Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

Transcriptie

1 Samenvatting door Een scholier 768 woorden 30 september ,3 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Regelmatige ww. Werkwoorden op er Werkwoorden op ir Werkwoorden op -re Présent J habite Je choisis Je réponds Tu habites Tu choisis Tu réponds Il/elle/on habite Il/elle/on choisit Il/elle/on répond Nous habitons Nous choisissons Nous repondons Vous habitez Vous choisissez Vous répondez Ils habbitent Ils choisissent Ils répondent Passé composé J ai habité J ai choisi J ai répondu Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2 Als in nl -> hww -> hebben Dan in frans -> meestal -> avoir Als in nl -> hww -> zijn Dan in frans -> meestal -> être Uitzonderingen: Être (zijn) Réussir (slagen) Finir (eindigen) Changer (veranderen) Commencer (beginnen) In nl -> zijn In frans -> avoir Devoir, moeten Pagina 1 van 5

2 Présent Passé composé Imparfait Je dois J ai dû Je devais Tu dois Tu as dû Tu devais Il/elle/on doit Il/elle/on a dû Il/elle/on devait Nous devons Nous avons dû Nous devions Vous devez Vous avez dû Vous deviez Ils/elles doivent Ils/elles ont dû Ils/elles devaient Na vorm van devoir -> altijd heel ww Aujourd hui elle doit travailler. Il ont dû vendre leur voituree. Zij moeten vandaag werken. Zij hebben hun auto moeten verkopen. Andere manier om te zeggen dat iets moet: il faut + hele ww Il faut voir ce film! Je moet/jullie moeten/met moet/we moeten de film zien Het bijvoeglijk naamwoord bijvoeglijk naamwoord voor zelfstandig naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord Vorm van het bijvoeglijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een e, behalve als dit bijvoeglijk naamwoord al op e eindigt. In het meervoud krijgt het vrouwelijke bijvoeglijk naamwoord es Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een s, behalve als dit bijvoeglijk naamwoord al op s of x eindigt. In het meervoud krijgt het vrouwelijke bijvoeglijk naamwoord s vorm bij het bijv. nw. mannelijk vrouwelijk enkelvoud - -e meervoud -s -es bijvoeglijke nw. die voor het zelfstandig nw. staan -on wordt onne bon, bonne -en wordt enne italien, italienne -eux wordt euse dangereux, dangereuse -f wordt ve sportif, sportive Pagina 2 van 5

3 onregelmatige ww. ev. mannelijk ev. vrouwelijk mv. mannelijk mv. vrouwelijk mooi beau belle beaux belles nieuw nouveau nouvelle nouveaux nouvelles lang long longue longs longues oud vieux vieille vieux vieilles dik gros grosse gros grosses wit blanc blanche blancs blanches In het frans bijvoeglijke naamwoorden altijd achter zelfstandig naamwoord De volgende bijvoeglijke naamwoorden voor het zelfstandig naamwoord: bijvoeglijk nw. voor zn. bijvoeglijk nw. voor zn. jeune jong bon/meilleur goed/beter joli leuk mauvais slecht beau mooi nouveau nieuw vieux oud grand groot petit klein long lang gros dik haut hoog Me Boudière est ma prof préférée. J ai une mauvaise note en latin. C est le meilleur prof de Provence! Mevrouw Boudière is mijn favoriete docente. Ik heb een slecht cijfer voor Latijn. Het is de beste docent van de Provence! Het aanwijzend voornaamwoord (die, dat, deze of dit) vertaal je met ce, cet, cette of ces. Deze woorden staan voor het zelfstandig naamwoord Welk woord ervoor komt, ligt aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort In het enkelvoud zijn er drie vormen: ce, cet en cette mannelijk ce Tu aimes ce CD? Vind je deze/die cd leuk? mannelijk met h/klinker cet Cet enfant ne lit pas. Dit/dat kind leest niet. vrouwelijk & met h/klinker cette Cette fille a un blog sympa. Dit/dat meisje heeft een leuke blog. meervoud ces Tu as lu ces BD? Heb je deze/die stripverhalen gelezen? Lire, lezen Pagina 3 van 5

4 Présent Passé composé Imperfait Je lis J ai lu Je lisais Tu lit Tu as lu Tu lisais Il/elle/on lit Il/elle/on a lu Il/elle/on lisait Nous lisons Nous avons lu Nous lisions Vous lisez Vous avez lu Vous lisiez Ils/elles lisent Ils/elles ont lu Ils/elles lisaient Het gebruik van de passé composé en de imperfait is anders dan het gebruik van de voltooide tijd en de verleden tijd in het Nederlands Hier, il a acheté un téléphone portable. Il y a avait beaucoup de jeunes au festival. Ce matin, j ai lu un article sur Facebook. Gisteren heeft hij een mobieltje gekocht. Er waren Vanmorgen heb ik een artikel gelezen over Facebook. De passé composé gebruik je om te vertellen wat er in het verleden is gebeurd of wat iemand gedaan heeft Een zin in de passé composé geeft antwoord op de vraag: En toen? Er staat vaak een tijdsaanduiding in Het gaat altijd om een afgesloten gebeurtenis of handeling begin en eind zijn duidelijk Ce matin, le touriste est allé à la gendarmerie. Alors, ils ont aperçu le cheval. Vanmorgen is de tourist naar het politiebureau gegaan. Toen zagen ze het paard De imperfait vertelt hoe het in het verleden was, niet wat er op een bepaald ogenblik gebeurde Deze tijd gebruik je bij het beschrijven van: een toestand/beschrijving Ils revenaient de vacances. C était un bon film. Zij kwamen terug van vakantie. Het was een goede film. een gewoonte/feit Elles se rencontraient tous le soirs. Il untilisait souvent Internet. Zij ontmoetten elkaar elke avond. Hij gebruikte vaak internet. Pagina 4 van 5

5 een handeling die in het verleden aan de gang is (dit soort zinnen kun je vaak vertalen met: aan het, zitten te, bezig zijn te) Elle téléphonait pendant que je lisais. Ze was aan het bellen terwijl ik las. Aan de bijwoordelijke bepalingen van tijd kun je soms zien of je de passé composé of de imperfait moet gebruiken imperfait passé composé souvent vaak puis vervolgens toujours altijd alors toen quelquefois/parfois soms ensuite daarna autrefois vroeger tout de suite après meteen daarna tout le temps de hele tijd tout à coup/soudain plotseling avant vroeger, hiervoor cette année dit/ het afgelopen jaar de temps en temps af en toe ce mois(-ci) deze/de afgelopen maand cette semaine deze/de afgelopen week Pagina 5 van 5