Afgezonderd particulier vermogen en (voorkoming van) dubbele belasting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Afgezonderd particulier vermogen en (voorkoming van) dubbele belasting"

Transcriptie

1 Afgezonderd particulier vermogen en (voorkoming van) dubbele belasting Mw. mr. A.E. de Leeuw* 1. Inleiding Op grond van de APV-regeling worden de bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en uitgaven 1, van een APV toegerekend 2 aan de inbrenger, dan wel diens erfgenamen. 3 Kan deze toerekening in een situatie met uitsluitend Nederlandse elementen al tot de nodige complicaties leiden, zodra er één of meer andere landen bij betrokken zijn, nemen deze complicaties alleen maar toe. In andere jurisdicties zal de Nederlandse kwalificatie van het APV veelal niet gevolgd worden en het APV zelf (of bijvoorbeeld de trustee indien het APV een trust is), en niet de persoon aan wie op grond van de Wet IB 2001 toegerekend wordt, als belastingplichtige worden beschouwd. 4 Dit kan tot dubbele heffing leiden. In de parlementaire geschiedenis is opgemerkt dat, als gevolg van de rechtstreekse toerekening van het APV-vermogen, de inbrenger verdragsbescherming geniet. 5 Voorts is aangegeven dat, indien het APV inkomsten ontvangt waarop buitenlandse bronbelasting is ingehouden, deze bronbelasting ook wordt toegerekend aan de inbrenger, alsmede dat bij het vaststellen van de Nederlandse heffing bij de inbrenger zoveel mogelijk rekening gehouden zal worden met deze bronbelasting. 6 Verrekening wordt daarbij verleend, ongeacht of het bronland een verlaging van het bronbelastingtarief verleent op grond van een belastingverdrag. 7 Dit is op een later moment geïmplementeerd door wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: Bvdb 2001), zie nader par. 2. De focus van de parlementaire geschiedenis ligt op de verrekening van buitenlandse bronbelasting, terwijl niet als zodanig wordt ingegaan op een buitenlandse belastingheffing op andere gronden, bijvoorbeeld ter zake van buitenlandse inkomsten uit een onroerende zaak of een vervreemdingswinst op aandelen in een in het buitenland gevestigde vennootschap. 8 Voorts komt de buitenlandse inbrenger slechts zijdelings aan de orde. Wel wordt gesproken over de situatie waarin een ander land dan de bronstaat heft over de op grond van art. 2.14a Wet IB 2001 toegerekende inkomsten (bijvoorbeeld, als het APV een trust is, het land waar de trustee gevestigd is), in het kader van de vraag of Nederland met de invoering van deze regeling in strijd handelt met de jegens zijn verdragspartners in aanmerking te nemen goede trouw. Deze vraag wordt, mede op basis van advies van de Parlementair Advocaat, ontkennend beantwoord, met zeer kort gezegd als motivering dat belastingverdragen beogen juridische dubbele belastingheffing te voorkomen en zich niet richten op economisch dubbele belastingheffing, terwijl bij dubbele belastingheffing als gevolg van toepassing van de APV-regeling van het laatste sprake is. 9 * Belastingadviseur te Amsterdam en promovenda aan de Universiteit Leiden. (arianne.de.leeuw@loyensloeff.com) 1. Eenvoudshalve spreek ik verder, afhankelijk van de context, van het vermogen of de inkomsten van het APV. 2. Ik abstraheer hier van de vraag of sprake is van toerekening, dan wel fiscale transparantie (zie bijvoorbeeld J.P. Boer, De Anglo-Amerikaanse trust in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, Sdu Den Haag 2011 (met betrekking tot de fiscale kwalificatie van trusts in het algemeen en met betrekking tot de APV-regeling in het bijzonder paragraaf ), T.N. Peters-van Nijenhof, Het Afgezonderd Particulier Vermogen: de stand van zaken anno 2012, NTFR-B 2012/19, paragraaf 3, T.C. Hoogwout, Toerekening of fiscale transparantie van het Afgezonderd Particulier Vermogen, FTV 2012/2, met name paragrafen 1 en 2, F. van der Zeijden, Over toerekening en transparantie, WPNR (2012) 6949 en J.J.C. Peters, Nog geen duidelijkheid over toerekening of transparantie APV s, VFP 2013/1, p ), en spreek steeds van toerekening. 3. Art. 2.14a, lid 1, Wet IB Gemakshalve spreek ik verder slechts van de inbrenger. 4. Zie voor de complicaties / dubbele belastingheffing, waartoe het verschillend kwalificeren c.q. behandelen van de verschillende personen en aspecten betrokken bij een trust (nog los van de APV-regeling) kan leiden, tevens J.F. Avery Jones e.a., European Taxation 1989/12. Zie voorts I.A. Koele, Trusts and the Application of the OECD Model Convention in The Trust, Bridge or Abyss Between Common and Civil Law Jurisdictions, red. F. Sonneveldt & K.L.H. van Mens, Deventer: Kluwer 1992, waarin zij ingaat op de verschillende wijzen waarop in Anglo-Amerikaanse rechtsstelsels van trusts wordt geheven, de toepassing van het OESO Modelverdrag op trusts en de dubbele belastingheffing die hierbij kan ontstaan. 5. Kamerstukken II 2008/09, , nr. 9, p. 46 en Kamerstukken II 2009/10, , nr. 13, p. 10. Dit geldt ook voor personen die in het buitenland wonen, zie Kamerstukken II 2008/09, , nr. 9, p Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p Zie tevens Kamerstukken II 2009/10, , nr. 13, p Kamerstukken II 2009/10, , nr. 13, p. 10 en Voor box 3-vermogen is inmiddels wel een regeling opgenomen in art. 24b Bvdb 2001, zie ook hierna. 9. Zie Kamerstukken II 2009/10, , nr. 18 en tevens Kamerstukken II 2009/10, , nr. 35, p. 2-4, Kamerstukken II 2009/10, , nr. 38, p. 14 en Kamerstukken II 2009/10, , nr. 76, p Ook acht de wetgever de APV-regeling niet in strijd met Europees recht (zie Kamerstukken II 2009/10, , nr. 13, p en Kamerstukken II 2009/10, , nr. 76, p. 16). Ik ga verder niet op deze aspecten in. 1005

2 Hieronder ga ik, zonder alle mogelijkheden van samenloop van Nederlandse en buitenlandse heffing uitputtend te willen behandelen, aan de hand van enkele situatieschetsen in op de vraag in hoeverre zich dubbele heffing voor kan doen, alsmede in hoeverre op basis van de ingevoerde regelgeving een evenwichtig resultaat is bereikt, waarbij in een situatie met internationale aspecten niet meer, maar ook niet minder, belasting wordt geheven dan het geval zou zijn geweest indien de inbreng niet had plaatsgevonden. Allereerst bespreek ik echter kort een aantal wijzigingen van het Bvdb 2001, die voor APVsituaties de voorkoming van dubbele belasting moeten bewerkstelligen. In het algemeen beperk ik mij tot heffing over inkomsten en vermogenswinsten van het APV. 2. Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Bij de voornoemde wijziging van het Bvdb 2001 is een aantal aanvullende bepalingen opgenomen om de mogelijkheid tot verrekening van buitenlandse bronheffing in box 2 en 3 te regelen. Voor box 1 is geen regeling opgenomen. Dit is toegelicht met de opmerking dat gevallen van buitenlands box 1- inkomen in een APV niet bekend zijn en dat, als zich toch een dergelijke situatie voordoet, belastingplichtigen kunnen rekenen op een tegemoetkomende opstelling. 10 De situatie waarin bronheffing is ingehouden op dividend dat in box 2 valt, is geregeld in art. 21a Bvdb In dit artikel is bepaald dat, in afwijking van art. 19, lid 1, Bvdb 2001, ook een vermindering verleend wordt voor de bronheffing als (i) de dividenden geacht worden op te komen bij de inbrenger op grond van art. 2.14a Wet IB 2001 en (ii) de dividenden onderworpen zijn aan een belasting naar het inkomen geheven door het bronland, al dan niet als bronbelasting, van de inbrenger zelf of van het APV. 11 Art. 19, leden 2 tot en met 6, 20 en 21, Bvdb 2001 worden van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat de beperkingen bij de verrekening van de bronheffing, zoals op grond van de limieten van art. 19, lid 2, Bvdb 2001 of de maximering van de verrekening tot 15% 12, ook in deze situatie gelden. 13 Art. 21a Bvdb 2001 komt echter pas aan de orde in de situatie waarin de bronheffing niet reeds verrekenbaar is op grond van art. 19 Bvdb Doordat art. 21a, lid 1, Bvdb 2001 een afwijking geeft van art. 19, lid 1, Bvdb 2001 als zodanig en niet van art. 19, lid 1, sub b, Bvdb 2001, lijkt de beperking, dat de uitdelende vennootschap in een ontwikkelingsland gevestigd moet zijn, niet te gelden voor bronheffing geheven over dividend ontvangen door een APV. Het gevolg hiervan zou zijn dat de verrekening van bronheffing bij aandelen gehouden door een APV iets ruimer is dan wanneer de aandelen in privé gehouden worden, aangezien dan ook de bronheffing ingehouden door een land dat niet als ontwikkelingsland kwalificeert verrekenbaar kan worden. Men kan zich echter afvragen of de wetgever dit daadwerkelijk zo bedoeld heeft, of dat sprake is van een omissie. Voorts is van belang dat in de toelichting is aangegeven dat, indien sprake is van een belastingverdrag, maar de verdragspartner de bronbelasting niet verlaagt omdat deze het APV als uiteindelijk gerechtigde beschouwt in plaats van de inbrenger, ook een beroep gedaan kan worden op art. 21a Bvdb 2001 en dat daarbij het volledige bedrag aan bronbelasting verrekend kan worden, zij het met inachtneming van de limieten. 15 Verrekening van de bronbelasting ingehouden boven het verdragstarief is mijns inziens sympathiek. Bovendien wordt de inbrenger hierdoor meer in de situatie gebracht, waarin hij verkeerd zou hebben indien de inbreng niet had plaatsgevonden. Het is echter de vraag in hoeverre het wel noodzakelijk is voor Nederland om verrekening voor het meerdere te verlenen. Een argument daartegen is dat dit hogere bronbelastingtarief een gevolg is van de keuze van de inbrenger voor een APV en de daarmee samenhangende wijziging in de fiscale behandeling van het dividend in het bronland en dat dit gevolg voor rekening van de inbrenger dient te blijven. Ten slotte zij opgemerkt dat het vereiste van uiteindelijke gerechtigdheid ook geldt voor de inbrenger aan wie het dividend wordt toegerekend. 16 Dit komt 10. Stb. 2010, nr. 885, p Dit geeft aanleiding tot de vraag of aan deze eis voldaan is indien het APV in het bronland geen zelfstandig rechtssubject is waarvan belasting geheven kan worden. Dit kan zich voordoen in het geval van een trust, waarbij de bronheffing niet wordt ingehouden ten laste van de trust als zodanig, maar van de trustee. 12. Op grond van art. 21a, lid 2, juncto 19, lid 3, juncto 15, lid 3, Bvdb Vergelijk tevens de toelichting in Stb. 2010, nr. 885, p Zie Stb. 2010, nr. 885, p. 57. Dit kan het geval zijn indien het dividend afkomstig is uit een ontwikkelingsland (in de zin van art. 6 Bvdb 2001), waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten, en dit land de bronheffing niet ten laste van het APV inhoudt, maar ten laste van de inbrenger zelf, hetgeen naar alle waarschijnlijkheid niet vaak het geval zal zijn. 15. Stb. 2010, nr. 885, p Strikt genomen is het Bvdb 2001 in dit geval niet van toepassing, omdat reeds op andere wijze is voorzien in het voorkomen van dubbele belasting (zie art. 1, lid 2, Bvdb 2001). De toelichting merkt echter tevens op dat in een situatie als deze er voor de toepassing van art. 21a Bvdb 2001 van uit wordt gegaan dat niet op andere wijze in voorkoming is voorzien. Vraag is overigens ook hier waarom dit slechts is opgenomen in de toelichting en niet in de tekst van het Bvdb 2001 zelf is bepaald dat het Bvdb 2001 in deze omstandigheden toepassing kan vinden en dat de verrekening dan niet beperkt is tot het verdragstarief. Het is mijns inziens aanbevelenswaardig om de tekst van het Bvdb 2001 op dit punt nog aan te vullen. 16. Op grond van art. 21a, lid 2, juncto 19, lid 3, juncto art. 16 Bvdb WPNR november 2013/6995

3 wat merkwaardig over, aangezien bij discretionaire APV s 17 de inbrenger in beginsel 18 niet langer als de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend beschouwd kan worden. In de toelichting bij de wijziging van het Bvdb 2001 is dit punt gesignaleerd. Hierin is opgemerkt dat voor de toepassing van art. 21a Bvdb 2001 de inbrenger beschouwd wordt als de uiteindelijk gerechtigde, zodat een beroep op de voorkomingsregeling mogelijk is, tenzij sprake is van dividendstripping. 19 Voor box 3-vermogen en in box 3 vallende dividenden, royalty s en interest is in art. 24b en 25b Bvdb 2001 een regeling getroffen die vergelijkbaar is aan de hierboven beschreven regeling voor box 2. Ten slotte zij opgemerkt dat ook voor de bepalingen voor box 3 de toelichting aangeeft dat de bepalingen van toepassing zijn bij inkomen uit een verdragsstaat ter zake waarvan het verdragstarief niet wordt toegepast Situatieschetsen 3.1. Inleiding Hieronder onderzoek ik aan de hand van een aantal situatieschetsen hoe het al dan niet voorkomen van dubbele belasting in bepaalde specifieke situaties uitwerkt en of dit per saldo tot een evenwichtige uitkomst leidt, gebaseerd op de verschillende aanknopingspunten voor heffing die in een APVsituatie denkbaar zijn: woonland van de inbrenger, vestigingsland van het APV (met als variant de mogelijkheid van bijvoorbeeld een trust, waarbij gekeken wordt naar woon- of vestigingsland van de trustee 21 ), plaats waar het vermogen zich bevindt en woonland van de begunstigden. Aan de hand van deze aanknopingspunten bestrijken de voorbeelden een aantal typen van situaties: (i) buitenlandse heffing op APV-inkomsten door het bronland ten laste van een Nederlandse inbrenger, (ii) buitenlandse heffing op APV-inkomsten door het vestigingsland van het APV, (iii) buitenlandse heffing ten laste van een begunstigde in geval van een discretionair APV en (iv) Nederlands vermogen en een buitenlandse inbrenger. Uiteraard zijn meer alternatieven denkbaar, zoals buitenlandse heffing van de inbrenger 22, buitenlandse heffing van een begunstigde met een rechtens afdwingbare aanspraak of een in Nederland gevestigd APV (met buitenlandse inbrenger). In deze situaties zal zich echter veelal geen dubbele heffing voordoen als gevolg van de Nederlandse regeling, omdat in de eerste twee gevallen de Nederlandse en de buitenlandse kwalificaties / aanknopingspunten voor heffing gelijklopen en in het derde geval Nederland (behoudens in het geval van buitenlandse belastingplicht) geen aanknopingspunt voor heffing ziet Buitenlandse bronheffing op APVinkomsten Inleiding Hieronder bespreek ik allereerst twee varianten van de situatie waarin buitenlandse bronheffing wordt ingehouden op APV-inkomsten, eerst die waarin geen sprake is van een belastingverdrag en dus teruggevallen moet worden op het Bvdb 2001 en vervolgens de situatie waarin wel sprake is van een belastingverdrag tussen het bronland en Nederland, maar het bronland dit niet toepast, omdat dit land het APV als gerechtigde tot de inkomsten beschouwt. Daarna ga ik in op een geval waarbij het bronland een winstbelasting heft, welke, als gevolg van het niet langer toepassen van het belastingverdrag tussen het bronland en Nederland, hoger kan zijn dan wanneer de inbrenger het APV-vermogen rechtstreeks houdt Verrekening buitenlandse bronheffing bij ontbreken belastingverdrag APV X houdt een portfoliobelang in een vennootschap gevestigd in land A, Y Ltd. Het APV zelf is gevestigd in land B en de inbrenger woont in Nederland. Y Ltd. keert dividend uit, waarop land A 10% dividendbelasting inhoudt. APV X is gevestigd in een laagbelaste jurisdictie en het dividend is niet belast in land B. Er is geen belastingverdrag tussen land A 17. Men kan erover discussiëren of de APV-regeling in het geheel niet van toepassing is op niet-discretionaire APV s, of dat de facto geen toerekening van het niet-discretionaire deel aan de inbrenger plaatsvindt, omdat deze tegenover het toegerekende vermogen een corresponderende schuld in aanmerking mag nemen. De parlementaire geschiedenis is op dit punt onduidelijk, omdat beide mogelijkheden naast elkaar genoemd worden. Latere opmerkingen van de staatssecretaris impliceren dat het alleen om niet discretionaire (delen van) APV s gaat (zie bijvoorbeeld de brief van 11 september 2013, nr. DBG/2013/2752). De wettekst maakt echter geen onderscheid. In elk geval is het effect van beide alternatieven in beginsel dat de APV-regeling voor nietdiscretionaire (delen van) APV s geen effect sorteert. 18. In dit verband zij gewezen op art. 4, lid 8, Wet DB. Deze bepaling is bedoeld om de toerekening ook te laten gelden voor de anti-dividendstrippingbepaling van art. 4, lid 7, DB. Het is echter de vraag of dit doel bereikt is, aangezien nu een uitzondering op het zijn van uiteindelijk gerechtigde niet geldt voor het APV, hetgeen de mogelijkheden om het APV als uiteindelijk gerechtigde te diskwalificeren beperkt (vergelijk A.C.P. Bobeldijk en A.E. de Leeuw, Het afgezonderd particulier vermogen in de Wet Vpb 1969 en enige andere belastingwetten deel II, WFR 2011/6915, paragraaf 3.1, alsmede X.G.R. Auerbach, Afgezonderd particulier vermogen: constructiefouten, WFR 2010/6874, paragraaf Stb. 2010, nr. 885, p. 57. Men kan zich overigens afvragen waarom dit dan niet geregeld is in de besluittekst zelf, in plaats van dat voor deze uitleg teruggevallen moet worden op de toelichting. 20. Stb. 2010, nr. 885, p Bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Australië heffen onder omstandigheden belasting van de trustee, vergelijk G.D.L.M. Gilissen, De private express trust, Nijmegen: WLP 2012, paragrafen en Zo wordt de settlor van een foreign grantor trust in de Verenigde Staten als rechthebbende op het trustvermogen aangemerkt, zie Gilissen, t.a.p. paragraaf

4 en Nederland, noch tussen land A en land B. Land A kwalificeert niet als ontwikkelingsland in de zin van art. 6 Bvdb Art. 25 Bvdb 2001 is derhalve niet van toepassing, zodat men aan art. 25b Bvdb 2001 toekomt. Art. 25b, lid 1, Bvdb 2001 geeft een regeling in afwijking van art. 25, lid 1, Bvdb 2001, dat onder meer de eis bevat dat de dividenden afkomstig moeten zijn uit een ontwikkelingsland. De regeling voor APV s lijkt hiermee ruimer dan die in een reguliere situatie met direct aandelenbezit van de aandelen Y Ltd. In dat laatste geval is verrekening van buitenlandse bronheffing op grond van het Bvdb 2001 niet mogelijk, omdat land A geen ontwikkelingsland is, terwijl verrekening tekstueel wel lijkt te kunnen indien sprake is van een APV. Op grond van het voorgaande zou de inbrenger de door land A geheven dividendbelasting kunnen verrekenen, uiteraard binnen de limiet van art. 25b, lid 2, juncto 25, lid 2, Bvdb Indien dit inderdaad zo is, zou het mogelijk zijn om een ruimere verrekenmogelijkheid te creëren door gebruik te maken van een APV, maar het ligt minder voor de hand dat de besluitgever dit beoogd heeft Verrekening buitenlandse bronheffing hoger dan verdragstarief APV X houdt een portfoliobelang in een vennootschap gevestigd in land A, Y Ltd. Het APV zelf is gevestigd in land B en de inbrenger woont in Nederland. Y Ltd. keert dividend uit, waarop land A 20% dividendbelasting inhoudt. APV X is gevestigd in een laagbelaste jurisdictie en het dividend is niet belast in land B. Er is een belastingverdrag tussen land A en Nederland, op grond waarvan het verdragstarief in deze situatie 10% 23 zou bedragen. Er is geen belastingverdrag tussen landen A en B. Land A beschouwt het APV als een zelfstandige entiteit en uiteindelijk gerechtigde tot het dividend en komt dus niet aan de toepassing van het verdrag met Nederland toe, zodat een hoger percentage aan dividendbelasting wordt ingehouden dan het verdragstarief. Op grond van art. 1, lid 2, Bvdb 2001 komt men in principe aan toepassing van het Bvdb 2001 niet toe, omdat sprake is van een belastingverdrag tussen Nederland en land A. In de toelichting bij art. 25b Bvdb 2001 is echter opgemerkt dat, indien sprake is van een belastingverdrag, maar de verdragspartner zijn bronheffing niet verlaagt omdat deze het APV en niet de inbrenger als uiteindelijk gerechtigde beschouwt, er voor de toepassing van art. 25b Bvdb 2001 van uit wordt gegaan dat niet reeds op andere wijze in voorkoming van dubbele belasting is voorzien, zodat deze bepaling toch toepassing kan vinden. 24 De verrekening blijft daarbij niet beperkt tot het verdragstarief, blijkens de toelichting. 25 In beginsel kan dus de volledige 20% dividendbelasting verrekend worden, maar het te verrekenen bedrag wordt beperkt door art. 25b, lid 2, juncto 25, lid 2, Bvdb 2001, tot 15% van het dividend. Zoals in paragraaf 2 reeds opgemerkt, kan men zich overigens afvragen of het aan de wetgever is om de hogere bronheffing, als gevolg van het niet langer toepassen van het belastingverdrag met Nederland door het bronland, op te lossen. Deze heffing is het gevolg van de fiscale behandeling van het APV in het bronland en niet afhankelijk van de Nederlandse regeling. Mijns inziens is het niet onredelijk dat het risico van hogere bronheffing door het ontbreken van verdragstoepassing voor rekening van de inbrenger blijft, die hier met de inbreng van vermogen in het APV zelf voor gekozen heeft Hogere buitenlandse heffing door niet toepassen belastingverdrag Een APV kan ook tot hogere belastingheffing leiden, niet zo zeer omdat Nederland en een ander land beide heffen over dezelfde inkomsten, als wel doordat het bronland het APV als gerechtigde tot de inkomsten beschouwt, en dit tot gevolg heeft dat het verdrag tussen dit land en Nederland niet langer wordt toegepast, getuige het volgende voorbeeld: APV X drijft een onderneming. Het grootste deel van de activiteiten worden in het vestigingsland van APV X, land A, uitgevoerd, maar er vinden ook enige activiteiten in land B plaats. Deze activiteiten zijn niet van een zodanige aard dat deze volgens de OESOnormen een vaste inrichting zouden vormen, maar op grond van de nationale wet van land B is wel sprake van belastingplicht. De inbrenger woont in Nederland. Er is geen belastingverdrag tussen land A en land B, maar wel tussen land B en Nederland. Land B erkent het APV als entiteit en als zodanig als gerechtigde tot de ondernemingswinsten. Land B heft derhalve belasting over de winsten van APV X in land B, tegen een tarief van 10%. Als gevolg van bijzondere regelingen kan deze heffing echter niet aangemerkt worden als een naar Nederlandse begrippen reële heffing. Land A heft geen belasting over de inkomsten van APV X. Nederland heft wel inkomstenbelasting, over de winsten uit alle activiteiten van APV X, omdat vanuit Nederlands perspectief geen sprake is van een vaste inrichting in land B. 23. Zoals geregeld in het verdrag met Japan (waar het nationale dividendbelastingtarief overigens ook 20% is). 24. Stb. 2010, nr. 885, p. 61 en (ik neem althans aan dat op p. 61 een verschrijving staat en verwezen wordt naar de toelichting bij art. XVIII, onderdeel H). 25. Zie Stb. 2010, nr. 885, p. 61 en en tevens Kamerstukken II 2009/10, , nr. 13, p WPNR november 2013/6995

5 In deze situatie is sprake van (economisch) dubbele heffing. Indien de inbrenger de onderneming echter rechtstreeks had gehouden, zou vanuit het perspectief van land B het verdrag met Nederland van toepassing zijn geweest. Bij het ontbreken van een vaste inrichting in verdragszin, zou land B geen heffingsrecht hebben gehad en een objectvrijstelling hebben verleend. Het APV brengt in dit geval derhalve met zich dat meer heffing verschuldigd is. Gelijk als in paragrafen 2 en met betrekking tot bronheffing is betoogd, is het mijns inziens redelijk dat de nadelige gevolgen van de fiscale behandeling van het APV door het bronland voor rekening van de inbrenger blijven. Deze staan in feite ook los van de Nederlandse kwalificatie van het APV Buitenlandse heffing op APV-inkomsten in het vestigingsland van het APV Inleiding In deze paragraaf ga ik in op de situatie waarin een ander land heft over de APV-inkomsten, niet bij wijze van inhouding aan de bron, maar omdat het vestigingsland van het APV dit als gerechtigde tot de inkomsten en als zodanig als belastingplichtige beschouwt. Dubbele heffing kan zich in een dergelijk geval voordoen voor zover in het buitenland een winstbelasting geheven wordt die niet hoog genoeg is om de toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 van toepassing te laten zijn. Als sprake is van een winstbelasting die een naar Nederlandse begrippen reële heffing met zich brengt, heft Nederland voor wat betreft het voldoende elders belaste APV-vermogen geen belasting ten laste van de inbrenger, zodat geen dubbele heffing ontstaat, althans niet als gevolg van het Nederlandse belastingstelsel. De tekst van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 spreekt overigens slechts van belasting waarvoor het APV in de heffing wordt betrokken. Mijns inziens zou ook belasting geheven van een trustee in aanmerking genomen moeten worden, aangezien ook daarmee voldaan kan worden aan de eis dat voldoende belasting geheven wordt. Naar mijn mening zou de wettekst hier dan ook op aangepast moeten worden Heffing van derde land over dividenden APV X heeft een aanmerkelijk belang in een vennootschap in land A, Y Ltd. Het APV is zelf gevestigd in land B, de inbrenger woont in Nederland. Y Ltd. keert een dividend uit, waarop een bronbelasting wordt ingehouden van 25%. Dit is hoger dan het verdragstarief opgenomen in het belastingverdrag tussen Nederland en land A (15%), maar op grond van art. 21a Bvdb 2001 verleent Nederland in beginsel verrekening van het gehele bedrag aan bronbelasting, ook voor zover het verdragstarief overschreden wordt, tenzij sprake is van (i) een beperking op grond van een van de limieten van art. 19, lid 2, Bvdb 2001 of (ii) de buitenlandse bronheffing (zoals in casu) hoger is dan 15% (zie art. 15, lid 3, Bvdb 2001). 26 Land B beschouwt, in tegenstelling tot Nederland, het APV als gerechtigde tot de dividenden (bijvoorbeeld omdat het APV een stichting naar het recht van land B is) en heft een winstbelasting over de dividendinkomsten naar een tarief van 5%. De toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 is derhalve niet van toepassing. Het Bvdb 2001 voorziet niet in een mogelijkheid tot verrekening van deze belasting in Nederland en ook een belastingverdrag zou hier geen uitkomst bieden, aangezien Nederland en land B niet hetzelfde heffingssubject in aanmerking nemen. In casu is dus sprake van (economisch) dubbele heffing. Dit is derhalve een situatie waarop de discussie over het handelen door Nederland in strijd met goede verdragstrouw (in geval van een verdrag tussen Nederland en land B) betrekking heeft. Aan deze discussie en de juistheid van het daarin door de wetgever ingenomen standpunt ga ik hier als gezegd verder voorbij. Wel zij opgemerkt dat deze dubbele heffing te voorkomen zou zijn geweest, indien niet gekozen was voor het opnemen van de toerekeningsuitzondering, maar voor verrekening van daadwerkelijke buitenlandse heffing, zoals de Raad van State in het wetgevingsproces (overigens om een andere reden) gesuggereerd heeft. 27 Een dergelijke verrekeningssystematiek leidt derhalve naar mijn mening tot een evenwichtiger uitkomst. 28 Deze systematiek 26. Beide bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op grond van art. 21a, lid 2, Bvdb Zie Kamerstukken II 2008/09, , nr. 4, p. 13. Het bezwaar van de Raad van State tegen de toerekeningsuitzondering was dat deze afbreuk doet aan het APV-regime als zodanig, omdat de toerekening bij toepassing van deze uitzondering achterwege blijft. De wetgever heeft deze suggestie destijds van de hand gewezen, met de opmerking dat de toerekening geen doel als zodanig is, maar slechts een middel om onbelast zwevend vermogen te voorkomen. 28. Bij Anglo-Amerikaanse rechtssystemen komt het ook voor dat de heffing van de trust of trustee de facto neerkomt op een soort van voorheffing, omdat bij daadwerkelijke uitkering aan een begunstigde / beneficiary nogmaals geheven wordt, maar de eerdere heffing op trustniveau hiermee te verrekenen is (vergelijk Gilissen, t.a.p., paragraaf 5.1.2). De vraag is of dit niet afdoet aan de evenwichtige uitwerking van een door Nederland te hanteren verrekeningssystematiek. Mijns inziens is dit echter in principe niet het geval. De Nederlandse behandeling van een begunstigde die een afdwingbaar recht heeft, houdt in dat deze begunstigde belast wordt. Indien deze begunstigde in het buitenland woonachtig is, heft Nederland niet (althans geen inkomstenbelasting). Als Nederland terugtreedt ten gunste van een buitenlandse heffing, die uiteindelijk een voorheffing blijkt te zijn van een begunstigde die een uitkering ontvangt, wordt een vergelijkbaar resultaat bereikt als in het geval waarin de begunstigde een afdwingbaar recht heeft of direct een uitkering ontvangt en Nederland op die grond terugtreedt. Indien de begunstigde in Nederland woont, wordt hij ter zake van zijn recht in de heffing betrokken (veelal zal dit recht van zodanig aard zijn dat het in box 3 valt). Voor dit niet-discretionaire deel van het APV sorteert de APV-regeling in beginsel geen effect (zie tevens noot 17). Buitenlandse heffing ten laste van de trust of trustee dient in dat geval niet verrekenbaar te zijn in het kader van art. 2.14a Wet IB

6 heeft als bijkomend gevolg dat de mogelijkheid om bij fiscale planning rekening te houden met het verschil tussen de Nederlandse heffing en de vereiste minimale heffing voor toepassing van de toerekeningsuitzondering verdwijnt. De wetgever lijkt evenwel te kiezen voor het tegengaan van specifieke vormen van fiscale planning die inspelen op de toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB Een verrekeningssystematiek gecombineerd met het laten vervallen van de toerekeningsuitzondering zou naar mijn mening echter een sterkere oplossing zijn, omdat daarmee ook eventuele andere mogelijkheden om in te spelen op de toerekeningsuitzondering komen te vervallen Vervreemdingswinst Dubbele heffing kan zich uiteraard ook voordoen indien geen sprake is van dividenden, maar van een vervreemdingsvoordeel ter zake van het aanmerkelijk belang: APV X heeft een aanmerkelijk belang in een vennootschap in land A, Y Ltd. Het APV is zelf gevestigd in land B, de inbrenger woont in Nederland. Tussen geen van de betrokken landen is een belastingverdrag gesloten. Het APV verkoopt de aandelen in Y Ltd. en behaalt hiermee een vermogenswinst. Zowel land A als land B erkent het APV als gerechtigde tot de vervreemdingswinst. In deze situatie kan zich zelfs drievoudige heffing voordoen: land A heft omdat de aandelen in een aldaar gevestigde vennootschap worden vervreemd, land B omdat een inwoner een vervreemdingswinst behaalt en Nederland op grond van de APV-regeling, althans in de situatie waarin de cumulatieve belastingheffing minder is dan 10% van de vervreemdingswinst. 30 Nederland verleent in dit geval geen verrekening van de buitenlandse heffing, het Bvdb 2001 voorziet hier niet in. Voor wat betreft de heffing van land A is de inbrenger overigens niet slechter af dan wanneer hij de aandelen in Y Ltd. rechtstreeks gehouden zou hebben, aangezien het Bvdb 2001 überhaupt geen regeling kent voor verrekening van belasting geheven door het vestigingsland van de vennootschap waarvan de aandelen vervreemd worden. 31 Voor wat betreft de heffing van land B is weer sprake van economisch dubbele heffing Voorkoming van dubbele belasting bij box 1-inkomen indien geen verdrag Indien sprake is van box 1-inkomen, bijvoorbeeld een ter beschikking gestelde onroerende zaak, is er geen regeling. Hierbij kan gedacht worden aan een APV in land A dat een onroerende zaak heeft in land B en deze verhuurt aan een vennootschap waarin de (Nederlandse) inbrenger of het APV een aanmerkelijk belang heeft. Land B heft belasting over de huurinkomsten en eventuele vermogenswinsten op de onroerende zaak. Er is geen sprake van een belastingverdrag tussen Nederland en land B. In Nederland worden deze inkomsten en winsten bij de inbrenger belast in box 1. De staatssecretaris heeft voor box 1-situaties slechts aangegeven ontwikkelingen in de praktijk af te wachten, alsmede dat belastingplichtigen kunnen rekenen op een tegemoetkomende opstelling indien zich een situatie van internationale dubbele belasting met betrekking tot box 1-inkomen voordoet. 32 Het is mijns inziens redelijk dat Nederland ook in dat geval voorkoming verleent. Volledig zeker is dit bij gebrek aan een regeling echter niet. Hoewel de staatssecretaris toegegeven kan worden dat het aantal situaties beperkt is, waarin sprake is van box 1-inkomen dat ontvangen wordt door een APV, terwijl bovendien geen sprake is van een belastingverdrag op grond waarvan Nederland voorkoming van dubbele belasting verleent, zou het mijns inziens consistent zijn om ook voor deze situatie een regeling op te nemen in het Bvdb Hiermee kan tevens iedere onduidelijkheid over de fiscale behandeling worden weggenomen. Als overigens land A eveneens over de huurinkomsten c.q. vermogenswinsten op het pand heft, is potentieel weer sprake van economisch dubbele heffing, waarbij Nederland niet terugtreedt, anders dan door middel van de toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB Buitenlandse heffing van begunstigde Een andere situatie waarin sprake kan zijn van dubbele belastingheffing, is die waarin een ander land de APV-inkomsten toerekent aan een begunstigde van het APV. Hier doel ik op een geval waarin het APV discretionair is. 33 Indien de begunstigde een rechtens afdwingbare aanspraak heeft, zal Nederland de desbetreffende begunstigde ook aanmerken 29. Zie het voorgestelde art. 4.16, lid 1, sub j, Wet IB 2001 (alsmede de voorgestelde wijziging van art. 25, lid 8, Invorderingswet), gericht tegen het voorkomen van afrekening over een aanmerkelijkbelangclaim door middel van een APV waarvan het vermogen niet wordt toegerekend (en in het verlengde daarvan het voorgestelde art. 4.24bis Wet IB 2001, dat weer misbruik van de nieuw in te voeren regeling moet voorkomen) en de voorgestelde toevoeging aan art. 8, lid 15, Wet Vpb, als gevolg waarvan de toerekeningsuitzondering niet langer zou doorwerken naar art. 10a Wet Vpb, zodat het niet langer mogelijk is om verbondenheid te verbreken door middel van een APV waarvan het vermogen niet wordt toegerekend (zie het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014). 30. Gezien de tekst en bedoeling van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 lijkt het mij althans dat ook aan de toerekeningsuitzondering voldaan is indien de naar Nederlandse begrippen reële heffing niet door één land geheven wordt, maar het resultaat is van de gecombineerde belastingdruk van verschillende landen. 31. In verdragscontext zou deze heffing voorts in beginsel zijn toegewezen aan Nederland als woonland van de aandeelhouder. 32. Stb. 2010, nr. 885, p Dit kan in bijvoorbeeld Duitsland en Italië onder omstandigheden het geval zijn, vergelijk Gilissen, t.a.p., paragrafen en WPNR november 2013/6995

7 als het belastingsubject met betrekking tot de desbetreffende inkomsten, zodat dubbele heffing minder voor de hand ligt. Als Nederland echter de APV-inkomsten toerekent aan de inbrenger, terwijl een ander land deze aanmerkt als inkomsten van een begunstigde 34, kan echter economisch dubbele heffing ontstaan. De heffing bij de begunstigde kan gezien de tekst van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 niet leiden tot toepassing van de toerekeningsuitzondering. Zoals hierboven opgemerkt is de wetgever van mening dat het ontstaan van economisch dubbele heffing niet met zich brengt dat Nederland in voorkomend geval in strijd handelt met de jegens zijn verdragspartners in aanmerking te nemen goede trouw. 35 Wat hier ook van zij, men kan zich de vraag stellen of het in de gevallen als de onderhavige aan Nederland is om de dubbele belastingheffing weg te nemen. Heffing van het APV (of van de trustee), althans in de situatie waarin geen sprake is van rechten van of uitkeringen aan begunstigden, waarvoor deze rechtstreeks in de heffing betrokken kunnen worden, is internationaal niet ongebruikelijk. 36 Dat Nederland in dat geval in principe terugtreedt, lijkt mij niet onredelijk. De connectie tussen het APV-vermogen en de inbrenger is in veel gevallen althans minder sterk dan de connectie met het APV zelf. Indien dubbele heffing ontstaat, doordat Nederland belasting heft van de inbrenger en een ander land een begunstigde zonder afdwingbare aanspraken in de heffing betrekt, ligt dit in mijn beleving echter anders. De connectie tussen deze begunstigde en het APV-vermogen is evenmin sterk en heffing bij deze begunstigde is internationaal minder gebruikelijk 37, hetgeen naar mijn mening met zich brengt dat er geen of minder noodzaak is waarom Nederland zou terugtreden en niet het woonland van de desbetreffende begunstigde. Daarnaast kan ook in dit geval gezegd worden dat de verslechtering in fiscale positie ten opzichte van de situatie zonder APV het gevolg is van een keuze van de inbrenger, die dan ook voor zijn rekening dient te komen Buitenlandse inbrenger en verdrag met vestigingsland APV De inbrenger, woonachtig in land A, heeft een APV, X, ingesteld, gevestigd in land B. APV X heeft de vorm van een stichting en is in land B onderworpen aan een winstbelasting tegen een tarief van 5%. APV X is eigenaar van 100% van de aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschap Y BV. Er is sprake van een belastingverdrag tussen Nederland en land B, op grond waarvan het heffingsrecht over vermogenswinsten op aandelen is toegewezen aan land B. Tussen Nederland en land A is geen sprake van een belastingverdrag dat de Nederlandse heffing op vervreemdingsvoordelen uit aanmerkelijk belang beperkt. APV X verkoopt de aandelen in Y BV en behaalt hiermee een winst. Indien APV X als de vervreemder beschouwd wordt, zou het verdrag met land B in de weg staan aan heffing door Nederland over deze vervreemdingswinst. Indien APV X buitenlands belastingplichtig is in Nederland, kan Nederland derhalve niet van APV X heffen. Als APV X echter niet buitenlands belastingplichtig is (bijvoorbeeld omdat het een stichting is die passief de aandelen in Y BV houdt 38 ) of als toerekening van het APV-vermogen plaatsvindt (indien land B niet of in onvoldoende mate heft), beschouwt Nederland de inbrenger als vervreemder en in de verhouding Nederland land A is geen sprake van een verdrag dat de heffing beperkt. Dit heeft als merkwaardige consequentie dat de verdragsbescherming van APV X effectief verdwijnt als gevolg van de kwalificatie die Nederland eenzijdig aan het feitencomplex geeft, waarvan men zich kan afvragen of dit redelijk is Buitenlandse inbrenger en Nederlands APV-vermogen Inleiding Hieronder bespreek ik ten slotte twee gevallen met een buitenlandse inbrenger, één waarin Nederland een belastingverdrag heeft gesloten met het vestigingsland van het APV en één waarin sprake is van een belastingverdrag tussen Nederland en het woonland van de inbrenger. Ook is uiteraard een situatie denkbaar waarin Nederland met geen van beide landen een verdrag gesloten heeft, maar in dat geval zou Nederland ook zonder APV geen voorkoming van dubbele belasting verlenen, zodat de heffing in de situatie met APV in beginsel niet nadeliger zou moeten zijn in vergelijking daarmee. 34. Onder omstandigheden kan sprake zijn van overlap tussen beide personen, als de inbrenger tevens begunstigde is, of indien de inbrenger overleden is en de desbetreffende begunstigde tevens erfgenaam is van de inbrenger. 35. Zie par Zie Gilissen, t.a.p., paragraaf Althans in Anglo-Amerikaanse landen is een gebruikelijke behandeling van de discretionary trust dat bij de trustee of de trust geheven wordt en alleen onder specifieke omstandigheden bij de beneficiaries (althans zolang deze geen uitkering ontvangen) of de settlor, zie Gilissen, t.a.p., paragraaf Zie art. 3, lid 2, Wet Vpb. 1011

8 Buitenlandse inbrenger en verdrag met woonland inbrenger Bij een buitenlandse inbrenger kan zich ook de situatie voordoen dat Nederland juist met het woonland van de inbrenger een belastingverdrag gesloten heeft: de inbrenger woont in land A en heeft een aanmerkelijk belang in de Nederlandse vennootschap Y BV. Ter zake van dit aanmerkelijk belang loopt geen conserverende aanslag. De inbrenger brengt het aandelenbelang in in APV X, gevestigd in land B. Land B is een laagbelaste jurisdictie, waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft. Het APV verkoopt het belang in Y BV en behaalt hiermee een vervreemdingsvoordeel. Indien slechts naar de positie van APV X gekeken wordt, is Nederland niet in zijn heffingsrecht beperkt. Op grond van art. 2.14a, lid 1, Wet IB wordt de vervreemdingswinst echter in beginsel toegerekend aan de inbrenger 39 en zoals hierboven beschreven is in de parlementaire geschiedenis opgemerkt dat de inbrenger verdragsbescherming krijgt, ook indien deze in het buitenland woont. 40 Hoewel dit voor andere situaties dan de verrekening van bronheffingen niet geconcretiseerd is, impliceert deze opmerking dat Nederland het belastingverdrag met land A toepast. Op grond hiervan is het heffingsrecht over de aanmerkelijkbelangwinst toegewezen aan land A en mag Nederland niet heffen. Deze interpretatie is bovendien het beste te verenigen met de gedachte dat de APV-regeling beoogt zoveel mogelijk de situatie na te bootsen waarin geen inbreng heeft plaatsgevonden. om hier op enige wijze een tegemoetkoming voor te verlenen. Desalniettemin geschiedt dit gedeeltelijk wel, aangezien, in de situatie waarin het APV dividenden, interest of royalty s ontvangt en het bronland vanwege erkenning van het APV als uiteindelijk gerechtigde niet het verdragstarief met Nederland toepast, maar het hogere nationale tarief, op grond van het Bvdb 2001 in box 2 en box 3 42 ook verrekening van het meerdere boven het verdragstarief mogelijk is. 43 Gezien het voorgaande is de wetgever daarmee naar mijn mening verder gegaan dan strikt noodzakelijk is. Sympathiek is de hogere verrekening uiteraard wel. (b) Het vestigingsland van het APV en Nederland heffen beide over dezelfde inkomsten, het vestigingsland op grond van de vestigingsplaats van het APV (of in geval van een trust de trustee) en Nederland op grond van de APV-regeling, zodat economisch dubbele heffing kan ontstaan. Van dubbele heffing is geen sprake voor zover het vestigingsland van het APV een winstbelasting heft die beschouwd kan worden als een naar Nederlandse begrippen reële heffing, maar wel indien sprake is van een te lage heffing of van een heffing die geen winstbelasting (doch ook geen bronheffing) is. De vestigingsplaats van het APV, c.q. de trustee, is in Anglo-Amerikaanse landen een regelmatig voor- 4. Conclusie Grofweg zijn er vier soorten situaties waarin een APV tot hogere belastingheffing kan leiden, in vergelijking met de situatie waarin de inbreng niet had plaatsgevonden: (a) De inbrenger is woonachtig in Nederland, terwijl het vermogen en het APV zich in het buitenland bevinden. 41 Er is een belastingverdrag tussen Nederland en het bronland, maar dit verdrag wordt door het bronland niet toegepast, omdat dit het APV als entiteit en uiteindelijk gerechtigde tot de inkomsten beschouwt. Indien geen sprake is van een belastingverdrag tussen het bronland en het land waar het APV is gevestigd, of een verdrag dat minder gunstig is dan het verdrag tussen Nederland en het bronland, dan wel indien het APV in het bronland gevestigd is, maar de nationale wetgeving tot een minder gunstig resultaat leidt dan toepassing van het belastingverdrag met Nederland, komt de inbrenger in een minder gunstige situatie dan waarin hij zich voorafgaand aan de inbreng bevond. Deze hogere heffing is echter het gevolg van de fiscale behandeling van het APV in het bronland en niet van de APV-regeling en deze heffing zou zich ook voordoen indien Nederland geen belasting van de inbrenger zou heffen. Mijns inziens is dit derhalve een gevolg dat voor rekening van de inbrenger dient te blijven en is het niet noodzakelijk voor Nederland 39. Dit wordt anders indien het APV buitenlands belastingplichtig is ter zake van de vervreemdingswinst op de aandelen; art. 2.14a IB 2001 werkt niet door naar art. 17 Wet Vpb (zie art. 8, lid 15, Wet Vpb). In dat geval wordt het APV in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken en is derhalve sprake van een naar Nederlandse begrippen reële heffing, zodat de toerekeningsuitzondering van toepassing is. Dit laatste kan overigens in het algemeen in een situatie met een buitenlandse APV met aandelen in een Nederlandse vennootschap anders zijn indien (i) in Nederland daadwerkelijk belasting verschuldigd zou zijn (ofwel geen toepassing van de deelnemingsvrijstelling), terwijl (ii) er een belastingverdrag is tussen Nederland en land B dat aan het effectueren van deze heffing in de weg staat en (iii) land B geen of in onvoldoende mate belasting heft over de vervreemdingswinst. 40. Zie Kamerstukken II 2008/09, , nr. 9, p Hogere belastingheffing kan zich daarbij in theorie voordoen zowel in de situatie waarin het APV in het bronland gevestigd is, als wanneer dat zich in een derde land bevindt. 42. Voor box 1 is momenteel geen regeling getroffen, hoewel een vergelijkbare behandeling als voor box 2 en box 3 geldt mijns inziens redelijk zou zijn. 43. Zij het met inachtneming van de in de desbetreffende situatie geldende limiet(en) en met een maximum van 15% WPNR november 2013/6995

9 komend aanknopingspunt, terwijl de woonplaats van de inbrenger c.q. settlor dat juist niet, of alleen onder specifieke omstandigheden is. Dit in ogenschouw nemend, lijkt het niet onredelijk dat Nederland terugtreedt als sprake is van heffing door het vestigingsland van het APV. Deels is hier ook sprake van, door de toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB Doordat deze bepaling een omslagpunt kent, in essentie hangt de toepassing hiervan er vanaf of sprake is van een buitenlandse winstbelasting van (ten minste) 10%, werkt deze arbitrair uit. Enerzijds kan economisch dubbele heffing ontstaan, bij een buitenlandse winstbelasting die (net) te laag is en anderzijds biedt het verschil tussen het minimaal vereiste tarief voor toepassing van de toerekeningsuitzondering en het toepasselijke Nederlandse inkomstenbelastingtarief mogelijkheden voor fiscale planning. De uitwerking van de bepaling is daardoor naar mijn mening niet evenwichtig. Een evenwichtiger uitkomst wordt in mijn ogen bereikt door een systematiek van verrekening van de daadwerkelijke buitenlandse heffing, in plaats van de toerekeningsuitzondering, zodat niet te veel, maar ook niet te weinig geheven wordt. Een verrekensystematiek gecombineerd met het schrappen van de toerekeningsuitzondering is bovendien mijns inziens een effectievere wijze van het tegengaan van door de wetgever ongewenste planning die gebaseerd is op de toerekeningsuitzondering, dan het tegengaan van specifieke vormen van planning, zoals thans voorgesteld in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen Ten slotte zij opgemerkt dat ook van deze dubbele heffing betoogd kan worden dat deze voor rekening van de inbrenger moet blijven, die immers zelf voor het APV gekozen heeft. Gezien de omstandigheid dat het internationaal gebruikelijk is om voor de heffing aan te knopen bij het APV, weegt dit argument in deze situatie naar mijn mening echter minder zwaar. Voorts heeft de wetgever er gedeeltelijk al voor gekozen om de inbrenger hier tegemoet te komen. De wijziging van de regeling in een verrekeningssystematiek is in zoverre als een verfijning te beschouwen. (d) Nederland is het bronland en heeft geen of een minder gunstig verdrag met het woonland van de inbrenger dan met het vestigingsland van het APV. Als gevolg van de eenzijdige kwalificatie van het APV door Nederland wordt (onder omstandigheden) het verdrag met het vestigingsland van het APV niet toegepast, hetgeen in mijn ogen geen redelijke uitkomst is. Uiteraard is het voorgaande een versimpelde weergave van de praktijk, die tal van mogelijkheden bestrijkt, zoals het geval waarin Nederland en een ander land voor de heffing beide aanknopen bij de woonplaats van de inbrenger of de situatie van een begunstigde met een rechtens afdwingbare aanspraak. De genoemde mogelijkheden zullen overigens in veel gevallen niet tot dubbele heffing leiden, omdat het aanknopingspunt voor heffing in die gevallen voor zowel Nederland als het andere land hetzelfde is. Wel kan bijvoorbeeld nog een complicatie ontstaan als beide landen de inbrenger of begunstigde als inwoner beschouwen, maar dat is een discussie die losstaat van de APV-regeling. De conclusie is dan ook dat de APV-regeling voor wat betreft redelijkerwijs door Nederland te verlenen voorkoming van dubbele belasting op het gebied van inkomstenbelasting mijns inziens op hoofdlijnen grotendeels evenwichtig uitpakt. Een uitzondering is het niet toepassen van een verdrag met het vestigingsland van het APV als hierboven beschreven onder (d). Een ander knelpunt is de economisch dubbele heffing die ontstaat indien het vestigingsland van het APV een belasting heft, die niet tot toepassing van de toerekeningsuitzondering van art. 2.14a, lid 7, Wet IB 2001 leidt. Dit knelpunt kan zoals hierboven besproken naar mijn mening echter worden opgelost door deze regeling te vervangen voor een systeem van verrekening van de heffing van het vestigingsland van het APV. Bij een dergelijke verrekeningssystematiek zou naar mijn mening tevens rekening gehouden moeten worden, in geval van een trust, met heffing ten laste van de trustee. (c) Er is sprake van een discretionair APV en zowel Nederland als het woonland van een begunstigde heffen over inkomsten van het APV. In dit geval is mijns inziens sprake van twee aanknopingspunten van heffing, waarvan niet één naar gangbare internationale maatstaven sterker is dan de andere. Beide aanknopingspunten hebben een minder sterke connectie met de APV-inkomsten. In dit geval zie ik geen reden waarom het Nederland zou moeten zijn dat terugtreedt in de heffing en niet het woonland van de begunstigde. Een dergelijke dispariteit tussen verschillende belastingstelsels dient derhalve naar mijn mening voor rekening van de inbrenger te blijven, die het risico hierop met de inbreng van vermogen in het APV aanvaard heeft. 1013

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Caron & Stevens / Baker

Nadere informatie

Het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting

Het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting Het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting Voor particuliere (box 3) beleggers die in Nederland wonen en die dividend ontvangen uit hun portefeuille van beursgenoteerde binnen- en buitenlandse effecten

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag 4 1.3 Opzet scriptie 7 HOOFDSTUK 2: DOGMATISCHE

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Van HVK Stevens Belastingadvies Aan Ministerie van Financiën Datum 31 maart 2019 HVK Stevens maakt graag gebruik van de mogelijkheid

Nadere informatie

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Inhoud Voorwoord 9 Lijst van afkortingen 11 1 Het verdragsbeleid op hoofdlijnen 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Kerninzet 14 1.2.1 Hoofddoelen

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 7 oktober 2008

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA s GRAVENHAGE Directie Internationale Fiscale Zaken Korte Voorhout 7 2511 CW Den

Nadere informatie

Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens

Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens Op 1 maart van dit jaar heeft de Nederlandse Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in een Nederbelgische situatie.

Nadere informatie

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. 1. Algemeen systeem. De wet voorziet in diverse gedetailleerde

Nadere informatie

Rariteiten onroerende zaken

Rariteiten onroerende zaken Rariteiten onroerende zaken 13 september 2017 - Breukelen Maurice De Clercq ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inleiding 2. Onroerende zaken in privé 3. Onroerende zaken in de vennootschap

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 365 Besluit van 11 augustus 2012 tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de invoering van een bankenbelasting

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home september 2016 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen Inhoudsopgave 1 Introductie 13 1.1 Wat is internationaal belastingrecht? 13 1.2 De samenstellende onderdelen van het IBR 14 1.3 Nederlands IBR 14 1.4 Opbouw boek 15 Kennisvragen hoofdstuk 1 16 2 De bronnen

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Maarten Jan Brouwer Jan Pieter van Eck Disclaimer vooraf: sinds het opstellen van deze presentatie, is het

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling De Staatssecretaris van Financiën Onderwerp Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de samenloop met het belastingverdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 27 789 Modernisering Successiewetgeving Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 20365 Algemene fiscaal verdragsbeleid Nr. 6 AANVULLENDE LIJST VAN ANTWOORDEN Ontvangen 9 juni 188 Artikel 1 1 In die gevallen waarin belastingverdragen

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen Inhoudsopgave 1 Introductie 13 1.1 Wat is internationaal belastingrecht? 13 1.2 De samenstellende onderdelen van het IBR 14 1.3 Nederlands IBR 14 1.4 Opbouw boek 15 Kennisvragen hoofdstuk 1 16 2 De bronnen

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26b 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Mr. M.J.P.C. Steinbusch 1 Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten 31 In Nederland worden meer dan 10.000 verschillende beleggingsfondsen en verschillende aandelensoorten

Nadere informatie

Inhoud Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Inhoud Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen Inhoud 1 Introductie 13 1.1 Wat is internationaal belastingrecht? 13 1.2 De samenstellende onderdelen van het IBR 14 1.3 Nederlands IBR 14 1.4 Opbouw boek 14 Kennisvragen hoofdstuk 1 15 2 De bronnen van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 638 Goedkeuring van het op 10 augustus 2012 te Addis Abeba tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Democratische

Nadere informatie

Vraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats

Vraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats Vraag en Antwoord Common Reporting Standard en uw fiscale woon- of vestigingsplaats Wat is de Common Reporting Standard (CRS)? De Nederlandse overheid werkt met veel landen samen om belastingontduiking

Nadere informatie

Het afgezonderd particulier vermogen in 2012 (in het bijzonder het Curaçaose APV) Maurice de Clercq 25 november 2011

Het afgezonderd particulier vermogen in 2012 (in het bijzonder het Curaçaose APV) Maurice de Clercq 25 november 2011 Het afgezonderd particulier vermogen in 2012 (in het bijzonder het Curaçaose APV) Maurice de Clercq 25 november 2011 Inhoudsopgave Inleiding Fiscaal Curaçao Nederland Casusposities Doel Juridisch Fiscaal

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

De BV als APV. Mw. mr. A.E. de Leeuw* de werking van de APV-regeling als zodanig, maar mij beperken tot de vraag wanneer sprake is van een APV.

De BV als APV. Mw. mr. A.E. de Leeuw* de werking van de APV-regeling als zodanig, maar mij beperken tot de vraag wanneer sprake is van een APV. De BV als APV Mw. mr. A.E. de Leeuw* 1. Inleiding Bij een afgezonderd particulier vermogen (APV), wordt vaak gedacht aan rechtsfiguren als een trust of een (familie)stichting. Kapitaalvennootschappen komen

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2011 2012 33 056 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting

Nadere informatie

De ondernemingswinstbelasting : een zoektocht naar een rechtsvormneutrale wijze van winstbelasting Mol-Verver, S.J.

De ondernemingswinstbelasting : een zoektocht naar een rechtsvormneutrale wijze van winstbelasting Mol-Verver, S.J. UvA-DARE (Digital Academic Repository) De ondernemingswinstbelasting : een zoektocht naar een rechtsvormneutrale wijze van winstbelasting Mol-Verver, S.J. Link to publication Citation for published version

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Deel Internationaal belastingrecht

Deel Internationaal belastingrecht Deel Internationaal belastingrecht 1 Korte schets internationaal belastingrecht 2 Nederlandse eenzijdige regelingen 3 Methode van berekening van aftrek 4 Verdragen 5 Verdeling van heffingsrechten 6 Bijzondere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 615 Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Verrekenen van bronbelasting Het bepalen van de tweede limiet voor royalty s en interest onder artikel 36 en 36a Besluit voorkoming dubbele belasting

Verrekenen van bronbelasting Het bepalen van de tweede limiet voor royalty s en interest onder artikel 36 en 36a Besluit voorkoming dubbele belasting ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Europese Fiscale Studies Post Master Internationaal en Europees Belastingrecht 2014/2015 Verrekenen van bronbelasting Het bepalen van de tweede limiet voor

Nadere informatie

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs !i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen mr. drs. S.A.W.J. Strik voorzitter Commissie Wetsvoorstellen De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 157 Besluit van 10 april 2003 tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de samenloop met het belastingverdrag

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Vertaling C-176/15-1 Zaak C-176/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 april 2015 Verwijzende rechter: Tribunal de première instance

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

vra2005fin-02 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 1 maart 2005

vra2005fin-02 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 1 maart 2005 vra2005fin-02 29 632 Goedkeuring van het op 8 maart 2004 te Washington tot stand gekomen Protocol, met memorandum van overeenstemming, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Inleiding en probleemstelling

Inleiding en probleemstelling HOOFDSTUK 1 Inleiding en probleemstelling 1.1 Inleiding Alle handelingen van een rechtssubject vinden plaats binnen een bepaalde civielrechtelijke rechtsverhouding. Veelal zullen zich een of meerdere rechtssubjecten

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Second Home juni 2015 - Antwerpen Maurice De Clercq - Niek Op den Kamp - Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Een tweede woning

Nadere informatie

Ruim baan voor de dga?

Ruim baan voor de dga? Ruim baan voor de dga? In hoeverre dienen de Nederlandse regimes voor beleggingsinstellingen open te staan voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder? Naam : Mark Foesenek Administratienummer

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Second Home maart 2017 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 oktober 2011

Nadere informatie

2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken t.g.v. bovenvermeld

Nadere informatie

Staten-Generaal. Den Haag, 15 oktober De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

Staten-Generaal. Den Haag, 15 oktober De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd. Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2008 2009 A 31 743 Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika tot het vermijden van dubbele belasting en het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het beheren van vermogen in Nederland en België Juni 2013 Maurice de Clercq Programma 1. Inleiding 2. Nederland 3. België 4. Synthese Nederland/ België 5. Conclusie

Nadere informatie

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen

Nadere informatie

WindShareFund. Beknopte toelichting op de op te zetten structuur. Arnhem, maart 2014

WindShareFund. Beknopte toelichting op de op te zetten structuur. Arnhem, maart 2014 WindShareFund Beknopte toelichting op de op te zetten structuur Arnhem, maart 2014 Voorbehouden De hierna weergegeven toelichting op de gekozen structuur is zeer globaal van aard en derhalve niet op te

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26c 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Second Home september 2016 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Maurice De Clercq & Nurefsan Koç Agenda 1. Inwonerschap

Nadere informatie

Wel of geen compartimentering? R.W. Vaessen

Wel of geen compartimentering? R.W. Vaessen Wel of geen compartimentering? R.W. Vaessen Grensoverschrijdend werken, ingewikkeld? Belastingverdragen bieden duidelijke regels en vaak kan relatief eenvoudig worden vastgesteld in welk land de arbeidsbeloning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

De kameleontische trekken van de stichting in het Nederlandse fiscale recht

De kameleontische trekken van de stichting in het Nederlandse fiscale recht De kameleontische trekken van de stichting in het Nederlandse fiscale recht dr. I.A. Koele 1 1 INLEIDING Met Harrie van Mens deel ik een fascinatie voor de rechtsvorm van de stichting in het juridisch

Nadere informatie

Nieuw belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van toepassing vanaf 1 januari 2016

Nieuw belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van toepassing vanaf 1 januari 2016 Nieuw belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van toepassing vanaf 1 januari 2016 Op 12 april 2012 is een nieuw belastingverdrag ondertekend tussen Nederland en Duitsland (hierna: nieuw verdrag).

Nadere informatie

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen 1. Inleiding In dit memorandum gaan wij in op een aantal fiscale aspecten die een rol kunnen spelen bij het opzetten van een (particulier)

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 FFP Forum, 4 april 2019 Ferd Beukers Jan Vrusch Fiscaal Juridisch Adviesbureau Programma Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Inleiding Particuliere verhuur

Nadere informatie

A. WINST UIT ONDERNEMING: HOOFDSTUK 3 VPB BESCHRIJFT HET OBJECT VOOR DE

A. WINST UIT ONDERNEMING: HOOFDSTUK 3 VPB BESCHRIJFT HET OBJECT VOOR DE Hoorcollege 2 vanaf blz. 14 t/m blz. 21: A. WINST UIT ONDERNEMING: HOOFDSTUK 3 VPB BESCHRIJFT HET OBJECT VOOR DE BINNENLANDS BELASTINGPLICHTIGE LICHAMEN. Hoofdstuk 3 Vpb (art. 17 t/m 19) omschrijft het

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund te houden op 25 april 2014, om 14:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam

Nadere informatie

Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden. Maurice de Clercq 11 april 2011

Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden. Maurice de Clercq 11 april 2011 Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden Maurice de Clercq 11 april 2011 Onderwerpen Gebiedsafbakening Het land Curaçao Niet BESgebied (Bonaire, St. Eustatius en Saba) Mogelijkheden

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

De vrijgestelde beleggingsinstelling

De vrijgestelde beleggingsinstelling Artikel 6a Wet Vennootschapsbelasting 1969 De vrijgestelde beleggingsinstelling Bachelor Thesis Fiscale Economie Rick de Vlam ANR: 285165 Tilburg University Examencommissie: Drs. J.J.H. Gortzak Prof. Dr.

Nadere informatie

1 Introductie H. Vermeulen. 2 De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen A. Rozendal

1 Introductie H. Vermeulen. 2 De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen A. Rozendal VOORWOORD 1 Introductie H. Vermeulen 2 De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen A. Rozendal 3 Internationale bepalingen in de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de loonbelasting

Nadere informatie

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA) heeft aan de staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Klijnsma (SZW) een

Nadere informatie

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier 15 september 2015 Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier Op 15 september 2015 is het Belastingplan 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. De voor dga en particuliere vermogensbezitter

Nadere informatie

Deel Internationaal belastingrecht

Deel Internationaal belastingrecht Deel Internationaal belastingrecht 1 Korte schets internationaal belastingrecht 2 Nederlandse eenzijdige regelingen 3 Methode van berekening van aftrek 4 Verdragen 5 Verdeling van heffingsrechten 6 Bijzondere

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

De werkkostenregeling internationaal belicht.

De werkkostenregeling internationaal belicht. De werkkostenregeling internationaal belicht. Over de werkkostenregeling (hierna: WKR) is al veel geschreven en gesproken. De internationale aspecten van de werkkostenregeling zijn echter onderbelicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 31 764 Goedkeuring van het op 24 april 2008 te s-gravenhage totstandgekomen verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de

Nadere informatie

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008)

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008) KPMG Tax & Legal Services Kantooradres Kaya Flamboyan 7 Curaçao Nederlandse Antillen Postadres Postbus 3766 Curaçao Nederlandse Antillen Telefoon (599-9) 732-5400 Telefax (599-9) 737-3409 DE PENSHONADO

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie