Betreft: Steunmaatregel N 28/2009 België Franse Gemeenschap in België: steun aan de film- en audiovisuele sector

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, C(2010)3145 OPENBARE VERSIE Dit document is een intern document van de Commissie dat louter ter informatie is bedoeld. Betreft: Steunmaatregel N 28/2009 België Franse Gemeenschap in België: steun aan de film- en audiovisuele sector Excellentie, 1. Samenvatting (1) Met genoegen kan ik u meedelen dat de Europese Commissie de bovenvermelde steunregeling heeft onderzocht en heeft besloten dat de steun verenigbaar is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De regeling wordt toegestaan tot en met 31 december 2015 op grond van de toezegging van de Belgische autoriteiten om de regeling zo nodig aan te passen als de relevante voorschriften voor steunmaatregelen in die periode zouden worden gewijzigd. 2. Procedure (2) Op 20 januari 2009 heeft België de bovenvermelde regeling bij de Commissie aangemeld, en op 10 maart 2009 en 12 mei 2009 nadere gegevens verstrekt. (3) De Commissie heeft aanvullende informatie gevraagd op 24 juli België heeft geantwoord op 18 september 2009 en 19 november Zijne Excellentie de Heer Steven VANACKERE Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B Brussel Commission européenne, B-1049 Bruxelles Belgique Europese Commissie, B-1049 Brussel België Telefoon: (0)

2 (4) De Commissie heeft meer aanvullende informatie gevraagd op 20 januari België heeft die informatie bezorgd op 26 februari België heeft verdere verduidelijking verschaft op 28 april 2010 en 30 april Beschrijving (5) De steunregeling moet het artistieke en culturele patrimonium en het scheppend vermogen van de Franse Gemeenschap in België tot uiting laten komen, zodat ze de diversiteit en de rijkdom van de cultuur uitstralen. (6) De rechtsgrondslag is het decreet betreffende de steun aan de film- en audiovisuele sector, de toepassingsbesluiten (voorontwerp) en het voorontwerp van de artikelsgewijze bespreking van het decreet betreffende de steun aan de film- en audiovisuele sector. De steunregeling wordt beheerd door het ministerie van de Franse Gemeenschap in België. (7) De regeling omvat volgende maatregelen, met bijbehorend budget voor de vermelde periode van zes jaar: Miljoen euro Productiesteun Steun voor promotie en distributie Herinvesteringspremies voor films Steun voor audiovisuele workshops Steun voor "art et essai"-bioscopen Steun voor de distributeurs van "art et essai"-films in bioscoopzalen Steun voor filmfestivals Totaal budget 56,6 3,8 6,9 8,2 4 0,9 3 83,4 (8) Deze steunmaatregelen worden toegekend door een filmselectiecommissie, behalve de steun voor promotie en distributie en de herinvesteringspremies, die worden toegekend na een administratieve controle van de opgelegde voorwaarden. De steun wordt verleend in de vorm van subsidies, behalve in het geval van productiesteun, die bestaat uit een voorschot op de belastbare opbrengsten van de begunstigden. (9) De regeling voorziet in nog andere maatregelen: steun voor scenarioschrijven, ontwikkeling, structuren voor digitale verspreiding en opleiding. De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat die maatregelen onder de deminimisverordening vallen. Bijgevolg heeft de Commissie deze maatregelen in 2

3 haar beslissing niet onderzocht. Productiesteun (10) De productiesteun is bestemd voor culturele creaties met een auteursstandpunt. Als het audiovisuele werk geen coproductie is in het kader van het Europees verdrag betreffende de coproductie van cinematografische werken of van een internationaal bilateraal akkoord over de coproductie van audiovisuele werken waarin de Franse Gemeenschap in België 1 betrokken is, moet het voldoen aan ten minste drie van de volgende criteria: het scenario situeert het verhaal voornamelijk in België, een andere lidstaat van de Europese Unie of een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie; ten minste één hoofdpersonage heeft een band met de Belgische cultuur of de Franse taal; het oorspronkelijke scenario is voornamelijk in het Frans geschreven; het scenario is een bewerking van een Belgisch origineel literair werk; het audiovisuele werk heeft als hoofdthema de kunst en/of meerdere kunstenaars; het audiovisuele werk steunt voornamelijk op historische personages of gebeurtenissen; het audiovisuele werk snijdt hoofdzakelijk maatschappelijke thema's met een actueel, cultureel, sociaal of politiek aspect aan; het audiovisuele werk draagt ertoe bij het Belgische of Europese audiovisuele patrimonium 2 tot zijn recht te laten komen. (11) Het selectiecomité beoordeelt projecten waarvoor productiesteun wordt aangevraagd uitsluitend volgens deze normen: 1 de culturele inhoud, de artistieke kwaliteit en de technische kenmerken van het project; 2 het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap in België; 3 de mate waarin het gevraagde bedrag is afgestemd op het artistieke project; 4 de degelijkheid van het dossier, inclusief het budget en het financieringsplan van het audiovisuele werk. 1 2 De Commissie was in voorgaande beschikkingen van oordeel dat producties die voldoen aan de voorwaarden van ofwel het Europees verdrag betreffende de coproductie van cinematografische werken ofwel de bilaterale akkoorden over coproductie, ook voldoen aan de criteria onder punt 2.3, onder b), punt 1) van de Mededeling inzake de filmsector. Zie, bijvoorbeeld, zaak N461/05. Aan dit criterium wordt voldaan als het audiviosuele werk, bijvoorbeeld, de koloniale periode in Afrika als onderwerp heeft of van de hand is van een Belg of Europeaan die door zijn artistieke prestaties representatief is voor de Belgische of Europese film. 3

4 Steun voor promotie en distributie (12) De steun voor promotie en distributie staat ter beschikking van culturele creaties met een auteursstandpunt 3. Het audiovisueel werk moet bovendien voldoen aan de volgende normen: a) de originele versie moet in het Frans zijn, tenzij de regering op grond van volgende normen een afwijking toestaat: het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap; het specifieke karakter van het scenario. b) het audiovisuele werk moet: - ofwel productiesteun krijgen van de Franse Gemeenschap volgens bovenvermelde modaliteiten - ofwel een coproductie zijn in het kader van het Europees verdrag betreffende de coproductie van cinematografische werken of van een internationaal bilateraal akkoord over de coproductie van audiovisuele werken waarin de Franse Gemeenschap in België betrokken is - ofwel voldoen aan ten minste 3 van de eerder onder punt (10) vermelde criteria voor de toekenning van productiesteun. (13) Om steun te ontvangen voor korte films en documentaires moet het audiovisuele werk worden geselecteerd voor een festival waarvan de lijst is opgesteld door de regering. Voor langspeelfilms moet het audiovisuele werk: - ofwel productiesteun voor een langspeelfilm ontvangen volgens bovenvermelde modaliteiten; - ofwel verdeeld worden in een minimumaantal bioscoopzalen die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, met een minimumaantal voorstellingen; - ofwel geselecteerd zijn voor een festival dat voorkomt op een lijst die door de regering is opgesteld. Herinvesteringspremies (14) Met de herinvesteringspremies wordt ernaar gestreefd de exploitatie van audiovisuele werken in bioscoopzalen te bevorderen. De premies hebben ook tot doel dat de begunstigde het geld herinvesteert in een nieuw audiovisueel werk van cultureel belang. De premies worden alleen toegekend voor audiovisuele werken van culturele aard (zoals eerder beschreven onder "productiesteun") met een auteursstandpunt. 3 De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat dit overeenkomt met de onder (20) vermelde definitie van "art et essai"-films. 4

5 (15) Het bedrag van de herinvesteringspremie voor de producent/distributeur hangt samen met de bruto-inkomsten en wordt toegekend in de vorm van een trekkingsrecht. Het moet in de drie jaar volgend op de toekenning van de steun worden gebruikt om te herinvesteren in de productie/distributie van een erkend nieuw audiovisueel werk dat in overeenstemming is met de eerder omschreven artistieke en technische kenmerken. (16) Voor langspeelfilms wordt het bedrag van de herinvesteringspremie verdeeld tussen de producent (70 %) en de distributeur (30 %) van het audiovisuele werk. Het bedrag voor de distributeur moet worden verhoogd met 50 % eigen inbreng van de distributeur. Voor korte films kan alleen de producent een herinvesteringspremie krijgen. Steun voor audiovisuele workshops (17) De "ateliers d'accueil et de production audiovisuelle" steunen professionele audiovisuele werken. Ze werken vanuit een verenigingsstandpunt, om het publiek te sensibiliseren en/of het culturele patrimonium tot zijn recht te laten komen. De ateliers moeten de culturele diversiteit bevorderen, voorrang geven aan debuutwerken, en het culturele patrimonium van de Franse Gemeenschap toegankelijk maken en ontwikkelen. Of ze steun ontvangen, hangt met name af van de artistieke en culturele kwaliteit van het project, van de meerwaarde voor werken en regisseurs van de Franse Gemeenschap of van het gebruik van de nieuwste vormen of uitingen in het betrokken domein. (18) De workshops in scholen werken samen met het hoger onderwijs, zodat ook studenten audiovisuele werken kunnen maken, met name afstudeerwerken. (19) De steunintensiteit voor workshops is beperkt tot 40 % van het totale budget van de gesubsidieerde workshops. Daarvan gaat 40 % naar werkingskosten en 60 % naar de productie van documentaires en debuutfilms met een auteursstandpunt. Steun voor "art et essai"-bioscopen en voor distributeurs van "art et essai"-films (20) De definitie van "art et essai"-film, zoals die gebruikt wordt door de Franse Gemeenschap in België om steun te verlenen aan exploitanten en distributeurs van "art et essai"-films, is gebaseerd op de kenmerken van het genre. Het genre werd in het leven geroepen door de AFCAE 4 in Frankrijk op grond van een Frans decreet 5. Het doel van deze steun en van de steun voor filmfestivals, is een divers cultureel aanbod waarborgen door een tegenwicht te bieden voor films uit het klassieke commerciële circuit. Steun voor filmfestivals (21) De steun voor filmfestivals in de Franstalige Gemeenschap in België bedraagt doorgaans 10 % van het totale budget van het festival. De steun wordt toegekend aan festivals die als belangrijkste doelstelling de verspreiding en de promotie van (fr)#le_cin.c3.a9ma_d.e art_et_d.e essai_:_une_d.c3.a9finition_d.c3.a9pendante_ des_.c5.93uvres_de_son_programme. 5

6 de filmkunst hebben, in het bijzonder van Franstalige audiovisuele "art et essai"- werken uit België, of van werken die voortkomen uit filmkunst die maar weinig in de Franstalige Gemeenschap wordt verspreid. De filmfestivals moeten ervoor zorgen dat het publiek ruimschoots toegang krijgt en kan deelnemen. Cumulatie van steun en voorwaarden betreffende de plaats waar de uitgaven worden gedaan (22) De totale steunintensiteit voor audiovisuele werken is beperkt tot 50 % van het totale budget van de film, behalve voor moeilijke films. De Franstalige Gemeenschap in België omschrijft moeilijke films als werken met beperkte commerciële vooruitzichten op de nationale en internationale markt, met name kortfilms, de eerste twee audiovisuele werken van een cineast, "art et essai'"- werken en experimentele werken. (23) De plaats waar de uitgaven worden gedaan is geen voorwaarde om voor steun in aanmerking te komen. Niettemin moet de steun die aan een audiovisueel werk wordt toegekend integraal in België worden uitgegeven, en voor het merendeel in het Franstalige landsgedeelte of in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In het algemeen is de steunintensiteit (en dus de uitgaven waarvoor de territorialiseringsvereiste geldt) beperkt tot 50 % van het filmbudget. Als het evenwel gaat om moeilijke films waarvoor de steunintensiteit meer dan 50 % bedraagt, is de territiorialiseringsvereiste beperkt tot hoogstens 80 % van het filmbudget. 4. Beoordeling van de maatregel 4.1. Bestaan van steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU 6 (24) In het kader van de aangemelde steunmaatregel kan ten behoeve van een geselecteerd aantal ondernemingen een deel van de kosten die zij normaal zelf zouden moeten dragen met overheidsmiddelen worden bekostigd. De ondersteuning door de staat versterkt bijgevolg de positie van een aantal begunstigden ten opzichte van hun concurrenten in de Gemeenschap en kan derhalve de concurrentie vervalsen. Aangezien de begunstigden activiteiten hebben op het gebied van de verkoop van producten die, potentieel althans, in het handelsverkeer binnen de Unie kunnen worden gebracht, kan deze steun het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden. (25) De Commissie komt bijgevolg tot de conclusie dat de aangemelde steunmaatregel staatssteun inhoudt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, zoals trouwens door de aanmeldende lidstaat wordt bevestigd in zijn aanmelding. Aangezien de steun aan workshops in scholen, zoals beschreven onder (18), een educatief doel heeft, is het mogelijk dat deze steun evenwel niet als staatssteun geldt mits de begunstigde geen andere economische activiteit uitoefent. 6 Met ingang van 1 december 2009 zijn de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag respectievelijk vervangen door de artikelen 107 en 108 van het VWEU. De bepalingen in beide verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van deze beschikking moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 van het VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. 6

7 4.2. Verenigbaarheid van de steun (26) De Commissie heeft de verenigbaarheid van de aangemelde maatregel beoordeeld en die beoordeling leverde geen ernstige problemen op. De Commissie heeft de aangemelde maatregel op zijn verenigbaarheid met de interne markt getoetst in het licht van de mededeling van de Commissie inzake de filmsector 7 (filmmededeling) waarin bijzondere regels worden vastgesteld voor de toetsing van steun voor de productie van cinematografische en andere audiovisuele werken aan artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. De steun kan verantwoord zijn, indien de steunregeling voldoet aan het algemene wettigheidsbeginsel en aan de vier in de filmmededeling genoemde specifieke verenigbaarheidscriteria. De mededeling is weliswaar alleen toepasselijk op steun voor de productie van films, maar de criteria ervan kunnen ook een referentie zijn voor de beoordeling van de verenigbaarheid van steun voor de promotie van films met de staatssteunregels van het VWEU. Aangezien promotieactiviteiten geen deel uitmaken van de productie van films, moet de Commissie in een afzonderlijke beoordeling de noodzakelijkheid en de evenredigheid van de desbetreffende steun rechtstreeks toetsen aan artikel 107, lid 3, onder d) zie onder F. Aangezien deze activiteiten echter nauw verbonden zijn met de filmproductie, geldt de filmmededeling als een relevant vergelijkingspunt om de staatssteun op zijn verenigbaarheid te beoordelen. De steun kan verantwoord zijn indien hij voldoet aan het algemene wettigheidsbeginsel en de vier specifieke verenigbaarheidscriteria betreffende culturele inhoud, territorialisering, steunintensiteit en extra steun, zoals die in de filmmededeling zijn beschreven. A. Algemeen wettigheidsbeginsel Zoals aangegeven in punt 2.3, onder a), van de filmmededeling, moet de Commissie nagaan of de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor steun uit deze staatsstelsels geen clausules bevatten die indruisen tegen bepalingen van de Verdragen op andere gebieden dan staatssteun. Om in overeenstemming te zijn met de Verdragsbepalingen inzake vrijheid van vestiging, mag krachtens de filmmededeling van de begunstigden niet worden verlangd dat zij een permanente vestiging of agentschap hebben op het grondgebied voordat de steun wordt uitbetaald, maar hoogstens een agentschap op het ogenblik van de uitbetaling van de steun. Een eis die verdergaat dan laatstgenoemde, komt in de onderhavige wettelijke regeling niet voor. Op grond van de door de Belgische autoriteiten verstrekte informatie stelt de aangemelde 7 Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (COM(2001) 534 definitief van , PB C 43 van , blz. 6), verlengd in 2004 (PB C 123 van , blz. 1), in 2007 (PB C 134 van , blz. 5) en in 2009 (PB C 31 blz. 1, ) tot en met 31 december

8 regeling derhalve geen probleem uit het oogpunt van het algemene wettigheidsbeginsel. B. Cultureel product Volgens punt 2.3, onder b), punt 1, van de filmmededeling, moet de hulp op een cultureel product zijn gericht. Elke lidstaat moet (overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel) zich ervan verzekeren dat de inhoud van de gesteunde productie cultureel is, zulks op basis van controleerbare nationale criteria. In dit verband wijst de Commissie erop dat de steun voorbehouden is voor werken die het culturele patrimonium van de coproducerende landen of regio's kunnen verrijken. Meer in het bijzonder wordt de culturele aard van het werk bewezen geacht als het voldoet aan ten minste drie van de eerder onder punt (10) vermelde criteria. Bovendien moet de selectiecommissie de films in alle gevallen, behalve voor steun voor promotie en distributie, toetsen aan enkele beoordelingscriteria, met name de culturele inhoud, de artistieke kwaliteit en het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap in België. Overigens is de promotie en marketing van cultuurfilms het culturele doel van de regeling. Dit doel is in overeenstemming met artikel 167 VWEU en met het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen 8. Dit alles maakt dat de regeling aan het culturele criterium van de filmmededeling voldoet. C. Territorialiseringsvereiste De plaats waar de uitgaven worden gedaan is geen voorwaarde om voor steun in aanmerking te komen. Het geld dat als steun aan een audiovisueel werk wordt toegekend, moet integraal in België worden uitgegeven, en voor het merendeel in het Franstalige landsgedeelte of in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Aangezien de steunintensiteit beperkt is tot 50 % van het filmbudget, kan de producent in het algemeen minstens 50 % van het budget in een andere lidstaat uitgeven. Als het evenwel gaat om moeilijke films waarvoor de steunintensiteit meer dan 50 % bedraagt, is de territiorialiseringsvereiste beperkt tot hoogstens 80 % van het filmbudget. Het staat producenten bijgevolg vrij om ten minste 20 % van het budget voor het audiovisuele werk buiten België uit te geven zonder dat het steunbedrag wordt gekort, zoals door de filmmededeling wordt voorgeschreven. D. Steunintensiteit De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat de totale steunintensiteit niet hoger zal liggen dan 50 % van het promotie- en marketingbudget van het filmproject, behalve voor moeilijke films zoals omschreven onder punt (21). Dit 8 Gesloten door de Raad namens de Gemeenschap, Besluit 2006/515/EG. 8

9 komt overeen met het vaste criterium voor steunintensiteit van de filmmededeling. E. Extra steun voor specifieke filmmakende activiteiten Volgens de informatie van de Belgische autoriteiten maken dergelijke extra's geen deel uit van de regeling, zoals gevraagd in de filmmededeling. F. Noodzaak en evenredigheid Volgens cijfers van de Belgische autoriteiten trokken de Belgische bioscopen in bezoekers. Het marktaandeel van de Franstalige Belgische film (producties en coproducties) bedroeg 2,1 %. Het marktaandeel van Europese films bedroeg in de Brusselse bioscoopzalen 27 %. Als een distributeur onder deze omstandigheden in België een Franstalige Belgische film uitbrengt, neemt hij een groter risico dan als hij om het even welke andere film uitbrengt. Geen enkele binnenlandse markt wordt automatisch veroverd op basis van de nationaliteit van de film. Vaak is een film een coproductie met een televisiemaatschappij en kan de distributeur dus geen compensatie halen uit de verkoop van televisierechten. De film krijgt geen automatische of selectieve steun van MEDIA; die is voorbehouden voor buitenlandse Europese films. Bovendien is de markt relatief klein en moet de distributeur alle promotiekosten voor zijn rekening nemen. Het wordt moeilijker en moeilijker om Franstalige Belgische films in Vlaanderen uit te brengen, zodat de markt beperkt is tot 4,5 miljoen inwoners. Zonder de steun van de Franse Gemeenschap zouden veel Franstalige Belgische films de Belgische bioscoopzalen niet meer halen. Het bedrag van deze steun is echter gering en volstaat amper voor de distributie van Belgische films, als men weet dat Franse films in de Brusselse zalen een marktaandeel hebben van 12 tot 17 % (20 tot 25 % als de coproducties worden meegeteld). Elk jaar draaien ongeveer 350 films in de Belgische bioscoopzalen. Daaronder zijn een twintigtal Belgische producties en ongeveer evenveel coproducties, in totaal dus minder dan 15 % van het aanbod. Ter vergelijking: elk jaar draaien zo'n 250 Amerikaanse en 130 Franse films in de Belgische bioscoopzalen. Bijna alle Franstalige Belgische films zijn auteurfilms. Het merendeel van de recettes wordt in België behaald in grote bioscoopcomplexen waar maar weinig auteursfilms draaien, omdat de programmatie gericht is op ontspanning. Ze krijgen ook geen steun van het Centre du Cinéma et de l'audiovisuel. De bedoeling van die steun is precies de zalen in stand te houden waar auteursfilms wel tot hun recht komen. De steun die wordt toegekend aan exploitanten van "art et essai"-zalen is onmisbaar voor hun voortbestaan en is aangepast aan hun behoeften. Zonder steun dreigen de "art et essai"- 9

10 zalen te verdwijnen. Het gevolg is dat het publiek niet langer auteur- en kwaliteitsfilms kan bekijken en dat ook dat soort films zal verdwijnen. Hetzelfde geldt voor de steun aan organisatoren van festivals. Daarom is er volgens de Franse Gemeenschap in België maar één manier om het publiek aan te sporen om kwaliteitsfilms te bekijken in de bioscoop: de promotie en de verkoop steunen van kwaliteitsfilms met een groot cultureel belang. Rekening houdend met het profiel van de films waarvan de promotie en de verkoop wordt gesteund, van de zalen voor en distributeurs van "art et essai"- films, en van de workshops en de filmfestivals, is de Commissie van oordeel dat de aangemelde maatregel noodzakelijk en evenredig is om de vertegenwoordiging van Europese culturele en artistieke films op internationaal niveau bevorderen. Daarom is de Commissie van oordeel dat de maatregel noodzakelijk en evenredig is voor het nagestreefde doel en de mededinging niet vervalst in een mate die strijdig zou zijn met het gemeenschappelijke belang, in de zin van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. (27) Het onderzoek van de Commissie bevestigt dat de aangemelde maatregel voldoet aan zowel de inhoudelijke als de procedurele voorschriften vervat in de filmmededeling en artikelen 107, lid 3, onder d), en 167 VWEU. 5. Conclusie (28) Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de steun die wordt verleend op grond van de betrokken maatregel, overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder d), VWEU verenigbaar is met de interne markt, en heeft zij bijgevolg besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde maatregel. (29) De lidstaat heeft in het kader van het aanmeldingsproces aangegeven dat dit besluit, gezien zijn beknoptheid, geen vertrouwelijke informatie bevat. (30) Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op internet: 10

11 (31) Deze aanvraag wordt bij aangetekende brief of per fax gestuurd naar: Europese Commissie Directoraat-generaal mededinging Griffie staatssteun B-1049 Brussel Fax Hoogachtend, Voor de Commissie Dacian CIOLOŞ Lid van de Commissie 11