hoe herken je het? Autisme vanuit eigen ervaring

Welkom. Voorstellen. Programma. Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak en hoe herken je het? Autisme vanuit eigen ervaring Welkom Algemene informatieavonden GGZ Noord- Holland-Noord in samenwerking met Stichting Deuvel Voorstellen Mieke Bellinga & Mariëlle Witteveen Programma Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Autisme en depressie Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Hoe herken je autisme bij een depressieve patiënt? 3 Wat gaat hier mis? DSM5 criteria Autismespectrumstoornis A. Beperkingen

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

DSM IV interview. Semi-gestructureerd anamnestisch interview ter beoordeling of er sprake is van een autismespectrumstoornis.

DSM IV interview. Semi-gestructureerd anamnestisch interview ter beoordeling of er sprake is van een autismespectrumstoornis. DSM IV interview Semi-gestructureerd anamnestisch interview ter beoordeling of er sprake is van een autismespectrumstoornis. A.A. Spek Klinisch psycholoog Centrum Autisme Volwassenen GGZ Eindhoven Wanneer

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode SOCIAAL-COMMUNICATIEVE ONTWIKKELING BIJ ZUSJES EN BROERTJES VAN KINDEREN MET AUTISME Masterproef

Nadere informatie

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen INLEIDING 2/12 Inleiding Metingen / Personen Naam Leeftijd Geslacht Test Datum Tijdsduur Lijnstijl 42;0 m 18.07.2017 0.078 18.07.2017

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord Abstract Inleiding 1

Inhoudsopgave. Voorwoord Abstract Inleiding 1 Inhoudsopgave Voorwoord Abstract Inleiding 1 o Autismespectrumstoornissen van dichterbij bekeken 1 Een algemeen beeld 1 Vroege detectie 3 Prevalentie 3 Bestaand onderzoek naar vroege signalen van ASS 4

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis en ADHD

Autismespectrumstoornis en ADHD Autismespectrumstoornis en ADHD Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Autisme Centraal, Gent, 29 november 2013 toevallige buren? broer en zus? verre familie? Autismespectrumstoornis

Nadere informatie

Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.!

Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.! Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.! 1) Dr. Amir Ahmed, klinisch geriater klinisch farmacoloog 2) Drs. Frédérique Geven, GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen bij baby s en peuters Vormingspakket voor screening naar autismespectrumstoornissen (ASS) in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke

Nadere informatie

Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis 6/12/2017

Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis 6/12/2017 Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis KATRIEN HERMANS 6/12/2017 Overzicht Wie ben ik? Voorstelling artikel Autismespectrumstoornis en pesten Methode Resultaten Aanbevelingen

Nadere informatie

Kennis en aanpak van ouders met een verstandelijke en/of psychiatrische beperking. Esther Glas & Sandra Segers 10 November 2016

Kennis en aanpak van ouders met een verstandelijke en/of psychiatrische beperking. Esther Glas & Sandra Segers 10 November 2016 Kennis en aanpak van ouders met een verstandelijke en/of psychiatrische beperking Esther Glas & Sandra Segers 10 November 2016 Esther Glas Sandra Segers OUDERSCHAP Stelling 1 Mensen met een verstandelijke

Nadere informatie

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang.

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang. Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang. Aandacht stoornissen ADD Attention Deficit Disorder (letterlijk: aandacht tekort stoornis) - Een vorm van ADHD

Nadere informatie

Naam: Datum; / afgenomen door;

Naam: Datum; / afgenomen door; Naam: Datum; / afgenomen door; I Preintentioneel (0-3 mnd.) II Intentioneel (3-8 mnd) III Ongebruike lijke (6-12 mnd.) IV Gebruike lijke communica tie (12-18 mnd.) V Concrete (12-24 mnd.) WEIGEREN VERKRIJGEN

Nadere informatie

Aspecten van de non verbale communicatie in Spraak taalproblemen bij een dysfatische ontwikkeling (S TOS / SLI):

Aspecten van de non verbale communicatie in Spraak taalproblemen bij een dysfatische ontwikkeling (S TOS / SLI): Non-verbale communicatie in de differentiële diagnostiek bij spraak-taalstoornissen Ank Verschoor Specifieke moeilijkheden: Secundaire problemen bij een dysfatische ontwikkeling (SLI/S TOS) Comorbiditeit

Nadere informatie

Autisme en het gezin. Guus van Voorst

Autisme en het gezin. Guus van Voorst Autisme en het gezin Guus van Voorst Introductie Guus van Voorst, klinisch psycholoog, neuropsycholoog, hoofdbehandelaar van een expertise centrum voor autisme voor (jong) volwassenen: kliniek, deeltijdbehandeling,

Nadere informatie

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19 Inhoud Uitgebreid Foreword 15 Voorwoord 17 deel 1 WAT IS HET? 19 1 Inleiding 21 De eerste onderzoekers 22 De opbouw van het boek 24 Aanleg of opvoeding 27 Diagnose of etiket 30 De kracht en de zwakte 32

Nadere informatie

Wie is wie? Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken. Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk.

Wie is wie? Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken. Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk. Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk Debbie Van Biesen Wie is wie? 1 Opwarming Is mijn sport autismevriendelijk? Is mijn

Nadere informatie

Andy van den Berg Vakleerkracht bewegingsonderwijs op een praktijkschool en op een school voor z.m.l.k.

Andy van den Berg Vakleerkracht bewegingsonderwijs op een praktijkschool en op een school voor z.m.l.k. Andy van den Berg Vakleerkracht bewegingsonderwijs op een praktijkschool en op een school voor z.m.l.k. In het verleden leerkracht op deze scholen, Ambulant begeleider, stagebegeleider. Docent stichting

Nadere informatie

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Dutch summary. Nederlandse samenvatting Dutch summary Nederlandse samenvatting 127 Kinderen die te vroeg geboren worden, dat wil zeggen bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken, worden prematuren genoemd. Na de bevalling worden ernstig

Nadere informatie

The influence of parental and offspring ASD and ADHD symptoms on family functioning. Daphne J. Vinke- van Steijn

The influence of parental and offspring ASD and ADHD symptoms on family functioning. Daphne J. Vinke- van Steijn The influence of parental and offspring ASD and ADHD symptoms on family functioning Autisme Spectrum Stoornissen (autisme) 1. Sociale interactie 2. Communicatie 3. Starheid en stereotypieën Attention Deficit

Nadere informatie

Dutch Summary (Samenvatting) Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag

Dutch Summary (Samenvatting) Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag Theoretische achtergrond In de jaren 40 beschreef de psychiater Leo Kanner het gedrag van een jongetje, Donald, dat

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Children with Emotional and Behavioral Disorders in Special Education: Placement, Progress, and Family Functioning. Introductie

Children with Emotional and Behavioral Disorders in Special Education: Placement, Progress, and Family Functioning. Introductie Children with Emotional and Behavioral Disorders in Special Education: Placement, Progress, and Family Functioning Proefschrift Regina Stoutjesdijk Nederlandse samenvatting Introductie Kinderen met specifieke

Nadere informatie