ADVIES. [bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van de [school] te [vestigingsplaats], verweerder

Transcriptie

1 Geschil over ontwikkelingsperspectief. De uitstroombestemming moet goed onderbouwd zijn. ADVIES in het geding tussen: [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, gemachtigde: mevrouw mr. F.M. Terpstra en [bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van de [school] te [vestigingsplaats], verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 24 november 2017, aangevuld op 14 december 2017, heeft verzoekster aan de Commissie een geschil voorgelegd over het ontwikkelingsperspectief voor [de leerling]. Verweerder heeft op 14 december 2017 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 21 december 2017 te Utrecht. Verzoekster was aanwezig ter zitting, bijgestaan door de gemachtigde en [kantoorgenoot], kantoorgenoot gemachtigde. Namens verweerder waren aanwezig ter zitting mevrouw [juridisch adviseur], juridisch adviseur, [directeur], directeur[instantie], [directeur school], directeur [school], [orthopedagoog], orthopedagoog [instantie] en [intern begeleider], intern begeleider (freelance). [Samenwerkingsverband] is als informant uitgenodigd voor de zitting, maar is na berichtgeving niet verschenen. 2. DE FEITEN 1. Verzoekster is de moeder van [de leerling]. [de leerling] is geboren op [geboortedatum] [de leerling] heeft van groep 1 tot en met 5 onderwijs gevolgd op [school], een reguliere basisschool. Zij heeft groep 1 tot en met 3 in zijn geheel doorlopen. Groep 4 en 5 heeft [de leerling] in één schooljaar gedaan. [De leerling] zou daarna doorstromen naar groep Op 6 april 2015 is er een intelligentieonderzoek bij [de leerling] afgenomen door [instantie] (een psychologiepraktijk voor diagnostiek en behandeling, gespecialiseerd in hoogbegaafdheid). De intelligentie is door middel van de methode RAKIT-2 vastgesteld op 145. Blijkens het onderzoeksrapport bestaat bij [de leerling] risico op overvraging. In een in 2014 afgenomen intelligentieonderzoek via de WISCIII methode werd bij [de leerling] het totaal IQ vastgesteld op Het schooljaar is [de leerling] gestart op de [school] (hierna: de school), een reguliere basisschool waar zij het onderwijsprogramma [programma] volgt. Dit is voltijds / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 1 van 6

2 hoogbegaafdenonderwijs. [de leerling] is ingestroomd in groep 5. Zij heeft groep 6 overgeslagen. Het schooljaar heeft [de leerling] groep 7 doorlopen. Het schooljaar zit [de leerling] in groep Op 26 juni 2017 is bij [de leerling] een onderzoek afgenomen naar haar (op dat moment huidig) didactisch niveau door [adviesbureau] (een adviesbureau voor hoogbegaafde kinderen). Uit het verslag van het onderzoek blijkt dat [de leerling] rekent op het niveau van groep 6, spelt op niveau begin groep 6 en voor lezen op het niveau van eind groep 6 zit. 6. Begin september 2017 is in een overleg met meerdere disciplines gesproken over de ondersteuningsbehoefte van [de leerling]. In een overleg op 21 september 2017 tussen onder meer de school en verzoekster is afgesproken dat op basis van de input van alle betrokkenen zal worden overgegaan tot het opstellen van een opp. 7. Op 10 oktober 2017 heeft de school een concept opp besproken met verzoekster. De opmerkingen van verzoekster zijn verwerkt in het opp. Het nieuwe concept opp is aan verzoekster gestuurd. Hierop heeft verzoekster niet meer gereageerd. De school heeft verzoekster op 6 november 2017 uitgenodigd om op 7 november 2017, na de intake bij [organisatie] (een organisatie die onder meer begeleiding biedt aan meer- en hoogbegaafde kinderen), het nieuwe concept opp te bespreken. Bij die intake is verzoekster niet verschenen en het opp is er niet besproken. In het opp is als uitstroombestemming vmbo-t opgenomen. 8. [De leerling] komt sinds medio oktober 2017 nauwelijks meer naar school. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekster Verzoekster meent in de eerste plaats dat er geen opp hoeft te worden opgesteld. De ondersteuning valt binnen wat de school, een voltijds hoogbegaafden (HB)-school, zou moeten bieden. Als de school eerder voldoende uitdaging en begeleiding had geboden, dan had het niet zo ver hoeven komen. De uitstroombestemming vmbo-t is te laag gelet op het IQ van +145 van [de leerling]. [de leerling] zou op zijn minst moeten uitstromen naar havo/vwo. Ook is de uitstroombestemming onvoldoende onderbouwd. Met deze uitstroombestemming, het wisselende beeld en de scores die zij haalt, kan zij in januari 2018 geen schooladvies krijgen dat past bij haar intelligentieniveau en capaciteiten. Verzoekster kan niet instemmen met het handelingsdeel van het opp. Verzoekster wilde weliswaar dat [bureau] (een bureau dat o.m. ondersteuning biedt aan hoogbegaafde kinderen) zou worden ingezet voor onderzoek naar leerproblematiek, maar dit had eerder gemoeten. Nu wordt het opp overgoten met een sausje van sociaal emotionele problematiek. Hiermee miskent de school dat het gedrag van [de leerling] deels hoort bij haar hoogbegaafdheid en deels komt door onvoldoende uitdaging en ondersteuning bij de hoogbegaafdheid. Er is voor de opstelling van het opp geen deskundige op het gebied van hoogbegaafdheid geraadpleegd. Bij [de leerling] zou de school onderzoek moeten (laten) doen naar dyslexie en dyscalculie omdat daar mogelijk sprake van is. Dit valt onder de basisondersteuning, maar de school wil dit niet doen. Ook is dit niet meegenomen in het opp. Over het opp heeft onvoldoende op overeenstemming gericht overleg plaatsgevonden. Weliswaar is het concept opp naar verzoekster gestuurd en is er een overleg geweest, maar verzoekster heeft niets kunnen inbrengen. De uitnodiging voor 7 november 2017 betrof een / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 2 van 6

3 uitnodiging om het opp te tekenen. Dat gesprek was niet bedoeld om nog eens de knelpunten in het opp te bespreken. [de leerling] is sinds de herfstvakantie niet meer naar school geweest omdat zij het niet meer kan opbrengen om naar school te gaan. Daarom is verzoekster bezig met een mogelijke plaatsing van [de leerling] op een vo-school. Standpunt verweerder Het onderwijsprogramma [programma] betreft een bovenschools arrangement. In beginsel is hiervoor geen opp nodig. Ondanks de specifiek op hoogbegaafde leerlingen toegespitste ondersteuning, bleven de resultaten van [de leerling] achter en pasten niet bij de verwachtingen. Dit en de zorgen over de ontwikkeling van [de leerling] op sociaal emotioneel vlak, waren aanleiding om extra ondersteuning in te zetten. Daarvoor is een opp nodig. Verweerder is het met verzoekster eens dat de uitstroombestemming niet past bij het IQ van [de leerling]. Het past echter wel bij de leerprestaties. Door de inzet van extra ondersteuning, zoals is vastgelegd in het opp, zou [de leerling] moeten kunnen uitstromen naar het havo of het vwo. Daarom zou het goed zijn als [de leerling] nog niet zou uitstromen naar het voortgezet onderwijs. Dit is in juni en oktober 2017 ook al met verzoekster besproken. Omdat de uitstroombestemming moeilijk is vast te stellen, is per vak aangegeven dat de specifieke uitstroombestemming nader is te bepalen. In het opp is zoveel mogelijk aangesloten bij de handelingsadviezen die voortvloeien uit de rapportages van [organisatie] en [adviesbureau]. Ook is mede vanwege de wens van verzoekster begeleiding en ondersteuning van [bureau] en [organisatie] ingezet. De inzet van [organisatie] is er juist op gericht om [de leerling] een prettig gevoel te geven bij het leren en haar vaardigheden op het gebied van leren-leren te vergroten. Daarnaast is ook ondersteuning op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling nodig. [de leerling] vergelijkt zich steeds met anderen, heeft moeite om instructie te horen, is faalangstig en maakt een sombere indruk. Ook had zij weinig goede sociale contacten in de groep. Er is op dit moment geen aanleiding voor onderzoek naar dyscalculie en dyslexie bij [de leerling]. De school wordt hierin door verschillende deskundigen, waaronder [adviesbureau], bevestigd. Bij de opstelling van het opp is wel expertise op het gebied van hoogbegaafdheid betrokken omdat de orthopedagoog die het opp heeft opgesteld, kennis heeft van hoogbegaafdheid. Het opp maakt deel uit van het groeidocument, waarin ook belemmerende en bevorderende factoren zijn opgenomen. Het groeidocument is niet met verzoekster besproken. Het opp, waarover door verzoekster het geschil is voorgelegd, was nog niet vastgesteld. Het traject om tot vaststelling van het opp te komen, was nog gaande. In dit traject heeft de school steeds gezocht naar overeenstemming met verzoekster. Verweerder bestrijdt dat verzoekster is gedwongen het opp te tekenen. Wel is in een bericht op 21 oktober 2017 aangegeven dat voor de inzet van [bureau] en [instantie] een handtekening van verzoekster nodig was. In de uitnodiging voor 7 november 2017 is verzoekster gevraagd om de knelpunten in het opp te bespreken. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij een geschil over het ontwikkelingsperspectief. Op grond van artikel 43 lid 2 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de vast- of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief van een leerling. Het verzoek heeft hierop betrekking. De Commissie is / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 3 van 6

4 dus bevoegd. Het opp is opgesteld op 10 oktober Hierna is er over het opp contact geweest tussen partijen. Vervolgens heeft verzoekster zich op 24 november 2017 tot de Commissie gericht. Dat is gelet op het contact over het opp tijdig. Het verzoek is ontvankelijk. De beoordeling van het ontwikkelingsperspectief Het opp dat ter beoordeling voorligt, is het opp zoals dat door verzoekster bij het verzoekschrift is overgelegd. De eventuele latere aanpassingen van verweerder, maken geen deel uit van de beoordeling. De Commissie heeft ter zitting, met instemming van partijen vastgesteld dat het geschil, zoals verwoord door verzoekster, zich toespitst op een aantal onderdelen, te weten: - Een opp is niet nodig. - De inzet van [organisatie] en [bureau] zou niet nodig moeten zijn omdat de school als voltijds hoogbegaafdenonderwijs dit zelf moet kunnen bieden. - De uitstroombestemming vmbo-t strookt niet met de intellectuele capaciteiten van [de leerling] en werkt belemmerend. - Er is bij [de leerling] geen sprake van sociaal-emotionele beperkingen en die moeten daarom niet in het opp worden opgenomen. - [de leerling] moet worden onderzocht op dyslexie en dyscalculie, maar de school weigert dit en neemt deze eis niet in het opp op. Opstellen opp Op grond van artikel 40a lid 1 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) stelt het bevoegd gezag een opp vast voor een leerling die extra ondersteuning nodig heeft. Van een extra ondersteuningsbehoefte is, naar het oordeel van de Commissie, bij [de leerling] sprake. Duidelijk is dat de resultaten van [de leerling] op basis van het onderzoek van juni 2017 aanzienlijk achterbleven bij de verwachtingen van zowel de school als verzoekster. Deze verwachtingen waren mede gebaseerd op eerdere tests. Naar aanleiding van de rapportage van juni 2017 heeft de school in samenspraak met verzoekster geconcludeerd dat [de leerling] meer gerichte ondersteuning nodig heeft. Deze ondersteuning die [de leerling] nodig heeft, valt volgens het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, onder de extra ondersteuning. Verweerder moest daarom voor [de leerling] een opp opstellen. Op grond van artikel 40a lid 1 sub a WPO moet over het opp op overeenstemming gericht overleg tussen ouders en school plaatsvinden voordat het plan kan worden vastgesteld. Dit overleg dient open en reëel te worden gevoerd. Over het handelingsdeel van het opp, waarin de individuele begeleiding is vastgelegd, moet overeenstemming worden bereikt (artikel 40a lid 2). De Commissie stelt vast dat in september 2017 tussen partijen is besproken dat er een opp zou worden opgesteld. Het concept opp is op 10 oktober 2017 met verzoekster besproken. Tijdens dit overleg bleek dat verzoekster zich niet in de inhoud van het opp kon vinden. Hierop is verzoekster in de gelegenheid gesteld om aanvullingen aan te dragen voor het opp. Enkele weken later is verzoekster per uitgenodigd om het opp te bespreken. Verweerder bestrijdt dat verzoekster alleen is uitgenodigd om het opp te tekenen. Hiervan is ook niet gebleken. Gelet op het feit dat partijen nog met elkaar in gesprek waren over het opp, en de school verzoekster in de gelegenheid heeft gesteld om het opp op 7 november 2017 te bespreken, is er (tot het moment van het indienen van het geschil) voldoende reëel en open overleg over het opp gevoerd. Dat / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 4 van 6

5 over het handelingsdeel geen overeenstemming is bereikt, kan verweerder dan ook niet worden verweten. Uitstroombestemming Het opp bevat de verwachte uitstroombestemming van de leerling en de onderbouwing daarvan. Deze onderbouwing moet samenhangende argumenten bevatten die relevant zijn voor het onderwijs en die daarmee de keuze onderbouwen voor een uitstroombestemming. De onderbouwing bevat ten minste een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling. Het gaat hier om kindgebonden factoren en omgevingsfactoren die het onderwijsproces kunnen beïnvloeden. Die factoren bepalen (mede) of een leerling een bepaalde uitstroombestemming kan bereiken, zoals bijvoorbeeld motivatie, doorzettingsvermogen, een stimulerende thuisomgeving en/of kenmerken van de leerling. Deze factoren vormen belangrijke bouwstenen in de onderbouwing van de keuze die wordt gemaakt voor de te verwachten uitstroombestemming van de leerling. De Commissie begrijpt dat het gezien de situatie van [de leerling], waarbij de verwachting is dat zij met de ondersteuning hogere resultaten zal halen, voor verweerder lastig is om een uitstroombestemming te bepalen. Daarom heeft verweerder ook per vak aangegeven dat het uitstroomniveau nader is te bepalen. Vanwege het didactische niveau van [de leerling] op groep 6, zoals blijkt uit het onderzoek van [adviesbureau], is de uitstroombestemming vastgesteld op vmbo-t. Een dergelijke uitstroombestemming bij een leerling met cognitieve capaciteiten waarbij de verwachting is dat zij op een hoger niveau zou kunnen uitstromen, vraagt om een goede onderbouwing dan wel een goed onderbouwde hogere uitstroombestemming passend bij de verwachting dat de leerling met inzet van de extra ondersteuning hoger uitstroomt. Hoewel in het opp de uitstroombestemming wel wordt toegelicht, ontbreekt naar het oordeel van de Commissie deze onderbouwing. Zo bevat het opp geen weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die maken dat vmbo-t de voorlopige uitstroombestemming is. Verweerder heeft weliswaar verklaard dat de belemmerende en bevorderende factoren zijn opgenomen in het groeidocument, maar dit maakt geen deel uit van het opp en de met het opp samenhangende waarborgen. Ook is het groeidocument als zodanig niet met verzoekster besproken. De Commissie is dan ook van oordeel dat de uitstroombestemming zoals nu in het opp is geformuleerd onvoldoende verenigbaar is met de belemmerende en bevorderende factoren, zoals onder meer ter zitting toegelicht. Handelingsdeel opp Op basis van de stukken stelt de Commissie vast dat verzoekster in een eerder stadium inzet van [organisatie] voor [de leerling] wilde. Ook heeft verzoekster zelf op een eerder moment [organisatie] benaderd. De Commissie constateert dat verzoekster eerder heeft aangegeven de inzet van dergelijke ondersteuning te wensen. Verweerder heeft vervolgens de inzet van zowel [bureau] als [organisatie] in het opp opgenomen. Ook is grotendeels aangesloten bij de handelingsadviezen die voortvloeien uit de rapportages van [instantie] en [adviesbureau]. Vervolgens heeft verzoekster om verschillende redenen aangegeven zich niet in de inzet van [bureau] en [organisatie] in het opp te kunnen vinden. Ook [adviesbureau] zou niet meer bij het opp betrokken mogen worden. De Commissie volgt verzoekster hierin niet. Gelet op de constatering van zowel school als verzoekster dat sprake is van een didactische achterstand, de eerder geuite wens van verzoekster en de ondersteuning die [bureau] en [organisatie] kunnen bieden, is het niet onredelijk dat dit in het opp is opgenomen / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 5 van 6

6 Anders dan verzoekster is de Commissie van oordeel dat er voldoende aanleiding is om naast de ondersteuning voor de didactische achterstand ook in te zetten op ondersteuning op sociaal emotioneel gebied. De school constateerde dat [de leerling] op school gedrag liet zien, zoals faalangst, moeite met instructie en dat zij een moeizame aansluiting had in de groep. Dit laatste heeft verzoekster bevestigd en het gedrag van [de leerling] toegeschreven aan de hoogbegaafdheid. Ook al hangt genoemd gedrag samen met hoogbegaafdheid, neemt dat niet weg dat ondersteuning op sociaal emotioneel gebied geboden kan zijn. De Commissie acht de vermelding in het opp van ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied dan ook niet onredelijk. Ondersteuning bij dyslexie en dyscalculie valt in beginsel onder de basisondersteuning van een school. Uit het dossier blijkt dat er onvoldoende aanleiding is om dergelijk onderzoek in te zetten. Dit wordt onder meer bevestigd door [adviesbureau]. Dat verweerder ondersteuning en/of onderzoek bij en naar dyslexie en dyscalculie niet in het opp heeft opgenomen, is daarom niet onredelijk. De Commissie zal vanwege de onvoldoende onderbouwing van de uitstroombestemming het verzoek gegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond. 6. AANBEVELINGEN De Commissie adviseert verweerder om het opp aan te passen en adviseert verzoekster en verweerder om met elkaar tot afronding te komen over het opp. Aldus gedaan te Utrecht op 5 februari 2018 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. M.E. Post en drs. J.P.M. Wichers-Bots, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris / advies d.d. 5 februari 2018 pagina 6 van 6