Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg. Living group climate within residential youth care

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg. Living group climate within residential youth care"

Transcriptie

1 Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg Het verband tussen de beleving van het leefklimaat en agressie op de leefgroep in residentiële jeugdzorg Living group climate within residential youth care The association between the experience of living group climate and aggression on the living groups in residential youth care Masterscriptie Orthopedagogiek en Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Student: J. M. M. van den Tillaart Studentnummer: Eerste begeleider: Prof. dr. G. J. J. M. Stams Tweede begeleider: dr. G. H. P. van der Helm Opdrachtgever: Spirit Jeugd en Opvoedhulp Amsterdam, juli 2014

2 Inhoudsopgave Abstract... 3 Samenvatting... 3 Introductie Theoretische onderbouwing Residentiële jeugdzorg Het leefklimaat Agressie Gescheiden en gemengde leefgroepen Hypothesen Methode Deelnemers Procedure Meetinstrumenten Prison Group Climate Instrument (PGCI) Agressie-incidenten Statistische analyses Resultaten Oneway ANOVA verschil leefklimaat binnen typen residentiële jeugdzorg Oneway ANOVA verschil leefklimaat gebaseerd op groepssamenstelling (sekse) Multipele regressieanalyse verband leefklimaat en agressie Discussie Conclusie Beperkingen Implicaties Referenties Bijlagen

3 Abstract In current research, the difference in perception of group climate within different types of residential youth care and group composition, based on gender, is examined. Furthermore, the association between group climate and aggression in the group is examined. In total, 159 respondents (96 male, 63 female) have filled in the Prion Group Climate Instrument (PGCI), and aggressive related incidents have been collected during a period of three months by means of registrations and daily reports. For types of residential youth care as well as group composition a significant difference was found on the living group climate scale growth. Next to this, direct aggression appears to be an important predictor of the experience of living group climate on the scales support and growth. Further research will have to point out to what extent individual and contextual factors play a role in the relationship between living group climate and aggression. Samenvatting In huidig onderzoek is het verschil in de beleving van het leefklimaat binnen verschillende typen residentiële jeugdzorg en groepssamenstelling gebaseerd op sekse onderzocht. Daarnaast is nagegaan wat het verband is tussen het leefklimaat en agressie op de leefgroep. In totaal hebben 159 respondenten (96 jongens, 63 meisjes) het Prison Group Climate Instrument (PGCI) ingevuld en zijn agressie-incidenten gedurende een periode van drie maanden lang verzameld met behulp van registraties en individuele dagrapportages. Er wordt een significant verschil gevonden op de dimensie groei, bij zowel typen residentiële jeugdzorg als groepssamenstelling. Daarnaast blijkt directe agressie een belangrijke voorspeller van de beleving van het leefklimaat op de schalen ondersteuning en groei. Aanvullend onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre individuele en contextuele factoren een rol spelen in het verband tussen het leefklimaat en agressie op de leefgroep. 3

4 Introductie De laatste jaren is binnen de residentiële jeugdzorg in toenemende mate hernieuwde aandacht ontstaan voor het bieden van een positief pedagogisch leefklimaat. Gelijktijdig hecht de politiek steeds meer waarde aan evidence-based werken binnen de jeugdzorg (Stams, Van der Put, Hoeve, & Asscher, 2013). Evidence-based werken betekent dat de uit te voeren interventies bewezen effectief dienen te zijn, waarbij wordt uitgegaan van het Risk-Need- Responsivity (RNR) model (Van der Laan, Slotboom, & Stams, 2010). Dit model gaat uit van drie principes, te noemen; risicobeginsel (de intensiteit van de interventie wordt afgestemd op de mate van recidiverisico), behoeftebeginsel (interventies dienen zich te richten op de criminogene behoeften van de jongere) en responsiviteitsbeginsel (interventies dienen aan te sluiten bij de leerstijl en intellectuele mogelijkheden van de jongere) (Andrews & Bonta, 2010; Van der Laan et al., 2010). Onderzoek heeft aangetoond dat interventies het meest effectief zijn wanneer gebruik wordt gemaakt van het RNR-model (Andrews & Bonta, 2010; De Swart et al., 2012). Het RNR-model is gerechtvaardigd op de gronden van What Works, wat impliceert dat het passend is om jongeren via interventies te behandelen als blijkt dat deze recidive verminderen. Steeds meer onderzoek wijst echter uit dat het RNR-model onvoldoende toereikend is voor een effectieve behandeling van jongeren (Looman & Abracen, 2013). De focus van het RNR-model ligt zodanig op de criminogene factoren en het risicomanagement, waardoor het jongeren onvoldoende voorziet van behandelmotivatie (Mann, Webster, Schofield, & Marshall, 2004; Ward & Gannon, 2006; Ward, Melser, & Yates, 2007). Volgens de onderzoekers Ward, Gannon en Yates (2008) is sprake van onvoldoende aandacht voor individuele behoeften en waarden van jongeren, met als gevolg dat de responsiviteit eveneens onvoldoende in ogenschouw wordt genomen. Het RNR-model laat zich in met risicobeheersing en is daardoor geneigd om het welzijn van jongeren als secundair te beschouwen, waardoor welzijnsbevordering en persoonlijke niet criminogene behoeften van jongeren onderbelicht worden. Er wordt dan ook nauwelijks ingegaan op de persoonlijke identiteit van jongeren gedurende het veranderingsproces (Laws & Ward, 2011; Ward & Steward, 2003). Het RNR-model draagt bij aan effectieve behandelmethoden, maar het ontbreekt binnen de residentiële jeugdzorg, naast zojuist genoemde hiaten, aan aandacht voor een positief pedagogisch leefklimaat. Dit terwijl een positief pedagogisch leefklimaat bijdraagt aan een vergrote behandelmotivatie, het bereiken van behandelresultaten, een afname in het 4

5 aantal agressie-incidenten op de leefgroep en het terugdringen van recidive (Ros, Van der Helm, Wissink, Stams, & Schaftenaar, 2013; Schubert, Mulvey, Loughran, & Losoya, 2012; Van Binsbergen, 2003; Van der Helm, 2011). Bovendien wordt een pedagogisch leefklimaat van belang geacht, omdat uit onderzoek blijkt dat een behandeling pas effectief kan zijn, zodra er een open leefklimaat is gecreëerd binnen de leefgroep (Kok, 1991; Kok, 1999; Slot & Spanjaard, 2003; Van der Helm, 2011). Huidig onderzoek beoogt het verband tussen de beleving van het leefklimaat en het aantal agressie-incidenten van jongeren die verblijven binnen residentiële jeugdzorg in kaart te brengen. 1. Theoretische onderbouwing 1.1 Residentiële jeugdzorg Jaarlijks verblijven ruim vijftienduizend jongeren binnen Nederland in de residentiële jeugdzorg (Jeugdzorg Nederland, 2011). Residentiële jeugdzorg is een benaming voor uiteenlopende typen zorg voor jongeren tussen de 0 en 23 jaar, variërend van open tot gesloten, met verscheidene problematiek. De plaatsing dient verschillende doelen en is uiteenlopend in duur. In veel instellingen zijn er aparte leefgroepen voor jongens en meisjes, maar er bestaan eveneens instellingen met gemengde leefgroepen (Boendermaker, Van Rooijen, Berg, & Bartelink, 2013). Ondanks de verschillen met betrekking tot het type zorg, kampt de gehele populatie jongeren binnen de residentiële jeugdzorg met complexe, meervoudige emotionele en gedragsproblemen, die in veel gevallen gepaard gaan met gezinsproblematiek. Binnen alle vormen van residentiële jeugdzorg verblijven vaak jongeren die problemen ervaren met hun psychosociaal en cognitief functioneren. Een aanzienlijk aantal jongeren heeft een verleden getekend door problemen in de ouder-kind relatie en traumatische gebeurtenissen, zoals mishandeling of seksueel misbruik. Bovendien is er bij ouders ook stelselmatig sprake van psychische problematiek (Bastiaanssen, Delsing, Kroes, Engels, & Veerman, 2014; Boendermaker, Eijgenraam, & Geurts, 2004; Harder, Knorth, & Zandberg, 2006; Konijn & Van der Steege, 2013; Strijbosch & De Greef, 2014; Van der Steege, Broekhoven, & Konijn, 2012). Plaatsing in een residentiële voorziening voor jeugdzorg vormt de laatste stap in een vaak daaraan voorafgaande keten van zorg. Dit wil zeggen dat residentiële zorg wordt ingezet als laatste redmiddel, nadat andere hulpvormen ontoereikend zijn gebleken (Harder & Knorth, 2007; Harder et al., 2006). Agressief gedrag van jongeren is een veelvoorkomende reden voor 5

6 verwijzing naar een residentiële instelling (Knorth, Klomp, Van den Bergh, & Noom, 2007). Daarnaast bestaat bij veel jongeren de dreiging dat zij zich onttrekken of onttrokken dreigen te worden aan noodzakelijke behandeling (Boendermaker et al., 2004), wat maakt dat bij een ruime meerderheid van de jongeren sprake is van gedwongen opname. Intrinsieke motivatie en de wens tot gedragsverandering van jongeren komt dan ook nauwelijks voor (Jongepier, 2011; Verdonck, Jaspaert, Vervaeke, & Bogaerts, 2010). Er bestaan verschillende typen residentiële jeugdzorg, zoals open leefgroepen, Jeugdzorg Plus instellingen en justitiële jeugdinrichtingen. Binnen de open leefgroepen bestaat diversiteit in zowel behandeling als doelstelling. Er zijn open leefgroepen met een kortdurend behandeltraject gericht op snelle terugkeer naar huis en leer- en leefgroepen met de focus op het toewerken naar perspectief, waarbinnen jongeren worden ondergebracht in leefgroepen specifiek voor meisjes, leefgroepen met het accent op GGZ-problematiek en leefgroepen met de focus op risicogedrag (Spirit, 2013). Alle jongeren die verblijven binnen open leefgroepen kampen met psychosociale problematiek, voortkomend uit een psychiatrische diagnose en/of problematische verwerking van traumatische gebeurtenissen. Bovendien worstelen ouders in veel gevallen met eigen problemen. Hechtings-, loyaliteits- en opvoedingsproblemen komen dan ook menigvuldig aan bod. Bij de meerderheid van de jongeren is sprake van hulp vanwege een juridische maatregel, wat meestal een ondertoezichtstelling betreft (Van der Steege et al., 2012). Jeugdzorg Plus instellingen bieden trajectzorg, startend met een (relatief korte) periode van gesloten residentiële zorg, voor civielrechtelijk geplaatste jongeren (Mercx, 2008; Ten Brummelaar, Boendermaker, Harder, & Knorth, 2011). Jongeren kunnen in een Jeugdzorg Plus instelling worden geplaatst, omdat de thuissituatie zodanig uit de hand is gelopen dat hiervoor een uithuisplaatsing noodzakelijk wordt geacht. Veel jongeren kennen problemen in de ouder-kind relatie, waarvan een groot deel wordt gekenmerkt door een instabiele opvoedingsomgeving (Mercx, 2008). Typerend voor de opgenomen jongeren zijn complexe gedragsproblemen die regelmatig gepaard gaan met psychiatrische problematiek en middelengebruik (Boendermaker et al., 2004). De meerderheid van de jongeren heeft politieen justitiecontacten gehad en meisjes zijn niet zelden slachtoffer van loverboys (Mercx, 2008). Het doel van Jeugdzorg Plus instellingen is het bieden van een adequaat leef-, onderwijs- en behandelklimaat aan jongeren om resocialisatie in de maatschappij zo snel mogelijk te kunnen realiseren (Trajecten Gesloten Jeugdzorg, 2010). Binnen justitiële jeugdinrichtingen, ook wel forensische behandelcentra genoemd, wordt opvang en behandeling geboden aan jongeren die geplaatst zijn door de kinderrechter 6

7 in het kader van een straf of maatregel (Boendermaker & Van Yperen, 2003; Stevens et al., 2007). Het gaat hier om jongeren die een ernstig delict hebben gepleegd of hiervan verdacht worden. Jongeren komen in een justitiële jeugdinrichting terecht op basis van voorlopige hechtenis, jeugddetentie of een PIJ-maatregel (Duits & Bartels, 2011). Jongeren in de inrichting zijn veelvuldig afkomstig uit probleemgezinnen waarin ouders (psychische) problemen hebben, over onvoldoende opvoedingsvaardigheden beschikken en een verleden kennen van traumatische jeugdervaringen (Boendermaker & Beijerse, 2008). Bij nagenoeg alle geplaatste jongeren is sprake van een ontwikkelings- en leerachterstand, psychische stoornis en externaliserende gedragsproblematiek in de vorm van antisociaal en oppositioneel opstandig gedrag (Anckarsäter, 2010). Uit onderzoeken van Vreugdenhil, Doreleijers, Vermeiren, Wouters en Van den Brink (2004) en Nijhof, Van Dam, Veerman, Engels en Scholte (2010) komt naar voren dat een grote meerderheid van de jongeren gediagnosticeerd is met minimaal één psychiatrische stoornis. In de meeste gevallen is er sprake van een gedragsstoornis, gevolgd door middelenmisbruik. Stoornissen met psychotische verschijnselen, angststoornissen en stemmingsstoornissen worden ook geregeld gezien bij jongeren die in justitieel kader verblijven (Boendermaker & Beijerse, 2008; Vreugdenhil et al., 2004). Karakteristiek voor jongeren binnen de justitiële jeugdinrichtingen is tevens het contact met risicovolle vriendengroepen (Nijhof et al., 2010). Naast vergelding is het bij deze doelgroep van essentieel belang om een pedagogische invulling te geven aan de strafrechtelijke bemoeienis (Weijers, 2008), zodat jongeren begeleid worden naar zelfstandigheid en recidive teruggedrongen wordt (Rap & Weijers, 2011). Residentiële voorzieningen passen een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg toe, met in beginsel het bieden van orthopedagogische basiszorg in de vorm van opvoeding, verzorging en behandeling van jongeren (Boendermaker et al., 2013; De Lange et al., 2011). Dat maakt dat opvoeden, leren en behandelen voortdurend samengaan binnen leefgroepen. Het creëren van een veilige basis voor jongeren en het toewerken naar zelfstandigheid om weer deel te kunnen nemen aan de maatschappij zijn de voornaamste doelen van opvoeden en behandelen binnen de leefgroep in een residentiële setting (Van der Helm & Hanrath, 2012). 1.2 Het leefklimaat Onderzoek heeft aangetoond dat een pedagogisch leefklimaat een essentiële rol speelt in de opvoeding en behandeling van residentieel geplaatste jongeren (Van der Helm, 2011). Het leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg kan variëren van gesloten en repressief, naar open 7

8 en therapeutisch (Janzing & Kerstens, 2005). Van der Helm (2011) heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het leefklimaat en concludeert dat een behandeling pas effectief kan zijn op het moment dat er sprake is van een open leefklimaat op de leefgroep. Een open leefklimaat kenmerkt zich door een gestructureerde en veilige omgeving, waarbij sprake is van adequate steun vanuit pedagogisch medewerkers, geruime mogelijkheden tot leren en ontwikkelen, duidelijke regels en grenzen en een geborgen sfeer (Jongepier, Struijk, & Van der Helm, 2010). Uit onderzoek blijkt dat het scheppen van een open leefklimaat bevorderend werkt voor de behandelmotivatie van jongeren, interne locus of control, actieve manier van coping, een grotere mate van empathie, meer emotionele stabiliteit, een afname van agressiviteit en een positief behandelresultaat (Van der Helm, 2011; Van der Helm, Klapwijk, Stams, & Van der Laan, 2009; Van der Helm, Stams, Genabeek, & Van der Laan, 2012 a ; Van der Helm, Stams, Van der Stel, Van Langen, & Van der Laan, 2012 b ;). Aanvullend laat Jongepier (2011) zien dat een positief pedagogisch leefklimaat eveneens gunstiger blijkt te zijn voor de individuele ontwikkeling van, en groeikansen voor jongeren. Dit komt overeen met de bevindingen van Van der Helm, Wissink, De Jongh en Stams (2013 b ) die hebben aangetoond dat hoop en perspectief belangrijke elementen vormen voor het bereiken van een positief pedagogisch leefklimaat. Bij een repressief (onderdrukkend) leefklimaat is sprake van een extreme disbalans van machtsverhoudingen, gebrek aan structuur, harde en oneerlijke controle, grote afhankelijkheid, gebrek aan wederzijds respect en daarmee wantrouwen, excessieve verveling, gevoelens van wanhoop, agressie en een gebrek aan toekomstperspectief (Harvey, 2007; Van der Helm et al., 2009; Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011 a ; Van der Helm, Stams, & Van der Laan, 2011 b ). Een repressief leefklimaat wordt gerelateerd aan meer passieve vormen van coping, zoals vermijding en passief gedrag van jongeren (Van der Helm et al., 2009), wat kan leiden tot een afname van behandelmotivatie, een toename in agressief gedrag, emotionele instabiliteit en een negatief behandelresultaat (Van der Helm et al., 2011 a ; Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2012 b ). Geconcludeerd kan worden dat een repressief leefklimaat ongunstig blijkt met het oog op de ontwikkeling van jongeren en hun toekomstperspectief (Jongepier, 2011). De dimensies ondersteuning, groei, de mate van repressie en groepsatmosfeer zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van het leefklimaat (Van der Helm et al., 2011 b ). De eerste dimensie, ondersteuning, heeft betrekking op de mate van responsiviteit van pedagogisch medewerkers, rekening houdend met de behoefte van jongeren. Daarnaast is de mate waarin geïnvesteerd wordt in het opbouwen en in stand houden van een positieve, 8

9 wederkerige relatie karakteristiek. De dimensie groei appelleert aan leren en zingeving tijdens het verblijf van de jongeren binnen residentiële jeugdzorg, met het oog op een toekomstperspectief. Repressie wordt als derde dimensie gekenmerkt door extreme controle, onrechtvaardigheid en inconsequentie van regels en een gebrek aan flexibiliteit. De vierde en laatste dimensie, groepsatmosfeer, uit zich in de veiligheid van zowel de fysieke als de sociale omgeving van de leefgroep, met de focus op het vertrouwen van jongeren onderling (Van der Helm, Beunk, Stams, & Van der Laan, 2014; Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2011 b ). Jongeren hebben recht op verzorging, opvoeding, veiligheid en ontwikkeling, wat een pedagogisch leefklimaat essentieel maakt. De professionele houding van pedagogisch medewerkers, gericht op de bevordering van het welzijn en de ontwikkeling van jongeren, bepaalt voor een groot deel het pedagogisch leefklimaat en het gedrag van jongeren op de leefgroep (Van der Helm & Hanrath, 2012). Een verstoring in de therapeutische relatie tussen jongeren en pedagogisch medewerkers heeft een negatief effect op het leefklimaat en vergroot de kans op agressieve gedragingen van jongeren (Van der Helm, 2011). 1.3 Agressie Agressieve gedragingen worden gedefinieerd als gedragingen die bedreigend of schadelijk zijn voor de persoon zelf, anderen of goederen, met als doel directe beschadiging toe te brengen (Anderson & Bushman, 2002; Fluttert, 2010). Dit gedrag kan uitlopen op psychische, fysieke en/of materiële schade. Binnen agressief gedrag kan volgens Van der Ploeg (2010) onderscheid gemaakt worden in het overtreden van formele regels (anderen niet slaan en het bezit van anderen niet vernielen) en informele regels (respectvolle omgang met anderen en rekening houden met elkaar), wat gebaseerd is op directe en indirecte agressie. Directe agressie behelst verbaal en fysiek geweld gericht op personen en/of objecten, zoals het uiten van bedreigingen, slaan en schoppen. Indirecte agressie omvat naar binnen gerichte agressie en onderdrukte vijandigheid, waarbij geen sprake is van een direct slachtoffer buiten de persoon zelf, zoals automutilatie, ontvluchting en het continu weigeren van instructies (Card, Stucky, Sawalani, & Little, 2008). Onderhavig onderzoek gaat in op zowel directe als indirecte agressie-incidenten van jongeren. Incidenten waarbij sprake is van verbaal, nonverbaal of fysiek gedrag dat ontwrichtend en/of dreigend is en/of schade aanricht aan personen of materialen zijn hierin opgenomen. Jongeren binnen residentiële jeugdzorg beschikken door hun belaste voorgeschiedenis en psychische tekortkomingen slechts in geringe mate over vaardigheden om adequaat te 9

10 kunnen reageren in sociale probleemsituaties, waardoor zij vaker agressie als oplossingsstrategie hanteren (Crick & Dodge, 2008; Nas, Orobio de Castro, & Koops, 2005; Arsenio, Adams, & Gold, 2009; Van der Helm et al., 2013 a ). Bovendien schrijven jongeren met een verstoring in de sociale informatieverwerking vijandige bedoelingen toe aan het gedrag van anderen, waardoor situaties eerder als bedreigend worden ervaren (Fluttert, 2010), met als gevolg een vergrote kans op agressieve reacties (Crick & Dodge, 2008; Dodge, Coie, & Lynam, 2006; Orobio de Castro, Merk, Koops, Veerman, & Bosch, 2005). Binnen residentiële jeugdzorg doen zich dan ook regelmatig agressie-incidenten voor die het leefklimaat op de groep verstoren. In het bijzonder binnen gesloten instellingen voor jongeren de instellingen voor Jeugdzorg Plus en justitiële jeugdinrichtingen komen incidenten, uitbarstingen van agressie en inperkende maatregelen frequent voor, met als gevolg onveiligheid op de leefgroep, een negatieve sfeer (Jongepier, 2011), een negatieve invloed op de sensitiviteit en responsiviteit van pedagogisch medewerkers en de behandeluitkomsten (Harvey, 2007; Schubert et al., 2012; Van der Helm, 2011; Van der Helm et al., 2011 a ). Een positief pedagogisch leefklimaat kan door agressie-incidenten omslaan in een repressief leefklimaat (Strijbosch & De Greef, 2014). Eerder onderzoek heeft aangetoond dat agressie-incidenten niet alleen een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het leefklimaat, maar ook op de werkdruk van pedagogisch medewerkers en de therapeutische relatie tussen jongeren en pedagogisch medewerkers (Di Martino, 2003; Van der Helm et al., 2012a; Zegers, 2007). Dit sluit aan bij het onderzoek van Van der Helm (2011), waarin geschetst wordt dat het in situaties waarin veelvuldig sprake is van agressie, dreigend geweld en overtreding van regels allesbehalve eenvoudig is om een positieve relatie aan te gaan met jongeren. Er is onder pedagogisch medewerkers niet zelden sprake van angst voor agressie van jongeren, waardoor zij neigen tot meer controle en beheersing. Dit machtsvertoon roept vervolgens weer agressie bij jongeren op, met als uitkomst een negatief en repressief leefklimaat (Groeneweg, Van der Helm, Stams, & Asscher, 2013; Van der Helm, 2011). Verder verhogen de ervaringen van pedagogisch medewerkers de kans op een negatieve tegenoverdracht, waarmee het stressniveau op de leefgroep verhoogt, met als resultaat een toename van agressief gedrag van jongeren op de leefgroep (Carmel & Hunter, 1989). Bovendien nemen jongeren agressief, negatief en regel overtredend gedrag van elkaar over (Knorth et al., 2007), wat agressie op de groep eveneens doet toenemen en een negatief effect op het leefklimaat versterkt (Harder et al., 2006; Jongepier, 2011). In onderzoek van Van der Helm et al. (2012 a ) is echter geen verband gevonden tussen een repressief leefklimaat en agressie binnen justitiële 10

11 jeugdinrichtingen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een repressief leefklimaat niets bijdraagt aan de mate van agressie van jongeren, daar het repressieve leefklimaat een voortzetting is van voorgaande negatieve ervaringen met vrienden, ouders, school of autoriteiten (Van Spinhoven et al., 2010). In tegenstelling is in later onderzoek aangetoond dat een positief pedagogisch leefklimaat leidt tot vermindering van neuroticisme en meer emotionele stabiliteit, die op hun beurt een buffer vormen tegen agressief gedrag op de leefgroep (Klimstra, Akse, Hale, Raaijmakers, & Meeus, 2010; Van der Helm, 2011; Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2012a). Agressie lijkt dus wel degelijk van invloed op het leefklimaat. Om deze reden wordt in huidig onderzoek nagegaan wat het verband is tussen de beleving van het leefklimaat en agressie-incidenten op de leefgroep. 1.4 Gescheiden en gemengde leefgroepen Residentiële jeugdzorg kent zowel plaatsing in leefgroepen voor jongens en meisjes gescheiden, als plaatsing in groepen met gemengde samenstelling. Een (kleine) meerderheid van de jongeren in residentiële jeugdzorg bestaat uit jongens (Madge, 1994). De verhouding tussen jongens en meisjes is echter afhankelijk van het type residentiële jeugdzorg (Harder et al., 2006). Jongens zijn oververtegenwoordigd in justitiële jeugdinrichtingen (Boendermaker, 1995; Van Domburgh, De Ruiter, & Doreleijers, 2004), terwijl de crisisplaatsingen in open leefgroepen relatief vaak meisjes betreffen (Boendermaker et al., 2004). In de literatuur komt naar voren dat de belangrijkste reden voor plaatsing in gescheiden leefgroepen de verschillen tussen jongens en meisjes voor plaatsing en de daarmee samenhangende verschillen in (probleem)gedrag betreft (Beleidskader vrouwen in mannenopvanginrichtingen, 1992). In overeenstemming hiermee hebben verschillende onderzoeken aangetoond dat bij jongens externaliserende gedragsproblemen voorop staan (Knorth, 2001; Loeber & Keenan, 1994), terwijl internaliserend en emotioneel probleemgedrag de boventoon voert bij meisjes (Leadbeater, Kuperminc, Blatt, & Hertzog, 1999; Van der Valk, Spruijt, De Goede, Maas, & Meeus, 2004). Een residentiële plaatsing bij jongens is vaak een reactie op delinquente en agressieve gedragsproblematiek. Bij meisjes gaat een plaatsing veelal om het bieden van bescherming (Van der Laan & Smit, 1993). Dit rechtvaardigt gescheiden aandacht voor jongens en meisjes en hun belangen. Haaks hierop staat dat een minder strikte gescheiden opvang van jongens en meisjes een verdere normalisering van het leefklimaat kan bewerkstelligen (Van der Laan & Smit, 1993). De samenleving buiten de inrichting bestaat immers eveneens uit gemengde sekse. Onderzoek van Van der Laan en Smit (1993) heeft aangetoond dat de aanwezigheid van meisjes een 11

12 positieve invloed lijkt te hebben op de sfeer in de inrichting en een afname van agressief gedrag teweegbrengt. Bovendien beïnvloeden meisjes elkaar sterker in emotioneel opzicht dan jongens en intensiveren jongens op hun beurt elkaars probleemgedrag (Dishion, McCord, & Poulin, 1999; Handwerk, Field, & Friman, 2000). Gemengde leefgroepen kunnen het machogedrag van jongens doorbreken, wat de sfeer ten goede komt (Van der Laan & Smit, 1993). De vraag is echter of de samenstelling van de leefgroep met betrekking tot sekse invloed heeft op de beleving van het leefklimaat van jongeren. 1.5 Hypothesen Huidig onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Spirit Jeugd en Opvoedhulp. Spirit is een organisatie die ondersteuning biedt aan kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar en hun ouders of verzorgers die problemen ondervinden met opvoeden en opgroeien in de regio Amsterdam en omstreken. De zorg van Spirit is onderverdeeld in jeugdmaatschappelijk werk, gespecialiseerde hulp en behandelcentra ( Dit onderzoek zal zich richten op de leefgroepen van gespecialiseerde hulp en de behandelcentra van Spirit, die allen een residentiële vorm van jeugdzorg bieden. Met het hier beschreven onderzoek zal de kennis over de beleving van het leefklimaat en het verband met het aantal gepleegde agressieincidenten door jongeren binnen de open leefgroepen, Jeugdzorg Plus instelling (De Koppeling) en justitiële jeugdinrichting (Amsterbaken) van Spirit worden vergroot. In onderhavig onderzoek is met behulp van het Prison Group Climate Instrument (PGCI) de beleving van het leefklimaat van jongeren die verblijven in residentiële jeugdzorg in kaart gebracht. Er wordt bekeken of er sprake is van een verschil in de beleving van het leefklimaat tussen de verschillende typen residentiële jeugdzorg. Het vermoeden is dat er een verschil gevonden wordt tussen de beleving in het leefklimaat van jongeren in open leefgroepen, Jeugdzorg Plus instellingen en justitiële jeugdinrichtingen. Er wordt voorspeld dat jongeren die in een justitiële jeugdinrichting verblijven het leefklimaat als minst positief zullen ervaren, gevolgd door jongeren woonachtig in een Jeugdzorg Plus instelling. Deze verwachting komt voort uit de aanname dat hoop en perspectief een belangrijke bijdrage leveren aan een positief leefklimaat. Vanuit justitiële jeugdinrichtingen is het, gezien de vaak ernstige problematiek en extreme geslotenheid, gecompliceerder dit te bereiken in vergelijking met open leefgroepen, waar contact met de buitenwereld voor de vormgeving van passende nazorg laagdrempeliger is. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillen in beleving van het leefklimaat ten aanzien van de samenstelling van de groep met betrekking tot sekse. Daar het ontbreekt aan 12

13 eerder onderzoek op dit gebied kunnen geen uitspraken gedaan worden over verwachtingen aangaande deze vraagstelling. De kans is echter groot dat een dergelijke vraagstelling essentiële informatie oplevert voor de residentiële jeugdzorg, gezien de tot op heden beperkt beschikbare kennis. Ten slotte worden de agressie-incidenten van de deelnemende jongeren doorgelicht, om te kunnen analyseren of de beleving van het leefklimaat in verband staat met het aantal gepleegde agressie-incidenten op de leefgroep. Daarbij wordt het type residentiële jeugdzorg waar de jongere verblijft als controlevariabele meegenomen. Gebaseerd op bovenstaande literatuur wordt verwacht dat de beleving van het leefklimaat van jongeren samenhangt met het aantal agressie-incidenten dat plaatsvindt op de leefgroep. Hoe negatiever jongeren het leefklimaat ervaren, hoe meer agressie-incidenten zich voor zullen doen. De verwachting is dat de beleving van het leefklimaat in sterke mate zal samenhangen met directe agressie op de leefgroep. 2. Methode 2.1 Deelnemers De data is verzameld gedurende het eerste kwartaal van 2014, bij jongeren tussen de 8 en 18 jaar die verblijven in Amsterdam en omstreken op een open leefgroep of Jeugdzorg Plus instelling van Spirit. Om het doel van het onderzoek te kunnen verwezenlijken is tevens data gebruikt die recentelijk (vierde kwartaal 2013) is verworven binnen de justitiële jeugdinrichting van Spirit bij jongeren tussen de 14 en 22 jaar. Er zijn 27 leefgroepen bestaande uit maximaal tien jongeren per groep benaderd voor deelname. Deze leefgroepen bestaan uit jongensgroepen, meisjesgroepen en gemengde groepen. Huidige onderzoekspopulatie bestaat uit N = 159 jongeren die ten tijde van de afname verblijven in de residentiële jeugdzorg. Van de open leefgroepen hebben n = 72 jongeren deelgenomen, met een gemiddelde leeftijd van 15,3 jaar (SD = 1,7), waarvan 25 jongens en 47 meisjes. Van de Jeugdzorg Plus instelling hebben n = 43 jongeren deelgenomen, met een gemiddelde leeftijd van 15,3 jaar (SD = 1,1), waarvan 27 jongens en 16 meisjes. Tot slot hebben n = 44 jongens deelgenomen vanuit de justitiële jeugdinrichting, met een gemiddelde leeftijd van 17,6 jaar (SD = 1,8). De duur van het verblijf varieert tussen de deelnemers. De verblijfsduur liep uiteen van minimaal één week tot maximaal drie jaar. Verder zijn er van de 159 deelnemende jongeren 27 buiten Nederland geboren. Veelvoorkomende geboortelanden zijn Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen. Van 13 jongeren is het geboorteland onbekend. 13

14 2.2 Procedure Het onderzoek richt zich op jongens en meisjes tussen de 8 en 22 jaar, die verblijven in een open leefgroep, Jeugdzorg Plus instelling of justitiële jeugdinrichting van Spirit. De onderzoeksperiode liep tijdens het eerste kwartaal van De leefgroepen zijn benaderd voor deelname door middel van een introductie binnen de teamvergadering. Tijdens deze introductie is beoogd de teamleden te stimuleren voor het onderzoek en is het belang hiervan mondeling toegelicht. De pedagogisch medewerkers hebben de afname van de vragenlijsten op de leefgroep georganiseerd. In de meeste gevallen zijn de vragenlijsten op één moment afgenomen bij alle jongeren van de leefgroep, die de vragen zelfstandig hebben beantwoord. De vragenlijsten zijn gecodeerd, waardoor anonimiteit van de deelnemers gewaarborgd wordt. 2.3 Meetinstrumenten Jongeren die verblijven op de leefgroepen van Spirit zijn schriftelijk ondervraagd over hun beleving van het leefklimaat met behulp van het Prison Group Climate Instrument (PGCI). Indien jongeren bereid waren deze gegevens te verstrekken zijn ook leeftijd, sekse, duur van verblijf op de leefgroep in weken/maanden en etnische achtergrond verzameld Prison Group Climate Instrument (PGCI) De PGCI is een zelfrapportage vragenlijst die bestaat uit 41 items en is ontwikkeld om de beleving van het leefklimaat van jongeren in een residentiële setting te meten (Van der Helm et al., 2011 b ). De PGCI bestaat uit twee delen met zowel open als gesloten vragen. Allereerst wordt jongeren gevraagd rapportcijfers te geven op het gebied van ondersteuning, groei, sfeer en repressie, waarbij zij een korte toelichting geven. Het open gedeelte bestaat uit vijf items. Verder bestaat de PGCI uit 36 items, waarbij jongeren hun mening geven op zeven verschillende domeinen van het leefklimaat op een 5-punts Likert-schaal van 1 ( helemaal niet van toepassing ) tot 5 ( helemaal wel van toepassing ). Deze vragen betreffen de leefgroep, privacy en cohesie, perspectief en zingeving, veiligheid en conflicten, groepsleiding, hulp, activiteiten en personeel, en kwaliteit van de leefomgeving. Voor huidig onderzoek zijn drie items toegevoegd binnen de domeinen privacy en cohesie, veiligheid en conflicten, en kwaliteit van de leefomgeving. De vragenlijst bestaat uit vier subschalen: ondersteuning (12 items), groei (8 items), repressie (9 items) en sfeer (7 items). Voorbeelditems zijn: De groepsleiding behandelt mij met respect (ondersteuning), Ik werk hier aan mijn toekomst (groei), De groepsleiding krijgt altijd zijn zin (repressie), en Op de groep vertrouwen we elkaar (sfeer). De vragenlijst 14

15 meet op een valide en betrouwbare manier de beleving van het leefklimaat op de leefgroep van jongeren. De betrouwbaarheid voor de aparte dimensies was voor ondersteuning α =.90, groei α =.88, repressie α =.76 en sfeer α =.76 (Van der Helm et al., 2011 b ). De betrouwbaarheidsanalyse van de PGCI is voor huidig onderzoek eveneens aan de hand van Cronbach s alfa (α) uitgevoerd, waaruit blijkt dat alle dimensies van de vragenlijst betrouwbaar zijn bevonden. De betrouwbaarheid voor de aparte dimensies was voor ondersteuning α =.90, groei α =.87, repressie α =.71 en sfeer α =.83. De totale betrouwbaarheid van de vragenlijst was α =.93, wat betekent dat de resultaten als zodanig geïnterpreteerd kunnen worden (Brace, Kemp, & Snelgar, 2012). Tabel 1 Betrouwbaarheid PGCI aan de hand van Cronbach s Alpha (α) Dimensie N items α Ondersteuning Groei 8.87 Repressie 9.71 Sfeer 7.83 Leefklimaat Noot. α = Cronbach s Alpha coëfficiënt Agressie-incidenten Voor het verzamelen van de agressie-incidenten zijn van de jongeren die deelgenomen hebben aan huidig onderzoek zowel de incidentmeldingen als individuele dagrapportages van het eerste kwartaal van 2014 geraadpleegd. Van de justitiële jeugdinrichting zijn de geregistreerde incidentmeldingen en individuele dagrapportages verzameld van het laatste kwartaal van Allereerst zijn de incidentmeldingen geraadpleegd via het Centraal Meldpunt voor de open leefgroepen, Care4 voor Jeugdzorg Plus, en het Jongeren Informatiesysteem (JIS) voor de justitiële jeugdinrichting. Daar niet alle incidenten geregistreerd stonden zijn eveneens de individuele dagrapportages via Care4 en Jeugd Resocialisatie Ondersteuning (JRO) geraadpleegd. Van de jongeren die de justitiële jeugdinrichting hebben verlaten zijn dagrapportages opgevraagd via Stichting 180. Er zijn in totaal van 159 jongeren 1273 incidenten verzameld, waarvan 178 geregistreerd. Binnen de twaalf open leefgroepen hebben 646 incidenten (18 geregistreerd) plaatsgevonden gedurende het eerste kwartaal van 2014, tegenover 431 incidenten (75 geregistreerd) op de zeven leefgroepen binnen de Jeugdzorg Plus instelling. Op de acht leefgroepen van de justitiële jeugdinrichting hebben 194 incidenten (85 geregistreerd) plaatsgevonden. Het aantal agressie-incidenten per jongere loopt uiteen van geen enkel incident tot 39 incidenten. Gezien het feit dat niet alle jongeren de gehele drie maanden 15

16 waarin is gemeten op de leefgroep verbleven, is hiervoor gecorrigeerd door het aantal incidenten te delen door de verblijfsduur. Alvorens de agressie-incidenten zijn ingevoerd in SPSS zijn deze geclassificeerd aan de hand van de volgende categorieën: (1) fysieke agressie gericht op personeel, (2) verbale agressie gericht op personeel (waaronder schelden en uiten van bedreigingen), (3) fysieke agressie gericht op groepsgenoten, (4) verbale agressie gericht op groepsgenoten, (5) fysieke agressie gericht op materiaal, (6) brandstichting (waaronder roken op kamer), (7) ongeoorloofde afwezigheid (waaronder ontvluchting en wegblijven na verlof), (8) positieve urinecontrole (waaronder ongeoorloofd middelengebruik), (9) aantreffen contrabanden, (10) suïcide, suïcidepoging of automutilatie, (11) het overtreden van regels (waaronder weigering van (stop)instructies en het betreden van andermans kamer), en (12) niet tijdige terugkeer op de leefgroep. Binnen deze categorisatie wordt vervolgens een onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte agressie, waarbij categorie 1 tot en met 5 geschaard wordt bij directe agressie en categorie 6 tot en met 12 bij indirecte agressie. 2.4 Statistische analyses De data zijn geanalyseerd met behulp van het statistische computerprogramma SPSS. Op de eerste plaats zijn beschrijvende statistische technieken gebruikt, zoals een frequentieverdeling van de deelnemers met de gemiddelde leeftijd en standaardafwijking, de verdeling tussen jongens en meisjes en de gemiddelde verblijfsduur van jongeren in de leefgroepen op het moment van onderzoek. Voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag Bestaat er een verschil in de beleving van het leefklimaat van jongeren die verblijven op open leefgroepen, Jeugdzorg Plus instellingen en justitiële jeugdinrichtingen? is een oneway ANOVA toegepast. Deze toets wordt gebruikt om te toetsen of het gemiddelde van een metrische variabele verschilt tussen twee of meer groepen (Stumpel, 2007). Omwille van de tweede onderzoeksvraag Bestaat er een verschil in de beleving van het leefklimaat tussen jongensgroepen, meisjesgroepen en gemengde groepen binnen residentiële jeugdzorg? is eveneens gebruik gemaakt van oneway ANOVA. Tot slot is de derde onderzoeksvraag Wat is het verband tussen de beleving van het leefklimaat en het aantal agressie-incidenten op de leefgroep? beantwoord met behulp van een hiërarchische multipele regressieanalyse, waarbij eerst gekeken is naar de intraclassecorrelaties van de afhankelijke variabelen. Dat betekent dat er is bekeken of er sprake is van significante verschillen tussen de deelnemende leefgroepen. Indien er sprake is 16

17 van dergelijke significante verschillen, dient multilevel regressieanalyse uitgevoerd te worden. Om te toetsen in welke mate het aantal directe en indirecte agressie-incidenten invloed hebben op de beleving van het leefklimaat, nadat gecorrigeerd is voor de invloed van de onafhankelijke variabele type residentiële jeugdzorg, is eveneens gebruik gemaakt van een hiërarchische multipele regressieanalyse. 3. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek geanalyseerd met behulp van SPSS en inzichtelijk weergegeven. Het verschil in beleving van het leefklimaat op basis van het type residentiële jeugdzorg en de groepssamenstelling (sekse) en het verband tussen de beleving van het leefklimaat en agressie komen aan bod. 3.1 Oneway ANOVA verschil leefklimaat binnen typen residentiële jeugdzorg Om de onderzoeksvraag met betrekking tot het verschil in de beleving van het leefklimaat tussen de verschillende typen residentiële jeugdzorg te beantwoorden, is gebruik gemaakt van een oneway ANOVA. In Tabel 2 zijn de gemiddelde scores van de beleving van het leefklimaat van jongeren die verblijven binnen de leefgroepen van Spirit weergegeven. Wanneer de drie typen residentiële jeugdzorg met elkaar vergeleken worden, zien we een significant verschil op de dimensie groei (F (2,146) = 5.17, p =.01). Uit de Post-hoc analyse blijkt dat jongeren die verblijven binnen de open leefgroepen en Jeugdzorg Plus instelling significant meer groei ervaren dan jongeren verblijvend in de justitiële jeugdinrichting van Spirit. Met betrekking tot de dimensies ondersteuning, repressie en sfeer zijn geen significante verschillen gevonden. Er zijn echter wel trends zichtbaar op zowel repressie (F (2,141) = 2.66, p =.07) als sfeer (F (2,147) = 2.38, p =.09). Jongeren die verblijven binnen gesloten jeugdzorg Jeugdzorg Plus en justitiële jeugdinrichting ervaren meer repressie op de leefgroep. Verder komt naar voren dat jongeren binnen de Jeugdzorg Plus instelling de sfeer als minst positief beoordelen in vergelijking met de open leefgroepen en justitiële jeugdinrichting. 17

18 Tabel 2 Oneway ANOVA met F-waardes voor verschil beleving leefklimaat tussen typen residentiële jeugdzorg Dimensie Open leefgroep Open leefgroep Jeugdzorg Plus Jeugdzorg Plus Justitiële jeugd inrichting Justitiële jeugd inrichting N M (SD) N M (SD) N M (SD) F df Ondersteuning (.80) (.89) (.83) Groei a (.98) a (.97) b (.99) 5.17** Repressie (.73) (.74) (.63) Sfeer (.88) (.85) (.90) Noot. = p.1 * = p.05 ** = p.01 Verschillende superscript (a,b) duiden op significante post-hoc verschillen op p <.05, gecorrigeerd voor kans (SNK) 3.2 Oneway ANOVA verschil leefklimaat gebaseerd op groepssamenstelling (sekse) De onderzoeksvraag over het verschil in de beleving van het leefklimaat tussen de samenstelling van de leefgroepen gebaseerd op sekse is beantwoord met behulp van een oneway ANOVA. Er is onderscheid gemaakt tussen gemengde leefgroepen en gescheiden leefgroepen, waar jongens en meisjes apart verblijven. In Tabel 3 zijn de gemiddelde scores van de gemengde leefgroepen, meisjesleefgroepen en jongensleefgroepen inzichtelijk weergegeven. Indien de leefgroepen op basis van groepssamenstelling vergeleken worden, zien we een significant verschil in de beleving van het leefklimaat op de dimensie groei (F (2,146) = 3.37, p =.04). De Post-hoc analyse laat zien dat meisjesgroepen meer groei ervaren in vergelijking met jongensgroepen. Verder kan gesteld worden dat er geen significante verschillen zijn aangetoond met betrekking tot de dimensies ondersteuning, repressie en sfeer. Binnen de dimensie sfeer is echter wel een trend gevonden (F (2,147) = 2.62, p =.08), daar jongens- en meisjesgroepen positiever oordelen over de sfeer op de leefgroep dan gemengde leefgroepen. Tabel 3 Oneway ANOVA met F-waardes voor verschil beleving leefklimaat gebaseerd op groepssamenstelling Dimensie Gemengde leefgroep Gemengde leefgroep Meisjes leefgroep Meisjes leefgroep Jongens leefgroep Jongens leefgroep N M (SD) N M (SD) N M (SD) F df Ondersteuning (.90) (.83) (.83) Groei (.96) a (1.01) b (1.01) 3.37* Repressie (.80) (.62) (.62) Sfeer (.84) (.87) (.87) Noot. = p.1 * = p.05 ** = p.01 Verschillende superscript (a,b) duiden op significante post-hoc verschillen op p <.05, gecorrigeerd voor kans (SNK) 18

19 3.3 Multipele regressieanalyse verband leefklimaat en agressie Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen de beleving van het leefklimaat en agressie op de leefgroep is een hiërarchische multipele regressieanalyse uitgevoerd. Allereerst is nagegaan of er sprake is van significante verschillen in leefklimaat tussen leefgroepen. In totaal kan 9% van de verschillen in ondersteuning toegeschreven worden aan verschillen tussen leefgroepen (z = 1.31, p =.19) en 91% aan individuele verschillen tussen jongeren binnen leefgroepen (z = 7.75, p =.00). Voor groei waren de percentages respectievelijk 13% (z = 1.57, p =.12) en 87% (z = 7.84, p =.00), voor repressie 16% (z = 1.73, p =.08) en 84% (z = 7.84, p =.00) en voor sfeer 20% (z = 2.04 p =.04) en 80% (z = 7.90, p =.00). Uitsluitend voor sfeer dient een multilevel regressieanalyse uitgevoerd te worden. Om resultaten goed te kunnen vergelijken, is echter gekozen om voor sfeer zowel reguliere als multilevel regressieanalyse uit te voeren, naast reguliere regressieanalyse voor ondersteuning, groei en repressie. In huidig onderzoek is onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte vormen van agressie. In de analyses is dan ook gekeken naar het aantal directe en indirecte agressieincidenten dat heeft plaatsgevonden op de leefgroep. Hierbij zijn zowel de geregistreerde als gerapporteerde incidenten meegenomen. Van alle deelnemers (N = 159) zijn de agressieincidenten over een periode van drie maanden verzameld. Daar niet alle jongeren de volledige drie maanden verbleven op de leefgroep is gecorrigeerd voor verblijfsduur in de agressiescores. Het aantal verzamelde agressie-incidenten, de gemiddelden en standaarddeviaties zijn inzichtelijk weergegeven in Tabel 4. Tabel 4 Verzamelde agressie-incidenten, gemiddelden en standaarddeviaties Agressievorm Open leefgroep Jeugdzorg Plus Justitiële jeugd inrichting Aantal M SD Aantal M SD Aantal M SD Totaal Directe agressie Indirecte agressie Noot. M = gemiddelde, SD = standaarddeviatie Van de deelnemende jongeren die verblijven op de open leefgroepen (n = 72) zijn in totaal 646 incidenten verzameld (M = 8.97, SD = 8.04), waarvan 130 keer directe agressie (M = 1.81, SD = 2.99) en 516 keer indirecte agressie (M = 7.17, SD = 7.00). Verbale agressie gericht op personeel is met 58 keer (M =.81, SD = 1.81) de meest voorkomende vorm van directe agressie. Met betrekking tot indirecte agressie kwam niet tijdige terugkeer op de leefgroep met 304 keer (M = 4.22, SD = 4.81) het meest voor. 19

20 Op de Jeugdzorg Plus instelling zijn, van de deelnemende jongeren (n = 43) in totaal 431 incidenten verzameld (M = 10.02, SD = 7.72), waarvan 183 keer directe agressie (M = 4.26, SD = 4.02) en 248 keer indirecte agressie (M = 5.77, SD = 5.25). De meest voorkomende directe vorm van agressie betreft fysieke agressie gericht op materiaal, met een aantal van 79 keer (M = 1.98, SD = 2.58). Niet tijdige terugkeer op de leefgroep is wederom de meest voorkomende vorm van indirecte agressie, die binnen de Jeugdzorg Plus instelling 80 keer heeft plaatsgevonden (M = 2.00, SD = 2.66). Verder zijn er 196 incidenten verzameld (M = 4.45, SD = 5.70) van de jongeren die hebben deelgenomen en verblijven binnen de justitiële jeugdinrichting (n = 44). Binnen deze vorm van residentiële jeugdzorg zijn 70 incidenten verzameld in de vorm van directe agressie (M = 1.59, SD = 1.73) en 126 incidenten in de vorm van indirecte agressie (M = 2.24, SD = 4.61). Daarbij is verbale agressie gericht op personeel met 36 incidenten de meest voorkomende vorm van directe agressie (M =.82. SD = 1.08) en het overtreden van regels, zoals weigering van (stop)instructie, met 55 incidenten (M = 1.25, SD = 1.56) de meest voorkomende vorm van indirecte agressie. Tabel 5 geeft de resultaten weer van de multipele regressieanalyses. De multipele regressieanalyse is gebruikt om te onderzoeken of type residentiële jeugdzorg en directe en indirecte agressie significante voorspellers zijn op de vier dimensies van het leefklimaat. De R 2 waarde van.09 toont aan dat 9% van de variabiliteit in ervaren mate van ondersteuning voorspeld wordt door type residentiële jeugdzorg en agressie-incidenten (F (4,137) = 3.26, p <.05). Directe agressie is een belangrijke voorspeller van het oordeel op ondersteuning van jongeren die verblijven binnen de residentiële jeugdzorg. Jongeren die geregeld vormen van directe agressie vertonen op de leefgroep, beoordelen de ondersteuning van pedagogisch medewerkers significant lager. De R 2 waarde van.10 op de dimensie groei laat zien dat 10% van de variabiliteit op de beoordeling van groei wordt voorspeld door type residentiële jeugdzorg en agressieincidenten (F (4,144) = 3.92, p <.01). Binnen huidig onderzoek blijken zowel het verblijf binnen justitiële jeugdinrichting als betrokkenheid bij directe agressie belangrijke voorspellers voor de beoordeling op de dimensie groei. Verblijf binnen de justitiële jeugdinrichting en een hoge mate van betrokkenheid bij directe agressie-incidenten verlagen significant de ervaren groei van jongeren op de leefgroep. Er kan met betrekking tot het verband tussen de dimensie repressie en agressie gesproken worden van een trend in de verwachte richting (F (4,139) = 2.37, p =.06). De R 2 waarde van.06 op de dimensie repressie wijst uit dat 6% van de variabiliteit in ervaren 20

21 repressie op de leefgroep wordt voorspeld door type residentiële jeugdzorg en agressieincidenten. Huidige onderzoeksresultaten tonen aan dat directe agressie op de leefgroep samenhangt met het ervaren van een sterke mate van repressie door jongeren. De multipele regressieanalyse laat geen significant verband zien tussen de dimensie sfeer en agressie (F (4,145) = 1.56, p >.05). Echter, het verband tussen de dimensie sfeer en agressie kan niet geïnterpreteerd worden met een multipele regressieanalyse, vanwege de gevonden significantie op de contextvariantie met behulp van de multilevel regressieanalyse. Ondanks de gevonden significantie laat de multilevel regressieanalyse eveneens geen significant verband zien. Tabel 5 Multipele regressieanalyse met t-waardes voor verband tussen leefklimaat en agressie Ondersteuning Groei Repressie Sfeer Variables Beta t p Beta t p Beta t p Beta t p Stap 1 (type setting) Open leefgroep Justitiële jeugdinrichting ** Stap 2 (agressie) Directe agressie ** * * Indirecte agressie R =.30 R =.31 R =.25 R =.20 R 2 =.09 R 2 =.10 R 2 =.06 R 2 =.04 F(4,137) = 3.26* F(4,144) = 3.92** F(4,139) = 2.37 F(4,145) = 1.56 Noot. = p.1 * = p.05 ** = p.01 Sfeer betreft een significante contextvariantie, dus kan niet geïnterpreteerd worden met een multipele regressieanalyse 4. Discussie 4.1 Conclusie In huidig onderzoek is het verschil in beleving van het leefklimaat tussen de open leefgroepen, Jeugdzorg Plus instelling en justitiële jeugdinrichting van Spirit inzichtelijk gemaakt. Verder is bekeken of er een verschil bestaat tussen de beleving van het leefklimaat op basis van de groepssamenstelling met betrekking tot sekse. De centrale vraagstelling van dit onderzoek betreft het verband tussen de beleving van het leefklimaat en het aantal agressie-incidenten op de leefgroep, gecorrigeerd voor het type residentiële jeugdzorg. In de eerste plaats worden de resultaten en mogelijke verklaringen toegelicht. Vervolgens worden de beperkingen, met tot slot de implicaties voortkomend uit het onderzoek, beschreven. 21

22 4.1.1 Verschil leefklimaat binnen typen residentiële jeugdzorg Huidig onderzoek toont aan dat jongeren die verblijven binnen de residentiële jeugdzorg van Spirit het leefklimaat op de leefgroep over het algemeen op vergelijkbare wijze ervaren. Deze resultaten zijn mogelijk toe te schrijven aan de toegenomen aandacht voor het bieden van een pedagogisch leefklimaat binnen de Jeugdzorg Plus instelling en justitiële jeugdinrichting van Spirit. De gesloten jeugdzorg loopt met betrekking tot het leefklimaat als specifiek aandachtspunt in de organisatie voor op de open leefgroepen. De aandacht voor een pedagogisch leefklimaat binnen de open leefgroepen van Spirit is pas recentelijk van de grond gekomen, terwijl de gesloten jeugdzorg zich al geruime tijd concentreert op het bieden van een pedagogisch leefklimaat als basis. Zowel jongeren verblijvend in open leefgroepen als jongeren die binnen de gesloten jeugdzorg zijn geplaatst Jeugdzorg Plus en justitiële jeugdinrichting ervaren in gelijke mate ondersteuning van pedagogisch medewerkers. Een mogelijke verklaring voor het feit dat er geen significant verschil op de dimensie ondersteuning waarneembaar is in huidig onderzoek kan gevonden worden in de gemeenschappelijk ontwikkelde visie van Spirit op het werken in residentiële leefgroepen, genaamd basismethode groepswerk. Deze basismethode bevat technieken die gebaseerd zijn op uiteenlopende theoretische stromingen en biedt praktische aanknopingspunten om het dagelijkse groepsleven te analyseren. Als gevolg kunnen pedagogisch medewerkers bewuster reageren op jongeren en invloed uitoefenen op de leefgroep. Pedagogische medewerkers, werkzaam binnen Spirit, ervaren deze basismethode als een waardevolle manier om bewust te handelen en invulling te geven aan hun vakmanschap, waaronder het opbouwen van een wederkerige relatie met jongeren (De Lange et al., 2011). Daar de basismethode groepswerk toegepast wordt binnen alle typen van residentiële jeugdzorg van Spirit, vormt dit een mogelijke verklaring voor het ontbreken van significante verschillen in de beleving van het leefklimaat door jongeren. Het is niet ondenkbaar dat de basismethode eveneens een bijdrage levert aan de essentiële (relationele) aspecten voor het werken als pedagogisch medewerker binnen de residentiële jeugdzorg. Spirit behaalt dan ook een betere score op de dimensie ondersteuning wanneer vergeleken wordt met het landelijk gemiddelde (N = 339). Echter, van belang te benoemen is dat de verschilscore op ondersteuning op basis van Cohens d verwaarloosbaar is (d =.12). In aansluiting op deze bevindingen is het aanbevelingswaardig de basismethode groepswerk opnieuw onder de aandacht te brengen binnen Spirit en waar mogelijk landelijk door te voeren. 22

23 Op de dimensie repressie is geen significant verschil aangetoond tussen de typen residentiële jeugdzorg. Een verklaring voor het ontbreken van dit verschil is mogelijk het centrale uitgangspunt binnen de residentiële jeugdzorg, waarbij alle jongeren worden geaccepteerd en enkel gedrag wordt afgekeurd wanneer dit niet past binnen de regels van de leefgroep. Daar waar jongeren overeenkomsten vertonen in (probleem)gedrag, wordt één basaal groepsklimaat aangeboden, waarin structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid de belangrijkste aspecten zijn (Van de Mortel & Valenkamp, 2011). Bovendien worden jongeren binnen Spirit behandeld als individu, wat maakt dat de bejegening vanuit pedagogisch medewerkers en de mate van repressie hierop wordt aangepast (Boendermaker et al., 2013). Er is echter wel een tendens in de verwachte richting waargenomen, daar jongeren verblijvend binnen open leefgroepen van Spirit minder repressie ervaren dan jongeren binnen de gesloten jeugdzorg. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is het (verplichte) gesloten kader van de Jeugdzorg Plus instelling en de justitiële jeugdinrichting. Waar jongeren in open leefgroepen de mogelijkheid hebben de deur uit te gaan, hebben jongeren in de gesloten jeugdzorg slechts beperkte vrijheid (Boendermaker, 2008). De verschilscore op de dimensie repressie wijkt niet af van het landelijk gemiddelde (N = 339). Jongeren verblijvend binnen de residentiële jeugdzorg van Spirit ervaren minder repressie in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Op basis van Cohens d kan echter gesproken worden van een verwaarloosbaar effect (d =.05). Een mogelijke verklaring voor dit verwaarloosbare effect tussen Spirit en het landelijk gemiddelde is het zojuist genoemde centrale uitgangspunt wat landelijk voor alle typen residentiële jeugdzorg van toepassing is. De sfeer op de leefgroep toont eveneens geen significant verschil. Een verklaring hiervoor is dat de fysieke omgeving van verschillende typen residentiële jeugdzorg instellingen op een aantal aspecten gelijk blijkt te zijn (Anglin, 2002). Er is echter een lichte trend zichtbaar vanwege het verschil in oordeel van de Jeugdzorg Plus instelling tegenover de justitiële jeugdinrichting en open leefgroepen. Het minst positief over de sfeer op de leefgroep zijn jongeren die verblijven in de Jeugdzorg Plus instelling. Deze relatief negatieve beoordeling op sfeer hangt mogelijk samen met de mate van geslotenheid die jongeren ervaren binnen de leefruimtes. Daarbij bestaat de kans dat jongeren die op civielrechtelijke titel in een Jeugdzorg Plus instelling geplaatst worden niet beseffen waar ze terecht komen, in tegenstelling tot jongeren die op verdenking van een delict op strafrechtelijke basis geplaatst worden in een justitiële jeugdinrichting. Naast de zojuist genoemde trends toont huidig onderzoek een significant verschil op de dimensie groei. Jongeren binnen de justitiële jeugdinrichting leren beduidend minder dan 23

24 jongeren verblijvend op de open leefgroepen en Jeugdzorg Plus instelling van Spirit. Het is niet ondenkbaar dat het beperkte vooruitzicht van jongeren binnen de justitiële jeugdinrichting leidt tot onvoldoende toekomstperspectief en daardoor ook tot demotivatie voor behandeling (Van der Helm et al, 2013 b ) Verschil leefklimaat gebaseerd op groepssamenstelling Daar het ontbreekt aan eerder onderzoek over de groepssamenstelling binnen de residentiële jeugdzorg, zijn geen hypotheses opgesteld over het verschil in beleving van het leefklimaat tussen gemengde en gescheiden leefgroepen gebaseerd op sekse. Allereerst is het essentieel te benoemen dat de verdeling tussen jongensleefgroepen en meisjesleefgroepen binnen Spirit nagenoeg identiek is aan de verdeling in typen residentiële jeugdzorg. Binnen de justitiële jeugdinrichting verblijven uitsluitend jongens, wat een belangrijke verklaring vormt voor de onderzoeksresultaten. Op basis van huidig onderzoek wordt geconcludeerd dat de groepssamenstelling in de residentiële jeugdzorg van Spirit geen significante invloed uitoefent op de dimensies ondersteuning en repressie. De eerder genoemde basismethode groepswerk van Spirit sluit aan op de behoefte van jongeren en vormt daarmee een verklaring voor de gelijke mate van ervaren ondersteuning van jongeren geboden door pedagogisch medewerkers. Een verklaring voor de gelijke mate van ervaren repressie kan wederom gevonden worden in het eerder genoemde centrale uitgangspunt binnen de residentiële jeugdzorg, waar onvoorwaardelijke acceptatie van jongeren als leidraad dient. Verder toont huidig onderzoek geen significant verschil aan op de dimensie sfeer. Er is echter wel sprake van een trend. Gescheiden leefgroepen, waar jongens en meisjes apart verblijven, uiten zich positiever over de sfeer op de leefgroep in vergelijking met gemengde leefgroepen. Een mogelijke verklaring is wellicht de voornaamste reden van een gescheiden plaatsing, die gebaseerd is op de verschillen in (probleem)gedrag tussen jongens en meisjes (Van der Laan & Smit, 1993). Bij jongens voert externaliserend probleemgedrag de boventoon (Knorth, 2001; Loeber & Keenan, 1994), terwijl bij meisjes internaliserend probleemgedrag op de voorgrond staat (Leadbeater et al., 1999; Van der Valk et al., 2004). De delinquente en agressieve gedragsproblematiek van jongens heeft in gemengde leefgroepen ongetwijfeld (negatieve) invloed op teruggetrokken meisjes wat de kans op een gespannen sfeer vergroot. De dimensie groei laat een significant verschil zien met betrekking tot de groepssamenstelling van leefgroepen. Meisjesgroepen ervaren significant meer groei in 24

25 vergelijking met jongensgroepen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan de mate van behandelmotivatie zijn, één van de belangrijkste factoren voor het al dan niet slagen van een behandeling (Van Binsbergen, 2003). Bij veel jongeren in de residentiële jeugdzorg bestaat een gebrek aan motivatie om te komen tot gedragsverandering en medewerking aan gedragsinterventies (Jongepier, 2011; Verdonck et al., 2010). Onderzoek heeft aangetoond dat de mate van behandelmotivatie correleert met het aantal denkfouten van jongeren (Barriga, Morrison, Liau, & Gibbs, 2001). Meisjes maken over het algemeen minder denkfouten in vergelijking met jongens (Barriga, et al., 2001), wat kan resulteren in een verminderde effectiviteit van interventies bij jongens. Als gevolg kan dit voor jongensgroepen minder voorwaartse stappen met betrekking tot groei betekenen. Er is in huidig onderzoek op het gebied van groei echter geen verschil aangetoond tussen gescheiden en gemengde leefgroepen Verband leefklimaat en agressie Het belangrijkste doel van dit onderzoek was het analyseren van de mogelijke verbanden tussen directe en indirecte agressie, gecorrigeerd voor type residentiële jeugdzorg, op de beleving van het leefklimaat van jongeren verblijvend in de residentiële jeugdzorg. De hypothese over de rol van agressie-incidenten in de beleving van het leefklimaat van jongeren wordt met huidig onderzoek deels bevestigd. De resultaten laten zien dat directe agressie op de leefgroep een belangrijke voorspeller is van de beleving van het leefklimaat op de dimensies ondersteuning en groei. Bovendien blijkt er sprake van een tendens met betrekking tot de dimensie repressie. Deze bevindingen sluiten aan bij eerder onderzoek van Van der Helm (2011), waarin is aangetoond dat agressie op de leefgroep het leefklimaat en daarmee de ontwikkeling van jongeren in negatieve zin beïnvloedt. Bovendien vormen de mate van ondersteuning en mogelijkheden tot groei die jongeren ervaren een buffer tegen agressief gedrag (Van der Helm, 2011). Verder laat onderzoek van Van der Helm et al. (2012 a ) zien dat het ontwikkelen van belangrijke sociale vaardigheden en het beheersen van agressieve impulsen alleen van waarde is als aansluitend een perspectief kan worden gerealiseerd. In samenhang met huidige onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een verband tussen de ervaren groei van jongeren en het tot stand komen en in stand houden van agressieve gedragingen op de leefgroep. Het aantal agressie-incidenten waar jongeren bij betrokken zijn, hangt samen met de mate waarin jongeren het gevoel hebben aan hun toekomst te werken tijdens hun verblijf binnen de residentiële jeugdzorg. Hoe talrijker de agressie-incidenten op 25

26 de leefgroep, hoe lager de mate van ervaren groei. Aanvullend onderzoek zal moeten uitwijzen of er sprake is van een causaal verband. Het is immers aannemelijk dat een lage mate van ervaren groei op zijn beurt van invloed is op een toename in het aantal agressieve gedragingen op de leefgroep. Uit huidig onderzoek blijkt dat directe vormen van agressie doorslaggevend zijn voor de beoordeling van het leefklimaat van jongeren. Indirecte vormen van agressie blijken op geen van de dimensies een significante voorspeller voor de beleving van het leefklimaat vanuit het oogpunt van jongeren. Een verklaring voor het ontbreken van dit verband is mogelijk de naar binnen gerichte en daarmee verkapte vorm van agressie en onderdrukte vijandigheid. Ondanks de aanzienlijke aantallen indirecte agressie-incidenten die plaatsvinden op de leefgroepen binnen residentiële jeugdzorg, is het niet ondenkbaar dat jongeren deze vorm van agressie minder bewust ervaren. Het gaat immers om ingehouden agressie, wat maakt dat groepsgenoten deze agressie-incidenten mogelijk niet altijd opmerken. Het ontbreken van een significant verband op de dimensie repressie komt overeen met bevindingen uit eerder onderzoek van Ros et al. (2013) en Van der Helm et al. (2012 a ). Een verklaring hiervoor vormt eerder onderzoek van Van Spinhoven et al. (2010), waarin gesuggereerd wordt dat repressie een voortzetting is van voorgaande negatieve ervaringen met vrienden, school of autoriteiten waardoor een repressief leefklimaat minder bijdraagt aan de mate van agressief gedrag van jongeren. Verder blijkt dat het aantal agressie-incidenten op de leefgroep geen significante voorspeller is van de dimensie sfeer. Een mogelijke verklaring kan gevonden worden in de individuele behandeltrajecten die jongeren doorlopen binnen de residentiële jeugdzorg. Zowel binnen open als gesloten jeugdzorg richten jongeren zich veelal op hun eigen behandeltraject, waardoor bemoeienis van anderen inperkt. Binnen de leefgroep zijn jongeren niet afhankelijk van elkaar, wat maakt dat jongeren zich geregeld afzijdig houden ten opzichte van anderen. Bovendien is er binnen de residentiële jeugdzorg relatief weinig aandacht voor sociale interacties tussen jongeren onderling. 4.2 Beperkingen Ondanks de zorgvuldige opzet kent onderhavig onderzoek enkele belangrijke beperkingen. Allereerst moet worden opgemerkt dat het afnemen van de vragenlijsten te allen tijde een momentopname betreft. Negatieve en positieve ervaringen van jongeren die hebben plaatsgevonden op de dag van afname kunnen invloed hebben op de antwoorden die zij geven. De resultaten kunnen hierdoor positief, dan wel negatief gekleurd zijn, wat mogelijk 26

27 een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid. Bovendien zijn de vragenlijsten niet bij alle leefgroepen in dezelfde periode afgenomen, daar de meting binnen de justitiële jeugdinrichting in het laatste kwartaal van 2013 plaatsvond en bij de open leefgroepen en Jeugdzorg Plus instelling in het eerste kwartaal van De tweede beperking van het onderzoek betreft het feit dat niet alle jongeren die verblijven binnen de residentiële jeugdzorg van Spirit hebben deelgenomen. Het is niet ondenkbaar dat jongeren met een negatieve instelling tegenover de hulpverlening deelname aan onderzoek weigeren, wat mogelijk invloed heeft op de onderzoeksresultaten, met als gevolg een positievere uitkomst ten aanzien van de beleving van het leefklimaat. Ten derde, het gehanteerde meetinstrument (PGCI) betreft een zelfrapportage vragenlijst, waardoor jongeren mogelijk sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven. Daarbij is de beleving van het leefklimaat gezien vanuit pedagogisch medewerkers buiten beschouwing gelaten binnen huidig onderzoek, wat maakt dat er een eenzijdig beeld wordt geschetst over de beleving van het leefklimaat, uitsluitend vanuit het oogpunt van jongeren. De vierde beperking heeft betrekking op de registratie van agressie-incidenten. De incidentmeldingen die via het officiële systeem (Centraal Meldpunt, Care4 en JIS) geraadpleegd zijn, betreffen slechts een gering percentage van het aantal incidenten dat in werkelijkheid plaatsvindt op de leefgroepen, met als gevolg een onvolledig beeld. Zelfs het inschakelen van politie vanwege onhanteerbaarheid van jongeren vormt geen garantie tot registreren. Om deze reden zijn voor huidig onderzoek tevens de incidenten uit de individuele dagrapportages van de deelnemende jongeren meegenomen. Dat betekent echter dat het aantal gemelde agressie-incidenten mede afhankelijkheid is van de individuele rapporteurs. Mogelijkerwijs wordt er op de ene leefgroep nauwkeuriger gerapporteerd dan op de andere leefgroep. Bovendien is er sprake van een verscheidenheid in persoonlijke grenzen van rapporteurs, waardoor niet iedereen dezelfde interpretatie heeft van agressie-incidenten. Waar de ene rapporteur een scheldpartij van een jongere als incident zal rapporteren, heeft dezelfde jongere met dezelfde scheldpartij de grens bij de andere rapporteur (nog) niet bereikt en zal daar rapportage ontbreken. Hierdoor wordt het verkrijgen van een volledig beeld van de hoeveelheid en aard van agressie-incidenten bemoeilijkt. Omwille van bovenstaande tekortkomingen is het aannemelijk dat er sprake is van een onderrapportage van agressieincidenten die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden gedurende de onderzoeksperiode. Verder bestaat er een onderscheid in de aard van veelvoorkomende agressie-incidenten binnen de typen residentiële jeugdzorg. Zo worden er bij open leefgroepen nauwelijks urinecontroles uitgevoerd, waardoor er weinig zicht is op het middelengebruik bij deze 27

28 onderzoeksgroep. Binnen de justitiële jeugdinrichting is niet vaak sprake van verlate terugkeer op de leefgroep, aangezien consequentere sancties worden gehanteerd en weinig ruimte is tot uitzonderingen. Dit in tegenstelling tot de open leefgroepen. Daarbij ligt het aantal onttrekkingen binnen de Jeugdzorg Plus instelling aanzienlijk hoger dan binnen de justitiële inrichting, met als eenvoudige verklaring het contrast in de mate van geslotenheid en de daarmee samenhangende vrijheid van jongeren. Ten slotte heeft de laatste beperking betrekking op variabelen die mogelijk van invloed zijn op de beleving van het leefklimaat en agressie-incidenten, maar die binnen huidig onderzoek buiten beschouwing zijn gelaten. In huidig onderzoek is uitsluitend gecontroleerd voor het type residentiële jeugdzorg. Overige oorzaken die een rol spelen bij het ontwikkelen en in stand houden van agressieve gedragingen zijn hierin niet meegenomen. Persoonsgebonden en contextuele variabelen, zoals cognitief functioneren, psychopathologie, motivatie en de voorgeschiedenis van jongeren en hun omgeving ontbreken. 4.3 Implicaties Ondanks bovenstaande beperkingen kan op basis van uitgevoerd onderzoek geconcludeerd worden dat zowel het type residentiële jeugdzorg als de groepssamenstelling gebaseerd op sekse een verschil in de ervaren groei van jongeren aantonen. Verder blijkt dat de mate van agressief gedrag op de leefgroep in verband staat met de beleving van het leefklimaat binnen de residentiële jeugdzorg. Voornamelijk directe agressie blijkt een voorspeller van de ervaren ondersteuning en groei binnen de leefgroep. Deze bevinding heeft een aantal praktische implicaties. In de eerste plaats wordt op de leefgroepen binnen residentiële jeugdzorg steeds meer van pedagogisch medewerkers vereist (De Lange & Chênevert, 2011). Hierdoor ligt het accent in de praktijk veelal op het handhaven van regels, waarbij conflicten tussen groepsleiding en jongeren dagelijks voorkomen. Beheersing en controle voeren de boventoon, wat ruimte voor warmte en affectie, groei en ontwikkeling inperkt (Jongepier & Struijk, 2008). De grootste uitputtende factor voor pedagogisch medewerkers in de residentiële jeugdzorg blijkt het gevoel van onmacht om controle op de leefgroep te waarborgen (Harder et al., 2006). Uitbreiding van het trainingsaanbod gericht op groepswerk lijkt een waardevolle toevoeging voor de praktijk. Het scheppen van een positief leefklimaat verdient allereerst meer aandacht, om pedagogisch medewerkers vervolgens te trainen in het hanteren van een ondersteunende aanpak die afgestemd wordt op het individu (Jongepier & Struijk, 2008). Verder is het essentieel dat pedagogisch medewerkers beschikken over de vaardigheid 28

29 adequaat om te gaan met eigen spanningen en angsten (Van der Helm, 2012 a ). Het opstellen van een signaleringsplan voor jongeren kan in deze een belangrijk hulpmiddel vormen voor pedagogisch medewerkers, zodat de responsiviteit afgestemd kan worden op de gemoedstoestand van jongeren en agressie-incidenten mogelijk voorkomen kunnen worden (Fluttert, 2010). Voor Spirit is het aanbevelingswaardig de basismethode groepswerk opnieuw onder de aandacht te brengen en waar nodig te herzien. De ervaren groei van jongeren kan versterkt worden wanneer sprake is van voldoende aandacht voor het toekomstperspectief van jongeren (Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2011 b ). Aansluitend is het aan te bevelen om voorafgaand aan, of direct na, plaatsing binnen residentiële jeugdzorg realistische leerdoelen op te stellen voor jongeren, met het oog op een zo snel mogelijke terugkeer in de samenleving. Dit geeft jongeren de kans stapsgewijs succeservaringen op te doen, waarmee tevens de behandelmotivatie van jongeren wordt gestimuleerd (Van Binsbergen, 2003). In het kader van de veiligheid van jongeren verdient de registratie van agressieincidenten binnen Spirit de nodige aandacht (Inspectie Jeugdzorg, 2009). Pedagogische medewerkers dienen bewustzijn te creëren in het belang van een volledige registratie van agressie-incidenten, met als doel waarborging van de veiligheid van zowel jongeren als pedagogisch medewerkers op de leefgroep. Veiligheid op de leefgroep heeft immers een positieve invloed op de beleving van het leefklimaat (Inspectie Jeugdzorg, 2009). Verder onderzoek naar het verband tussen de beleving van het leefklimaat en agressie op de leefgroep binnen residentiële jeugdzorg is relevant. Allereerst is het noodzakelijk meer inzicht te verkrijgen in de aard en het aantal agressie-incidenten van jongeren om beter gefundeerde uitspraken te kunnen doen over het verband tussen het leefklimaat en agressie. Huidig onderzoek toont aan dat niet kan worden volstaan met geregistreerde agressieincidenten, daar uit individuele dagrapportages blijkt dat het bij een groot aantal agressieincidenten ontbreekt aan registratie. Bovendien is het gewenst om verder onderzoek te doen naar factoren die van invloed zijn op agressief gedrag van jongeren. Het is aanbevolen om in verdere analyses rekening te houden met contextuele en persoonsgebonden factoren die mogelijk bijdragen aan zowel de beleving van het leefklimaat als het aantal agressieincidenten op de leefgroep. Voorts is het van belang om in aanvullend onderzoek rekening te houden met de werkwijze van de verschillende typen residentiële jeugdzorg, om meer zicht te krijgen op de oorzaken van huidige onderzoeksresultaten. Daarnaast is het voor verder onderzoek aan te beleven een balans te vinden tussen het type residentiële jeugdzorg en groepssamenstelling 29

30 gebaseerd op sekse binnen de onderzoekspopulatie. In huidig onderzoek zijn met betrekking tot de justitiële jeugdinrichting uitsluitend jongens meegenomen. Vervolgonderzoek dient zich bij voorkeur eveneens te richten op meisjes die op strafrechtelijke titel verblijven binnen de residentiële jeugdzorg. Ten slotte is binnen huidig onderzoek een multilevel analyse uitgevoerd, echter deze had onvoldoende statistische power. Om beter gefundeerde uitspraken te kunnen doen over het verband tussen de beleving van het leefklimaat en agressie zal aanvullend onderzoek door middel van multilevel analyse, met voldoende statistische power, nodig zijn. Multilevel analyse houdt immers meer rekening met het hiërarchische karakter van de data, met als uitkomst analyses op zowel contextueel- als individueel niveau. Huidig onderzoek is vernieuwend, aangezien er tot op heden nog niets bekend was in de wetenschap over verschillen in de beleving van het leefklimaat binnen typen residentiële jeugdzorg en groepssamenstelling gebaseerd op sekse. Bovendien dragen onderhavige onderzoeksresultaten niet uitsluitend bij aan het landelijke leefklimaatonderzoek, maar worden tevens aanknopingspunten voor de optimalisering van het leefklimaat binnen de residentiële jeugdzorg gevonden. Verder biedt huidig onderzoek aanknopingspunten voor het verminderen van het aantal agressie-incidenten op de leefgroep, met als resultaat een positiever oordeel over het leefklimaat vanuit het oogpunt van jongeren. Daarnaast is dit het eerste onderzoek met betrekking tot het leefklimaat, waarin is nagegaan of er sprake is van significante verschillen in de beleving van het leefklimaat tussen de deelnemende leefgroepen door middel van multilevel analyse. De resultaten laten een significant verschil zien op de dimensie sfeer. Aanvullend onderzoek, met voldoende statistische power, zal met behulp van multilevel regressieanalyse moeten uitwijzen in hoeverre individuele en contextuele factoren een rol spelen in het verband tussen het leefklimaat en agressie op de leefgroep binnen de residentiële jeugdzorg. 30

31 Referenties Anckarsäter, H. (2010). Beyond categorical diagnostics in psychiatry: Scientific and medicolegal implications. International Journal of Law and Psychiatry, 33(2), doi: /j.ijlp Anderson, C. A., & Bushman, B. J. (2002). Human aggression. Annual Review of Psychology, 53, doi: /annurev.psych Andrews, D. A., & Bonta, J. (2010). Rehabilitating criminal justice policy and practice. Psychology, Public Policy, and Law, 16(1), doi: /a Anglin, J. P. (2002). Pain, normality and the struggle for congruence: Reinterpreting residential care for children and youth. New York: Haworth Press. Arsenio, W. F., Adams, E., & Gold, J. (2009). Social information processing, moral reasoning, and emotion attributions: Relations with adolescents reactive and proactive aggression. Child Development, 80(6), doi: /j x Barriga, A. Q., Morrison, E. M., Liau, A. K., & Gibbs, J. C. (2001). Moral cognition: explaining the gender difference in antisocial behaviour. Merrill-Palmer Quarterly, 47(4), Bastiaanssen, I. L. W., Delsing, M. J. M. H., Kroes, G., Engels, R. C. M. E., & Veerman, J. W. (2014). Group care worker interventions and child problem behavior in residential youth care: Course and bidirectional associations. Children and Youth Services Review, 39, doi: /j.childyouth Beleidskader vrouwen in mannenopvanginrichtingen (1992). Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie, Directie Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen. Boendermaker, L. (1995). Jongeren in justitiële behandelinrichtingen. Den Haag: Ministerie Van Justitie/WODC. Boendermaker, L. (2008). Jeugdzorg Plus drang en dwang in de jeugdzorg. Jeugd en Co Kennis, 2(1), doi: /bf Boendermaker, L., & Beijerse, J. U. (2008). Opvoeding en bescherming achter tralies. Jeugdinrichtingen tussen juridische beginselen en pedagogische praktijk. Amsterdam: BV Uitgeverij SWP. Boendermaker, L., Eijgenraam, K., & Geurts, E. (2004). Crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen. Utrecht: NIZW Jeugd. 31

32 Boendermaker, L., Van Rooijen, K., Berg, T., & Bartelink, C. (2013). Residentiële jeugdzorg: wat werkt? Opgehaald 31 mei 2014, van Residentiele Jeugdzorg.pdf Boendermaker, L., & Van Yperen, T. A. (2003). Kansen in de keten. Een gemeenschappelijk referentiekader voor de justitiële jeugdinrichtingen. Den Haag: Dienst Justitiële Jeugdinrichtingen. Brace, N., Kemp, R., & Snelgar, R. (2012). SPSS for psychologists. United States: Palgrave Macmillan. Card, N. A., Stucky, B.C., Sawalani, G. M., & Little, T. D. (2008). Direct and indirect aggression during childhood and adolescence: A meta-analytic review of gender differences, intercorrelations, and relations to maladjustment. Child Development, 79(5), doi: /j x Carmel, H., & Hunter, M. (1989). Staff injuries from inpatient violence. Hospital and Community Psychiatry, 40(1), Crick, N. R., & Dodge, K. A. (2008). Social-information-processing mechanisms in reactive and proactive aggression. Child Development, 67(3), doi:10.111/j tb01778.x De Lange, M., Boendermaker, L., Goorden, O., Kleijnen, B., Kwakman, S., Kwee, I. et al. (2011). Verzorging en opvoeding in de residentiële jeugdzorg. Jeugd en Co Kennis, 5(2), doi: /s De Lange, M., & Chênevert, C. (2011). Kwaliteitscriteria residentiële jeugdzorg. Opgehaald 3 juli 2014, van De Swart, J. J. W., Van den Broek, H., Stams, G. J. J. M., Asscher, J. J., Van der Laan, P. H., Holsbrink-Engels, G. A. et al. (2012). The effectiveness of institutional youth care over the past three decades: A meta-analysis. Children and Youth Services Review, 34(9), doi: /j.childyouth Di Martino, V. (2003). Relationship of work stress and workplace violence in the health sector. Geneva: World Health Organisation. Dishion, T. J., McCord, J. & Poulin, F. (1999). When interventions harm: Peer groups and problem behavior. American Psychologist, 54(9), doi: / X Dodge, K. A., Coie, J. D., & Lynam, D. (2006). Aggression and antisocial behaviour in youth. In W. Damon, R. M. Lerner & N. Eisenberg (Eds.), Handbook of Child 32

33 Psychology: Social emotional and personality development. New Jersey: John Wiley and Sons, Inc. Duits, N., & Bartels, J. A. C. (2011). Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk. Assen: Van Gorcum. Fluttert, F. A. J. (2010). Management of inpatient aggression in forensic mental health nursing. The application of the early recognition method. Thesis University of Utrecht, The Netherlands. Enschede: Gildeprint Drukkerijen. Groeneweg, M. J., Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Asscher, J. J. (2013). When I don t get what I want, I take it because it s mine. I-D compensation and incarcerated adolescents in a delayed-return society: An application of Martin s Theory. Psychiatry, Psychology and Law, 20(5), doi: / Handwerk, M. L., Field, C. E., & Friman, P. C. (2000). The iatrogenic effects of group intervention for antisocial youth: Premature extrapolations? Journal of Behavioral Education, 10(4), doi: /a: Harder, A., & Knorth, E. (2007). Kleine groepen voor grote problemen. Jeugd en Co Kennis, 1(3), doi: /bf Harder, A. T., Knorth, E. J., & Zandberg, T. (2006). Residentiële jeugdzorg in beeld. Een overzichtsstudie naar de doelgroep, werkwijzen en uitkomsten. Amsterdam, Uitgeverij SWP. Harvey, J. (2007). Young men in prison: Surviving and adapting to life inside. Cullompton, United Kingdom: Willan Publishing. Inspectie Jeugdzorg (2009). Risico-indicatoren voor de residentiële jeugdzorg. Indicatoren voor provinciale residentiële jeugdzorg, gesloten jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen. Opgehaald op 4 juli 2014, van documenten /Brochure%20risico-indicatoren%20residentieel.pdf Janzing, C., & Kerstens, J. A. M. (2005). Werken in een therapeutisch milieu. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Jeugdzorg Nederland (2011). Brancherapportage Jeugdzorg Utrecht: Jeugdzorg Nederland. Jongepier, N. (2011). Gesloten residentiële jeugdzorg als veilige haven. Jeugd en Co Kennis, 5(4), doi: /s Jongepier, N., & Struijk, M. (2008). Tijd voor herwaardering van het pedagogisch leefklimaat. Jeugd en Co Kennis, 2(4), doi: /bf

34 Jongepier, N., Struijk, M., & Van der Helm, G. H. P. (2010). Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat. Jeugd en Co, 4(1), doi: /bf Klimstra, T. A., Akse, J., Hale, W. W., Raaijmakers, Q. A. W., & Meeus, W. H. J. (2010). Longitudinal associations between personality traits and problem behavior symptoms in adolescence. Journal of Research in Personality, 44(2), doi: /j.jrp Knorth, E. J. (2001). Antisociaal gedrag bij jongeren en jeugdcriminaliteit, een hot issue. Kind en Adolescent, 22(4), doi: /bf Knorth, E. J., Klomp, M., Van den Bergh, P. M., & Noom, M. J. (2007). Aggressive adolescents in residential care: A selective review of treatment requirements and models. Adolescence, 42(167), Kok, J. F. W. (1991). Specifiek opvoeden: Orthopedagogische theorie en praktijk. Amersfoort: Academische Uitgeverij. Kok, J. F. W. (1999). Specifiek opvoeden. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Konijn, C., & Van der Steege, M. (2013). Een beter aanbod voor langdurig uithuisgeplaatste kinderen. De residentiële hulp van Spirit Jeugd & Opvoedhulp herzien. Opgehaald op 6 april 2014, van Laws, D. R., & Ward, T. (2011). Desistance from sex offending: Alternatives to throwing away the keys. New York: The Guilford Press. Leadbeater, B. J., Kuperminc, G. P, Blatt, S. J., & Hertzog, C. (1999). A multivariate model of gender differences in adolescents internalizing and externalizing problems. Developmental Psychology, 35(5), doi: / Loeber, R., & Keenan, K. (1994). Interaction between conduct disorder and its comorbid conditions: Effects of age and gender. Clinical Psychology Review, 14(6), doi: / (94) Looman, J., & Abracen J. (2013). The risk need responsivity model of offender rehabilitation: Is there really a need for a paradigm shift? International Journal of Behavioral Consultation and Therapy, 8(3-4), Madge, N. (1994). Children and residential care in Europe. London: National Children s Bureau. Mann, R. E., Webster, S. D., Schofield, C. & Marshall, W. L. (2004). Approach versus avoidance goals in relapse prevention with sexual offenders. Sex Abuse: A Journal of Research and Treatment, 16(1), doi: /b:sebu

35 Mercx, M. (2008). Jeugdzorg Plus: Hulp voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Jeugd en Co Kennis, 2(1), doi: /bf Nas, C. N., Orobio de Castro, B., & Koops, W. (2005). Social information processing in delinquent adolescents. Psychology, Crime & Law, 11(4), doi: / Nijhof, K. S., Van Dam, C., Veerman, J. W., Engels, R. C., & Scholte, R. H. (2010). Nieuw Zorgaanbod: Gesloten jeugdzorg voor adolescenten met ernstige gedragsproblemen. Pedagogiek, 30(3), Orobio de Castro, B., Merk, W., Koops, W., Veerman, J. W., & Bosch, J. D. (2005). Emotions in social information processing and their relations with reactive and proactive aggression in referred aggressive boys. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 34(1), doi: /s jccp3401_10 Rap, S., & Weijers, I. (2011). De jeugdstrafzitting: een pedagogisch perspectief. Den Haag: SDU Uitgevers. Ros, N., Van der Helm, G. H. P., Wissink, I., Stams, G. J. J. M., & Schaftenaar, P. (2013). Institutional climate and aggression in a secure psychiatric setting. Journal of Forensic Psychiatry and Psychology, 24(6), doi: / Schubert, C. A., Mulvey, E. P., Loughran, T. A., & Losoya, S. H. (2012). Perceptions of institutional experience and community outcomes for serious adolescent offenders. Criminal Justice and Behavior, 39(1), doi: / Slot, N. W., & Spanjaard, H. J. M. (2003). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen. Baarn: HB Uitgevers. Spirit. (2013). Nieuwe en bestaande verblijfsvormen bij Spirit. Opgehaald op 6 april 2014, van Gespecialiseerde_hulp/Nieuwe_en_bestaande_verblijfsvormen_Spirit 2013.pdf Stams, G. J. J. M., Van der Put, C., Hoeve, M., & Asscher, J. J. (2013). Inleiding in- en achtergronden van Forensische Orthopedagogiek. In P. Goudena, J. Janssens, & R. De Groot (Eds.), Orthopedagogiek: State of the Art (pp. 1-15). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Stevens, J., Pommer, E., Van Kempen, H., Zeijl, E., Woittiez, I., Sadiraj, K., et al. (2007). De jeugd een zorg. Ramings- en verdeelmodel jeugdzorg Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). 35

36 Strijbosch, E., & De Greef, M. (2014). Pedagogisch klimaat: meer dan sfeerbepalend. Jeugd en Co, 8(2), doi: /s Stumpel, H. (2007). Direct aan de slag met SPSS. Van data naar informatie: toetsen en analyses. Houten: Noordhoff Uitgevers Groningen. Ten Brummelaar, M. D. C., Boendermaker, L., Harder, A. T., & Knorth, E. J. (2011). JeugdzorgPlus. Trajectzorg voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. Groningen: Uitgeverij Stichting Kinderstudies. Trajecten Gesloten Jeugdzorg (2010). Pilots trajecten Jeugdzorg Plus. Richtinggevend kader voor periode Opgehaald op 11 april 2014, van file:///c:/documents%20 and %20Settings/Fancom/Mijn%20documenten/Downloads/bijlagepilotkaderzorgtrajecten-jeugdzorg-plus%20(1).pdf Van Binsbergen, M. H. (2003). Motivatie voor behandeling: Ontwikkeling van behandelmotivatie in een justitiële instelling. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Van de Mortel, M., & Valenkamp, M. (2011). Samen werken aan perspectief. Een methode voor intensieve behandeling in de residentiële jeugdzorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van der Helm, G. H. P. (2011). First do no harm: Living group climate in secure juvenile correctional institutions (proefschrift). Amsterdam: SWP Uitgeverij BV. Van der Helm, G. H. P., Beunk, L., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2014). The relation between detention length, living group climate, coping and treatment motivation among juvenile delinquents in a youth correctional facility. The Prison Journal, 94(2), doi: / Van der Helm, G. H. P., Boekee, I., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011 a ). Fear is the key: Keeping the balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of Children s Services, 6(4), doi: / Van der Helm, G. H. P., & Hanrath, J. (2012). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg. Amsterdam: BV Uitgeverij SWP. Van der Helm, G. H. P., Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2009). What works for juvenile prisoners: The role of group climate in a youth prison. Journal of Children s Services, 4(2), doi: / Van der Helm, G. H. P., Matthys, W., Moonen, X., Giesen, N., Van der Heide, E. S., & Stams, G. J. J. M. (2013 a ). Measuring inappropriate responses of adolescents to problematic social situations in secure institutional and correctional youth care: A 36

37 validation study of the TOPS-A. Journal of Interpersonal Violence, 28(8), doi: / Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011 b ). Measuring group climate in prison. The Prison Journal, 91(2), doi: / Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van Genabeek, M., & Van der Laan, P. H. (2012 a ). Group climate, personality, and self-reported aggression in incarcerated male youth. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 23(1), doi: / Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van der Stel, J. C., Van Langen, M. A. M., & Van der Laan, P. H. (2012 b ). Group climate and empathy in a sample of incarcerated boys. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56(8), doi: / x Van der Helm, G. H. P., Wissink, I. B., De Jongh, T., & Stams, G. J. J. M. (2013 b ). Measuring treatment motivation in secure juvenile facilities. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 57(8), doi: / x Van der Laan P. H., Slotboom, A., & Stams, G. J. J. M. (2010). Wat werkt? Bijdragen aan het terugdringen van recidive. In P.J. Van Koppen, H. Merkelbach, M. Jelicic & J.W. De Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp ). Deventer: Kluwer. Van der Laan, P. H., & Smit, M. (1993). Jongens en meisjes in een gesloten jeugdinrichting. Opgehaald 28 mei 2014, van file:///c:/documents%20and%20settings/fancom/mijn %20documenten/Downloads/k30-volledige-tekst_tcm %20(3).pdf Van der Ploeg, J. D. (2010). De sociale ontwikkeling van het schoolkind. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van der Steege, M., Broekhoven, R, & Konijn, C. (2012). Doelgroepenanalyse residentieel verblijf (exclusief pleegzorg en behandelcentra). Eindrapportage (intern rapport). Amsterdam: Spirit. Van der Valk, I. E., Spruijt, E. P., De Goede, M., Maas, C., & Meeus, W. (2004). Gezinsstructuur en internaliserend en externaliserend probleemgedrag van adolescenten en jongvolwassenen. Kind en Adolescent, 25(2), doi: /bf

38 Van Domburgh, L., De Ruiter, C., & Doreleijers, T. (2004). De rol van dynamische risicofactoren bij recidive van jeugdige delinquenten: Een internationaal literatuuronderzoek. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie, 29, Van Spinhoven, P., Elzinga, B. M., Hovens, J. G. F. M., Roelofs, K., Zitman, F. G., Van Oppen, P.,et al. (2010). The specificity of childhood adversities and negative life events across the life span to anxiety and depressive disorders. Journal of Affective Disorders, 126(1), doi: /j.jad Verdonck, E., Jaspaert, E., Vervaeke, G., & Bogaerts, S. (2010). Motivatie voor gedragsinterventies bij jeugdige justitiabelen: meetinstrumenten beoordeelt. Leuven: Leuvens Instituut voor Criminologie. Vreugdenhil, C., Doreleijers, T. A., Vermeiren, R., Wouters, L. F., & Van den Brink, W. (2004). Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 43(1), doi: / Ward, T., & Gannon, T. (2006). Rehabilitation, etiology, and self-regulation: The comprehensive good lives model of treatment for sexual offender. Aggression and Violent Behavior, 11(1), doi: /j.avb Ward, T., Gannon, T., & Yates, P. M. (2008). The treatment of offenders: Current practice and new developments with an emphasis on sex offenders. International Review of Victimology, 15(2), doi: / Ward, T., Melser, J., & Yates, P. M. (2007). Reconstructing the Risk-Need-Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation. Aggression and Violent Behavior, 12(2), doi: /j.avb Ward, T., & Stewart, C. A. (2003). The treatment of sex offenders: Risk management and good lives. Professional Psychology: Research and Practice, 34(4), doi: / Weijers, I. (2008). Justitiële Interventies: voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Zegers, M. A. M. (2007). Attachment among institutionalized adolecents: Mental representations, therapeutic relationships and problem behavior (proefschrift). Amsterdam: VU Amsterdam. 38

39 Bijlagen Bijlage 1: PGCI Datum van vandaag: Instelling: Code (meting-unieke code): Groep: Vragenlijst Leefklimaat op de groep Wij vragen je de onderstaande lijst zo goed mogelijk in te vullen. De meeste vragen zijn meerkeuzevragen, die beantwoord kunnen worden door het juiste cijfer te omcirkelen. Enkele vragen zijn open. Neem de tijd om de vragen en de antwoordcategorieën door te lezen. Bij de beantwoording van de vragen is de eerste indruk meestal de beste. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Het gaat om jouw mening! De beantwoording van de vragen vraagt circa 15 minuten van je tijd. De gegevens van het onderzoek worden absoluut anoniem verwerkt. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om het leefklimaat op de groep te verbeteren, onder andere door de uitkomsten met elkaar te bespreken. 39

Onderzoek leef-, leer en werkklimaat

Onderzoek leef-, leer en werkklimaat Logo instelling Onderzoek leef-, leer en werkklimaat Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen hoe de jongeren het leefklimaat op de leefgroepen ervaren. Het onderzoek is een samenwerking tussen

Nadere informatie

Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15

Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15 Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15 Handleiding Herzien: november 2016 Auteurs: Eefje Strijbosch (Juzt) Peer van der Helm (Hogeschool

Nadere informatie

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Leonieke Boendermaker / expertisecentrum jeugdzorg Utrecht, 8-6-2006 NIZW Jeugd Doel jeugdstrafrecht Vergelden én voorkomen Schuld als maatstaf voor straf (vergelding)

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45 Inhoud Ten geleide 13 1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht 17 1.1 De oprichting van jeugdinrichtingen (1834-1905) 18 1.1.1 De jeugdgevangenissen voor jeugdige veroordeelden

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische Orthopedagogiek & Ontwikkelingspsychologie

Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische Orthopedagogiek & Ontwikkelingspsychologie De invloed van leefklimaat op de behandelmotivatie van jongeren in residentiële setting en de effecten van verschillen in de mate van agressie en empathie Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische

Nadere informatie

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE Inleiding Dit proefschrift staat in het teken van de professionaliteit van de jeugdzorgwerker in de Provinciale residentiële Jeugdzorg, de Justitiële residentiële

Nadere informatie

Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen

Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen Sabine Tremmery,MD MSC PhD; An de Decker, Ma PhD Liesbeth Bruckers, Ma PhD Forensische behandeling Forensische

Nadere informatie

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker Interventies voor jji en jeugdzorgplus Leonieke Boendermaker 20 mei 2009 Evident? 1. Problemen doelgroep 2. Interventies die leiden tot vermindering problemen 3. Noodzaak goede implementatie 2 Om wat voor

Nadere informatie

Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren

Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren dr. Henny Lodewijks hlodewijks@lsg-rentray.nl Kijvelanden conferentie 1-12-2011 SAVRY Historische risicofactoren: 1. Eerder gewelddadig gedrag 2. Eerder

Nadere informatie

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Inhoud Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Hoofdstuk 1 Inleiding: wat werkt? 15 Deel I Ervaringen uit de praktijk 18 Deel II Reflecties op de praktijk 19 Deel III Het leefklimaat op de groep 20 Vragen

Nadere informatie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Beschadigd en wantrouwend. Relationele gezinstherapie Relationele gezinstherapie probeert relaties binnen het gezin te verbeteren. De systeemgerichte

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Inhoud. Deel I Ervaringen uit de praktijk

Inhoud. Deel I Ervaringen uit de praktijk Inhoud Deel I Ervaringen uit de praktijk Hoofdstuk 1 Inleiding: wat werkt? 15 Deel I Ervaringen uit de praktijk 18 Deel II Reflecties op de praktijk 19 Deel III Het leefklimaat op de groep 20 Vragen voor

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en drugs bij jongens met en zonder PIJmaatregel Samenvatting Annelies Kepper Violaine Veen Karin Monshouwer

Nadere informatie

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Vaardig en veilig verder helpen Een diversiteit aan mensen In Veldzicht bieden we een beschermde omgeving voor het intensief behandelen van mensen met

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk

Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk Er is een groep jongeren die in residentiële jeugdzorginstellingen wordt geplaatst. Dit zijn jongeren met ernstige gedrags- of psychiatrische

Nadere informatie

W E S WORK EXPERIENCE SCAN

W E S WORK EXPERIENCE SCAN W E S WORK EXPERIENCE SCAN AYA THUISZORG ZorgDNA Computerweg 24 3542 DR UTRECHT T 030-820 03 63 E info@zorgdna.nl, INHOUDSOPGAVE HET RAPPORT HOOFDSTUK 1 - OVERZICHT VAN DE DIMENSIES BRONNEN VAN STRESS

Nadere informatie

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Welkom Pedagogische verwaarlozing anno 2013 Bron: Haren de Krant d.d. 22 april 2010 1 2 Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Vraagstelling n.a.v. twitterbericht d.d. 12-06-2013 van Chris Klomp

Nadere informatie

Externe brochure : toelichting

Externe brochure : toelichting Externe brochure : toelichting Doel: profilering Veldzicht Doelgroep: stakeholders Veldzicht Optionele uitwerking: boekje centrum voor transculturele psychiatrie VAARDIG EN VEILIG VERDER HELPEN In Veldzicht

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Voor Straf Meedoen. Prof. Dr. Geert Jan Stams. Universiteit van Amsterdam. Forensische Orthopedagogiek

Voor Straf Meedoen. Prof. Dr. Geert Jan Stams. Universiteit van Amsterdam. Forensische Orthopedagogiek Voor Straf Meedoen Prof. Dr. Geert Jan Stams Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam 44 Thieves Bowlby, 1944 Meta-Analyses: Attachment & Psychopathie & Delinquentie 25 20 22 20 15 10 % 5

Nadere informatie

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential Institutions M.H. Knotter Samenvatting Het onderzoek in dit

Nadere informatie

Handleiding Vragenlijst onderlinge omgang van jongeren op leefgroepen van residentiële (jeugd)instellingen

Handleiding Vragenlijst onderlinge omgang van jongeren op leefgroepen van residentiële (jeugd)instellingen Handleiding Vragenlijst onderlinge omgang van jongeren op leefgroepen van residentiële (jeugd)instellingen november 2016 Auteurs: MSc. Ferdi Bekken MSc. Juliette Sonderman Dr. Peer van der Helm Leeswijzer

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Stijging criminaliteit meisjes Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Anne-Marie Slotboom Vrije Universiteit Amsterdam 1 BRISBANE 2010 - Steeds meer jonge meisjes tussen tien en veertien

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 19.07.2017 Standaard INLEIDING DAPP-BQ 2/29 Inleiding De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen Zorg op Tijd EIF Conferentie Nijmegen 19-11-2015 Projectpartners Project in Gouda Scholen in Gouda Onderdelen Training van professionals Overleg over de screening Bijeenkomsten met ouders Individuele

Nadere informatie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen GGzE centrum kinder- en jeugd psychiatrie Universiteit van Tilburg, Tranzo http://www.youtube.com/watch?list=pl9efc

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS

Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS Ontstaansgeschiedenis Justitiële Jeugdinrichtingen: vangen jongeren op en behandelen jongeren in het kader van

Nadere informatie

Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities.

Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities. Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Forensische orthopedagogiek Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities. Een onderzoek

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB

2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB 2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB Hogeschool Leiden & UvA: prof.dr. Geert- Jan Stams en dr.peer van der Helm Contact?

Nadere informatie

Kenniskring Entree van zorg

Kenniskring Entree van zorg Kenniskring Entree van zorg Aansluiting problematiek en hulp: rol van de context 12 november 2015 Het programma Psychosociale hulp voor kinderen en jongeren: welke problemen zien we waar terug? Marieke

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control!

Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control! Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control! Woede leren beheersen. In Control! De interventie In Control! combineert agressieregulatieen ontspanningstechnieken, sociale vaardigheidstraining

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen

Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen Resultaten onderzoek voorjaar 2017 Gezinshuis Aan Boord In het voorjaar van 2017 is onderzoek gedaan naar het leefklimaat van de bij Gezinshuis.com aangesloten

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Yes We Can Fellow onderzoek

Yes We Can Fellow onderzoek Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden ALGEMENE INFORMATIE Specialistisch hulpaanbod voor meiden Meiden gaan op een andere manier met hun problemen om dan jongens. Wij hebben gemerkt dat meidenhulpverlening een andere, specialistische aanpak

Nadere informatie

Hilde Niehoff. Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek

Hilde Niehoff. Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek Hilde Niehoff Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek 1 Behandelprogramma agressie van wetenschap naar praktijk Specialisatie agressieproblematiek De specialisatie

Nadere informatie

Multi Systeem Therapie

Multi Systeem Therapie Multi Systeem Therapie Onder (voorwaardelijke) machtiging van de kinderrechter Een opname-verkortende of opname-vervangende behandeling bij ernstige gedragsproblemen Informatie voor: Ouders, kinderrechters,

Nadere informatie

De gevolgen scheiding (strafciviel) voor behandeling en beleid. Christian van Dam, 27 mei 2010

De gevolgen scheiding (strafciviel) voor behandeling en beleid. Christian van Dam, 27 mei 2010 De gevolgen scheiding (strafciviel) voor behandeling en beleid Christian van Dam, 27 mei 2010 Organisatie Sinds 1 januari heten wij Avenier, ontstaan uit een fusie tussen Jongerenhuis Harreveld en JPC

Nadere informatie

Naar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator

Naar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator Naar een nieuw perspectief M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator Naar een nieuw perspectief Vragen naar aanleiding van Casus Omar Behandelvisie: perspectief van de jongere en doelrealisatie Doelgroeponderzoek

Nadere informatie

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus Samenwerkende gemeenten Regio West Friesland Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec Inhoud 1. JeugdzorgPlus... 3 1.1Inleiding... 3

Nadere informatie

Samenvatting. Doelstelling en onderzoeksvragen

Samenvatting. Doelstelling en onderzoeksvragen Samenvatting Het onderhavige onderzoek betreft de proces- en effectevaluatie van een speciale afdeling in het Pieter Baan Centrum (PBC) voor weigerende verdachten in het Pro Justitia (PJ-)onderzoek. Het

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

GGZ aanpak huiselijk geweld

GGZ aanpak huiselijk geweld GGZ aanpak huiselijk geweld Wat is er nodig en wat helpt Jeannette van Borren Mei 2011 Film moeder en zoon van Putten Voorkomen van problemen is beter en goedkoper dan genezen Preventieve GGZ interventies

Nadere informatie

Doelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin

Doelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin Doelgroepanalyse Centrum voor en Gezin Efua Campbell & Inez Berends December 2013 PI Research is gevraagd om voor het Centrum voor en Gezin van de Bascule een doelgroepanalyse uit te voeren. Aan de hand

Nadere informatie

Leefklimaat de Koppeling

Leefklimaat de Koppeling Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Sanne Kleeven De beleving van het leefklimaat van jongeren en medewerkers in de Koppeling Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Traumasensitief opvoederschap

Traumasensitief opvoederschap Traumasensitief opvoederschap Onderzoek naar vergroten van sensitiviteit van pedagogisch medewerkers, pleeg- en opvoedouder voor traumaervaringen van de kinderen die zij opvoeden en begeleiden Spirit,

Nadere informatie

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen Zorgmodule Fasehuis Zorgaanspraak: Zorgaanbieder: Verblijf met behandeling Entréa HULPVRAAG Doelgroepen De doelgroep bestaat uit normaal begaafde jeugdigen van 16-18 jaar, woonachtig in de regio Gelderland-Midden

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

GCI: Group Climate Instrument

GCI: Group Climate Instrument HANDLEIDING GCI: Group Climate Instrument Auteurs: J. J. Roest A. L. Dekker V. S. L. van Miert S. de Valk G. H. P. van der Helm April 2016 Inleiding Binnen de residentiële jeugdinstellingen (justitieel

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

Ten halve gekeerd... Preventie van antisociaal gedrag bij jeugdigen

Ten halve gekeerd... Preventie van antisociaal gedrag bij jeugdigen Ten halve gekeerd... Preventie bij jeugdigen Prof. Wim Slot. Drs. Emilievan Leeuwen, Dr. Bas Bijl; & Drs Yvonne Duivenvoorden. Vrije Universiteit Orthopedagogiek PI Research Duivendrecht PI Research: doet

Nadere informatie

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Jongeren vinden het zinvol om hun gedrag te begrijpen. Leren van Delict Leren van Delict vermindert de kans op recidive bij jongeren die vanwege hun gewelddadige

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing?

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Drs. R. Simmering Gedragsdeskundige, Raad voor de Kinderbescherming Utrecht 21 mei 2010 Hoe beïnvloedt de

Nadere informatie

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit Het doel van een pleegzorgplaatsing is doorgaans gericht op het zo snel mogelijk herstellen van de oorspronkelijke opvoedingssituatie of het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid omtrent de haalbaarheid

Nadere informatie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

SOVA /AR op Maat Presentatie

SOVA /AR op Maat Presentatie SOVA /AR op Maat Presentatie Doelgroep Sociale Vaardigheden op Maat Jongens en meisjes in de leeftijd van 15-21 jaar Jongeren met probleemgedrag dat o.a. voortkomt uit onvermogen tot zelfstandig en adequaat

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking. Bijlage 4 Ondersteuningsprofielen Jeugd (vooralsnog concept) Sociaal Domein Fryslân Profiel 1 Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren van gezinscommunicatie. Profiel

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91 Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Prisma MST-LVB Multi Systeem Therapie Licht Verstandelijk Beperkt Prisma heeft

Nadere informatie

Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling

Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling Opzet workshop Verwachtingen Stellingen Aanleiding onderzoek Onderzoek + Resultaten Discussie Stellingen Afronding Freek Dokter, clustermanager

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

PILOT STUDIE. Het longitudinale verband tussen agressie en het leefklimaat in de residentiële jeugdzorg. I.M. van de Sande en M.F.

PILOT STUDIE. Het longitudinale verband tussen agressie en het leefklimaat in de residentiële jeugdzorg. I.M. van de Sande en M.F. PILOT STUDIE Het longitudinale verband tussen agressie en het leefklimaat in de residentiële jeugdzorg I.M. van de Sande en M.F. Toes Masterscriptie Forensisch Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie