CAN-interface voor carrosserie. CAN-interface voor carrosserie van Scania. CAN-aansluiting. Vereisten voor CAN-communicatie met het voertuig

Transcriptie

1 CAN-aansluiting Bij voertuigen met BWE (Bodywork Electrical System, elektrisch systeem carrosserie) is de CAN-aansluiting voor carrosserie-uitrusting stekker C493, pen 3 (CANlow) en pen 4 (CAN-high). Als het voertuig is uitgerust met een in de fabriek aangebrachte verlengkabelboom, gebeurt de aansluiting op het frame op stekker C487 pen 6 (CAN-high) en stekker C487 pen 7 (CAN-low). Meer informatie over alle CAN-berichten die kunnen worden gebruikt voor Scania vrachtwagens is te vinden in het document Specificatie van CAN-communicatie onder CAN-interface. Meer informatie over aansluitingen is te vinden onder Aansluitingen. De CAN-bus die op de CAN-interface is aangesloten voor carrosserie-uitrusting wordt in dit document de externe CAN-bus genoemd. Vereisten voor CAN-communicatie met het voertuig De basis van het protocol is SAE J1939. Grote delen van SAE J1939 zijn echter niet geïmplementeerd. Dit geldt voor het volledige SAE J (Network Management), het hoofddeel van SAE J (Diagnostics) en delen van SAE J (Data Link Layer). SAE J Network Management: De ruimte voor het adres in een voertuig van Scania is statisch. Daarom is Network Management zoals beschreven in SAE J niet nodig. Vaste adressering wordt gebruikt volgens Preferred addresses for Industry group 0, Global and Industry group 1, On-highway Equipment. Bronadressen voor uitrusting die normaal gesproken niet bij het voertuig hoort, voldoen aan de eisen in J1939, ISO of OBD/EOBD. SAE J Diagnostics: DM1, Diagnostic Message 1 (PGN 00FECA) is de enige PGN (Parameter Group Number) die door Scania wordt gebruikt. Dit bericht wordt voortdurend door alle re- 22: Uitgave 1 nl-nl 1 (13)

2 geleenheden in het voertuig verzonden om kenbaar te maken dat de communicatie correct verloopt en om de status voor de weergave van controlelampjes mee te delen. Storingscodes overeenkomstig SAE J worden niet gebruikt. SAE J Data Link Layer: SAE J definieert vijf berichttypen: Commands Niet ondersteund. Requests Niet ondersteund. Broadcast/Response Alle beschikbare informatie wordt periodiek verzonden. Acknowledgement Niet ondersteund. Group Functions Proprietary messages en Multipacket messages, TP.CM, TP.DT, worden ondersteund. N.B.: Overeenkomstig hoofdstuk SAE J , Revised Version July 1998, moeten prioriteitbits in bericht-id s worden uitgefilterd en door de ontvangers worden genegeerd. 22: Uitgave 1 nl-nl 2 (13)

3 Richtlijnen met betrekking tot belasting Regeleenheden die zijn aangesloten op een CAN-bus moeten een CAN-busbelasting tot 100% kunnen verwerken met de correcte berichten zonder wezenlijk verlies van functionaliteit of functiestoringen. De CAN-busbelasting mag onder normale omstandigheden nooit hoger zijn dan 80%. Scania raadt aan geen regelkringen te sluiten over het CAN omdat de gegarandeerde toegangstijd relatief lang is en snelle regelkringen een grote bandbreedte vergen. Als toch gesloten regelkringen over de CAN worden vereist, moeten ze volledig in staat zijn de benodigde CAN-berichten te verzenden op de halve verzendingsfrequentie. BELANGRIJK! De carrosseriebouwer is verantwoordelijk voor het correcte gebruik van de externe CAN-bus. 22: Uitgave 1 nl-nl 3 (13)

4 Stekkers en kabels Scania gebruikt geen stekkers overeenkomstig SAE J1939. Scania maakt gebruik van twee-aderige in elkaar gedraaide draden (40 keer gedraaid per meter) zonder afscherming of mantel. De elektrische eigenschappen (weerstand, impedantie, capacitantie etc.) zijn gedefinieerd in SAE J Physical Layer Light. Scania maakt gebruik van een doorsnede van 0.75 mm² voor kabels in de cabine. Als het voertuig is uitgerust met een in de fabriek aangebrachte verlengkabelboom op het frame, is de doorsnede 1,5 mm². De CAN-stekkers en ECU-pennen buiten de cabine moeten bij voorkeur van een goudlaagje zijn voorzien. Scania raadt aan de volgende kleuren en markeringen te gebruiken voor de externe CAN-buskabels: CAN_H moet blauw zijn, CAN_L wit. Om misverstanden te voorkomen moet de kleur van een kabel hetzelfde blijven zolang het voertuig functioneel is. CAN-low moet worden aangeduid met CAN_L en CAN-high met CAN_H. BELANGRIJK! Aansluiting op een andere stekker of andere CAN-bus is niet toegestaan. Een verkeerde aansluiting kan onvoorspelbaar gedrag van de normale functies van het voertuig tot gevolg hebben. Het risico bestaat dat het voertuig stopt en geborgen moet worden. 22: Uitgave 1 nl-nl 4 (13)

5 De kabels mogen niet langer dan 30 meter zijn (hoofdkabel) tussen stekker C493 in de vrachtwagen en de regeleenheid met de andere afsluitweerstand. < 30 m Als er meer dan een regeleenheid wordt aangesloten, mogen de kabels tussen de hoofdkabel en de regeleenheid niet langer zijn dan 3 meter. De kabels moeten zo kort mogelijk zijn om elektromagnetische interferentie zo veel mogelijk te beperken. Het maximale aantal regeleenheden in het externe CAN-netwerk is 9. De topologie is feitelijk een buskabel met de nodes aangesloten op de CAN-bus met minimaal 0,1 meter tussen elke node. De afbeelding toont het principe van de topologie van het externe CAN-netwerk. C493 LHD 6,0 m RHD 8,5 m C487 < 3 m > 0,1 m ECU X ECU Z ECU Y b : Uitgave 1 nl-nl 5 (13)

6 Topologie van de externe CAN-bus De externe CAN-bus communiceert met het CAN-netwerk van het voertuig. Het BWE (elektrisch systeem carrosserie) zendt informatie van het netwerk van het voertuig naar de externe CAN-bus, maar kan ook informatie verzenden naar de carrosserieregeleenheid om carrosseriefuncties in het voertuig te activeren. ECU A De carrosseriebouwer dient ervoor te zorgen dat de carrosserieregeleenheid BWE geen opdrachten ontvangt die met elkaar in strijd zijn. Als de carrosserieregeleenheid bijvoorbeeld een opdracht geeft voor het activeren van de claxon, mag een andere regeleenheid geen tegenstrijdige opdrachten geven aan de claxon. C493 External bus ECU X Bodybuilder system ECU B ECU C b Een manier om dit probleem op te lossen is het gebruik van topologie zoals afgebeeld in dit diagram. Regeleenheid X verzamelt, vergelijkt en bundelt de informatie voordat de opdrachten naar de carrosserieregeleenheid worden verzonden. 22: Uitgave 1 nl-nl 6 (13)

7 Afsluitweerstanden BCI ECU X De CAN-buskabel (hoofdkabel) moet worden aangesloten met een weerstand van 120 ohm op ieder uiteinde, overeenkomstig SAE J Physical Layer "Light". Een gedeelde afsluitweerstand (2 weerstanden en 1 condensator) wordt aangebracht in de carrosserieregeleenheid (zie afbeelding). Er moet ook een afsluitweerstand in de regeleenheid worden aangebracht, zo ver mogelijk bij de carrosserieregeleenheid vandaan. Scania raadt een gedeelde afsluitweerstand aan. Als de regeleenheid die is aangebracht zo ver mogelijk bij de carrosserieregeleenheid vandaan niet is voorzien van een interne afsluitweerstand, moet de weerstand zo dicht mogelijk bij de regeleenheid worden aangesloten (zie afbeelding). R=60Ω R=60Ω CAN-high C=100nF GND CAN-low 4 C C487 7 R=120Ω CAN-high CAN-low b : Uitgave 1 nl-nl 7 (13)

8 Storingsvalidatie van communicatie (time-out) Voorkom CAN-communicatie wanneer de contactsleutel in de stand vergrendeld of radio staat. Voorkom ook CAN-communicatie tijdens het opstarten van de regeleenheden die zijn aangesloten op de externe CAN-bus. Tijdens de normale werking mag wanneer de contactsleutel in de rijstand staat een bericht pas als gemist (time-out) worden gevalideerd nadat minimaal 5 keer de berichtperiode is verstreken. Een langere storingsvalidatietijd is toegestaan. Tijdens de motorstart, als de startmotor draait, kan de voedingsspanning extreem laag zijn. Daarom kan de communicatie vanaf de carrosserieregeleenheid niet worden gegarandeerd tijdens deze periode. Daarom worden er geen storingscodes met betrekking tot CAN-communicatie met de carrosserieregeleenheid opgeslagen wanneer de systeemspanning onder de 18 V ligt. Wanneer de contactsleutel naar de rijstand wordt gedraaid, begint de carrosserieregeleenheid berichten te versturen binnen ms. Een door de carrosserieregeleenheid verzonden bericht mag pas als gemist worden beschouwd na ms + 5 x de berichtperiode. D.w.z.: heeft een bericht een periode van 100 ms, dan mag dit pas als gemist worden beschouwd na x 100 = ms. Langere storingsvalidatietijden zijn toegestaan. Als de contactsleutel naar de stand "radio" of "vergrendeld" wordt gedraaid, kunnen de CAN-berichten geen bevestigingsreactie verwachten. Er kan geen communicatie met de carrosserieregeleenheid worden verwacht. 22: Uitgave 1 nl-nl 8 (13)

9 Parameterwaarden en status Ongebruikte parameters moeten worden verzonden als NotAvailable/TakeNoAction. Ook wanneer een storing wordt geregistreerd en bevestigd, wordt Error behandeld als NotAvailable/TakeNoAction. Als bijvoorbeeld een sensor, schakelaar of solenoïde niet is aangesloten op de ECU, moet de CAN-parameter de statusparameter Not available/takenoaction bevatten. Deze status moet ook worden gebruikt als er een signaal is dat nog niet is gevalideerd, bijvoorbeeld tijdens het opstarten van een regeleenheid. De parameter Diagnose van externe CAN bepaalt of de BCI storingscodes moet vastleggen voor de externe CAN-interface. De parameter Externe CAN-interface bepaalt of de externe CAN-bus al dan niet actief is. 22: Uitgave 1 nl-nl 9 (13)

10 Bronadressen De carrosserieregeleenheid heeft een niet-configureerbaar adres en verzendt berichten met het bronadres 0xE6 (hex). De bronadressen in tabel 1 worden gebruikt voor berichten die worden verzonden vanuit de interne CAN-bus van het voertuig naar de externe CAN-bus via de carrosserieregeleenheid. Deze adressen mogen niet worden gebruikt door andere regeleenheden op het externe netwerk. Incorrect gebruik kan tot conflicten en functiestoringen in het externe netwerk leiden. In tabel 1 worden de momenteel gebruikte adressen weergegeven, maar er kunnen adressen worden toegevoegd. Het bronadres 0xFE, dat in de CAN-documentatie van Scania wordt gebruikt voor dergelijke berichten die de carrosseriebouwer verzendt, is slechts een voorbeeld van een bronadres dat de carrosseriebouwer kan gebruiken. Het belangrijkste is dat de adressen in de lijst niet worden gebruikt. Tabel 1: Vooraf gedefinieerde bronadressen op de externe CAN-bus Systeem Naam Bronadres (Hex) A Brake 0xB AB Air Bag 0x64 AL Locking and Alarm System 0x1D APS Air Processing System 0x30 ATA Air to Air Heater 0x44 AWD Differential Lock Controller 0x04 BCI Bodywork Communication Interface 0xE6 CV Converter Controller 0x43 E Motor 0x0 F Suspension Management 0x2F ICL Instrument Cluster 0x17 K Coordinator 0x27 RD Retarder 0x10 SC Shift Selector Module 0x5 22: Uitgave 1 nl-nl 10 (13)

11 Tabel 1: Vooraf gedefinieerde bronadressen op de externe CAN-bus T Versnellingsbak 0x3 TCO Tachograph 0xEE TM Tire Pressure Monitoring 0x33 V Visibility System 0x1E WTA Water to Air Heater 0x45 22: Uitgave 1 nl-nl 11 (13)

12 Parametergroepnummers Behalve de parametergroepnummers (PGN's) die zijn aangegeven in SAE J is er een aantal PGN's dat door Scania is aangegeven. Een aantal daarvan wordt op de externe CAN-bus gebruikt. Zie tabel 2. Deze PGN's mogen niet voor een ander doel worden gebruikt. Tabel 2: Door Scania opgegeven berichten op de externe CAN-bus: Naam PGN (Hex) Standaard prioriteit Alarm Status Proprietary 00 FF B4 6 Bodywork Auxiliary Information 00 FF 9B 6 Bodywork Driver Information 2 00 FF 5C 6 Bodywork Engine Limitation 00 FF 2B 3 Bodywork Engine Request 1 00 FF 5B 6 Bodywork Engine Request 2 00 FF 5A 6 Bodywork PTO Control 00 FF 2C 3 Bodywork Vehicle Control 00 FF 2A 3 Bodywork Visibility Control 00 FF 2F 3 Cab Information Proprietary 1 00 FF 96 6 Coordinator General Information 00 FF B0 3 Coordinator General Information 2 00 FF AF 3 CUV information 00 FF B1 6 DLN2-Proprietary 00 FF 81 3 Transmission Proprietary (DLN5) 00 FF A0 3 DLN8 Proprietary 00 FF 88 6 General Purpose Message 1 00 FF 60 6 PTO Information 00 FF 90 6 Scania Vehicle Status Message 1 00 FF : Uitgave 1 nl-nl 12 (13)

13 Tabel 2: Door Scania opgegeven berichten op de externe CAN-bus: Scania Vehicle Status Message 2 00 FF 28 6 Transmission Proprietary 2 -T 00 FF A1 6 Transmission Proprietary 2 -AWD 00 FF A1 6 22: Uitgave 1 nl-nl 13 (13)