WERKBOEK Stage. Juridische Beroepen. Cohort Leerjaar 1, BBL

Transcriptie

1 WERKBOEK Stage Juridische Beroepen Cohort Leerjaar 1, BBL Juridisch-administratieve beroepen crebo Juridisch administratief dienstverlener crebo Medewerker human resource management crebo

2 2

3 Voorwoord Dit stagewerkboek is bedoeld voor de bij de BBL-stage betrokken partijen: de student, de praktijkopleider en de stagedocent. In het werkboek is de informatie opgenomen die relevant is voor een goed verloop van de stage. Het Summa College is de werkorganisaties en praktijkopleiders die, in het belang van de studenten en het onderwijs, stageplaatsen beschikbaar stellen zeer erkentelijk. Beroepspraktijkvorming (BPV) is de wettelijke benaming voor de stage. Voor de leesbaarheid van dit werkboek wordt hierna uitsluitend de term stage gebruikt. Team Juridische Beroepen/BBL Augustus

4 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Stage-uitgangspunten Doel van de stage Inhoud van de stage Duur en omvang van de stage Tijd voor schoolopdrachten Ziekte en verzuim Examenopdracht en proeve van bekwaamheid Stagebegeleiding Rol van de stagecoördinator Begeleiding van de student door de praktijkopleider Begeleiding van de student door de stagedocent Beoordeling tijdens stage Evaluatie van stage (BPV-monitor) Nawoord Verklarende woordenlijst Planning stage 2018/ Schoolopdrachten op stage uit te voeren ter voorbereiding van het examen Oriëntatie op de organisatie Opdrachten kerntaak 1 Basis Klantcontact - werkprocessen Opdrachten kerntaak 2 Basis Dossierwerkzaamheden - werkprocessen Bijlage 1: Beoordelingsformulier werknemersvaardigheden Bijlage 2a. Urenregistratie stage Bijlage 2b. Absentieformulier Bijlage 3. Format gespreksverslag voortgangsgesprek

5 1. Inleiding De opleiding bestaat uit een basisjaar en een profieljaar. De oriëntatiestage maakt onderdeel uit van het basisjaar, zoals aangegeven in het volgende schema: Leerjaar 1 Oriëntatie op de organisatie en stage kerntaak 1 en 2 van het basisjaar, inclusief examinering tijdens de stage Basisoriëntatie keuze JAD / HRM Stage voor het profiel en examinering middels twee examenprojecten op de opleiding Leerjaar 2 Profiel JAD / Profiel HRM Het werkboek geeft informatie over de opleiding, de wijze van begeleiden en beoordelen, de opdrachten die uitgevoerd moeten worden en de wederzijdse verwachtingen en verplichtingen. Het werkboek geeft concreet weer wat er gevraagd wordt van alle partijen tijdens de stageperiode van de student. Natuurlijk is er nog meer algemene informatie die van belang is voor een goed verloop van de stage. Deze informatie staat in de BPV-gids. Dit document voldoet aan de afgesproken kaders, neergelegd in het landelijk opgestelde stageprotocol voor het MBO onderwijs. Deze BPV-gids, alsmede dit werkboek, is digitaal te raadplegen via 5

6 2. Stage-uitgangspunten 2.1 Doel van de stage De stage heeft tot doel om de student in staat te stellen zich te ontwikkelen als werknemer en collega op een werkplek die gerelateerd is aan de opleiding Juridisch-administratieve beroepen. De student werkt mee in de organisatie en traint zich daardoor in de werkzaamheden die horen bij het beroep. Het basisdeel(b1) en profieldeel van de opleiding JAB is uitgewerkt in kerntaken(k) en werkprocessen(w): Basisdeel B1-K1 Verzorgt klantcontact bij juridisch- administratieve dienstverlening B1-K1-W1 advies B1-K1-W2 door Verstrekt (juridische) informatie en Verwijst indien nodig intern en/of extern B1-K2 Verricht (juridische) dossierwerkzaamheden B1-K2-W1 B1-K2-W2 Beheert het (digitale) dossier Typeert en interpreteert gegevens t.b.v. vervolgprocedures Op school en tijdens de stage zullen deze kerntaken en werkprocessen geleerd worden. Daarbij is het de bedoeling dat de student uiteindelijk aantoont deze kerntaken en werkprocessen zelfstandig in de praktijk te kunnen uitvoeren. Het is daarom van belang dat voor aanvang van de stage wordt gecontroleerd of de student daadwerkelijk ook alle kerntaken en werkprocessen kan of zal gaan uitvoeren op stage. 6

7 2.2 Inhoud van de stage 1. Voor aanvang van de stage ondertekent het stagebedrijf een stagecontract ofwel Beroeps Praktijk Vorming Overeenkomst (BPVO). De student levert het ondertekende stagecontract uiterlijk 2 weken na begindatum stage in. Wanneer de inleverdatum niet gehaald is, vervallen de reeds gewerkte stageuren. Als de student minderjarig is, moet één van de ouders mede ondertekenen. 2. Of de student zich als een goed werknemer kan gedragen wordt gedurende de stage beoordeeld middels het beoordelingsformulier werknemersvaardigheden (bijlage 1). Dit formulier wordt twee keer ingevuld, namelijk halverwege de stage en aan het einde van de stage. 3. De student houdt een urenregistratie (bijlage 2a) en een absentieregistratie (bijlage 2b) bij. 4. De student en de praktijkopleider houden minimaal één keer per twee weken een voortgangsgesprek. De student legt hiervan verslag (bijlage 3). 5. Gedurende de stage maakt de student de schoolopdrachten. Deze opdrachten zijn in deze BPV-gids beschreven (zie pagina 15 en volgende). 6. De student verzamelt de hiervoor genoemde formulieren en documenten in het zogeheten stagedossier. Dit dossier moet aan het einde van de stage compleet zijn. 2.3 Duur en omvang van de stage De stageperiode is gelijk aan de opleidingsduur. Het uitgangspunt is dat de opleiding twee jaar duurt. Wanneer in bijzondere omstandigheden van de opleidingsduur wordt afgeweken wordt de stageperiode hierop aangepast. We gaan uit van minimaal 16 uur per week, gedurende een periode van 40 weken (per schooljaar). Minimaal zal de stage van leerjaar 1 dus 640 uren omvatten. De verantwoording voor de gewerkte uren vult de student in op het formulier urenregistratie (bijlage 2a). 2.4 Tijd voor schoolopdrachten De student is in principe twee dagen per week aanwezig bij de stage-organisatie. Behalve dat de student leerwerkzaamheden uitvoert voor de stage-organisatie heeft de student ook diverse schoolopdrachten die hij/zij moet uitvoeren (vanaf bladzijde 14). Van de stage-organisatie wordt verwacht dat de student binnen de stagetijd (liefst wekelijks) voldoende gelegenheid krijgt om aan de schoolopdrachten te werken Ziekte en verzuim Voor de aanwezigheid tijdens de stage geldt dat de student 640 uur stage moet hebben gelopen. Indien de student door ziekte afwezig is geldt dat dit maximaal 5% van de stagetijd mag betreffen (maximaal 32 uur). Indien de student meer dan 5% afwezig is door ziekte, of door andere oorzaken afwezig is, bepalen de praktijkopleider en de stagedocent hoe deze uren moeten worden ingehaald. Ziekte en verzuim worden door de student en praktijkopleider middels een ondertekend absentieregistratieformulier vastgelegd (bijlage 2b). 2.6 Examenopdracht en proeve van bekwaamheid De student vult gedurende de stageperiode een examenopdracht in ter voorbereiding op de af te leggen proeve van bekwaamheid aan het einde van de stage. De examenopdracht en proeve van bekwaamheid zijn omschreven in een apart document dat aan de student en de praktijkopleider is/zal worden uitgereikt. 7

8 3. Stagebegeleiding Bij de begeleiding van de student zijn twee personen betrokken: de praktijkopleider en de stagedocent van de opleiding. Ieder heeft zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. De begeleiding van de student is gericht op de ontwikkeling in de beroepspraktijk. Student en stagebedrijf hebben frequent contact met de stagedocent van de opleiding. De naam van de stagedocent is bekend zodra de student met de stage begint. De student krijgt voorafgaand aan de stage het adres en telefoonnummer van de stagedocent uitgereikt. 3.1 Rol van de stagecoördinator Onze opleiding heeft twee stagecoördinatoren. Zij zorgen voor de acquisitie en de plaatsing van de studenten en bewaken het gehele stageproces. De stagecoördinatoren van de opleiding zijn: dhr. Ruud Elzinga, telefoonnummer dhr. Joost Craenen, telefoonnummer Begeleiding van de student door de praktijkopleider De praktijkopleider is verantwoordelijk voor de begeleiding van de student. De praktijkopleider zorgt voor de introductie binnen het bedrijf en is eerste aanspreekpunt voor de student. De praktijkopleider heeft minimaal één keer per twee weken een gesprek met de student om de voortgang te bespreken en de leerwerkzaamheden zo nodig bij te stellen. De student maakt een verslag van dit gesprek en past eventueel samen met de praktijkopleider, de leerwerkzaamheden in het werkplan aan. De verslagen en de gewijzigde werkplannen neemt de student op in het stagedossier. 3.3 Begeleiding van de student door de stagedocent De stagedocent is het eerste aanspreekpunt voor de praktijkopleider en de student op school. De stagedocent: Neemt in één van de eerste stageweken telefonisch contact op met het stagebedrijf om een eerste indruk te krijgen van de startsituatie en om een afspraak te maken voor een bezoek aan het stagebedrijf. Heeft periodiek mailcontact met de student op verzoek van de student, de praktijkopleider en/of de stagedocent. Bezoekt het stagebedrijf aan het begin van de stageperiode en aan het einde van de stage, aan het einde van het eerste leerjaar. Voert telefonisch overleg met de praktijkopleider in de weken na de eerste toetsing door de praktijkopleider van de algemene werknemersvaardigheden van de student. Informeert de praktijkopleider indien de student op school gebruik maakt van een zorgtraject. Hierbij geldt het volgende: De praktijkopleider wordt geïnformeerd door de school over de voor de stage relevante zaken. Dit gebeurt alleen na overleg en met toestemming met de student. Tijdens het eerste gesprek komen de volgende onderwerpen aanbod: Kennismaking en onderdelen van het werkboek. Vaststellen van de leerwerkzaamheden verbonden aan de te ontwikkelen werkprocessen gedurende de stageperiode, zoals omschreven in de Proeve van Bekwaamheid en bijbehorende examenopdracht. Tijdens het tweede gesprek (aan het einde van de stageperiode) worden de volgende onderwerpen besproken: Resultaten van de Proeve van Bekwaamheid (werkprocessen). Resultaten van de uitgevoerde schoolopdrachten. 8

9 4. Beoordeling tijdens stage De student moet aan het einde van de stage een aantal (getekende en goedgekeurde) documenten inleveren. Om dit volledig en gestructureerd te laten verlopen, verzamelt de student alle documenten in een stagedossier. CHECKLIST STAGEDOSSIER Documenten +/- Vereiste handtekeningen 1. Beoordeling werknemersvaardigheden (2x) Praktijkopleider Student Stagedocent 2. A. Urenregistratie B. Absentieregistratie Praktijkopleider Stagedocent 3. Voortgangsgesprekken Stagedocent Student 4. Schoolopdrachten Praktijkopleider Stagedocent Dossier compleet Paraaf stagedocent 9

10 5. Evaluatie van stage (BPV-monitor) Het Summa College vindt het belangrijk om de kwaliteit van de stage te borgen. Om dit te doen wordt tijdens de stageperiode een zogenaamde BPV-monitor verspreid aan elke praktijkopleider, per . Hierin wordt de kwaliteit van de stage en de tevredenheid van het stagebedrijf onderzocht. Om een goed beeld te kunnen vormen, is het van groot belang dat alle praktijkopleiders aan dit onderzoek meewerken. De resultaten van deze BPV-monitor zijn voor het Summa College weer input om het stageproces voortdurend te blijven verbeteren. 10

11 Nawoord Als er na het lezen van dit stagewerkboek nog onduidelijkheden zijn, laat het ons weten. Tot slot: veel succes met de stage! Onderwijsteam Juridische Beroepen, SUMMA College Eindhoven 11

12 Verklarende woordenlijst BPV BPV-gids BPV-protocol BPVO Examenopdracht Examineren/kwalificeren Kwalificatiedossier Praktijkopleider Proeve van Bekwaamheid Stagecoördinator Stagedocent Stagedossier Stagewerkboek Voortgangsmeting Beroeps Praktijkvorming Algemene informatie over de stage van het Summa College Landelijk document opgesteld door de mbo-raad Beroeps Praktijk Vorming Overeenkomst: het stagecontract bestemd voor de school Een in het begin van de stage op te stellen plan waarin duidelijk wordt op basis van welke werkzaamheden de student de werkprocessen tijdens de proeve van bekwaamheid gaat behalen Examinerend vaststellen of de student zich op voldoende niveau ontwikkeld heeft Een geheel aan kerntaken en werkprocessen die samen leiden tot een volledig leerproces en dus diplomering De begeleider bij de stage-organisatie Een exameninstrument om te examineren De intermediair tussen de opleiding en stageorganisatie De begeleidende docent van de opleiding Een verzameling van documenten die ten grondslag ligt aan de voortgangsmeting Informatiedocument voor de stage van de opleiding De voortdurende meting van de voortgang van het leerproces in de stage en op school 12

13 Planning stage 2018/ augustus 2018 Startbijeenkomst school 28 augustus 2018 Start stage 30 augustus 2018 Start lessen 13 september 2018 Uiterste inleverdatum stagecontract 17 september t/m 2 november 2018 Bezoek stagedocent 15 t/m 19 oktober 2018 Herfstvakantie 24 december 2018 t/m 4 januari 2019 Kerstvakantie Januari 2019 Formulier tussentijdse beoordeling werknemersvaardigheden digitaal inleveren bij stagedocent 4 t/m 8 maart 2019 Voorjaarsvakantie 19 april 2019 Goede vrijdag 22 april 2019 Tweede Paasdag 29 april t/m 3 mei 2019 Meivakantie 30 mei 2019 en 31 mei 2019 Hemelvaartsdag 10 juni 2019 Tweede Pinksterdag juni / juli 2019 Eindgesprek stage conform checklist stagedossier en inleveren stagedossier 5 juli 2019 Einde stage 13

14 Schoolopdrachten op stage uit te voeren ter voorbereiding van het examen 1. Oriëntatie op de organisatie Deze oriëntatie betreft jouw hele stagewerkplek. Het gaat om verschillende opdrachten die je tijdens jouw verkenning van de stageorganisatie kunt maken. Vanwege de omvang van deze opdracht, hebben wij deze opdracht in een apart document gezet. Dit document is digitaal beschikbaar in de BPV-ruimte van Fronter. De oriëntatie op de organisatie gaat over de volgende onderwerpen. Organisatie De taken, doelstellingen en werkzaamheden binnen de organisatie Functie Je functie, taken en planning van werkzaamheden Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu Rechten en plichten De rechten en plichten die je als medewerker in een organisatie hebt en waar je mee te maken krijgt. Op de website van Stichting Praktijkleren is een praktijkwijzer te vinden. In deze wijzer staan aanvullende opdrachten en tips beschreven die de schoolopdrachten ondersteunen. Let op! Tijdens de voorbereiding op de bpv kun je beginnen met je te oriënteren op het leerbedrijf, maar sommige opdrachten kun je beter tijdens de uitvoering van de bpv doen. 14

15 2. Opdrachten kerntaak 1 Basis Klantcontact - werkprocessen 1.1. Je verstrekt informatie en advies op basis van een concrete klantvraag of op eigen initiatief a. Zoek uit welke wet- en regelgeving van invloed is op de uitvoering van je dagelijkse werkzaamheden. b. Geef een beschrijving van de vijf meest voorkomende klantvragen. c. Selecteer drie klantvragen aan de hand van een praktijkvoorbeeld en beschrijf welke informatie en/of advies je hebt gegeven aan de klant. d. Omschrijf een praktijksituatie waarin je op eigen initiatief informatie hebt verstrekt of advies hebt gegeven aan de klant Je verstrekt informatie over je eigen rol en bevoegdheid en zo nodig verstrek je informatie over de organisatie waarvoor je werkt. a. Leg in eigen woorden uit wat de doelstelling en visie zijn van de organisatie waarvoor je werkzaam bent. b. Beschrijf hoe de taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden liggen op jouw afdeling/binnen de organisatie. c. Omschrijf je eigen rol/functie en geef aan welke taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden je hebt. d. Bepaal met welke afdeling/functionaris je samenwerkt om je taken uit te (kunnen) voeren 1.3. Je analyseert de vraag van de (interne) klant, verzamelt relevante gegevens en bepaalt welke wet- en regelgeving van toepassing is. a. Beschrijf een klantvraag en geef hierbij aan welke gegevens je hebt gebruikt om de vraag correct te beantwoorden. b. Verzamel noodzakelijke gegevens naar aanleiding van een klantvraag en vermeld welke bronnen je hebt gebruikt om de klantvraag te beantwoorden. c. Geef aan of de wet-en regelgeving die je hebt gebruikt actueel is en hoe je dit hebt gecontroleerd. d. Beoordeel of je over voldoende gegevens beschikt om de klantvraag te kunnen beantwoorden en vraag indien nodig aanvullende informatie op Je verstrekt (inhoudelijke) informatie of (procedureel) advies in een concrete klantsituatie. Je vraagt om specifieke informatie zodat je voldoende informatie hebt om de klant volledig te kunnen informeren. a. Stel een schematisch overzicht op van een procedure die je gebruikt bij het uitvoeren van je werkzaamheden. b. Beschrijf een procedure en benoem hierin het tijdspad (doorlooptijd). c. Beoordeel aan de hand van een concrete klantsituatie of jij degene bent die deze klantvraag zelfstandig kan afhandelen. Beargumenteer waarom wel/niet. d. Geef een klant een duidelijk mondeling of schriftelijk inhoudelijk advies. e. Geef een klant een duidelijk mondeling of schriftelijk procedureel advies. f. Beschrijf een situatie waarin je te weinig informatie had om een klantvraag te kunnen afhandelen Je informeert de klant mondeling of schriftelijk over de stand van zaken van het klantdossier en het verloop van de procedures. a. Beschrijf aan de hand van een bestaand klantdossier wat de aanleiding is van het eerste contactmoment tussen jou en de klant. b. Geef aan welke handelingen je hebt verricht direct volgend op deze aanmelding/intake. c. Beschrijf aan de hand van een bestaand klantdossier welke procedurele vervolgstappen er doorlopen moeten worden naar aanleiding van de klantvraag. d. Maak aan de hand van een bestaand klantdossier een overzicht van de contactmomenten die plaatsvinden. e. Stel een overzicht op van de doorlooptijden van verschillende klantdossiers die dezelfde procedure doorlopen. Bepaal de gemiddelde doorlooptijd van een dossier. 15

16 1.6. Je geeft toelichting op (juridische) documenten en je rapporteert aan je leidinggevende. a. Maak een overzicht van veel gebruikte standaarddocumenten. b. Beschrijf op welke wijze de standaarddocumenten worden toegelicht aan een klant, denk hierbij ook aan verplichtingen die een klant heeft. c. Geef een klant mondeling of schriftelijk toelichting op een document. d. Stuur een naar je leidinggevende en beschrijf hierin je bevindingen naar aanleiding van een klantdossier dat je hebt behandeld. e. Voer een gesprek met je leidinggevende waarin je de meest voorkomende klantsituaties en eventuele verbeterpunten bespreekt Je bepaalt op basis van de informatie van de klant of de eigen organisatie/afdeling aangewezen is om de klantvraag te behandelen. a. Omschrijf via welke kanalen jouw organisatie/afdeling de klantvragen ontvangt. Geef aan op welke manier de ontvangen klantvragen worden doorgespeeld naar de verschillende afdelingen/personen binnen de organisatie. b. Maak een overzicht welke klantvragen worden behandeld door de organisatie/afdeling waar je werkzaam bent. c. Beschrijf op welke wijze je bepaalt of de klantvraag door de eigen organisatie/afdeling behandeld kan worden Je bepaalt op basis van de informatie van de klant of er doorverwezen moet worden naar een andere afdeling/organisatie. a. Leg in eigen woorden uit welke soort(en) klantvragen niet kunnen worden behandeld door je eigen organisatie/afdeling en onderbouw waarom dit niet mogelijk is. b. Beschrijf aan de hand van een praktijksituatie welke informatie van de klant je minimaal nodig hebt om te kunnen bepalen of je eigen organisatie/afdeling de klantvraag kan behandelen. c. Beschrijf op welke wijze klantvragen worden doorgespeeld naar een andere afdeling/organisatie. d. Omschrijf aan de hand van vijf praktijkvoorbeelden naar wie en waarom de klantvraag is doorverwezen naar een andere afdeling/organisatie 1.9. Je verstrekt, bij doorverwijzing van een klant, algemene informatie over de doelstelling, de werkwijze en de (juridische) procedures van de betreffende organisatie. a. Stel een schematisch overzicht op waarin je aangeeft naar welke andere afdelingen/organisaties in de praktijk wordt doorverwezen. b. Beschrijf voor minimaal drie organisaties waarnaar regelmatig wordt doorverwezen, welke werkzaamheden er door deze organisaties worden verricht. c. Geef een situatie weer waarin je contact hebt opgenomen met de organisatie waarnaar je de klant hebt doorverwezen. d. Omschrijf aan de hand van een praktijksituatie op welke wijze je naar een andere organisatie hebt doorverwezen. 16

17 3. Opdrachten kerntaak 2 Basis Dossierwerkzaamheden - werkprocessen 2.1. Je beheert het (digitale) (personeels) dossier. Je zorgt voor volledige en nauwkeurige registratie van gegevens in het dossier. Ook zorg je ervoor dat de dossiers transparant en toegankelijk zijn. a. Leg in eigen woorden uit wat de kenmerken zijn van de verschillende soorten dossiers waarmee je werkt. Maak een opsomming van gegevens en documenten waaruit een klantdossier bestaat. b. Selecteer een klantdossier en geef aan welke informatie het dossier minimaal moet bevatten om het dossier in behandeling te kunnen nemen. c. Omschrijf welke acties je onderneemt als er informatie of gegevens in een dossier ontbreken. d. Geef aan wie toegang heeft tot dossiers Je maakt een digitaal dossier aan en voert documenten/gegevens in. Je onderhoudt contact met internen en derden. a. Leg in eigen woorden uit hoe het geautomatiseerde systeem waarin je een dossier aanmaakt, is opgebouwd. b. Beschrijf over welke gegevens je minimaal moet beschikken om een nieuw klantdossier aan te kunnen maken. c. Geef aan op welke wijze en van wie je de benodigde informatie voor het aanmaken van een klantdossier ontvangt. d. Maak een digitaal klantdossier aan in het systeem en voer de benodigde gegevens in. e. Controleer of voor de behandeling van de klantvraag de noodzakelijke gegevens en informatie volledig en correct in het digitale dossier zijn vastgelegd 2.3. Je verzorgt de standaardcorrespondentie. a. Omschrijf op welke wijze correspondentie met bijvoorbeeld klanten plaatsvindt. b. Leg aan de hand van een voorbeeld uit wanneer je gebruikmaakt van standaardcorrespondentie en beargumenteer waarom je hier gebruik van maakt. c. Stel een overzicht samen van de beschikbare standaardcorrespondentie. d. Verzamel drie voorbeelden van standaardcorrespondentie die je naar een klant hebt gestuurd 2.4. Je bewaakt termijnen en procedures. a. Omschrijf welke vastgestelde procedures van toepassing kunnen zijn op de verschillende dossiers waarmee je werkt. b. Selecteer een klantdossier, bepaal welke procedures van toepassing zijn op dit dossier en leg uit waarom. c. Geef schematisch weer uit welke processtappen een veelvoorkomende procedure is opgebouwd. d. Leg uit op welke wijze je controleert of alle processtappen zijn doorlopen. e. Beschrijf op welke wijze je bewaakt dat geldende termijnen binnen een procedure niet worden overschreden en welke actie je onderneemt wanneer je ziet dat er een termijn niet nageleefd wordt 17

18 2.5. Je rapporteert aan je leidinggevende. a. Stel voor je leidinggevende een overzicht op van de dossiers waar je aan werkt en vermeld de status van de dossiers. b. Bespreek met je leidinggevende welke dossiers je moeilijk vindt om af te handelen. Beargumenteer waarom deze klantdossiers moeilijk zijn en waar je tegenaan loopt. c. Bereid een werkoverleg met je leidinggevende voor en maak een overzicht van de vragen die je wilt stellen. d. Stuur je leidinggevende een waarin je beschrijft welke werkzaamheden je de afgelopen week hebt uitgevoerd Je interpreteert en ordent gegevens en rapporteert je bevindingen. a. Selecteer een dossier en bepaal of het dossier volledig is. b. Beschrijf hoe een dossier is opgebouwd en op welke manier de gegevens geordend zijn. c. Leg in eigen woorden uit op welke wijze je vaststelt of gegevens wel of niet opgenomen moeten worden in een klantdossier. d. Maak een overzicht van de status van een dossier en leg aan je collega uit welke vervolgactie moet worden ondernomen en waarom Je bepaalt op basis van de dossiergegevens welke actuele wet- en regelgeving van toepassing is. a. Leg uit welke wet- en regelgeving van toepassing is voor een bepaald dossier. b. Controleer of je over de juiste en meest actuele wet- en regelgeving beschikt. c. Kies een bron over de meest actuele wet- en regelgeving en stel vast of deze betrouwbaar is. d. Informeer de klant over de gevolgen van de wet- en regelgeving die van toepassing is op het dossier. e. Beschrijf de procedure van een dossier die gevolgd moet worden. Geef op basis van de wet- en regelgeving aan welke vervolgacties ondernomen moeten worden Je wint advies van derden in. a. Geef aan de hand van minimaal vijf dossiers een beschrijving van situaties waarin je advies van derden hebt ingewonnen. Leg uit waarom je bij klantdossiers advies hebt ingewonnen bij derden. b. Stel per onderwerp in een dossier vast welke functionaris binnen de organisatie jou advies kan geven. c. Beschrijf drie situaties waarin je advies hebt ingewonnen bij een andere organisatie. d. Stel een lijst op van personen aan wie je advies kunt vragen over onduidelijkheid over wet- en regelgeving in een dossier. 18

19 Bijlage 1: Beoordelingsformulier werknemersvaardigheden NAAM STUDENT: Datum Datum De student kan functioneren als een goed werknemer door: O V G O V G 1 op collegiale wijze samen te werken, respect te hebben voor collega s en leidinggevende 2 op gepaste wijze en op het goede moment zijn kritiek te verwoorden en open te staan voor kritiek 3 zich aan afspraken en regels te houden, op tijd aanwezig te zijn 4 te luisteren en aanwijzingen op te volgen 5 initiatief te tonen om werkzaamheden op te pakken, de werkzaamheden te zien 6 betrouwbaar en eerlijk te zijn, correct om te gaan met vertrouwelijke informatie en gegevens 7 tijdig hulp te vragen en aan te geven waar nog bijgeleerd en geoefend moet worden 8 de werkzaamheden goed voor te bereiden, prioriteiten te stellen 9 correct en vriendelijk met klanten om te gaan 10 plezier te tonen in het uitvoeren van opgedragen werk 11 flexibel te reageren op onverwachte situaties 12 zorgvuldig om te gaan met producten, apparatuur en materialen 13 nauwkeurig te werken in het vereiste tempo 14 verantwoordelijkheidsgevoel/zorg te tonen voor alles wat met het bedrijf te maken heeft 15 geïnteresseerd te zijn in nieuwe ontwikkelingen in beroep/bedrijf/branche Minimaal 12 goed en geen onvoldoende = G Minimaal 12 voldoende of goed = V Meer dan 3 onvoldoende = O Ruimte voor onderbouwing oordeel door de stagedocent of praktijkopleider: O / V / G O / V / G Handtekening praktijkopleider: Handtekening stagedocent: Naam en handtekening student, voor gezien: 19

20 Bijlage 2a. Urenregistratie stage Naam student: Naam stagebedrijf: Naam praktijkopleider: Naam stagedocent: WEEK Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag 27-aug-18 3-sep sep sep sep-18 1-okt-18 8-okt okt okt okt-18 5-nov nov nov nov-18 3-dec dec dec dec dec-18 7-jan jan jan jan-19 4-feb feb feb feb-19 4-mrt mrt mrt mrt-19 Goede vrijdag 1-apr-19 8-apr-19 Aantal uren per week Kerstvakantie Kerstvakantie Herfstvakantie Voorjaarsvakantie 20

21 15-apr-19 Goede vrijdag 22-apr-19 2 e paasdag 29-apr-19 6-mei mei mei mei-19 Hemelvaartsdag Vrij 3-jun jun-19 2 e pinksterdag 17-jun jun-19 1-jul-19 Meivakantie Totaal * Aantal gewerkte uren per dag invullen Datum: Handtekening Handtekening praktijkopleider stagedocent 21

22 Bijlage 2b. Absentieformulier Naam student: Naam stagebedrijf: Naam praktijkopleider: Naam stagedocent: Begindatum Einddatum Oorzaak absentie* *ziekte = z *verlof = v *overig = o Datum Handtekening praktijkopleider Handtekening stagedocent 22

23 Bijlage 3. Format gespreksverslag voortgangsgesprek Student: Datum: Wie is aanwezig bij het gesprek: Wat heb je de afgelopen periode gedaan? Wat ging goed en wat minder? Wat ga je de komende periode doen? Wat heb je geleerd en wat wil je nog leren? Wat vond je leuk en wat minder? Handtekening praktijkopleider Handtekening student 23