Leefklimaat de Koppeling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Leefklimaat de Koppeling"

Transcriptie

1 Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Sanne Kleeven

2 De beleving van het leefklimaat van jongeren en medewerkers in de Koppeling Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam S. Kleeven Studentnummer Onder begeleiding van: Dr. G.H.P. Van der Helm Tweede beoordelaar: Dr. I. B. Wissink Amsterdam, 1

3 Voorwoord Werk jij in de Koppeling? Een veelgestelde vraag wanneer ik het over mijn werk heb met mensen die enige kijk op de sociale kaart van de jeugdzorg hebben. Ik merk dat de beeldvorming over de Koppeling over het algemeen niet positief is. Een nieuwe organisatie die kampt met veel startproblemen en wisselingen van directie en personeel dragen niet bij aan de nodige stabiliteit. Met regelmaat wordt (ook in de pers) gesuggereerd dat het leefklimaat in de Koppeling te wensen over laat en dat het personeel dit voor lief neemt. Dit onderzoek probeert daar meer concreet zicht op te krijgen. Deze studie kon worden gedaan dankzij de volledige medewerking van jongeren en medewerkers van de Koppeling. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar de jongeren die veel waardevolle informatie hebben gegeven die de behandeling in de Koppeling ten goede komt. Tenslotte wil ik alle medewerkers bedanken voor het meedenken, de belangstelling en natuurlijk voor het invullen van de vragenlijsten. Ik hoop dat deze studie bijdraagt aan een (nog) beter leefklimaat waar zowel de jongeren als de medewerkers van de Koppeling profijt van kunnen hebben. 2

4 Inhoudsopgave Abstract 5 1. Inleiding De kenmerken van de doelgroep De eigenschappen van leefklimaat De invloed van groepsleiding op de behandeling van de jongeren Doel van deze studie Onderzoeksmethode Deelnemers Procedure Instrumenten Jongeren 17 Prison Group Climate Instrument 17 Topiclijst Pedagogisch Kimaat Medewerkers 18 Vragenlijst medewerkers Resultaten Ervaringen leefklimaat jongeren Kwantitatieve resultaten Jongeren in de Koppeling 21 Gemiddelden 21 Effectgroottes (Cohen s d) Geslachtsverschillen 22 Gemiddelden 22 Chi-kwadraat 22 Effectgroottes (Cohen s d) Verschillen per afdeling 22 Gemiddelden Kwalitatieve resultaten 23 Ondersteuning 23 Groei 24 3

5 Groepsatmosfeer 25 Repressie Ervaringen leefklimaat medewerkers Medewerkers 27 Gemiddelden Geslachtsverschillen 28 Gemiddelden 28 Chi-kwadraat 28 Effectgroottes (Cohen s d) Verschillen per afdeling 29 Gemiddelden Verschil tussen ervaring leefklimaat jongeren en medewerkers 30 Gemiddelden 30 Chi-kwadraat 30 Effectgroottes (Cohens d) 30 Verbanden (Pearson s correlatiecoëfficiënt) Discussie Conclusie Jongeren Medewerkers Jongeren en medewerkers Beperkingen van de studie Aanbevelingen 37 Literatuurlijst 40 Bijlagen 45 Bijlage 1 Spss tabellen 45 Bijlage 2 Prison Group Climate Instrument 56 Bijlage 3 Topiclijst Pedagogisch Klimaat 60 Bijlage 4 Vragenlijst medewerkers 63 4

6 Group Climate de Koppeling Living group climate at de Koppeling, secure residential youthcare, as experienced by adolescents and group workers Abstract The present study investigates the way adolescents staying at de Koppeling and group workers experience their living group climate. Group climate is composed of four dimensions: Support, Growth, Group Atmosphere and Repression (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011). These dimensions are measured by means of the Prison Group Climate Instrument. The results show that the adolescents staying at de Koppeling report both positive and negative experiences in reference to these dimensions. Growth and Support score positively among adolescents. Group Atmosphere and Repression score less positive. On the dimension Repression scores are comparatively high. The professional attitude of the group workers in particular is not very clear to the adolescents. These aspects require further examination. The scores of the group workers show that they are more positive than the adolescents about the dimensions Support, Growth and Repression. About Group Atmosphere the group workers are less positive. In general living group climate in de Koppeling needs improvement. In order to monitor the developments of group climate in de Koppeling and to point out possible problems and solutions to these problems, this study should be replicated. To become more conscious of the influence their professional behavior has on the adolescents staying at de Koppeling, group workers should be trained in adopting a more professional attitude. This will not only improve Group Atmosphere and decrease Repression but also increase job satisfaction of the group workers. Key words: PGCI, Prison Group Climate Instrument, support, growth, group atmosphere, repression, Group climate, group workers, youth, adolescent. 5

7 1. Inleiding In 2005 zijn er, op experimentele basis, vier instellingen in Nederland geopend waar jongeren met ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen een passende behandeling kunnen krijgen (jeugdzorg plus ). Vóór deze tijd werden deze jongeren geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). Hier verbleven (op dezelfde afdeling) zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk geplaatste jongeren. Het ministerie van Justitie heeft onderzoek laten verrichten naar de kenmerken van civielrechtelijk geplaatste jongeren en wat een passend zorgaanbod zou zijn (Boendermaker, Eijgenraam, Geurts 2004). Hieruit bleek dat civielrechtelijk geplaatste jongeren werden opgenomen ter bescherming van zichzelf en hun omgeving en daarom niet bij criminele jongeren in JJI s zouden moeten verblijven. Jeugdzorg plus was daarmee een feit (van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010). In 2010 is dit nieuwe zorgaanbod geëvalueerd (van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010). Hierin zijn de vier projecten, (inmiddels gesloten jeugdzorg of jeugdzorg plus geheten) op doelgroep, uitkomsten van behandeling en korte- en lange termijn effecten van de behandeling geëvalueerd. De Koppeling heeft als een van de vier projecten aan dit onderzoek meegewerkt. De uitkomsten van de behandeling bleken over het algemeen gunstig. De gedragsproblematiek bij jongeren nam tijdens de behandeling af. Een van de aanbevelingen die zijn gedaan is het verder ontwikkelen van een open pedagogisch klimaat in de leefgroep (van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010). Uit een later onderzoek van de inspectie in 2010 (Inspectie Jeugdzorg, 2011) is gebleken dat het leefklimaat binnen de Koppeling voor verbetering vatbaar is. In de onderliggende studie is, in opdracht van de Koppeling, onderzocht hoe het leefklimaat er binnen de Koppeling uitziet. Onderzocht is hoe de jongeren het leefklimaat ervaren en daarnaast hoe de medewerkers het leefklimaat ervaren. Deze data zijn met elkaar vergeleken zodat er een goed beeld gegeven kan worden op welke punten verbetering noodzakelijk is om binnen de organisatie als geheel een open leefklimaat de bewerkstelligen. Wat onder een open leefklimaat wordt verstaan zal in paragraaf 1.2 worden uitgelegd. Naast het leefklimaat is in deze studie gekeken naar een verband tussen de ervaringen van de jongeren en de medewerkers met betrekking tot het leefklimaat in de Koppeling. Het vaststellen van aandachtspunten met betrekking tot het leefklimaat is van belang aangezien uit het werk van Trieschman, Whittaker en Brento (1969), Kok (1999) en Slot en Spanjaard (1999) en recent uit onderzoek van Van der Helm (2011) blijkt dat een bepaalde behandeling pas effect kan hebben wanneer er een open leefklimaat gecreëerd is op de leefgroep. Effecten van 6

8 behandeling binnen de residentiële jeugdzorg zouden waarschijnlijk groter zijn wanneer er sprake is van een open leefklimaat op de groep (Stams & Van der Helm, 2011). Een positieve interactie tussen groepsleiding en jongeren draagt mede bij aan een effectief leefklimaat (Schubert, Mulvey, Loughran & Losoya, 2012). Een meer open leefklimaat hangt weer samen met een grotere behandelmotivatie, met interne locus of control, actieve coping, stabilisatie van persoonlijkheidsproblematiek, denkfouten, criminele cognities en agressie (Van der Helm, Klapwijk, Stams & Van der Laan, 2009). 1.1 De kenmerken van de doelgroep De Koppeling is een behandelcentrum voor jongeren van 12 t/m 18 jaar. De jongeren zijn door de kinderrechter met een Onder Toezicht Stelling (OTS) in de Koppeling geplaatst. Ze hebben veelal gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen en zijn vastgelopen op meerdere leefgebieden zoals school, thuis en sociaal netwerk ( De doelgroep van de gesloten jeugdzorg, waar de Koppeling onder valt, is complex samengesteld. Het gaat hier om jongeren die bedreigd worden in hun ontwikkeling op verschillende gebieden (Stams & Van der Helm, 2011). Dat vraagt om een specifieke manier van reageren op de (gedrags)problemen van de opgenomen jongeren om een meer gezonde ontwikkeling mogelijk te maken. De problemen van elke individuele jongere vragen om een daaraan aangepaste reactie en aanpak (Kok, 1999). Knorth (2005) noemt dit het bieden van orthopedagogische basiszorg. Hieronder wordt verstaan: zorgvuldig pedagogisch handelen, binnen een bepaalde cultuur van omgaan met elkaar, bepaalde leefregels en een bepaalde groepsatmosfeer (Boendermaker, Van Rooijen & Berg, 2010). Groepsleiders worden ook wel interactionele duizendpoten genoemd (Harder, Knorth & Zandbergen, 2006). Ze moeten veel dingen tegelijk doen, zoals regels stellen, individuele jongeren ondersteunen, werken aan de groepsdynamiek, aandacht besteden aan het gezin en zorgen voor een goed leefklimaat (Boendermaker et al., 2010). 1.2 De eigenschappen van leefklimaat Onder leefklimaat wordt het sociaal klimaat of therapeutisch behandelmilieu verstaan. In een open leefklimaat staan gelijkheid, begrip en respect van de groepsleiding centraal. Een open leefklimaat heeft als kenmerken een omgeving waarin ondersteuning hoog is, kansen 7

9 voor groei mogelijk zijn en de instelling een veilige en gestructureerde omgeving is waarin flexibiliteit in balans is en controle en repressie mimimaal zijn (Van der Helm et al., 2009; Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011 ). Onderzoeksresultaten laten zien dat een open leefklimaat samenhangt met een grotere behandelmotivatie en grotere interne locus of control bij jongeren. Met interne locus of control wordt de mate aangeduid waarin iemand de oorzaken van wat hem overkomt bij zichzelf zoekt (Van der Helm et al., 2009). Zo n open leefklimaat kan voor jongeren positieve uitkomsten hebben en kan voor medewerkers een stimulerende werkomgeving zijn (Stams & Van der Helm, 2011). Pedagogisch medewerkers en teamleiders spelen een belangrijke rol bij het creëren van een pedagogisch leefklimaat (Aseib & Boekee, 2011) en door een open leefklimaat wordt een groter gevoel van veiligheid en werkmotivatie bij medewerkers gecreëerd (Van der Helm et al., 2011). Er zijn volgens Van der Helm et al. (2011) vier dimensies verantwoordelijk voor de kwaliteit van het leefklimaat. Dit zijn ondersteuning, groei, groepsatmosfeer en mate van repressie. Onder ondersteuning wordt de mate waarin de groepsleiding responsief reageert op de behoefte van de jongeren verstaan en de mate waarin geïnvesteerd wordt in het opbouwen van positieve relaties met de jongeren. Deze betekenisvolle wederkerige relaties zijn nodig om tot een therapeutische relatie te komen (Groenhuijssen, 2009). Groepsleiders moeten zich ervan bewust zijn dat de kwaliteit van de therapeutische relatie door jongeren anders wordt ervaren en beoordeeld dan door groepsleiders (Horvath, 2000). De jongeren vergelijken de relatie met eerdere relationele ervaringen, zoals met familie en/of vrienden, terwijl groepsleiders geneigd zijn de werkrelatie met de jongere te vergelijken met een theoretisch ideale relatie (Willemse & Hafkenscheid, 2009). In een studie van Norcross (2002) komt naar voren dat wanneer er extra aandacht aan de therapeutische relatie gegeven wordt de effectiviteit van bestaande evidence-based behandelingen verbeterd kan worden. De dimensie groei wordt gezien als het faciliteren van leren en voorbereiden op een betekenisvol leven zowel binnen als buiten de instelling. De omstandigheden in de instelling die het leren vergemakkelijken spelen hierbij een rol. Empowerment is een basisbegrip bij het faciliteren van leren. Bij empowerment ontdekken jongeren hun eigen krachten en mogelijkheden en gebruiken deze om voor zichzelf een betere situatie te creëren (van Riet, 2010). Dit kan worden bereikt door middel van een samenwerkingsrelatie tussen groepsleiding en jongeren (Sullivan, Bezman, Barron, Rivera, Curley-Casey & Marino, 2005). Groepsatmosfeer heeft betrekking op de mate waarin zowel de fysieke als de sociale omgeving gevoelens van veiligheid en vertrouwen stimuleren (Van der Helm, Klapwijk et al., 2009; Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2010). Wanneer een 8

10 jongere zich veilig voelt in zijn omgeving is dit gunstig voor de behandelmotivatie (Van Binsbergen, 2003; Van der Helm, Klapwijk et al., 2009). Een gesloten leefklimaat kenmerkt zich door weinig ondersteuning en mogelijkheden voor groei. Er is weinig ruimte en tijd voor de jongeren en deze vervelen zich dan ook. Daarnaast zijn grote verschillen in professionele opvattingen en handelen zichtbaar bij groepsleiders. Dit leidt tot onduidelijkheid en onrust bij jongeren, hetgeen de mate van agressie versterkt. Dit vergroot de angst tot handelen bij groepsleiding. Deze angst bevordert een beheersmatige benadering (Peterson-Badali & Koegl, 2002), waardoor een repressief klimaat zich ontwikkelt. Repressie uit zich in harde en oneerlijke controle, een zwakke organisatiestructuur, geen flexibiliteit, extreme verveeldheid en het vernederen van jongeren binnen een groep (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011; Van der Helm, Boekee et al., 2011; Van der Helm, Klapwijk et al, 2009). Een gesloten leefklimaat creëert vaak wantrouwen en angst waardoor een therapeutische relatie bemoeilijkt wordt (Lipsey, 2009). Jongepier, Struijk & Van der Helm (2010) spreken van zes uitgangspunten voor een open pedagogisch klimaat: 1) Emotionele steun en sensitieve responsiviteit. Hierbij gaat het om het bieden van warmte en ondersteunende aanwezigheid door groepsleiding. Signalen van een jongere zien en hier adequaat op inspelen valt onder sensitieve responsiviteit. 2) Autonomie en ruimte, waarbij groepsleiding jongeren de ruimte en de kans geeft om zelf initiatieven te nemen om problemen op te lossen. 3) Structureren en grenzen stellen. Bijvoorbeeld een dagelijkse routine hanteren en regels stellen om duidelijk te maken wat er van de jongeren verwacht wordt. 4) Informatie geven en uitleggen, waardoor het contact tussen groepsleiding en jongeren een meerwaarde krijgt. 5) Begeleiden van interacties tussen jeugdigen. Belangrijk hierbij is dat de groepsleiding zich open en eerlijk opstelt: ze hebben immers een voorbeeldfunctie. 6) Stimuleren en ondersteunen van interacties tussen kind en ouders, waarbij groepsleiding de band tussen jongere en ouder(s) en de loyaliteit die daarmee verband houdt erkennen en er ruimte voor het contact tussen ouder(s) en jongere wordt geboden (Jongepier et al, 2010). Uit deze uitgangspunten blijkt dat groepsleiding een cruciale rol speelt als het gaat om de behandeling van de jongeren. 1.3 De invloed van groepsleiding op de behandeling van de jongeren Behandeling is een kernbegrip in de (gesloten) jeugdzorg. Medewerkers in de (gesloten) jeugdzorg hebben als voornaamste taak het behandelen van de jongeren. Onder behandelen wordt verstaan: een samenstel van handelingen gericht op het bij jeugdigen 9

11 voorkomen, verminderen of opheffen van problemen of stoornissen van lichamelijke, geestelijke, sociale of pedagogische aard die hun ontwikkeling naar de volwassenheid ongunstig kunnen beïnvloeden (Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen, 2000., art 10, lid 2). Groepsleiding heeft een belangrijke rol bij het creëren van een open leefklimaat (Van der Helm & Hanrath, 2011). Deze visie sluit aan bij het transactionele model van ontwikkeling (Sameroff, 2009), waarbij een van de basisaannames is dat de ontwikkelingsproblemen van een kind altijd veroorzaakt worden door de relatie tussen kind en zijn omgeving. Sameroff (2009) geeft aan, dat een kind zich ontwikkelt aan de hand van continue dynamische interacties. Doordat het kind met zijn omgeving interacteert beïnvloeden ze elkaar voortdurend. Sameroff (2009) omschrijft opgroeien als een reactie op de ervaringen in de omgeving van het kind. Deze omgeving is aan verandering onderhevig. Zowel het kind als zijn context ontwikkelen zich waardoor de interactie tussen deze twee ook verandert. Ook Bronfenbrenner (1979) geeft aan dat de ontwikkeling van een kind beïnvloed wordt door de omgeving waarin het leeft en de omgeving waaraan het deelneemt. Daarbij zijn de omvang en de aard van de interacties tussen deze omgevingen van belang. De behandelrelatie tussen groepsleiding en jongeren kan men zien als een transactioneel proces. Groepsleiding en jongeren bepalen samen het leefklimaat doordat ze elkaar beïnvloeden. Een open leefklimaat en een positieve beïnvloeding zullen leiden tot meer behandelmotivatie bij jongeren (Van der Helm et al., 2009). Negatieve transactionele processen kunnen leiden tot agressief en antisociaal gedrag. Dit heeft weer tot gevolg dat de jongere zich verzet tegen de behandeling en dat de behandelmotivatie afneemt (Stoolmiller, Duncan, Bank & Patterson, 1993). Groepsleiders hebben voortdurend te maken met behandelmotivatie en dan met name met het vergroten daarvan. Zij moeten ervoor zorgen dat de jongeren niet het gevoel hebben te moeten veranderen, maar zelf willen veranderen (Andrews & Bonta, 2006; Van Binsbergen, 2003; Van Binsbergen, Knorth, Klomp & Meulman, 2001; Van der Helm et al., 2009). De behandelmotivatie zal namelijk pas groeien wanneer jongeren zelf het nut van de behandeling inzien (Gariddo & Morales, 2007; Parhar et al., 2008; Ryan & Deci, 2000; Verdonck & Jaspaert, 2009; Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). De behandelmotivatie van jongeren wordt gezien als een belangrijke voorspeller voor behandelsucces. Wanneer jongeren sterker gemotiveerd zijn voor behandeling hebben ze meer baat bij hulp (Van Binsbergen, 2003). Van Binsbergen (2003) omschrijft motivatie als het aanzetten tot en richting geven aan het handelen. Er zijn sociale en omgevingsfactoren die de behandelmotivatie van jongeren beïnvloeden (Littel en Girvin, 2002). Denk hierbij aan de houding van groepsleiding, de soort 10

12 interventie die geboden wordt, behandelsetting en de gedwongen opname. Al deze factoren kunnen de behandelmotivatie van jongeren beïnvloeden en zijn onderdeel van het leefklimaat. Groepsleiders fungeren vaak als rolmodel voor de jongeren en kunnen gedragsverandering bij de jongeren aanmoedigen (Rosema, 2011). Naast de invloed van de persoon van de groepsleider zijn uiteraard ook de specifieke interventies van invloed op de behandeling. Binnen de gesloten jeugdzorg zijn veel interventies ontwikkeld. Van veel behandelmethoden in de jeugdzorg is evenwel niet bekend of ze werken en binnen de gesloten jeugdzorg is nog van geen enkele interventie de effectiviteit empirisch aangetoond (Stams & Van der Helm, 2011). Van Yperen, Van der Steege, Addink en Boendermaker (2010) geven aan dat er nog veel verbeterd kan worden als het gaat om de effectiviteit van de behandeling in de jeugdzorg. Ondanks hun bevindingen dat kennis en effectiviteit van interventies zijn toegenomen, is er nog een slag te slaan in de effectiviteit van de hulpverlening in de dagelijkse praktijk. Zo laten praktijkexperimenten zien dat de effectiviteit van de interventies kan toenemen door monitoring en meer consequente toepassing van de behandelprincipes. Uit de literatuurstudie van Van Yperen et al. (2010) komt naar voren dat specifieke interventies een klein aandeel hebben in de effectiviteit van de behandeling (15%, d =.06). Een groter deel wordt bepaald door extratherapeutische factoren (40%, d =.16), zoals cliënt- en omgevingsfactoren, en algemeen werkzame factoren (30%, d =.12), zoals de relatie tussen jongere en groepsleider. De Amerikaanse onderzoeker Lambert (in van Yperen et al., 2010) heeft een literatuurstudie gedaan waaruit blijkt dat de waarde van de specifieke hulpverleningsmethoden er niet toe doet. Hij geeft aan dat de algemeen werkzame factoren, zoals de relatie tussen hulpverlener en cliënt, het leefklimaat en de mate waarin de hulp gestructureerd wordt, in hoge mate het effect bepalen (Van Yperen et al., 2010). Van Yperen tekent hierbij aan, dat het argument dat specifieke methoden er weinig toe zouden doen, niet wetenschappelijk te onderbouwen is. Stams en Van der Helm (2011) geven aan dat de specifieke factoren, zoals methodieken en technieken, niet los gezien kunnen worden van de algemene werkzame factoren van een interventie. Deze zijn sterk met elkaar verweven en van belang voor de behandeling. Deze verwevenheid is met name op twee terreinen terug te zien. Zo zijn er de basistechnieken (bijvoorbeeld gestructureerd werken, toepassing van technieken als steunend opereren en aansluiten bij de ervaringen van de cliënt) die van invloed zijn op de algemeen werkzame factoren. Daarnaast zijn de technieken die specifiek worden toegepast bij een bepaalde doelgroep van invloed. Stams en Van der Helm (2011) concluderen dan ook dat de potentie van specifieke methodieken mogelijk onderschat wordt. Het is daarom van belang om ook te 11

13 investeren in algemeen werkzame factoren en de implementatie van specifieke methodieken. Wanneer groepsleiding niet goed getraind is in de methodiek die wordt gebruikt, bestaat het risico dat een gedragstherapeutische aanpak (zoals het sociaal competentiemodel waar de Koppeling mee werkt) snel een rigide beheerssysteem wordt (Boendermaker, van Rooijen & Berg, 2010). Het Sociaal Competentie Model (SCM) is een model aan de hand waarvan jongeren hun huidige vaardigheden leren versterken en nieuwe vaardigheden voor de toekomst aanleren. (Slot & Spanjaard, 1999). Uit onderzoek van Van den Berg (2000) en Wigboldus (2002) bleek dat groepsleiding vooral handelt op basis van een eigen persoonlijke stijl en veel minder op basis van een methodiek. Groepsleiders geven aan dat in de praktijk een groot verschil bestaat tussen de kennis en vaardigheden geleerd middels training en onderwijs en vaardigheden geleerd op de werkvloer. Gebrek aan pedagogische kennis en vaardigheden kan een effectieve professionele houding in de weg staan (Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Persoonlijke eigenschappen zijn mede bepalend voor de effectiviteit van een behandeling (De Swart, 2011). Iedere groepsleider heeft zijn eigen stijl van werken. Dit beïnvloedt ook de jongere. Zo leidt bijvoorbeeld een soepele, tolerante houding van de groepsleider tot meer initiatief bij de jongeren in de groep en meer gelijkwaardig gedrag ten opzichte van de groepseider. Een strenge groepsleider zal het tegenovergestelde bereiken bij de jongere: deze zal sneller volgzaam of juist opstandig gedrag oproepen (Verstegen & Lodewijks, 2003). Het is lastig voor groepsleiders om zich bewust te zijn van de eigen voorkeursstijl in het omgaan met de jongeren en deze te verlaten indien nodig. De stijl dient afgestemd te worden op wat de jongeren nodig hebben (Verstegen & Lodewijks, 2003). Wigboldus (2002) laat zien dat groepsleiders eerder gericht zijn op het afzwakken van ongewenst gedrag dan het stimuleren van gewenst gedrag. Peterson-Badali en Koegl (2002) zeggen zelfs dat groepsleiding, om controle op de groep te houden agressief gedrag van jongeren toelaten of aanmoedigen. Het lijkt er op dat de groepsleiding over onvoldoende vaardigheden beschikt om de jongeren te stimuleren gewenst gedrag te vertonen (Boendermaker et al, 2010). Boendermaker en collega s. (2010) beschrijven een aantal taken en vaardigheden voor groepsleiding. Het gaat daarbij om: aandacht hebben voor individualiteit en normaliteit; het beheersen van het gedrag van medebewoners en groepsleiding door het bieden van een veilige omgeving; de wijze van bejegening van de jongere door de groepsleiding en gedragsregulering; het betrekken van de jongere en het gezin bij de besluitvorming; aandacht voor diverse leefgebieden zoals onderwijs, sociaal netwerk, gezondheid, vrije tijd, financiën en werk en aandacht voor andere zaken zoals gezondheid, 12

14 voeding en het uiterlijk (p.11). Ze geven aan dat het de taak van de groepsleiders is om een omgeving te creëren die voldoet aan de individuele behoefte van de jongeren zodat deze vaardigheden kunnen ontwikkelen en zich veilig en begrepen kunnen voelen (Rosema, 2011). De Swart (2011) geeft aan dat een goede groepsleider emotioneel stabiel, vriendelijk en extravert is. De groepsleider moet hiernaast ook open staan voor nieuwe ervaringen. De competenties van een groepsleider zijn volgens hem: het ontwikkelen van een warme en positieve relatie met de jongere; het creëren van een veilig en gestructureerd leefklimaat; jongeren activeren en actief betrekken bij de hulpverlening ( empowerment ) en goede communicatieve eigenschappen (de Swart, 2011). Bronfenbrenner (1979) geeft aan dat er belangrijke invloeden vanuit het exosysteem zijn die indirect zijn weerslag hebben op het gedrag van de jongere. Over het algemeen lijkt groepsleiding bijvoorbeeld niet tevreden te zijn over de invloed die ze binnen de organisatie kunnen uitoefenen. Dit kan indirect van invloed zijn op het gedrag van de jongeren. De Swart (2011) concludeert dat goede werkomstandigheden het functioneren van een groepsleider beïnvloeden. Hij noemt 5 uitgangspunten waardoor de werkomstandigheden worden beïnvloed: a) de mate waarin groepsleiders worden betrokken bij het ontwikkelen, implementeren en plannen van het behandelprogramma; b) de betrokkenheid van het management; c) materiële en personele voorwaarden en de faciliteiten die geboden worden zoals voldoende tijd en salaris; d) de stabiliteit van de organisatie zoals weinig verloop, weinig conflicten binnen de organisatie en een motiverende stijl van leidinggeven en e) de beslissingsruimte van een groepsleider om op maat te kunnen werken (de Swart, 2011). Daarnaast is het voor groepsleiding moeilijk om gebeurtenissen in de leefgroep onder controle te houden vanwege gevoelens van onmacht (Heron & Chakrabarti, 2003; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Bovendien blijkt uit dit laatste onderzoek dat de pedagogische visies van groepsleiders sterk kunnen verschillen. Dit kan voortkomen uit een ontoereikend opleidingsniveau, angst voor incidenten, handelingsverlegenheid, werkdruk en gebrek aan leiding (Jongepier et al. 2010). Het is derhalve van groot belang dat groepsleiding goed geïnformeerd wordt, duidelijkheid heeft, invloed kan uitoefenen en ondersteuning krijgt op het werk (Harder, Knorth & Zandberg, 2006). Het blijft belangrijk dat groepsleiding in de gaten houdt of nog wel voldaan wordt aan de uitgangspunten van een goed pedagogisch klimaat (van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010). Positieve groepswerkers bleken uit onderzoek van Van der Helm, Klapwijk, Stams en Van der Laan (2009) een belangrijke factor te zijn voor het werken aan een open leefklimaat, een hogere interne locus of control en een grotere behandelingsmotivatie bij jongeren. 13

15 1.4 Doel van deze studie We weten uit eerder onderzoek van Van der Helm e.a. (2009), dat een open leefklimaat een positieve samenhang vertoont met de behandelmotivatie van jongeren. Ook weten we uit eerder onderzoek van Van der Helm e.a. (2011) dat van de vier eerder genoemde dimensies ondersteuning en groei de belangrijkste invloed hebben op het totale leefklimaat. Dit betekent dat deze twee dimensies de belangrijkste indicatoren zijn voor de kwaliteit van het leefklimaat binnen de instelling. Huidig onderzoek zal zich richten op de eerder genoemde vier dimensies van het leefklimaat binnen de Koppeling en nagaan waar verbetering nodig is. In opdracht van de Koppeling worden in deze studie de volgende vragen beantwoord: Hoe ervaren de jongeren het leefklimaat van de Koppeling? Hoe ervaren de medewerkers het klimaat binnen de Koppeling? Is er een verschil in ervaring van het leefklimaat tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten en tussen afdelingen? Verder wordt er antwoord gegeven op de vraag: Is er een verschil in de beleving van het leefklimaat tussen medewerkers en jongeren? Er wordt verwacht dat er verschillen zullen zijn tussen de scores van mannelijke en vrouwelijke respondenten. Nijhof, van Dam, Veerman, Engels en Scholte (2011) omschrijven een verschil in problematiek tussen jongens en meisjes. Meisjes in jeugdzorg plus instellingen zijn er meestal ernstiger aan toe dan jongens. Ze hebben vaak ernstige persoonlijke problemen. De meisjes hebben vaak internaliserende problematiek wat zich uit in een laag zelfbeeld, angsten, depressies en vereenzaming. Jongens vertonen meer externaliserend probleemgedrag. Dit uit zich vaak in agressief gedrag. (Nijhof et al., 2010). De verwachte verschillen tussen jongens en meisjes zullen samenhangen met de verschillen in problematiek. Verwacht wordt dat er tevens verschillen tussen de afdelingen zijn. Zoals aangetoond in onderzoek van Van den Berg (2000) en Wigboldus (2002) handelen groepsleiders veel op basis van een persoonlijke stijl en minder op basis van de methodiek. Professioneel handelen van groepsleiding wordt weer beïnvloed door leiderschap. Een passief leiderschap kan frustratie en onverschilligheid bij medewerkers veroorzaken. Hierdoor raakt groepsleiding de regie kwijt en ontwikkelt hun handelen een beheersmatig karakter. Bij inspirerend leiderschap ervaren groepsleiders minder angst, meer flexibiliteit en meer regie (Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Doordat iedere groepsleider zijn eigen stijl heeft en afdelingen aangestuurd worden door verschillende leiderschappen zullen er verschillen per afdelingen zijn. Daarnaast wordt verwacht dat er een duidelijk verschil in beleving tussen jongeren en 14

16 medewerkers is. Jongeren ervaren het leefklimaat als minder open dan medewerkers. De geslotenheid is hier van grote invloed. Jongeren kunnen de afdeling niet verlaten en dit heeft een grote impact op hoe ze het leefklimaat ervaren (Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011; Van der Helm, Klapwijk, Stams & Van der Laan, 2009). Met deze studie worden de ervaringen over het leefklimaat van jongeren en medewerkers in de Koppeling in kaart gebracht. Vanuit de bevindingen worden aanbevelingen gedaan hoe het leefklimaat in de Koppeling kan worden verbeterd. 15

17 2. Onderzoeksmethode Dit hoofdstuk omschrijft op welke manier de gegevens verzameld zijn en hoe de data zijn geanalyseerd. 2.1 Deelnemers Aan dit onderzoek deden 22 jongeren mee die verblijven in de Koppeling en 24 groepsleiders die hier werkzaam zijn. De jongeren verbleven in de periode van september 2011 tot januari maanden tot een jaar in de Koppeling. De onderzoekspopulatie van de jongeren (N = 22) bestond uit 63.6% jongens en 36.4 % meisjes. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 15.8 (SD = 1.05). De gemiddelde tijd dat de jongeren in de instelling zaten was op het moment van het onderzoek vier maanden. De groep (N= 24) van de groepsleiders bestond uit 20.8 % mannen en 79.2% vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was jaar (SD = 4.86). Het grootste deel van de groepsleiders hebben een HBO opleiding afgerond. Er werd bij de respondenten een interview en een vragenlijst afgenomen door getrainde hogeschool- en universiteitsstudenten. De studenten hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend en kregen korte gedragsinstructies voor het afnemen van het interview. Alle deelnemers deden vrijwillig mee en tekenden daarvoor een verklaring (zogenaamd informed consent ). Anonimiteit van de deelnemers werd gewaarborgd. De gegevens werden alleen voor onderzoeksdoeleinden gebruikt. Hiervan werden de deelnemers mondeling en schriftelijk op de hoogte gebracht. Voor deelname aan het interview en het invullen van een vragenlijst ontvingen de jongeren een kleine attentie in de vorm van een VVV-bon. 2.2 Procedure Voor dit onderzoek werden jongeren benaderd die verbleven in de Koppeling. Jongeren die in de eindfase verkeerden werden buiten beschouwing gelaten aangezien ze meer thuis dan op de leefgroep verbleven. Wanneer er jongeren bereid waren om mee te werken werd er een afspraak gemaakt met een getrainde hogeschool- of universiteitsstudent. De metingen werden gedaan door middel van een interview met de jongeren en het invullen van vragenlijsten door het personeel en de jongeren. De tijd die de deelnemers kwijt waren met het invullen van de vragenlijst en het interview was ongeveer anderhalf uur. Voor het afnemen 16

18 van het interview werd als leidraad een topiclijst gebruikt. De topics waren ontworpen aan de hand van de vragenlijst. Met een digitale voicerecorder werd het interview opgenomen en vervolgens schriftelijk uitgewerkt, tot een verbatim. De jongeren mochten zelf kiezen of ze de vragenlijst voor of na het interview wilden invullen. De meeste jongeren kozen ervoor om vooraf de vragenlijst in te vullen. Voor het interview werd de groepsleiding van desbetreffende jongere gevraagd om ook een vragenlijst in te vullen. De groepsleiding besteedde ongeveer 20 minuten aan het invullen van de vragenlijst. 2.3 Instrumenten In dit onderzoek werd, zoals eerder vermeld, gewerkt met een vragenlijst en een interview; een kwantitatief en een kwalitatief deel. Met het kwantitatieve deel is getracht de vragen over de ervaringen van het leefklimaat en de organisatiecultuur van de Koppeling te beantwoorden. Het kwalitatieve deel is gebruikt om dieper in te gaan op de ervaringen van jongeren Jongeren Prison Group Climate Instrument Voor het kwantitatieve deel werd gebruik gemaakt van het Prison Group Climate Instrument (PGCI, Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2010). Dit instrument is gebaseerd op de vier dimensies die samen het leefklimaat in een jeugdinstelling weergeven. Het gaat om de dimensies ondersteuning, groei, groepsatmosfeer en repressie (Bijlage 2). De PGCI bestaat uit 50 items die worden beantwoord op een 5-punt Likert schaal (1 = ik ben het er niet mee eens tot 5 = ik ben het er helemaal mee eens). 36 items behoren tot één van de vier schalen voor groepsklimaat. De schaal ondersteuning (12 items) bevat professioneel gedrag van groepsleiding en in het bijzonder de responsiviteit van groepsleiding ten opzichte van de specifieke behoeften van de jongeren. Hieronder valt bijvoorbeeld het tonen van respect en klachten serieus nemen. Een voorbeeld van een item van ondersteuning is: Groepswerkers behandelen mij met respect. De schaal groei (8 items) bevat omschrijvingen van leerinzicht, hoop voor de toekomst, en betekenis geven aan het verblijf in een instelling. Een voorbeeld van een item van groei is: Ik leer de juiste dingen hier. De schaal groepsatmosfeer (7 items) bevat de manier waarop jongeren worden behandeld en elkaar vertrouwen, gevoel van veiligheid richting elkaar en het hebben van genoeg daglicht en frisse lucht. Een voorbeeld van een groepsatmosfeer item is: We vertrouwen elkaar. De schaal repressie (9 items) bevat percepties van striktheid en controle, oneerlijke en toevallige regels en het ontbreken van 17

19 flexibiliteit op de leefgroep. Een voorbeeld van een item van repressie is: Je moet voor alles toestemming vragen (Van der Helm et al., 2011, p ). De constructvaliditeit en betrouwbaarheid van de PGCI is eerder onderzocht door middel van een confirmatieve factoranalyse en Cronbach s alfa. Hierin is de schaal overall climate (in dit onderzoek genoemd leefklimaat) opgenomen en zijn de vier dimensies als subschalen opgenomen (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011). In Tabel 1 (Bijlage 1) is weergegeven welke items gesommeerd moeten worden voor de berekening van de schaalscore. Topiclijst Pedagogisch Klimaat Voor het kwalitatieve deel werd gebruik gemaakt van het instrument Topiclijst Pedagogisch Klimaat (Van der Helm, 2009). Deze vragenlijst bevat negen topics: inleiding, eerste dagen, negatieve aspecten, leefgroep, leiding in inrichting, kenmerken respondent, heden en toekomst en resultaat (Bijlage 3). Het instrument bevat 41 subtopics. Er is gekeken welke subtopics relevant zijn voor de vier dimensies van groepsklimaat. De dimensie ondersteuning kenmerkt zich door het contact met de groepsleiding en normen en waarden. Er zijn 11 subtopics die zicht geven op deze dimensie. Een voorbeeld van een subtopic van ondersteuning is: Hoe ervaar je de hulp hier? De dimensie groei kenmerkt zich door begrippen als iets leren en betekenis van verblijf. Er zijn 23 subtopics die zicht geven op deze dimensie. Een voorbeeld van een subtopic van groei is: Heb je het gevoel dat je hier iets leert van de andere jongeren? De dimensie groepsatmosfeer bevat begrippen als contact met groepsgenoten en veiligheid. Er zijn 15 subtopics die zicht geven op deze dimensie. Een voorbeeld van een subtopic van groepsatmosfeer is: Hoe is het contact tussen de jongeren onderling? Negatieve regels en verveling zijn begrippen die vallen onder de dimensie repressie. Er zijn 8 subtopics die zicht geven op deze schaal. Een voorbeeld van een subtopic van repressie is: Verveel je je wel eens/vaak? Medewerkers Vragenlijst medewerkers Om te meten hoe de medewerkers het leefklimaat op de groep ervaren werd gebruik gemaakt van de vragenlijst voor behandelcoördinator (van der Helm & Stams, ingediend). Deze vragenlijst, die een spiegeling is van de PGCI, werd niet alleen bij de behandelcoördinatoren van de Koppeling afgenomen, maar ook bij de medewerkers van de Koppeling. Dit instrument is gebaseerd op de vier dimensies die samen het leefklimaat in een jeugdinstelling weergeven. Het gaat om de dimensies ondersteuning, groei, groepsatmosfeer en repressie. De vragenlijst voor behandelcoördinator bestaat uit 52 items 18

20 die worden beantwoord op een 5-punt Likert schaal. (1= helemaal niet van toepassing tot 5= helemaal wel van toepassing). 38 items behoren tot één van de vier schalen voor groepsklimaat. De schaal ondersteuning (12 items) bevat professioneel gedrag van groepsleiding en in het bijzonder de responsiviteit van groepsleiding ten opzichte van de specifieke behoeften van de jongeren. Hieronder valt bijvoorbeeld het tonen van respect en klachten serieus nemen. Een voorbeeld van een item van ondersteuning is: Klachten van jongeren worden hier altijd serieus genomen. De schaal groei (8 items) bevat omschrijvingen van leerinzicht, hoop voor de toekomst, en betekenis geven aan het verblijf in een instelling. Een voorbeeld van een item van groei is: Wat jongeren hier leren is zinvol. De schaal groepsatmosfeer (7 items) bevat de manier waarop jongeren worden behandeld en elkaar vertrouwen, gevoel van veiligheid richting elkaar en het hebben van genoeg daglicht en frisse lucht. Een voorbeeld van een groepsatmosfeer item is: De groep is een plaats waar jongeren zichzelf kunnen zijn. De schaal repressie (11 items) bevat percepties van striktheid en controle, oneerlijke en toevallige regels en het ontbreken van flexibiliteit op de leefgroep. Een voorbeeld van een item van repressie is: Jongeren moeten altijd overal toestemming voor vragen. In Tabel 2 (Bijlage 1) is weergegeven welke items gesommeerd moeten worden voor de berekening van de schaalscore. Naast deze 52 items zijn er nog 6 vragen waarbij medewerkers op een schaal van 1 tot 10 aan konden geven hoe ze het leefklimaat op de groep ervaren. Een voorbeeld is Geef een rapportcijfer (1 is zeer onvoldoende en 10 het allerbeste) voor de ondersteuning die de jongeren krijgen van de pedagogisch medewerkers. De uitleg van de dimensies werd vooraf aan alle medewerkers gegeven. 19

21 3. Resultaten In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de resultaten met betrekking tot de jongeren en de medewerkers gegeven. In het kwantitatieve deel zal aan de hand van de resultaten uit de PGCI gekeken worden naar de gemiddelde scores van de jongeren op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. De betrouwbaarheid van de klimaatschalen is berekend met de Cronbach s Alfa (Bijlage 1; Tabel 3) en varieerde van.71 (repressie) tot.82 (groei), oftewel, de klimaatschaal is betrouwbaar (Pallant, 2005). De gegevens van de Koppeling zullen vervolgens vergeleken worden met nationale gemiddelden (27 organisaties, N= 266), waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende vormen van residentiële jeugdzorg. Aan de hand van de vragenlijst voor medewerkers zal gekeken worden naar de gemiddelde scores van de medewerkers op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Ook hier is de betrouwbaarheid van de klimaatschalen berekend met de Cronbach s Alfa (Bijlage 1; Tabel 4). Briggs en Cheek (1986) (in Pallant, 2005) geven aan dat wanneer een schaal minder dan tien vragen bevat, het vaak voorkomt dat er een lage Cronbach s Alfa gevonden wordt. Daarom bevelen zij aan in dat geval het gemiddelde inter-item correlatie van de items te rapporteren. Een optimale range voor de inter-item correlatie is tussen de.2 tot.4. De klimaatschaal repressie had een coëfficiënt α van.18. Besloten werd om de vraag De groepsleiding vernedert jongeren nooit eruit te halen. Hierdoor werd de α verhoogd naar.37. Door de vraag Jongeren moeten altijd overal toestemming voor vragen eruit te halen steeg de α naar.49. Als laatste is de vraag over niks te doen voor jongeren eruit gehaald zodat de α coëfficiënt steeg naar.60. De inter-item correlatie was bij alle items tussen de.2 en.4, wat een optimale range is volgens Briggs en Cheek (1986) (in Pallant, 2005). Er wordt in het kwantitatieve deel ook gekeken naar het verband tussen de scores van de jongeren en van de medewerkers op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Dit wordt aan de hand van de Pearson s correlatie gedaan. In het kwalitatieve deel wordt aan de hand van interviewverslagen een verdiepend beeld gegeven over de ervaringen van jongeren met betrekking tot het leefklimaat in de Koppeling. Dit is gedaan door middel van labeling (Baarda, De Goede & Teunissen, 2001). Uit de interviews zijn de uitspraken die betrekking hebben op de vier dimensies van het leefklimaat en groepsleiding gebruikt (ondersteuning, groei, groepsatmosfeer en repressie; zie de inleiding). 20

22 3.1 Ervaringen leefklimaat jongeren kwantitatieve resultaten Wanneer bij de PGCI, op de schalen ondersteuning, groei en groepsatmosfeer hoog gescoord wordt betekent dat een meer positieve ervaring van het leefklimaat. Bij de dimensie repressie betekent een hoge score een meer negatieve ervaring hiervan Jongeren in de Koppeling Gemiddelden In tabel 5 (Bijlage 1) zijn de gemiddelde scores op de vier dimensies en het totale leefklimaat weergegeven. Bij het analyseren van de scores is te zien dat de minimale scores tussen de 1.43 en 1.62 liggen en de maximale scores tussen de 4.62 en 4.88 liggen. Deze uiteenlopende scores betekenen dat de jongeren het leefklimaat verschillend ervaren. De jongeren ervaren de ondersteuning (M = 3.17) en groei (M = 3.39) als gematigd positief. De groepsatmosfeer in de Koppeling wordt door de jongeren minder positief ervaren. De dimensie repressie is relatief hoog (M = 3.65), hetgeen inhoudt dat er door de jongeren in de Koppeling repressie wordt ervaren. De gemiddelde scores van de Koppeling zijn vergeleken met het landelijk gemiddelde en het landelijk gemiddelde van drie soorten instellingen (open jeugdzorg, jeugdzorg plus en JJI, Bijlage 1, Tabel 6). Vergeleken met jongeren in zelfde soort instellingen als de Koppeling (jeugdzorg plus ) zijn de scores van de Koppeling op de dimensie ondersteuning (M = 3.17) lager dan het landelijk gemiddelde (M = 3.27) en op de dimensie groei (M = 3.39) hoger dan het landelijk gemiddelde (M = 3.27). De dimensie groepsatmosfeer (M = 2.95) is ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde (M = 2.94). En de repressie (M = 3.65), die als boven gemiddeld wordt gescoord in de Koppeling, ligt hoger dan het landelijk gemiddelde (M = 3.50). Effectgroottes (Cohen s d) Met de Cohen s d werd de omvang van het verschil tussen het landelijk gemiddelde van jeugdzorg plus instellingen en de Koppeling weergegeven (Bijlage 1, Tabel 7). De richtlijnen van Cohen (1988) werden gebruikt voor de interpretatie: 0.2 = klein effect, 0.5= een gemiddeld effect en 0.8= een groot effect (in Pallant, 2005). Bij de dimensie repressie is een klein effect gevonden (d =.23). Bij de overige dimensies van het leefklimaat is een zeer klein effect gevonden. Bij de dimensie ondersteuning is een zeer klein negatief effect gevonden. 21

23 Geslachtsverschillen Gemiddelden Om te bepalen of er significante verschillen zijn tussen jongens en meisjes in ervaring van het leefklimaat, zijn de gemiddelde scores op de vier dimensies en het totale leefklimaat van de Koppeling per groep berekend (Bijlage 1, Tabel 8). De ondersteuning en groei wordt door de meisjes (Ondersteuning: M = 3.08, SD =.85; Groei: M = 3.30, SD =.85) lager ervaren dan door de jongens (ondersteuning: M = 3.21, SD =.79; Groei: M= 3.44, SD =.73). Bij de scores van de dimensie groepsatmosfeer scoren de meisjes (M = 2.30, SD =.63) beduidend lager dan de jongens (M = 3.32, SD =.63). Repressie ervaren de meisjes (M = 3.34, SD = 1.10) meer dan de jongens (M = 3.25, SD =.88). Op het totale leefklimaat scoren de jongens (M = 3.20, SD =.42) iets hoger dan de meisjes (M = 3.0, SD =.46). Chi-kwadraat Vanwege de kleine steekproef is een Chi-kwadraat toets (α =.05) gebruikt om de scores op de klimaatschalen van jongens en meisjes met elkaar te vergelijken (Bijlage 1, Tabel 9). Bij geen van de klimaatschalen is een statistisch significant verschil gevonden tussen de jongens en de meisjes. 1 Toetsing met de Mann-Whitney toets (Bijlage 1, Tabel 10) laat op de dimensie groepsatmosfeer een significant verschil zien (U = 16, p =.004). Effectgroottes (Cohen s d) Met de Cohen s d is de omvang van de verschillen tussen jongens en meisjes weergegeven (Bijlage 1, Tabel 11). Bij de dimensie ondersteuning (d =.02) en groei (d =.01) en het totale leefklimaat (d =0.5) is de omvang van de verschillen in het gemiddelde zeer klein. Bij groepsatmosfeer (d =.37) en repressie (d = -.15) is de omvang van de verschillen in het gemiddelde klein Verschillen per afdeling Gemiddelden In Tabel 12 (Bijlage 1) is te zien hoe de jongeren per afdeling op de dimensies van het leefklimaat scoren. Er zijn verschillen in scores per afdeling waar te nemen. De ondersteuning wordt op de afdelingen Armstrong (M = 3.8, SD =.72) en Nightingale (M = 3.4) positief ervaren. De jongeren op de afdelingen King (M = 2.3), Theresa (M = 2,6, SD =.14) en Jeanne D arc (M = 2.5) ervaren de niet positief. De groei wordt bij 1 De analyses zijn ook uitgevoerd met behulp van t-toetsen, Kruskal-Wallis en Cramer s V. De resultaten hiervan weken niet af van de Chikwadraat toets. 22

24 afdeling King (M = 3.8), Anne Frank (M = 3.7, SD=.47) Armstrong (M = 3.9, SD =.55) en Gandhi (M = 3.5, SD =.28) positief ervaren door de jongeren. De scores van de afdelingen Theresa (M = 2.8, SD = 1.70), Nightingale (M = 2.6) en Jeanne D arc (M = 2.0) zijn minder positief. De groepsatmosfeer wordt op vier afdelingen (King; M = 1.9, Anne Frank; M = 2.4, SD =.80, Theresa; M = 2.4, SD =.91 en Nightingale; M = 2.6) negatief. De jongeren van afdeling Armstrong ervaren de groepsatmosfeer positief (M = 3.7, SD =.54). De repressie wordt door de jongeren op bijna alle groepen (Anne Frank; M = 3.3, SD =.23, Armstrong; M = 3.2, SD =.71, Nightingale; M = 4.3, Mandela; M = 3.6, SD = 1.4, Gandhi; M = 3.5, SD = 1.1) sterk aanwezig ervaren. Op de afdelingen King (M = 2.5) en Theresa (M = 2.5, SD =.35) wordt repressie minder aanwezig ervaren. Met de Kruskal-Wallis toets is gekeken of er significante verschillen zijn tussen de afdelingen (Bijlage 1; Tabel 13). Dit heeft geen statistisch significante verschillen opgeleverd Kwalitatieve resultaten De resultaten van de interviews zijn gebaseerd op vijf interviews. Deze zijn alle vijf eerste metingen. De resultaten zullen per dimensie beschreven worden. Ondersteuning I: Kan je iets vertellen over hoe het de eerste paar dagen hier ging toen je hier kwam? R: Kijk ik kende nog niemand natuurlijk maar de leiding was wel heel aardig. Dat vond ik wel fijn. Over het algemeen zijn de jongeren vrij positief over de ondersteuning die ze krijgen op de Koppeling. De aanwezigheid van groepsleiding in de nacht wordt als positief ervaren. Ook al wordt er niet veel gebruik van gemaakt, mocht er iets zijn dan is er altijd iemand waar je bij terecht kan. Vier jongeren geven aan dat er rekening wordt gehouden met de normen en waarden van de jongeren (T1: 302, 303, 307, 324). De jongeren hebben ook aanmerkingen op de groepsleiding; ze hebben bijvoorbeeld niet altijd tijd voor ze, ze bieden niet altijd de hulp die de jongeren nodig hebben, ze begrijpen de jongeren niet en daardoor willen ze situaties wel eens verkeerd interpreteren of aanpakken (T1: 302, 303, 306, 307, 324). Een jongere (T1:303) geeft aan dat het prettig zou zijn als groepsleiding meer op de groep aanwezig zou zijn. R:..dan zitten ze of in kantoor, of één is op kantoor en de ander loopt, die is ergens mee bezig. En dat vind ik soms niet zo prettig. Alle vijf de jongeren geven aan dat ze bij groepsleiding terecht kunnen om te praten. Wel geven ze alle vijf aan niet alle persoonlijke dingen te kunnen vertellen aan groepsleiding 23

25 omdat groepsleiding alles moet rapporteren en in het team bespreekt. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen groepsleiding. Bij de een kunnen ze wel hun verhaal kwijt en bij de ander niet (T1: 302, 303, 306, 307, 324). Vier jongeren bespreken de verschillen tussen de groepsleiding (T1: 302, 303, 307, 324). Ze geven aan dat de regels niet altijd consequent worden toegepast, sommige groepsleiders eigen regels verzinnen, van de één meer mag dan van de ander en dat niet iedereen dezelfde ondersteuning biedt. Deze onduidelijkheid en tegenstrijdigheden worden door de jongeren als erg verwarrend ervaren. De jongeren zijn overwegend positief over de manier waarop zij benaderd en behandeld worden door de groepsleiding (T1: 302, 303, 307, 324). R: omdat ze ook luisteren naar wat ik te zeggen heb enzo. Als ik het ergens niet mee eens ben dan praten ze op een rustige manier met je. Drie jongeren praten over machtsmisbruik (T1: 302,303,306). R: we hadden op de groep geen telefoon of mobiel en een van de groepsleiders zit altijd met zijn telefoon op de groep. Vind ik niet kunnen, als wij dat niet mogen. Groei Tijdens de interviews zeggen een aantal jongeren wel iets geleerd te hebben tijdens hun verblijf in de Koppeling. Zo hebben ze geleerd hulp te vragen, zelfstandiger te worden en hebben ze inzicht gekregen in hun eigen handelen (T1: 302,303 ). Daarnaast hebben ze ook geleerd om te gaan met hun agressie en om voor zichzelf op te komen (T1: 302, 306 ). I: Ervaar je je verblijf met het oog op de toekomst als nuttig? R: Ja I: Welk element is nuttig? R: Wat ik net ook al zei dat ik hier wel leer om hier ja meer zelfstandig te worden en niet meer te laten beïnvloeden door andere mensen enzo. Vier jongeren geven aan voordat ze bij de Koppeling kwamen veel te spijbelen of helemaal niet naar school te gaan. Nu volgen ze het onderwijs in de Koppeling en gaan elke dag naar school. Ook geven ze aan in de toekomst school af te willen maken (T1: 302, 303, 307, 324). Een meisje (T1: 303) geeft aan bang te zijn haar schooljaar niet te halen wanneer ze weer naar een school buiten de instelling mag. Als reden geeft ze op dat ze hier geen huiswerk en toetsen krijgt. 24

26 I: Je gaat hier ook naar school? R: Ja I: En hoe gaat dat? R: Goed hoor I: Wat doe je? R: Van alles. Gewoon alle vakken die we hebben. Frans, Wiskunde, Nederlands, Creatief, Koken en Sport en alles gaat goed. Op de vraag of ze veranderd zijn door hun verblijf wordt door de jongeren positief geantwoord. Een positieve verandering is bijvoorbeeld dat de jongeren zeggen dat het gedrag verbeterd is. Een negatieve verandering is dat de jongeren in oude problematiek vervallen of dat de bestaande problematiek erger is geworden doordat ze opgesloten zitten (T1: 302, 303, 306). Het leven binnen de instelling is niet genoeg gericht op het leven buiten. De jongeren geven aan eerder te willen oefenen met het toepassen van de opgedane vaardigheden en kennis in de maatschappij. Dit willen ze in kleinere stappen doen en eerder beginnen met een terugkeer in de samenleving (T1: 302, 303, 307, 324). De vraag of de jongeren het verblijf als nuttig ervaren, wordt door twee jongeren positief beantwoord (T1: 302, 303 ). Redenen als ik leer hier voor mezelf opkomen en ik werk hier aan mijn toekomst worden hiervoor genoemd. Een jongen vindt dat hij zijn tijd verdoet en niks leert in de Koppeling. Groepsatmosfeer I: Kan je iets vertellen over je leefgroep? R: Het is een gemengde groep, kijk het was heel lang een leuk groepje maar er zijn weer twee nieuwe mensen bij en de groepsatmosfeer is nu negatief. Dat vind ik wel jammer. Ruzie is er overal wel. Het is ook wel vaak druk, maar het kan ook wel gezellig zijn. De fysieke omgeving wordt wisselend ervaren. De kamer met eigen badkamer en toilet wordt als positief ervaren en het gebouw zelf als negatief. De jongeren vinden het gebouw te veel op een gevangenis lijken. De atmosfeer op de groep wordt als wisselend ervaren. Zo wordt er gesproken over groepssamenstelling. Wanneer er nieuwe jongeren bijkomen lijkt de groepsatmosfeer te verminderen. Vier jongeren spreken over gezelligheid op de groep. Het ene moment is het 25

27 gezellig op de groep terwijl het andere moment er veel irritaties onderling zijn. Twee jongeren (302,324) geven aan dat er bepaalde vriendschappen ontstaan. Desalniettemin geeft iedereen aan dat er met enige regelmaat ruzie is, er dagelijks irritaties zijn en er soms gevochten wordt (T1: 302,303,306,307,324). Vier jongeren geven aan zich veilig te voelen in de Koppeling. Twee jongeren geven aan zich onveilig gevoeld te hebben (302, 303). Reden voor een onveilig gevoel zijn andere jongeren die ruzie krijgen of met elkaar op de vuist gaan. Het gevoel van veiligheid kan vergroot worden door de piepers van de groepsleiding en het gevoel van veiligheid kan ook erg verschillen per groepsleider, situatie en dag. Er wordt door veel jongeren gesproken over de invloed die ze op elkaar hebben. Er zijn vier jongeren die zeggen dat ze positief beïnvloed worden door andere jongeren. Daarnaast wordt opgemerkt dat er wel sprake moet zijn van beïnvloeding omdat je dag en nacht samen leeft. Dit kan ook resulteren in negatieve beïnvloeding, bijvoorbeeld als er één iemand chagrijnig is, wordt iedereen chagrijnig; dat meer onzekere jongeren zich laten meetrekken; dat jongeren elkaar opjutten; en soms antisociale gedragingen overnemen. Alle jongeren ervaren tijdens hun verblijf stress (T1: 302, 303, 306, 307, 324). Dit wordt volgens hen soms veroorzaakt door onduidelijkheden. Groepsleiding en gedragswetenschappers worden soms als onduidelijk ervaren of er zijn tegenstrijdigheden in professioneel handelen tussen groepsleiders (T1:324). Andere veroorzakers van stress die worden genoemd zijn: drukte, een gespannen atmosfeer op de groep, niet lekker in je vel zitten en niet weten waar je aan toe bent. I: Raak je wel eens gestresst hier? R: Soms, als het een hele drukke dag is geweest. I: En waarom raak je dan gestresst? R: Omdat je kop dan gewoon even vol zit met alle informatie die je die dag hebt gehad. Dan is er weer een conflict gebeurd en dan krijg je dit weer en dat weer. En dan denk je op een gegeven moment pff..ik wil rust. Dan ben je blij dat het kameruur is, dan zit je even op je kamer. Repressie In de interviews wordt aangegeven dat er over het algemeen met respect met elkaar wordt omgegaan. In alle vijf de interviews komt het onderwerp agressie veelvuldig aan bod. 26

28 Dit wordt met name bij het onderwerp veiligheid genoemd. Er word gesproken over zowel verbale als fysieke agressie. Een voorbeeld van verbale agressie is: R: er is onderling veel ruzie. Ze lopen elkaar veel uit te dagen en schelden elkaar uit. Als je er dan wat van zegt wordt dat weer verkeerd opgevat. Een jongere geeft aan wel eens geslagen te zijn door een jongen op de groep (T1:324). Een andere jongen vertelt zelf wel eens iemand geslagen te hebben omdat deze hem zat te irriteren (T1:302). Twee jongens geven aan hier geleerd te hebben beter met hun agressie om te gaan (T1: 302, 307). Met betrekking tot repressie wordt er in de gehouden interviews veel gesproken over regels. Over het algemeen worden de regels als goed ervaren. Ze worden als eerlijk ervaren. Met name de regels die gaan over het gedrag (bijvoorbeeld schelden) worden als terecht ervaren. Over het toepassen en hanteren van de regels zijn niet alle jongeren tevreden. Er wordt opgemerkt dat de groepsleiding soms slecht onderling communiceert en dat de regels verschillend worden toegepast en geïnterpreteerd. Hierdoor lijkt het alsof de regels steeds veranderen, hetgeen nogal verwarrend is voor de jongeren (T1: 302,303,307,324). Een aantal regels zouden jongeren graag veranderd zien. Het gaat dan om de kamertijden en de belmomenten. Kortere kamertijden en meer belmomenten (waarbij er meer mensen op de bellijst komen te staan) (T1: 302, 302, 306, 324). Ook geven twee jongeren aan het lastig te vinden geen telefoon op zak te mogen hebben (T1: 303,307). Vrijwel alle jongeren geven aan dat er sprake is van verveling (T1: 302, 303, 307, 324). Dit komt onder andere door het gebrek aan aanbod van activiteiten. Ook de weekenden worden als saai ervaren. Jongeren geven aan meer naar buiten te willen en meer beweging te willen. Een jongen geeft aan dat wanneer hij op kamer zit, het gevoel te hebben dat de muren op hem af komen. Wat als positief ervaren wordt is dat er gekookt wordt op de groep. Jongeren kunnen er voor kiezen daarbij te helpen. Deze activiteit wordt als positief ervaren (T1: 302, 303, 324). 3.2 Ervaringen leefklimaat medewerkers Medewerkers Bij de vragenlijst voor de medewerkers wordt er bij zes vragen gescoord op een schaal 27

29 van 1 tot 10. Dat betekent bij de dimensies ondersteuning, groei en groepsatmosfeer hoe hoger de score, hoe positiever de ervaringen van de medewerkers. Bij repressie betekent een hoge score echter een negatieve ervaring van de medewerkers. Gemiddelden Tabel 14 (Bijlage 1) laat de gemiddelden zien van de medewerkers op de vier dimensies van het leefklimaat gescoord hebben. Wanneer we deze scores interpreteren als rapportcijfer is het opvallend dat medewerkers het leefklimaat niet lager dan een voldoende geven of maar net iets hoger dan een voldoende. De cijfers variëren van een 6.00 tot De groepsatmosfeer op de Koppeling krijgt de laagste score (6.0) en ondersteuning de hoogste score (6.83). Repressie scoort een 6.2 hetgeen inhoudt dat medewerkers repressie rapporteren binnen de Koppeling. In tabel 15 (Bijlage 1) zijn de gemiddelde scores op de vier dimensies en het totale leefklimaat weergegeven. Bij het analyseren van de scores is te zien dat de minimale scores tussen de 1.86 en 2.67 liggen en de maximale scores tussen de 3.33 en De medewerkers ervaren het leefklimaat in de Koppeling erg verschillend gezien deze uiteenlopende scores. De medewerkers ervaren de ondersteuning (M = 3.67), groei(m = 3.52) en het totale leefklimaat (M = 3.23) positief. De groepsatmosfeer (M = 2.86) wordt minder positief ervaren en repressie (2.73) wordt door de medewerkers als gematigd aanwezig ervaren Geslachtsverschillen Gemiddelden Om te bepalen of er significante verschillen zijn tussen mannelijke en vrouwelijke medewerkers zijn de gemiddelde scores op de vier dimensies en het totale leefklimaat van de Koppeling voor mannen en vrouwen afzonderlijk berekend (Bijlage 1, Tabel 16). De ondersteuning wordt door de mannen (M = 3.47, SD =.32) lager dan de vrouwen (M = 3.72, SD =.64) ervaren. Ook ervaren de mannen (M = 3.38, SD =.58) de groei lager dan de vrouwen (M = 3.56, SD =.63). De groepsatmosfeer wordt door de mannen (M = 2.94, SD =.49) positiever ervaren dan door de vrouwen (M = 2.83, SD =.62). Repressie ervaren de vrouwen (M = 2.78, SD =.34) meer dan de mannen (M = 2.53, SD = 22). Het totale leefklimaat wordt door de vrouwen (M = 3.26, SD =.40) hoger gescoord dan door de mannen (M = 3.13, SD =.33). Chi-kwadraat Een Chi-kwadraat (α =.05) toets is gebruikt om de scores op de klimaatschalen van 28

30 mannen en vrouwen met elkaar te vergelijken (Bijlage 1; Tabel 17). Bij geen van de klimaatschalen is een statistisch significant verschil gevonden tussen de scores van de mannen en vrouwen. 1 Dit kan het gevolg zijn van de kleine steekproef waardoor de power te klein is. Ook de Mann-Whitney toets (Bijlage 1, Tabel 18) laat geen significante verschillen zien. Effectgroottes (Cohen s d) Met de Cohen s d is de omvang van de verschillen tussen mannen en vrouwen weergegeven (Bijlage 1; Tabel 19). Bij de dimensies ondersteuning (d = -.14) en repressie (d = -.18) is de omvang van de verschillen in het gemiddelde klein. De omvang van de verschillen in het gemiddelde is zeer bij de dimensie groei (d =.06) en het totale leefklimaat (d =.07). Bij groepsatmosfeer is deze (d =.006). In deze analyse bleek dat vrouwen positiever scoren op de dimensies ondersteuning, groei en het totale leefklimaat dan de mannen. De vrouwen scoren ook hoger op repressie en de groepsatmosfeer ervaren de vrouwen slechter dan de mannen Verschillen per afdeling Gemiddelden In tabel 20 (Bijlage 1) is te zien hoe de medewerkers per afdeling de dimensies van het leefklimaat scoren. Er zijn verschillen in scores per afdeling waar te nemen. De ondersteuning wordt door alle afdelingen positief ervaren (King; M = 3.29, SD =.53, Anne Frank; M = 3.58, SD =.71, Theresa; M = 3.97, SD =.55, Armstrong; M = 3.94, SD = 1.11, Nightingale; M = 4.03, SD =.55, Mandela; M = 3.71, SD =.51, Gandhi; M = 3.27, SD =.51, Jeanne D arc; M = 3.50, SD =.24). Ook de groei wordt door alle afdelingen positief ervaren ( King; M = 3.13, SD =.71, Anne Frank; M = 3.42, SD =.90, Theresa; M = 3.38, SD =.45, Armstrong; M = 4.20, SD =.36, Nightingale; M = 4.08, SD =.80, Mandela; M = 3.16, SD =.50, Gandhi; M = 3.28, SD =.29, Jeanne D arc; M = 3.68, SD =.09). De groepsatmosfeer op de afdelingen wordt aanzienlijk minder positief ervaren door de medewerkers. Afdeling Nightingale (M = 3.52, SD =.41) is de enige afdeling die de groepsatmosfeer positief ervaart. De medewerkers van afdeling Nightingale ervaren repressie op hun afdeling. (M = 3.0, SD =.44) terwijl alle andere afdelingen de repressie als minder aanwezig ervaren op hun afdeling (King; M = 2.58, SD =.12, Anne Frank: M = 2.72, SD =.59, Theresa; M = 2.94, SD =.25, Armstrong; M = 2.67, SD =.29, Mandela; M = 2.60, SD =.39, Gandhi; M = 2.62, SD =.16, 1 De analyses zijn ook uitgevoerd met behulp van t-toetsen, Kruskal-Wallis en Cramer s V. De resultaten hiervan weken niet af van de Chikwadraat toets. 29

31 Jeanne D arc; M = 2.67, SD =.24). Met de Kruskal-Wallis toets is gekeken of er significante verschillen zijn tussen de afdelingen (Bijlage 1; Tabel 21). Er is een statistisch significant verschil tussen de afdelingen gevonden op de dimensie repressie (X 2 = 14, df = 7, p =.05). 3.3 Verschil tussen ervaring leefklimaat jongeren en medewerkers Gemiddelden Voor zowel de jongeren als de medewerkers zijn er gemiddelde scores op de vier dimensies en het totale leefklimaat berekend. Als de gemiddelden met elkaar worden vergeleken (Bijlage 1, Tabel 22) is te zien dat de medewerkers de ondersteuning (M = 3.67, SD =.59), groei (M = 3.52, SD =.61) en het totale leefklimaat (M = 3.23, SD =.38) positiever ervaren dan de jongeren (ondersteuning; M = 3.17, SD =.80, Groei; M = 3.39, SD =.76, Totale leefklimaat; M = 3.12, SD =.44). De groepsatmosfeer wordt slechter ervaren door de medewerkers (M = 2.86, SD =.59) dan de jongeren (M = 2.95, SD =.82) en de repressie wordt aanzienlijk groter ervaren door de jongeren (M = 3.65, SD =.72) dan door de medewerkers (M = 3.23, SD =.38). Chi-kwadraat Om na te gaan of de gemiddelde scores van medewerkers en jongeren statistisch significant van elkaar afwijken is gebruik gemaakt van een Chi-kwadraat toets (α =.05, Bijlage 1, Tabel 23). Er is een statistisch significant verschil gevonden op de dimensie repressie (X 2 = 2.94, df = 16, p =.02). Dit houdt in dat de jongeren meer repressie ervaren dan de medewerkers. Op de overige dimensies zijn geen statistisch significante verschillen gevonden. 1 Na het uitvoeren van de Mann-Whitney toets (Bijlage 1, Tabel 24) is er een statistisch significant verschil gevonden op de dimensies ondersteuning (U = 156, p =.017) en repressie (U = 110, p =.001). Effectgroottes (Cohen s d) Met de Cohen s d is de omvang van de verschillen tussen joongeren en medewerkers weergegeven (Bijlage 1, Tabel 25). Bij de dimensies ondersteuning (d =.14) en repressie (d =.40) is de omvang in de verschillen klein. Op de overige drie dimensies is dit zeer klein (groei : d=.0.01, groepsatmosfeer d = 0.00, totale leefklimaat d = 0.01). 1 De analyses zijn ook uitgevoerd met behulp van t-toetsen, Kruskal-Wallis en Cramer s V. De resultaten hiervan weken niet af van de Chikwadraat toets. 30

32 Verbanden (Pearson s correlatiecoëfficiënt) Om de mate van samenhang tussen de verschillende dimensies van het leefklimaat te bekijken is er gebruik gemaakt van de Pearson s correlatiecoëfficiënt (Zie bijlage 1, tabel 26). Tussen de verschillende dimensies van de groep medewerkers waren meer samenhangen te vinden dan bij de groep jongeren. Het grootste verschil is te zien bij de dimensie groei. Bij de medewerkers is er een significante samenhang tussen groei en de overige drie dimensies (ondersteuning-groei: r =.69, p <.01; Groei-groepsatmosfeer: r =.64, p <.01; Groei-repressie: r =.63, p =.01). Bij beide groepen toont de dimensie ondersteuning een significante samenhang met groei (jongeren: r =.59, p <.05; medewerkers: r =.69, p <.01) en groepsatmosfeer (jongeren: r =.67, p <.01, medewerkers: r =.51, p =.05). Bij de dimensie repressie is opvallend dat bij de groep jongeren de gevonden samenhangen tussen repressie en de overige dimensies niet significant zijn. 31

33 4. Discussie Per onderzoeksgroep zal een antwoord gegeven worden op de onderzoeksvragen: Hoe ervaren de jongeren het leefklimaat van de Koppeling? Hoe ervaren de medewerkers het klimaat binnen de Koppeling? Is er een verschil in ervaring van het leefklimaat tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten en tussen afdelingen? Verder wordt er antwoord gegeven op de vraag: Is er een verschil in de beleving van het leefklimaat tussen medewerkers en jongeren? De vier dimensies van het leefklimaat dienen hierbij als leidraad. 4.1 Conclusie Jongeren Het leefklimaat in de Koppeling wordt door de jongeren verschillend ervaren. De ondersteuning van de groepsleiding wordt als positief ervaren, maar is lager dan het landelijk gemiddelde. Jongeren kunnen bij de groepsleiding terecht als ze ergens mee zitten en zijn positief over de manier waarop ze benaderd worden door de groepsleiding. Een luisterend oor wordt genoemd als verklaring hiervoor. De jongeren hebben echter ook aanmerkingen op de groepsleiding. Door tijdgebrek en het niet altijd begrijpen van de jongeren, worden situaties wel eens verkeerd aangepakt. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de groepsleiding weinig op de groep aanwezig is waardoor er misverstanden kunnen ontstaan. Ook de regels worden niet altijd consequent toegepast. Jongeren geven aan dat sommige groepsleiders eigen regels verzinnen en dat van de één meer mag dan van de ander. Dit schept onduidelijkheid en verwarring bij de jongeren. Een verklaring voor het niet consequent toepassen van de regels kan zijn dat de huisregels van de Koppeling niet bij iedere groepsleider duidelijk zijn, waardoor groepsleiding vanuit eigen normen en waarden gaat handelen. De jongeren scoren het hoogst op de dimensie groei. Deze score is ook hoger dan het landelijk gemiddelde. De jongeren ervaren een gedragsverandering en vinden dat ze in de Koppeling dingen leren hetgeen zich uit in beter omgaan met agressie en beter kunnen kijken naar eigen gedrag. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de jongeren binnen de Koppeling aan de Agressie Regulatie Training (ART) deelnemen. Door middel van deze training worden sociale vaardigheden van jongeren vergroot en leren ze om op een volwassen manier moreel te oordelen. Verder leren ze beter om te gaan met woede ( De jongeren geven aan dat ze in de toekomst hun school af willen maken. Voordat ze in de Koppeling 32

34 kwamen spijbelden ze veel. Dat gebeurt nu niet meer omdat intern schoolgang verplicht is. Ze geven wel aan dat het niet krijgen van huiswerk en toetsen hen het gevoel geeft dat ze zich niet goed voorbereiden op hun toekomstige leven buiten de instelling. Verder geven jongeren aan dat ze graag eerder zouden willen oefenen met het toepassen van opgedane kennis en vaardigheden in de maatschappij. Wanneer de behandeling zich meer zou richten op het leven buiten de instelling zouden de jongeren wellicht gemotiveerder zijn voor behandeling. Wanneer de jongeren de groepsatmosfeer moeten beoordelen blijkt dat zij de groepsatmosfeer in de Koppeling lager dan gemiddeld (landelijk gemiddelde) beoordelen. De jongeren zijn onder andere niet tevreden over de onderlinge verhoudingen op de groep. Door conflicten onderling kunnen jongeren zich onveilig voelen. Ze geven aan dat er soms gepest wordt en dat er met enige regelmaat ruzie is. Er zijn dagelijks irritaties en er wordt soms gevochten. Uit de interviews blijkt ook dat alle jongeren stress ervaren. Stress kan een negatieve uitwerking hebben op de behandelmotivatie van de jongere en het leefklimaat op de groep. Deze stress wordt volgens de jongeren soms veroorzaakt door onduidelijkheden. Er zijn tegenstrijdigheden in professioneel handelen tussen groepsleiders. Andere veroorzakers van stress bij de jongeren zijn: drukte, gespannen groepsatmosfeer op de groep, niet lekker in je vel zitten en niet weten waar je aan toe bent. Ook het gebouw blijkt van invloed te zijn. Jongeren kunnen de afdelingen niet verlaten en leven 24 uur met elkaar op een groep. Dat brengt soms spanningen met zich mee. De jongeren ervaren het gebouw van de Koppeling verder als een gevangenis. Het gebouw van de Koppeling was overigens voorheen een justitiële jeugdinrichting. Met name de kleine raampjes in de kamers en het gesloten karakter van het gebouw (denk aan het detectiepoortje bij de ingang) kunnen de groepsatmosfeer negatief beïnvloeden. Wanneer de jongeren de repressie moeten beoordelen blijkt dat zij repressie niet positief beoordelen. De scores zijn hier hoger dan het landelijk gemiddelde. Eén van de voornaamste onderwerpen die bij dit onderdeel genoemd wordt is onduidelijkheid die de groepsleiding kan veroorzaken door regels anders te hanteren en slechte onderlinge communicatie. Wanneer de jongeren over onduidelijkheid spreken gaat het met name om het verschillend hanteren van de regels; verschillen in stijl van de groepsleiding en machtsmisbruik van de groepsleiding. Een verklaring voor de verschillen in stijl van de groepsleiding kan de cultuur binnen de Koppeling zijn, die moeilijk te veranderen is. De regels en dagelijkse routine lijken op die van een JJI. Groepsleiding maakt zich deze van begin af aan eigen en wijkt vervolgens maar moeilijk af van deze routine. Daarnaast hebben veel groepsleiders werkervaring in een JJI waardoor ze de daar aangeleerde stijl in handelen hier 33

35 voortzetten. In een JJI wordt veelal beheersmatig gewerkt. Er wordt vanuit beheersen gedacht in plaats vanuit opvoeden (de Boer, 2008). Een strenge beheersmatige aanpak waarbij afschrikking en dwang centraal staan, blijkt nauwelijks te werken (Parhar, Wormith, Derkzen & Beauregard, 2008). Naast onduidelijkheid wordt gesproken over het onderwerp verveling, en dan gaat het met name om verveling met betrekking tot activiteiten die binnen de Koppeling worden aangeboden. Dit mogen er van de jongeren meer zijn. Ook de momenten op hun kamer vinden de jongeren veel en ze kunnen hier moeilijk mee omgaan. Naast bovengenoemde moet rekening gehouden worden met de sociale en omgevingsfactoren die van invloed zijn op de beleving van het leefklimaat van de jongeren, bijvoorbeeld de houding van groepsleiding, behandelsetting en de gedwongen opname (Rosema, 2011). Meisjes ervaren de groepsatmosfeer als beduidend negatiever dan de jongens. Wellicht is dit verschil te verklaren doordat meisjes andere problemen laten zien dan jongens (Nijhof et al., 2010). Over het algemeen lijken jongens meer externaliserend probleemgedrag te vertonen dan meisjes (Dijkstra, 2001). Daar lijkt de laatste tijd verandering in te komen. Meisjes vertonen steeds vaker een combinatie van externaliserend en internaliserend probleemgedrag (Van den Heuvel, 2008). De vaak ernstigere problemen bij meisjes vragen om een meer specifieke manier van reageren op de (gedrags)problemen (Kok, 1999) en wellicht ervaren de meisjes hierdoor de dimensies anders dan de jongens. Verwacht werd dat er verschillen zouden zijn tussen de scores van mannelijke en vrouwelijke respondenten. Deze verwachting wordt dus niet bevestigd. Op slechts één dimensie is er een significant verschil gevonden. Tussen de afdelingen zijn geen significante verschillen op de vier dimensies gevonden. De verwachting dat er verschillen per afdeling zichtbaar zijn wordt derhalve niet bevestigd Medewerkers De medewerkers ervaren het leefklimaat verschillend. Medewerkers zijn tevreden over de ondersteuning die ze aanbieden. Met name het met respect behandelen van de jongeren en rekening houden met de normen en waarden staan hoog in het vaandel. Tijdsgebrek wordt genoemd als negatief punt bij de ondersteuning. Medewerkers willen graag meer tijd besteden aan de ondersteuning maar komen hier niet aan toe. Ook de groei die de jongeren doormaken zien de medewerkers als gematigd positief. Het is mogelijk dat deze groei te maken heeft met het gebrek aan tijd voor ondersteuning. Het faciliteren van leren (groei) kan hierdoor in het gedrang komen. De groepsatmosfeer wordt negatief ervaren. Dit zou verklaard kunnen worden door de 34

36 uitstraling van het gebouw. Ook medewerkers geven aan dat het gebouw de groepsatmosfeer negatief beïnvloedt. Er is sprake van weinig frisse lucht op de groep. De medewerkers scoren een hoog rapportcijfer op repressie. Het verschillend omgaan met de regels en de verschillen in stijl zijn verklaringen die worden gegeven voor de hoge score op de dimensie repressie. Een mogelijke verklaring kan de bevinding van Peterson- Badali & Koegl (2002) zijn. Zij geven aan dat groepsleiding soms agressief gedrag van jongeren toe laat of aanmoedigt, vanwege angst en het gevoel de zaken niet goed onder controle te hebben. Het lijkt erop dat de groepsleiding niet altijd over voldoende vaardigheden beschikt om de jongeren te stimuleren gewenst gedrag te vertonen. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de manier waarop mannen en vrouwen die werkzaam zijn in de Koppeling het leefklimaat ervaren. Dit is in strijd met de verwachting dat er wel verschillen zouden zijn tussen de mannelijke en vrouwelijke medewerkers. Wel is het opvallend dat de vrouwen iets hoger (maar niet significant) scoren dan de mannen op de dimensies ondersteuning, groei en repressie. De mannen ervaren de groepsatmosfeer positiever dan de vrouwen. Een mogelijke verklaring voor deze positievere ervaring is dat veel mannen hun loopbaan begonnen zijn in een justitiële instelling. Hier heerst een andere cultuur en groepsatmosfeer dan in een instelling als de Koppeling. Uit eerder onderzoek van Aseib & Boekee (2011) is gebleken dat beheersing van het leefklimaat een belangrijk uitgangspunt is voor het werken in een JJI. Het leefklimaat wordt op alle afdelingen ongeveer hetzelfde ervaren. Op de dimensie repressie is een significant verschil aangetoond. Afdeling Nightingale ervaart repressie iets hoger dan de andere afdelingen. Voor deze constatering is geen duidelijke verklaring te geven Jongeren en medewerkers Medewerkers ervaren de dimensies ondersteuning, groei, repressie en het totale leefklimaat in lichte mate positiever dan de jongeren. Opvallend is dat de medewerkers de groepsatmosfeer negatiever ervaren dan de jongeren (maar niet significant). Een verklaring hiervoor kan zijn dat groepsleiding de negatieve groepsatmosfeer vooral associeert met negatief gedrag van jongeren op de groep. Er worden significante verschillen gevonden op de dimensies ondersteuning en repressie. Dit houdt in dat medewerkers de ondersteuning die ze bieden positief ervaren en de repressie minder aan de orde vinden dan de jongeren. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat groepsleiding repressie minder snel zal associëren met hun eigen attitude dan de jongeren en ondersteuning meer zal associëren met hun eigen attitude. Verstegen en Lodewijks (2003) benoemen dan ook dat het voor groepsleiding niet gemakkelijk is om zich 35

37 bewust te zijn van de eigen voorkeursstijl in het omgaan met jongeren en deze te verlaten indien nodig. Een dergelijk verschil in beleving van ondersteuning en repressie tussen jongeren en groepsleiders kan het leefklimaat in belangrijke mate negatief beïnvloeden. Ook de verschillen in pedagogische opvattingen kan een mogelijke verklaring zijn. Deze verschillen in opvattingen hangen nauw samen met het ervaren van ondersteuning en repressie (Lambert, Altheimer, Hogan & Barton-Belessa, 2011; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). De verwachting dat er een duidelijk verschil in beleving is tussen jongeren en medewerkers wordt deels bevestigd. Op de dimensies repressie en ondersteuning worden significante verschillen geconstateerd tussen medewerkers en jongeren. Met de Pearson s correlatiecoëfficiënt is nagegaan in welke mate de scores op de verschillende schalen met elkaar samenhangen. Er zijn zowel bij de medewerkers als bij de jongeren significante samenhangen gevonden tussen de scores op de klimaatschalen ondersteuning-groei en ondersteuning-groepsatmosfeer. Bij de medewerkers is er hiernaast een samenhang gevonden tussen de scores op de klimaatschalen groei-groepsatmosfeer. Dit komt overeen met eerdere onderzoeken. Hierin worden samenhangen gevonden tussen ondersteuning en groei (Van der Helm, Klapwijk et al., 2009), ondersteuning en groepsatmosfeer, groei en groepsatmosfeer, (Van Binsbergen, 2008; Van der Helm, Klapwijk et al., Bij de medewerkers hangt de dimensie repressie significant samen met de dimensie groei. Dit komt niet overeen met eerdere onderzoeken. Een verklaring hiervoor kan de heersende JJI cultuur binnen de Koppeling zijn. In deze cultuur wordt vanuit beheersen gedacht,waarbij afschrikking en dwang centraal staan (de Boer, 2008). Dit kan betekenen dat groepsleiding repressie als belangrijk ervaart om groei te bevorderen. Tussen de dimensies repressie en groepsatmosfeer (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011) en tussen repressie en ondersteuning (Van der Helm et al., 2010) zijn in eerdere onderzoeken negatieve samenhangen gevonden die in deze studie niet significant waren. Waarschijnlijk houden de verschillende uitkomsten verband met de grootte van de steekproef. 4.2 Beperkingen van de studie Aan het huidige onderzoek kleven een aantal beperkingen waarmee rekening gehouden moet worden bij de interpretatie van de resultaten. De scores van de medewerkers zijn verkregen met een nieuwe vragenlijst. Er is geen vergelijkingsmateriaal waarmee resultaten gestaafd kunnen worden en/of de betrouwbaarheid vergroot kan worden. 36

38 Verder zijn de respondenten in dit onderzoek niet aselect gekozen en dus zijn de resultaten beperkt generaliseerbaar. De steekproef is klein waardoor generaliseerbaarheid verder beperkt is en de resultaten enigszins vertekend kunnen zijn. Door het kleine aantal kunnen extreme scores van een jongere van grote invloed zijn op de totaalscore. Er is maar één statistisch significant verschil tussen jongens en meisjes gevonden bij de jongeren. Dit kan het gevolg zijn van te weinig beschikbare data. Verder is de schaal repressie bij de vragenlijst voor de medewerkers is niet heel betrouwbaar gebleken. Mogelijk is dit eveneens te wijten aan de te kleine steekproef. Het is ook denkbaar dat groepsleiders de vragenlijst niet geheel waarheidsgetrouw hebben ingevuld en sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven. Ook om deze reden moeten deze resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Ten slotte moet worden vastgesteld, dat er bij het afnemen van de vragenlijsten sprake kan zijn van invloed van een gebeurtenis die die dag heeft plaatsgevonden. Een jongere of medewerker kan die dag net een slechte ervaring hebben gehad, waardoor de vragenlijst negatiever ingevuld wordt of andersom. De vragenlijsten zijn afgenomen in de periode september tot eind december Deze periode is vaak stressvol voor jongeren die in een inrichting verblijven. De vraag of ze de feestdagen met familie kunnen doorbrengen kan hen nogal bezig houden en kan van invloed zijn op de beleving van het verblijf in de instelling op dat moment. Mogelijk hebben dit soort ervaringen de antwoorden negatief beïnvloed. 4.3 Aanbevelingen Het voorgaande leidt tot een aantal aanbevelingen met betrekking tot vervolgonderzoek. Om de ontwikkelingen van het leefklimaat in de Koppeling te monitoren en eventuele problemen te signaleren zal dit onderzoek herhaald moeten worden. Naast een grotere steekproef is herhaling van dit onderzoek van belang om toevallige effecten uit te sluiten, het mogelijk te maken om andere toetsen te gebruiken, en generaliseerbaarheid te vergroten. Duidelijk is dat binnen de Koppeling het leefklimaat verbeterd kan worden. Dit onderzoek wijst uit dat daarbij het accent op het verminderen van repressie en verbeteren van groepsatmosfeer zal moeten liggen. Het is niet gemakkelijk voor groepsleiders om zich bewust te zijn van de eigen voorkeursstijl in het omgaan met de jongeren en deze te verlaten indien nodig. De stijl dient afgestemd te worden op wat jongeren nodig hebben (Verstegen & Lodewijks, 2003). Verder is uit eerder onderzoek gebleken dat de pedagogische visies van 37

39 medewerkers sterk kunnen verschillen (Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Een ontoereikend opleidingsniveau, angst voor incidenten, handelingsverlegenheid, werkdruk en gebrek aan leiding worden als mogelijke verklaringen gegeven voor de verschillen in pedagogische visies van de medewerkers (Jongepier et al. 2010; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Een hoge mate van repressie hangt samen met verschillen in professionele opvattingen bij groepsleiding, zo blijkt uit recent onderzoek (Lambert, Altheimer, Hogan & Barton-Belessa, 2011; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Om een verandering van een JJI cultuur naar een opvoedcultuur op gang te brengen wordt medewerkersonderzoek naar individuele opvattingen, organisatiecultuur, leiderschap en teamprocessen aanbevolen. Om onderlinge verschillen te verkleinen en begeleiders/managers betere handvatten te geven voor het creëren van een meer open leefklimaat kan er een training op maat gegeven worden. Het doel van een dergelijke training zou moeten zijn het ondersteunen van pedagogisch medewerkers om een zo optimaal mogelijk pedagogisch behandelmilieu te creëren. Kennis en vaardigheden bijbrengen met betrekking tot het behandelmilieu, zodat de kwaliteit daarvan verbetert en elkaar leren aanspreken op professioneel handelen zouden onderdelen van een dergelijke training kunnen zijn (Aseib & Boekee, 2011). Naast het verkleinen van de handelingsverlegenheid van medewerkers en het vergroten van de kennis van problematiek van jongeren zal er gekeken kunnen worden naar het effect van het handelen van de medewerkers binnen het therapeutisch leefklimaat. Uit verschillend onderzoek (Van der Helm, 2011; De Swart, 2011) is gebleken dat een professionele houding van groepsleiding belangrijk is voor de behandeling van jongeren. Een mogelijkheid is het aanstellen van coaches die vanuit observatie medewerkers kunnen voorzien van feedback. Hiernaast zouden deze coaches handvatten kunnen bieden om op een adequate wijze om te gaan met de mogelijke problematieken binnen de leefgroepen en te handelen volgens de visie en methodiek die de Koppeling hanteert. Op deze manier wordt gestreefd naar het creëren van een open leefklimaat op alle groepen en worden de verschillen tussen de groepen kleiner. De coaches kunnen een training op maat krijgen. Dit kan ten goede komen aan het leefklimaat in de Koppeling en aan het werkplezier en motivatie van de medewerkers (Van der Helm, 2011). Niet alleen de pedagogisch medewerkers kunnen getraind worden op het creëren van een meer open leefklimaat. Ook andere disciplines in de Koppeling spelen hierbij een rol. Professioneel handelen van pedagogisch medewerkers en leidinggevenden beïnvloeden elkaar in belangrijke mate en hebben hun weerslag op het gedrag van de jongeren (Bronfenbrenner, 1979). Een inspirerend leiderschap kan leiden tot minder angst, meer flexibiliteit en meer regie bij de groepsleiding. Dit draagt bij aan een open 38

40 leefklimaat (Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Leidinggevenden en gedragsdeskundigen spelen een belangrijke rol als het gaat om de werkattitude van medewerkers (Boekee, 2010). Het sturen van het pedagogisch handelen van groepsleiders is daarbij cruciaal. Nader onderzoek naar leiderschap en organisatiecultuur is hiervoor noodzakelijk. Door het bevorderen van een open leefklimaat kan behandeling meer effect hebben (Van der Helm, 2011) en kan een meer stimulerende werkomgeving voor medewerkers worden gecreëerd (Stams & Van der Helm, 2011). 39

41 Literatuurlijst Aseib, S., & Boekee, I (2011). Het leefklimaat en professionals binnen Forensisch Centrum (F. C. ) Teylingereind. In: Van der Helm & Hanrath: Wat werkt in de gesloten jeugdzorg. Amsterdam: SWP. Andrews, D.A., & Bonta, J. (2006). The psychology of criminal conduct (4th edition). Cincinnati: Anderson Publishing. Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2001). Kwalitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. (2000). Gedownload op 4 november Bron: Boendermaker, L., Eijgenraam, K., & Geurts, E. (2004). Crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen. Utrecht: NIZW Jeugd. Boendermaker, L., Van Rooijen, K., & Berg, T. (2010). Residentiële jeugdzorg: wat werkt? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut Utrecht. Gedownload op 12 november Bron: Boekee, I. (2010). Angst de Baas. Invloed van het therapeutisch leefmilieu op pedagogisch medewekers binnen justitiele jeugdinrrichting. Ongepubliceerd manuscript, Leiden: Hogeschool Leiden. Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by nature and design. Cambridge: Harvard University Press. Cole, M., Cole, S.R., & Lightfoot, C. (2005). The development of Children. New York: Worth Publishers. De Boer, F. (2008). Gevangen in onzekerheid. Een kwalitatieve studie naar de waarden, relaties en betekenissen rondom de informatievoorzieningen, het ondersteunende en corrigerende leiderschap binnen een JJI de Heuvelrug Locatie Eikenstein. Utrecht: Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap. De Swart, J. (2011). De professionele jeugdzorgwerker. Kenmerken van jeugdzorgwerkers in relatie tot kwaliteit van de jeugdzorg. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam. Garrido, V., & Morales, L.A. (2007). Serious (violent or chronic) juvenile offenders; a systematic review of treatment effectiveness in secure corrections. Philadelphia/Pennsylvania: Campbell Colloboration. Groenhuijsen, M.S. (2009). Actuele forensische psychiatrie en haar grensgebieden. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Harder, A.T., Knorth, E.J., & Zandberg, T.J. (2006). Residentiële jeugdzorg in beeld. Een 40

42 overzichtsstudie naar de doelgroep, werkwijzen en uitkomsten. Amsterdam: SWP. Heron, G., & Chakrabarti, M. (2003). Exploring the perceptions of staff towards children and youth people living in community-based children s homes. Journal of Social Work, 3, Horvath, A.O. (2000). The therapeutic relationship: From transference to alliance. Journal of Clinical Psychology, 56, Inspectie Jeugdzorg (2011). Het leefklimaat van jongeren in de Koppeling. Utrecht: Inspectie Jeugdzorg. Jongepier, N., Struijk, M., & Van der Helm, G.H.P. (2010). Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat. Jeugd en Co, 01, Klapwijk M. (2010). De invloed van het leefklimaat op de locus of control en behandelmotivatie van delinquente jongeren. (ongepubliceerde scriptie) Leiden: department of clinical child and adolescent studies. Knorth, E.J. (2005). Wat maakt het verschil? Over intensieve zorg voor jeugdigen met probleemgedrag. Kind & Adolescent, 26, Kok, J.F.W. (1999). Specifiek opvoeden. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Lambert, E.G., Altheimer, I., Hogan, N.L., & Barton-Belessa, S.M. (2011). Correlates of correctional orientation in a treatment/oriented prison: A partial test of Person. Criminal Justice and Behavior, 38, Littel, J.H., & Girvin, H. (2002). Stages of Change: A Critique. Behavioral Modify, 26, Lipsey, M.W. (2009). The primary factors that characterize effective interventions with juvenile offenders: A meta-analytic overview. Victims and Offenders, 4, Nijhof, K. S., Van Dam, C., Veerman, J.W., Engels, R.C.M.E, & Scholte, R.H.J. (2010). Nieuw zorgaanbod: Gesloten jeugdzorg voor adolescenten met ernstige gedragsproblemen. Pedagogiek, 30, Norcross, J.C. (2002). Empirically Supported Therapy Relationships. In J.C. Norcross (Ed.), Psychotherapy relationship that work. Therapists contributions and responsiveness to patients. New York: Oxford University Press. Pallant, J. (2005). SPSS survival manual: A step by step guide to data analysis using SPSS version 12. Maidenhead: Open University Press. Parhar, K.K., Wormith, J.S., Derkzen, D.M., & Beauregard, A.M. (2008). Offender coercion in treatment: a meta-analysis. European journal of social psychology, 34,

43 Peterson/Badali, M., & Koegl, C.J. (2002). Juveniles experiences of incarceration: The role of correctional staff in peer violence. Journal of Criminal Justice, 30, Rosema, Y. (2011). Het effect van geslotenheid op eigenwaarde en coping van adolescenten en de rol van responsieve en ondersteunende groepsleiders. Amsterdam: Onderwijsinstituut Pedagogische en Onderwijskundige wetenschappen. Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American psychologist, 55, Sameroff, A. (2009). The transactional model. In A. Sameroff (Ed.), The transactional model of development. How children and contexts shape each other, Washington DC: American Psychological Association. Schubert, C.A., Mulvey, E.P., Loughran, T.A., & Losoya, S.H. (2012). Perceptions of institutional experience and community outcomes for serious adolescent offenders. Criminal Justice And Behavior, 39, Slot, W., & Spanjaard, H. (1999). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen. Baarn: Intro. Stams, G.J.J.M., & Van der Helm, G.H.P. (2011). Wat werkt in de gesloten residentiële jeugdzorg. Amsterdam: SWP. Stoolmiller, M., Duncan, T., Bank, L., & Patterson, G.R. (1993). Some problems and solutions in the study of change : Significant patterns in client resistance. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 61, Sullivan, A.M., Bezman, J., Barron, C.T., Rivera, J., Curley/Casey, L., & Marino, D. (2005). Reducing Restraints: Alternatives to restraints on an inpatient psychiatric service. Utilizing safe and effective methods to evaluate and treat the violent patient. Psychiatric Quarterly, 76, Trieschman, A.E., Whittaker, J.K., & Brentro, L.K. (1969). The other 23 hours. Chicago: Aldine. Van den Berg, G. (2000). On describing the residential care process. Dissertatie. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Van Binsbergen, M.H., Knorth, E.J., Klomp, M., &Meulman, J.J. (2001). Motivatie voor behandeling bij jongeren met ernstige gedragsproblemen in de intramurale justitiële jeugdzorg. Kind en adolescent, 22, Van Binsbergen, M.H. (2003). Motivatie voor behandeling; Ontwikkeling van behandelmotivatie in een justitiële instelling. Antwerpen- Apeldoorn: Garant- Uitgevers. 42

44 Van Binsbergen, M. (2008). Motivatie voor behandeling in de intramurale justitiële jeugdzorg. In I. Weijers (Ed.), Justitiële interventies (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Van Dam, C., Nijhof, K.S., Scholte, R.H.J., & Veerman, J.W. (2010). Evaluatie Nieuw Zorgaanbod. Gesloten jeugdzorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Nijmegen: Praktikon en Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit Nijmegen. Van den Heuvel, G. (2008). Meta-evaluatie. Let op de kleintjes. Utrecht: Universiteit Utrecht. Van der Helm, G.H.P., Boekee, I., Stams, G.J.J.M., & Van der Laan, P.H. (2011). Fear is the key, keeping the delicate balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of Children s Services, 6, Van der Helm, G.H.P., & Stams, G.J.J.M. (2012). Measuring work climate in a Forensic setting. Manuscript submitted for publication. Van der Helm, G.H.P., & Hanrath, J. (2011). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg. Amsterdam: SWP. Van der Helm, G.H.P., Klapwijk, M., Stams, G.J.J.M., & Van der Laan, P.H. (2009). What works for juvenile prisoners: the role of group climate in a youth prison. Journal of Children s Services, 4, Van der Helm, G.H.P., Stams, G.J.J.M., & Van der Laan, P.H. (2010). Measuring group climate in a forensic setting. Leiden: Hogeschool Leiden. Van der Helm, G.H.P., Stams, G.J.J.M. & Van der Laan, P.H. (2011). Measuring group climate in prison. The Prison Journal, 9, Van Riet, N. (2010). Social Work. Mensen helpen tot hun recht komen. Assen: Van Gorcum. Van Yperen, T.,Van der Steege, M., Addink, A., & Boendermaker, L (2010). Algemeen en werkzame factoren in de jeugdzorg, stand van de discussie. Nederlands Jeugdinstituut Utrecht. Gedownload op 12 november Bron: Verdonck, E., & Jaspaert, E. (2009). Motivatie voor gedragsinterventies bij jeugdige justitiabelen. Meetinstrumenten beoordeeld. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC). Verstegen, R., & Lodewijks, H.P.B. (2003). Interactiewijzer: analyse en aanpak van interactieproblemen in professionele opvoedingssituaties. Assen: Van Gorcum. Verstuyf, J., & Vansteenkiste, M. (2008). Willen versus moeten: De invloed van motivatie op het therapeutische proces. Agora, 24, Wigboldus, E. H. M. (2002). Opvoedend handelen in een justitiële jeugdinrichting. 43

45 Leuven/Apeldoorn: Garant (proefschrift). Willemse, Y., & Hafkenscheid, A. (2009). Stagnaties in de therapeutische alliantie signaleren en repareren. Tijdschrift voor Psychotherapie. 35,

46 Bijlagen Bijlage 1 Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4. Tabel 5. Tabel 6 Tabel 7 Tabel 8. Tabel 9. Tabel 10. SPSS tabellen Sommering van de items tot leefklimaatschalen (PGCI). Sommering van de items tot leefklimaatschalen (vragenlijst medewerkers). Betrouwbaarheid klimaatschalen van de PGCI met Cronbach s Alpha coëfficiënt. Betrouwbaarheid klimaatschalen van de vragenlijst medewerkers met Cronbach s Alpha coëfficiënt. Minimale, maximale en gemiddelde scores van de jongeren op de vier dimensies van leefklimaat en het totale leefklimaat. Vergelijking tussen de Koppeling en landelijke gemiddelde scores op de vier leefklimaat dimensies en het totale leefklimaat. Verschil tussen landelijk gemiddelde jeugdzorg plus en de Koppeling, uitgedrukt in Cohen s d. Gemiddelde scores van jongens en meisjes op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van jongens en meisjes. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van jongens en meisjes. Tabel 11. Verschil tussen jongens en meisjes, uitgedrukt in Cohen s d. Tabel 12. Tabel 13. Tabel 14. Gemiddelde scores van de jongeren op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale klimaat per afdeling. Kruskal Wallis Test; verschil per afdeling ervaring jongeren. Gemiddelde scores van de rapportcijfers van de medewerkers op de vier dimensies van leefklimaat. 45

47 Tabel 15. Minimale, maximale en gemiddelde scores van de medewerkers op de vier dimensies van leefklimaat en het totale leefklimaat. Tabel 16. Gemiddelde scores van mannen en vrouwen op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Tabel 17. Tabel 18. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. Tabel 19. Verschil tussen mannen en vrouwen, uitgedrukt in Cohen s d. Tabel 20. Tabel 21. Tabel 22. Tabel 23. Tabel 24. Gemiddelde scores van de medewerkers op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale klimaat per afdeling. Kruskal Wallis Test; verschil per afdeling ervaring medewerkers. Gemiddelde scores van jongerens en medewerkerss op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van jongeren en medewerkers. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. Tabel 25. Verschil tussen jongeren en medewerkers, uitgedrukt in Cohen s d. Tabel 26. Samenhang klimaatschalen in de groep jongeren en medewerkers met Pearson s correlatiecoëfficiënt. 46

48 Tabel 1. Sommering van de items tot leefklimaatschalen (PGCI). Klimaatschalen Ondersteuning Rekenkundige som van de items (omgescoord) Groei Groepsatmosfeer Repressie (voor totale leefklimaat is deze schaal omgescoord) Tabel 2. Sommering van de items tot leefklimaatschalen (vragenlijst medewerkers.) Klimaatschalen Ondersteuning Rekenkundige som van de items (omgescoord) Groei Groepsatmosfeer Repressie 4 (omgescoord) (omgescoord) + 28 (omgescoord) + 35 (omgescoord) + 38 (omgescoord) (omgescoord) + 48(omgescoord) + 49 (omgescoord) Tabel 3. Betrouwbaarheid klimaatschalen van de PGCI met Cronbach s Alpha coëfficiënt. Klimaatschalen n vragen coëfficiënt α Ondersteuning Groei 8.82 Groepsatmosfeer 7.78 Repressie 9.71 Totaal klimaat Tabel 4. Betrouwbaarheid klimaatschalen van de vragenlijst medewerkers met Cronbach s Alpha coëfficiënt. Klimaatschalen n vragen coëfficiënt α Ondersteuning Groei 8.85 Groepsatmosfeer 7.75 Repressie 7.60 Totaal klimaat

49 Tabel 5. Minimale, maximale en gemiddelde scores van de jongeren op de vier dimensies van leefklimaat en het totale leefklimaat. N Minimale score Maximale score M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totale leefklimaat Tabel 6. Vergelijking tussen de Koppeling en landelijke gemiddelde scores op de vier leefklimaat dimensies en het totale leefklimaat (eerste meting). Ondersteuning Groei Groepsatmosfe er Repressie Totale leefklimaat Gemiddelde score De Koppeling Landelijk gemiddelde Landelijk gemiddelde open jeugdzorg Landelijk gemiddelde jeugdzorg plus Landelijk gemiddelde jji s Noot. SD=Standaarddeviatie 3.17 (SD =.80) (N=22) 3.39 (SD =.79) (N = 260) 3.73 (SD =.66) (N = 63) 3.27 (SD =.81) (N = 129) 3.29 (SD =.78) (N = 65) 3.39 (SD =.76) (N = 22) 3.36 (SD = 1.02) (N = 266) 3.82 (SD =.97) (N = 64) 3.27 (SD =.99) (N = 131) 3.11 (SD =.99) (N = 68) 2.95 (SD =. 82) (N = 22) 3.19 (SD. =.85) (N = 265) 3.54 (SD =.81) (N = 64) 2.94 (SD =.81) (N = 133) 3.36 (SD =.82) (N = 65) 3.65 (SD =.72) (N = 22) 3.22 (SD =.64) (N = 263) 2.78 (SD =.63) (N = 64) 3.50 (SD =.55) (N = 130) 3.11 (SD =.56) (N = 66) 3.16 (SD =.41) (N=22) 3.22 (SD =.48) (N = 246) 3.38 (SD =.45) (N= 61) 3.18 (SD =.49) (N = 123) 3.16 (SD =.46) (N = 59) Tabel 7. Verschil tussen landelijk gemiddelde jeugdzorg plus en de Koppeling, uitgedrukt in Cohen s d. Cohen s d Ondersteuning -.12 (r = -0.06) Groei.13 (r = 0.07) Groepsatmosfeer.12 (r = 0.01 ) Repressie.23 (r. = 0.11) 48

50 Tabel 8. Gemiddelde scores van jongens en meisjes op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat Jongens (n=14) Meisjes (n=8) M SD M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. M=gemiddelde, SD=standaarddeviatie. Tabel 9. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van jongens en meisjes. X 2 Df p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. X 2 = Chi-kwadraat, Df= vrijdheidsgraden, P=kanswaarde; *=significant verschil bij α <.05 Tabel 10. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van jongens en meisjes. U p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer * Repressie Totaal leefklimaat Noot. U = Mann-Whitney, p = kanswaarde, *=significant verschil bij α <.05 49

51 Tabel 11. Verschil tussen jongens en meisjes, uitgedrukt in Cohen s d. Cohen s d Ondersteuning.02 Groei.01 Groepsatmosfeer.37 Repressie -.15 Totaal leefklimaat.05 Tabel 12. Gemiddelde scores van de jongeren op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale klimaat per afdeling. Ondersteuning Groei Groepsatmosfe er Repressie Totaal leefklimaat M SD M SD M SD M SD M SD King (N=1) Anne Frank (N=4) Theresa (N=2) Armstrong (N=6) Nightingale (N=1) Mandela (N=3) Gandhi (N=4) Jeanne D arc (N=1) Noot. M=gemiddelde, SD=standaarddeviatie. 50

52 Tabel 13. Kruskal Wallis Test; verschil per afdeling ervaring jongeren. X 2 Df p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. X 2 = Chi-kwadraat, Df= vrijdheidsgraden, P=kanswaarde; *=significant verschil bij α <.05 Tabel 14. Gemiddelde scores van de rapportcijfers van de medewerkers op de vier dimensies van leefklimaat. Klimaatschalen N M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Tabel 15. Minimale, maximale en gemiddelde scores van de medewerkers op de vier dimensies van leefklimaat en het totale leefklimaat. N Minimale score Maximale score M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totale Leefklimaat Tabel 16. Gemiddelde scores van mannen en vrouwen op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Mannen (N = 5) Vrouwen (N = 19) M SD M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. M=gemiddelde, SD=standaarddeviatie. 51

53 Tabel 17. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. X 2 Df p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. X 2 = Chi-kwadraat, Df= vrijdheidsgraden, P=kanswaarde; *=significante verschil bij α <.05 Tabel 18. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. U p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. U = Mann-Whitney, p = kanswaarde, *=significant verschil bij α <.05 Tabel 19. Verschil tussen mannen en vrouwen, uitgedrukt in Cohen s d. Cohen s d Ondersteuning -.14 Groei.06 Groepsatmosfeer.006 Repressie -.18 Totaal leefklimaat.07 52

54 Tabel 20. Gemiddelde scores van de medewerkers op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale klimaat per afdeling. Ondersteuning Groei Groepsatmosfe er Repressie Totaal leefklimaat M SD M SD M SD M SD M SD King (N=2) Anne Frank (N=3) Theresa (N=3) Armstrong (N=3) Nightingale (N=3) Mandela (N=4) Gandhi (N=4) Jeanne D arc (N=2) Noot. M=gemiddelde, SD=standaarddeviatie. Tabel 21. Kruskal Wallis Test; verschil per afdeling ervaring medewerkers. X 2 Df p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie * Totaal leefklimaat Noot. X 2 = Chi-kwadraat, Df= vrijdheidsgraden, P=kanswaarde; *=significant verschil bij α <.05 53

55 Tabel 22. Gemiddelde scores van jongerens en medewerkerss op de vier dimensies van het leefklimaat en het totale leefklimaat. Jongeren (N=22) Medewerkers (N=24) M SD M SD Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie Totaal leefklimaat Noot. M=gemiddelde, SD=standaarddeviatie. Tabel 23. Chi-kwadraat scores op de klimaatschalen van jongeren en medewerkers. X 2 Df p Ondersteuning Groei Groepsatmosfeer Repressie * Totaal leefklimaat Noot. X 2 = Chi-kwadraat, Df= vrijdheidsgraden, P=kanswaarde; *=significante verschil bij α <.05 Tabel 24. Mann-Whitney scores op de klimaatschalen van mannen en vrouwen. U p Ondersteuning * Groei Groepsatmosfeer Repressie * Totaal leefklimaat Noot. U = Mann-Whitney, p = kanswaarde, *=significant verschil bij α <.05 54

56 Tabel 25. Verschil tussen jongeren en medewerkers, uitgedrukt in Cohen s d. Cohen s d Ondersteuning.14 Groei.01 Groepsatmosfeer.00 Repressie.40 Totaal leefklimaat.01 Tabel 26. Samenhang klimaatschalen in de groep jongeren en medewerkers met Pearson s rangcorrelatiecoëfficiënt. Jongeren (N = 22) Medewerkers (N = 24) r p r2 r p r2 Ondersteuning-Groei.59* %.69** % Ondersteuning-Groepsatmosfeer.67** %.51* % Ondersteuning-Repressie % % Groei-Groepsatmosfeer %.64** % Groei-Repressie %.63** % Groepsatmosfeer-Repressie % % P=kanswaarde; *=significante correlatie bij α <.05; **=significante correlatie bij α <

57 Bijlage 2 Prison Group Climate Instrument CODE: Vragenlijst voor jongere Onderzoek: Residentiële opvang jongeren, Leefmilieu Contactpersoon Hogeschool Leiden: Telefoon: Peer Van der Helm helm.vd.p@hsleiden.nl Toelichting: In het kader van onderzoek aan de Hogeschool Leiden en de Universiteit van Amsterdam onderzoeken wij het leefmilieu in de instelling. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om na te gaan in hoeverre het leefmilieu invloed heeft op jongeren. Wij vragen je de onderstaande lijst zo goed mogelijk in te vullen. De meeste vragen zijn meerkeuzevragen, die beantwoord kunnen worden door het juiste hokje aan te vinken. Enkele vragen zijn open vragen. Neem de tijd om de vragen en de antwoordcategorieën door te lezen. Bij de beantwoording van de vragen is de eerste indruk meestal de beste. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De beantwoording van de vragen vraagt circa 15 minuten van je tijd. De gegevens van het onderzoek worden anoniem verwerkt. Indien je vragen hebt kun je contact opnemen met bovenstaande onderzoeker. Bij voorbaat dank voor je medewerking! De vragenlijst kun je meegeven aan de onderzoeker die je interviewt. Indien dit niet mogelijk is graag retour sturen naar: Hogeschool Leiden t.a.v Hanny Hanssen-de Wolf Postbus AL LEIDEN 56

58 VRAGENLIJST 1: klimaat Het gaat erom wat jij vindt. Er zijn geen foute antwoorden. (omcirkel het juiste antwoord) Helemaal niet van toepassing Een beetje niet Er tussen in Een beetje wel Helemaal wel van toepassing Vragen over de afdeling/leefgroep De groepsatmosfeer op de afdeling is aangenaam Je kan altijd bij iemand terecht met een persoonlijk probleem Uitzonderingen op de regels zijn mogelijk Je moet altijd overal toestemming voor vragen Ik voel mij prettig op de afdeling Eigen initiatief wordt aangemoedigd Regels kan je ter discussie stellen De groepsleiding behandelt mij met respect Ik vertrouw de groepsleiding Ik word in mijn waarde gelaten door de groepsleiding De groepsleiding behandelt mij onpartijdig en oprecht De groepsleiding heeft aandacht voor mijn argumenten en gevoelens Vragen over privacy en cohesie Ik kom op de afdeling voldoende tot rust Ik heb vaak last van geluiden van anderen Drukte op de afdeling wordt me soms te veel 16. Als ik wil kan ik mij terugtrekken om rustig te doen wat ik wil Op de groep vertrouwen we elkaar We lopen elkaar op de groep soms behoorlijk in de weg Ik voel me hier vaak chaotisch Vragen over perspectief en zingeving 20. Ik werk hier aan mijn toekomst Mijn verblijf hier is gericht op terugkeer naar buiten Mijn leven heeft hier zin

59 Helemaal niet van toepassing Een beetje niet Er tussen in Een beetje wel Helemaal wel van toepassing Ik leer hier hoe ik buiten weer aan de slag kan Ik heb voldoende contact met mensen van buiten Vragen over veiligheid en conflicten Ik voel me hier altijd veilig De groepsleiding krijgt altijd zijn zin Soms ben ik bang voor andere groepsgenoten Je kan hier iedereen vertrouwen Vragen over de groepsleiding Ik krijg de ruimte van de groepsleiding De groepsleiding stimuleert mij om met nieuwe dingen aan de slag te gaan Zolang ik mij niet met de groepsleiding bemoei, bemoeit die zich ook niet met mij Klachten worden hier altijd serieus genomen Vragen over de behandeling, activiteiten/opleiding en personeel Ik verdoe mijn tijd hier Wat ik hier leer is zinvol Ik weet waar ik hier aan werk Ik verveel mij soms enorm Ik leer hier goede dingen Ik kan kiezen wat ik hier wil doen Er zijn altijd voldoende mensen om mij te helpen Ze begrijpen me hier onvoldoende De groepsleiding heeft het vaak te druk voor mij Vragen over bejegening en structuur 42. De groep is een plaats waar ik mezelf kan zijn 43. Ook als ik uit mijn dak ga proberen ze mij met respect te behandelen

60 Helemaal niet van toepassing Een beetje niet Er tussen in Een beetje wel Helemaal wel van toepassing Vragen over kwaliteit en leefomgeving We overleggen regelmatig met de groepsleiding Er is hier niks te doen Soms is het hier vies en stinkt het Ik word depressief van deze omgeving Er is frisse lucht en voldoende daglicht op de groep Ik kan me altijd ergens terugtrekken wanneer ik dat wil Als ik trek heb rook ik soms een joint

61 Bijlage 3 Topiclijst Pedagogisch Klimaat, meting 1 1. Opening Kennismaken: vertel je naam, wat je studeert en waarom je aan dit onderzoek deelneemt en dat je niet van de politie of het OM bent. Doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen hoe je je verblijf ervaart. Dit wordt gebruikt om jongeren beter te kunnen begeleiden. Het interview zal ongeveer anderhalf uur duren. Thema s die tijdens het interview besproken worden: A. hoe de eerste dagen verliepen B. hoe het daarna ging en contact met andere jongeren en begeleiders C. Toekomstverwachtingen D. Wensen / ideeën van betrokkene mbt verblijf Toestemming vragen voor bandopname: de enigen die de bandopname krijgen te horen zijn de student die het interview doet om het interview goed te kunnen uitwerken en misschien zullen delen van het interview door de onderzoeksleiding beluisterd worden. Het bandapparaat kan ook door de respondent zelf uitgezet worden (laten zien). Informed consent formulier laten ondertekenen Vragen of respondent nog vragen heeft voordat de band gestart wordt 2. Interviewvragen A. Inleiding 1. Hoe is het voor jou om hier te zijn / opgesloten te zitten? 2. Is dit de eerste keer dat je uit huis geplaatst bent? Kun je iets vertellen over een eventuele eerdere keer? 3. Kwam de uithuisplaatsing/detentie onverwachts? 4. Wat is de reden dat je hier vastzit? Door het plegen van welk delict zit je hier vast? 5. Heb je meerdere delicten gepleegd voordat je hier vast kwam te zitten? Zo ja, hoeveel / welk type delicten? (denk aan diefstal/zeden/geweld) En hoe oud was je toen je voor het eerst een delict pleegde? 6. Vind je het jouw schuld dat je hier bent/vastzit? Waarom wel/niet? B. Eerste dagen 7. Kun je iets vertellen over hoe het de eerste dagen van het verblijf/vastzitten met je ging? Hoe heb je de eerste dagen ervaren? Voelde je je hier veilig aan het begin? Wat betekent veiligheid voor jou? Had je die eerste dagen contact met iemand, hielp iemand je? (indien al gewend) Hoe gaat het nu? Voel je je inmiddels veilig, kun je daar iets over zeggen? C. Negatieve aspecten 8. Raak je wel eens gestrest hier? Waardoor komt dat? Denk aan: opgesloten zijn/contact andere jongeren/veiligheid/contact groepsleiding/contact bezoek 9. Hoe ga jij om met (dit soort) tegenslagen? 10. Heb je in het verleden behoefte aan professionele hulp gehad vanwege psychische problemen of spanningen? Ben je naar de dokter of een andere hulpverlener gegaan? Zo nee, waarom niet? 11. Heb je meer/ minder/ of evenveel last van lichamelijke klachten en psychische problemen nu je hier zit? (Bijv. slaapproblemen, depressieve gevoelens, angsten, etc.) Zijn er hier factoren die jouw (psychische) problemen verergeren? D. Leefgroep 12. Kun je je leefgroep eens uitgebreid beschrijven? Hoe gaat het daar aan toe? Wat zijn goede kanten en minder goede kanten aan je leefgroep? Wat vind je ervan dat jongens en jongeren gescheiden op de leefgroepen verblijven? 13. Hoe is contact tussen de jongeren onderling? 60

62 14. Welke invloed hebben de jongeren hier op je? Positief of negatief? 15. Heb je het gevoel dat je hier iets leert van de andere jongeren, zo nee, waarom niet en zo ja, kun je daar iets meer over vertellen? 16. Zijn er ook dingen die je hier leert die je verkeerd vindt? 17. Hoe is het contact tussen de jongens en jongeren / Gebeurt er wel eens iets tussen jongens en jongeren? 18. Zijn er jongeren die het voor het zeggen hebben anders dan de groepsleiding? Kun je vertellen hoe dat gaat? 19. Wat doe je als je andere jongeren op de groep niet mag? 20. Is er wel eens sprake van agressie onderling, hoe gaat dat dan? 21. Kun je zelf beter omgaan met agressie dan voordat je hier kwam? Of juist minder goed? 22. Heb je genoeg geduld om te luisteren als andere mensen iets tegen je willen vertellen? 23. Als je iets persoonlijks bespreekt, met wie doe je dat dan? E. Leiding in inrichting 24. Hoe is je contact met de groepsleiding, kun je daar iets over vertellen? Hoe gaat de groepsleiding om met jouw eigen normen en waarden? Wat is jouw houding t.o.v. de groepsleiding? Wat vind jij belangrijke eigenschappen van een groepsleider? 25. Zijn er mogelijkheden van begeleiding s nachts? Heb je hier behoefte aan? 26. Wat vind je van de regels binnen? Welke vind je goed/niet goed? Zijn alle regels goed uitgelegd toen je hier binnenkwam? Als je regels zou kunnen veranderen, welke zouden dat dan zijn? 27. Kom je hierbinnen wel eens in de problemen? Zo ja, wat is daar de oorzaak van? 28. Hoe ervaar je de hulp hier? Krijg je genoeg ruimte? Ervaar je het verblijf, met het oog op de toekomst, als nuttig? Zo ja, welke elementen vind je wel / niet nuttig? 29. Hoe gaat het op school? 30. Verveel je je wel eens/vaak? Hoe komt dat? Wat doe je dan? F. Kenmerken respondent 31. Kun je een omschrijving geven van je eigen ik, hoe jij was voordat je in hier kwam? (denk aan vrolijk, depressief, agressief, impulsief) Wat deed je op dat moment op school? (denk aan mavo, havo, vwo) 30 Gezinssituatie: Uit wat voor gezin kom je? Hoe was de relatie met je ouders/verzorgers voor je hier kwam? Vertelde je wat je had meegemaakt? Wisten je ouders wie je vrienden zijn? Vertelde je je geheimen aan je ouders? Deelde je je emoties met je ouders? Moest je toestemming vragen aan je ouders voor bepaalde dingen? Zo ja, welke dingen? (Oefenden de ouders veel controle uit?) Had je het gevoel dat je altijd bij je ouders terecht kon? Had je wel eens ruzie met je moeder? Kun je daar iets over vertellen? (denk aan irritaties / fysiek geweld) Had je wel eens ruzie met je vader? Kun je daar iets over vertellen? (denk aan irritaties / fysiek geweld) Hoe is de relatie met je ouders/verzorgers nu? (Verbetert op genoemde aspecten of niet?) Schaam je je tegenover je ouders of voel je je schuldig tegenover hen omdat je hier vastzit? Hoe gaat het contact nu met je familie en vrienden en andere mensen buiten. Kun je daar iets over vertellen? 31 Vrienden: Vind jij vrienden belangrijk? Waarom wel/niet? Pleegden jouw vrienden ook delicten? Had je ook vrienden die niet betrokken waren bij criminele activiteiten? Welke invloed heeft jouw vriendengroep verder gehad op het feit dat je nu hier zit? 32 Gebruik(te) je (alcohol, drugs, medicijnen)? Kun je daar iets over vertellen (hoe dat is begonnen met wat, en hoe dat verder ging). 61

63 33 Wat denk je dat voor jou de belangrijkste reden is geweest dat je betrokken bent geraakt bij criminaliteit? 34 Wat vind je van de wereld om je heen (buiten)? G. Heden en toekomst 35 Kun je iets vertellen over het nu met je gaat? Hoe doe je het nu voor jezelf? Hoe denk je je huidige situatie zelf te kunnen veranderen? Denk je dat dit gaat lukken? Ben jij trots op jezelf? Waarom wel/niet? 36 Hoe denk je dat het over een jaar met je gaat? En nog later, wat wil je gaan doen? Heb je ergens hulp of ondersteuning nodig (b.v. huisvesting, schulden) 37 Wat zijn jouw toekomstplannen? 38 Als jij het voor het zeggen had binnen deze instelling, Wat zou je dan doen om jongeren zoals jij verder te helpen? Kun je daar iets meer over vertellen? Zou je dan iets veranderen? Zo ja, wat? H. Resultaat? 39 Als je hier uitkomt, heeft dat jou dan iets veranderd? Kun je daar iets meer over zeggen? 40 Zijn er nog dingen die je aan mij kwijt zou willen? 3. Afsluiting: Vragen: wat is je leeftijd? Noteren: geslacht en groep. Bedanken voor het interview, terugblik op het interview. 62

64 Bijlage 4 Vragenlijst medewerkers CODE: Onderzoek: Residentiële opvang Hoenderloo, Leefmilieu Contactpersoon Hogeschool Leiden/UvA: Peer Van der Helm Telefoon: helm.vd.p@hsleiden.nl Toelichting: Beste behandelcoordinator, In het kader van onderzoek aan de Hogeschool Leiden en de Universiteit van Amsterdam (Forensische Orthopedagogiek) onderzoeken wij het leefmilieu in de instelling. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om na te gaan in hoeverre het leefmilieu invloed heeft op jongeren en worden naar de instelling teruggekoppeld in de vorm van een leefklimaatrapport. Wij vragen je de onderstaande lijst zo goed mogelijk in te vullen. De meeste vragen zijn meerkeuzevragen, die beantwoord kunnen worden door het juiste hokje aan te vinken. Enkele vragen zijn open vragen. Neem de tijd om de vragen en de antwoordcategorieën door te lezen. Bij de beantwoording van de vragen is de eerste indruk meestal de beste. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De beantwoording van de vragen vraagt circa 10 minuten van je tijd. Indien je vragen hebt kun je contact opnemen met bovenstaande onderzoeker. Bij voorbaat dank voor je medewerking! Peer Van der Helm Hogeschool Leiden en Universiteit van Amsterdam Zernikedreef CK Leiden 63

Onderzoek leef-, leer en werkklimaat

Onderzoek leef-, leer en werkklimaat Logo instelling Onderzoek leef-, leer en werkklimaat Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen hoe de jongeren het leefklimaat op de leefgroepen ervaren. Het onderzoek is een samenwerking tussen

Nadere informatie

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Inhoud Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Hoofdstuk 1 Inleiding: wat werkt? 15 Deel I Ervaringen uit de praktijk 18 Deel II Reflecties op de praktijk 19 Deel III Het leefklimaat op de groep 20 Vragen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE Inleiding Dit proefschrift staat in het teken van de professionaliteit van de jeugdzorgwerker in de Provinciale residentiële Jeugdzorg, de Justitiële residentiële

Nadere informatie

Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15

Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15 Vragenlijst Pedagogisch Klimaat voor kinderen van 8 tot 15 jaar Group Climate Instrument for Children (GCIC) 8-15 Handleiding Herzien: november 2016 Auteurs: Eefje Strijbosch (Juzt) Peer van der Helm (Hogeschool

Nadere informatie

Inhoud. Deel I Ervaringen uit de praktijk

Inhoud. Deel I Ervaringen uit de praktijk Inhoud Deel I Ervaringen uit de praktijk Hoofdstuk 1 Inleiding: wat werkt? 15 Deel I Ervaringen uit de praktijk 18 Deel II Reflecties op de praktijk 19 Deel III Het leefklimaat op de groep 20 Vragen voor

Nadere informatie

Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling

Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling Workshop optimaal leef en werkklimaat basis voor behandeling Opzet workshop Verwachtingen Stellingen Aanleiding onderzoek Onderzoek + Resultaten Discussie Stellingen Afronding Freek Dokter, clustermanager

Nadere informatie

Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen

Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen Onderzoek naar het leefklimaat in gezinshuizen Resultaten onderzoek voorjaar 2017 Gezinshuis Aan Boord In het voorjaar van 2017 is onderzoek gedaan naar het leefklimaat van de bij Gezinshuis.com aangesloten

Nadere informatie

2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB

2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB 2012: Pluryn, Het Hietveld Misschien wel het moeilijkste werk ter wereld: de residentiële zorg voor jongeren met LVB Hogeschool Leiden & UvA: prof.dr. Geert- Jan Stams en dr.peer van der Helm Contact?

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Behandeling binnen Nederlandse jeugdinstellingen: De invloed van responsiviteit op behandelmotivatie

Behandeling binnen Nederlandse jeugdinstellingen: De invloed van responsiviteit op behandelmotivatie Behandeling binnen Nederlandse jeugdinstellingen: De invloed van responsiviteit op behandelmotivatie Een onderzoek naar de invloed van een responsieve groepsleiding op de behandelmotivatie van jongeren

Nadere informatie

De vragenlijst kunt u meegeven aan degene die de vragenlijst aan u heeft overhandigd.

De vragenlijst kunt u meegeven aan degene die de vragenlijst aan u heeft overhandigd. Datum daag: Onderwijsinstelling: Code (meting-unieke code): Locatie: Klas: Leiden, 2015 Beste docent, In opdracht management uw organisatie voert Hogeschool Leiden (Expertisecentrum Jeugd) onderzoek uit

Nadere informatie

Groepsverslag Stress Reductie Effect Meting na HeartMath coachtraject maart 2016

Groepsverslag Stress Reductie Effect Meting na HeartMath coachtraject maart 2016 Onderzoeksbureau Groepsverslag Stress Reductie Effect Meting na HeartMath coachtraject maart 2016 In opdracht van HeartMath Benelux Periode november 2012 tot en met maart 2016 De stress-rem (Stress Reductie

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland

Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland Beste pleegouder, U heeft aangegeven graag op de hoogte gehouden te

Nadere informatie

Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities.

Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities. Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Forensische orthopedagogiek Gedwongen vrijheidsbeneming en de invloed daarvan op de ervaring van leefklimaat, behandelmotivatie en delinquente cognities. Een onderzoek

Nadere informatie

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker Interventies voor jji en jeugdzorgplus Leonieke Boendermaker 20 mei 2009 Evident? 1. Problemen doelgroep 2. Interventies die leiden tot vermindering problemen 3. Noodzaak goede implementatie 2 Om wat voor

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk

Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk Under Pressure. Repression in Residential Youth Care S.M. de Valk Er is een groep jongeren die in residentiële jeugdzorginstellingen wordt geplaatst. Dit zijn jongeren met ernstige gedrags- of psychiatrische

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt. Hallo, Door deze vragenlijst in te vullen help je mee aan een onderzoek naar het leefklimaat op jouw groep. Hierbij gaat het om wat jij vindt van de ondersteuning van de medewerkers, de sfeer en wat je

Nadere informatie

Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat

Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat Foto: Martine Sprangers Pedagogisch handelen in de residentiële zorg Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat Door Netty Jongepier, Mascha Struijk en Peer van der Helm De jeugdzorg is gericht

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

#weesduidelijk

#weesduidelijk Marianne de Ranitz-Gobel gedragswetenschapper master-orthopedagoog Inleiding Werkzaam bij Stek Jeugdhulp 2006-2016 Organisatie voor jeugd- en opvoedhulp Ambulant en (semi)residentieel Midden-Holland en

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Leonieke Boendermaker / expertisecentrum jeugdzorg Utrecht, 8-6-2006 NIZW Jeugd Doel jeugdstrafrecht Vergelden én voorkomen Schuld als maatstaf voor straf (vergelding)

Nadere informatie

HAN. Alliantie tussen cliënt en hulpverlener : daar moet en kun je iets mee! Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen

HAN. Alliantie tussen cliënt en hulpverlener : daar moet en kun je iets mee! Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen Introductiefilmpje lectoraat: http://www.youtube.com/watch?v=dq8cjwwgd6q Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen CC Wybren Grooteboer & Huub Pijnenburg Kennisdag HAN Sociaal 19 april 2013 HAN R E S

Nadere informatie

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG Effectiviteit Geef me de 5-methodiek in zorginstelling JP van den Bent In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit

Nadere informatie

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt. Hallo, Door deze vragenlijst in te vullen help je mee aan een onderzoek naar het leefklimaat op jouw groep. Hierbij gaat het om wat jij vindt van de ondersteuning van de medewerkers, de sfeer en wat je

Nadere informatie

Deelsessie 2: kwaliteitsstandaarden

Deelsessie 2: kwaliteitsstandaarden Deelsessie 2: Implementatie van de Implementatie van de kwaliteitsstandaarden Programma Toelichting programma Project effectieve jeugdzorg Stadsregio Rotterdam: Werken met kwaliteitscriteria i Resultaten

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Juridische notitie. Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek. Mr. S.J.C. Höfte. Uitwerking

Juridische notitie. Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek. Mr. S.J.C. Höfte. Uitwerking Juridische notitie Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek Mr. S.J.C. Höfte Het lectoraat Residentiële Jeugdzorg doet onderzoek naar het leef- leer- en werkklimaat in residentiële (jeugd)inrichtingen.

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Samen Sterker. Meerjaren onderzoeksprogramma gericht op verhoging van het rendement van jeugd- en opvoedhulp

Samen Sterker. Meerjaren onderzoeksprogramma gericht op verhoging van het rendement van jeugd- en opvoedhulp Samen Sterker Meerjaren onderzoeksprogramma gericht op verhoging van het rendement van jeugd- en opvoedhulp Workshop 25 april 2013 Samen Sterker Linda Heutink en Anita van de Ven (Maashorst) Mariska Mecking

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Samen met Jeugdige Taken van de Gezinsvoogd/Casemanager/ Gezinsmanager Opvoeder(s) / verzorger(s) Hulpverleners, behandelaars Andere professionals en

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Docenten in het hoger onderwijs zijn experts in wát zij doceren, maar niet noodzakelijk in hóe zij dit zouden moeten doen. Dit komt omdat zij vaak weinig tot geen training hebben gehad in het lesgeven.

Nadere informatie

Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen

Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen Psychosociale en institutionele interventies bij adolescenten met disruptieve gedrag stoornissen Sabine Tremmery,MD MSC PhD; An de Decker, Ma PhD Liesbeth Bruckers, Ma PhD Forensische behandeling Forensische

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag

Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag Keuzedeel mbo Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag behorend bij één of meerdere kwalificaties mbo Op dit moment is een wijziging van de WEB in voorbereiding waarmee

Nadere informatie

Resultaten zelfevaluatie Met Waalwijk School voor praktijkonderwijs

Resultaten zelfevaluatie Met Waalwijk School voor praktijkonderwijs Resultaten zelfevaluatie Met Waalwijk School voor praktijkonderwijs PrOZO! December 2008 Pagina 1/14 Pagina 2/14 INLEIDING De Met Waalwijk heeft een zelfevaluatie uitgevoerd in 2008, waarbij gebruik is

Nadere informatie

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Het belang van de relatie Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Hoe zou je in één woord werkalliantie omschrijven bij jongeren met een LVB? Programma en doelen

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

ReConnect Het vertrouwen tussen kind en ouder herstellen

ReConnect Het vertrouwen tussen kind en ouder herstellen ReConnect Het vertrouwen tussen kind en ouder herstellen INFORMATIEBROCHURE VOOR OUDERS EN VERZORGERS 2 Het vertrouwen tussen kind en ouder herstellen 3 Kinderen horen thuis op te groeien. Helaas is uithuisplaatsing

Nadere informatie

Jeugdzorg 7 juni 2013. RAPPORTAGE totaalset

Jeugdzorg 7 juni 2013. RAPPORTAGE totaalset Jeugdzorg 7 juni 2013 RAPPORTAGE totaalset Resultaten voordezorg.nl Zes jeugdzorgorganisaties hebben meegedaan aan voordezorg.nl. Medewerkers hebben antwoord gegeven op de vragen: Hoe denkt u over uw werk?

Nadere informatie

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Versie 1.0.0 Drs. A. Weynschenk november 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde deelnemerservaringsonderzoek

Nadere informatie

Opleidingsniveau Basisschool 46 VMBO 26 Havo / VWO 77 MBO 170 HBO / WO 343 Wil ik niet beantwoorden 7 Niet van toepassing 6 Missende waardes 128

Opleidingsniveau Basisschool 46 VMBO 26 Havo / VWO 77 MBO 170 HBO / WO 343 Wil ik niet beantwoorden 7 Niet van toepassing 6 Missende waardes 128 Onderzoeksbureau Groepsverslag stress REM vragenlijsten maart 2016 In opdracht van Robert Erdbrink Periode november 2012 tot en met maart 2016 De stress-rem (Stress-Reductie Effect Meting) meet de begrippen:

Nadere informatie

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential Institutions M.H. Knotter Samenvatting Het onderzoek in dit

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Toelichting werkklimaatonderzoek

Toelichting werkklimaatonderzoek Living Group Work Climate Inventory Toelichting werkklimaatonderzoek In het kader het leef- en werkklimaatonderzoek in uw instelling wordt u gevraagd om een vragenlijst in te vullen. De resultaten kunnen

Nadere informatie

RESULTATEN. Mariaschool RK Basisonderwijs, Oudewater 2016

RESULTATEN. Mariaschool RK Basisonderwijs, Oudewater 2016 RESULTATEN Mariaschool RK Basisonderwijs, Oudewater februari 1 ALGEMEEN 1.1 Inleiding Algemeen Het instrument de Kwaliteitsvragenlijst is een hulpmiddel om de kwaliteit van de school en/of het schoolbestuur

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga april 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliënttevredenheidsonderzoek

Nadere informatie

De pedagogische kwaliteit van SWPBS. Monique Nelen, PBS coach

De pedagogische kwaliteit van SWPBS. Monique Nelen, PBS coach De pedagogische kwaliteit van SWPBS. Monique Nelen, PBS coach Programma Even voorstellen SWPBS als methodiek Het pedagogische doel van onderwijs Pedagogische Kwaliteit SWPBS met pedagogische kwaliteit

Nadere informatie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie 1 Samenvatting In opdracht van de FamilieAcademie is een eerste effectmeting gedaan naar de training

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem

Nadere informatie

Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische Orthopedagogiek & Ontwikkelingspsychologie

Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische Orthopedagogiek & Ontwikkelingspsychologie De invloed van leefklimaat op de behandelmotivatie van jongeren in residentiële setting en de effecten van verschillen in de mate van agressie en empathie Universiteit Utrecht Masterthesis Forensische

Nadere informatie

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek E: info@malvee.com T: +31 (0)76 7002012 Het opzetten en uitvoeren van een medewerker tevredenheid onderzoek is relatief eenvoudig zolang de te nemen stappen bekend

Nadere informatie

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Overzichtskaart 3 Opvoedingsondersteuning voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Zelfreflectie-instrument individuele opvoedingsondersteuning Sommige JGZ-professionals zullen al over

Nadere informatie

Evaluatieverslag mindfulnesstraining

Evaluatieverslag mindfulnesstraining marijke markus spaarnestraat 37 2314 tm leiden Evaluatieverslag mindfulnesstraining 06 29288479 marijke.markus@freeler.nl www.inzichtinzicht.nl kvk 28109401 btw NL 079.44.295.B01 postbank 4898261 14 oktober

Nadere informatie

In te vullen door medewerker of onderzoeker: Datum van vandaag: - - Instelling: Groep: Code (meting-unieke code):

In te vullen door medewerker of onderzoeker: Datum van vandaag: - - Instelling: Groep: Code (meting-unieke code): In te vullen door medewerker of onderzoeker: Datum van vandaag: - - Instelling: Groep: Code (meting-unieke code): Onderzoek: Residentiële opvang jongeren, Leefklimaat op de Groep Contactpersoon: Peer van

Nadere informatie

Werken met multipele allianties

Werken met multipele allianties Werken met multipele allianties In gezinnen met meervoudige en complexe problemen Huub Pijnenburg Marieke de Greef Marion van Hattum Ron Scholte Thema s voor vandaag 1 2 3 4 5 Alliantie Een goede alliantie:

Nadere informatie

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Vaardig en veilig verder helpen Een diversiteit aan mensen In Veldzicht bieden we een beschermde omgeving voor het intensief behandelen van mensen met

Nadere informatie

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Leger des Heils - Ambulant Volwassenen regio gemeenten (incl. nazorg PI Midden Holland) Versie 1.0.0 Drs. A. Weynschenk november 2018 www.triqs.nl Voorwoord Met

Nadere informatie

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek Iedereen heeft zo zijn eigenaardigheden. Echter, soms heeft iemand extreme persoonlijke eigenschappen en vertoont hij hinderlijk gedrag. Dit kan zo ernstig zijn dat

Nadere informatie

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Versie 1.0.0 Drs. A. Weynschenk november 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde deelnemerservaringsonderzoek

Nadere informatie

Leidinggeven aan onderzoekende scholen in de 21 ste eeuw

Leidinggeven aan onderzoekende scholen in de 21 ste eeuw Leidinggeven aan onderzoekende scholen in de 21 ste eeuw Vier jaar onderzoek naar onderzoeksmatig leiderschap: welke inzichten levert het op? Meta Krüger Lector leiderschap in het onderwijs Inhoud lezing

Nadere informatie

Motiveren is de sleutel

Motiveren is de sleutel Motiveren is de sleutel 1 Werken aan betere bedrijfsresultaten door je medewerkers te motiveren Motivatie is de sleutel Een medewerker die van binnenuit gemotiveerd is voor zijn werk, kan ook saaie of

Nadere informatie

RAPP met de cliënt als gesprekspartner Goed geïnformeerd? Gelijkwaardig? Gemotiveerd?

RAPP met de cliënt als gesprekspartner Goed geïnformeerd? Gelijkwaardig? Gemotiveerd? RAPP met de cliënt als gesprekspartner Goed geïnformeerd? Gelijkwaardig? Gemotiveerd? 7 april 2017 RAPP = Hulpvraaggerichte interdisciplinaire, doelgerichte zorgcommunicatie Een gelijkwaardige communicatie

Nadere informatie

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Introductie In het EQUAL Request project wordt getracht de participatie van het individu in het eigen reïntegratietraject te vergroten. Hiervoor moet het individu

Nadere informatie

Kwaliteit van Goed Werkgeverschap

Kwaliteit van Goed Werkgeverschap Kwaliteit van Goed Werkgeverschap Meting KWH-Goed Werkgeverschaplabel Rapportage opgesteld door KWH in samenwerking met EVZ organisatie-advies Bijlagen Corporatie Rotterdam, 20xx Inhoudsopgave

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Iedereen heeft een verhaal

Iedereen heeft een verhaal informatie voor jongeren Iedereen heeft een verhaal > Goed om te weten als je tijdelijk naar JJC gaat Iedereen heeft een eigen verhaal. Veel verhalen gaan over waarom het niet allemaal gelopen is zoals

Nadere informatie

Vragenlijst Behandelmotivatie voor Adolescenten

Vragenlijst Behandelmotivatie voor Adolescenten Vragenlijst Behandelmotivatie voor Adolescenten ATMQ: Adolescent Treatment Motivation Questionnaire Handleiding April 2017 Auteurs: Peer van der Helm (Hogeschool Leiden) Thijs de Jongh (Universiteit van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

RESULTATEN. Rapportage De Kinkerbuurt, Amsterdam. Externe Benchmark

RESULTATEN. Rapportage De Kinkerbuurt, Amsterdam. Externe Benchmark RESULTATEN Rapportage De Kinkerbuurt, Amsterdam Externe Benchmark februari 2013 1 ALGEMEEN 1.1 Inleiding Algemeen Het instrument de Kwaliteitsvragenlijst is een hulpmiddel om de kwaliteit van de school

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

De workshop Coachend leidinggeven wordt incompany gegeven en op maat aangeboden.

De workshop Coachend leidinggeven wordt incompany gegeven en op maat aangeboden. Workshop Coachend leidinggeven Coachend leidinggeven, motiveren en inspireren Wil jij het optimale uit jouw medewerkers halen, dan moet je ze motiveren en inspireren. Naast hun leidinggevende ben je ook

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Big Brothers Big Sisters of Rotterdam

Big Brothers Big Sisters of Rotterdam Big Brothers Big Sisters of Rotterdam Margriet Lenkens (Onderzoeksinstituut IVO) Loïs Schenk (Erasmus Universiteit Rotterdam) Big Brothers Big Sisters in het algemeen Onderzoek Het Erasmus Urban Youth

Nadere informatie

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek Versie 1.0.0 Drs. A. Weynschenk november 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde deelnemerservaringsonderzoek

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Introductie Met de REQUEST methode wordt getracht de participatie van het individu in hun eigen mobiliteit te vergroten. Hiervoor moet het individu voldoende

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Pestprotocol (uit ons document; gedragscode 4.2; uitwerking pesten)

Pestprotocol (uit ons document; gedragscode 4.2; uitwerking pesten) Pestprotocol (uit ons document; gedragscode 4.2; uitwerking pesten) Pesten is een ingewikkeld probleem, dat vaak diepe sporen trekt in iemands leven. Wij onderschatten de impact niet, beschouwen pesten

Nadere informatie

TOPS: Taxonomy of Problematic Social Situations

TOPS: Taxonomy of Problematic Social Situations HANDLEIDING TOPS: Taxonomy of Problematic Social Situations Auteurs: J. J. Roest A. L. Dekker V. S. L. van Miert S. de Valk F. Bekken G. H. P. van der Helm September 2015 Inleiding Theoretische uitgangspunten

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg. Living group climate within residential youth care

Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg. Living group climate within residential youth care Leefklimaat binnen residentiële jeugdzorg Het verband tussen de beleving van het leefklimaat en agressie op de leefgroep in residentiële jeugdzorg Living group climate within residential youth care The

Nadere informatie

Missie van de Oosteinder: Het verzorgen van primair onderwijs in Aalsmeer Oost vanuit een integratieve aanpak en katholieke geloofsovertuiging.

Missie van de Oosteinder: Het verzorgen van primair onderwijs in Aalsmeer Oost vanuit een integratieve aanpak en katholieke geloofsovertuiging. Missie van de Oosteinder: Het verzorgen van primair onderwijs in Aalsmeer Oost vanuit een integratieve aanpak en katholieke geloofsovertuiging. Wij zijn een katholieke school en daarom vinden het belangrijk

Nadere informatie

5 pedagogisch medewerkers

5 pedagogisch medewerkers 5 pedagogisch medewerkers In dit hoofdstuk gaan we in op de pedagogisch medewerker. Zij heeft grote invloed op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen in de opvang. Door individuele interactie met

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

Werkbladen.  Wat werkt in de pleegzorg? Werkbladen www.nji.nl/watwerkt Wat werkt in de pleegzorg? Wat werkt in de pleegzorg? Het Nederlands Jeugdinstituut beschrijft in de publicatie Wat werkt in de pleegzorg? wat er uit wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 4.9 en 4.11. Dit zelfassessment is ontwikkeld door Barbara de Boer, adviseur bij CPS. Zij maakte daarbij gebruik

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding... 3. Algemene gegevens... 4. Gevoel van veiligheid... 5. De mate waarin agressie voorkomt... 7. Omgaan met agressie...

Inhoud. Inleiding... 3. Algemene gegevens... 4. Gevoel van veiligheid... 5. De mate waarin agressie voorkomt... 7. Omgaan met agressie... Inhoud Inleiding... 3 Algemene gegevens... 4 Gevoel van veiligheid... 5 De mate waarin agressie voorkomt... 7 Omgaan met agressie... 8 Ontwikkeling van agressie... 11 Kwalitatieve analyse... 11 Conclusies...

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie