WandelTrainersDag 8 april Ronde 2 nr. 20 / Ronde 3 nr. 38 Creatieve oefen- en loopvormen Mette van der Ven

Transcriptie

1 WandelTrainersDag 8 april Ronde 2 nr. 20 / Ronde 3 nr. 38 Creatieve oefen- en loopvormen Mette van der Ven

2 Waarom deze workshop? Speelse loopvormen maken dat deelnemers zich net iets meer uitgedaagd voelen dan door alleen op afstand of tijd te lopen. Jouw enthousiasme als trainer en de aanwezigheid van de andere deelnemers kunnen vaak net iets meer motiveren dan alleen maar intervalvormen te lopen.

3 Inhoud / opbouw workshop In deze workshop worden een aantal vormen gedemonstreerd die gecombineerd en uitgebreid kunnen worden met oefenvormen. Dit afhankelijk van je trainingstijd en trainingsdoelen. Speelkaarten, wasknijpers, dopjes/pylonen vormen de ingrediënten voor een variatie aan loopvormen. Let op: deze speelse vormen worden door de spelfactor vaak intensieve loopvormen.

4 Warming-up met een beetje cognitieve fitness Inlopen en een aantal loopvormen en mobiliserende oefeningen verwerken. Geef deze een nummer. Bijvoorbeeld 1 = knieheffen (wandelend) 2 =hielaanslag (hakken-billen)wandelend 3 =3 keer de grond aantikken en uitstrekken omhoog 4 = armen draaien 5 = tenenloop

5 Loopvorm met speelkaarten (individueel) Gebruik zoveel speelkaarten dat er voor iedere deelnemer 5-8 kaarten zijn. Dus bij een loopgroep van 12 deelnemers 2 pakken kaarten of 1 pak kaarten en een klaverjasspel (vanaf de 7 tot en met de Aas). Zet een aantrekkelijk rondje uit en laat de deelnemers steeds rondjes lopen en bij de trainer een kaart ophalen. Doorlopen tot alle kaarten op zijn. Speldoel: Wie heeft de meeste punten verzameld? Boer = 11 punten, Vrouw = 12 punten en Heer is 13 punten Aas = 14 punten en Joker is 15 punten (kun je ook 20 of 25 van maken) Als je de Bridgekaart erin laat zitten kun je ook afspreken dat die voor - 10 punten geldt. Differentiëren of met tweetallen werken als er ook deelnemers zijn die (kleine) stukjes hardlopen.

6 Groepsloopvorm met punten halen Materiaal: 4 dopjes of pilonnen Zet 3 looptrajecten uit in verschillende lengtes. Het is leuk om ook een heuvel en/of zand te gebruiken. De verschillende rondjes staan voor een aantal te behalen punten, wat verschillend is en in relatie staat tot de afstand en de moeilijkheidsgraad van het rondje. Maak groepjes van 2, 3, 4 of 5 personen. Het meest spannend wordt het als er minimaal 3 groepjes zijn. En als je de snelleren en de langzamere deelnemers zo goed mogelijk over de groepjes verspreid. Spreek met elkaar af hoe lang je de loopvorm laat duren. 3-8 minuten afhankelijk van wat je trainingsdoelstelling is.

7 Speldoel: Welke groep haalt met elkaar de meeste punten? Op startsignaal loopt iedere deelnemer vanaf het centrale punt (een paaltje of ook een pilon of dopje) zijn eigen parkoers om punten te halen. Deelnemers tellen ondertussen steeds hun eigen punten op. Na afloop van de tijd gaan de deelnemers van 1 groepje bij elkaar staan en tellen de punten bij elkaar op. Welk groepje heeft de meeste punten? Revanche? Tussendoor kun je een serie oefenvormen doen. De revanche kan ook met 3 andere looptrajecten. Tip voor de trainer: geef na iedere minuut de tijd door. En geef bij de laatste minuut iedere 15 seconden door. Spreek af dat alleen een afgerond traject mee telt voor de punten.

8 Individuele loopvorm met wasknijpers Zet een paar looprondjes uit. Geef alle deelnemers 4 knijpers, die ze aan hun shirtje hangen. Iedere deelnemer daagt steeds een ander uit voor een wedstrijdje (duel). Loop tegengestelde rondjes. Leuk is als je een rondje loopt waarbij je elkaar niet over het hele traject kan zien. Als je wint van je tegenstander dan krijg je een knijper erbij. Als je verliest lever je een knijper in. Speldoel: Wie heeft na een afgesproken tijd de meeste wasknijpers veroverd?

9 Variatie: Loopvormen en oefenvormen combineren De voorgaande organisatievorm kun je gebruiken. Dan breid je de loopvorm uit naar een soort circuitvorm: je zet een aantal onderdelen uit waarbij de deelnemers steeds een ander uit kunnen dagen en alle onderdelen in ieder geval 1x uitgevoerd hebben. Kies de vormen op een zodanige wijze dat ze eenvoudig uit te voeren zijn en dat er zo min mogelijk gecheat kan worden. De oefenvormen zijn bekende vormen die al in eerdere trainingen zijn geoefend, gecorrigeerd en getraind. Laat de oefenvormen in ieder geval 2 keer uitvoeren voordat er een knijper uitgewisseld wordt (the best of 3). Voorbeelden van oefenvormen: a) planken: wie kan het langste planken? (heupen recht!) b) buikspieren: grond boven je hoofd aantikken en tussen je benen c) op 1 been staan (eventueel op balanskussen) d) 2 tennisballetjes, 1 in li hand en 1 in re hand: wie kan de meeste keer de balletjes tegelijk naar de andere hand gooien zonder te laten vallen? e) 10 x lopen om 2 dopjes met afstand van 10 meter f) links-rechts springen over streep of over stok. Wie is het eerste bij de 30? g) touwtje springen: wie heeft het eerste 30 sprongen? De bovenstaande oefeningen kunnen naar getraindheid uitgebreid en/of aangepast worden. laat de tweetallen steeds met elkaar afspreken welke vorm zij kiezen.

10 Speelkaarten Estafette met groepen Hiervoor kun je maximaal 13 groepen maken. Met 2- of 3- tallen is dit het leukste. Schudt alle kaarten en leg ze omgekeerd achter een bepaalde lijn. Je vertelt aan iedere groep welke speelkaart ze moeten gaan verzamelen. (bijvoorbeeld alle 5en of alle boeren). Op startsignaal loopt de 1 e loper van een groepje naar de kaarten en draait een kaart om. Als dit een andere kaart is dan die ze moesten verzamelen dan leg je hem weer omgekeerd neer. Loop terug en tik de volgende loper aan. Deze loopt naar de kaarten en draait ook weer een kaart om. Net zo lang tot je een kaart hebt die je nodig hebt. Die neem je mee terug. Speldoel: Welke groep heeft het 1 e de 4 opgedragen zelfde kaarten (bijvoorbeeld 4 boeren)?