Taalkalender. 1. De tijd. 2. Voorzetsels. 3. Wat hoort bij elkaar? 4. Werkwoorden: zijn. 5. Persoonlijke voornaamwoorden
|
|
- Regina Aalderink
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Birgitta Bexten, 5/2003 laatste bewerking: niveau A1 geoefende vaardigheden grammatica, woordenschat (gemengd: Taal Vitaal les 1-6) Taalkalender soort lesactiviteit Taalkalender: De cursisten krijgen voor elke dag vakantie een oefening beschrijving Druk te kalender af, vul bij 1, bij 19 en bij 39 wijzers aan. Als je wil, kan je de oefeningen uitknippen. Verdeel de taalkalenders in de laatste les voor de vakantie. Na de vakantie kun je de oefeningen dan gebruiken om diverse vaardigheden te herhalen. 1. De tijd Hoe is het? 2. Voorzetsels Hoe gaat het u? Mijn vriendin woont de buurt. de les ga ik huis. 3. Wat hoort bij elkaar? 1) Wat is uw naam? a) Nee, uit België 2) Komt u uit Nederland? b) Nee, Jos. 3) Ben jij Rob? c) Agnes Visser. 4. Werkwoorden: zijn Dit mijn broers en zussen. je moe? Wie dat? 5. Persoonlijke voornaamwoorden Hoe maak het? Goed, en? Ook goed. En hoe is het met kinderen? 6. Bezittelijke voornaamwoorden Zet in het meervoud wat onderstreept is: Dit is mijn zus. Wat is uw adres? Is dat haar fiets?
2 7. Een t of twee t s? Als ik koffie zet_, zet_en jullie dan thee? Let u erop dat de kindern oplet en? Zij zit en al in de bus, maar Joke zit nog aan tafel. 9. Vul in: A: Goede. Hoe? B: ϑ! En? A: Nou, niet zo. 8. Wederkerende voornaamwoorden Zij vergisten in de datum en kwamen een dag vroeger. Heeft René al gewassen? Wij moeten nu echt haasten! 10. Vertaal Ich bin nicht rechtzeitig aufgestanden. Wo sind deine Socken? Mein Bus ist gerade abgefahren. 11. Bezittelijke voornaamwoorden Is moeder al weer beter? Nee, moeder is nog ziek. Piet koopt een boek voor vriend. 12. Perfectum lopen: Hij naar de bushalte begrijpen: Ik de vraag niet komen: Ze met haar fiets 13.Wat gaat vooraf? A: B: Nee, hoor. Ik doe niet graag aan sport. 15. Vertaal Sonntags will ich ausschlafen und faulenzen. Ich stehe um 11 Uhr auf. Erst frühstücke ich und lese die Zeitung, dann dusche ich und danach trinke ich in Ruhe eine Tasse Tee. 14. Een a of twee a s? Jij vra gt nooit. Wij vra gen altijd. Ik ga naar huis. Ga t u mee? Als jij de kopjes ha lt, ha l ik de koekjes. 16. De weekdagen 15 december is een 21 oktober is een 29 augustus is een
3 17. Vertaal Pieter hat noch nichts gegessen. Er hat eine Viertelstunde nach seinen Schlüsseln gesucht. Sie ist zwanzig Minuten zu spät gekommen. 19. De tijd Hoe is het? 21. Vertaal A: Schläfst du am Wochenende aus? B: Nein, ich stehe ungefähr um sieben Uhr auf. A: Bist du verrückt!?! 23. Voornaamwoorden jij: Waar woont eigenlijk broer? hij: Ik ken niet zo goed. zij: Nederlanders houden van land. 18. Voorzetsels We zijn hier vakantie. We komen een dorpje vlakbij Keulen. Maar een vriendin van ons woont hier de buurt! 20. Bezittelijke voornaamwoorden Oma zoekt bril in de keuken. Is dat auto, meneer Blokker? Waarom willen jullie kranten niet lezen? 22. Werkwoorden: hebben Vorm het enkelvoud: Wij hebben echt geen tijd! Hebben jullie honger? Zij hebben twee kinderen. 24. Vul de klinkers in tlvs: gdnvnd: tstknd: 25. Zet in het meervoud het meisje de jongen de dag de man 26. Perfectum bezoeken: Vorig weekend we de familie. krijgen: Dit horloge ze van haar broer. spreken: Ik niet met hem.
4 27. Personen Mijn broer heeft (braun) haar en (blau) ogen. Hij is nogal (groß) en een beetje (dick). 28. Schrijf de volgende getallen Vertaal A: Wie spät fängt der Niederländischunterricht an? B: Ich glaube um sieben Uhr abends. 30. Persoonlijke voornaamwoorden (Vul alle mogelijke vormen in!) Met gaat het goed! En met? 31. Vul de klinkers in h fd k ff t l f n 32. Vul in A: ik u iets vragen? Hoe laat de trein naar Amsterdam? B: Ik om kwart over zeven. 33. Vul in jij, je, ja A: Hoe heet B: Rob. En A: Agnes. B: Agnes? A:, Agnes. 34. Uitdrukkingen Ik vind niet. Daar ben ik het niet. Daar denk ik heel anders..
5 35. voornaamwoorden zij (mv.): Kun jij de koffie brengen? zij (mv.): Ik heb nog niet gezien. jij: Anneke, hier is een brief voor. 36. Wat hoort er niet bij? groen - groot - geel - rood vrij - helemaal - nogal - sportief knap - mooi - leuk - kort 37. Wat hoort er niet bij? s morgens - de ochtend - s avonds de voormiddag - de avond - het weekend zondag - woensdag - vandaag 39. De tijd 38. Voorzetsels Om acht uur ga ik kantoor. Ik werk meestal veertien uur. Daarna ga ik huis en begin het huishouden. 40. Wat hoort bij elkaar? Hoe is het? luisteren douchen gaan komen spreken wassen 41. Wat zeggen ze? A: Nemen - niet - mij - kwalijk - u. Kunnen - u - me - zeggen - hoe - laat - het - zijn? B: Ja - zijn - over - kwart - negen - het. A: Dank u. 42. voornaamwoorden u: Hoe gaat het met zij (mv.) Jan vraagt de weg aan jij: Wat is telefoonnummer? 43. Zet in het meervoud de maan de week de vriend de vriendin 44. Vul de klinkers in vknt: ntbtn: krntj:
6 45. Wat hoort bij elkaar? 46. Wat gaat vooraf? de oom de zwager de nicht de broer de neef de zus de schoonzus de tante A:? B: Uit Essen in Duitsland.? A: Nee, ik kom uit België! 47. Wat hoort er niet bij? goedemorgen - vanmorgen - hallo - hoi vandaag - tot ziens - dag - doei uitstekend - hartstikke goed - gevoelig 48. Werkwoorden A: (wollen) je met ons meegaan? B: (müssen) ik? A: Nee, maar je (dürfen)! 49. Perfectum kopen: Ik een nieuw boek beginnen: De les om 9 uur vragen: je het hem? 50. Wederkerende voornaamwoorden ik: O, ik vergis! Mijn zus vergist heel vaak. je: Heb je al aangekleed?
7 51. Vul de klinkers in l r n nkl d n bl v n 52. Presens 1. (rijden) je vader met de auto naar zijn werk? 2. Hoeveel minuten (duren) een uur? Je (mogen) bij je oma logeren. 53. Zet in het enkelvoud Wij zitten hier al uren. Jullie rennen zo vlug. Ze horen lawaai 55. voornaamwoorden ik: Met gaat het uitstekend. wij: Hier heb je adres. ik: Mag ik u man voorstellen. 54. Presens: scheidbare werkwoorden uitgaan: Hanneke en Paul vanavond opnemen: Mark honderd euro bij de bank. opbellen: je je zuster nog? 56. Vul in A: mij ben je (ziemlich) pessimistisch. B: Nee hoor! Ik vind dat ik wel optimistisch ben! 57. Kies de goede reactie Hoe gaat het met hem? Niet zo best. Met mij gaat het prima! 59. Wat zeggen ze? A: Sorry, - iets langzamer - u - kunnen - spreken? B: Zeker! Komen - Nederland - uit - niet - u? A: Nee. Zijn - Duitse - ik. 58. Welke infinitief? Zij hebben alle passagiers gecontroleerd. Ze hebben ook zijn plaatsbewijs gevraagd. Zo is het een dure reis voor hem geworden. 60. Vul in A: Hallo, ik Gottlieb. B: Gottlieb? Dat klinkt Duits! je uit Duitsland?
8 61. Vul vormen van zullen in Je wel zien dat ik gelijk heb. Dat ik je morgen vertellen. We over uw idee nadenken. U de trein nog halen. Op zondag hij van zijn reis terug zijn. 63. Perfectum zeggen: Hij niets zien: je die film? kijken: We tv. 65. Maak mogelijke zinnen Sandra slapen op maandag een appel wij werken vaak een krant ik eten nu op kantoor mijn broer wachten om 11 uur op de trein jij schrijven s avonds bij Sally u lezen bijna nooit een brief 67.Vertaal A: Das Mädchen sieht schlampig aus! B: Wen meinst du? A: Das Mädchen mit dem langen braunen Haar! B: Das finde ich nicht. 62. Geef een antwoord Wat is uw naam? En waar komt u vandaan? Wat is uw telefoonnummer? 64. Voornaamwoorden wij: nieuwe collega heet Maarten. u: Werkt zoon in een ziekenhuis? jullie: Jullie moeten hond meenemen! 66. Welke infinitief? Hij heeft de tram naar het station genomen Maar hij heeft geen kaartjes gekocht. Op de halte Coolsingel zijn vier controleurs ingestapt. 68. Voornaamwoorden jullie: Is dat fax? wij: Rob werkt nu bij op kantoor. zij: Mevrouw Brouwer bezoekt dochter Ina. 69. Zeg het beleefd (met u ) Sta je op? Je zit op mijn stoel. Drink je liever thee of koffie? 70. Vul in A: Pardon, (sprechen) u Nederlands? B: Ja, een (bißchen). (mein) vrouw (sein) Nederlandse.
9 71. Perfectum gaan: Ik naar de bioscoop lezen: jullie dat boek? doen: Vroeger hij veel aan sport 73. De of het? getal telefoonnummer cijfer 75. Vul in moeten: Ik naar huis. willen: Ik niet meer werken. kunnen: Vader en moeder niet komen. 72. Kies de goede reactie Bent u mevrouw Smet? Nee, ik ben Jan. Nee, ik ben mevrouw Graaf. 74. Adjectieven Hoi Bert! Heb je een (neu) bril? Die sportief (aussehen). En ze gaat heel goed bij je (blau) ogen! 76. Vul in A: Hallo Rob! Dit is vriend René. René, is Rob. Hij uit Oostenrijk. B: Rob. je hier ook op vakantie? 77. Zet in het meervoud Sta je op? Hij eet een broodje. Zij woont in Zeist. 79. Vul in A: Wat ga je (heute) doen? B: (morgens) doe ik aan het huishouden en (nachmittags) ga ik een beetje fietsen. 78. Vertaal A: Du kannst doch nicht den ganzen Tag im Bett liegen bleiben! B: Das finde ich schon! A: Darüber denke ich ganz anders. 80. De of het? telefoon krant foto
Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieLes 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas
Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo
Nadere informatie2c nr. 1 zinnen met want en omdat
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieDag! kennismaken. Ik ben Eric.
Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben
Nadere informatiede aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.
Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.
Nadere informatieWie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam. 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar
5 5 HOOFDSTUK 1 Wie ben jij? WOORDEN 1 1 Ik... Paula. a heet b naam 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar 3 Ik ga... mijn vriend naar het restaurant. a uit b met 2 1 Mijn... is Derek. a huisnummer b naam 2
Nadere informatieAANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?
A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? Ja, heb ik gedaan. 2. Komt Willem dit weekend? Nee, moet helaas werken. 3. Ga je met het vliegtuig naar Hamburg? Nee,
Nadere informatieWerkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3
Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3 Neue Kontakte 5 e, VMBO KGT 1-2 Werkwoorden TB 49 3 e naamval TB 54 Rangtelwoorden (overzicht) Kloktijden (overzicht) Werkwoorden TB 49 wissen = weten
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatie1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.
1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu
Nadere informatieKies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.
21 21 HOOFDSTUK 2 Te laat! WOORDEN 1 Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 2 Ron,! De bus komt bijna! 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag. 4 We komen
Nadere informatieWie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?
thema 1 Ik weet het niet! 1 Hoe heet jij? Beatriz Hoe heet jij? Ik heet Jürgen. Dag meneer. Dag mevrouw. Hallo, ik heet Jürgen. Hoi! Ik heet Bushra. En jij? Jürgen, dit is Lei San. Leuk met je kennis te
Nadere informatieSpreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld in
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatie1.1 De vorm van het personaal pronomen: subject, object en na prepositie. 1 ik me mij. 2 je jij je jou. 3 hij hem ( m) hem.
Hoe gaat het? Uitleg 1 Het personaal pronomen In tekst 1 en 2 is het personaal pronomen vetgedrukt. Tekst 1 (het personaal pronomen is subject van de zin) Mira en Bert wonen in Utrecht. Ze kennen elkaar
Nadere informatieTOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.
Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. (8 punten) 1. Welk compliment geeft Igor (de jongen) aan Linda (het meisje)? 2. In
Nadere informatieWerkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.
Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieThema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang
Thema Kinderen en school. Demet TV Lesbrief 9. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. belt naar een kinderdagverblijf. Is er plaats? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat inschrijven
Nadere informatieStufe 1. Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn
Stufe 1 i1 Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn 3. heet jij? a) Wie b) Wat c) Hoe 4. Hoe gaat het met? a) jou b)
Nadere informatieKijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.
Spreken niveau A1 www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatieThema In en om het huis.
http://www.edusom.nl Thema In en om het huis. Les 22. Een huis zoeken Wat leert u in deze les? Praten over uw huis Informatie over het vinden van een nieuwe woning Praten over wat afgelopen is Veel succes!
Nadere informatieHet thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.
Tekst Audio Les 7 /m 11 Radio Amsterdam Les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel. Track 1 Jingle Track 2 Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieOpstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen
www.edusom.nl Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen Het is belangrijk om veel woorden te leren. In deze extra les vindt u extra woorden bij de Opstartlessen 1 t/m 5. Kijk ook eens naar
Nadere informatieLes 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1
15/10/14 1 Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 1. (komen) Waar.... jij vandaan? 2. Uit welk land.... u? 3. Brenda.... vandaag uit Engeland. 4. Wij.... uit België. 5. Wanneer.... zij thee drinken?
Nadere informatieAntwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.
Antwoorden Thema 5 woonomgeving Oefening 3 A 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. moesten B 1. Kon 2. Willen 3. Kan 4. kunnen 5. mocht 6. Kan - kan 7. wilde 8.
Nadere informatieMijn huis, mijn thuis
Les 5: Mijn huis, mijn thuis (A-klas) Mijn huis, mijn thuis 1. Mijn huis Mijn naam is Ik ben jaar oud. Ik woon in Ik woon samen met... mensen. Heb je een broer? JA / NEE Heb je een zus? JA / NEE Mijn huis
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieThema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.
Thema 4 Communicatie Taalhulp Telefoneren Informele situaties - opbellen en opnemen Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John. Met Diana. Met Diana van Someren. Is John ook? Is Diana
Nadere informatieAlles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.
Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.
Nadere informatieLes 35. Een nieuw paspoort
http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket.
Nadere informatieU leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.
UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen
Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen Kofi is op het werk. Hij wil een dag vrij. Hij vraagt het aan de vrouw op het kantoor. Zou het Kofi lukken? Souad komt op kantoor. Zij wil ook een dag vrij.
Nadere informatieAls je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.
Thema 5 Les 1: De angst: Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. De schrik: Als iemand ineens achter je staat, dan schrik je. Je bent dan ineens
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieWerkwoordoefeningen bij les 5
Werkwoordoefeningen bij les 5 Werkwoordoefening 1 1 Ik loop. Ik liep. 2 Ik loop naar huis. Ik liep naar huis. 3 Ik loop op straat. Ik liep op straat. 4 Ik ga naar school. Ik ging naar school. 5 Ik ga naar
Nadere informatieOPA EN OMA DE OMA VAN OMA
Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en
Nadere informatieThema In en om het huis
http://www.edusom.nl Thema In en om het huis Les 26. Herhaling thema Wat leert u in deze les? De woorden uit les 22, 23, 24 en 25 Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag
Nadere informatieHandleiding basiswoordenschat.
basiswoordenschat. Inleiding. In de basismodule wordt een basis van ongeveer 80 woorden gelegd. Deze woorden worden aangeboden om de woordenschat, maar ook om de communicatieve vaardigheden van de cursist
Nadere informatieSoms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,
Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze
Nadere informatieSpreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieWir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine
die Familie Wir sind verwandt Wir sind verwandt. Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen. Können Sie das aufschreiben Können Sie das aufschreiben? Kann ich die Antworten
Nadere informatieVeertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel
Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl
Nadere informatieDinie Ea van Oort Verhaalland Taalleerlijn www.verhaalland.nl
E1. De werkwoorden 1. horen: ik hoor 2. zien: ik zie jij hoort jij ziet u hoort u ziet hij hoort hij ziet zij hoort zij ziet het hoort het ziet wij horen jullie horen zij (meer) horen wij zien jullie zien
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken
Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken Deze les gaat over een afspraak maken. Een afspraak met de dokter. U gaat naar de huisarts. Eerst moet u een afspraak maken. U praat met de assistente.
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek
Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek Taban gaat met zijn dochter voor het eerst naar de bibliotheek. Hij schrijft haar in bij de bibliotheek. Dan laat Soumiya aan Taban en Ama
Nadere informatieThema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag
Thema Op het werk. Demet TV Lesbrief 8. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN Opdracht 1 de collega s de overeenkomst het werkoverleg de bedrijfsarts Opdracht 8 Rosmalen, 25 maart Hallo papa, Hoe gaat het met je? Met mij gaat het heel goed!
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 1
1 BEGINNERSCURSUS DAG 1 A. FORCING Voorstelling B. GRAMMATICA Persoonlijke Voornaamwoorden Werkwoord: Infinitief en stam Hebben en Zijn C. CONVERSATIE Kennismaken 2 Zich voorstellen 1. Voornaam: Ik heet
Nadere informatieWat heb je gisteren gedaan?
Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.
Thema Gezondheid Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis. Wat leert u in deze les? De weg vragen. Om herhaling en verduidelijking vragen. Je naam spellen. Vragen stellen en beantwoorden. Veel succes! 1 HET GESPREK
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?
Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een
Nadere informatieGefeliciteerd! Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja. In de gloria. Lang zal hij leven. Hij leve lang hoera hoera
Gefeliciteerd! 1 Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja In de gloria Lang zal hij leven Hij leve lang hoera hoera Hij leve lang hoera hoera Lang zal hij leven In de
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieLesbrief 14. Naar personeelszaken.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 14. Naar personeelszaken. Wat leert u in deze les? Wanneer u zeggen en wanneer jij zeggen. Je mening geven en naar een mening vragen. De voltooide tijd gebruiken.
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts
Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. De man (meneer Onuso / Bashir) komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen
Nadere informatieIris marrink Klas 3A.
Iris marrink Klas 3A. 1 Inhoud. 1- Voorpagina 2- Inhoud, inleiding & mijn mening 3- Dag 1 4- Dag 2 5- Dag 3 6- Dag 4 7- Dag 5 Inleiding. Ik kreeg als opdracht om een dagverslag te maken over Polen. 15
Nadere informatieInhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.
Inhoudsopgave Thema 1 Wie is dat? 7 Thema 2 Hoe spel je dat? 33 Thema 3 Hoeveel? 47 Thema 4 Hoe laat is het? 55 Thema 5 Wanneer ben jij jarig? 67 Thema 6 Wanneer zijn de winkels open? 75 Thema 7 Kun je
Nadere informatieHandboek NT2 in het volwassenenonderwijs
Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs Lesmateriaal hoofdstuk 4 Spreken Oefeningen uit Voorbereiding op Werk De volgende tien oefeningen zijn afkomstig van de website behorende bij: Verboog, M. & Adèr,
Nadere informatieDat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager
119 119 HOOFDSTUK 8 Dat is een koopje! WOORDEN 1 2 3 1 Ik ga even naar de.... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager 2 Wil je wat drinken? Ja graag, een... koffie alsjeblieft. a fles b beker
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieSpreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen Inleiding heeft een afspraak met de manager voor een sollicitatiegesprek. Deze les gaat over het eerste deel van het
Nadere informatieOpstartlessen. Les 1. Kennismaken
www.edusom.nl Opstartlessen Les 1. Kennismaken Wat leert u in deze les? Uzelf voorstellen Kennismaken Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam HET GESPREK
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieHoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen
Hoofdstuk 2 Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen 48 Gangbare uitdrukkingen bij contact maken en onderhandelen De meeste zinnen die in dit overzicht staan, zijn formeel. U kunt deze
Nadere informatieA) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).
A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). 1. Je tekent mooi, zeg. 2. Wat een mooi schilderij! 3. Ik heb iets moois voor jou. 4. Mijn vader is een harde werker. 5. Het
Nadere informatie13 Ik zit net te denken...
13 Ik zit net te denken... i2 i1 Wij geven een feestje! Bringen Sie die Aktivitäten in die richtige (= typische) Reihenfolge. boodschappen doen eten koken feesten! de woning opruimen, schoonmaken naar
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatieenkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt
Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor
Nadere informatieHotel Hallo - Thema 1 Hallo
Hotel Hallo - Thema 1 Hallo opdrachten VISITE 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?
Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten
Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Het is weer netjes
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school
Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat
Nadere informatieOefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.
Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn
Nadere informatieSchule: Schreiben B 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/52653
Schule: Schreiben B 2 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 15 July 2015 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/52653 Dit lesmateriaal is gemaakt
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts
Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. Meneer Wong komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen goed zijn. Wat leert
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatieLesbrief 35. AOW aanvragen.
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 35. AOW aanvragen. Wat leert u in deze les? Informatie over AOW begrijpen. Uitleg vragen. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den
Nadere informatieALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN
STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek ntwoord geven op vragen Inleiding Maria heeft een afspraak met de manager voor een sollicitatiegesprek. Deze les gaat over het
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek. Wat leert u in deze les? Een sollicitatiegesprek voeren. De voltooide tijd gebruiken. Vragen naar interesse stellen en
Nadere informatieSpreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Les 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw, Maria, gaat weer naar de winkel om over werk te
Nadere informatieU leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies.
OM RAAD VRAGEN les 3 spreken inleiding en doel U leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies. Het is belangrijk
Nadere informatieThema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes! www.edusom.nl
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema Dit is een herhalingsles. U heeft vier gesprekken van Kofi gelezen. In deze gesprekken was Kofi op zijn werk. U heeft in les 12, 13, 14 en 15 veel
Nadere informatieA) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.
A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden van les 12, 13, 14 en 15. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang
www.edusom.nl Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. Ze belt naar een kinderdagverblijf. Is er een plaats vrij? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat
Nadere informatie