Geschil over voorgenomen verwijdering. School heeft vanwege de veiligheid kunnen besluiten tot verwijdering van de leerling.

Transcriptie

1 Geschil over voorgenomen verwijdering. School heeft vanwege de veiligheid kunnen besluiten tot verwijdering van de leerling. in het geding tussen: ADVIES mevrouw [klaagster], wonende te [plaatsnaam], verzoekster, en Stichting voor [het bevoegd gezag], gevestigd te [plaatsnaam], het bevoegd gezag van [de school] te [plaatsnaam] (verder: de school), verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 23 april 2018 heeft verzoekster een klacht ingediend over de school. Na contact tussen verzoekster en een medewerker van het secretariaat van de klachtencommissie heeft verzoekster het geschil op 8 mei 2018 aan de Commissie voorgelegd. Het geschil richt zich tegen de beslissing van verweerder van 17 april 2018 betreffende het voornemen om [leerling] te verwijderen. Verweerder heeft op 23 mei 2018 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 5 juni 2018 te Utrecht. Verzoekster was zonder voorafgaande kennisgeving niet ter zitting aanwezig. Namens verweerder waren aanwezig ter zitting de heer [rector], rector, mevrouw [teamleider], teamleider Basis/Kader, en de heer [veiligheidscoördinator en voormalig teamleider], veiligheidscoördinator en voormalig teamleider. Het samenwerkingsverband werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [interim directeurbestuurder], interim directeur-bestuurder. Verweerder heeft, daartoe gevraagd door de Commissie, op 7 juni 2018 nadere informatie ingediend. Verzoekster is tot 14 juni 2018 in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. 2. DE FEITEN 1. Verzoekster is de moeder van [leerling], roepnaam [leerling]. [leerling] is geboren op [geboortedatum] [leerling] volgt op de school voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bb). Het schooljaar zit zij in de derde klas. 3. Op 9 maart 2018 was [leerling] betrokken bij een vechtpartij op school. Naar aanleiding van dit incident is [leerling] van 12 tot en met 16 maart 2018 geschorst. 4. Op 15 maart 2018 vond een gesprek plaats tussen verzoekster, [leerling], de teamleider en mevrouw [vertrouwenspersoon] (vertrouwenspersoon, zorgondersteuner op school, tevens werkzaam bij [instantie] en begeleidster van [leerling]). In dit gesprek is door / advies d.d. 4 juli 2018 pagina 1 van 5

2 school aangegeven dat het geen optie meer was om [leerling] verder onderwijs te laten volgen op de school. [leerling] gaf aan ook niet meer naar school terug te willen. 5. Op 19 maart 2018 vond een gesprek plaats over de mogelijkheden voor [leerling] om op een andere school onderwijs te volgen. Bij dit gesprek waren aanwezig verzoekster, [leerling], de teamleider, de vertrouwenspersoon en een vertegenwoordiger van de [vereniging]. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [leerling] een kennismakingsbezoek aan [werk- en trainingscentrum] gebracht. [werk- en trainingscentrum] is een leer-, werken trainingscentrum voor jongeren van 15 tot 23 jaar die vanwege gedrags- of motivatieproblemen nog niet meedraaien in reguliere opleidings- en reïntegratietrajecten. [werk- en trainingscentrum] had geen geschikt aanbod voor [leerling]. 6. Op 28 maart 2018 vond een vervolggesprek plaats tussen verzoekster, [leerling], de teamleider, de vertrouwenspersoon en de leerplichtambtenaar. In dit gesprek gaf [leerling] aan toch terug naar de school te willen. Voorts werd duidelijk dat er op dat moment geen andere school bereid was [leerling] toe te laten. Daarom is [leerling] vervolgens de al eerder geplande stage op een basisschool gaan lopen. 7. Op de laatste dag van de stage heeft verweerder besloten dat [leerling] in het zorg- en ondersteuningslokaal op school kon werken aan huiswerk en toetsen. De voorwaarden waaronder [leerling] tot het zorglokaal werd toegelaten heeft de teamleider op 15 april 2018 telefonisch met verzoekster besproken. 8. Op 16 april 2018 is [leerling] gestart in het zorglokaal. Ondanks de afspraken is [leerling] door de school gaan lopen en heeft zij zonder zich af te melden de school verlaten. 9. Bij brief van 17 april 2018 heeft de rector aan verzoekster meegedeeld een verwijderingsprocedure te starten. Als redenen hiervoor zijn in de brief genoemd dat [leerling] zich na de schorsing naar aanleiding van de vechtpartij niet aan de afspraak heeft gehouden om zich alleen op te houden in het zorglokaal en de school hierdoor de veiligheid van andere leerlingen onvoldoende kan garanderen. 10. In afwachting van de verwijdering is [leerling] de toegang tot de school ontzegd. 11. Bij brief van 7 juni 2018 heeft de school aan verzoekster bevestigd dat de verwijderingsprocedure is opgestart en is [leerling] in afwachting van de verwijdering geschorst. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekster Verzoekster is het niet eens met het verwijderingsbesluit van verweerder. [leerling] mocht op 16 april 2018 weer op school komen en in een apart lokaal aan haar vakken werken. De regels die hierbij golden waren onduidelijk. Ook ontbrak een plan van aanpak. Hierdoor ging het de eerste dag al mis en heeft [leerling] de regels niet goed gevolgd waarna verweerder gelijk tot verwijdering is overgegaan. Daarnaast kan verzoekster zich er niet in vinden dat verweerder het mbo passend vindt voor [leerling]. Verzoekster wil dat verweerder een andere geschikte vmbo-school voor [leerling] vindt / advies d.d. 4 juli 2018 pagina 2 van 5

3 Standpunt verweerder [leerling] had al langere tijd een conflict met een aantal meisjes op school. Op 9 maart 2018 heeft zij één van deze meisjes aangevallen, zonder dat daar op dat moment een directe aanleiding voor was. [leerling] heeft bij deze vechtpartij veel geweld gebruikt en onder meer een pluk haar bij het meisje uitgetrokken. Dit incident en de hoeveelheid geweld was aanleiding om [leerling] te schorsen. Het incident staat niet op zichzelf. [leerling] was regelmatig bij incidenten betrokken en is diverse keren geschorst geweest vanwege verbaal en fysiek agressief gedrag jegens medeleerlingen (slaan/duwen en schelden). Ook tegen docenten heeft zij zich verbaal grensoverschrijdend gedragen. Reeds in de onderbouw heeft de mentor regelmatig gesprekken met [leerling] gehad over haar gedrag waarbij ook met een gedragsboekje is gewerkt. Daarnaast is gericht ondersteuning geboden. Het samenwerkingsverband is hierbij niet betrokken, omdat het budget voor ondersteuning onder de scholen is verdeeld en er geen arrangementen vanuit het samenwerkingsverband zijn. [leerling] heeft een agressie regulatietraining (budo-training) gevolgd, een eerst denken dan doen traject voor het positief beïnvloeden van de denkstijl. Er zijn handelingsplannen opgesteld waarbij de orthopedagoog is betrokken, en deze zijn ook met [leerling] besproken. Verder had [leerling] wekelijks gesprekken met haar begeleider van [instanie]. Deze begeleider was ook als vertrouwenspersoon op school aanwezig, waardoor [leerling] op momenten dat zij een time-out nodig had met de begeleider in gesprek kon. In de leerlingbespreking handelingsgericht werken is regelmatig besproken hoe het met [leerling] ging en wat er nodig was om haar gedrag te reguleren. Het zorgadviesteam (ZAT) was ingeschakeld. De ontwikkeling van [leerling] en de ondersteuning is ook besproken met verzoekster. Er zijn ronde tafelbijeenkomsten met onder meer [instantie2]. Ook was er contact met het jeugdgezinsteam voor ondersteuning gericht op de thuissituatie (de vader van [leerling] was voor de tweede keer gedetineerd). Mede vanwege de thuissituatie heeft de school geadviseerd om psychische begeleiding te zoeken voor [leerling]. Ondanks deze ondersteuning was [leerling] onvoldoende in staat om haar gedrag bij te sturen en om te zetten in goed gedrag. Zij bleef conflicten opzoeken. Tijdens de schorsing heeft verweerder plaatsing op andere scholen onderzocht, zoals [werk- en trainingscentrum], een entree opleiding bij het ROC, of het AOC. Dit was niet mogelijk waardoor de enige mogelijkheid voor [leerling] was om op school in het zorglokaal te werken aan huiswerk en toetsen, in aanwezigheid van de zorgondersteuner. Op de eerste dag is [leerling], nadat zij toestemming had om naar het toilet te gaan, door de school gaan lopen en heeft zij vervolgens de school verlaten. Leerlingen die haar zagen lopen en het incident op 9 maart 2018 hadden meegemaakt, zijn in paniek naar huis gegaan. Daarop heeft verweerder besloten om [leerling] van school te verwijderen omdat verweerder de veiligheid van andere leerlingen niet kan garanderen. Sindsdien heeft verweerder geen contact meer kunnen krijgen met verzoekster en [leerling]. Aan [leerling] is huiswerk aangeboden en de mogelijkheid om op een andere locatie van verweerder ondersteuning te krijgen. Op dit aanbod hebben verzoekster en [leerling] niet gereageerd. Dat er geen contact tot stand komt, maakt het moeilijk om goed uitvoering te kunnen geven aan de zorgplicht. Verweerder acht mbo het meest passend, maar gelet op de wens van verzoekster zoekt verweerder verder naar andere scholen voor [leerling] / advies d.d. 4 juli 2018 pagina 3 van 5

4 4. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND Het samenwerkingsverband is nog niet betrokken. Binnen het samenwerkingsverband is het inzetten van een arrangement niet mogelijk. Het budget daarvoor ligt bij de scholen. Alleen wanneer een leerling is aangewezen op voortgezet speciaal onderwijs, loopt dit door middel van de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring via het samenwerkingsverband. Op basis van de informatie die bij het samenwerkingsverband bekend is, heeft [leerling] baat bij veel structuur, orde en veiligheid. De setting waarin dit het best aan [leerling] kan worden geboden, is in beginsel niet het regulier voortgezet onderwijs. Instroom in het voortgezet speciaal onderwijs is vanwege de leeftijd van [leerling] (16 jaar) lastig. Gelet op haar leeftijd en ondersteuningsbehoefte zou instroom op een entree opleiding in het mbo passend kunnen zijn. 5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij verwijdering Op grond van artikel 27c lid 2 sub b van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een voornemen tot verwijderen hieraan gelijk. Het geschil heeft hierop betrekking. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend, is de Commissie bevoegd en is het verzoek ontvankelijk. De beoordeling van het verwijderingsbesluit Overeenkomstig het gestelde in artikel 27 lid 1 derde volzin WVO vindt verwijdering van een leerling niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Formeel is nog geen sprake van definitieve verwijdering zodat slechts tot dit moment kan worden beoordeeld of verweerder overeenkomstig de regels van heeft gehandeld. Inhoudelijke beoordeling van het verwijderingsbesluit De reden voor de voorgenomen verwijdering van [leerling] is gelegen in de veiligheid. Door het incident en het feit dat [leerling] zich vervolgens niet aan de regels heeft gehouden voor verblijf in het opvanglokaal, is volgens verweerder de veiligheid in het geding. Verweerder heeft een discretionaire bevoegdheid als het gaat om het nemen van een (voorgenomen) besluit om een leerling van school te verwijderen. Als gevolg hiervan heeft verweerder een zekere eigen vrijheid bij de waardering van de ernst van de gedragingen van [leerling] en de in geding zijnde veiligheid op school. De Commissie stelt op grond van de stukken en wat op de zitting naar voren is gebracht vast, dat op 9 maart 2018 sprake was van een dusdanig ernstig incident dat daarmee de grens voor veiligheid binnen de school is overschreden. Duidelijk is dat het incident van 9 maart 2018 niet op zichzelf staat, maar er een is in een reeks van verbale en fysieke grensoverschrijdende incidenten. Gebleken is dat de school ondersteuning heeft ingezet om het gedrag van [leerling] te reguleren. De school heeft steeds gezocht naar manieren om het gedrag van [leerling] positief te beïnvloeden. De school heeft verschillende arrangementen en strategieën toegepast om [leerling] voor de school te behouden. Daaruit had geconcludeerd moeten worden dat [leerling] een leerling is met / advies d.d. 4 juli 2018 pagina 4 van 5

5 een extra ondersteuningsbehoefte zodat voor haar een ontwikkelingsperspectief (opp) opgesteld had moeten worden, hetgeen is nagelaten. Gebleken is echter dat de school regelmatig en in diverse overleggen en in aanwezigheid van verschillende deskundigen heeft gesproken over de ontwikkeling van en ondersteuning aan [leerling]. De school heeft de ontwikkeling van [leerling] gevolgd en regelmatig besproken in het ZAT en de leerlingbespreking handelingsgericht werken. Ook heeft de school met betrokkenheid van een orthopedagoog handelingsplannen opgesteld. [leerling] was daar ook bij betrokken. Voorts is de ontwikkeling en ondersteuning van [leerling] regelmatig besproken met verzoekster. De door de school ingezette ondersteuning is naar het oordeel van de Commissie voldoende geweest. In het onderhavige geschil staat niet de beoordeling van het opp voorop, maar de beoordeling van de voorgenomen verwijdering, gebaseerd op een reeks van incidenten. Ondanks het ontbreken van het opp, heeft de school feitelijk tal van maatregelen genomen en overleggen gevoerd mede aan de hand van een handelingsplan. Deze maatregelen zijn naar het oordeel van de Commissie voldoende adequaat geweest. Ondanks de geboden ondersteuning bleven zich incidenten voordoen. Gelet op de ernst van het incident op 9 maart 2018, het feit dat het incident niet op zich zelf staat, en het feit dat [leerling] zich op 16 april 2018 niet aan de regels heeft gehouden - waarbij genoegzaam vaststaat dat [leerling] en verzoekster van de regels op de hoogte waren - oordeelt de Commissie dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten omwille van de veiligheid over te gaan tot het voornemen van verwijdering van [leerling]. 6. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond. 7. AANBEVELINGEN De Commissie adviseert verweerder en verzoekster om met elkaar in gesprek te gaan, daarbij het samenwerkingsverband en zo nodig de leerplichtambtenaar te betrekken, en samen op zoek te gaan naar een andere school voor [leerling]. De Commissie adviseert verweerder om zo nodig de begeleider van [leerling] van [instanie] [plaatsnaam] in te schakelen wanneer het contact met verzoekster niet tot stand komt, zodat verweerder de verwijderingsprocedure met bijbehorende waarborgen voor verzoekster en [leerling] voldoende zorgvuldig kan uitvoeren. Aldus gedaan te Utrecht op 4 juli 2018 door mr. D. Ghidei, voorzitter, drs. O. Meulenbeek en drs. L.F.P. Niessen, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. D. Ghidei voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris / advies d.d. 4 juli 2018 pagina 5 van 5