Syllabus PAOKC-cursus Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Syllabus PAOKC-cursus Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde"

Transcriptie

1 Syllabus PAOKC-cursus Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde Stolling: Van waterval naar vliegwiel Dinsdag 8 juni 2004 Philips Hall Evoluon, Eindhoven

2 Programma Koffie en Inschrijving Opening Dr. P.H.M. Kuijper OCHTENDPROGRAMMA Voorzitter: Dr. P.H.M. Kuijper Inleiding bloedingsneiging Dr. J.C.J. Eikenboom Platelet Function Analyser: requiem voor de bloedingstijd? Dr. H.W. Verbruggen Von Willebrand factor Dr. M. Peters Koffie en bezoek expositie Zin en onzin van aspirine resistentie Prof.dr. J.W.N. Akkerman Vragenvuur interactieve sessie 1 Dr. J.J.M.L. Hoffmann Lunch en bezoek expositie MIDDAGPROGRAMMA Voorzitter: Dr. A.B. Mulder Inleiding tromboseneiging Dr. F.J.M. van der Meer TAFI Dr. J.C.M. Meijers (Nieuwe) therapie en controle Prof.dr. M.M. Levi Thee en bezoek expositie Aantonen en klinische betekenis van antifosfolipiden antistoffen Prof.dr. Ph.G. de Groot Vragenvuur interactieve sessie 2 Dr. J.J.M.L. Hoffmann Borrel

3 Sprekers Prof.dr. J.W.N. Akkerman, Biochemicus Afdeling Hematologie Universitair Medisch Centrum, Utrecht Dr. J.C.J. Eikenboom, Internist-hematoloog Afdeling Hematologie Leids Universitair Medisch Centrum Prof.dr. Ph. G. de Groot, Biochemicus Afdeling Hematologie Universitair Medisch Centrum, Utrecht Prof.dr. M.M. Levi, Internist Hoofd afdeling Inwendige Geneeskunde Academisch Medisch Centrum, Amsterdam Dr. F.J.M. van der Meer, Internist Afdeling Hematologie Leids Universitair Medisch Centrum Dr. J.C.M. Meijers, Biochemicus Afdeling Vasculaire Geneeskunde Academisch Medisch Centrum, Amsterdam Mw. Dr. M. Peters, Kinderarts-hematoloog Afdeling Kinderhematologie Emma Kinderziekenhuis AMC, Amsterdam Dr. H.W. Verbruggen Centraal Hematologisch Laboratorium Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen

4 Organisatie Cursuscommissie Dr. J.L.P. van Duijnhoven Dr. J.J.M.L. Hoffmann Dr. P.H.M. Kuijper Dr. A.B. Mulder Mw. Dr. J.D. Oosting Dr. E.M. van Wijk Elkerliek Ziekenhuis, Helmond Catharina Ziekenhuis, Eindhoven Máxima Medisch Centrum, Veldhoven Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch Ziekenhuis Bernhoven, Veghel Twee Stedenziekenhuis, Tilburg

5 Inhoud Pagina Inleiding bloedingsneiging 1 Dr. H.C.J. Eikenboom Platelet Function Analyser: requiem voor de bloedingstijd? 5 Dr. H.W. Verbruggen Von Willebrand factor 11 Dr. M. Peters Zin en onzin van aspirine resistentie 18 Prof.dr. J.W.N. Akkerman Inleiding tromboseneiging 24 Dr. F.J. van der Meer TAFI 28 Dr. J.C.M. Meijers (Nieuwe) therapie en controle 37 Prof.dr. M.M. Levi Antifosfolipiden antistoffen 52 Prof.dr. Ph.G. de Groot

6 INLEIDING BLOEDINGSNEIGING H.C.J. Eikenboom, internist-hematoloog Afdeling Hematologie Universitair Medisch Centrum, Utrecht Anamnese Elke analyse van een bloedingsneiging begint met de anamnese of ziekteeschiedenis. Naarmate iemand meer bloedingssymptomen heeft (bijvoorbeeld zowel bloedneuzen, hevige menstruaties als bloeden na kiesextracties) is het waarschijnlijker dat er daadwerkelijk een stoornis is van de bloedstolling. Wanneer er slechts sprake is van een bloeding in één enkele tractus (bijvoorbeeld uitsluitend bloedneuzen) dan is een lokale oorzaak waarschijnlijker dan een onderliggende stollingsstoornis. Ook herhaalde operatieve ingrepen in de voorgeschiedenis zonder bloedingscomplicaties pleiten tegen een stollingsstoornis. Ook de leeftijd waarop bloedingssymptomen optreden is van belang. Ernstige erfelijke stollingsstoornissen zullen zich in de regel op jongere leeftijd al manifesteren. Daarnaast kan het type bloeding richting gevend zijn voor het onderliggende hemostase defect. Zo uiten afwijkingen van de primaire hemostase (vorming trombocytenprop) zich vooral in slijmvliesbloedingen, door-bloeden van kleine wondjes, hematomen en petechien. Secundaire hemostase-stoornissen (fibrine vorming) worden gekenmerkt door spier- en gewrichtsbloedingen en postoperatieve nabloedingen. Hoewel de anamnese dus een belangrijke bijdrage kan leveren, blijkt uit onderzoek dat de anamnese slechts een beperkte voorspellende waarde heeft en er weinig consensus is over welke symptomen het meest voorspellend zijn. Oriënterend onderzoek Het eerste oriënterende onderzoek betreffende de primaire hemostase zal bestaan uit een bloedbeeld (Hb en trombocytentelling), de bloedingstijd (volgens Ivy of Simplate), en eventueel als alternatief voor de bloedingstijd de PFA (platelet function analyser). Het oriënterende onderzoek van de secundaire 1

7 hemostase bestaat veelal uit de APTT (activated partial thromboplastin time), de PT (prothrombin time), en het fibrinogeen-gehalte. De uitslagen van dit eerste onderzoek zijn bepalend voor de keuze van meer speciële diagnostiek. Indien al deze oriënterende testen normaal zijn moet men zich realiseren dat een aantal aandoeningen niet geheel zijn uitgesloten. Zo kan het vóórkomen dat bij een milde ziekte van Von Willebrand alle bovengenoemde onderzoeken normaal zijn. Ook een zogenaamde factor XIII deficiëntie of een zeldzame α 2 -antiplasmine deficiëntie worden niet met deze testen opgepikt. Aanvullend onderzoek primaire hemostase Indien de bloedingstijd verlengd of de PFA gestoord is bij een normaal aantal trombocyten dan is onderzoek naar trombocytopathie of de ziekte van Von Willebrand (VWD) geïndiceerd. Trombocytenaggregatie kan onderzocht worden in een aggre-gometer na toevoeging van verschillende activatoren (onder andere collageen, ADP, arachidonzuur, ristocetine) ter differentiatie van de verschillende vormen van trombocytopathie (zie tabel). Meer geavanceerd kan onderzoek gedaan worden met flowcytometrie en electronenmicroscopie, dit valt echter buiten de standaard diagnostiek. Activator Afwijking ADP Collageen Arachidonzuur Ristocetine Storage Pool N Disease Cyclooxygenase 0 N defect Aspirine 0 N VWD N N N /0 Glanzmann Bernard-Soulier N N N 0 N normaal, verlaagd, 0 afwezig 2

8 Onderzoek naar de ziekte van Von Willebrand bestaat minimaal uit Von Willebrand factor antigeen, Von Willebrand factor ristocetine cofactor activiteit, en factor VIII:C meting. Eventueel kan collageenbinding en factor VIII binding gemeten worden. Als de diagnose is gesteld kan subtypering plaatsvinden door middel van multimeren analyse en ristocetine geïnduceerde plaatjes agglutinatie (RIPA). Aanvullend onderzoek secundaire hemostase Bij een verlengde APTT of PT dient verder onderzoek plaats te vinden. Een verlenging van de APTT kan berusten op ofwel een deficiëntie van één of meerdere van de stollingsfactoren die bepalend zijn voor de APTT ofwel op een remmende activiteit in het plasma (bijvoorbeeld specifieke remmende antistof, lupus anticoagulans, heparine). Bij een verlengde APTT wordt eerst een mengproef van patiëntenplasma en normaal plasma verricht om tussen deficiëntie en remming te differentiëren: bij een deficiëntie zal de APTT in de mengproef corrigeren, terwijl bij een remmende activiteit de APTT verlengd blijft. Als de APTT niet corrigeert in de mengproef dan kan vervolgens eerst een trombinetijd worden verricht, die immers uitsluitend afhankelijk is van fibrinogeen en eventuele remming van trombine, om zo mogelijk heparine effect op te sporen (heparine is een veel vaker vóórkomende verklaring voor verlengde APTT dan een specifieke remmende antistof). Wanneer heparine of lupus anticoagulans als oorzaak van een verlengde APTT die niet corrigeert in de mengproef zijn uitgesloten, dient onderzoek te worden verricht naar specifieke remmers tegen individuele stollingsfactoren. Wanneer de APTT wel corrigeert in de mengproef dan is er sprake van een deficiëntie. Welke individuele factoren vervolgens worden gemeten, hangt af van de PT. Als de PT normaal is dan dienen de intrinsieke factor XII, XI, IX, en VIII te worden gemeten. Indien echter beide testen verlengd zijn dan betreft het ofwel globale stollingsfactor deficiënties (leverfalen, vitamine K tekort, coumarine effect), ofwel een tekort van één van de factoren die invloed hebben op beide testen zoals factor X, V, II en fibrinogeen. Om bij verlenging van zowel 3

9 APTT als PT eenvoudig te differentiëren tussen leverfalen enerzijds en coumarine effect/vitamine K tekort anderzijds kan men zich in eerste instantie beperken tot meting van factor V. Wanneer er sprake is van uitsluitend verlengde PT dan duidt dit op een factor VII tekort. Overige bepalingen Het meten van fibrinogeen afbraakproducten ofwel D-dimeren kan richting geven bij de overweging diffuse intravasale stolling, maar is daar niet bewijzend voor. De trombinetijd is een oriënterende test die zeer gevoelig is voor heparine. Indien de trombinetijd verlengd is kan heparine-effect bewezen worden door ofwel de test te herhalen na neutralisatie van heparine met protaminechloride ofwel door een zogenaamde reptilasetijd toe te voegen die niet afhankelijk is van trombine maar uitsluitend van fibrinogeen. Een normale reptilasetijd bij een verlengde trombinetijd duidt dan op heparine in het monster. Als alle onderzoek geen afwijkingen oplevert en er een sterke aanwijzing is voor een hemorrhagische diathese kan nog sprake zijn van een factor XIII of α 2 - antiplasmine deficiëntie. 4

10 Precision control in critical bleeding P a s s i e v o o r l e v e n

11 PRODUCTINFORMATIE NOVOSEVEN NovoSeven 1,2 mg (60 KIE), 2,4 mg (120 KIE), 4,8 mg (240 KIE), poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. (EU/1/96/006/001, EU/1/96/006/002 en EU/1/96/006/003). Samenstelling: Eptacog alfa (geactiveerd) 60, resp. 120, resp. 240 KIE/injectieflacon (overeenkomend met 1,2 mg, resp. 2,4 mg, resp. 4,8 mg per injectieflacon), recombinant stollingsfactor VIIa. Therapeutische indicatie: NovoSeven is geïndiceerd voor de behandeling van bloedingen en het voorkomen van bloedingen bij het ondergaan van operaties of invasieve ingrepen bij de volgende patiëntgroepen: bij patiënten met overgeërfde hemofilie die remmers tegen stollingsfactor VIII of IX hebben > 5 BU, bij patiënten met overgeërfde hemofilie bij wie een hoge anamnestische respons op factor VIII- of factor IX-toediening kan worden verwacht, bij patiënten met verworven hemofilie, bij patiënten met overgeërfde FVII-deficiëntie, bij patiënten met de ziekte van Glanzmann (trombasthenie) die antilichamen hebben tegen GP IIb-IIIa en/of HLA en bij wie in het verleden of tegenwoordig ongevoeligheid is opgetreden voor bloedplaatjestransfusie. Dosering en wijze van toediening: Afhankelijk van de ernst van de bloeding, lichaamsgewicht, de aard en de duur van operatief ingrijpen resp. behandeling en de klinische toestand van de patiënt. Contra-indicaties: Bekende overgevoeligheid voor muis-, hamster- of runder-eiwit kan een contraindicatie zijn voor het gebruik van NovoSeven. Waarschuwingen: Onder pathologische omstandigheden waarbij weefselfactor in verhoogde mate kan worden aangetroffen, zou een verhoogd risico kunnen bestaan op het ontwikkelen van trombotische complicaties of het ontstaan van gedissemineerde intravasculaire stolling (D.I.S.) in verband met de behandeling van NovoSeven. Deze omstandigheden kunnen ook gelden voor patiënten met gevorderde atherosclerose, crush syndroom, sepsis of D.I.S., en operaties, waarbij sprake is van ernstige weefselbeschadiging. De duur van de thuisbehandeling dient niet langer dan 24 uur te zijn. In geval van ernstige bloedingen dient het product te worden toegediend in ziekenhuizen. Elk gebruik van NovoSeven dient zo snel mogelijk te worden gerapporteerd aan de arts die/het ziekenhuis dat op de behandeling toezicht houdt. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie: Het risico van een mogelijke interactie van NovoSeven met stollingsfactor concentraten is niet bekend. Gelijktijdig gebruik met protrombine-complex-concentraten, geactiveerd of niet, moet worden vermeden. Antifibrinolytische middelen kunnen bloedverlies tijdens operatief ingrijpen bij hemofilie patiënten beperken, met name bij orthopedische chirurgie en operaties in delen van het lichaam met veel fibrinolytische activiteit, zoals de mondholte. De ervaring met het gelijktijdig toedienen van antifibrinolytische therapie en NovoSeven is echter beperkt. Zwangerschap en borstvoeding: NovoSeven dient uitsluitend te worden toegediend aan zwangere vrouwen indien dit noodzakelijk is. Gebruik tijdens lactatie: Het is niet bekend of dit middel wordt uitgescheiden in melk. Bijwerkingen: Op basis van ervaringen na toelating op de geneesmiddelenmarkt komen ongewenste bijwerkingen zelden voor (< 1 per 1000 standaarddoses). Gedurende de post-marketingperiode zijn de volgende ernstige bijwerkingen gerapporteerd: Arteriële trombotische complicaties zoals myocardinfarct of ischaemie, cerebrovasculaire aandoeningen en darminfarct, veneuze trombotische complicaties zoals tromboflebitis, diepe veneuze trombose en hieraan verwante pulmonale embolie. In de meerderheid van de gevallen waren de patiënten gepredisponeerd voor trombotische complicaties door gelijktijdige risicofactoren. Gedurende de post-marketingperiode zijn geen spontane gevallen van anafylactische reacties gerapporteerd, maar patiënten met een verleden van allergische reacties dienen zorgvuldig te worden opgevolgd. Er zijn geen antilichamen tegen factor VII gerapporteerd bij patiënten met hemofilie A of B. Verpakking: Flacons met poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie, steriele naald, steriele wegwerpspuit, steriele infusieset en alcoholdoekjes. Afleverstatus: U.R. Vergoedingsstatus: Volledig vergoed. Datum: februari 2004 Uitgebreide informatie is op aanvraag beschikbaar. Novo Nordisk Farma B.V., Postbus 443, 2400 AK Alphen aan den Rijn. Tel.nr.:

12 PLATELET FUNCTION ANALYSER: REQUIEM VOOR DE BLOEDINGSTIJD? H. Verbruggen, I. Novakova Afdeling Bloedziekten Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen Bloedingstijd Het bestaan van een bloedingsneiging is een klinische bevinding waarvan de onderliggende oorzaak wordt vastgesteld door middel van laboratoriumonderzoek. Onderzoek naar storingen in de primaire hemostase, het initiële proces dat optreedt na het begin van een bloeding, is vooral gericht op het testen van de functie van bloedplaatjes en de von Willebrand factor. De bloedingstijd (Duke, Ivy, Mielke, Simplate, Surgicut ) is in theorie de meest functionele test en wordt om die reden veel toegepast. Het is één van de oudste (de bloedingstijd volgens Duke is beschreven in 1910) maar tevens een van de minst gestandaardiseerde bepalingen in het hele scala aan bloedstollingstesten die het stollingslaboratorium ter beschikking staat. De bloedingstijd wordt toegepast bij onderzoek naar congenitale en verworven afwijkingen in de primaire hemostase waaronder de functie van bloedplaatjes, vaatwand en stollingsfactoren die een rol spelen in de primaire hemostase. De test is echter niet sensitief en specifiek. Bovendien heeft de test een geringe voorspellende waarde t.o.v. het optreden van bloedingen bij operaties en (blinde) biopsieën (1). Ook is het resultaat van de test sterk afhankelijk van de uitvoerende persoon en is tevens belastend voor de patiënt. Plaatjesfunctie analyser (PFA-100) Sinds een aantal jaren komt een toenemend aantal apparaten beschikbaar die metingen uitvoeren die de fysiologie van het primaire stollingsproces benaderen. De Plaatjes Functie Analyser (PFA-100) van Dade Behring is daarvan de meest gebruikte. Het apparaat meet de tijd (z.g. closure time ) waarin een kleine opening (150 µm) in een gecoate membraam gesloten wordt 5

13 ten gevolge van stolselvorming indien daar bloed onder een bepaalde druk doorheen gevoerd wordt. De closure time is een maat voor het functioneren van de primaire hemostase en is afhankelijk van het aantal en de functie van de trombocyten (m.n. de functie van GPIIb/IIIa) en het gehalte aan en de functie van von Willebrand Factor. (2). Er zijn 2 typen meetcellen beschikbaar met een verschillende membraam coating. De met Collageen en Epinephrine gecoate meetcel ( Coll/Epi -cel) is het meest gevoelig is voor afwijkingen in de primaire hemostase. De andere cel is gecoat met Collageen en ADP ( Coll/ADP -meetcel) en is vooral gevoelig voor verlaging van de von Willebrand factor. De closure time van normale monsters met de Coll/Epi meetcel is ca seconden en met de Coll/ADP meetcel ca seconden, doch ieder laboratorium dient zijn eigen in-huis normaalwaarden vast te stellen. De PFA test en de bloedingstijd zijn gebaseerd op verschillende technieken en de resultaten van beide testen zullen daarom niet altijd identiek zijn. Weliswaar wordt met beide technieken de primaire hemostase gemeten maar met name het aspect van de vaatwand factor ontbreekt in de PFA meting. Dit impliceert dat bijv. abnormaliteiten in de prostacycline synthese van de vaatwand geen effect hebben op de closure time. Sinds de introductie van het apparaat zijn in een groot aantal publicaties de sensitiviteit en de specificiteit van de bepaling voor storingen in de primaire hemostase beschreven (3-6). De sensitiviteit voor verlaging van de von Willebrand factor is, afhankelijk van de gehanteerde grenswaarde, % en is significant hoger dan de sensitiviteit van de bloedingstijd. De sensitiviteit voor thrombopathieën (ziekte van Glanzmann, storage pool disease (α en δ), aggregatiestoornissen of aspirinegebruik) is eveneens %. De resultaten van een interne evaluatie in het UMC St Radboud is weergegeven in tabel 1. Het betreft resultaten met de Coll/Epi meetcel. 6

14 Tabel 1 Patiënten groep Coll/Epi meetcel sensitiviteit Coll/Epi meetcel specificiteit Von Willebrand ziekte 93% 71% Trombopathieen 1 97% 56% 1 Patiënten geclassificeerd met een van de volgende afwijkingen:ziekte van Glanzmann, Storage Pool Disease (α en δ), aggregatiestoornissen of aspirinegebruik. De sensitiviteit van de Coll/Epi meetcel voor ziekte van von Willebrand (93%) en voor trombopathieen (97%) bleek beter dan de sensitiviteit van de Simplate bepaling voor deze afwijkingen (61% resp. 74%). Dat wil zeggen dat met de PFA minder patiënten met geclassificeerde afwijkingen gemist worden. De specificiteit van de PFA parameters is gering hetgeen betekent dat relatief vaak een afwijkende waarde gevonden wordt zonder dat daar een verklaring voor is. Dit geldt overigens ook voor de Simplate. De PFA detecteert frequent normale waarden bij aspirine behandeling, zg. nonresponders. Een recente studie (7) laat zelfs een percentage van 50% zien. Respons op aspirine is in dit onderzoek negatief gecorreleerd met vwf:rco niveaus. Het is nog onduidelijk wat dit betekent voor de bruikbaarheid van de PFA voor aspirine monitoring. Bij gebruik als screening voor (blinde) biopsieën worden vrij veel discrepanties gevonden tussen bloedingstijd en PFA. De oorzaak hiervan is onbekend. In hoeverre een PFA gegeven een voorspellende waarde heeft t.a.v. het optreden van bloedingen bij blinde biopsieën kan slechts onderzocht worden in prospectieve "decision" studies. Die zijn tot op heden nog niet uitgevoerd. Bij cardio-pulmonaire ingrepen lijkt de PFA wel een voorspellende waarde te hebben t.a.v excessieve bloeding maar is daarin niet beter dan een simpele trombocyten telling (8). Er lijkt geen verschil in bloedverlies maar algoritmes gebaseerd op PFA en/of andere point-of-care testen resulteren wel in een lager verbruik van bloedproducten (9). 7

15 Veel onverklaarbare discrepanties tussen bloedingstijd en PFA worden vooral gezien in patiënten (behandeld en onbehandeld) met nierfunctieafwijkingen. Mogelijk andere toepassingen voor de PFA zijn: monitoring van behandeling met GP IIb/IIIa antagonisten, monitoring van efficacy van plaatjes transfusie therapie, screening van bloeddonoren t.b.v. de productie van plaatjesconcentraten. De PFA testen zijn echter slechts beperkt bruikbaar voor het monitoren van behandeling met ADP antagonisten (10). De conclusie is dat PFA gevoelig (en gevoeliger dan bijv. Simplate ) is voor het opsporen van geclassificeerde afwijkingen in de primaire hemostase (ziekte van von Willebrand, ziekte van Glanzmann, α en δ Storage Pool Disease en aspirine-gebruik). Echter bij patiënten met niet-geclassificeerde bloedingsneiging en bij preoperatieve screening worden regelmatig discrepanties gevonden tussen bloedingstijd en PFA waarvan de klinische betekenis nog onduidelijk is. Technische aspecten Hoewel in wezen de uitvoering van de testen relatief simpel is laat de reproduceer-baarheid nog te wensen over. Dit vooral bij patiënten na aspirinegebruik en abnormale testen bij niet geclassificeerde afwijkingen. Dit verstoort de interpretatie van PFA gegevens. Overige variabelen zijn de citraatconcentratie van het gebruikte bloed (3,2% versus 3,8%), de pre-incubatietijd van het te onderzoeken bloed en de hematocriet van het bloedmonster. Recente literatuur beschrijft meer sophisticated modellen van plaatjes-adhesie en -aggregatie die wellicht meer geavanceerde algoritmes mogelijk maken en uiteindelijk mogelijk leiden tot een meer gestandaardiseerde test (11). De kwaliteitsborging van de test is moeilijk uitvoerbaar en een adequaat regime dient daartoe ontwikkeld te worden. 8

16 Literatuur 1. Rodgers RP, Levin J. A critical reappraisal of the bleeding time. Semin Thromb Hemost. 1990;16(1): Watala C, Golanski J, Rozalski M, Boncler MA, Luzak B, Baraniak J, Korczynski D, Drygas W. Is platelet aggregation a more important contributor than platelet adhesion to the overall platelet-related primary haemostasis measured by PFA-100? Thromb Res. 2003;109(5-6): Veyradier A, Fressinaud E, Meyer D. Laboratory diagnosis of von Willebrand disease. Int J Clin Lab Res. 1998;28(4): Kerenyi A, Schlammadinger A, Ajzner E, Szegedi I, Kiss C, Pap Z, Boda Z, Muszbek L. Comparison of PFA-100 closure time and template bleeding time of patients with inherited disorders causing defective platelet function. Thromb Res. 1999;96(6): Posan E, McBane RD, Grill DE, Motsko CL, Nichols WL. Comparison of PFA-100 testing and bleeding time for detecting platelet hypofunction and von Willebrand disease in clinical practice. Thromb Haemost. 2003;90(3): Cariappa R, Wilhite TR, Parvin CA, Luchtman-Jones L. Comparison of PFA-100 and bleeding time testing in pediatric patients with suspected hemorrhagic problems. J Pediatr Hematol Oncol. 2003;25(6): Chakroun T, Gerotziafas G, Robert F, Lecrubier C, Samama MM, Hatmi M, Elalamy I. In vitro aspirin resistance detected by PFA-100 closure time: pivotal role of plasma von Willebrand factor. Br J Haematol. 2004;124(1): Fattorutto M,Pradier O,Schmartz D,Ickx B,Barvais L. Does the platelet function analyser (PFA-100) predict blood loss after cardiopulmonary bypass? Br J Anaesth. 2003;90(5):

17 9. Avidan MS, Alcock EL, Da Fonseca J, Ponte J, Desai JB, Despotis GJ, Hunt BJ. Comparison of structured use of routine laboratory tests or near-patient assessment with clinical judgement in the management of bleeding after cardiac surgery. Br J Anaesth. 2004;92(2): Golanski J, Pluta J, Baraniak J, Watala C. Limited usefulness of the PFA-100 for the monitoring of ADP receptor antagonists--in vitro experience. Clin Chem Lab Med. 2004;42(1): Kratzer MA. Is primary haemostasis controlled by a 'platelet delay time'? Formulation of a new hypothesis. Platelets. 2003;14(7-8):

18 DADE BEHRING BV Tel: Postbus 17 Fax: AA LEUSDEN The PFA-100 In Vitro Diagnostic System aids in the rapid, detection of platelet dysfunction. It is the first commercially available in vitro system that uniquely simulates the in vivo function of platelets in primary hemostasis. The system measures platelet function under high shear conditions similar to the environment of a partially occluded blood vessel. Testing is performed using a small whole blood sample anticoagulated with citrate. Toepassingen van de PFA-100 : - Screening op de ziekte van Von Willebrand en overige aangeboren en verworven plaatjesafwijkingen bij belaste anamnese - controle bij gebruik van medicamenten voor tromboseprophylaxe of bloedplaatjesremmende medicamenten zoals o.a. aspirine. 1. therapeutisch aspirinebeleid in de cardiologie en neurologie; opsporen non responders bij onverwachte klinische manifestaties. 2. aspirinebeleid; selectief bepalen van salicylaat-achtig restant effect voor OK - screening bij chirurgische ingrepen zoals nier- en leverbioptie - menorrhagie; in 20% van de gevallen veroorzaakt door een milde vorm van Von Willebrand - vervolgen van DDAVP therapie - screening van plaatjesfunktie bij kinderen Indien u meer informatie wenst te verkrijgen over dit toestel, verzoeken wij u contact op te nemen met onze productspecialiste: Petra ter Hark, op het volgend adres: Petra_terHark@dadebehring.com

19 VON WILLEBRAND FACTOR M. Peters, kinderarts-hematoloog Afdeling Kinderhematologie Emma Kinderziekenhuis AMC, Amsterdam In 1926 beschreef dr. Erik von Willebrand een ernstige bloedingsneiging (slijmvliesbloedingen), bloedingen na trauma en gewrichtsbloedingen) bij zowel mannelijke als vrouwelijke leden van een familie. Later werd deze aandoening de Ziekte van Von Willebrand genoemd, en is de meest voorkomende erfelijke bloedingziekte. De aandoening wordt in 3 verschillende groepen ingedeeld afhankelijk of er een kwantitatief of een kwalitatief tekort Van de von Willebrand factor aanwezig is. Wat is nu de huidige kennis over de von Willebrand factor (vwf) ongeveer 80 jaar nadat Erik von Willebrand deze aandoening voor het eerst beschreef? Biochemie Het vwf is een eiwit dat wordt gesynthetiseerd in endotheelcellen en megakaryocyten. Het gen is gelokaliseerd op de korte arm van chromosoom 12 en heeft een lengte van 178 kb en omvat 52 exonen. Het vwf is een glycoproteïne met een molecuulgewicht van 270 kda, 2813 aminozuren en bevat diverse domeinen die allen een specifieke functie hebben, zoals binding aan FVIII, binding aan glycoproteïne Ib (GPIb), GPIIb/ IIIa of aan collageen. De interactie tussen vwf en GPIb kan nagebootst worden door het obsolete antibioticum ristocetine. Deze eigenschap is de basis voor de ristocetine cofactor activiteit bepaling. VWF speelt dus een sleutelrol in de primaire bloedstolling door adhesie te bevorderen van de bloedplaatjes aan de matrix van het subendotheel. Kort samengevat zijn de belangrijkste functies: Het A3 domein van de vwf bindt aan collageen van het subendotheel. Het A1 domein van de vwf bindt aan het GPIb complex van de bloedplaatjes en aan collageen en verankert zo het bloedplaatje aan de vaatwand. 11

20 Het D en D3 domein binden beide aan FVIII. De vwf fungeert daardoor als dragereiwit van het FVIII in de circulatie en vertraagt de klaring van dit molecuul. Tijdens de biosynthese en het transport naar de buitenkant van de cel polymeriseert de vwf tot hoog moleculaire multimeren. Ten gevolge van deze polymerisatie is de vwf polyvalent en kan aan verschillende bloedplaatjesreceptoren en vaatwand liganden (collageen) binden. VWF is opgebouwd uit multimeren variërend tussen 1,5 en 15 miljoen, waarbij de hoge gewicht multimeren het meest actief zijn. De eiwitconcentratie in plasma bedraagt microgram/dl. Bloedplaatjes bevatten ongeveer 15% van de totale vwf. De plasmaconcentratie vwf wordt meestal uitgedrukt in %, waarbij 100% de waarde is van het gepoolde plasma van 40 gezonde vrijwilligers (man: vrouw = 1:1). Er is een grote inter- en intraindividuele variatie in plasma concentratie van de vwf bij gezonde individuen. Symptomen De ziekte van von Willebrand (ZvW) wordt gekenmerkt door een levenslange verhoogde bloedingsneiging, bestaande uit oppervlakkige hematomen, neus-, mondbloedingen, menorraghie, doorbloeden na kiesextracties en na chirurgische ingrepen. De ernst van de bloedingsneiging is afhankelijk van het subtype, echter de individuele verschillen zijn zeer groot. Patiënten met ZvW kunnen volstrekt a-symptomatisch zijn, daarnaast heeft ook een aanzienlijk deel van de gezonde bevolking klachten zoals bloedneuzen, versterkte menstruatie etc. Een positieve familie anamnese en de aanwezigheid van een verhoogde bloedingsneiging verhoogt de a-priori kans op afwijkingen bij stollingsonderzoek aanzienlijk. Laboratoriumdiagnostiek Verschillende factoren veroorzaken een stijging van de vwf, zoals stress, inspanning, infectie, zwangerschap, oestrogenen en leeftijd. Voor de diagnos- 12

21 tiek van de ZvW is het van belang om de omstandigheden van de bloedafname zo optimaal mogelijk te maken. Dat wil zeggen dat er geen bloed afgenomen dient te worden voor diagnostiek tijdens een actieve infectie, na inspanning of gedurende de zwangerschap. Vrouwen in de vruchtbare periode dienen bij voorkeur op de 6de dag van de menstruele cyclus bloed afgenomen worden aangezien de vwf concentratie dan het laagst is. Voor de diagnose zijn de volgende bepalingen belangrijk: 1. Bloedingstijd of Platelet Function Analyzer (PFA-100) 2. FVIII concentratie, vwf activiteit (vwfact) (= Ristocetine cofactor activiteit), vwf antigeen (vwfag) 3. Multimeer analyse, Ristocetin Induced Platelet Agglutination test (RIPA). Er zijn een aantal pitfalls in het stellen van de diagnose: De bloedingstijd hoeft niet altijd verlengd te zijn bij patiënten met ZvW. Aan de andere kant kan de bloedingstijd ook artificieel verlengd zijn indien niet de juiste techniek wordt gebruikt. In het algemeen wordt een vwfact en /of vwfag < 40 % als afwijkend gezien. Echter stress en inspanning kunnen bij patienten met ZvW waarden veroorzaken in de normale range. Bij een evidente bloedingsneiging is het daarom noodzakelijk de metingen verschillende malen te herhalen onder zo gunstig mogelijke omstandigheden. Individuen met bloedgroep O hebben gemiddeld een 25% lager gehalte van vwfact en vwfag tov individuen met een andere bloedgroep, zonder dat er sprake hoeft te zijn van de ZvW. Het is aanbevelenswaardig om andere referentiewaarden te gebruiken voor mensen met bloedgroep O. Bij een discrepantie tussen vwfact en vwfag is het geïndiceerd om multimeeranalyse te verrichten. Subtypen Hoewel de ZvW wordt gekenmerkt door een groot aantal gendefecten en moleculaire varianten, is sinds 1994 een classificatie opgesteld op grond van 13

22 laboratorium fenotypering, bestaande uit 3 verschillende types en enkele subtypes. Bij type 1, het meest frequent voorkomende subtype (75%-80% van de patiënten), is er sprake van een kwantitatief tekort aan een normaal functionerend molecuul. De plasmaconcentratie van vwf varieert tussen ongeveer 5 en 25%. FVIII en vwf zijn in gelijke mate verlaagd. Er bestaat een grote variatie in expressie en penetratie. Tot op heden zijn in de groep van type 1 patiënten nog vrijwel geen mutaties gevonden. Een studie in Europees verband is op dit moment gaande om meer inzicht te krijgen in de gendefecten. Bij type 2 is er sprake van een kwalitatief defect dat veroorzaakt wordt door een aminozuursubstitutie (door een missense mutatie) waardoor de structuur en functie van het eiwit aangetast wordt. In de afgelopen jaren zijn een groot aantal mutaties beschreven. Bij type 2 is de vwfact verlaagd en de vwfag normaal of licht-verlaagd. De ratio vwfact/vwfag bij type 2 is minder dan 0,7. Met aanvullend onderzoek, waaronder multimeeranalyse, kan een onder-verdeling worden gemaakt in verschillende types 2. Bij type 2A en 2B ontbreken de multimeren met een groot molecuulgewicht. De meest voorkomende variant is het subtype 2A (10-20 % van de patiënten). De mutaties zijn voornamelijk te vinden in het A2-domein. Deze mutaties veroorzaken dat de vwf gemakkelijker door proteasen geknipt wordt waardoor de typische multivalente structuur verloren gaat en het eiwit minder goed functioneert. Subtype 2B is een veel zeldzamer voorkomend type (<5%) en wordt gekenmerkt door een functioneel afwijkende vwf met een toegenomen bindingsaffiniteit voor trombo-cyten. Dit defect wordt bijna altijd veroorzaakt door een mutatie in het A1-domein, het domein dat aan de bloedplaatjes receptor GPIb bindt. Hierdoor ontstaat er een verhoogde bindingsaffiniteit van de vwf voor GPIb. De meest actieve, sterk gepolymeriseerde vwf moleculen worden hierdoor vroegtijdig uit de circulatie verwijderd. Bij type 2B is er sprake van een verhoogde gevoeligheid voor ristocetine en ontstaat bij een zeer lage concentratie aggregatie van de bloedplaatjes (RIPA-test). In het bloed kan tevens een milde tot matige trombocytopenie aanwezig zijn. 14

23 Subtype 2N (Normandy) wordt veroorzaakt door mutaties in het D domein waardoor een verminderde binding aan FVIII ontstaat, maar de adhesie functie blijft ongeschonden. Deze storing in de FVIII/ vwf complexvorming veroorzaakt daardoor een verminderde overleving van FVIII in het plasma. Laboratoriumonderzoek laat m.n. een verlaagde FVIII-concentratie zien. Deze verlaging kan bij zowel vrouwelijke als bij mannelijke familieleden voorkomen. De bloedingstijd is normaal. Het klinisch beeld komt overeen met een milde vorm van hemofilie A. Type 3 is een zeldzame aandoening, waarbij de vwf niet of vrijwel niet aantoonbaar is. Door het ontbreken van het dragereiwit is ook het FVIII sterk verlaagd. De bloedingsneiging is zeer ernstig en bestaat zowel uit slijmvliesbloedingen en hematomen als uit spier- en gewrichtsbloedingen. In Nederland zijn slechts enkele families bekend. Zeer waarschijnlijk leed de familie die Erik von Willebrand 80 jaar geleden beschreef aan ZvW type 3. De overerving van de type 1 en van de meeste subtypes 2 is i.h.a. autosomaal dominant en van type 2A, 2N en 3 autosomaal recessief. Therapie De behandeling van de ZvW is afhankelijk van het type en van de ernst en aard van de bloeding. Bij operatieve ingrepen dient vooraf de hemostase geoptimaliseerd te worden. De vwf-activiteit in het bloed kan verhoogd worden door DDAVP (1-damino-8D-arginine vasopressine) en door intraveneuze toediening van een plasmaproduct dat vwf bevat. DDAVP is een synthetisch preparaat dat intraveneus (0,3 microgram/kg) of door middel van een neusspray toegediend kan worden. DDAVP verhoogt de release van de vwf uit de endotheelcellen en verhoogt daardoor tijdelijk de vwfag, vwfact en FVIII in het plasma en verkort de bloedingstijd. Bij herhaalde toediening dooft het effect uit. DDAVP kan alleen gebruikt worden indien in voldoende mate normale vwf moleculen gesynthetiseerd worden, dwz bij type 1. De individuele respons kan variëren zodat een proefbehandeling geïndiceerd is. Bij type 2 is het effect variabel en is daarom zeker een proefbehandeling op een moment zonder actieve bloeding raadzaam. Het gebruik van DDAVP bij type 2B is niet aanbe- 15

24 velenswaardig vooral indien er al sprake is van een trombocytopenie. Door de verhoogde activiteit van de vwf voor de GPIb op de bloedplaatjes kan stijging van dit abnormaal vwf een trombocytopenie induceren of verergeren. Bij patiënten met type 3 en bij type 2(B) die niet goed reageren op DDAVP kan de vwf verhoogd worden dmv intraveneuze toediening van vwf-concentraat (Hemate-P). Bij patiënten met type 3 met een zeer ernstige bloedingsneiging kan vwf plasma-concentraat 1 tot 2 maal per week profylactisch toegediend worden ter preventie van bloedingen. Bij vrouwen met menorraghie kan eenmalig DDAVP nasaal of vwf plasmaconcentraat intraveneus toegediend worden voor de menstruatie in combinatie met tranexaminezuur gedurende 5 dagen. Antifibrinolytica (tranexaminezuur, Cyklokapron) vertragen de afbraak van het stolsel en is daarom werkzaam bij bloedingen van slijmvliezen aangezien deze een hoge fibrinolytische activiteit bezitten. Conclusie: De von Willebrand factor heeft 3 belangrijke functies: Het bindt aan collageen, aan het GPIb complex en is het dragereiwit voor FVIII. Stress, inspanning, infectie en oestrogenen kunnen het plasmagehalte doen verhogen. De ziekte van Von Willebrand is de meest voorkomende erfelijke bloedingziekte die gekenmerkt wordt door slijmvliesbloedingen, hematomen en doorloeden na ingrepen. Laboratoriumonderzoek naar de ZvW kent verschillende pitfalls. De ZvW kent verschillend subtypes, waarbij type 1 (kwantitatieve tekort) het meest voorkomende type is. De hemostase kan genormaliseerd worden door toediening van von Willebrand plasmaconcentraat en door release van de vwfag uit endotheelcel door DDAVP. Referenties 1. Saddler JE. A revised classification of von Willebrand disease. Thromb Haemost 1994;71:

25 2. SaddlerJE, Manucci PM, Berntorp E, Bochkov N, Boulyjenkov V, Ginsberg D, Meyer D, Peake I, Rodeghiero F, Srivastava A. Impact, diagnosis and treatment of von Willebrand disease.thromb Haemost 2000;84: Mannucci PM. How I treat patients with von Willebrand disease. Blood 2001;97: Gill JC, Endres-Brooks J, Bauer PJ, Marks WJ, Montgomery RR. The effect of ABO bloodgroup on the diagnosis of von Willlebrand disease. Blood 1987;69: Favaloro EJ, Kershaw G, Bukuya M, Heertzberg M, Koutts J. Laboratory diagnosis of vwd and monitoring of DDAVP therapy: efficacy of the PFA-100 and vwf: Cba as combined diagnostic strategies. Haemophilia 2001;7:

26 ZIN EN ONZIN VAN ASPIRINE RESISTENTIE J.W.N. Akkerman, biochemicus Afdeling Hematologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht Aspirine (acetylsalicylzuur) is verreweg het meest gebruikte medicijn in de wereld. Geschat wordt dat in de Verenigde Staten dagelijks ongeveer kg aspirine wordt ingenomen (1). Naast een populair middel bij het bestrijden van pijn, koorts en ontsteking, is aspirine een belangrijk medicament bij het tegengaan van arteriële trombose. Reeds in 1953 publiceerde de arts Dr. Craven dat patiënten die aspirine hadden ingenomen de neiging hadden om gemakkelijker te bloeden. Toch duurde het tot 1971 voordat werd ontdekt dat aspirine een remmer is van bloedplaatjes en daarmee een potentieel antitromboticum (1). membraan-fosfolipiden arachidonzuur prostaglandine G2 fosfolipase A2 cyclo-oxygenase peroxidase prostaglandine H2 11-OH-dehydrogenase tromboxaan A2 tromboxaan B2 tromboxaansynthase hydrolase β-oxidatie 11-dehydro-tromboxaan B2 2,3-dinor-tromboxaan B2 Figuur 1. Vorming en afbraak van tromboxaan A2. 18

27 Aspirine reduceert het risico op cardiovasculaire aandoeningen met ca. 25% (2). Het remt de functies van bloedplaatjes door remming van het enzym cyclooxygenase, waardoor de productie van tromboxaan A 2 wordt verminderd of zelfs geheel wordt onderdrukt. De plaatjesmembraan bevat aan de binnenzijde grote hoeveelheden arachidonzuur gekoppeld aan fosfolipiden. Activatie van plaatjes leidt tot activering van het enzym fosfolipase A 2, dat het arachidonzuur afknipt van de fosfolipiden (figuur 1). Vervolgens wordt arachidonzuur door cyclo-oxygenase omgezet tot prostaglandine G 2. Hieruit wordt weer prostaglandine H 2 (PGH 2 ) gevormd. In een volgende reactie wordt met behulp van het enzym tromboxaansynthase prostaglandine H 2 omgezet in tromboxaan A 2. Dit is een krachtige plaatjesactivator, maar induceert daarnaast ook aktivatie van endotheel en vasoconstrictie. Om al deze functies op te starten moet tromboxaan A 2 binden aan een receptor op het oppervlak van de plaatjes, het endotheel en de gladde spiercellen in de vaatwand (figuur 2). Er zijn dus diverse mogelijkheden om met medicamenten de werking van tromboxaan A 2 tegen te gaan: remming van fosfolipase A 2, remming van cyclo-oxygenase, remming van tromboxaansynthase en remming van de tromboxaanreceptor. tromboxaan A2 receptor-plaatje receptor-endotheelcel receptor-gladde spiercel aggregatie en secretie migratie en angiogenese contractie en proliferatie Figuur 2. Celaktivatie door tromboxaan A2. 19

28 Waarom is dit allemaal zo belangrijk? We kunnen immers met aspirine cyclooxygenase volledig remmen en zo de productie van tromboxaan A 2 stilleggen en de kans op een tweede hartinfarct (recidief) verlagen. Het antwoord is dat aspirine niet altijd werkt. In ongeveer 10 tot 20 % van de patiënten die aspirine slikken om een recidief tegen te gaan, wordt na langere tijd toch een tweede vasculair incident aangetroffen. Dus tóch een tweede hartinfarct op een moment dat cyclo-oxygenase in plaatjes volledig is geblokkeerd. Hier wordt gesproken over aspirine resistentie. Dit is een vrij verwarrende term omdat er meerdere redenen zijn waarom een effect van aspirine in de patiënt kan uitblijven. Allereerst is er natuurlijk de kans dat de patiënt zegt wél de aspirine in te nemen maar dit in werkelijkheid níet doet. Maar daarnaast zijn er ook andere redenen te bedenken waarom aspirine niet goed zou kunnen werken. Ten eerste zouden er patiënten kunnen zijn die een cyclo-oxygenase hebben dat ongevoeliger is voor de werking van aspirine. Het humane genoom project heeft inmiddels een miljoen SNP s ontdekt. Dit zijn single nucleotide polymorphisms, d.w.z. kleine veranderingen in het DNA waardoor minimale veranderingen in een eiwit optreden die het gedrag van een dergelijk eiwit of de gevoeligheid voor een bepaalde remmer veranderen. Van deze miljoen SNP s zijn er ca 100 ontdekt die betrekking hebben op de enzymen die de omzetting van arachidonzuur naar tromboxaan A 2 reguleren. Subtiele verschillen tussen patiënten in de werking van cyclo-oxygenase en gevoeligheid voor aspirine zijn dus niet uit te sluiten. Dus, in sommige gevallen zou de doses aspirine niet hoog genoeg zijn om cyclo-oxygenase in plaatjes voldoende te remmen. Tot op heden zijn hiervoor geen concrete aanwijzingen gevonden. In de gebruikte doseringen (ook bij low dose aspirin therapy ) lijkt aspirine cyclo-oxygenase in plaatjes volledig te inactiveren. Maar er kan een andere oorzaak zijn. Cyclo-oxygenase komt in het lichaam in twee vormen voor, cyclo-oxygenase 1 en cyclo-oxygenase 2 of kortweg COX-1 en COX-2. Het gen voor COX-1 ligt op chromosoom 9. COX-1 komt voor in alle weefsels en is in hoge concentraties aanwezig in de maag, de nieren en in plaatjes (3). Een belangrijke eigenschap is dat het een constante 20

29 expressie heeft, m.a.w. er is in deze weefsels altijd een constante hoeveelheid enzym. Het gen voor COX-2 ligt op chromosoom 1. COX-2 is aanwezig in nieren, hersenen, uterus en diverse cellen in de vaatwand waar het eveneens een constante expressie kent. Belangrijk is dat daarnaast monocyten, macrofagen, endotheelcellen en gladde spieren in de vaatwand COX-2 bevatten en dat de hoeveelheid COX-2 in deze cellen keer kan toenemen wanneer deze cellen worden gestimuleerd. Dit kan het geval zijn bij een ontsteking, waarbij hormonen vrijkomen die deze cellen stimuleren. COX-1 wordt geremd door aspirine door een irreversibele acetylering van aminozuur serine-529. Plaatjes hebben geen kern, dus geen eiwitsynthese en kunnen het beschadigde COX-1 dan ook niet vervangen. COX-2 wordt ook geremd door aspirine en wel door irreversibele acetylering van het aminozuur serine 516. Monocyten, endotheelcellen en gladde spiercellen in de vaatwand hebben wél een kern en kunnen dus beschadigd enzym vervangen door functioneel COX-2. Voeg hierbij het vermogen om bij ontsteking de hoeveelheid COX-2 te verhogen en er ontstaat een situatie dat ondanks aspirine gebruik er cellen in circulatie zijn met een actief COX-2. Deze cellen bevatten weinig tot geen tromboxaan synthase en zullen dus niet in staat zijn zelf tromboxaan A 2 te vormen. Maar wél kunnen ze een bron zijn van PGH 2. Onderzoek uit de jaren 80 heeft al duidelijk gemaakt, dat prostaglandinen die door andere cellen worden gemaakt door het plaatje kunnen worden opgenomen en gebruikt worden als substraat voor de vorming van tromboxaan A 2. Dus in een dergelijke situatie zal een plaatje met een geblokkeerd COX-1 toch tromboxaan A 2 kunnen maken (figuur 3). 21

30 plaatje monocyt macrofaag endotheel gladde spiercel arachidonzuur COX-1 prostaglandine G2 arachidonzuur COX-2 prostaglandine G2 prostaglandine H2 prostaglandine H2 tromboxaan A2 Figuur 3. Vorming van tromboxaan A2 bij geremde cyclo-oxygenase (COX-1). In hoeverre in het lichaam tromboxaan A 2 wordt aangemaakt is niet rechtstreeks te meten. Tromboxaan A 2 is een labiele stof die snel wordt omgezet in het inactieve tromboxaan B 2. Dit wordt vervolgens afgebroken in lever, nieren en longen tot een tweetal eindproducten die in de urine worden aangetroffen, 11-dehydro-tromboxaan B 2 en 2,3-dinor-thromboxaan B 2 (figuur 1). In een studie bij 5529 Canadese patiënten hebben Eikelboom en collega s onderzocht hoe de relatie ligt tussen aspirineresistentie en de effectiviteit van aspirine om cardiovasculaire aandoeningen tegen te gaan (2). Er werd een positieve correlatie gevonden tussen de hoeveelheid 11-dehydro-thromboxaan B 2 in de urine en het optreden van myocard infarct of cardiovasculaire sterfte. Met ander woorden, het onvolledig onderdrukken van de tromboxaan vorming bij patiënten onder optimale aspirinetherapie, en waarbij COX-1 in de plaatjes 22

31 volledig was geblokkeerd, ging gepaard met een verhoogde kans op een cardiovasculair incident. Het ligt dan ook voor de hand in de toekomst aspirinetherapie te combineren met remmers van COX-2. Ook heeft deze ontwikkeling de interesse in tromboxaanreceptor-blokkers aangewakkerd, die natuurlijk interfereren met de werking van tromboxaan A 2 ongeacht de manier waarop de synthese tot stand is gekomen (4,5). Literatuur 1. Halushka, MK, Halushhka PV. Why are some individuals resistant to the cardioprotective effects of aspirin? Could it be thromboxane A 2? Circulation 2002;105: Eikelboom JW, Hirsh J, Weitz JI, Johnston M, Yi Q, Yusif S. Aspirin-resistant thromboxane biosynthesis and the risk of myocardial infarction, stroke, or cardiovascular death in patients at high risk for cardiovascular events. Circulation 2002; 105: Patrignani P, Sciulli MG. Amplification loops : thromboxane generation. In Platelets in thrombotic and non-thrombotic disorders. (Gresele P, Page C, Fuster V, Vermylen J, editors) Cambridge University Press 2002: Warner TD, Giulliano F, Vojnovic I, Bukasa A, Mitchell JA, Vane JR. Nonsteroid drug selectivities for cyclo-oxygenase-1 rather than cyclooxygenase-2 are associated with human gastrointestinal toxicity: a full in vitro analysis. Proc Natl Acad Sci USA 1999; 96: Lipsky, PE, Brooks P, Crofford LJ, DuBois R, Graham D, Simon LS, van de Putte LBA, Abrahamson SB. Unresolved issues in the role of cyclooxygenase-2 in normal physiologic processes and disease. Arch Intern Med 2000; 160:

32 INLEIDING TROMBOSENEIGING F.J.M. van der Meer, internist Afdeling Hematologie Leids Universitair Medisch Centrum Veneuze trombo-embolie (VTE) manifesteert zich meestal als een diep veneuze trombose van het been ( trombosebeen ) of een longembolie of minder frequent als een trombose-arm, veneuze sinustrombose, trombose van de levervenen (Budd-Chiari syndroom) of van de mesenteriale venen. Ook oppervlakkige tromboflebitis kan een uiting van hetzelfde ziektebeeld zijn. De belangrijkste complicaties van VTE zijn het post-trombotisch syndroom (pijnklachten, zwaar gevoel, tintelingen, spataderen, verkleuring van de huid en een chronische zweer aan het onderbeen ( open been )) en dood ten gevolge van longembolie die respectievelijk in ongeveer 20% en 1-2 % voorkomen. De frequentie van VTE ligt gemiddeld ongeveer op 1 per 1000 per jaar met een zeer duidelijke stijging met de leeftijd. Veneuze trombo-embolie is een aandoening die steeds door een samenstel van factoren wordt veroorzaakt(1). Tegenwoordig wordt vaak een indeling in verworven en erfelijke risicofactoren gemaakt. Verworven risicofactoren zijn bijvoorbeeld immobilisatie, chirurgische ingrepen, trauma, zwangerschap en kraambed, lupus anticoagulans en antifosfolipidenantistoffen, gebruik van de anticonceptiepil en oestrogeensubstitutie, (vlieg)reizen en maligniteiten. Erfelijke risicofactoren zijn onder andere een deficiëntie van antitrombine, van proteïne C en van proteïne S, resistentie tegen geactiveerd proteïne C (APCresistentie) die vrijwel altijd berust op een factor V Leiden mutatie en een factor II G20210A mutatie(2). Er zijn ook een aantal risicofactoren waarvan niet goed duidelijk is in hoeverre erfelijke en omgevingsfactoren een rol spelen: verhoogd gehalte aan factor VIII, factor IX, factor XI of van fibrinogeen en een verhoogd homocysteïne gehalte. Trombofilie wordt gedefinieerd als een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van veneuze trombo-embolie. Kenmerken van trombofilie zijn het optreden van trombose op jonge leeftijd, spontane trombose, familiair voorkomen van trombose en het optreden van trombose op minder gebruikelijke plaatsen. 24

33 Zoals hierboven al aangegeven wordt VTE niet door één, maar altijd door een aantal factoren veroorzaakt. Hierbij kunnen meerdere erfelijke factoren een rol spelen (gen-gen interacties), zoals een combinatie van APC-resistentie en de protrombinemutatie of een homozygote factor V Leiden mutatie(3). Ook genomgevingsinteracties kunnen een rol spelen. Een voorbeeld hiervan is de extra verhoging van het risico van trombose als een vrouw met een factor V Leiden mutatie de anticonceptiepil gaat gebruiken(4;5). Is laboratoriumonderzoek naar trombofilie geïndiceerd? Het risico van trombose is dus verhoogd bij afwijkingen die met laboratoriumonderzoek kunnen worden vastgesteld. Het lijkt daarom voor de hand te liggen om bij patiënten met veneuze trombo-embolie hier dan ook onderzoek naar te doen. Toch is dit zelden geïndiceerd. Onderzoek naar trombofiliefactoren is nuttig als het consequenties heeft voor de behandeling van de betrokken patiënt of voor preventie bij de patiënt of diens familie. Redenen om het onderzoek niet te doen zijn de er mee gepaard gaande kosten, het ontstaan van psychosociale onrust en mogelijke nadelige gevolgen bijvoorbeeld bij het afsluiten van een levens- of arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het is duidelijk aangetoond dat het risico van een eerste veneuze tromboembolie is verhoogd bijvoorbeeld bij APC-resistentie, de factor II G20210A mutatie en andere risicofactoren (1). Het risico van een recidief veneuze trombo-embolie blijkt echter niet hoger te zijn bij mensen met een laboratoriumafwijking die geassocieerd is met trombofilie (6-8). Dit werd, gezien de hoge frequentie van voorkomen, met name uitgezocht voor de factor V Leiden mutatie, maar geldt ook voor andere factoren. Dit betekent dat het antistollingsbeleid na een doorgemaakt trombosebeen of longembolie niet anders is voor mensen met dan wel zonder een bekende trombofiliefactor. Voor familieleden van mensen met trombofilie en asymptomatische dragers van trombofiliefactoren werd aangetoond dat zij slechts een gering risico van trombose hebben(9-11). Profylactische antistollingsbehandeling is daarom alleen in risicosituaties zoals postoperatief, bij immobilisatie en in het kraambed 25

Casuïstiek stiek en externe kwaliteitscontrole. SKS symposium 30 oktober 2008 Ad Castel Ton van den Besselaar

Casuïstiek stiek en externe kwaliteitscontrole. SKS symposium 30 oktober 2008 Ad Castel Ton van den Besselaar Casuïstiek stiek en externe kwaliteitscontrole SKS symposium 30 oktober 008 Ad Castel Ton van den Besselaar Conclusies uit 006: De indicatie tot, en de interpretatie van laboratoriumonderzoek zijn wezenlijke

Nadere informatie

Vraag screenend laboratorium hemostase onderzoek. 2. pas maar op dat die bloedneus niet gaat groeien. 3. Griekenland, 32 C en een Hermes schotel

Vraag screenend laboratorium hemostase onderzoek. 2. pas maar op dat die bloedneus niet gaat groeien. 3. Griekenland, 32 C en een Hermes schotel Vraag 1 Een corpulente minister van financiën stapt met een koffertje op het vliegtuig naar Griekenland en is geheel toevallig bij terugkomst enige kilo s bagage kwijt. Tevens heeft hij bij terugkomst

Nadere informatie

Plaats van de collageen binding analyse in de VWD diagnostiek?

Plaats van de collageen binding analyse in de VWD diagnostiek? Plaats van de collageen binding analyse in de VWD diagnostiek? Van Aelst Sophie Prof. Dr. M. Jacquemin 08/03/2016 INLEIDING Ziekte van Von Willebrand (VWD) Meest voorkomende erfelijke bloedingsziekte Prevalentie

Nadere informatie

Bespreking van de ingezonden resultaten

Bespreking van de ingezonden resultaten RESULTATEN EN BESPREKING CASUS MEI 2012 SECTIE STOLLING SKML Beschrijving van de casus Een 23-jarige vrouw wordt door de huisarts verwezen naar de SEH voor verder onderzoek i.v.m. pijn op de borst vastzittend

Nadere informatie

Van bloedplaatjes tot fibrine:

Van bloedplaatjes tot fibrine: Van bloedplaatjes tot fibrine: Hoe meten we stolling? N. Jacobs - Klinisch bioloog AZ KLINA 16/11/2011 1 Hemostase Gecontroleerd stelpen van een bloeding 16/11/2011 2 Hemostase Primaire hemostase Stabiele

Nadere informatie

Chapter 10 C H A P T E R. Nederlandse Samenvatting

Chapter 10 C H A P T E R. Nederlandse Samenvatting Chapter 10 C H P R ederlandse Samenvatting 10 175 S M V I G Haemostase Hartinfarct en beroerte zijn het gevolg van trombi (bloed stolsels) die belangrijke vaten afsluiten en daardoor weefsel beschadiging

Nadere informatie

beleid bij pre-operatieve stollingsstoornissen

beleid bij pre-operatieve stollingsstoornissen beleid bij pre-operatieve stollingsstoornissen Prof. Dr. Cees Th. Smit Sibinga, FRCP Edin, FRCPath ID Consulting for International Development of Transfusion Medicine (IDTM) University of Groningen, NL

Nadere informatie

Bloedingscores en het voorspellen van bloedingen

Bloedingscores en het voorspellen van bloedingen Bloedingscores en het voorspellen van bloedingen Moderator Prof. dr H.C.J. Eikenboom Spreker Prof. dr H.C.J. Eikenboom Afdeling Trombose en Hemostase LUMC Belangenverklaring In overeenstemming met de regels

Nadere informatie

Het werkingsmechanisme van recombinant factor VIIa (NovoSeven)

Het werkingsmechanisme van recombinant factor VIIa (NovoSeven) Het werkingsmechanisme van recombinant factor VIIa (NovoSeven) Ton Lisman Chirurgisch Onderzoekslaboratorium, UMC Groningen Behandeling van hemofilie A/B Suppletie FVIII/FIX Remmende antistoffen? Bypassing

Nadere informatie

stolling en trombose Dr Marieke J.H.A. Kruip internist-hematoloog 15 maart 2019

stolling en trombose Dr Marieke J.H.A. Kruip internist-hematoloog 15 maart 2019 stolling en trombose Dr Marieke J.H.A. Kruip internist-hematoloog m.kruip@erasmusmc.nl 15 maart 2019 Wat ga ik bespreken? Hoe werkt de stolling ook alweer?? Wat is trombose en waardoor ontstaat het? Hoe

Nadere informatie

Casus Siemens Gebruikersdag Antwerpen, 22 september 2016

Casus Siemens Gebruikersdag Antwerpen, 22 september 2016 Casus Siemens Gebruikersdag Antwerpen, 22 september 2016 Dr. Henk Louagie, dienst klinische biologie Dr. Marjan Petrick, dienst haematologie AZ Sint-Lucas Gent Groenebriel 1 B-9000 Gent Tel +32 9 224 64

Nadere informatie

INTERPRETATIE EN BECOMMENTARIERING STOLLINGSUITSLAGEN. NCV Péquériaux Arts klinische chemie LKCH 19 september 2013

INTERPRETATIE EN BECOMMENTARIERING STOLLINGSUITSLAGEN. NCV Péquériaux Arts klinische chemie LKCH 19 september 2013 INTERPRETATIE EN BECOMMENTARIERING STOLLINGSUITSLAGEN NCV Péquériaux Arts klinische chemie LKCH 19 september 2013 Casus Een jonge van 11 maanden Aanvraag bloedbeeld door huisarts Bij medische gegevens:

Nadere informatie

Ziekte van Von Willebrand. laboratoriumdiagnostiek

Ziekte van Von Willebrand. laboratoriumdiagnostiek Ziekte van Von Willebrand laboratoriumdiagnostiek Dr. Erik Adolf von Willebrand Morfologie van de lymfocyt 1870-1949 UZ Leuven, Gasthuisberg 2 Definitie: Kwalitatieve of kwantitatieve afwijking van het

Nadere informatie

Trombofilieonderzoek in 15 dia s Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen

Trombofilieonderzoek in 15 dia s Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen Trombofilieonderzoek in 15 dia s - 2018 - Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen Wat is trombofilie Erfelijke of verworven stollingsafwijkingen die gepaard gaan met een verhoogd risico op trombose

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In dit proefschrift wordt de ontwikkeling van twee nieuwe testen beschreven die kunnen helpen bij de detectie van verhoogde bloedings- of tromboseneigingen. In hoofdstuk 1 wordt

Nadere informatie

chapter 10 Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

chapter 10 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) De bloedstolling speelde in de prehistorie al een grote rol om te voorkomen dat de jagende mens bij een bloeding geveld zou raken. Ook zorgde het stollingssysteem

Nadere informatie

Bloeding bij een normale APTT Analyse naar trombopathie

Bloeding bij een normale APTT Analyse naar trombopathie Bloeding bij een normale APTT Analyse naar trombopathie Moderator dr. M.R. Nijziel 1st author / speaker Dr. Rolf T. Urbanus Co-authors Dr. REG Schutgens, Drs. M Baaij, Dr. ME van Gijn, Dr. M Roest Belangenverklaring

Nadere informatie

Stolling en antistolling. Prof.dr. Karina Meijer Afdeling Hematologie UMCG Transmuraal Trombose Expertisecentrum Groningen

Stolling en antistolling. Prof.dr. Karina Meijer Afdeling Hematologie UMCG Transmuraal Trombose Expertisecentrum Groningen Stolling en antistolling Prof.dr. Karina Meijer Afdeling Hematologie UMCG Transmuraal Trombose Expertisecentrum Groningen Wat gaan we doen? Wat willen jullie? Achtergrond Antistollingsmedicatie Achtergrond

Nadere informatie

Voorkom bloedingen. de achtergrond van antistollingsmiddelen, interacties en risicofactoren. Eindhoven, 19 juni 2014

Voorkom bloedingen. de achtergrond van antistollingsmiddelen, interacties en risicofactoren. Eindhoven, 19 juni 2014 Voorkom bloedingen de achtergrond van antistollingsmiddelen, interacties en risicofactoren Eindhoven, 19 juni 2014 dr. M.R. Nijziel, internist-hematoloog Indeling stollingssysteem oude antistollingsmiddelen

Nadere informatie

Haemostase. Samenvatting

Haemostase. Samenvatting 181 Haemostase Haemostase is het proces wat ervoor zorgt dat een beschadiging in een bloedvat snel en effectief wordt hersteld om overtollig bloedverlies te voorkomen. Het haemostatische proces is in normale

Nadere informatie

Trombof iliescreening

Trombof iliescreening Trombofiliescreening Doel. Een trombofiliescreening is een gericht en gefaseerd bloedonderzoek naar mogelijke oorzaken en/of aanleg van tromboseneiging. Het doel is de oorzaak van de trombose op te sporen

Nadere informatie

Zeldzame bloedingsziekten

Zeldzame bloedingsziekten Zeldzame bloedingsziekten Prof. Dr H.C.J. Eikenboom Trombose en Hemostase LUMC Zeldzame, erfelijke bloedingsziekten Prof. Dr H.C.J. Eikenboom Trombose en Hemostase LUMC Klinische Dag NVvH 15 oktober 2015

Nadere informatie

TRANSMURAAL PROTOCOL DIEPE VENEUZE TROMBOSE

TRANSMURAAL PROTOCOL DIEPE VENEUZE TROMBOSE TRANSMURAAL PROTOCOL Inleiding De incidentie van diepe veneuze trombose () is ongeveer 2 per 1.000 patiënten per jaar. Voor longembolie gelden vergelijkbare getallen. De huisarts wordt dan ook niet vaak

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands

Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands 135 Inleiding Het stoppen van een bloeding bestaat uit twee processen: bloedstelping en bloedstolling. Tijdens de bloedstelping worden bloedplaatjes aan de beschadigde

Nadere informatie

Nieuwe behandeltargets en behandelconcepten in stolling

Nieuwe behandeltargets en behandelconcepten in stolling Nieuwe behandeltargets en behandelconcepten in stolling Moderator Prof. dr R.E.G. Schutgens Spreker Prof. dr H.C.J. Eikenboom Belangenverklaring In overeenstemming met de regels van de Inspectie van de

Nadere informatie

De Thrombine Generatie Test: Theorie en Praktijk

De Thrombine Generatie Test: Theorie en Praktijk De Thrombine Generatie Test: Theorie en Praktijk J. Rosing Cardiovascular Research Institute Maastricht The Netherlands Dia 1 Vroeger was de stolling erg eenvoudig Morawitz 1905: Thrombokinase Prothrombine

Nadere informatie

Workshop 27 april ROTEM voor perioperative monitoring van de stolling

Workshop 27 april ROTEM voor perioperative monitoring van de stolling Workshop 27 april 2010 ROTEM voor perioperative monitoring van de stolling Dr. Christa Boer Research Manager Perioperative Care Afdeling Anesthesiologie Thromboelastometrie Diagnostiek Educatie Onderzoek

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28736 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Debeij, Jan Title: The effect of thyroid hormone on haemostasis and thrombosis

Nadere informatie

Chapter 11. Samenvatting

Chapter 11. Samenvatting Chapter 11 Samenvatting 11. Samenvatting Hoge plasmaspiegels van von Willebrand factor (VWF) en stollingsfactor VIII (FVIII) zijn geassocieerd met een verhoogd risico op het krijgen van zowel arteriële

Nadere informatie

Workshop Hemostase en Trombose

Workshop Hemostase en Trombose Workshop Hemostase en Trombose Gerard Jansen Internist-hematoloog a.j.g.jansen@erasmusmc.nl 11 e Jaarcongres V & VN VS 04-10-2019 Disclosure belangen Gerard Jansen (potentiële) belangenverstrengeling Voor

Nadere informatie

Betekenis van de Platelet Function Analyzer-100 in de dagelijkse diagnostiek

Betekenis van de Platelet Function Analyzer-100 in de dagelijkse diagnostiek Betekenis van de Platelet Function Analyzer-100 in de dagelijkse diagnostiek Auteur Trefwoorden J.W.N. Akkerman aspirine, bloedingstijd, clopidogrel, glycoproteïne IIb/IIIa-antagonist, Platelet Function

Nadere informatie

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; wat te doen?

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; wat te doen? Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; wat te doen? dhr. B. Santbergen, internist-hematoloog, mw. dr. E.A. Kemper, klinisch chemicus, en mw. A.R. Bharos, huisarts, HA praktijk Rozenburcht, Capelle a/d

Nadere informatie

Bloedingen op de spoedeisende hulp. Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog Afdeling Hematologie ZNA Stuivenberg 22 november 2016

Bloedingen op de spoedeisende hulp. Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog Afdeling Hematologie ZNA Stuivenberg 22 november 2016 Bloedingen op de spoedeisende hulp Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog Afdeling Hematologie ZNA Stuivenberg 22 november 2016 Casus 1 47-jarige man blanco voorgeschiedenis afkomstig uit Nigeria, spreekt

Nadere informatie

Cases Stolling. BVMLT 17 november 2015

Cases Stolling. BVMLT 17 november 2015 Cases Stolling BVMLT 17 november 2015 Vraag 1: welke factoren kan je meten met een aptt test? A. FVII, FV, FX, FII, fibrinogeen B. FVIII en FIX C. FXII, FXI, FVIII en FIX D. FXII, FXI, FVIII, FIX, FV,

Nadere informatie

Samenvatting en Discussie

Samenvatting en Discussie 101 102 Pregnancy-related thrombosis and fetal loss in women with thrombophilia Samenvatting Zwangerschap en puerperium zijn onafhankelijke risicofactoren voor veneuze trombose. Veneuze trombose is een

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 127 Inleiding 128 Het antifosfolipiden syndroom Normaal gesproken worden lichaamsvreemde stoffen, zoals bacteriën en virussen, in het lichaam door het afweersysteem opgeruimd.

Nadere informatie

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 23 maart 2017

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 23 maart 2017 Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 23 maart 2017 De jaarlijkse Themadag vond dit jaar plaats in het Meander Medisch Centrum te Amersfoort. Het thema: Trombocyten Als gastsprekers waren aanwezig:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 13 SAMENVATTING EN DISCUSSIE

HOOFDSTUK 13 SAMENVATTING EN DISCUSSIE HOOFDSTUK 13 SAMENVATTING EN DISCUSSIE 146 Hoofdstuk 13 13.1 SAMENVATTING Het wordt steeds duidelijker dat veneuze trombo-embolie vaak optreedt insamenhang met erfelijke en/of exogene risicofactoren. Het

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 9 Beta2-glycoproteïne I ( ), ook wel bekend als apolipoproteine H (apoh), is een membraanadhesie eiwit dat in plasma circuleert (100-300 μg/ml) in een vrije- en een gebonden vorm. De molecuulmassa van

Nadere informatie

hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Samenvatting In dit proefschrift wordt het gebruik van de trombinegeneratie test beschreven voor het controleren van therapie met antistollingsmiddelen (anticoagulantia). De trombinegeneratie (TG) test

Nadere informatie

hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 In Nederland ontvangen jaarlijks vele mensen een bloedtransfusie. De rode bloedcellen (RBCs) worden toegediend om bloedarmoede, veroorzaakt door ernstig bloedverlies of een probleem in de bloedaanmaak,

Nadere informatie

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 17 maart 2016

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 17 maart 2016 Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 17 maart 2016 De jaarlijkse Themadag vond dit jaar plaats in het Jeroen Bosch ziekenhuis Den Bosch te Den Bosch. Het thema: Hemofilie Als gastsprekers waren

Nadere informatie

Hypercoagulopathie. Peter Verhamme Vasculaire Geneeskunde & Hemostase UZ Leuven

Hypercoagulopathie. Peter Verhamme Vasculaire Geneeskunde & Hemostase UZ Leuven Hypercoagulopathie Peter Verhamme Vasculaire Geneeskunde & Hemostase UZ Leuven 1 Hypercoagulopathie Arteriele / Veneuze / Microvasculaire Trombose Aangeboren vs. Verworven Cutane Manifestaties van hypercoagulopathie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting CHAPTER 9 Nederlandse samenvatting Inleiding In een volwassen mens circuleert 5 à 6 liter bloed door de bloedvaten. Het bloed transporteert onder andere bloedcellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen

Nadere informatie

Toepassing van plasmafactoren voor de hemostase - Huidige inzichten in de hemostatische balans

Toepassing van plasmafactoren voor de hemostase - Huidige inzichten in de hemostatische balans Klinisch Transfusieonderwijs NVB-TRIP 2018 Toepassing van plasmafactoren voor de hemostase - Huidige inzichten in de hemostatische balans Dr. Erik AM Beckers Internist-hematoloog/transfusiespecialist 2

Nadere informatie

Micropartikels en stolling

Micropartikels en stolling Micropartikels en stolling Anita Böing Presentatie Introductie; wat zijn micropartikels Micropartikels en stolling Micropartikels en ITP Andere functies van micropartikels Conclusie micropartikels activatie,

Nadere informatie

ONBEHEERDE AFDRUK. Kwaliteitshandboek CKHL Bijlage 4-4: Referentiewaarden en Meetonzekerheid. Pagina 1 van 10. Alleen geldig op: vrijdag 17 april 2015

ONBEHEERDE AFDRUK. Kwaliteitshandboek CKHL Bijlage 4-4: Referentiewaarden en Meetonzekerheid. Pagina 1 van 10. Alleen geldig op: vrijdag 17 april 2015 LUMC\4. Zorgondersteunend\LSH ONBEHEERDE AFDRUK Kwaliteitshandboek CKHL Bijlage 4-4: Referentiewaarden en Meetonzekerheid Versie 20 Publicatiedatum woensdag 26 maart 2014, 16:16:08 Status Gepubliceerd

Nadere informatie

Von Willebrand ziekte in Nederland: diagnostiek, symptomatologie en behandeling

Von Willebrand ziekte in Nederland: diagnostiek, symptomatologie en behandeling Von Willebrand ziekte in Nederland: diagnostiek, symptomatologie en behandeling Klinische dag NVVH 4 oktober Frank W.G. Leebeek ErasmusMC Rotterdam Functie von Willebrand factor (VWF) VWF secretie Adhesie

Nadere informatie

Essentiële Trombocytose

Essentiële Trombocytose Essentiële Trombocytose Uw hoofdbehandelaar is: hematoloog dr. Uw specialist is op werkdagen tussen 08.30 17.00 uur bereikbaar via de polikliniek Interne geneeskunde, tel. (078) 654 64 64. Inleiding U

Nadere informatie

Trombocytentransfusies bij kinderen. 11 de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze

Trombocytentransfusies bij kinderen. 11 de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze Trombocytentransfusies bij kinderen 11 de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze Inhoud Trombocytopenie en bloeden Trombocytentransfusietriggers Verschillende trombocytenconcentraten

Nadere informatie

AANDOENINGEN van het BLOED. H.H. TAN, arts 2015

AANDOENINGEN van het BLOED. H.H. TAN, arts 2015 AANDOENINGEN van het BLOED H.H. TAN, arts 2015 BLOED 2 RODE BLOEDCELLEN (ERYTROCYTEN ; 4,5-5,5 x 10 12 /ltr, 4-5 x 10 12 /ltr) * Vervoeren O 2 naar het weefsel * Voeren CO 2 af * Levensduur: 120 dagen

Nadere informatie

Laboratoriumonderzoek van trombofilie

Laboratoriumonderzoek van trombofilie Laboratoriumonderzoek van trombofilie dr. F. van der Graaf, klinisch chemicus Inleiding De term trombofilie werd in 965 als eerste door Egeberg gebruikt toen hij een associatie aantoonde tussen het voorkomen

Nadere informatie

Verworven stollingsinhibitoren. Marc Jacquemin

Verworven stollingsinhibitoren. Marc Jacquemin Verworven stollingsinhibitoren Marc Jacquemin 1 AUTO-immune respons tegen eigen eiwitten Verworven stollingsinhibitor Lupus anticoagulans Copyright Excorim 2 AB Coagulation in a blood vessel: fibrin stabilises

Nadere informatie

Preventie van veneuze trombo-embolie bij zwangere vrouwen

Preventie van veneuze trombo-embolie bij zwangere vrouwen Preventie van veneuze trombo-embolie bij zwangere vrouwen Een van de objectieven van de «Thrombosis Guidelines Group of the BSTH (Belgian Society on Thrombosis and Haemostasis) and the BWGA (Belgian Working

Nadere informatie

Von-willebrandfactor en de ziekte van von Willebrand

Von-willebrandfactor en de ziekte van von Willebrand Labquiz Von-willebrandfactor en de ziekte van von Willebrand Paul W.M. Verhezen, Erik A.M. Beckers en Yvonne M.C. Henskens + Gerelateerd artikel Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A6518 Patiënten met een

Nadere informatie

AKL mededelingen 2009-25

AKL mededelingen 2009-25 AKL mededelingen 2009-25 AKL mededelingen: ook vindbaar op Internet (Algemeen) Behalve op het Intranet van het Elkerliek ziekenhuis zijn alle AKL mededelingen ook vindbaar op Internet. Kies hiervoor op

Nadere informatie

Aanpak van patiënten met bloedingsneiging ASO

Aanpak van patiënten met bloedingsneiging ASO Aanpak van patiënten met bloedingsneiging ASO 02-03-2016 Casus: J-B H, 84 jaar Gezwollen blauwe tong en slikproblemen Ochtend van spoedopname : Consult huisarts omwille van angina Onderzoek met tongspatel

Nadere informatie

Cover Page. The following handle holds various files of this Leiden University dissertation:

Cover Page. The following handle holds various files of this Leiden University dissertation: Cover Page The following handle holds various files of this Leiden University dissertation: http://hdl.handle.net/1887/61127 Author: Hulle, T. van der Title: The diagnostic and therapeutic management of

Nadere informatie

De ziekte van von Willebrand-type-1: voor bloeding?

De ziekte van von Willebrand-type-1: voor bloeding? O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N De ziekte van von Willebrand-type-1: de meest voorkomende, erfelijke bloedingsneiging of een milde risicofactor voor bloeding? Auteurs Trefwoorden J.C.J. Eikenboom

Nadere informatie

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp van dit proefschrift geïntroduceerd. De extrinsieke en intrinsieke bloedstolling en de verschillende functies van geactiveerd proteïne C (APC) en heparine worden beschreven.

Nadere informatie

Een praktische benadering van de patiënt met bloedingsneiging

Een praktische benadering van de patiënt met bloedingsneiging Een praktische benadering van de patiënt met bloedingsneiging Auteurs Trefwoorden I. Bank en H.C.J. Eikenboom fibrinolyse, hemorragische diathese, primaire hemostase, secundaire hemostase Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting Veneuze trombose is een aandoening waarbij een bloedprop (stolsel) ontstaat in één van de bloedvaten van het lichaam. Een dergelijk stolsel ontstaat meestal in de bloedvaten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 198 Het eerste deel van dit proefschrift beschrijft de effectiviteit van clopidogrel en tirofiban in patiënten met een acuut hart infarct verwezen voor een spoed dotter behandeling. In hoofdstuk 1 werd

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 134 Samenvatting Het klinische probleem en de vraagstellingen In 1865 beschreef de Franse arts Armand Trousseau (1801-1867) voor het eerst de relatie tussen trombose en kanker. Het viel hem op dat trombosebenen

Nadere informatie

Inhoud Wat is een bloedtransfusie

Inhoud Wat is een bloedtransfusie Bloedtransfusie Binnenkort zult u een behandeling of ingreep ondergaan, waarbij er een kans is dat u bloed toegediend moet krijgen: bloedtransfusie. Of u krijgt binnenkort een bloedtransfusie vanwege bloedarmoede.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/44703 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Gielen, C. Title: Blood loss in coronary artery bypass surgery: etiology, diagnosis

Nadere informatie

University of Groningen. Hemostasis and anticoagulant therapy in liver diseases Potze, Wilma

University of Groningen. Hemostasis and anticoagulant therapy in liver diseases Potze, Wilma University of Groningen Hemostasis and anticoagulant therapy in liver diseases Potze, Wilma IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

Nadere informatie

Zeldzame juveniele primaire systemische vasculitis

Zeldzame juveniele primaire systemische vasculitis https://www.printo.it/pediatric-rheumatology/nl/intro Zeldzame juveniele primaire systemische vasculitis Versie 2016 2. DIAGNOSE EN THERAPIE 2.1 Wat voor types vasculitis zijn er? Hoe wordt vasculitis

Nadere informatie

Informatiefolder over trombose/longembolie en Eliquis

Informatiefolder over trombose/longembolie en Eliquis Informatiefolder over trombose/longembolie en Eliquis Inleiding U heeft Eliquis (apixaban) van uw dokter voorgeschreven gekregen. Eliquis is een medicijn dat o.a. bij volwassenen wordt gebruikt om bloedstolsels

Nadere informatie

Tissue factor pathway inhibitor (TFPI) is een protease remmer die is opgebouwd

Tissue factor pathway inhibitor (TFPI) is een protease remmer die is opgebouwd Samenvatting Appendix 234 238 Samenvatting Tissue factor pathway inhibitor (TFPI) is een protease remmer die is opgebouwd uit een negatief geladen N-terminus gevolgd door drie Kunitz domeinen (K1, K2 en

Nadere informatie

& SAmeNvAttING dankwoord PuBLICAtIeLIJSt CurrICuLum vitae

& SAmeNvAttING dankwoord PuBLICAtIeLIJSt CurrICuLum vitae & Dankwoord PUBLICATIELIJST Curriculum vitae Hart- en vaatziekten zijn een belangrijke oorzaak van mortaliteit en morbiditeit in Westerse landen. Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling

Nadere informatie

TAR s: Combinaties, Do s & Don ts

TAR s: Combinaties, Do s & Don ts TAR s: Combinaties, Do s & Don ts Congressponsoren AstraZeneca Bayer BoehringerIngelheim Pfizer/BMS Rolf Veldkamp, cardioloog Ravee Rambharose, kaderhuisarts HVZ Aris Prins, apotheker Indeling Trombocytenaggregatie

Nadere informatie

Samenvatting Vitamine K antagonisten zijn antistollingsmiddelen in tabletvorm. Ze worden voorgeschreven voor de behandeling en preventie van trombose.

Samenvatting Vitamine K antagonisten zijn antistollingsmiddelen in tabletvorm. Ze worden voorgeschreven voor de behandeling en preventie van trombose. 1 Samenvatting Samenvatting Vitamine K antagonisten zijn antistollingsmiddelen in tabletvorm. Ze worden voorgeschreven voor de behandeling en preventie van trombose. Zowel arteriële trombose (trombose

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting In dit proefschrift wordt het gebruik van aspirine (een bloedverdunner in tabletvorm) en laag-moleculair-gewicht heparine (een injectie die zorgt voor

Nadere informatie

Indicatie antistolling. NOAC/DOAC Is de praktijk net zo verwarrend als de naam.? Indicaties VKA in NL Wat gebruikten we. Het stollingsmechanisme

Indicatie antistolling. NOAC/DOAC Is de praktijk net zo verwarrend als de naam.? Indicaties VKA in NL Wat gebruikten we. Het stollingsmechanisme Indicatie antistolling NOAC/DOAC Is de praktijk net zo verwarrend als de naam.? Behandeling DVT/ longembolie Atriumfibrilleren Mechanische hartklep Arterieel vaatlijden Hartfalen met kamerdilatatie ( alleen

Nadere informatie

Bloedtransfusie ALGEMEEN. Toedienen van bloedproducten

Bloedtransfusie ALGEMEEN. Toedienen van bloedproducten ALGEMEEN Bloedtransfusie Toedienen van bloedproducten Bij een bloedtransfusie worden bloed of bloedproducten via een infuus toegediend. Indien het voor uw behandeling noodzakelijk is, schrijft uw behandelend

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

Nascholing Antistolling

Nascholing Antistolling Nascholing Antistolling Algemene module nivo 1 en 2 Een initiatief van de Stuurgroepketen Antistollingsbehandeling Dr. R. Fijnheer, versie 1, november 2011 doel antistollings therapie behandelen van arteriële

Nadere informatie

Inleiding op de fysiologie en pathologie van de bloedstolling

Inleiding op de fysiologie en pathologie van de bloedstolling Inleiding op de fysiologie en pathologie van de bloedstolling Dr. Anna Vantilborgh Hematologie - UZ Gent 2010 Universitair Ziekenhuis Gent 2 2 3 4 4 5 5 6 6 7 8 8 1) INITIATION HEMOSTASIS Endothelial cells

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 146 Klinische en immunologische aspecten van pretransplantatie bloedtransfusies Inleiding Bloedtransfusies worden in de meeste gevallen gegeven aan patiënten die een tekort hebben

Nadere informatie

Samenvat ting en Conclusies

Samenvat ting en Conclusies Samenvat ting en Conclusies Samenvatting en Conclusies 125 SAMENVAT TING EN CONCLUSIES In dit proefschrift werd de invloed van viscerale obesitas en daarmee samenhangende metabole ontregelingen, en het

Nadere informatie

Themadag NVTH Werkgroep Hemostase Diagnostiek 15 maart 2012

Themadag NVTH Werkgroep Hemostase Diagnostiek 15 maart 2012 Themadag NVTH Werkgroep Hemostase Diagnostiek 15 maart 2012 De jaarlijkse Themadag vond dit jaar plaats in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, thema Von Willebrand Diagnostiek. Er waren 42 deelnemers

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting 150 Samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING De natuurlijke afweer van het lichaam wordt verzorgd door het immuunsysteem. Zonder immuunsysteem zouden pathogenen zoals virussen

Nadere informatie

De ziekte van Alzheimer. Diagnose

De ziekte van Alzheimer. Diagnose De ziekte van Alzheimer Bij dementie is er sprake van een globale achteruitgang van de cognitieve functies, zoals het geheugen of de taalfuncties. Deze achteruitgang leidt tot functionele beperkingen in

Nadere informatie

S. Kuipers. Chapter 9. Samenvatting

S. Kuipers. Chapter 9. Samenvatting S. Kuipers Chapter 9 Veneuze trombose is een aandoening waarbij zich een bloedstolsel vormt op de verkeerde plaats, meestal in een van de venen van het been. Hierdoor wordt de terugvloed van het bloed

Nadere informatie

casuistiek: bloedingscomplicaties bij het gebruik van de nieuwe generaties antistollingsmiddelen

casuistiek: bloedingscomplicaties bij het gebruik van de nieuwe generaties antistollingsmiddelen casuistiek: bloedingscomplicaties bij het gebruik van de nieuwe generaties antistollingsmiddelen Dr. Marieke JHA Kruip Internist- hematoloog Erasmus MC inhoud casus indica>es nieuwe orale middelen risico

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 132 Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Coronaire bypass chirurgie (CABG) met gebruik van een hart-longmachine (de zogenaamde on-pump CABG) gaat gepaard met een nog steeds aanzienlijk aantal

Nadere informatie

Bijlage III. Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter

Bijlage III. Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter Bijlage III Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter Opmerking: Deze wijzigingen aan de relevante delen van de Samenvatting van

Nadere informatie

Antistolling in het pijncentrum

Antistolling in het pijncentrum Antistolling in het pijncentrum Dr. Veerle Dirckx mariaziekenhuis.be Mensen zorgen voor mensen Overzicht Ter opfrissing de stollingscascade Wat is er allemaal op de markt? Wat werkt waarop in? Hoelang

Nadere informatie

Hemostase & diagnostiek Deel 1: bloeden

Hemostase & diagnostiek Deel 1: bloeden Dr HJ (Eric) Vermeer specialist klinische chemie Hemostase & diagnostiek Deel 1: bloeden Onderwijsmodule analisten/lab-assistenten Result Laboratorium 1 Waar gaan we het over hebben? Inleiding op hemostase

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nieuwe vooruitzichten in de karakterisering en behandeling van acute myeloïde leukemie Nederlandse samenvatting 134 Acute myeloïde leukemie (AML) is een vorm van bloedkanker, een kwaadaardige aandoening

Nadere informatie

HEMOSTASE fysiologie en pathologie

HEMOSTASE fysiologie en pathologie HEMOSTASE fysiologie en pathologie Prof. Dr. Cees Th. Smit Sibinga, FRCP Edin, FRCPath ID Consulting for International Development of Transfusion Medicine (IDTM) University of Groningen, NL ID Consulting

Nadere informatie

THROMBOgen Test. Trombose. Risico s in kaart. Diep-veneuze trombose

THROMBOgen Test. Trombose. Risico s in kaart. Diep-veneuze trombose THROMBOgen Test Trombose Prof Dr. B. Weber Laboratoires Réunis Risico s in kaart De THROMBOSEgen test biedt u de mogelijkheid uw persoonlijk risico en predispositie op trombose te bepalen. In deze brochure

Nadere informatie

Informatie over een bloedtransfusie

Informatie over een bloedtransfusie Informatie over een bloedtransfusie Bij het tot stand komen van deze folder is gebruik gemaakt van de volgende folders: Bloedtransfusie voor patiënten - Stichting Sanquin Bloedvoorziening. Bloedtransfusie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Chapter 9 Inleiding Het dengue virus (DENV) en het West Nijl virus (WNV) behoren tot de Flaviviridae, een familie van kleine sferische virussen met een positief-strengs RNA genoom.

Nadere informatie

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NRLP-12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NRLP-12 gerelateerde terugkerende

Nadere informatie

Consortium Transfusiegeneeskundig Onderzoek: Najaarssymposium 2016

Consortium Transfusiegeneeskundig Onderzoek: Najaarssymposium 2016 Consortium Transfusiegeneeskundig Onderzoek: Najaarssymposium 2016 Samenwerken in het optimaliseren van de bloedtransfusieketen Deel II: Ontwikkelen van nieuw transfusie gerelateerd onderzoek Dr. Erik

Nadere informatie

Bedside teaching Catharina

Bedside teaching Catharina Bedside teaching Catharina Stolling en antistolling 2018 dr. Marten R. Nijziel internist-hematoloog Catharina ziekenhuis Wat gaan we doen? stolling: hemostase state-of-the-art 2018 antistolling: DOAC in

Nadere informatie

Workshop Bloedstollings apparaat

Workshop Bloedstollings apparaat Workshop Bloedstollings apparaat ASZ Dordrecht Zaterdag 13 december 2014 Wibo van Run Key Account Manager The Nederlands & België page 2 Rondom Bloedmanagement Bij bloedtransfusies staat de veiligheid

Nadere informatie

MDO-praatje (Catastrofaal) antifosfolipen syndroom. Charlotte Schaap AIOS interne geneeskunde

MDO-praatje (Catastrofaal) antifosfolipen syndroom. Charlotte Schaap AIOS interne geneeskunde MDO-praatje (Catastrofaal) antifosfolipen syndroom Charlotte Schaap AIOS interne geneeskunde Casus Patient 51 jaar RvO: overname van elders ivm wisselende EMV-scores, oorzaak vooralsnog onduidelijk. Voorgeschiedenis

Nadere informatie