PROJECT-MER INRICHTING LOGISTIEK PARK SCHIJNS EN AANSLUITINGSCOMPLEX OP DE A12

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PROJECT-MER INRICHTING LOGISTIEK PARK SCHIJNS EN AANSLUITINGSCOMPLEX OP DE A12"

Transcriptie

1 PROJECT-MER INRICHTING LOGISTIEK PARK SCHIJNS EN AANSLUITINGSCOMPLEX OP DE A12 Kennisgeving Opdrachtgever: Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Datum:

2

3 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Indiener Contactpersoon indiener Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12 Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Kris De Craene / Johan Hoeben Technum (Tractebel Engineering n.v.) Coveliersstraat Antwerpen T info@technum-tractebel.be Katelijne Verhaegen Datum 05/08/2013 Versienummer 5 Projectnummer P

4

5 KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS Versie Datum Opmerkingen 05 05/08/2013 Kennisgeving voor goedkeuring door Dienst Mer 04 30/07/2013 Ontwerp kennisgeving voor Havenbedrijf (2 e versie) 03 12/06/2013 Interne versie 02 07/05/2013 Ontwerp kennisgeving voor Havenbedrijf 01 Interne versie DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Datum Auteur(s) Ine Darras, Katelijne Verhaegen, Ulrik Van Soom, Jan Dumez, Bieke Cloet, Ewald Wauters, Kristin Bluekens, Chris Neuteleers, Johan Versieren, Eliene Van Aken, Koen Couderé 02/08/2013 Datum Documentscreener(s) Katelijne Verhaegen, Koen Couderé 05/08/2013 BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam P Kennisgeving Logistiek Park Schijns Laatst opgeslagen 05/08/2013

6

7 INHOUD 1. Inleiding Waarom deze kennisgeving Leeswijzer Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd 3 2. Algemene inlichtingen Beknopte voorstelling van het project De initiatiefnemer Team van erkende MER-deskundigen Toetsing aan de project-m.e.r.-plicht 7 3. MER-procedure MER-procedure Verdere besluitvorming Verantwoording van het project Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen Plan- MER en Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het project Ruimtelijke situering Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Projectbeschrijving Ruimtelijk raamwerk Variabele ruimtelijke randvoorwaarden Inrichting van het projectgebied Interferentie met andere plannen en projecten Alternatieven Voorheen onderzochte alternatieven Nulalternatief Locatiealternatieven Uitvoeringsalternatieven Ontsluitingsvarianten Timing van de werken Relevante informatie uit bestaande onder-zoeken Ingreep-effectanalyse Afbakening van het studiegebied, de referentie-situatie en de geplande toestand 63 Technum Inhoud i

8 10.1 Studiegebied Referentiesituatie en geplande toestand Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling Algemeen Discipline Bodem Discipline Water Discipline Mobiliteit Discipline Lucht Discipline Geluid en Trillingen Discipline Fauna en Flora Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Discipline Mens Sociaal organisatorisch ruimtelijke aspecten Grensoverschrijdende milieueffecten Voorstel inhoudsopgave van het MER 138 Gebruikte afkortingen 139 Verklarende woordenlijst 140 Referentielijst 144 Bijlagen 145 Bijlage 1. Boomstructuur criteria EMCA 145 Bijlage 2. Juridisch en beleidsmatig kader lucht 147 a. Luchtkwaliteitsdoelstellingen 147 b. Emissiedoelstellingen 152 Technum Inhoud ii

9 LIJST VAN FIGUREN Figuur 2-1 Beknopte voorstelling van het project... 5 Figuur 3-1: Stroomschema van de m.e.r.-procedure, met situering van de terinzagelegging, ingeval geen grensoverschrijdende effecten van belang zijn Figuur 4-1 GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen Figuur 5-1 Ruimtelijke situering van het Logistiek Park Schijns en de zoekzone voor het ontsluitingscomplex op de A Figuur 5-2 Gewestplan Figuur 5-3 Herbevestigde agrarische gebieden Figuur 5-4 Polders en Wateringen Figuur 5-5 VEN-gebieden Figuur 5-6 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Figuur 5-7 Landschapsatlas Figuur 6-1 Basisstructuur met rechthoekige kavels Figuur 6-2 Ontsluitingsprincipe Figuur 6-3 Geclusterd parkeren Figuur 6-4 Fortengordel met ecologische verbindingszone Figuur 6-5 Zichtlocaties Figuur 6-6 Trajecten voor langzaam verkeer Figuur 6-7 Waterbuffering Figuur 6-8 Projectgebied als bufferzone Figuur 6-9 Hoogtes van bestaande infrastructuren en omliggende percelen Figuur 6-10 Locatie van de hoogspanningslijn Figuur 6-11 Conceptueel inrichtingsplan Figuur 6-12 Waterlopen in en rondom het projectgebied Figuur 6-13 Zoekzone aansluitingscomplex A Figuur 6-14 Inrichtingsvisie voor het Opstalvalleigebied Figuur 6-15 Indicatieve voorstelling van de scenario s voor de Nx Technum Lijst van figuren iii

10 Figuur 7-1 Alternatief 1: Value Added Logistics Figuur 7-2 Alternatief 2: Value Added Logistics - Factory of the Future Figuur 7-3 Alternatief 4: Value Added Logistics - Distripark Spoor Figuur 7-4 Alternatief 5: Value Added Logistics Distripark Spoor Factory of the Future Figuur 7-5 Variant 1: brug (Hollands complex) Figuur 7-6 Variant 2: brug (rotonde) Figuur 11-1 Afbakening studiegebied voor de discipline mobiliteit Figuur 11-2 Zonering van het mobiliteitsmodel en activiteiten in de haven Figuur 11-3 Luchtfoto met afbakening LPS en omliggende woon- en natuurgebied Figuur 11-4 Wegverkeerslawaai geluidsbelastingsindicator Lden [Bron LNE: Printscreen viewer geluidskaarten - deelgemeente Antwerpen Zoom Stabroek ] Figuur 11-5 Industrielawaai agglomeratie Antwerpen geluidsbelastingsindicator Lden [Bron LNE: Printscreen viewer geluidskaarten - deelgemeente Antwerpen Zoom Stabroek ] Figuur 11-6 Ecosysteemkwetsbaarheidskaart geluidsverstoring [Bron: Agiv Zoom: omgeving Stabroek) legende: toename kleurintensiteit = toename kwetsbaarheid Figuur 11-7 Ligging van de natuurkerngebieden ter hoogte van het geplande Logistiek Park Schijns met aansluitingscomplex volgens het MMHA (naar Indeherberg en Beyen, 2008) Figuur 11-8 Natura Figuur 11-9 Habitatkaart Figuur 11-10VEN-gebieden Figuur 11-11Biologische Waarderingskaart Figuur 11-12Studiegebied op de Popp-kaart (ca 1850) Figuur 11-13Studiegebied op NGI Technum Lijst van figuren iv

11 LIJST VAN TABELLEN Tabel 1-1 Gemeenten waarin het project gerealiseerd wordt of waaraan het project grenst... 3 Tabel 2-1 Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen... 6 Tabel 5-1 Juridisch en beleidsmatig kader Tabel 7-1 Vermoedelijke timing van de werken Tabel 9-1 Ingreep-effectenschema voor de realisatie van het Logistiek Park Schijns, het aansluitingscomplex op de A12 en gerelateerde ingrepen Tabel 11-1 Beoordelingscriteria voor de discipline bodem Tabel 11-2 Ingreep-effectrelaties voor de discipline water Tabel 11-3 Beoordelingscriteria voor de discipline water Tabel 11-4 Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline mobiliteit Tabel 11-5 Overzicht van jaargemiddelde NO2 en PM10 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde PM10 grenswaarde in het studiegebied (bron VMM geoloket Advisering RUP Thema lucht) Tabel 11-6 Overzicht gemeten aantal overschrijdingen PM10 daggrenswaarde Tabel 11-7 Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage in vergelijking met de situatie bij autonome ontwikkeling, incl. koppeling met milderende maatregelen (RLB lucht,2012) Tabel 11-8 Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline geluid Tabel 11-9 Beoordelingscriteria voor discipline Fauna en Flora Tabel Significantiekader landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Tabel Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Tabel Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline mens sociaalorganisatorisch en ruimtelijke aspecten Tabel 13-1 Luchtkwaliteitdoelstellingen overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Lucht (herziening goedgekeurd op 14 april 2008) Tabel 13-2 Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake depositie van zware metalen uitgedrukt in µg/m².dag (als gemiddelde op jaarbasis) Tabel 13-3 Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake zware metalen in omgevingslucht, uitgedrukt in µg/m³ Technum Lijst van tabellen v

12 Tabel 13-4 : Beleidsdoelstellingen in Zeq/ha.jaar voor verzurende depositie (bron: VMM jaarrapporten) Tabel 13-5: Doelstellingen inzake depositie van dioxine, zoals gehanteerd door VMM Tabel 13-6: Emissiedoelstellingen 2010 vastgelegd overeenkomstig de NEC-richtlijn Tabel 13-7: reductiedoelstellingen voor België cfr herziening Protocol van Göteborg (2012) Tabel 13-8: emissieplafonds cfr herziening Protocol van Göteborg (2012) Technum Lijst van tabellen vi

13 1. INLEIDING 1.1 Waarom deze kennisgeving In de voorliggende kennisgeving voor het milieueffectrapport van het project Inrichting van het Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12, vindt u een beschrijving van de manier waarop de studie naar de mogelijke milieueffecten van de verschillende deelprojecten (het dempen van de Verlegde Schijns en Voorgracht en de aanleg van een nieuwe waterloop ter vervanging van deze waterlopen, de aanleg van een nieuwe langsgracht langs de A12, het verplaatsen van hoogspanningsmasten, grondverzet, de terreininrichting voor het logistiek park en de aanleg van een aansluitingscomplex op de A12) zal uitgevoerd worden. De kennisgeving geeft, in het kader van de milieueffectrapportage (m.e.r.), informatie over het hoe, wat en waarom van het geplande project. Milieueffectrapportage is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, namelijk het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het is een juridisch-administratieve procedure waarbij vóór dat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd in overleg met de betrokken instanties. De achterliggende grondgedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen. Milieueffectrapportage reikt de elementen aan om milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer over de uitvoering van het plan of het project een besluit wordt genomen. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die uiteindelijk zal genomen worden door de bevoegde overheid over het vergunnen van een project onderworpen aan de m.e.r.-plicht, zal naast milieueffecten ook rekening houden met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak. Bij het opstellen van een MER moeten regels gevolgd worden die vastgesteld zijn in Titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, in het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995, in het decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Het indienen van de kennisgeving is het formele begin van de m.e.r.-procedure, het geheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruiken van een MER. In voorliggende kennisgeving wordt beschreven welk project de initiatiefnemer wenst uit te voeren en hoe de gevolgen voor de natuur en het milieu van het project bestudeerd zullen worden. De kennisgeving geeft de blauwdruk aan van het project-mer, dat op basis van dit dossier en van de richtlijnen van de bevoegde administratie in een volgende fase zal opgesteld worden. Op basis van de kennisgeving krijgen het publiek en alle betrokken administraties de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het projectmilieueffectrapport, over de effecten die ermee samenhangen en over de manier waarop de effecten bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport. Verdere praktische informatie over de inspraak wordt weergegeven in paragraaf 1.3. Technum 1

14 1.2 Leeswijzer Voorliggend document bevat informatie over het project Inrichting van het Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12 en over de wijze waarop de milieueffecten van dit project zullen bestudeerd worden. Deze kennisgeving omvat dertien hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk (Hoofdstuk 1). Hieronder wordt kort de inhoud van de verdere hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 2 geeft algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het project en het team van erkende MER-deskundigen die het onderzoek voor het projectmilieueffectrapport zullen uitvoeren. Daarnaast wordt het project getoetst aan de m.e.r.-plicht. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader voor milieueffectrapportage voor projecten op Vlaams niveau toegelicht. Tevens wordt de procedure voor de uitvoering van een project-m.e.r. in Vlaanderen, waar deze kennisgeving in past, beschreven en toegelicht. Hoofdstuk 4 behandelt de probleemstelling die geleid heeft tot het uitwerken van het project. Hier wordt aangegeven waarom de uitvoering van het project noodzakelijk is. In hoofdstuk 5 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden overlopen die voor het voorgenomen project en zijn eventuele milieueffecten relevant kunnen zijn. In hoofdstuk 6 wordt het project in detail beschreven: De ruimtelijke situering, de voorgenomen bestemmingen en de mogelijke functies in het projectgebied. Hoofdstuk 7 geeft aan welke alternatieven (naast het basisproject) de initiatiefnemer in het MER wil laten onderzoeken. Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de beschikbare relevante informatie uit bestaande onderzoeken. In hoofdstuk 9 wordt een eerste analyse gemaakt van de te verwachten effecten op het milieu ten gevolge van inrichting van het Logistiek Park Schijns en aanleg van het aansluitingscomplex op de A12. In hoofdstuk 10 worden een aantal uitgangspunten voor de milieueffectrapportering vastgelegd: wat wordt bedoeld met projectgebied en studiegebied, binnen welk gebied en welke periode worden effecten verwacht? Hoe wordt de impact van het project bepaald? Hoofdstuk 11 geeft per discipline aan welke methode zal gevolgd worden voor het bepalen van de milieu-impact, van welke basisgegevens daarbij zal gebruik gemaakt worden en welke normen eventueel worden gebruikt om de resultaten van de impactbepaling aan te toetsen. In hoofdstuk 12 wordt nagegaan of grensoverschrijdende effecten verwacht worden. Hoofdstuk 13 stelt de globale inhoudsopgave van het op te maken project-milieueffectrapport (MER) voor. Aansluitend op deze hoofdstukken wordt ook een lijst gegeven met een verklaring van de afkortingen, een verklarende woordenlijst, een literatuurlijst en een aantal inhoudelijke bijlagen. 2 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

15 1.3 Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd Doel van de terinzagelegging Alle betrokkenen worden door de terinzagelegging van de kennisgeving op de hoogte gebracht van het geplande project en worden uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek naar de mogelijke effecten in het project-mer. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk zinvolle en bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de project-m.e.r. te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijke middenveld en alle andere betrokken instanties krijgen de mogelijkheid om aanvullingen te geven over de nodige inhoud van het project-mer en in het bijzonder over de noodzakelijk te onderzoeken effecten of maatregelen Termijn en praktische informatie Concreet dienen de gemeenten, waar het MER-plichtige project gepland is, een afschrift van deze kennisgeving ter inzage te leggen gedurende een termijn van maximaal 30 dagen. Tijdens deze termijn heeft het college van burgemeester en schepenen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. Voor het project "Inrichting van het Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12" betreft het volgende gemeenten: Tabel 1-1 GEMEENTE Gemeenten waarin het project gerealiseerd wordt of waaraan het project grenst CONTACTADRES Antwerpen Grote Markt Antwerpen tel Stabroek Dorpsstraat Stabroek tel Eventuele opmerkingen van burgers op de kennisgeving worden tijdens de terinzagelegging bij voorkeur ingediend bij de betrokken gemeenten. De opmerkingen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde administratie voor de uitvoering van de m.e.r.-wetgeving van het Vlaams Gewest worden overgemaakt: Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst milieueffectrapportagebeheer Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex A12 Graaf de Ferrarisgebouw (3de verdieping) Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Tel 02/ Fax 02/ Elektronische post: mer@vlaanderen.be Voor de inspraak kan gebruik gemaakt worden van een inspraakformulier op de website van de dienst Mer ( Op dit formulier dient steeds de titel van het project-mer duidelijk ingevuld te worden. Dit formulier kan vervolgens per post, per of per fax bezorgd worden aan de dienst Mer. Op de website is ook een folder beschikbaar met meer informatie over de inspraakprocedure en de manier waarop geldige opmerkingen kunnen worden ingediend. Deze folder kan ook aangevraagd worden via mer@vlaanderen.be. Bij de Technum 3

16 milieuambtenaar van de betrokken gemeenten kan ook meer informatie verkregen worden over de inspraakprocedure Wat zijn nuttige inspraakreacties De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen project zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, Wat gebeurt er met de inspraakreacties Binnen de 30 dagen na de aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college van burgemeester en schepenen de opmerkingen van de publieke inspraak en de eigen opmerkingen aan de administratie (de Dienst Mer). De Dienst Mer bestudeert en verwerkt de reacties en bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot uitbreiding of beperking van het onderzoek. De richtlijnen voor het MER die na de periode van terinzagelegging door de Dienst Mer worden opgesteld, vormen het eigenlijke onderzoekskader waar de m.e.r.-deskundigen die het MER zullen opmaken mee zullen werken. 4 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

17 2. ALGEMENE INLICHTINGEN 2.1 Beknopte voorstelling van het project In het havengebied Antwerpen zal een zone van ca. 87 ha langsheen de A12 ontwikkeld worden tot logistiek park. Het logistieke park zal in het zuiden aansluiting vinden met de spoorterminal Main Hub 1 en 2 en Freight Village. De ontsluiting van het logistiek park via de weg zal onder andere gebeuren via een nieuw aan te leggen complex op de A12. De exacte locatie van dit complex is nog niet gekend, er staat wel vast dat de ontsluiting gerealiseerd zal worden in de zoekzone, zoals aangegeven in Figuur 2-1. De inrichting van het logistiek park gaat gepaard met het dempen van de Verlegde Schijns en de aanleg van een nieuwe waterloop ter vervanging van deze waterlopen, de aanleg van een nieuwe langsgracht langs de A12 en het indien nodig verplaatsen van hoogspanningsmasten. Ook het aansluitingscomplex op de A12 maakt integraal deel uit van het voorwerp van de milieueffectbeoordeling. Het projectgebied omvat deze verschillende ingrepen en is dus groter dan het Logistiek Park Schijns zelf. Het beslaat een oppervlakte van 174,5 ha. De afbakening van het projectgebied wordt in Figuur 2-1 weergegeven met een stippellijn. Figuur 2-1 Beknopte voorstelling van het project Technum 5

18 2.2 De initiatiefnemer De initiatiefnemer is de organisatie of instantie die het project heeft ontwikkeld en wenst te realiseren. De initiatiefnemer voor dit project-m.e.r. is: het Gemeentelijke Havenbedrijf Antwerpen Entrepotkaai Antwerpen Contactpersoon : Johan Hoeben, Technisch Manager, Afdeling Ruimtelijke ordening en milieu 2.3 Team van erkende MER-deskundigen Volgens het Vlaams decreet op de milieueffectrapportage moeten de onderzoeken die nodig zijn om een milieueffectrapport op te stellen gecoördineerd worden door een erkende MERcoördinator. Aangezien er door de overheid nog geen erkende MER-coördinatoren zijn aangesteld, wordt de taak van MER-coördinator opgenomen door een MER-deskundige. Deze MER-coördinator stelt een team van deskundige medewerkers aan, die deelonderzoeken uitvoeren volgens een aantal onderzoeksdisciplines. Voor het op te maken project-mer voor de inrichting van het Logistiek Park Schijns en het aansluitingscomplex op de A12 wordt voor elke onderzoeksdiscipline één erkend MERdeskundige opgegeven die het deelonderzoek zal uitvoeren of in ieder geval zal begeleiden en op zijn kwaliteit zal controleren. De MER-coördinator zal van de deelonderzoeken en de eindconclusies in samenspraak met de andere onderzoeksexperts een coherent geheel maken. Het team van erkende MER-deskundigen dat zal ingezet worden voor de opmaak van het project-mer wordt in Tabel 2-1 per discipline opgegeven. De taak van MER-coördinator wordt opgenomen door Koen Couderé, MER-deskundige Bodem en Water met ruime ervaring in het coördineren van plan- en project-mer s. Tabel 2-1 Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen Discipline Deskundige Nr Erkenningsbesluit Geldig tot Water Koen Couderé MB/MER/EDA/222/V3 31/03/2016 Bodem Koen Couderé MB/MER/EDA/222/V3 31/03/2016 Geluid en trillingen Chris Neuteleers MB/MER/EDA/556/V3 Onbepaalde duur Lucht Johan Versieren MB/MER/EDA/059/V4-C 10/05/2015 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Ewald Wauters MB/MER/EDA/589/V2 Onbepaalde duur Fauna en flora Kristin Bluekens MB/MER/EDA /10/2014 Mens sociaal organisatorische aspecten (verkeer) Mens sociaal organisatorische aspecten (ruimte) Jan Dumez MB/MER/EDA /01/2016 Bieke Cloet MB/MER/EDA /08/ P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

19 2.4 Toetsing aan de project-m.e.r.-plicht Op 18 december 2002 is het "decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage" goedgekeurd (B.S. 13 februari 2003). Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over de categorieën van projecten waarvoor (al dan niet) een milieueffectrapport moet worden opgemaakt, werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 december 2004 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 17 februari De categorieën van projecten waarvoor een project-mer moet worden opgesteld, zijn vermeld in bijlage I, II en III van dit besluit. Bijlage I projecten zijn hierbij steeds m.e.r.-plichtig. Bijlage II projecten zijn eveneens m.e.r.-plichtig maar de initiatiefnemer kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). Ontheffing is mogelijk indien vroeger al: een plan-mer over een plan of programma waarin het voorgenomen project past, werd goedgekeurd; wanneer al een project-mer werd goedgekeurd over een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is; indien aangetoond kan worden dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. Op 29 april 2013 is het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Door het project-m.e.r.-screening besluit is een nieuwe bijlage III aan het project-m.e.r.-besluit toegevoegd. Wanneer een project onder één van de rubrieken van bijlage III van het project-m.e.r.-besluit valt, kan de initiatiefnemer een project-mer opmaken, maar -en dat zal in de meeste gevallen gebeuren- hij kan er ook voor opteren om de project-m.e.r.-screeningsprocedure te doorlopen en een project-m.e.r.-screeningsnota op te maken waarin aangetoond wordt dat er ten gevolge van het project geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Het voorgenomen project valt onder volgende rubrieken van bijlage II : 10a : Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha en meer; 1c : Waterbeheersingsprojecten op onbevaarbare waterlopen, zoals de aanleg van overstromingsgebieden, wachtbekkens of van nieuwe waterlopen, die gelegen zijn in of een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied, met uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken. Het te ontwikkelen Logistiek Park Schijns is immers ongeveer 87 ha groot. De Verlegde Schijns, gelegen ten zuiden van het toekomstig industrieterrein, zijn ook deels gelegen in bijzonder beschermd gebied (Vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde, deel Ettenhovense Polder (Figuur 5-6)) en worden gedempt en vervangen door een nieuwe waterloop. Ook de nieuwe langsgracht die ten noorden van de A12 aangelegd wordt is in het vogelrichtlijngebied gelegen. Technum 7

20 Hoewel opname in bijlage II de mogelijkheid openlaat om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht in te dienen heeft de initiatiefnemer besloten dit niet te doen, gezien de omvang en complexiteit van het project. De initiatiefnemer wenst integendeel de m.e.r. te gebruiken als een positief en interactief instrument om te anticiperen op milieueffecten en de duurzaamheid van dit vlaggenschipproject op een hoger niveau te tillen. Het voorgenomen project valt verder ook onder volgende rubrieken van bijlage III : De aanleg van een nieuw op- en afrittencomplex op een bestaande autosnelweg valt onder de rubriek Aanleg van wegen (rubriek 10e) van bijlage III van het projectm.e.r.-besluit. De verplaatsing van de hoogspanningsleiding (zie par ) valt onder rubriek 3b van Bijlage III : Transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen (projecten die niet onder bijlage I of bijlage II vallen) in combinatie met de wijzigingsrubriek 13 8 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

21 3. MER-PROCEDURE 3.1 MER-procedure Het op te maken project-mer voor de inrichting van het Logistiek Park Schijns en de aanleg van het aansluitingscomplex op de A12 volgt de procedure zoals opgenomen in het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage (het MER/VR-decreet) dat op 18 december 2002 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Deze aanvulling van het decreet was nodig om Europese en internationale afspraken te kunnen uitvoeren. Door het decreet zijn de procedurestappen gevoelig uitgebreid ten behoeve van de publieke inspraak en van het formuleren van richtlijnen. Het m.e.r.-proces vormt de praktijkinvulling van het wettelijk kader. De procedure voor het opstellen van een project-mer volgens het MER/VR-decreet van 18 december 2002 wordt gekenmerkt door vier fasen: Een kennisgevingsfase: tijdens deze fase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). De fase wordt afgesloten met het volledig verklaren van de kennisgeving. In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het project- MER vastgesteld door de Dienst Mer. In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen het eigenlijke project-mer opgesteld. Tijdens de beoordelingsfase wordt het project-mer inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de Dienst Mer. De verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden hieronder kort toegelicht Kennisgevingsfase De initiatiefnemer controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage (toetsing aan het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004, zie paragraaf 2.4). Als de voorgenomen activiteit m.e.r.-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen. Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de administratie op de hoogte van het voorgenomen project en project-mer. In de kennisgeving zijn onder andere de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het project beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en de namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige Technum 9

22 gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het Departement LNE. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving Richtlijnenfase Binnen 10 dagen na ontvangst van de volledigverklaring van de kennisgeving stuurt de initiatiefnemer het kennisgevingsdossier door naar de betrokken gemeentebesturen, de vergunningverlenende overheid en de door de Vlaamse regering aangewezen administraties. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten, waar het project gepland is, organiseert een terinzagelegging binnen de 10 dagen na ontvangst. De gemeenten kondigen dit aan de burgers op gepaste wijze aan. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Binnen de 30 dagen na aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het MER. De Dienst Mer betekent deze richtlijnen binnen de 70 dagen (of 90 dagen ingeval van grensoverschrijdende effecten) na volledigheidsverklaring van de kennisgeving aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het m.e.r.-richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen Beoordelingsfase Na indiening van het definitief MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de kennisgeving, de richtlijnen en de opmerkingen die werden besproken tijdens de ontwerp-mer bespreking. Daarna keurt de Dienst Mer het MER goed of af en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring 10 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

23 wordt binnen een termijn van 40 dagen (of 60 dagen ingeval van grensoverschrijdende effecten) betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MERcoördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. De verschillende procedurestappen die in elk van de fasen doorlopen dienen te worden, worden in Figuur 3-1: vereenvoudigd weergegeven (voor een project zonder grensoverschrijdende effecten). KENNISGEVINGSFASE UITVOERINGSSFASE De initiatiefnemer stelt de kennisgevingop en dient deze in bij de Dienst Mer Binnen 20 dagen na ontvangst De Dienst Mer verklaart de kennisgeving volledig en meldt dit aan de initiatiefnemer Zodrade kennisgevingvolledigverklaardis: binnen 10 dagen na ontvangst De initiatiefnemer verstuurt de kennisgeving naar betrokken overheden, administraties en gemeentebesturen Binnen 10 dagen na ontvangst Het college van en schepenen van de betrokken gemeentebesturen legt de kennisgeving ter inzage Binnen 30 dagen na terinzagelegging Het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen verstuurt de opmerkingen naar de Dienst Mer Het team van deskundigen onder leiding van een coördinator stelt het MER op en dient het MER in bij de Dienst Mer (al dan niet na indiening en bespreking van eenontwerp-mer) Binnen 40 dagen na ontvangst BEOORDELINGSSFASE De Dienst Mer keurt het MER goed of af en stelt een verslag op. De Dienst Mer betekent de beslissing aan de initiatiefnemer, betrokken overheden, MER-coördinator, administraties en gemeentebesturen In geval van goedkeuring van het MER wordt het toegevoegd bij de vergunningsaanvraag en kan het vergunningsproces starten Binnen 70 dagen na volledigverklaring De Dienst Mer bundelt de opmerkingen van de inwo ners, openbare besturen en administraties; verwerkt de opmerkingen tot richtlijnen voor het opstellen van het MER en betekent deze richtlijnen aan de initiatiefnemer, betrokken overheden, administraties en gemeentebesturen Figuur 3-1: Stroomschema van de m.e.r.-procedure, met situering van de terinzagelegging, ingeval geen grensoverschrijdende effecten van belang zijn. 3.2 Verdere besluitvorming Vooraleer het project gerealiseerd kan worden dienen nog een aantal vergunningen te worden bekomen. Het betreft stedenbouwkundige vergunningen voor het realiseren van constructies, eventuele reliëfwijzigingen en de aanleg van wegen en nutsvoorzieningen en milieuvergunningen voor eventuele bemalingen, het stallen van voertuigen, opslag van werfmaterialen,. Technum 11

24 Wanneer zich in een later stadium individuele bedrijven willen vestigen in het logistiek park zullen deze afzonderlijke stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen moeten aanvragen. 12 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

25 4. VERANTWOORDING VAN HET PROJECT 4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Binnen de transportactiviteiten vindt een verschuiving plaats van (bulk)transport met een lage toegevoegde waarde naar vervoer met een hoge toegevoegde waarde. Steeds meer productiebedrijven beperken zich tot de kernactiviteiten, waardoor de voorraad- en goederenbehandeling steeds meer wordt uitbesteed. Hierdoor komen voor de transportbedrijven de accenten te liggen op snelheid, service en kwaliteit. Naast de traditionele transportfunctie krijgen zij daarmee ook een belangrijke functie op het gebied van distributie en goederenbehandeling. Ten gevolge van de technologische ontwikkeling en van de dalende levensduur van een product beperken steeds meer productiebedrijven de voorraden en richten ze zich naar het just-in-time principe. Transport wordt daardoor in toenemende mate een steeds hoger gekwalificeerde vorm van dienstverlening. Logistieke parken zijn de ruimtelijke uitdrukking van deze nieuwe vormen van transport en logistiek. Zij omvatten een combinatie van volgende activiteiten: ontvangen, opslaan en distribueren van goederen; voorraadbeheer en conditionering; goederenbehandeling zoals sorteren, verpakken, voorzien van labels; kwaliteitscontroles en reparatie; toegevoegde activiteiten als douaneformaliteiten, verzekeringen, bankactiviteiten. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken en de meer gespecialiseerde bimodale transportzones die niet alle vervoersmodi bevatten. De internationale bereikbaarheidseisen die aan de internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken worden gesteld, zijn hoog. Zij sluiten bijgevolg best zo dicht mogelijk aan bij het internationale infrastructuurnetwerk. De multimodale logistieke parken richten zich specifiek op het marktsegment van het goederenvervoer, met name het lange-afstandsvervoer. De Vlaamse zeehavens kunnen lange-afstandsverkeer genereren en worden beschouwd als potentievolle gebieden voor multimodale logistieke parken. Uitgaande van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en een duurzaam mobiliteitsbeleid is het bovendien aangewezen dat de zeehavens als multimodale centra worden uitgerust. Ruimtebeslag en versnippering nemen hierdoor af en een ecologische en ruimtelijk optimale verkeersafwikkeling wordt erdoor gestimuleerd. Omwille van hun multimodaliteit (zee, waterweg, spoor, pijpleiding en weg) en hun hoogwaardige infrastructuur worden internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken uitsluitend in de zeehavens en aansluitend bij de internationale luchthaven van Zaventem gelokaliseerd. Fasering naar realisatie, optimalisering van bestaande infrastructuur en complementariteit tussen zeehavens moeten vanuit een duurzaam ruimtegebruik blijvend voorop staan. Technum 13

26 In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden twee locaties in het zeehavengebied van Antwerpen aangeduid voor de ontwikkeling van een multimodaal logistiek park : een locatie in Beveren-Verrebroek (Logistiek Park Waasland) op linkeroever en een locatie op rechteroever in Antwerpen, ten zuiden van de A12-Havenweg, ten zuiden van Hoevenen (deelgemeente van Stabroek) (Vlaamse Overheid, 2011). Op deze laatste locatie is inplanting van het Logistiek Park Schijns voorzien. 4.2 Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen Het Vlaams regeerakkoord van 9 juli 1999 stelde dat door de Vlaamse regering binnen de twee jaar in elk havengebied in Vlaanderen een strategisch plan en een ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgesteld dat uitgaat van een maximale bescherming van de omliggende woonzones, het behoud en het versterken van de ecologische infrastructuur binnen en buiten het havengebied en zuinig ruimtegebruik, waardoor de economische expansie van die havens niet langer gelijk staat met het innemen van steeds nieuwe open ruimte ten koste van landbouw, natuur of bestaande woongebieden. (...) De principes van het strategisch plan vormen voorts de vertrekbasis voor elke verdere ontwikkeling van de haven, ongeacht of het hierbij gaat over maritieme, dan wel over industriële ontwikkeling. ( ) Tevens zullen deze ontwikkelingen voortaan gekoppeld worden aan de realisatie of de versterking van de ecologische infrastructuur in en rondom het havengebied. Tot slot moet bij elke inname van nieuwe gronden in het havengebied worden aangetoond dat de beschikbare reserves inzake industrieterreinen hiervoor niet in aanmerking komen. Het regeerakkoord stelt in dezelfde lijn verder: Een duurzame en economisch verantwoorde maritieme toegankelijkheid van alle zeehavens, aangepast aan de evoluerende behoeften van de scheepvaart, is de eerste prioriteit voor het Vlaamse havenbeleid. We versterken het beleid inzake de hinterlandontsluiting van de zeehavens met aandacht voor de modal-shift naar de binnenvaart en het spoor. In 2006 werd het Strategisch Plan voor de haven van Antwerpen afgewerkt. Hierin staan twee zaken voorop: de inpassing van de haven in haar omgeving en de ruimtelijke afbakening van de haven, die van belang is voor de operationalisering van het havendecreet. 4.3 Plan- MER en Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Zoals hierboven aangegeven werd in 2006, met het oog op de ontwikkeling van de haven van Antwerpen op lange termijn, een strategisch plan voor de haven uitgewerkt. Het strategisch plan beschrijft een streefbeeld voor de haven tot 2030 en stelt verschillende groeiscenario s voor. Het plan-mer 'over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving', goedgekeurd door de dienst Milieueffectrapportering op 4 maart 2009, brengt de effecten van de onderzochte groeiscenario s in beeld en stelt maatregelen voor om die effecten te milderen en, op het vlak van natuur, te compenseren. Op 11 september 2009 heeft de Vlaamse Regering gekozen voor het in het plan-mer omschreven Maatschappelijk Meest Haalbare Alternatief (MMHA) als na te streven gewenste ontwikkeling voor de haven van Antwerpen en dus ook voor de hieraan verbonden milderende en natuurcompenserende maatregelen. De Vlaamse Regering besliste op dat moment eveneens tot de opmaak van een GRUP teneinde de haven van Antwerpen af te bakenen overeenkomstig het MMHA. Het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen en bijhorend actieprogramma werd op 30 april 2013 definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Met deze beslissing werden de 14 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

27 nieuwe grenzen vast gelegd waarbinnen de haven zich in de toekomst verder op een duurzame wijze kan ontwikkelingen. Deze vaststelling legde ook de ligging en contouren van het Logistiek Park Schijns definitief vast (zie Figuur 4-1). Eerder werd ook het actieprogramma goedgekeurd dat ervoor moet zorgen dat de groei van de haven van Antwerpen samengaat met leefbare polderdorpen, een duurzame landbouw en robuuste natuur. Dit actieprogramma (goedgekeurd op 15 maart 2013) bevat de milderende maatregelen, inclusief het overkoepelende flankerend beleid, die geen vertaling kregen in het GRUP. Technum 15

28 Figuur 4-1 GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen 16 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

29 5. RUIMTELIJKE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT 5.1 Ruimtelijke situering Het geplande Logistiek Park Schijns (87,3 ha) is aan de rand van het Antwerpse havengebied gelegen, op rechteroever van de Schelde en uitsluitend op het grondgebied van de stad Antwerpen. Het logistiek park wordt in het noorden begrensd door de A12. Ten noorden van het nieuw in te richten logistiek park wordt een aansluitingscomplex op de A12 voorzien. De exacte locatie van dit complex is nog niet gekend, wel staat vast dat de ontsluiting in de zoekzone, zoals weergegeven in Figuur 5-1, gerealiseerd zal worden. Verder zijn ten noorden van de A12 nog ingrepen aan het watersysteem gepland waardoor het projectgebied zich niet enkel beperkt tot de zone voor het logistiek park en de zoekzone voor het ontsluitingscomplex. De afbakeningen van respectievelijk het Logistiek Park en het projectgebied zijn weergegeven in Figuur 5-1. Het volledige projectgebied heeft een grootte van 174,5 ha en bevindt zich op grondgebied van de stad Antwerpen en de gemeente Stabroek. Technum 17

30 Figuur 5-1 Ruimtelijke situering van het Logistiek Park Schijns en de zoekzone voor het ontsluitingscomplex op de A Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In Tabel 5-1 wordt een beknopt overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en hun relevantie voor voorliggend project. De randvoorwaarden die een invloed hebben op hetgeen in het MER onderzocht zal worden zijn de zogenaamde onderzoekssturende randvoorwaarden. De overige randvoorwaarden zijn procedurebepalingen. Indien relevant, wordt verder ook verwezen naar de bijhorende figuren of paragrafen die de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden uitgebreider toelichten. In het project-mer zal de relevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden verder toegelicht en meer uitgebreid besproken worden in de verschillende van toepassing zijnde hoofdstukken en milieudisciplines. 18 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

31 Tabel 5-1 Juridisch en beleidsmatig kader Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie Gewestplan Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van gronden Nee Het gewestplan (Figuur 5-2) is voor de Antwerpse haven (en dus ook voor het LPS) vervangen door het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen en vormt bijgevolg niet meer de basis voor de ruimtelijke ordening in het grootste deel van het projectgebied. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (goedgekeurd op 30/04/2013) Indien een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan voorhanden is, vervangt het GRUP het gewestplan Ja O en P Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen werd vastgesteld op 30/04/2013. Het plan wordt toegelicht in paragraaf 4.3. Het bijhorende actieprogramma werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 15 maart Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) Verfijning van de visie van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op provinciaal niveau. Nee Ter hoogte van het projectgebied zijn geen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen gelegen. Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) Verfijning van de visie van het gewestplan op niveau van de gemeente Nee Ter hoogte van het projectgebied zijn geen bijzondere plannen van aanleg gelegen. Herbevestigde Agrarische Gebieden (HAG) Herbevestiging van de afbakening van landbouwgebieden op het RUP Ja - O Het noordoostelijk deel van het projectgebied overlapt met een herbevestigd agrarisch gebied. Afhankelijk van de uiteindelijke locatie van het nieuw aan te leggen ontsluitingcomplex op de A12 zal dit HAG al dan niet gedeeltelijk worden ingenomen. Zie Figuur 5-3. Vlarem I en Vlarem II Vlarem I behandelt de milieuvergunningsplicht en omvat Ja O Vlarem I: Waterkwaliteitsdoelstellingen zijn van toepassing bij de evaluatie Technum 19

32 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie een lijst van hinderlijke inrichtingen. In Vlarem II zijn de milieuvoorwaarden, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke inrichting opgenomen. van de ingrepen en de milieuvoorwaarden zijn van belang bij het voorstellen van milderende maatregelen. Vlarem II: Van toepassing bij evaluatie en mildering van de ingrepen (zoals geluidsnormen, luchtkwaliteitsnormen, bemaling) Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (22/07/2005) Methodiek voor de evaluatie van hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid Ja O Methodiek evaluatie hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid NEC -Richtlijn / Richtlijn 2001/81/EG inzake emissieplafonds Legt reductiedoelstellingen voor verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming van ozon vast Ja O Legt nationale emissieplafonds vast voor lidstaten. Kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake luchtkwaliteit Vormt de basis voor het luchtbeleid binnen de Europese Unie. Ja O Grenswaarden voor SO 2, NO x, CO, PM 10, Pb en Benzeen. Streefwaarden voor O 3. Richtlijn 2007/60/EG over beoordeling en beheer van overstromingsrisico s Volgens deze richtlijn moeten de EU-lidstaten vóór eind 2015 overstromingsrisicobeheerplannen (ORBP) vaststellen, in uitvoering nemen en om de zes jaar evalueren en bijstellen. De plannen dienen op stroomgebiedniveau te worden gemaakt. Ja O Het projectgebied maakt deel uit van het Vlaams deel van het Internationaal Stroomgebiedsdistrict van de Schelde. In 2012 is een concept overstromingsrisicobeheerplan geschreven. Van november 2012 tot januari 2013 heeft ambtelijke consultatie plaatsgevonden; in maart en april 2013 vindt de bestuurlijke consultatie van deze concepten plaats. Op basis van de resultaten van de consultaties en naar aanleiding van de dan gereed zijnde concept kaarten worden de concept ORBP-en in de loop van 2013 verder uitgewerkt tot een 95% versie. In die versie zullen waar mogelijk ook de internationale afspraken verwerkt zijn. 20 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

33 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO Voorziet in regelgeving omtrent bodemverontreiniging en sanering (identificatie, register verontreinigde gronden, regeling nieuwe en historisch bodemverontreiniging en grondoverdracht) Ja - P Lijst risicobedrijven en -activiteiten Bodemsaneringsnormen en normen voor hergebruik van bodem Achtergrondwaarden voor de bodemkwaliteit Grondwaterdecreet en uitvoeringsbesluiten Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden Ja - O en P Gebiedspecifiek: Beschermingszones type I, II en III en waterwingebieden. Er zijn geen waterwingebieden of beschermingszones gelegen in de buurt van het projectgebied. VLAREMA (Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) Reglement dat o.a. het hergebruiken en recycleren van afvalstoffen bepaalt. Het VLAREMA bouwt verder op het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en beheer (VLAREA) uit 1997 en voert het Materialendecreet uit dat de basis voor de overgang van een afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid. Ja - O en P Normen voor hergebruik van afvalstoffen als bodem of niet-vormgegeven bouwstof Decreet Integraal Waterbeleid In uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) werd het Decreet Integraal Waterbeleid aangenomen door het Vlaams Parlement. De Vlaamse overheid streeft naar duurzame ontwikkeling van de watersystemen in Vlaanderen. Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Het waterbeheer wordt per Ja - O en P Instrumenten voor integraal waterbeleid (watertoets, oeverzone) en opstelling beheersplannen. De vergunningverlenende overheid dient een watertoets uit te voeren. De analyse en de evaluatie van het al dan niet optreden van schadelijke effecten zal in het MER gebeuren. Technum 21

34 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie (deel)bekken georganiseerd. Elk project moet aan de watertoets onderworpen worden. Wet op de onbevaarbare waterlopen Regelt het beheer en de werken aan de onbevaarbare waterlopen Ja - P Van toepassing bij uitvoering werken ter hoogte van onbevaarbare waterlopen. Een heel aantal onbevaarbare waterlopen doorkruisen het projectgebied: Afwateringsgracht, Rode Beek, Bunderbeek, Ettenhovensebeek, Blokbeek en Sint-Jacobsloop. Voor werken aan onbevaarbare waterlopen van 2 de en 3 de categorie dient de provincie een machtiging te verlenen. Wanneer de waterlopen zich binnen de gebiedsomschrijving van een polder bevinden dient zowel de polder als het Vlaams gewest advies te verlenen aan de provincie voor machtiging. Wet betreffende polders (03/06/1957) en wateringen (05/07/1956) Wijzigingen aan oevers kunnen niet doorgevoerd worden zonder gunstig advies van het bestuur. Bij het onttrekken van gebieden is goedkeuring van de koning noodzakelijk. Ja - P Van toepassing bij uitvoering werken ter hoogte van onbevaarbare waterlopen, gelegen in Polders en Wateringen. Een gedeelte van het projectgebied overlapt met de Polder van Ettenhoven (Figuur 5-4). Europese kaderrichtlijn water (23/10/2000) De Europese kaderrichtlijn water stelt als doel een aanvaardbare oppervlakte- en grondwatertoestand te verkrijgen tegen Doelstellingen worden bereikt via stroomgebiedbeheerplannen en maatregelenprogramma s. Ja - O en P Onderscheid in doelstellingen voor oppervlaktewater, grondwater en beschermde gebieden. Van toepassing bij evaluatie en mildering van de ingrepen Kaderrichtlijn Water (KRW) (22/12/2008) Dit is de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRLW). Het doel van de KRLW is het garanderen van een duurzaam gebruik van de watersystemen. Ja O en P De essentie van de kaderrichtlijn is de stroomgebiedenbenadering. In de KRLW worden milieudoelstellingen voorgesteld voor onder andere oppervlaktewater. Deze doelstellingen houden in dat de 'goede status' voor oppervlaktewateren moet worden bereikt en dat wordt voldaan aan de gestelde normen voor de ecologische en chemische kwaliteit. De doelstellingen vanuit de KRLW worden gezien als resultaatsverplichtingen. Decreet op het natuurbehoud en Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de natuur en de natuurlijke milieus. Belangrijke principes Ja - O en P Ten zuidwesten van het projectgebied komt het VEN-gebied De Kuifeend voor (Figuur 5-5). 22 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

35 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie uitvoeringsbesluiten zijn de zorgplicht en het stand-still principe, alsook het compensatieprincipe. Volgens het standstill-principe mag de natuur zowel in kwaliteit als in kwantiteit niet verder achteruitgaan. Het decreet streeft naar een gebiedsgericht natuurbeleid, zowel inzake het creëren van ruimtelijke netwerken (VEN, IVON) als op het vlak van het creëren van natuurreservaten. In dit decreet worden ook de instandhoudingsdoelstellingen en procedures bepaald betreffende de speciale beschermingszones (SBZ) in het kader van de Europese Vogel- en habitatrichtlijn. Van groot belang is de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). De bepalingen van deze Europese Vogelen Habitatrichtlijnen zijn opgenomen in het Natuurdecreet (art. 36bis en 36ter). NATURA Speciale beschermingszones Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn Behandelt de afbakening van Speciale Beschermingszones (SBZ) inzake het behoud van de vogelstand en de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. Ja - O en P In het noorden overlapt het projectgebied voor een klein deel met het vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde (BE ), in het zuiden met het vogelrichtlijngebied De Kuifeend en de Blokkersdijk (BE ) ( Figuur 5-6) Er komen geen habitatrichtlijngebieden voor ter hoogte van het projectgebied. Ramsar gebieden (02/02/1971) In 1971 werd het Verdrag van Ramsar (de Ramsar Conventie) gesloten. Dit verdrag was de eerste aanzet om de vogels in waterrijke gebieden (zogenaamde wetlands) van internationale betekenis te beschermen. De Conventie verplicht de regeringen de gebieden te beschermen en het belang van de natuur in de gebieden zwaarder te laten wegen dan menselijke belangen. Nee Er komen geen Ramsargebieden voor in de omgeving van het projectgebied. Technum 23

36 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie Wetlands zijn volgens de Ramsar-conventie alle waterrijke gebieden en kleine eilanden, met uitzondering van de zee beneden de 6 meter dieptelijn. De gebieden moeten van duidelijke internationale betekenis zijn waarbij het gaat om ecologische, zoölogische, botanische, limnologische of hydrologische aspecten. Vlaamse natuurreservaten /Erkende natuurreservaten Omvat gebieden die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van natuur, aangewezen of erkend door de Vlaamse Regering Nee Er komen geen Vlaamse en erkende natuurreservaten voor in de omgeving van het projectgebied. Bosdecreet Decreet dat het verstandig en duurzaam gebruik en beheer van de Vlaamse bossen regelt. Zo bepaalt het o.a. de ontbossing en compensatieregeling. Nee Bosdecreet is niet van toepassing. Er bevindt zich geen bos in het projectgebied. Wet op het behoud van monumenten en landschappen Decreet tot bescherming van Monumenten en Stadsen Dorpsgezichten Regelt de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen Ja - O en P Bescherming van Monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten in het plangebied Omzetting van ankerplaatsen in erfgoedlandschappen bij opmaak R.U.P. s. Ten noorden van het projectgebied is de ankerplaats Poldergebied van Stabroek met overgangszone naar de Kempen (A10073). Het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium Regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium Ja - O en P Regelt de organisatie van het archeologisch onderzoek bij de uitvoering van de werken. Momenteel zijn nog geen archeologische sites wettelijk beschermd. Het decreet betreffende de landschapszorg Dit decreet regelt de bescherming van de in het Vlaamse Gewest gelegen landschappen, de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen, Ja - O en P Kader voor de landschapszorg in Vlaanderen 24 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

37 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie ankerplaatsen en erfgoedlandschappen en stelt maatregelen vast voor de bevordering van de algemene landschapszorg. Landschapsatlas Geeft aan waar de historisch gegroeide landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar is gebleven en duidt deze aan als relictzones en/of ankerplaatsen Ja - O Het noordoosten van het projectgebied overlapt gedeeltelijk met de ankerplaats Poldergebied van Stabroek met overgangszone naar de Kempen (A10073). Het centrale gedeelte van het projectgebied overlapt met de relictzone Ontginningsblok Stabroek Kapellen (R10011). Verder zijn ook enkele puntrelicten gelegen binnen het projectgebied. Het betreft onderdelen van de Veiligheidsomwalling Noord, nl. een wachtlokaal en drie caponnières. De lijnrelicten Afleidingskanaal van de Schijn en Bunderdijk doorkruisen eveneens het projectgebied. Inventaris Bouwkundig erfgoed Geeft een (gebiedsdekkende) inventaris van bouwkundig erfgoed in Vlaanderen Nee Er is geen bouwkundig erfgoed gelegen binnen de contouren van het projectgebied. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst Ja - O Zie paragraaf 4.1. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen Verfijning van de visie van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op provinciaal niveau Ja - O De haven van Antwerpen is een element van Vlaams niveau, de provincie wil echter het uitzonderlijk belang van de haven voor de provinciale economie beklemtonen en een eigen visie geven op dit gebied, nl. De haven moet zich verder kunnen ontwikkelen binnen de aangegeven grenzen maar met respect voor de leefbaarheid van de aangrenzende woonkernen. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Antwerpen Ontwerpen Geven een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeentes Ja - O De algemene doelstelling om de multimodale bereikbaarheid van de haven, en de logistieke platforms hieraan verbonden, te verbeteren, wordt ondersteund in het structuurplan. Technum 25

38 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie Beleidsnota Leefmilieu en natuur Het Vlaams beleid inzake leefmilieu en natuur streeft in de toekomst naar een hoog beschermingsniveau. Dit gebeurt via de bescherming van mens en milieu, de duurzame aanwending van de grondstoffen en de natuur, en het behoud en de bevordering van biologische en landschappelijke diversiteit. Ja - O De langetermijndoelstelling (strategische doelstelling) die van toepassing is inzake natuur- en bosbeleid is om tegen 2010 de vergelijking met andere economische topregio s op het vlak van biodiversiteit te kunnen doorstaan. Dit wordt vertaald in operationele doelstellingen. Milieubeleidsplan Vlaanderen Het gewestelijk milieubeleidsplan wordt opgesteld met het oog op de bescherming en het beheer van het milieu. Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en timing voor het milieubeleid weer. Het plan is opgebouwd vanuit 12 milieuthema s Ja - O Het beleid rond Milieu en Gezondheid in Vlaanderen is een onderdeel van het Milieubeleidsplan. Relevante thema s voor het studiegebied zijn: lucht, water en waterbodems, bodemverontreiniging, biodiversiteit en lokale leefkwaliteit. Provinciaal Milieubeleidsplan Antwerpen Geeft in grote lijnen aan wat het provinciebestuur wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen Ja - O Het provinciaal milieubeleidsplan is opgebouwd rond 4 thema s nl. ruimte voor water, biodiversiteit, duurzame grondstoffen en producten en klimaatsverandering. Voor elk thema worden een aantal doelen bepaald en wordt de manier waarop deze bereikt en gemeten worden beschreven. Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKBP) Omvat maatregelen die een surplus aan emissiereductie betekenen ten opzichte van het huidige beleid en heeft betrekking op alle broeikasgassen uit het Kyotoprotocol Ja - O Doelstellingen emissie Reductieprogramma NEC richtlijn Bevat maatregelen om doelstellingen NEC-richtlijn voor verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming van ozon te behalen. Ja - O Doelstellingen emissie Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid (NEHAP) Dit actieplan dient als referentiekader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieu en gezondheid Ja - O In uitvoering van een verbintenis aangegaan op de derde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in 1999 in Londen hebben de Belgische federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen samen 26 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

39 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie een Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid opgemaakt. Dit actieplan dient als referentiekader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieugezondheid. Milieugezondheid omvat de aspecten van de menselijke gezondheid, inclusief de kwaliteit van het leven, dat door fysieke, biologische, sociale en psychosociale factoren van het milieu wordt bepaald. Om de 5 jaar dient overeenkomstig de internationale afspraken een nieuw NEHAP te worden opgesteld. Beheersplannen deelbekkens Beleidsplannen die het integraal waterbeleid voor een bepaald deelbekken beschrijven: voorgenomen acties, maatregelen, middelen zijn erin vermeld. Ja - O Effecten van extra verharding en invloed op afwateringsregime binnen bekken. Noodzaak voor opstellen watertoets. Rode lijsten van dieren en planten Lijsten die de status van bedreigde dier- en plantensoorten weergeven. Ja - O Geeft zeldzaamheid van de voorkomende soorten weer. Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer Dit besluit regelt: - De inventarisatie en registratie van inheemse soorten, Rode lijst soorten en invasieve soorten - Soortenbescherming en soortenbehoud - Soortenbeheer - De werking van opvangcentra voor wilde dieren - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap - Toezichtsbepalingen Ja O en P Beschermingsmaatregelen voor beschermde planten en dieren. Overeenkomstig art. 24 van het Soortenbesluit wordt op initiatief van het Gemeentelijk Havenbedrijf een soortenbeheerplan opgemaakt voor de Antwerpse haven. Zowel de dier- als plantensoorten in dit soortenbeheerplan verdienen extra aandacht als zijnde een selectie van soorten van regionaal belang waarvoor aan actieve bescherming wordt gedaan binnen het havengebied. Voor Bruine kiekendief, Blauwborst en een aantal vleermuizensoorten zijn soortenbeschermingsprogramma s in opmaak. Besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht Het uitvoeringsbesluit van het Natuurdecreet bevat een aantal specifieke maatregelen voor de bescherming van de natuur in VEN-gebieden. Tevens bevat het de regelgeving met betrekking tot de ontheffingsprocedure en de Ja O en P In het studiegebied is het VEN-gebied De Kuifeend gelegen. De bepalingen van het maatregelenbesluit zijn van kracht. Technum 27

40 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Inhoudelijke beschrijving Relevant Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking relevantie natuurbeleid (21/11/2003) procedure voor de afwijking op het verbod op onvermijdbare en onherstelbare schade. Vegetatiebesluit (23/07/1998) Het uitvoeringsbesluit van het Natuurdecreet bevat het reglement voor het wijzigen van een vegetatie of een klein landschapselement. Rooien, verwijderen of beschadigen van vegetaties of kleine landschapselementen kan verboden zijn of enkel onder bepaalde voorwaarden toegelaten zijn. Ja O en P In het kader van de opmaak van het project-mer zal nagegaan worden of er zich kleine landschapselementen of verboden te wijzigen vegetaties in het projectgebied bevinden. 28 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

41 Figuur 5-2 Gewestplan Technum 29

42 Figuur 5-3 Herbevestigde agrarische gebieden 30 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

43 Figuur 5-4 Polders en Wateringen Technum 31

44 Figuur 5-5 VEN-gebieden 32 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

45 Figuur 5-6 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Technum 33

46 Figuur 5-7 Landschapsatlas 34 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

47 6. PROJECTBESCHRIJVING De ontwikkeling van het Logistiek Park Schijns kadert in de uitvoering van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In het havengebied Antwerpen dienen 2 multimodale logistieke zones afgebakend en ontwikkeld te worden. Eén zone, Logistiek Park Waasland, bevindt zich op linkeroever, in de Waaslandhaven. De andere zone bevindt zich in het havengebied op rechteroever. Laatstgenoemde zone, Logistiek Park Schijns, met een oppervlakte van 87,3 ha is gelegen ten noorden van het Vormingstation-Noord. Tussen het vormingsstation en het Logistiek Park Schijns bevinden zich 3 terreinen waarop nu reeds logistieke activiteiten plaatsvinden (Main Hub I en II, Freight Village); deze vallen onder het beheer van Interferry Boats nv en maken geen deel uit van het projectgebied. Om een goede ontsluiting van het nieuw te ontwikkelen logistiek park te kunnen garanderen wordt een aansluitingscomplex op de A12 voorzien. Dit aansluitingscomplex maakt integraal deel uit van het project. 6.1 Ruimtelijk raamwerk Het ruimtelijk raamwerk geeft op hoofdlijnen de principes weer die gehanteerd werden bij opmaak van de inrichtingsschetsen voor het Logistiek Park Schijns Rationele en faseerbare ruimtelijke structuur Met het oog op een optimaal ruimtegebruik wordt een basisstructuur voorgesteld met maximale, rechthoekige kavels. Het raster speelt bovendien in op de aanwezige infrastructuren (bestaande wegen, kabels en leidingen) op en rondom het terrein. Op die manier is het eenvoudig om het terrein gefaseerd te gaan ontwikkelen. Figuur 6-1 Basisstructuur met rechthoekige kavels Technum 35

48 6.1.2 Minimale infrastructuur met maximale kavelgroottes Om het projectgebied optimaal te ontsluiten via de A12 wordt een nieuw ontsluitingscomplex voorzien centraal in het terrein. De hoofdontsluitingsweg in het gebied ligt langsheen de A12 teneinde een maximaal aaneengesloten ruimte te reserveren voor bedrijvigheid. Bovendien worden zo mogelijke achterkantsituaties langsheen de A12 vermeden en wordt de fortengordel minimaal verstoord door hinder van vrachtverkeer. Figuur 6-2 Ontsluitingsprincipe Gemeenschappelijke parkeervoorzieningen In functie van het nastreven van een efficiënt ruimtegebruik en het stimuleren van het gebruik van duurzame transportmiddelen voorziet het masterplan in geclusterd parkeren. De maximale wandelafstand vanaf de verschillende parkings tot het terrein bedraagt 300 m (circa 3 minuten stappen). Figuur 6-3 Geclusterd parkeren 36 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

49 6.1.4 Optimale integratie van de erfgoed- en landschapselementen Ten zuiden van het projectgebied bevindt zich de fortengordel, een ecologische verbindingszone waarin zich fortjes bevinden die onderdeel zijn van de historische Vesting Antwerpen uit De ruimtelijke inrichting van het terrein voorziet een zachte overgang langsheen de ecologische verbinding en een optimale integratie van de erfgoedelementen. Figuur 6-4 Fortengordel met ecologische verbindingszone Hoogwaardige uitstraling langsheen A12 De ligging van het terrein langs de A12 vereist een doordachte en hoogwaardige ruimtelijke uitwerking van deze flank. Op de uithoeken van het terrein bevinden zich twee aantrekkelijke zichtlocaties. Afhankelijk van het economisch scenario en de beoogde uitstraling kan gekozen worden voor een architecturale, landschappelijke of een andere invulling van de zichtlocaties. Figuur 6-5 Zichtlocaties Technum 37

50 6.1.6 Kwaliteitsvol netwerk voor langzaam verkeer Buiten het projectgebied zijn reeds verschillende trajecten voor langzaam verkeer aanwezig of gepland. Deze routes worden optimaal geïntegreerd in het ruimtelijk ontwerp. Daarnaast draagt een hoogwaardig netwerk voor langzaam verkeer op het terrein zelf bij aan het duurzaam imago ervan. Figuur 6-6 Trajecten voor langzaam verkeer Robuuste blauw-groene structuur voor waterretentie en infiltratie De nodige ruimte voor waterbuffering wordt gemeenschappelijk voorzien binnen de voorgestelde kavelstructuur. Zo krijgen we grote aaneengesloten ruimten die ook een ecologische betekenis krijgen. Het ritme van de blauw-groene zones refereert naar de traditionele polderstructuur aan de overzijde van de A12. Figuur 6-7 Waterbuffering 38 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

51 6.1.8 Buffering van havenactiviteiten naar de omliggende woonkernen Het projectgebied vormt een belangrijke bufferzone tussen havenactiviteiten en wonen. De ruimtelijke inrichting van het terrein tracht maximaal rekening te houden met visuele en geluidshinder naar de omliggende woonkernen. Figuur 6-8 Projectgebied als bufferzone Geïntegreerd ruimtelijk raamwerk Door het bundelen van waterbuffers, parkeervoorzieningen, langzaam verkeer, erfgoedwaarden en natuurwaarden ontstaan maximale kavels voor bedrijvigheid die flexibel kunnen ingevuld worden. Bovendien laat deze compartimentering toe om op een slimme manier in te spelen op de onzekerheden wat betreft de faseerbaarheid en het gewenste reliëf. Naargelang het gewenste economische scenario en enkele variabele ruimtelijke randvoorwaarden kan het ruimtelijk raamwerk flexibel aangepast worden. 6.2 Variabele ruimtelijke randvoorwaarden Reliëf Op dit moment is nagenoeg het volledige terrein waarop het Logistiek Park ontwikkeld zal worden ingenomen door een zandstock, afkomstig van uitgravingen elders in de haven. Om het aantal vrachtbewegingen tijdens de aanlegfase te beperken wordt gestreefd naar een gesloten grondbalans, met de gemiddelde hoogte van de huidige stocks als richtpunt. Dit betekent dat er wordt gestreefd naar een gemiddelde afwerkingshoogte tussen 9 à 10 m TAW. Voorts dient het gewenste reliëf rekening te houden met de vaste hoogtes van bestaande infrastructuur en omliggende percelen. Polder van Stabroek: circa 2.50m TAW A12: circa 7m TAW Smalleweg: circa 4m TAW Poldervlietweg: circa 4m TAW Technum 39

52 Main Hub I en II: circa 4,5m TAW Nieuw aansluitingscomplex A12: circa 12m TAW Fortengordel: circa 1,5m TAW Figuur 6-9 Hoogtes van bestaande infrastructuren en omliggende percelen Hoogspanningsmasten Het projectgebied wordt doorsneden door een hoogspanningsleiding (zie Figuur 6-10) en bijhorende hoogspanningsmasten. Deze masten zijn in hoogte beperkt en eventuele ophoging heeft gevolgen wat betreft de vrije bouwhoogte. Bij een gemiddelde eindafwerking op 9 à 10 m TAW (cf supra) bedraagt de vrije bouwhoogte onder de hoogspanningsleidingen circa 8,5 m. Voorts zal er bij de inrichting van het terrein rekening moeten worden gehouden met de positie van de masten. De masten kunnen verplaatst worden binnen de afgebakende zone. Dit heeft implicaties op de investeringskosten. 40 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

53 Figuur 6-10 Locatie van de hoogspanningslijn 6.3 Inrichting van het projectgebied Conceptueel inrichtingsplan Vanuit een desk research analyse, inclusief internationale benchmark, zijn drie belangrijke mogelijke bouwstenen naar voor gekomen voor de inrichting van het logistiek park: Value Added Logistics (VAL) Zeehavengebonden distripark Factory of the Future De gemiddelde vereiste inzake perceelsgrootte voor Value Added Logistics (VAL) blijkt tussen de 6-10 ha te bedragen waarbij op het Logistiek Park Schijns 4 tot 8 dergelijke spelers zouden Technum 41

54 kunnen aangetrokken worden. Een zekere hoogwaardigheid van de goederen dient dan nagestreefd te worden (high-tech, petrochemie, staallogistiek, specifieke niches zoals windenergie, andere afgewerkte producten). Ook een verband met het continentaal vervoer dient nagestreefd te worden gezien de nabijheid van de main Hub; dit impliceert ook specifieke oorsprong-bestemming relaties in het bijzonder gelegen op de corridor Zuid-Duitsland, Tsjechië/Slovakije, Italië, Roemenië. In dit geval bestaat de rol van de Main Hub er eerder in om faciliterend op te treden naar de activiteiten op het Logistiek Park Schijns. De site kan met Value Added Logistics volledig worden ingevuld. Een tweede potentiële bouwsteen bestaat uit een traditioneel zeehavengebonden distripark gericht op consolidatie, bundeling, opslag, stuffing en stripping van zeehavengebonden stromen. In dit geval zijn mogelijk grotere perceelgroottes vereist en richt de haven zich op eerder traditionele spelers, met een duidelijke gerichtheid naar het continentaal vervoer. Hier is de Main Hub 2 de belangrijkste katalysator van de activiteiten op LPS; een maximale integratie en facilitering van de rol van Main Hub 2 als continentale spoorhub wordt nagestreefd. Dit impliceert bijvoorbeeld ook interne ontsluiting van de Main Hub 2 naar de LPS site (zonder langs de openbare weg te gaan), teneinde de kostenefficiëntie te maximaliseren. Factory of the Future is een derde potentiële bouwsteen. Het betreft eerder kleinschalige ontwikkelingen (maximum 5 ha, mogelijkheden vanaf 1 à 2 ha) die als testcentrum voor de petrochemische of andere industriële activiteiten fungeren. Ook innovatieve projecten in de sfeer van valorisatie / hergebruik van materialen, afvalstromen en de bio-based economie behoren tot de mogelijkheden binnen deze bouwsteen. Binnen beide types kunnen eveneens onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten plaatsvinden. Met de bouwsteen Factory of the Future wordt ingespeeld op de plannen van de Vlaamse Regering in het kader van het Nieuw Industrieel Beleid en op types activiteiten die ook in andere petrochemische clusters ontwikkeld worden (cfr. Plant One in Rotterdam: tussen lab en fabriek). Het betreft in dat geval duidelijk prestigeprojecten die de havengebonden industrie in de kijker zetten en fungeren als uithangbord naar potentiële investeerders en de maatschappij in zijn geheel. De activiteit dient bijgevolg gemengd te worden met de andere bouwstenen (VAL en/of distripark) ( space i.s.m. Omgeving & Witteveen + Bos, 2012). Op basis van bovenstaande drie bouwstenen werden verschillende inrichtingsalternatieven uitgewerkt, deze worden verder besproken in paragraaf Na evaluatie van deze alternatieven werd gekozen voor het alternatief Distripark Spoor. In dit alternatief werd de laatste bouwsteen, namelijk Factory of the Future, niet behouden. Het conceptueel inrichtingsplan voor dit alternatief wordt weergegeven in Figuur In het meest westelijke deel van het logistiek park wordt Value Added Logistics voorzien. De rest van het terrein wordt ingenomen door zeehavengebonden distripark. Vanuit de behoefte om grotere aaneengesloten percelen te realiseren, worden de groene tussenruimtes uit het ruimtelijk raamwerk (zie 6.1.7) weggelaten ter hoogte van de twee centrale fortjes van Ekeren. Om de uitwisseling van goederen te organiseren wordt een private verbindingsweg voorgesteld tussen Main Hub en logistiek park. De duidelijke fysieke interactie tussen beide moet een maximale synergie mogelijk maken. De private weg maakt het bovendien mogelijk gebruik te maken van alternatieve en innovatieve transportmodi ( goederentreintjes, automatic guided vehicles, ecotrucks, multitrailers, heftrucks, enz.). Zij behoeven geen kentekens en worden niet vermengd met doorgaand auto- en vrachtverkeer. Eén centrale toegang ter hoogte van het nieuw aan te leggen ontsluitingscomplex A12 (zie 6.3.3) maakt het mogelijk om de securisatie (badging of kentekenherkenning) te organiseren. Op de oostelijke kop van het terrein wordt een landschapsheuvel voorzien, eventueel in combinatie met een landmark of kunstwerk. Gelet op de vorm van het terrein is deze spie 42 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

55 namelijk minder interessant om te ontwikkelen. Bovendien kan gesteld worden dat de activiteiten in het distripark doorgaans een minder hoogwaardig karakter hebben (grote verharde oppervlaktes, buitenopslag, laagwaardige architectuur, ). Een landschappelijk baken biedt in dat opzicht een waardig alternatief, zowel voor passanten als voor de nabij gelegen woonkernen. Voorts kan een landschapsheuvel mogelijk dienst doen om overtollige grond op een kwaliteitsvolle manier te stockeren. Value Added Logistics Distripark Landschapsheuvel Figuur 6-11 Conceptueel inrichtingsplan Ingrepen aan waterlopen Om de inrichting van het Logistiek Park Schijns mogelijk te maken dienen de Verlegde Schijns (Hoofdgracht en Voorgracht) verplaatst te worden. Dat zal gebeuren door het dempen van de waterlopen nadat voorafgaand twee nieuwe waterlopen/grachten aangelegd werden nl. één ten zuiden van het Logistiek Park Schijns en één ten noorden van de A Verleggen Schijns Het projectgebied behoort tot het Beneden-Scheldebekken, deelbekken Beneden-Schijn. Doorheen het projectgebied stromen de St.-Jacobsloop (cat. 2), de Rode Beek (cat.2), de Bunderbeek (cat. 2), de Kapellebeek (cat. 2) en de Blokbeek (cat. 2) die uitmonden in de Verlegde Schijns (cat. 1). De Verlegde Schijns bestaat uit twee waterlopen, nl. de Hoofdgracht en de Voorgracht. Tussen en rondom deze beide waterlichamen bevindt zich een grondberm met hoogte ca. 4,5m TAW met een uitgestrekte rietgordel die plaatselijk 100 à 110 m breed is (incl. de 2 waterlopen). De Verlegde Schijns dwarsen de volledige zone van het rangeerstation van zuidoost naar noordwest, i.c. vanaf de Leugenbergbocht tot aan de wachtboezems die afwateren via het pompstation Rode Weel. Technum 43

56 Figuur 6-12 Waterlopen in en rondom het projectgebied De regionale afwatering wordt in hoge mate door deze Verlegde Schijns bepaald; ze wateren elk een afzonderlijk deelbekken af en monden uit in de twee wachtboezems, die met elkaar in verbinding staan aan de kant van het pompgemaal Rode Weel en waarvan het water via dit pompgemaal naar Kanaaldok B1 wordt gepompt: De zuidelijk gelegen Hoofdgracht ontvangt het water van de 8 km lange Schijnkoker die op zijn beurt gevoed wordt door tal van beken waaronder Klein Schijn, Oudelandse beek, Donkse beek, Laarse beek, De wachtboezem van deze gracht ontvangt ook 44 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

57 het effluent van de nabijgelegen RWZI à 175 l/s tot 350 l/s (gezuiverd water van delen van Antwerpen, Kapellen en Stabroek). De noordelijk gelegen Voorgracht ontvangt hoofdzakelijk het water van de verschillende polderwaterlopen, waaronder de Afwateringsgracht die ook als overloop dient voor het Antitankkanaal. Sinds de aanleg van de Leugenbergbocht watert ook het Schoon Schijn af naar de Voorgracht. Bij de huidige afwatering via de Verlegde Schijns stellen zich volgende aandachtspunten: De wachtboezems hadden oorspronkelijk een bodempeil van -0,5m TAW maar zijn thans sterk aangeslibd, net zoals de Hoofd- en Voorgracht zelf; Slechte afwateringskarakteristieken van de Verlegde Schijns door het beperkte verhang met voortdurende aanslibbing van beide grachten als gevolg. Door het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen werd onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de waterbodem van Voor- en Hoofdgracht (niet de wachtboezems). Er werd een indicatief onderzoek, een beschrijvend bodemonderzoek en een bodemsaneringsproject opgemaakt. De laatste zijn door OVAM conform verklaard. Het onderzoek toont aan dat er geen uitloging van de verontreiniging naar bodem of grondwater is, dat er geen humaan of verspreidingsrisico is, maar dat er wel een actueel ecologisch risico is. De demping van de Voor- en Hoofdgracht is geselecteerd als beste saneringstechniek. Ter vervanging van de Hoofdgracht zal ten zuiden van het Logistiek Park Schijns een nieuwe waterloop aangelegd worden die via het pompstation Rode Weel zal afwateren. In opdracht van de VMM zijn hydraulische berekeningen uitgevoerd met betrekking tot de vereisten van deze afvoergracht. Om het gemaal verder in dienst te houden als enige gemaal is een ruiming van één van de wachtboezems in elk geval noodzakelijk, gezien de enorme slijtage die de pompen nu ondergaan door oppompen van slib. Een mogelijkheid zou zijn om al het slib van de noordelijke wachtboezem in de zuidelijke wachtboezem te dumpen en daar te laten consolideren. Het ruimen en/of dempen van deze wachtboezems maakt geen deel uit van voorliggend project, maar zal een afzonderlijk project vormen. De nieuwe gracht moet in staat zijn de afwatering van het gehele gebied te verzekeren, zonder wateroverlast te creëren voor de omliggende gebieden: De wijken Laar en Donk te Ekeren. Ze zijn gelegen langsheen de zijlopen van de Schijnoverwelving met name de Laarsebeek en de Donksebeek. De Puihoek te Ekeren, gelegen langsheen het Schoon Schijn. Het poldergebied gelegen ten noorden van de A12 in Stabroek. Met andere woorden, de afvoercapaciteit van een nieuwe gracht moet voldoende groot zijn, zodat de opstuwing in de zijlopen beperkt blijft. Voor de aanleg van deze nieuwe afwatering werd een oplossing uitgewerkt in samenspraak met de VMM, die erin bestaat dat een nieuwe gracht met een lengte van 3370 m ten zuiden van het Logistiek Park Schijns zal worden aangelegd. De nieuwe gracht komt volgens het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen in een zone voor ecologische infrastructuur te liggen. Om het polderwater te capteren en naar het pompstation Rode Weel te brengen, komt er tevens een langsgracht, ter vervanging van de Voorgracht, net ten noorden van de A12 (in het reservatiegebied, zie Figuur 5-2). Deze gracht zal afwateren in noordwestelijke richting en in het meest westelijk gelegen deel van de Ettenhovense polder (zone Sint Jacobsloop en s Technum 45

58 Hertogendijkse Beek) onder de A12 geleid worden om aan te sluiten op het pompstation Rode Weel. De beide aan te leggen grachten maken deel uit van voorliggend project. De nieuwe langsgracht ten zuiden van de huidige Hoofdgracht zal ter hoogte van de aanwezige fortjes omgeleid worden, de fortjes kunnen dus blijven bestaan Nieuwe Langsgracht ten noorden van A12 Ten noorden van de A12 wordt een nieuwe waterloop aangelegd, de Nieuwe Langsgracht. De gracht start aan de Blokbeek, stroomt in noordwestelijke richting en mondt uit in de Afwateringsgracht. Volgende polderwaterlopen monden uit in de nieuwe gracht: Blokbeek, Kapellebeek Rode Beek Sint Jacobsloop s Hertogendijkse Beek Volgende specificaties zijn van toepassing op de nieuw aan te leggen gracht: Maximale bodembreedte: 2 m Maximale bovenbreedte: 8m Taludhelling: 6/4 Langshelling Tussen Blokbeek en Kapellebeek: m/m Tussen Kapellebeek en Afwateringsgracht: m/m Gebruik van kokers ter hoogte van de kruising met de Smalleweg, de Dijkstraat en de oprit ter hoogte van de Leugenberg De gracht wordt gescheiden aangelegd van de baangracht van de A12 om problemen te vermijden van met olie en zout verontreinigd water afkomstig van de A12. Langsheen het volledige tracé van de Nieuwe Langsgracht loopt een collector van Aquafin. Het is nog niet duidelijk of de collector dient aangepast te worden en/of de langsgracht dan wel de collector gesifonneerd dient te worden Aansluitingscomplex A12 Uit onderzoek naar de te verwachten intensiteiten en mobiliteit in de omgeving, is geoordeeld dat bij de uitbouw van het Logistiek Park Schijns een nieuwe verkeerswisselaar op de A12 Ekeren Bergen-op-Zoom noodzakelijk is voor het wegverkeer. Binnen het GRUP Afbakening Zeehavengebied is voor deze ontsluiting een symbolische aanduiding voorzien binnen het gebied van het Logistiek Park Schijns (zie Figuur 4-1). De exacte inplantingslocatie ligt echter nog niet vast en maakt voorwerp uit van verder onderzoek. Mede op basis van de impactbepaling in het MER zal een locatie worden vastgelegd binnen de zoekzone zoals weergegeven in Figuur De zoekzone heeft een oppervlakte van 9 ha. 46 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

59 Er zijn verschillende uitwerkingsmogelijkheden denkbaar voor het aansluitingscomplex op de A12. Twee mogelijkheden werden weerhouden, deze worden verder gedetailleerd in paragraaf 7.5. Figuur 6-13 Zoekzone aansluitingscomplex A Interferentie met andere plannen en projecten Koppeling met het natuurinrichtingsproject Opstalvalleigebied fase 2 Het Logistiek Park Schijns en het ontsluitingscomplex op de A12 overlapt gedeeltelijk of ligt in de nabijheid van twee Speciale Beschermingszones (SBZ) in het kader van de Europese Vogelrichtlijn zijnde: het Vogelrichtlijngebied Kuifeend en Blokkersdijk, deel Kuifeend (BE ) en het Vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde, deel Technum 47

60 Ettenhovense Polder (BE ). Niet enkel de plas van De Kuifeend maar de gehele gebiedscluster rond het rangeerstation Antwerpen Noord werd aangemeld als SBZ. Infrastructuurprojecten uit het verleden (uitbreiding rangeerstation met o.a. bouw van de Main Hub, 32 ha) betekenden reeds een significante ruimte-inname en aantasting van de natuurlijke kenmerken binnen het complex Kuifeend sinds de aanmelding. Dit historisch passief alsook de nog op stapel zijnde projecten bedreigen de toekomst van het SBZ De Kuifeend dermate dat het gebied niet duurzaam in stand gehouden kan worden, gezien: Meerdere soorten het volledige gebied nodig hebben om in hun levensbehoeften (broeden, foerageren, ) te voorzien. Slechts de som van de deelgebieden voldoende kritische oppervlakte van de aanwezige leefgebieden levert voor leefbare populaties van de doelsoorten. Volgens Art. 7 van het uitvoeringsbesluit van 23/07/1998 van het Natuurdecreet geldt bovendien een verbod op het wijzigen van bepaalde beschermde kleine landschapselementen en vegetaties, ongeacht de gewestplanbestemming. Na de realisatie van de geplande (infrastructuur)projecten in de noordoostelijke randzone van het havengebied rechterscheldeoever zal op termijn in totaal ca. 162 ha van deze verboden te wijzigen vegetaties verdwijnen, met name moerassen, plassen, graslanden in VEN en soortenrijke graslanden binnen het SBZ. Ook het dempen van de Verlegde Schijns voor de aanleg van het LPS zal gepaard gaan met een verlies aan natuurwaarden, in casu rietkragen. Om het verlies van deze natuurwaarden te compenseren/mitigeren wordt, ten zuiden van Berendrecht, in de bufferzone tussen haven en woonkern een omvangrijk natuurontwikkelingsproject van ca. 190 ha gerealiseerd, het Opstalvalleigebied (zie Figuur 6-14). Deze grotendeels nieuwe natuurontwikkeling zal samen met de verbetering van de bestaande natuur van het Reigersbos en omgeving (50 ha struwelen en bos) en de behouden plas van de Kuifeend naar verwachting kunnen instaan voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de SBZ De Kuifeend. Vooraleer gestart kan worden met de demping van de Verlegde Schijns dient eerst het natuurinrichtingsproject in het Opstalvalleigebied te worden gerealiseerd. De fasering voor de inrichting van het Logistiek Park Schijns zal worden uitgewerkt in functie van de inrichting van het Opstalvalleigebied. 48 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

61 Figuur 6-14 Inrichtingsvisie voor het Opstalvalleigebied Legende:Bestaand bos (bruin), bestaand struweel (donkergroen), potentieel grasland (lichtgroen), potentieel rietland (lichtgeel), bestaande waterplas (zwart), potentieel grondwatergevoede plas (lichtblauw), potentieel oppervlaktewatergevoede plas (donkerblauw), potentieel oppervlaktewater- en grondwatergevoede plas (appelblauwzeegroen) Aanleg van de Nx Door de Administratie Wegen en Verkeer (AWV) van het Vlaamse gewest wordt momenteel een onderzoek gevoerd naar een eventuele verbinding tussen de N11 en de A12 ten noorden van Antwerpen, voorlopig Nx genaamd. Voor dit project werd een plan-mer opgemaakt waarin diverse tracés met eventuele aansluiting op de A12 werden onderzocht (zie Figuur 6-15). Het plan-mer werd goedgekeurd op 20 december Vermits het project Nx later zal uitgevoerd worden dan het project Logistiek Park Schijns met bijhorende ontsluiting, werd binnen het plan-mer voor de Nx een zoekzone voorgesteld waarbinnen de ontsluiting van het logistiek park zou worden voorzien. In het project-mer voor het Logistiek Park Schijns zal de aanleg van de verkeerswisselaar in functie van het LPS mee opgenomen worden en zullen de effecten ervan bestudeerd worden. Bij het ontwerp van het ontsluitingscomplex zal rekening gehouden worden met een mogelijke toekomstige aansluiting van de Nx. Het complex zal zo worden ontworpen dat het de aanleg van de Nx niet hypothekeert. Technum 49

62 Figuur 6-15 Indicatieve voorstelling van de scenario s voor de Nx 50 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

63 7. ALTERNATIEVEN 7.1 Voorheen onderzochte alternatieven Ontstaan van de inrichtingsalternatieven Tijdens de periode januari maart 2012 werd, in opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, een concept- en inrichtingsstudie uitgevoerd voor het Logistiek Park Schijns 1. De studie spitste zich enerzijds toe op het in kaart brengen van de vaste en variabele randvoorwaarden van het terrein en anderzijds op de identificatie van het potentieel vanuit de vraagzijde i.e. het gewenste profiel van de economische activiteiten. Hiertoe hebben naast een analyse van diverse beleidsdocumenten ook diepte-interviews plaatsgevonden met een aantal experten binnen het Havenbedrijf (Commerciële directie en Strategie en Ontwikkeling) en buiten het Havenbedrijf (logistieke vastgoedontwikkelaars, logistieke dienstverleners, terreinontwikkelaars, nabijgelegen bedrijven, vertegenwoordigers industrie, duurzaamheidsexperten). Volgend op een confrontatie en integratie van de resultaten van beide oefeningen en een aantal interne workshops binnen het studieconsortium werden 5 alternatieven geselecteerd. Alle alternatieven beschikken over de volgende algemene kenmerken: Maximaal inspelen op mogelijkheden voor beeldwaardecreatie. Maximaal inspelen op de bestaande terreinstructuur (aanwezigheid Schijn, aanwezigheid erfgoedelementen: Ekerse fortjes). Voldoende aandacht voor adequate ontsluitingsmogelijkheden, passend in een breder kader, i.e. in eerste instantie richting Liefkenshoektunnelcomplex, vervolgens via een rechtstreekse aansluiting op de A12. Voldoende aandacht voor gefaseerde ontwikkeling. Voorzien van een facilitaire zone voor gemeenschappelijke diensten. 1 space i.s.m. Omgeving & Witteveen + Bos Concept- en inrichtingsstudie Logistiek Park Schijns. Technum 51

64 Alternatief 1: Value Added Logistics (VAL) Figuur 7-1 Alternatief 1: Value Added Logistics Alternatief 1 focust op Value Added Logistics zonder interne wegontsluiting met de Main Hub, er wordt wel een aansluiting op het Liefkenshoektunnencomplex voorzien in eerste fase en met de A12 in een tweede fase. De verschillende percelen van circa 10 ha worden opgevat als identieke eilanden binnen een ruimer groen kader, gevormd door de groene vingers en buffering langs de A12. De Main Hub s hebben eerder een faciliterende rol voor de activiteiten op het terrein, daarom wordt ook geen interne wegontsluiting voorzien. 52 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

65 Alternatief 2: Value Added Logistics + Factory of the Future Figuur 7-2 Alternatief 2: Value Added Logistics - Factory of the Future In dit alternatief worden de activiteiten die zich positioneren binnen Factory of the Future ondergebracht op de belangrijkste zichtlocaties, en tevens de kleinste percelen, van het terrein. Op deze plaatsten wordt gestreefd naar een hoogwaardige (architecturale) uitstraling richting A12. Het innovatieve karakter van het terrein en van de haven krijgt hier een adresfunctie. De Main Hub s hebben een faciliterende rol voor de activiteiten op het terrein en er wordt dus geen interne wegontsluiting voorzien Alternatief 3: Distripark Spoor Voor alternatief 3 wordt verwezen naar de projectbeschrijving van voorliggende kennisgeving, zie paragraaf Technum 53

66 Alternatief 4: VAL + Distripark Spoor Figuur 7-3 Alternatief 4: Value Added Logistics - Distripark Spoor Alternatief 4 is een combinatie van activiteiten die zich positioneren binnen het segment Distripark en Value Added Logistics. Er wordt een beperkte oppervlakte Distripark voorzien (2 x 10 ha) met een mogelijke uitbreiding in oostelijke richting. Met het oog op een intensieve uitwisseling van goederen wordt ook in dit alternatief gekozen voor een private verbindingsweg met Main Hub 1 en 2. Op beide uiteinden van het terrein wordt, afhankelijk van de marktvraag, ingezet op Value Added Logistics. Het ruimtelijk raamwerk (zie 6.1) wordt in deze variant gerespecteerd. Indien een private verbindingsweg tussen de percelen wenselijk is, kunnen de groene tussenzones met behulp van een brug verbonden worden. 54 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

67 Alternatief 5: VAL + Distripark Spoor + Factory of the Future Figuur 7-4 Alternatief 5: Value Added Logistics Distripark Spoor Factory of the Future Alternatief 5 combineert de activiteiten Factory of the Future, Value Added Logistics en Distripark. In dit alternatief wordt er gestreefd naar een hoge synergie tussen de bedrijven op het terrein enerzijds en de main hub s anderzijds. Onderzoek en ontwikkeling in de Factory of the Future, nieuwe technieken inzake warehousing en innovatie op het vlak van goederentransport en overslag worden ontwikkeld in een gemeenschappelijk kader met een sterke focus op duurzaamheid en industrial ecology. Opnieuw wordt een private verbindingsweg voorzien tussen het Distripark en Main Hub 1 en 2. De hoogwaardige uitstraling van het terrein krijgt in het oosten een eerder landschappelijke invulling (richting van de woonkernen), aan de westelijke zijde wordt geopteerd voor een architecturale uitstraling in de Factory of the Future Evaluatie van de alternatieven Tussen april en juni 2012 zijn de verschillende alternatieven geëvalueerd op een diverse en exhaustieve set criteria door middel van een eclectische multicriteria-analyse of EMCA, gevolgd door een marktbevraging EMCA De gehanteerde criteria in de EMCA hielden rekening met volgende dimensies: Een economische dimensie Een financiële dimensie Een dimensie rond kringloopbeheer (water, energie, materialen) Een ecologische en leefbaarheidsdimensie Technum 55

68 Een mobiliteitsdimensie Een ruimtelijke dimensie Een programmatorische dimensie Elke dimensie werd uitgewerkt aan de hand van een aantal subcriteria, waardoor een duidelijke, hiërarchische boomstructuur ontstond om de alternatieven te evalueren. Een volledig beeld van deze structuur is terug te vinden in Bijlage 1. Uit de globale analyse van de EMCA bleek dat twee alternatieven zich afscheiden, nl. alternatieven 3 en 5. Deze alternatieven onderscheidden zich van elkaar door hun goede score op bepaalde criteria. Voor bepaalde andere criteria onderscheidden de alternatieven 3 en 5 zich dan weer door een minder goede score: Alternatief 3 scoort: Minder goed wanneer gewicht wordt gegeven aan kringloopcriteria (specifiek materialenkringloop) Minder goed wanneer gewicht wordt gegeven aan leefbaarheidscriteria (specifiek geluid- en waterkwaliteit) Niet goed wanneer gewicht wordt gegeven aan ruimtelijke criteria (specifiek beeldkwaliteit) Alternatief 5 scoort: Niet goed wanneer gewicht wordt gegeven aan economische criteria Minder goed wanneer gewicht wordt gegeven aan mobiliteitscriteria Minder goed wanneer gewicht wordt gegeven aan ruimtelijke criteria Niet goed wanneer gewicht wordt gegeven aan programmatorische criteria Vanuit de resultaten van de EMCA ontstond een transparant inzicht inzake de sterkten en zwakten van de verschillende alternatieven. Met het oog op de marktbevraging was het immers zinvol om over voldoende kennis te beschikken, zodanig dat voor bepaalde elementen vanuit bepaalde doelstellingen (de criteria gehanteerd in de EMCA) bijkomende voorwaarden konden opgelegd worden om de activiteit op het LPS een voldoende duurzaam karakter mee te geven Marktbevraging Doelstelling van de marktbevraging was af te toetsen of de voorgestelde alternatieven door de marktpartijen ondersteund konden worden en of er voldoende interesse was in de voorgestelde alternatieven. Hiervoor werden diverse logistieke bedrijven geïnterviewd. Er werd met spelers gesproken met verschillende activiteiten die overeenstemmen met de vooropgestelde bouwstenen van het Logistiek Park Schijns (VAL, Distripark Spoor en Factory of the Future) en verschillende producten die verwerkt of behandeld worden. Vanuit de marktbevraging werden volgende elementen aangereikt: Geen waterontsluiting wordt als nadeel ervaren. Spoorconnectie is interessant voor bepaalde types activiteiten. Wegontsluiting is altijd noodzakelijk. Een inspanning vanuit het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen is noodzakelijk om de multimodaliteit te bevorderen. 56 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

69 Verschillende bouwstenen wordt als positieve invalshoek ervaren. Hieruit blijkt dat moet gezocht worden naar synergieën tussen verschillende bedrijven (en activiteiten). Zowel wat betreft duurzaamheid als beeldkwaliteit en parkmanagement, wordt van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen verwacht dat ze de nodige inspanningen zullen leveren om dit te bewerkstelligen Keuze en motivatie De resultaten van de EMCA en de marktbevraging wijzen in de richting van alternatief 3. De motivatie hiervoor is als volgt: In de globale analyse scoort alternatief 3 samen met alternatief 5 als beste. De mindere en slechte scores op de criteria waarop alternatief 3 minder scoort zijn mits de juiste focus te milderen in het verdere ontwerp. Dit is minder evident voor de lagere score voor economische performantie in alternatief 5. Alternatief 3 voldoet beter aan de eis met betrekking tot het multimodale karakter dat vanuit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het Gewestelijk RUP wordt opgelegd. Alternatief 3 geeft eveneens de flexibiliteit om in een latere fase het Logistiek Park Schijns op te splitsen in kleinere percelen. Op deze manier worden de andere scenario s per definitie niet uitgesloten en kan er, indien hiervoor economische aanwijzingen zijn, mogelijk geopteerd voor een ander alternatief. De omschrijving van Alternatief 3 is daarbij niet definitief. Enerzijds moeten de algemene principes en eigenschappen die hierboven opgesomd werden vertaald worden naar een meer gedetailleerd inrichtingsplan, waar het MER zich op zal kunnen baseren. Anderzijds is het ook de bedoeling dat dit MER op interactieve wijze bijdraagt aan het aanpassen en verbeteren van het voorliggende concept, in de richting van nog grotere duurzaamheid en van een minimalisatie van negatieve milieu-effecten. Het MER beperkt zich dus niet louter tot beoordeling van wat voorligt, maar draagt actief bij aan een optimalisatie ervan. 7.2 Nulalternatief Het nulalternatief is het alternatief waarbij het project niet wordt gerealiseerd. Dit alternatief fungeert als referentie voor het beschrijven en beoordelen van effecten. 7.3 Locatiealternatieven Uit onderzoek door het Gemeentelijke Havenbedrijf Antwerpen in 2002 (Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, GIS-cel, Augustus 2002) bleek dat er in de haven van Antwerpen op dat moment in totaal netto ongeveer 780 ha aan bedrijfsterreinen beschikbaar waren, maar slechts 86 ha was onmiddellijk door de overheid uitgeefbaar; deze terreinen waren op 15 ha na uitsluitend gesitueerd op Linkeroever. Op rechteroever waren de enige (kleine) terreinen die nog beschikbaar waren, een kleine uitbreiding bij de Noordzeeterminal en het mogelijke distributieterrein tussen A12 en het vormingsstation Antwerpen-Noord. Het is op deze laatste locatie dat het Logistiek Park Schijns zal gevestigd worden. In het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen werd deze locatie dan ook vastgelegd als specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek. Met deze vastlegging zijn locatiealternatieven niet meer aan de orde. Technum 57

70 7.4 Uitvoeringsalternatieven In het licht van de mildering van eventuele negatieve effecten zullen uitvoeringsalternatieven beschouwd worden onder de vorm van milderende maatregelen. 7.5 Ontsluitingsvarianten Voor het ontsluitingcomplex op de A12 zijn twee varianten mogelijk nl. een brug opgevat als een Hollands complex of als een rotonde. De eerdere varianten ondergrondse rotonde en kluifrotonde zijn niet weerhouden. De ondergrondse rotonde werd niet weerhouden wegens slechte zichtbaarheid en bijgevolg een onaanvaardbaar niveau van verkeersveiligheid. De kluifrotonde houdt de bouw van een tunnel in, wat de oplossing merkelijk duurder maakt en een ongunstige grondbalans heeft. Zoals reeds gezegd is de locatie van het ontsluitingscomplex nog niet volledig gekend, wel staat vast dat het ontsluitingcomplex binnen de zoekzone zal gerealiseerd worden. Zoals eerder gezegd werd de locatie van de zoekzone reeds voorgesteld in het plan-mer voor de Nx. De locatie van het complex, zoals ingetekend in Figuur 7-5 en Figuur 7-6, is de meest waarschijnlijke locatie op basis van de eigendomsstructuur van de percelen en de ligging van de Rotterdam Antwerpen Pijpleiding (RAPL). Een ontsluiting verder naar het noorden is niet zinvol omdat die dan te dicht bij de volgende ontsluiting ligt. De mogelijke ontsluitingsvarianten inzake configuratie van het complex worden weergegeven in Figuur 7-5 en Figuur 7-6. De zoekzone waarbinnen het complex zal gerealiseerd worden, wordt telkens aangegeven met een rood kader. Figuur 7-5 Variant 1: brug (Hollands complex) 58 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

71 Figuur 7-6 Variant 2: brug (rotonde) 7.6 Timing van de werken In onderstaande werken wordt een ruwe planning gegeven van de werken. Per onderdeel wordt weergegeven welk streefdata worden gehanteerd voor de start en het einde van de werken. Tabel 7-1 Vermoedelijke timing van de werken Werken Geschatte uitvoeringstermijn Streefdatum begin der werken Streefdatum einde der werken Omlegging Schijn 6 maanden Q Q Verplaatsen hoogspanningsmasten 10 maanden Q Q Aanleg ontsluitingscomplex 18 maanden Q Q Dempen Schijn 7 maanden Q Q Bouwrijp maken van terrein 12 maanden Q Q Technum 59

72 8. RELEVANTE INFORMATIE UIT BESTAANDE ONDER- ZOEKEN Volgende onderzoeken zijn relevant in het kader van het project-mer: Plan-MER voor de afbakening van het havengebied Antwerpen (Resource Analysis (Technum), 2008) Plan-MER voor de Nx tussen N11 en A12 (Grontmij Vlaanderen, 2011) Conform verklaard bodemsaneringsproject Verlegde Schijn te 2030 Antwerpen (Ecorem, 2008) Waterhuishoudingsstudie Logistiek Park Schijns (Arcadis, 2009) Waterhuishoudingsstudie voor het havengebied dat momenteel afwatert via het Verlegde Schijn en via het pompstation Rode Weel en haar Wachtboezems (Royal Haskoning, 2011) Scenario s pompstation Rode Weel (IMDC, 2011) Concept- en inrichtingsstudie LPS, eindrapport fase 1 ( space i.s.m. Omgeving & Witteveen+Bos, 2012) Monitoring natuur havengebied en omgeving Antwerpen Rechteroever. Resultaten van het monitoringsjaar 2011 (INBO) MER-ontheffingsdossier natuurinrichtingsproject Opstalvalleigebied fase 2 Hydraulische berekeningen Benedenschijn: afvoergracht langs A12 (IMDC, 2012) In het MER zal rekening gehouden worden met de resultaten van bovenstaande studies. De synthese hiervan zal worden weergegeven en besproken in het project-mer. 60 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

73 9. INGREEP-EFFECTANALYSE Uitgaande van de hoofd- en deelingrepen en een eerste afbakening van de karakteristieken van het milieu in het studiegebied, kunnen potentiële milieueffecten afgeleid worden. Het al dan niet effectief voorkomen en de mate en ernst waarmee de opgesomde effecten voorkomen, zal verder in het MER worden bekeken. Er kunnen effecten verwacht worden op de bodem, het watersysteem, het geluids- en luchtklimaat, op fauna en flora, het landschap, het bouwkundig en archeologisch erfgoed en de mens (impact op sociaal-organisatorische aspecten, mobiliteit). Ook het aspect lichthinder en eventueel stralingen - zal binnen deze laatste discipline bekeken worden. De aanlegfase is een tijdelijke ingreep met evenwel mogelijk permanente effecten. Eens de inrichtingswerken voltooid zijn, volgt een permanente periode van gebruik en periodiek onderhoud. In Tabel 9-1 wordt het algemeen ingreep-effectenschema voor de inrichting weergegeven. Dit overzicht dient als leidraad voor de verschillende disciplines om de effecten concreet uit te werken en te evalueren op basis van discipline-eigen criteria. Technum 61

74 Verwacht effect op Deel-ingrepen Bodem Water Mobiliteit Lucht Geluid en Trillingen Fauna en Flora Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Mens AANLEGFASE Aanleg werfzone, inrichting werfkeet en stockageruimte, aanvoer van materiaal Aanleg van een nieuwe hoofdgracht en Nieuwe Langsgracht x x x x x x x x x x x x x x x Dempen van Verlegde Schijns x x x x x x x Verplaatsen van HS-masten x X x x x x Grondverzet x X x x x x Tijdelijke berging uitgegraven grond Aanleg riolerings- en infiltratienet tbv afvoer regenwater x x x x x x x x x x x Aanleg wegenis x x x x x x Aanleg groenstrook x x x x x x x Ontruiming van de werf en stockageruimten Afvoer en berging van overtollige grond x x x x x x x x x x x x EXPLOITATIEFASE Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex in werking x x x x x x x Tabel 9-1 Ingreep-effectenschema voor de realisatie van het Logistiek Park Schijns, het aansluitingscomplex op de A12 en gerelateerde ingrepen 62 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

75 10. AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED, DE REFERENTIE- SITUATIE EN DE GEPLANDE TOESTAND 10.1 Studiegebied Effecten ten gevolge van een project manifesteren zich doorgaans in een groter gebied dan het projectgebied. Dit wordt het studiegebied genoemd. De afbakening van het studiegebied wordt bepaald door het invloedsgebied waarbinnen effecten optreden. Dit kan per discipline en zelfs per effect verschillend zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het projectgebied met inbegrip van het invloedsgebied. Het studiegebied wordt per discipline afgebakend in hoofdstuk Referentiesituatie en geplande toestand Voor de beschrijving van de te verwachten milieueffecten (= geplande toestand) in het studiegebied zal steeds vergeleken worden met de toestand van het milieu in de referentiesituatie. De referentiesituatie is de toestand van het milieu bij het Nulalternatief, dus als het Logistiek Park Schijns niet zou worden gerealiseerd. In de praktijk zal voor veel disciplines de referentiesituatie gelijk gesteld worden aan de huidige toestand van het studiegebied (situatie 2013). Voor sommige disciplines moet bij de beschrijving van de referentiesituatie ook rekening gehouden worden met mogelijke ontwikkelingsscenario s. Ontwikkelingscenario s beschrijven de gevolgen van al genomen beslissingen waarvan verwacht wordt dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen project aanvangt. Voorbeelden zijn de ontwikkeling ten gevolge van ruimtelijke beleidsplannen en regelgeving (RSV, RUP, GRS, ) en van beleidsplannen en regelgeving met betrekking tot natuur en milieu, bodem, water, luchtkwaliteit,. Ontwikkelingscenario s houden waar relevant ook rekening met autonome wijzigingen in de omgevingfactoren (b.v. klimaat). Technum 63

76 11. METHODOLOGIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE, EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING 11.1 Algemeen De bedoeling van het projectmilieueffectrapport (project-mer) is een beschrijving te geven van de effecten van zowel aanleg en exploitatie van het Logistiek Park Schijns als aanleg en exploitatie van het aansluitingcomplex op de A12 op het milieu, en onderzoek te doen naar eventuele milieueffectverzachtende maatregelen die de negatieve impact op het milieu trachten te beperken of te voorkomen. In het project-mer zullen de effecten op Bodem; Water; Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie; Mens Mobiliteit; Mens Ruimte; Geluid en Trillingen; Lucht; Fauna en Flora en Licht bestudeerd worden. In volgende paragrafen wordt per discipline aangegeven hoe dit zal gebeuren. De globale werkwijze voor elke discipline is als volgt: Afbakening studiegebied Beschrijving referentiesituatie van het studiegebied en ontwikkelingsscenario s Beschrijving van de milieueffecten (geplande situatie) en beoordeling ten opzichte van de referentiesituatie en de relevant ontwikkelingsscenario s Aangeven van milderende maatregelen/voorstellen voor postmonitoring Opgave van leemten in de kennis, hoe ermee is omgegaan en eventuele gevolgen voor de verdere besluitvorming Er zal voor de beschrijving van de referentiesituatie maximaal rekening gehouden worden met beschikbare gegevens uit bestaande en in uitvoering zijnde onderzoeken, rapportages, 11.2 Discipline Bodem Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline bodem omvat de zone van het projectgebied bestaande uit de zone van het Logistiek Park Schijns onder het beheer van het Havenbedrijf (de zone voor de toekomstige bedrijventerreinen en de nieuw aan te leggen langsgrachten) en de zone van het aansluitingscomplex op de A12, met inbegrip van de zones waar uitgegraven gronden eventueel tijdelijk of definitief geborgen zullen worden. In principe worden de locaties door deze depots zo veel mogelijk binnen de afbakening van het toekomstige Logistiek Park zelf gezocht. Verder wordt er gestreefd naar een gesloten grondbalans, zodat er normaal gezien geen grondoverschotten ontstaan waarvoor bergingslocaties moeten gezocht worden. Inhoudelijke afbakening De uitvoering van het project kan zowel effecten hebben op het bodemgebruik, de bodemkundige kenmerken, de geologische toestand als op de bodemkwaliteit. Rekening houdend met de aard van de huidige activiteiten, de te beschouwen scenario s/alternatieven, de geplande ingrepen (aanleg bedrijventerrein, afwateringsgrachten en aansluitingscomplex) en de 64 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

77 aard van het studiegebied zullen de aanwezige Quartaire en Tertiaire bodemlagen boven de Kleilaag van de Formatie van Boom van belang zijn. Bijzondere aandacht zal gaan naar de eventueel aanwezige (historische) bodemverontreinigingen. We stellen voor om als onderdeel van de discipline bodem ook aandacht te besteden aan het aspect duurzaam afval- en materialenbeheer. Een belangrijk aandachtspunt zal de topografische toestand en de grondbalans van het project zijn Beschrijving van de referentiesituatie Voor de beschrijving van de huidige situatie zullen volgende gegevens over de bodems voorkomend in het studiegebied verzameld worden: Huidig bodemgebruik (natuurlijk en verstoord) en historiek van het bodemgebruik; Topografische en geologische karakteristieken; Bodemgesteldheid, waarbij opgemerkt dient te worden dat de bodemseries en de drainageklassen van de bodemkaart geactualiseerd dienen te worden, gezien het terrein een aantal jaar als zandstockageplaats in gebruik is. Bodemkwaliteitsgegevens (knelpunten) met een overzicht van verontreinigde sites, uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringsprojecten in en in de nabijheid van het projectgebied. De beschrijving van de huidige situatie inzake bodem zal worden gebaseerd op een terreinbezoek en de raadpleging van volgende kaarten, databanken en rapporten: Topografische kaart, schaal 1: (NGI, 1984); Digitale bodemgebruikskaart (GIS-Vlaanderen, 2001); Digitale bodemkaart opgemaakt door het IWT (GIS-Vlaanderen, 2001), geactualiseerd aan de hand van recent gerealiseerde projecten; Bodemgeschiktheidskaarten (Geoloket Bodem); Geologische kaart van België, schaal 1/ (Claes, S. en Gullentops, F.) - toelichting bij de geologische kaart van België Vlaams Gewest; Brussel; 2001; Databank Ondergrond Vlaanderen ( OVAM ( digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen. De bij de opdrachtgever beschikbare studies en rapporten over de zandstockage op het terrein, het MER voor het Strategisch Plan van de haven, het Bodemsaneringsproject Verlegde Schijn, de waterhuishoudingsstudies, eventueel reeds beschikbare gegevens uit technische verslagen (grondverzet).... In de beschrijving van de huidige toestand inzake bodem zal bijzondere aandacht gaan naar de topografische beschrijving, de grondbalans en de kwaliteit van de uit te graven bodems. Technum 65

78 Bespreking van de geplande situatie Mogelijke effecten en hun relaties tot de ingrepen Het project voorziet een inrichting van het projectgebied als logistiek park met daaraan gerelateerd een aantal ingrepen aan bestaande waterlopen en de aanleg van een aansluitingscomplex met de A12. Het spreekt voor zich dat deze werken gepaard zullen gaan met heel wat grondwerken en er dus een effect kan verwacht worden op het bodemsysteem. De effecten zijn in eerste instantie gerelateerd aan de graaf- en ophogingswerken; deze werken kunnen leiden tot een verstoring van de bodem onder vorm van profiel- of structuurwijziging. De bodem ter plaatse is echter reeds veelvuldig vergraven en opgehoogd waardoor de oorspronkelijke profielen en structuren reeds verstoord zijn. Tijdens en na de werken kan bodemverontreiniging optreden ten gevolge van calamiteiten. Waar mogelijk kunnen bestaande verontreinigingen gesaneerd worden. Het grondverzet, dat noodzakelijk is voor het inrichten van het projectgebied, kan leiden tot grondoverschotten. Toetsingskader In het MER worden de te verwachten effecten van de toekomstige situatie vergeleken met de referentiesituatie en de relevante wetgeving (Vlarem, Vlarebo, Vlarema). Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de effecten gerelateerd aan grondverzet en het bergen van grondoverschotten. Inzake bodemkwaliteit kan de aanrijking van de bodem met welbepaalde stoffen getoetst worden aan normen die in functie van het bodemgebruik zijn vastgesteld. Zowel de beoordeling van de actuele gehalten als de mogelijke toename worden ten opzichte van de gekende normen voor Vlaanderen getoetst, zoals de milieukwaliteitsnormen (VLAREM II) of bodemsaneringsnormen (VLAREBO). Bij gebrek aan normen kan verwezen worden naar criteria uit de Europese richtlijnen of uit de buurlanden of naar een vergelijkbare situatie waar een wijziging van de bodemkwaliteit gekend is. Indien geen kwantificering van de gewijzigde toestand mogelijk is (bijvoorbeeld wegens gebrek aan analysegegevens), zal de kans op een wijziging van de bodemkwaliteit beoordeeld worden op basis van een expertenoordeel. Hierbij spelen de soort van de stoffen een rol, de mogelijke impacten op mens, dier en plant en de eventuele mogelijkheid om de effecten in te perken. Met betrekking tot bodemverstoring en wijziging van het bodemgebruik kan getoetst worden aan de referentiesituatie. Het project kan inzake het aspect duurzaam materialenbeheer getoetst worden aan de huidige beleidsdoelstellingen terzake. Significantiekader De significantie van een bepaald effect wordt in deze discipline bepaald aan de hand van een expertenoordeel. De expert houdt hierbij onder meer rekening met zaken als ernst en omvang van het effect en locatie, zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de receptoren. Deze verschillende aspecten worden door de expert geïntegreerd tot een score die uiting geeft aan het belang van het effect. Als scoresysteem wordt een zevendelige ordinale schaal gebruikt, waaraan de volgende interpretatie kan gegeven worden: 66 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

79 +++ Sterk positief effect ++ Matig positief effect + Gering positief effect 0 Effect afwezig of verwaarloosbaar - Gering negatief effect - - Matig negatief effect Sterk negatief effect Het ordinale karakter van deze schaal houdt in dat de scores in de eerste plaats een volgorde aangeven; over de relatieve afstand tussen de scores doet de schaal geen uitspraak. De scores zijn evenmin additief of onderling (over de criteria of disciplines heen) vergelijkbaar. Methode van effectbepaling Effecten op het bodemgebruik en bodemverstoring zullen via oppervlakteberekeningen met behulp van GIS begroot en uitgedrukt worden in arealen (absoluut en relatief ten opzichte van het studiegebied). Overlay van de gewijzigde oppervlakten met de geactualiseerde bodemkaart, luchtfoto en bodemgebruikskaart zal toelaten om uitspraken te doen over de aard van de wijziging/verstoring. Mogelijke effecten op de bodemkwaliteit zullen via een kwalitatieve analyse worden beschreven. Er zal aangegeven worden welke elementen/parameters/stoffen van belang zijn en via welke processen deze op of in de bodem terecht kunnen komen en herverdeeld worden. Risicolocaties zullen op kaart voorgesteld worden. Op basis van de beschikbare projectgegevens zal een grondbalans opgemaakt worden. Naast een raming van de hoeveelheden zal ook een indicatie van de verontreinigingsgraad (toetsingskader Vlarebo) gegeven worden en zullen de herbruikmogelijkheden (toetsingskader Vlarema) besproken worden. Overzicht Tabel 11-1 geeft een overzicht van de effecten die zullen besproken worden binnen de discipline bodem. Daarbij wordt voor elk effect het gehanteerde criterium, de toegepaste methodiek en het relevant toetsingskader kort weergegeven. Technum 67

80 Tabel 11-1 Beoordelingscriteria voor de discipline bodem Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbepaling Toetsingskader Wijziging bodemgebruik en bodemverstoring (profielwijziging, structuurwijziging) Oppervlakte ingenomen/verstoorde bodem m² Inschatting ruimtebeslag op basis van projectgegevens (grondplan) en overlay met (geactualiseerde) bodemkaart, bodemgebruikskaart, luchtfoto en bodembestemmingskaart Aanwezigheid onverstoorde, natuurlijke of waardevolle bodems Wijziging bodemkwaliteit Toe- of afname (potentiële) bodemverontreinigin g, optreden van accidentele situaties mg/kg, aantal locaties, m² Kwalitatieve bespreking, situering risicolocaties op kaart Bodemkwaliteitsnormen (Vlarem, Vlarebo, EU richtlijnen, buurlanden) Grondverzet/- grondbalans Volume, kwaliteit, open of gesloten grondbalans, mate van duurzaam materialenbeheer m³, mg/kg Inschatting van volume en kwaliteit aan de hand van de gegevens uit bestaande bodemonderzoeken en projectgegevens over de grondbalans. Evaluatie rekening houdend met kwaliteit en bergings- of afzetmogelijkheden Bodemkwaliteitsnormen en hergebruiksmogelijkheden, doelstellingen duurzaam materialenbeheer (Vlarema) Een belangrijk vergelijkingspunt tussen de te onderzoeken scenario s/alternatieven zal het totale grondverzet en de grondbalans zijn, vooral de mate waarin die gesloten zal zijn. Er zal verder een toetsing gebeuren aan het plan-mer voor de afbakening van het havengebied inzake effecten en maatregelen gedefinieerd voor de discipline bodem (deels overgenomen als flankerende maatregelen uit het actieplan vastgelegd door de Vlaamse regering (22 juli 2011)) Milderende maatregelen Ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging tijdens en na de aanlegfase kunnen een aantal globale preventieve en beschermende maatregelen voorgesteld worden. Ten aanzien van de grondbalans kunnen suggesties gedaan worden om de grondoverschotten te beperken en optimale afstemming met andere projecten na te streven Leemten in de kennis De grootte van het grondverzet en de exacte zones van ophoging en afgraving zijn in deze fase van het project nog niet gekend. Voor het inschatten van de mate van bodemverstoring en de grootte van het grondverzet zijn deze gegevens noodzakelijk. Er wordt aangenomen dat deze gegevens gekend zullen zijn bij aanvang van opmaak van het project-mer en alle leemten in de kennis op dat moment zullen opgevuld zijn. 68 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

81 11.3 Discipline Water Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied is de zone waarin wordt nagegaan of het project effecten op het watersysteem kan veroorzaken. Het studiegebied valt in eerste instantie samen met het projectgebied, d.i. de zone waarbinnen het eigenlijke project wordt uitgevoerd. Daarnaast behoort ook de zone waar er effecten te verwachten zijn als gevolg van de geplande ingrepen en activiteiten tot het studiegebied. Specifiek voor de discipline water is de horizontale en verticale afbakening van belang, waarbij de horizontale component bepaald wordt door de aanwezigheid van waterlopen en de verticale component door de aanwezigheid van grondwater en ondoorlatende lagen. Ook de nabijheid van gebieden die voor de discipline water belangrijk zijn (bijv. kwelgebieden, infiltratiegebieden, moeras, grondwaterwingebieden, ) speelt een rol bij de afbakening van het studiegebied. In geval van bemaling dient het studiegebied minimaal de te verwachten bemalingsstraal van de afpompingskegel te bevatten. Concreet bestaat het studiegebied voor de discipline water uit volgende waterlopen (deelbekken Beneden-Schijn): Sint-Jakobsloop, Bunderbeek, een niet geklasseerde waterloop, de Kapellebeek en de Blokbeek die uitmonden in de (te dempen) Verlegde Schijns (Hoofdgracht en Voorgracht). De Verlegde Schijns monden uit in de twee wachtboezems ter hoogte van het pompstation Rode Weel, dat het water naar kanaaldok B1 verpompt. Ook de in het gebied aanwezige riolerings- en waterzuiveringsinfrastructuur behoort tot het studiegebied. Thematische afbakening In de discipline water wordt ingegaan op de te verwachten effecten van het project op het oppervlaktewater en het grondwater. Binnen beide deeldisciplines wordt telkens nagegaan wat de mogelijke effecten van het project op de kwantiteit en de kwaliteit van het watersysteem zijn, en dit zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de operationele fase. In het bijzonder wordt wat betreft het grondwater binnen het studiegebied nagegaan of er zich tijdelijke en/of permanente wijzigingen zullen voordoen in de grondwaterpeilen en/of in de kwaliteit van het grondwater. Voor oppervlaktewater wordt bestudeerd wat de gevolgen zullen zijn van het project op de waterkwaliteit, structuurkwaliteit en kwantiteit van de waterlopen, grachten en eventuele aanwezige waterplassen aanwezig in het studiegebied. Met kwantiteitsaspecten worden wijzigingen in watersystemen zoals wijzigingen in stroomgebied of (af)water(ings)systemen, wijzigingen in debieten of waterpeilen bedoeld. Specifiek wordt ook de impact op de afwatering en de riolerings- en zuiveringsinfrastructuur bekeken, tijdens de aanlegfase maar ook tijdens de operationele fase. Ook de waterbodemproblematiek van de Verlegde Schijns zal deel uitmaken van het onderzoek. Tenslotte worden in het kader van de discipline water ook de nodige elementen aangeleverd die de bevoegde overheden in staat stellen de watertoets van het project uit te voeren. Deze elementen zullen apart samengebracht worden in een duidelijk te herkennen hoofdstuk of document. Ook hier zijn relaties met de discipline Fauna en Flora te verwachten. Technum 69

82 Naast een samenvattende beschrijving van de relevante effecten op het watersysteem zal in de watertoetsparagraaf specifiek informatie worden samengebracht met betrekking tot de volgende activiteiten of effecten (indien niet van toepassing zal dit expliciet vermeld worden): Wijzigingen in overstromingsregime Wijzigingen in afstromingshoeveelheid Wijzigingen in de infiltratie naar het grondwater Wijzigingen in het grondwaterstromingspatroon Opslag en storten van bodemvreemd bodemmateriaal Wijziging van vegetatie Reliëfwijziging Buffering en infiltratie van oppervlakte- en hemelwater Wijziging van het aantal puntbronnen Wijziging van grondwaterwinning Toename en bestendiging van knelpunten voor vismigratie Migratiebelemmering voor fauna op de oever. Gewijzigd afvoergedrag van de waterloop Beschrijving van de referentiesituatie Over het watersysteem in het studiegebied zijn reeds veel studies beschikbaar. Belangrijke bronnen van informatie zijn de waterhuishoudingsstudie voor het Logistiek Park Schijns (Arcadis 2009), de waterhuishoudingsstudie voor het havengebied dat afwatert via het pompstation Rode Weel (Haskoning 2011) en de IMDC-studie over het pompstation Rode Weel (2011). Ook de informatie over de waterbodems van de Hoofdgracht en uit het bodemsaneringsproject voor de Verlegde Schijns (Ecorem, 2008) zullen relevante gegevens opleveren. Naast de reeds vermelde studies en het uitvoeren van een terreinbezoek zullen ook volgende informatiebronnen geraadpleegd worden : Databanken (VMM databank, vismigratiedatabank, DOV databank,...). Kaartmateriaal (Vlaamse hydrografische Atlas, luchtfoto s, grondwaterkwetsbaarheidskaart, watertoetskaarten AGIV, Verspreiding en typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest (UIA),...); 70 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

83 Bespreking van de geplande situatie Mogelijke effecten en hun relaties tot de ingrepen Hieronder wordt op hoofdlijnen aangegeven welke ingrepen/projecten voorzien zijn en wat de gevolgen voor het watersysteem kunnen zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen aanleg- en exploitatiefase. De effecten op het watersysteem zullen zich op het grondwater en/of het oppervlaktewatersysteem manifesteren en kunnen een kwalitatieve en/of kwantitatieve impact hebben. Tabel 11-2 Ingreep Ingreep-effectrelaties voor de discipline water Effecten op het watersysteem wijziging oppervlaktewaterkwaliteit wijziging oppervlaktewaterkwantiteit wijziging grondwaterkwaliteit wijziging grondwaterkwantiteit wijziging structuurkwaliteit Wijziging sedimenttransport/erosie Aanlegfase Aanleg nieuwe hoofdgracht x x x x x x Aanleg Nieuwe Langsgracht x x x x x x Dempen Verlegde Schijns x x x x x x Verplaatsen HS-masten Grondverzet en profilering terrein x x x x x Aanleg riolerings- en infiltratienet x x x x x Aanleg wegenis en verharding x x x x x Exploitatiefase Afwatering x x x x x Afvalwaterlozing x x x x Gewijzigd bodemgebruik x x x x x Het afwateringssysteem zal tijdens de aanlegfase drastisch wijzigen (aanleg nieuwe gracht, dempen van de Verlegde Schijns). Afhankelijk van de uitvoeringswijze kan dit leiden tot een tijdelijke toename van het zwevend sediment in het water van de wachtboezems. Effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn ook te verwachten tijdens de exploitatiefase, ten gevolge van de lozing van gezuiverd afvalwater en afstromend hemelwater van wegen en parkings, beladen met verontreinigingen. Voor zover geschikte basisgegevens inzake waterbehoefte en afvalwaterproductie voor de toekomstige bedrijven beschikbaar zijn, kunnen enkele aannames over effecten op het watersysteem tijdens de exploitatiefase gemaakt worden. In ieder geval zal wel aangegeven worden welke randvoorwaarden hiervoor gelden Technum 71

84 vanuit de discipline Water. Hierbij kan uitgegaan worden van een aantal duurzaamheidsprincipes (maximaal hergebruik van hemelwater, afvalwater, industriële symbiose,...). Lozing van bemalingswater op oppervlaktewater tijdens de aanlegwerken dient als een tijdelijk effect beschouwd te worden. Waar grootschalige bemaling gepland is tijdens de aanlegfase, kan verplaatsing van verontreinigd grondwater optreden. Algemeen zal tijdens de exploitatiefase een gewijzigd bodemgebruik op langere termijn resulteren in een gewijzigde grondwaterkwaliteit. Door verharding van de terreinen zal ook de infiltratie afnemen. De ingrepen die tijdens de aanlegfase voorzien zijn, leiden in principe allen tot verdroging van het gebied (verharding, bemaling, ophoging, ). Deze verdroging werkt door tijdens de exploitatiefase. Als de gewijzigde afwatering een invloed heeft op de kwantiteit van het grondwater, kan ook de kwaliteit een invloed ondergaan. Aantasting van de structuurkwaliteit heeft vooral betrekking op de Verlegde Schijns die zullen verdwijnen. Toetsingskader Voor oppervlaktewater vormt het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) een belangrijk toetsingskader, samen met de geldende waterkwaliteitsnormen. Voor grondwater zal een apart toetsingskader uitgewerkt worden dat de omvang van wijzigingen in grondwaterstroming en -peilen relateert aan secundaire effecten als verdroging, vernatting, impact op watergebruik, op archeologisch bodemarchief, deze secundaire effecten zelf zullen, voor zover relevant, in de respectieve receptordisciplines (mens, fauna & flora, landschap, ) besproken worden. Significantiekader De significantie van een bepaald effect wordt in deze discipline bepaald aan de hand van een expertenoordeel. De expert houdt hierbij onder meer rekening met zaken als ernst en omvang van het effect en locatie, zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de receptoren. Deze verschillende aspecten worden door de expert geïntegreerd tot een score die uiting geeft aan het belang van het effect. Als scoresysteem wordt een zevendelige ordinale schaal gebruikt, waaraan de volgende interpretatie kan gegeven worden: +++ Sterk positief effect ++ Matig positief effect + Gering positief effect 0 Effect afwezig of verwaarloosbaar - Gering negatief effect - - Matig negatief effect Sterk negatief effect 72 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

85 Het ordinale karakter van deze schaal houdt in dat de scores in de eerste plaats een volgorde aangeven; over de relatieve afstand tussen de scores doet de schaal geen uitspraak. De scores zijn evenmin additief of onderling (over de criteria of disciplines heen) vergelijkbaar. Methode van effectbepaling Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Wijzingen in het areaal aan oppervlaktewater worden begroot op basis van de technische plannen, de beschikbare waterhuishoudingsstudies en aan de hand van GIS-analyse. Concreet gaat het hierbij onder meer om het aanleggen van een nieuwe gracht, het dempen van de Verlegde Schijns, het aanpassen van de waterloopprofielen, de toename van de verharding,.... Ook de effecten van eventuele grondwaterstandswijzigingen op waterlichamen in de nabije omgeving zullen bestudeerd en begroot worden. Effecten op de afwatering van de polder of op de ontvangende waterlopen (wachtboezem(s) of Kanaaldok) zijn af te leiden uit de waterhuishoudingsstudie opgemaakt voor het Logistiek Park Schijns. Een oppervlaktewatermodel hoeft dus niet ingezet te worden. Deze studie zal ook inzicht bieden in de mogelijke effecten van (bijkomende) afstroming van hemelwater vanuit de nieuw aangelegde terreinen. Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Effecten op de waterkwaliteit tijdens de aanlegwerken zullen kwalitatief besproken worden op basis van gegevens van de werflayout, fasering, ingezet materieel e.d.m.. Er wordt van uit gegaan dat het gros van deze effecten kan vermeden worden door een aangepast werfbeheer en normale principes van goede praktijk; richtlijnen in dat verband zullen geformuleerd worden. Effecten op de waterkwaliteit tijdens de exploitatiefase hangen in grote mate af van de aard van de bedrijven en activiteiten die zich op de nieuwe terreinen zullen vestigen. Randvoorwaarde is geen achteruitgang van de waterkwaliteit van de ontvangende waterloop (nieuwe gracht, Wachtboezem(s), Kanaaldok), dus lozingen van niet-behandeld afvalwater zijn in principe uit den boze. Dit neemt niet weg dat als gevolg van diffuse emissies vervuilingen toch het oppervlaktewater kunnen bereiken. Aangezien de toekomstige bestemming van de nieuwe haventerreinen op dit moment nog niet 100% vastligt, zullen wij vanuit de discipline water suggesties doen voor een verkiesbare invulling met een zo laag mogelijke impact op het watersysteem. Overigens is de aard van de activiteit daarbij in se minder belangrijk dan de aard van de maatregelen die genomen worden om watervervuiling te voorkomen. Wij zullen onze adviezen dan ook focussen op de aard van de maatregelen die moeten genomen worden, per type van activiteit, om de effecten op de kwaliteit van het watersysteem zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Wijziging grondwaterkwaliteit en -kwantiteit Een impact op de grondwaterkwaliteit kan het gevolg zijn van de werfactiviteiten en/of van de activiteiten tijdens de exploitatie van de terreinen. Dit is sterk gerelateerd aan wat beschreven werd onder het effect op de oppervlaktewaterkwaliteit. Dit effect zal kwalitatief beschreven worden en maatregelen om grondwatervervuiling te voorkomen zullen aangegeven worden, rekening houdend met de verschillende mogelijke invullingen van het Logistiek Park. Verder kunnen er effecten zijn van de beperking van de infiltratie door toename van verharding door het inrichten van de haventerreinen. Uit de studie Onderzoek over de toepassing van het Technum 73

86 hemelwaterbesluit in het Antwerps havengebied op de rechteroever, in het bijzonder de mogelijke rol van infiltratie in het tegengaan van de verzilting van het grondwater (K 2205) (uitgevoerd door IMDC i.s.m. Universiteit Gent) volgt dat de invloed van verminderde infiltratie wellicht beperkt is, maar uiteraard zal dit in het kader van het MER nagegaan worden. Tabel 11-3 geeft een overzicht van de effecten die zullen besproken worden binnen de discipline Water. Daarbij wordt voor elk effect het gehanteerde criterium, de toegepaste methodiek en het relevant toetsingskader kort weergegeven. Tabel 11-3 Beoordelingscriteria voor de discipline water Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Wijziging in kwaliteit oppervlaktewater (fysico-chemische parameters) Kwalitatief, met inschatting van effect op het GEP Expert-oordeel, rekening met huidige kwaliteit, aard van de ingrepen en toekomstige activiteiten GEP, ecologische en fysico-chemische waterkwaliteitsnorme n Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging in oppervlakte waterlichamen, opgesplitst naar aard en functie Oppervlakte, opgesplitst naar aard en functie van het waterlichaam GIS-bepaling op basis van kaarten bestaande toestand en projectplannen GEP Behoud van functies (ecologische en andere) Impact op biotiek en hydromorfologie Kwalitatieve inschatting van effect op het GEP Expertoordeel GEP Wijziging grondwaterkwaliteit Wijziging grondwaterkwantiteit Wijziging in kwaliteit grondwater Wijziging in stijghoogte kwalitatief Expertoordeel Grondwaterkwaliteits -normen Functies en gebruik van grondwater (natuur, mens, ) Stijghoogten (m) Expertoordeel Peilen in functie van functies en gebruik (natuur, mens, ) Faseerbaarheid uitvoering ifv IHD s Er zal eveneens een toetsing gebeuren aan het plan-mer voor de afbakening van het havengebied inzake effecten en maatregelen gedefinieerd voor de discipline water (deels overgenomen als flankerende maatregelen uit het actieplan vastgelegd door de Vlaamse regering (22 juli 2011) Watertoets In het kader van de discipline Water worden ook de nodige elementen aangeleverd die de bevoegde overheden in staat stellen de watertoets van het project uit te voeren. Deze elementen zullen apart samengebracht worden in een duidelijk te herkennen hoofdstuk. Hier zijn ook relaties met de discipline Fauna en Flora te verwachten. Naast een samenvattende beschrijving van de relevante effecten op het watersysteem zal in de watertoetsparagraaf specifiek informatie worden samengebracht met betrekking tot de volgende activiteiten of effecten (indien niet van toepassing zal dit expliciet vermeld worden): 74 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

87 Wijzigingen in overstromingsregime Wijzigingen in afstromingshoeveelheid Wijzigingen in de infiltratie naar het grondwater Wijzigingen in het grondwaterstromingspatroon Opslag en storten van bodemvreemd bodemmateriaal Wijziging van vegetatie Reliëfwijziging Buffering en infiltratie van oppervlakte- en hemelwater Wijziging van het aantal puntbronnen Wijziging van grondwaterwinning Toename en bestendiging van knelpunten voor vismigratie Migratiebelemmering voor fauna op de oever. Gewijzigd afvoergedrag van de waterloop Milderende maatregelen Als onderdeel van de studie zullen milderende maatregelen uitgewerkt worden. Zonder te willen vooruitlopen op de resultaten van de studie, zal het daarbij onder meer gaan over volgende types van maatregelen: Maatregelen die vervuiling van oppervlaktewater en grondwater tegengaan tijdens de werffase (omgaan met afval, onderhoudsproducten, afstroming, ); Maatregelen die erop gericht zijn de hydromorfologische, fysico-chemische en biologische elementen die essentieel zijn voor het bereiken van het Goed Ecologisch Potentieel niet negatief te beïnvloeden, of integendeel positief te beïnvloeden. Maatregelen om de invloed op het grondwaterregime te beperken, zowel tijdens de aanleg (bvb. retourbemaling) als tijdens de exploitatie. Daarnaast zal ook ingegaan worden op eventuele versterking van bepaalde potenties inzake hergebruik van hemelwater, afvalwater en mogelijke kansen voor industriële symbiose op het vlak van de waterkringloop, alsook op de eventuele kansen voor de inrichting van de nieuw aan te leggen grachten (natuurtechnische inrichting) en de kansen voor collectieve functies op het vlak van watergebruik en behandeling en het nastreven van een gesloten waterkringloop Leemten in de kennis Er staat veel voorbereidend studiewerk ter beschikking van de effectbeschrijving in de discipline Water. Eventuele ontbrekende informatie (voornamelijk te relateren aan de inrichting van het Logistiek Park) zal naar verwachting ingevuld zijn op het moment dat de opmaak van het eigenlijke MER start, aan de hand van de lopende inrichtingsstudies. Technum 75

88 11.4 Discipline Mobiliteit Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Mobiliteit houdt niet op aan de grenzen van een bepaald project dat wordt gerealiseerd. Voor de discipline mobiliteit zal dan ook breder gekeken worden dan enkel de onmiddellijke omgeving van de projectzone. Recent uitgevoerd onderzoek naar de verkeersstromen in en rond de haven van Antwerpen geeft aan dat er, naast de interne wegontsluiting, eveneens dient gekeken te worden naar de aansluiting naar het hoger weggennet. Zonder bijkomende wegenaanleg wordt het project LPS ontsloten via de Noorderlaan, naar het Liefkenshoektunnel-complex (R2 op- en afrittencomplex 13 Antwerpen Haven). Ter ontsluiting van het projectgebied is er een nieuwe verkeerswisselaar op de A12 Ekeren Bergen op Zoom voorzien, waar tevens ook de geplande Nx op aansluit. Er wordt geen rekening gehouden met de effecten van het aansluitingscomplex naar het verkeer op de Nx, maar er zal wel bij de evaluatie van de verkeersafwikkeling op dit complex rekening gehouden worden met het verkeer van en naar de Nx. Figuur 11-1 Afbakening studiegebied voor de discipline mobiliteit Thematische afbakening Het mobiliteitsonderzoek zal zich in de eerste plaats toespitsen op het in kaart brengen van de verkeersstromen die gegenereerd zullen worden door het project. Eerst worden de verkeersstromen in kaart gebracht die gegenereerd worden door de aanleg van de site (grondverzet, bouwactiviteiten, aanleg infrastructuur, ). In de exploitatiefase zijn vnl. de volgende verkeersstromen van belang: Transport van werknemers en bezoekers over de weg, openbaar vervoer en langzaam verkeer. 76 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

89 Goederentransport over de weg en via het spoor Specifiek wordt er ook gekeken naar het intern verkeer tussen het projectgebied en de Main Hub. Parameters hierbij van belang zijn: Bereikbaarheid voor verschillende vervoersmodi Verkeersveiligheid voor verschillende weggebruikers Beschrijving van de referentiesituatie De referentiesituatie met betrekking tot mobiliteit wordt beschreven aan de hand van de volgende thema s: Ontsluitingsstructuur voor de verschillende verkeers- en vervoersmodi Gebruik van de verkeersnetwerken Knelpuntanalyse De ontsluitingsstructuur wordt voor elke modus besproken op het relevante schaalniveau. De volgende elementen zullen hierbij aan bod kopen: wegeninfrastructuur en knooppunten, spoorinfrastructuur en overwegen, netwerken voor langzaam verkeer, aanbod aan collectief vervoer. Naast de bestaande infrastructuur, is ook de geplande vervoersinfrastructuur van belang, met name het nieuwe aansluitingscomplex op de A12. Om het gebruik van de verschillende verkeersnetwerken in kaart te brengen wordt beroep gedaan op het recent opgemaakte verkeersmodel voor het havengebied (Gemeentelijk Havenbedrijf, 2011). Voor dit verkeersmodel werd het havengebied ingedeeld in verschillende zones (Figuur 11-2). Het projectgebied bevindt zich in zones 14 en 53. Door voor de verschillende bestaande functies binnen het havengebied de gegenereerde vervoersstromen te modelleren, worden de vervoersstromen in en rond het projectgebied weergegeven voor personenvervoer (wegverkeer) en goederenvervoer (wegvervoer, spoortrafiek en binnenvaart). Voor binnenvaart en spoortrafiek worden het aantal voertuigen op jaarbasis weergegeven, voor het wegverkeer (personen- en goederenverkeer) worden de verkeersintensiteiten tijdens de spitsuren weergegeven. Op deze manier kan men de benutting van de netwerken en de kruispuntafwikkeling evalueren in het referentiescenario. Technum 77

90 Figuur 11-2 Zonering van het mobiliteitsmodel en activiteiten in de haven Aan de hand van bovenstaande analyses kunnen de voornaamste knelpunten met betrekking tot mobiliteit opgelijst worden. Deze kunnen betrekking hebben op de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid Bespreking van de geplande situatie Mogelijke effecten en hun relaties tot de ingrepen De belangrijkste effecten voor de discipline mobiliteit worden enerzijds verwacht tijdens de bouw van de ontwikkelingen, anderzijds door de activiteiten in de exploitatiefase. In beide fasen worden bijkomende intensiteiten verwacht op weg en spoorweg, op de bereikbaarheid voor alle modi, de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid. In de aanlegfase zal voornamelijk de impact van de trafiek via de weg worden onderzocht, en dit in de onmiddellijke omgeving van het project alsook in relatie tot het aansluitingscomplex op het hoger wegennet. Dit zal voornamelijk uit de aanvoer van bouwmaterialen bestaan, aangezien er naar een gesloten grondbalans gestreefd wordt. In aanlegfase zal het projectgebied voornamelijk via de Noorderlaan naar het hoger wegennet ontsloten worden, aangezien het aansluitingscomplex op de A12 nog niet gerealiseerd zal zijn. Voor de exploitatiefase werd uit 5 scenario s een voorkeursscenario voor de invulling. In dit scenario wordt het centrale gedeelte van het projectgebied ingericht als zeehavengebonden 78 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

91 distripark, en de westelijke tip wordt gebruikt voor Value Added Logistics. Wat de ontsluiting van de site betreft, wordt verondersteld dat in de toekomst alle activiteiten ontsloten worden via de A12. Voor dit aansluitingscomplex werden verschillende scenario s opgemaakt, die afzonderlijk bestudeerd worden. Aangezien de geplande Nx zal aansluiten op de A12 via hetzelfde aansluitingscomplex, zal de analyse ook rekening houden met de verkeersstromen die hier verwacht worden. Het is echter mogelijk dat het logistiek park in de exploitatiefase nog tijdelijk ontsloten wordt via de Noorderlaan, in afwachting van de realisatie van het aansluitingscomplex op de A12. Om de uitwisseling van goederen te organiseren wordt een private verbindingsweg voorgesteld tussen Main Hub en logistiek park om een maximale synergie mogelijk te maken. Samengevat: er worden de volgende varianten doorgerekend in het mobiliteitsmodel: Fase Invulling Ontsluiting Aanleg N/A Noorderlaan Exploitatie Distripark + Value Added Logistics Noorderlaan Exploitatie Distripark + Value Added Logistics Aansluitingscomplex A12, Hollands complex (brug) Exploitatie Distripark + Value Added Logistics Aansluitingscomplex A12, rotonde (brug) De nodige modelleringen zullen uitgevoerd worden op basis van de inputgegevens met betrekking tot het mobiliteitsprofiel en de ontsluiting. Op basis van de modeldoorrekeningen voor deze scenario s zal onderzocht worden wat de impact is op de interne en omliggende ontsluitingsstructuren op vlak van afwikkeling en belasting, hoe de verkeersstromen kunnen geaccommodeerd worden via verschillende vervoerswijzen, verkeersveiligheid en leefbaarheid en in hoeverre specifieke aanbevelingen of randvoorwaarden noodzakelijk zijn. Toetsingskader In het MER worden de verwachte effecten van de toekomstige situatie vergeleken met de referentiesituatie. De effecten worden beschreven en beoordeeld voor de volgende effectclusters: bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer bereikbaarheid per spoor bereikbaarheid met collectief vervoer bereikbaarheid per fiets bereikbaarheid voetgangers verkeersveiligheid Met het oog op de ambities van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen op het gebied van duurzaamheid, worden de effecten van de verschillende varianten geëvalueerd naar dit criterium. Hierbij gaat niet alleen aandacht uit naar het gemotoriseerd verkeer, maar ook naar de zwakke weggebruikers. Bij deze evaluatie worden de ontwikkelingen en verkeersgeneraties van het project afgewogen ten opzichte van de capaciteit en de mogelijkheden van de Technum 79

92 omgeving. Er wordt gekeken naar zowel de referentiesituatie als bij toekomstige situaties waarbij de milderende maatregelen uitgevoerd zijn. Bereikbaarheid wegverkeer Ter beoordeling van de impact op het wegvervoer zal voor verschillende scenario s worden onderzocht in welke mate de afwikkeling en belasting van het netwerk evolueert ten opzichte van de referentiesituatie (intensiteiten in pae/u en belasting in Intensiteit/Capaciteit), zowel op wegvakniveau als op kruispuntniveau voor de verschillende ontsluitingsscenario s. Deze zullen als volgt worden geïnterpreteerd: IC-verhouding < 80%: vlotte verkeersafwikkeling 80 % < IC-verhouding < 90 %: kortstondige, lichte filevorming 90 % < IC-verhouding < 100 %: langdurige, belangrijke filevorming 100 % < IC-verhouding: oververzadigd. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Het project doet de verkeersstromen in de omgeving duidelijk afnemen (afname met 20%). sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) Het project veroorzaakt een verschuiving in de verkeersstromen zodat de afwikkeling van de omliggende kruispunt(en) vlot verloopt en er nog ruimte voor groei is (I/C-verhouding < 60%). positief Duidelijk positief effect Het project veroorzaakt een verschuiving in de verkeersstromen zodat de afwikkeling op de omliggende kruispunt(en) vlot verloopt (I/C-verhouding < 80%). Beperkt positief Beperkt positief De bijkomende verkeersstromen vanuit het project veroorzaken kortstondige, lichte filevorming op de omliggende kruispunten (80% < I/Cverhouding < 90%). Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. De bijkomende verkeersstromen vanuit het project veroorzaken een langdurige belangrijke filevorming op de omliggende kruispunten (90% < I/C-verhouding < 100%). negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. De bijkomende verkeersstromen vanuit het project veroorzaken sterke hinder op de omliggende kruispunten (I/C-verhouding >100%). sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist De omvang van de parkings moet zodanig gekozen worden, dat deze voldoende is om de onvermijdelijke parkeerdruk op te vangen zonder hierbij het autogebruik te stimuleren door een ruim overschot aan parkeerplaats. Hierbij wordt gestreefd naar een maximale parkeerbezetting van 85 à 90%. Bij deze parkeerbezetting geeft de parking immers een volle indruk zodat autogebruik niet aangemoedigd wordt maar is er wel nog voldoende plaats zodat er bovengronds geen parkeerdruk ontstaat. De ontsluiting van de parkings zal structurerend werken voor de verkeersbelasting van de interne ontsluitingswegen. Er zal bekeken worden in hoeverre in de interne ontsluitingswegen belast worden in hoeverre de parkings maximaal naar de hoofdstructuur ontsloten worden. 80 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

93 Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie De parkings bieden voldoende ruimte aan werknemers (bezettingsgraad 75%-90%), met een beperkte ruimte voor occasionele bezoekers. De parkings worden maximaal ontsloten naar de hoofdstructuur. sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) De parkings bieden voldoende ruimte aan werknemers (bezettingsgraad 75%-90%), met een beperkte ruimte voor occasionele bezoekers. De ontsluiting van de parkings kan tijdelijk een beperkte overlast op de toegangswegen genereren. positief Duidelijk positief effect Er is een licht tekort/overschot aan parkeerplaatsen (bezettingsgraad <75% of >90%). De parkings worden maximaal ontsloten naar de hoofdstructuur. Beperkt positief Beperkt positief Er is een licht tekort/overschot aan parkeerplaatsen (bezettingsgraad <75% of >90%). De ontsluiting van de parkings kan tijdelijk een beperkte overlast op de toegangswegen genereren. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Er is een substantieel tekort/overschot aan parkeerplaatsen (bezettingsgraad <50% of >100%), maar de ontsluiting verloopt maximaal via de hoofdstructuur. Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. Er is een substantieel tekort/overschot aan parkeerplaatsen (bezettingsgraad <50% of >100%) of de ontsluiting van de parkings veroorzaakt permanent overlast op de toegangswegen. negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. Er is een substantieel tekort/overschot aan parkeerplaatsen (bezettingsgraad <50% of >100%) en de ontsluiting van de parkings veroorzaakt permanent overlast op de toegangswegen. sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Bereikbaarheid spoorvervoer Ter beoordeling van de impact op het spoorvervoer zal voor verschillende scenario s worden onderzocht in welke mate de afwikkeling en belasting van het netwerk evolueert ten opzichte van de referentiesituatie (dagintensiteiten) en of de aanwezige capaciteit hier voldoende voor is. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie De spoorwegintensiteit neemt af op segmenten waar de capaciteitsdruk het hoogst is. positief Duidelijk positief effect De spoorwegcapaciteit is ruim voldoende voor het aanwezige spoorverkeer (I/C < 80%). Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect De spoorwegcapaciteit is voldoende voor het aanwezige spoorverkeer, maar op piekmomenten kan overbezetting optreden (80% < I/C < 90%). Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. De spoorwegcapaciteit is nauwelijks voldoende voor het aanwezige spoorverkeer wordt overschreden (90% < I/C < 100%). negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. De spoorwegcapaciteit wordt overschreden (I/C > 100%). sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Technum 81

94 Aangezien in het kader van de duurzaamheid het vervoer per spoor als een positieve tendens beschouwd wordt, wordt ook het aandeel spoorvervoer in de modale verdeling van het vrachtvervoer in aanmerking genomen. Dit wordt mede bepaald door de verbinding tussen het projectgebied en de Main Hub, daarom wordt het deze mee geëvalueerd. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie De site kent een hoog aandeel spoorvervoer (>20%) en er wordt gebruik gemaakt van innovatieve vervoermiddelen tussen het projectgebied en de Main Hub. sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) De site kent een hoog aandeel spoorvervoer (>20%) en de afwikkeling van het verkeer tussen de Main Hub en het projectgebied verloopt vlot. positief Duidelijk positief effect De site kent een hoog aandeel spoorvervoer (>20%) maar er treden problemen op bij de afwikkeling van het verkeer tussen de Main Hub en het projectgebied. Beperkt positief Beperkt positief De site kent een normaal aandeel spoorvervoer (10%-20%) en er wordt gebruik gemaakt van innovatieve vervoermiddelen tussen het projectgebied en de Main Hub. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect De site kent een normaal aandeel spoorvervoer (10%-20%) en de afwikkeling van het verkeer tussen de Main Hub en het projectgebied verloopt vlot. Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. De site kent een eerder laag aandeel spoorvervoer (<10%) en er wordt gebruik gemaakt van innovatieve vervoermiddelen tussen het projectgebied en de Main Hub. negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. De site kent een eerder laag aandeel spoorvervoer (<10%) en de afwikkeling van het verkeer tussen de Main Hub en het projectgebied verloopt vlot. sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Bereikbaarheid openbaar vervoer Ook voor het openbaar vervoer wordt gekeken naar de kwaliteit die aangeboden wordt aan de gebruiker. Is de frequentie voldoende hoog? Zijn de haltes voldoende bereikbaar? Deze aspecten hebben vooral impact op de appreciatie van het openbaar vervoer door de gebruikers. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Hoge frequentie (<10min), verbinding met voornaamste bestemmingen en vlot bereikbare haltes (loopafstand <400m, geen barrières) sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) Gemiddelde frequentie (<20min), verbinding met voornaamste bestemmingen en vlot bereikbare haltes (loopafstand <400m) positief Duidelijk positief effect Gemiddelde frequentie (<20min) of verbinding met voornaamste bestemmingen en vlot bereikbare haltes (loopafstand <400m)) Beperkt positief Beperkt positief 82 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

95 Gemiddelde frequentie (<20min), geen rechtstreekse verbinding met relevante bestemmingen. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Gemiddelde frequentie (<20min), verbinding met voornaamste bestemmingen maar haltes moeilijk bereikbaar (loopafstand >800m, barrières) Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. Lage frequentie (>30 min) of geen rechtstreekse verbinding met relevante bestemmingen of haltes moeilijk bereikbaar (loopafstand >800m, barrières) negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. Lage frequentie (>30 min), geen rechtstreekse verbinding met relevante bestemmingen, haltes moeilijk bereikbaar (loopafstand >800m, barrières) sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Bereikbaarheid fietsers De ontsluiting van het projectgebied voor fietsers wordt geëvalueerd aan de hand van de kwaliteit van de interne ontsluiting, zijn er doorsteken voor fietsverkeer, is de infrastructuur veilig aangelegd, en naar de kwaliteit van de ontsluiting van het projectgebied naar bovenlokale routes en belangrijke bestemmingen in de omgeving. Met betrekking tot het effect van het project op het bestaande en geplande netwerk voor fietsers wordt nagegaan wat de bijdrage is van het project op het lokale en bovenlokale netwerk. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het realiseren van het netwerk op veilige wijze en op kwalitatieve wijze. Met veilige wijze wordt bedoeld dat de minimumeisen uit het fietsvademecum gevolgd worden, dit criterium focust meer op een verkeerstechnisch correcte aanleg. Met kwalitatieve wijze wordt bedoeld dat verder gegaan wordt dan de strikt verkeerstechnische eisen, dat steeds gekozen wordt voor de comforteisen en dat aandacht besteed wordt aan de ruimtelijke inkleding van de infrastructuur. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Kwalitatieve interne relaties en directe aansluiting op structurerende routes in de omgeving. sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) Kwalitatieve interne relaties en de verbinding met nabijgelegen kernen kan veilig verlopen. positief Duidelijk positief effect Fietsnetwerk beperkt tot enkele doorsteken en de verbinding met nabijgelegen kernen kan veilig verlopen. Beperkt positief Beperkt positief Fietsnetwerk valt samen met autonetwerk maar de infrastructuur is veilig en kwaliteitsvol. De verbinding met nabijgelegen kernen kan veilig verlopen. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Fietsnetwerk valt samen met autonetwerk maar de infrastructuur is veilig. De verbinding met nabijgelegen kernen kan veilig verlopen. Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. Er bestaan belangrijke barrières voor de aansluiting op nabijgelegen kernen of voor de interne verbindingen binnen het projectgebied. negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. Er bestaan belangrijke barrières voor de aansluiting op nabijgelegen kernen en voor de interne verbindingen binnen het projectgebied. sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Technum 83

96 Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Een bestaande missing link in het bovenlokaal netwerk wordt op kwalitatieve wijze gerealiseerd. sterk positief Belangrijk positief effect (meerwaarde) Een bestaande missing link in het bovenlokaal netwerk wordt op een veilige manier gerealiseerd. positief Duidelijk positief effect Een bestaande missing link in het lokaal netwerk wordt op een veilige manier gerealiseerd. Beperkt positief Beperkt positief Er worden geen nieuwe verbindingen gemaakt, noch bestaande verbindingen verbroken. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect De kwaliteit en/of veiligheid van een bestaande link in het lokaal netwerk wordt verminderd. Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. Een bestaande link in het lokaal netwerk wordt verbroken. negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. Een bestaande link in het bovenlokaal netwerk wordt verbroken. sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Bereikbaarheid voetgangers Om de voetgangersverbindingen tussen de parkeervoorzieningen en de ingang van de bedrijven te evalueren wordt voornamelijk gekeken naar de kwaliteit en veiligheid van deze routes. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Kwalitatieve en veilige interne relaties positief Duidelijk positief effect Veilige interne relaties Beperkt positief Beperkt positief Voetgangersnetwerk beperkt tot enkele doorsteken Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Er bestaan belangrijke barrières voor de interne verbindingen binnen het projectgebied. negatief Duidelijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Verkeersveiligheid De verkeersveiligheid wordt vooral bepaald door het aantal conflicten tussen de verschillende verkeersdeelnemers en de wijze waarop deze conflictpunten vorm gegeven zijn. Hierbij neemt het belang van een conflict toe naarmate het onderscheid tussen de verkeersdeelnemers groter wordt, zo is het conflict auto-vrachtwagen duidelijk minder groot dan het conflict vrachtwagenfietser. Beoordelingscriteria effectbeoordeling Interpretatie Bestaande conflicten tussen zwakke weggebruikers en zwaar verkeer sterk positief Belangrijk positief effect 84 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

97 verdwijnen en conflicten met autoverkeer worden beter gearticuleerd, zodat de veiligheid verhoogd. Industrieel- en bewonersverkeer verlopen gescheiden. (meerwaarde) Bestaande conflicten tussen zwakke weggebruikers en zwaar verkeer verdwijnen en conflicten met autoverkeer worden beter gearticuleerd, zodat de veiligheid verhoogd. Industrieel- en bewonersverkeer verlopen gescheiden. positief Duidelijk positief effect Bestaande conflicten tussen zwakke weggebruikers en auto- of zwaar verkeer worden beter gearticuleerd, zodat de veiligheid verhoogd. Industrieel- en bewonersverkeer verlopen gescheiden. Beperkt positief Beperkt positief Er ontstaan enkel beperkte en duidelijk gearticuleerde conflicten aan de rand van het projectgebied tussen zwakke weggebruikers en autoverkeer. Industrieel- en bewonersverkeer verlopen gescheiden. Verwaarloosbaar Geen, neutraal of verwaarloosbaar effect Er ontstaan verschillende conflicten binnen en aan de rand van het projectgebied tussen zwakke weggebruikers en autoverkeer. Industrieelen bewonersverkeer verlopen gescheiden. Beperkt negatief Beperkt negatief effect, aanvaardbaar, geen milderende maatregelen nodig. Er ontstaan verschillende conflicten aan de rand van het projectgebied tussen zwakke weggebruikers en zwaar verkeer of industrieel- en bewonersverkeer verloopt gemengd. negatief Duidelijk negatief effect, aanvaardbaar, milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden. Er ontstaan verschillende conflicten binnen het projectgebied tussen zwakke weggebruikers en zwaar verkeer en industrieel- en bewonersverkeer verloopt gemengd. sterk negatief Belangrijk negatief effect, mogelijk knelpunt, milderende maatregelen vereist Methode van effectbepaling Voor de bepaling van de effecten zal hoofdzakelijk gebruik worden gemaakt van het verkeersmodel van de haven en andere beschikbare gegevens rond de verwachte verkeersintensiteiten op de Nx. Anderzijds zullen een aantal aspecten kwalitatief worden onderzocht en beoordeeld. Voor het voorkeursscenario met betrekking tot de invulling van het projectgebied (zie eerder), zal een mobiliteitsprofiel opgesteld worden. De verkeersgeneratie van de geplande functies/ activiteiten wordt op een objectieve en makkelijk reproduceerbare basis ingeschat door te werken met kencijfers. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Handboek Kencijfers Haven Antwerpen, dat door Technum opgemaakt werd als bijlage bij de mobiliteitsstudie en het mobiliteitsmodel in de haven van Antwerpen. Dit handboek bevat kengetallen met betrekking tot de verkeersgeneratie, modale verdeling en distributie van de verschillende activiteitensectoren in de haven van Antwerpen en heeft als doelstelling een basis te bieden voor mobiliteitseffectenstudies in het havengebied. Waar nodig, worden deze algemene kengetallen aangepast in overeenstemming met de specifieke kenmerken van het projectgebied, zoals de nauwe interactie met de Main Hub. Gegevens uit vergelijkbare projecten en de inrichtingsstudie LPS zullen hiervoor als input gebruikt worden. Bovenstaand mobiliteitsprofiel wordt opgesteld voor het voorkeursscenario, dat als input dient voor het mobiliteitsmodel van de haven. Tevens zullen aanpassingen in het transportnetwerk voor de verschillende scenario s met betrekking tot de ontsluiting op de A12 in het mobiliteitsmodel ingevoerd worden. Vervolgens worden de doorrekeningen met het mobiliteitsmodel doorgevoerd. Dit verkeersmodel laat toe om de verkeersintensiteiten die verwacht worden naar aanleiding van het logistiek park toe te delen, waardoor de belasting van de verschillende delen van het wegennet kan worden berekend. De intensiteiten die verwacht worden op de Nx kunnen uit het Plan-MER van de Nx gehaald worden. Deze dienen opgeteld te Technum 85

98 worden bij de intensiteiten uit het verkeersmodel om de totale belasting van het wegennet te berekenen. Aan de hand van GIS kunnen de totale intensiteiten (verkeersmodel + intensiteiten Nx) weergegeven worden op kaart, om dit vervolgens te vergelijken met de referentiesituatie, voor de verschillende scenario s die eerder gedefinieerd werden. Bereikbaarheid wegverkeer Ter beoordeling van de impact op het wegvervoer zal voor verschillende scenario s worden onderzocht in welke mate de afwikkeling en belasting van het netwerk evolueert ten opzichte van de referentiesituatie (intensiteiten in pae/u en belasting in Intensiteit/Capaciteit). Voor de kruispunten wordt er een capaciteitstoets uitgevoerd op basis van de resultaten van het verkeersmodel, namelijk de volgende indicatoren: - TcurMean: dit is de gemiddelde verliestijd die per voertuig aan een knooppunt geleden wordt, alle bewegingen samen in overweging genomen. Dit wordt berekend door de verliestijd per beweging maal het aantal voertuigen dat deze beweging uitvoert te berekenen. - TcurMax: dit is de maximale verliestijd die aan een knooppunt kan geleden worden op één of meerdere bewegingen, ongeacht het aantal voertuigen dat deze beweging doet. Het is perfect mogelijk dat een bepaalde beweging (door een gebrek aan capaciteit) een zeer hoge verliestijd tot gevolg heeft maar dat niemand deze beweging doet (o.a. omwille van deze verliestijd). Deze waarde geeft meer info dan TcurMean, omdat ze reroutingseffecten in het netwerk kan verklaren. In de aanlegfase is de belangrijkste kruising: Noorderlaan x R2 complex Antwerpen Haven. In de exploitatiefase wordt voornamelijk naar de verschillende scenario s voor de nieuwe aansluiting met de A12 gekeken. Naast de vergelijking van de scenario s wordt ook de sensitiviteit van deze capaciteitstoets nagegaan. Wanneer er bij een verhoging van de intensiteiten geen problemen voordoen, betekent dat dat een groei van het project mogelijk is. Niet enkel de verkeersafwikkeling maar ook de parkeerproblematiek wordt onderzocht. Om dit te bepalen zal de parkeerbehoefte in de loop van de dag bepaald worden aan de hand van de geschatte productie-attractie. Bereikbaarheid spoorvervoer De toekomstige spoortrafieken van de verschillende scenario s in de exploitatiefase zullen tevens geëvalueerd worden aan de hand van de resultaten van het verkeersmodel. Hieruit kunnen de dagintensiteiten en het aandeel spoorvervoer in de modale verdeling van het vrachtvervoer afgeleid worden. Aan de hand van de verwachte spoortrafieken en op basis van de informatie in het inrichtingsplan wordt tevens de afwikkeling van het verkeer tussen het projectgebied en de Main Hub kwalitatief onderzocht. Bereikbaarheid openbaar vervoer De bereikbaarheid voor openbaar vervoer wordt voornamelijk geëvalueerd aan de hand van de kwaliteit die aangeboden wordt aan de gebruiker. In de eerste plaats wordt er gekeken naar de diensten die door De Lijn worden aangeboden, maar ook mogelijke spoorverbindingen of private initiatieven zullen geëvalueerd worden. 86 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

99 Bereikbaarheid fietsers De effecten van het project op de ontsluiting voor fietsers worden kwalitatief bekeken. Hierbij wordt enerzijds aandacht besteed aan de ontsluiting van het projectgebied zelf, zowel de interne ontsluiting als de kwaliteit van de ontsluiting van het projectgebied naar bovenlokale routes en belangrijke bestemmingen in de omgeving. Anderzijds wordt het effect van het project op het bestaande en geplande netwerk voor fietsers bekeken. Hierbij wordt nagegaan wat de bijdrage is van het project op het lokale en bovenlokale netwerk. Het effect op fietsverkeer zal zowel in aanlegfase als bij exploitatie onderzocht worden. Bereikbaarheid voetgangers De bereikbaarheid van de site van buitenaf voor voetgangers is niet maatgevend in dit gebied. Wel is het van belang dat veilige voetgangersverbindingen voorzien worden tussen de parkeervoorzieningen en de ingang van de bedrijven, deze worden bijgevolg ook kwalitatief onderzocht. Enkel de exploitatiefase wordt beschouwd in de analyse, aangezien tijdens de aanlegfase geen voetgangersverplaatsingen zullen plaatsvinden. Verkeersveiligheid Mogelijke conflicten tussen weggebruikers worden opgelijst. Deze kunnen betrekking hebben op de gegenereerde verkeersintensiteiten en de ontsluitingsstructuur voor de verschillende modi. Overzicht Onderstaande tabel geeft een overzicht van de effecten die zullen besproken worden binnen de discipline Mobiliteit. Technum 87

100 Tabel 11-4 Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline mobiliteit Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer Capaciteit kruispunten Capaciteit wegvakken Impact op hoofdwegennet Capaciteit parkeervoorzieninge n PAE/u I/C verhouding Verliestijden Bezettingsgraad parking Kwantitatieve beoordeling van intensiteiten op wegvakken en kruispunten rekening houdend met de capaciteit van de weg/kruispunt op basis van het verkeersmodel en intensiteiten Nx De weg/kruispunt capaciteit en belasting in de referentiesituatie Bereikbaarheid per spoor Capaciteit rijbanen Aandeel spoor in modale verdeling Afwikkeling verbinding tussen Main Hub en Logistiek Park Schijns Aantal treinen per etmaal Modale verdeling Conflicten in de afwikkeling en gebruik alternatieve modi Kwantitatieve beoordeling van de intensiteiten en modale verdeling op basis van het verkeersmodel Kwalitatieve beoordeling van de afwikkelingskwaliteit De intensiteiten treinverkeer in de referentiesituatie Modale verdeling in de referentiesituatie Efficiënt vervoer tussen Main Hub en projectgebied Bereikbaarheid met collectief vervoer Afstand tot halteplaats Frequentie openbaar vervoerlijnen Meter Verbindingen per uur Kwalitatieve beoordeling van het vervoersaanbod Een vlotte bereikbaarheid en gebruiksvriendelijkhe id Bereikbaarheid per fiets Aanwezige of geplande fietsverbindingen Inrichting fietsroutes Impact gemotoriseerd verkeer op fietsverbindingen Continuïteit Veiligheid Kwaliteit Kwalitatieve toetsing van de impact op functionaliteit en continuïteit Het huidig fietsnetwerk en typologie; intensiteiten wegverkeer Bereikbaarheid voetgangers Inrichting wandelroutes tussen parkings en bedrijventerreinen Continuïteit Veiligheid Kwaliteit Kwalitatieve toetsing van de impact op functionaliteit en continuïteit Het toekomstig voetgangersnetwerk en typologie Verkeersveiligheid Analyse van conflictpunten Conflictpunten Oplijsting van conflictpunten en kwalitatieve toetsing van hun ernst Conflictpunten in de referentiesituatie Milderende maatregelen Indien uit bovenvermelde evaluatie zou blijken dat er significante negatieve effecten optreden tijdens de aanleg- of exploitatiefase, kunnen milderende of maatregelen voorgesteld worden; ook kunnen begeleidende maatregelen voorgesteld worden om de reeds aanwezige positieve effecten nog verder te benutten. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de inrichting van de infrastructuur, invulling van de terreinen, modale verdeling voor personen- en goederenvervoer, of aangeboden vervoersdiensten. 88 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

101 Leemten in de kennis De leemten in de kennis voor de discipline mobiliteit kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten: Leemten met betrekking tot het project. De projectbeschrijving waarop het MER gebaseerd wordt, kan nog een aantal leemten en niet in detail uitgewerkte aspecten bevatten. Het is erg belangrijk dat het voorkeursscenario voor de invulling van het logistiek park in de exploitatiefase zoveel mogelijk in detail is uitgewerkt om de verkeersgeneratie zo juist mogelijk in te kunnen schatten. Ook een gedetailleerde beschrijving van de ontsluiting van het gebied is nodig om de mobiliteitseffecten juist in te schatten, inclusief de verschillende scenario s voor de aansluiting op het hoofdwegennet, wegen voor langzaam verkeer en de accommodatie van transportstromen tussen het projectgebied en de Main Hub. Op het moment van kennisgeving is deze detaillering nog niet beschikbaar, maar dit zal wel het geval zijn tijdens het eigenlijke effectenonderzoek. De basis van deze informatie wordt gevormd door het inrichtingsplan dat momenteel in opmaak is. Leemten met betrekking tot de effectbeoordeling. Wegens het specifieke karakter van de Main Hub ontbreken wetenschappelijk onderbouwde normen voor de evaluatie van de bereikbaarheid per spoor. Daarom worden deze effecten vooral op basis van expertenoordeel ingeschat, door het afwegen van de verschillende alternatieven en voorstellen van maatregelen om de bereikbaarheid en afwikkeling te optimaliseren Discipline Lucht Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies gelinkt met het project een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. De afbakening van het studiegebied gebeurt dus in functie van de effecten van het project op locale luchtkwaliteit. Deze worden hoofdzakelijk bepaald door de emissies tijdens de aanlegfase (grond- en bouwwerken,.) en bij transport (wegverkeer). Concrete afbakening kan enkel tijdens de effectieve uitvoering van de studie (in functie van het beschikbaar komen van kwantitatieve info). Er dient hierbij rekening gehouden te worden met een gebied van 2 kilometer rondom het projectgebied. Binnen dit gebied liggen ook de belangrijkste transportwegen welke mee tot het onderzoeksgebied behoren. Thematische afbakening De emissies veroorzaakt door het project worden in kaart gebracht en omvatten volgende bronnen in de aanlegfase: grondverzet (inclusief de aanleg van een (al dan niet tijdelijke) grondbuffer). bouwactiviteiten Technum 89

102 aanleg infrastructuur (werf)transport en machines In de exploitatiefase zijn vnl. volgende emissies van belang: Wegtransport/verkeer Intern transport Bij klimaatneutrale invulling van het gebied wordt ervan uitgegaan dat de emissies te wijten aan gebouwverwarming nauwelijks een impact kunnen hebben. Ook eventuele andere emissies van bedrijven die zich komen vestigen worden verwacht dermate beperkt te zijn (gezien de duurzame invulling van het terrein die nagestreefd wordt) dat hiervan nauwelijks een impact te verwachten is. Ten aanzien van het intern transport wordt bij de beoordeling uiteraard rekening gehouden met de mate waarin innovatieve transportmodi tijdens de exploitatiefase zullen ingezet worden. Als belangrijkste parameters welke beoordeeld dienen te worden kan melding gemaakt worden van: (wegwaaiend) en neervallend stof tijdens de aanlegfase NOx (NO 2 ) als meest relevante verbrandingsparameter van zowel machines als van transport (zowel bij aanleg- als exploitatiefase) (ultra) fijn stof: PM 10, PM 2,5, UFP, elementaire koolstof afkomstig van verbrandingsgassen van machines en werftransport bij aanlegfase; wijzigingen van transport/verkeer (inclusief intern verkeer) tijdens exploitatiefase. Bij innovatieve interne transportmodi zullen deze emissies mogelijk verwaarloosbaar zijn. SO 2 -CO-VOS-PAK s (zelfde bronnen als hierboven). Na het in kaart brengen van de emissies wordt de impact van deze emissies op de luchtkwaliteit in kaart gebracht. Voor wat betreft de invulling van de nieuwe terreinen zullen vanuit de discipline Lucht, voor zover relevant, randvoorwaarden geformuleerd worden rekening houdend met de aanwezige achtergrondconcentraties. Ook de impact van bufferzones wordt in kaart gebracht. De mogelijke aanleg van grondbuffers met overbodig zand kunnen hierbij impact hebben, zowel in de aanlegfase als in de exploitatiefase. Volgende elementen zullen hierbij in kaart gebracht worden: Aanlegfase: Impact aanleg grondbuffer wordt beoordeeld op basis van emissiekengetallen, geschatte duur van de werken, in te zetten machines. Parameters hierbij van belang: Op- en wegwaaiend stof Verbrandingsparameters 90 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

103 Exploitatiefase In de mate dat er een grondbuffer aangelegd wordt zal beoordeeld worden welke impact deze grondbuffer op de dispersie van luchtpolluenten kan hebben. Dit wordt kwalitatief uitgevoerd, rekening houdend met literatuurgegevens, gezien de gebruikte impactmodellen het effect van dergelijke buffers niet mee in rekening brengen. Specifieke aandacht wordt besteed ten aanzien van de impact t.h.v. bewoning, meer in het bijzonder de woongebieden van Hoevenen, gelegen nabij het projectgebied in de meest overheersende windrichting t.o.v. het projectgebied Beschrijving van de referentiesituatie Huidige toestand De huidige luchtkwaliteit in het studiegebied kan in kaart gebracht worden op basis van de meerjaarse modellering van VMM. Hieruit blijkt een zeer sterke differentiatie naargelang de ligging. In onderstaande tabel wordt de berekende concentratie voor gebieden van 4 x 4 km opgenomen (de lambert coördinaten geven de ligging van het middelpunt van de rasters weer. Tabel 11-5 Overzicht van jaargemiddelde NO2 en PM10 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde PM10 grenswaarde in het studiegebied (bron VMM geoloket Advisering RUP Thema lucht) Totale index (gemiddelde ) X Y PM10 Jaargem. Aantal overschrijdingen norm PM10 NO2 Jaargem. daggemiddelde De actueel van toepassing zijnde jaargemiddelde grenswaarde PM10 wordt niet overschreden. Voor één van de rasters wordt wel een overschrijding van zowel de jaargemiddelde NO2 grenswaarde als van het toegelaten aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde PM10 berekend. Zowel de industriële emissies als de transport emissies (weg en scheepvaart) zijn hierbij bepalend. M.b.t. de evolutie van de luchtkwaliteit dient wel aangegeven te worden dat door de belangrijke impact inzake meteo, zeker ten aanzien van PM, er rekening dient gehouden te worden met zeer aanzienlijke jaar-na-jaar schommelingen, die in belangrijke mate door wisselende meteo veroorzaakt wordt. Om dit te illustreren kan verwezen worden naar de evolutie van het aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor PM10, t.h.v. enkele nabij gelegen meetstations van VMM. Tabel 11-6 Overzicht gemeten aantal overschrijdingen PM10 daggrenswaarde stacode gemeente M802 Antwerpen (Luchtbal) R801 Borgerhout R802 Borgerhout (straatkant) Technum 91

104 42R833 Stabroek NA NA R811 Schoten Opmerking : de meetwaarden Borgerhout (straatkant) lijken onrealistisch laag te zijn. Inzake PM2,5 kan een inschatting gemaakt worden op basis van het normale aandeel van PM2,5 in de PM10 fractie (60 à 70%). Op basis hiervan kan gesteld worden dat inzake PM2,5 voldaan wordt aan de grenswaarde welke in 2015 van kracht wordt. Voor de beoordeling van de impact inzake UFP/EC/roet kan aangegeven worden dat gezien de link van deze parameters met de NOx emissie van verkeer, deze gelijkaardig kan beoordeeld worden als deze van NO2 (sterk verhoogde waarden). Ten aanzien van deze parameters zijn er geen grenswaarden van toepassing. M.b.t. de andere parameters die ook door verkeer beïnvloed worden (SO2, CO, benzeen, ) kan op basis van meetgegevens van VMM op locaties met veel verkeer gesteld worden dat er geen overschrijdingen van de terzake geldende grenswaarden verwacht worden Referentiesituatie Gezien voor een aantal bronnen de impact in de toekomst zal wijzigen omwille van strengere emissievoorwaarden en technische ontwikkelingen, wordt voor de beoordeling van de impact in de referentie situatie rekening gehouden met deze ontwikkelingen. Voor de beoordeling van de referentie situatie wordt de te verwachten situatie in 2015 in kaart gebracht. Op basis van de te verwachten wijzigingen wordt de situatie in het referentiejaar beoordeeld. De te verwachten wijzigingen betreffen: Wijziging achtergrondconcentraties (omwille van de te verwachten aanscherping van de NEC doelstellingen tegen 2020 zullen de globale emissie niveaus dienen af te nemen, wat uiteraard ook een positieve impact op de immissies kan hebben. Wijziging emissies wegverkeer gezien de strenger wordende emissie-eisen van uitlaatgassen. Strengere eisen aan scheepvaartemissies Waar mogelijk worden deze wijzigingen kwantitatief in kaart gebracht rekening houdend met wijzigingen inzake emissiefactoren. De impactberekeningen van het verkeer worden dan ook uitgevoerd met de modelmatig beschikbare gegevens van De mate waarin de luchtkwaliteit in 2015 kan verbeteren t.o.v. de actuele luchtkwaliteit wordt afgeleid uit gegevens en achtergrondwaarden zoals opgenomen in de impactmodellen CAR- Vlaanderen en/of IFDM-traffic. 92 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

105 Bespreking van de geplande situatie Mogelijke effecten en hun relaties tot de ingrepen Aanlegfase M.b.t. de impact van de werken tijdens de aanlegfase wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van zwaar vrachtverkeer en machines die ingezet zullen worden voor de (aanleg)werkzaamheden. Deze emissies zijn op verschillende vlakken gesitueerd, met name: afbraak en afvoeren van puin; afgraven en aan- en afvoer grond; grondverzet en aanleg grondbuffer aanvoer materialen; aanleg wegen De te verwachten effecten tijdens de aanlegfase zijn dan ook vnl. terug te brengen tot de uitlaatgassen van machines en werfverkeer, en opwaaiend en neervallend stof. De grootte van de emissies en de verspreiding ervan in het studiegebied worden door een groot aantal parameters beïnvloed (windsnelheid, weersomstandigheden, werkwijze, snelheid van voertuigen,.). Gezien deze invloedsfactoren steeds veranderen, geen lineaire impact hebben (de impact van bepaalde factoren fluctueert zelfs met de derde macht van de wijziging van de factor) en niet nauwkeurig kunnen worden ingeschat, en gezien de mate van verandering moeilijk te berekenen valt, kan geen voldoende nauwkeurig geachte schatting van de emissies/deposities berekend worden. Een éénduidige impactberekening kan dan ook niet uitgevoerd worden, temeer daar de in de literatuur beschikbare emissiekengetallen dermate uiteenlopen dat hierbij geen éénduidige conclusie kan worden geformuleerd. Gezien de probleemstelling inzake stofemissies en mogelijke stofhinder, en het feit dat de emissies zo sterk mogelijk dienen beperkt te worden, dient ten aanzien van deze fase de nadruk dan ook gelegd te worden op de maatregelen die tijdens de aanlegfase kunnen toegepast worden (kader van goed vakmanschap) waardoor de impact geminimaliseerd wordt. Enkele factoren die het onmogelijk maken om voldoende betrouwbare niet geleide emissies te berekenen worden hierna beknopt besproken. Impact van de windsnelheid: De mate waarin opwaaiend stof optreedt neemt kwadratisch tot met een derde macht toe met toenemende windsnelheid. Zo veroorzaakt een windsnelheid van b.v. 10 m/s (36 km/uur) reeds een onzekerheidsfactor 10. Het rekenen met een gemiddelde windsnelheid heeft ook weinig zin gezien deze relatie. Negatieve aspecten ten aanzien van blootstelling aan de verhoogde concentraties in de omgevingslucht zullen zich meestal voordoen bij het optreden van piekbelastingen. Deze zullen waarschijnlijk dikwijls gerelateerd kunnen worden met hoge windsnelheden, waardoor de onzekerheidsmarge nog beduidend toeneemt. Impact deeltjesgrootte: De mate waarin stof kan wegwaaien, al of niet snel sedimenteert of als zwevend stof over relatief grote afstanden kan worden getransporteerd, is in sterke mate afhankelijk van de deeltjesgrootte. Impact van het vochtgehalte: Het vochtgehalte heeft uiteraard een belangrijke impact. Het aaneenklitten van deeltjes zorgt voor een hogere weerstand tegen verstuiven, of Technum 93

106 het sneller sedimenteren wanneer de deeltjes door bepaalde activiteiten in de lucht terechtkomen. Niet homogeniteit / ongekende samenstelling : Gezien het niet homogeen karakter van de verschillende fracties is een eventuele inschatting van de emissie gevolgd door dispersie en sedimentatie zeer onbetrouwbaar. Toepassing goed vakmanschap: De manier waarop de werken uitgevoerd worden heeft een zeer belangrijke invloed op de emissies. Gezien de moeilijkheid om voldoende nauwkeurige kwantitatieve gegevens inzake emissies te berekenen in deze fase wordt dan ook vnl. aandacht besteed aan mogelijke milderende maatregelen teneinde potentiële hinder te beperken. De emissies van verbrandingsgassen door bouwmachines kunnen in eerste benadering als verwaarloosbaar aanzien worden ten opzichte van de nabije verkeersemissies. Bijkomend kan nog vermeld worden dat bij implementatie van (toekomstige) Europese regelgeving ten aanzien van emissies door niet voor de weg bestemde mobiele machines, ten aanzien van dit aspect een verbetering te verwachten is ten opzichte van huidige bouwactiviteiten. Hier dient opgemerkt dat het niet alleen de uitlaatgassen van het werfverkeer en machines zijn die invloed op de luchtkwaliteit uitoefenen maar dat inzake stof vooral het opwaaiend effect van groot belang is. Dit effect neemt uiteraard toe bij droge en winderige weersomstandigheden (sterke turbulentie zal uiteraard een negatief effect hebben op het in de lucht brengen en verspreiden van deeltjes), en met de snelheid van het werfverkeer. Rechtstreekse effecten van het werfverkeer worden in kaart gebracht op basis van modelberekeningen, rekening houdend met het geschat aantal transporten, de werfroutes en de duur van de werken. Ook de verschillende impact qua grondverzet bij de 2 varianten inzake ontsluiting worden kwantitatief beoordeeld, rekening houdend met de hoeveelheid grondverzet en emissiefactoren ten aanzien van wegwaaiend stof. De andere effecten worden kwalitatief beoordeeld. Nadruk wordt gelegd op het toepassen van BBT ter beperking van de emissies en impact. Exploitatiefase Meest relevant wordt de impact van het extra gegenereerd verkeer op de luchtkwaliteit aanzien. M.b.t. verkeer wordt de impact van de berekende emissies op de lokale luchtkwaliteit geëvalueerd. Hierbij worden net zoals bij de referentie situatie modelberekeningen uitgevoerd met IFDM-traffic. De impact van het project wordt afgeleid uit het verschil t.o.v. de referentie situatie. Voor de impactbeoordeling van de emissies van het verkeer wordt volgende methodiek toegepast: Impactberekeningen van wegverkeer m.b.v. model IFDM-traffic voor open omgeving (gezien van A12 belangrijkste impact verwacht wordt op lokale luchtkwaliteit, en gezien het voorzien van een nieuwe verkeerswisselaar, wordt het gebruik van het model IFDM-traffic noodzakelijk geacht). Voor de exploitatiefase wordt naargelang het uitvoeringsscenario van het aansluitingscomplex een verschillende impact verwacht. Deze impact wordt kwantitatief beoordeeld m.b.v. het impactmodel IFDM-traffic. 94 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

107 In de mate dat spoorverkeer relevant kan zijn worden ook de hiermee gepaard gaande emissies beoordeeld. Dit betreft enerzijds de slijtage emissies en anderzijds voor transport met dieseltractie, eveneens de emissies van verbrandingsparameters. Deze emissies worden m.b.v. emissiekengetallen in kaart gebracht. Bij het in kaart brengen van de toekomstige impact wordt uiteraard rekening gehouden met toekomstige emissiefactoren en achtergrondconcentraties. Voor de beoordeling van de impact te wijten aan geclusterd parkeren wordt een inschatting gemaakt van de emissies (op basis van aantallen voertuigen en emissiefactoren) die op deze locaties ontstaan en wordt de impact berekend m.b.v. het model IFDM. De impact van buffergebieden wordt kwalitatief beoordeeld zoals hierboven reeds beschreven. De berekende emissieniveaus worden beoordeeld t.o.v. de internationale emissiedoelstellingen voor zover relevant (NEC 2010, in 2012 herziene Protocol van Göteborg, ). Deze beoordeling wordt in het kader van dit project-mer echter als minder relevant aanzien. De impact wordt beoordeeld t.o.v. grenswaarden, richt- en/of streefwaarden, beleidsdoelstellingen en internationaal gehanteerde doelstellingen rekening houdend met het hierna beschreven beoordelingskader. Toetsingskader Bij de beoordeling van de impact wordt het juridisch en beleidsmatig kader in rekening gebracht zoals vastgelegd in: Europese wetgeving Implementatie in Vlarem-II Specifieke Vlarem-II doelstellingen Vlaams milieubeleid (o.a. inzake geur, zure depositie, ) Internationaal gehanteerde toetsingswaarden zoals WGO, TA-luft,. Voor die parameters waarvoor geen Europese en/of Vlaamse grenswaarden of doelstellingen vastliggen Methode van effectbepaling De effectbeoordeling wordt gebaseerd op de berekende/ingeschatte bijdragen buiten de perceelsgrenzen te wijten aan het project. Deze beoordeling wordt uitgevoerd t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Bij deze beoordeling wordt de wijziging van de concentratie (wijziging van de bijdrage) na realisatie van het project uiteraard geëvalueerd t.o.v. de te verwachten wijziging bij autonome situatie in 2015 en niet t.o.v. de actuele situatie. Bij een louter kwantitatief beoordelingskader te gebruiken per component, waarbij de berekende bijdragen gerelateerd worden aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen (zie Bijlage 2), kan er geen rekening gehouden worden met de relevantie van het gebied waarin deze hoogste bijdragen voorkomen, aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen,. Deze elementen worden wel betrokken bij de globale evaluatie op basis van een experten oordeel en bij de discipline mens-gezondheid. Technum 95

108 Overzicht Voor de impactbeoordeling wordt gebruik gemaakt van het kader zoals opgenomen in het Richtlijnenboek lucht van LNE (2012). Er wordt een 7-delig toetsingskader gehanteerd (-3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen. Er wordt hierbij wel een onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de jaargemiddelde bijdragen en de bijdragen ten aanzien van hogere percentielwaarden. Tevens omvat dit kader een link naar milderende maatregelen. Tabel 11-7 Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage in vergelijking met de situatie bij autonome ontwikkeling, incl. koppeling met milderende maatregelen (RLB lucht,2012) Significantiekader Op basis van gemiddelde berekende immissiebijdrage en/of aantal overschrijdingen : X > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = beperkte bijdrage X > 3% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = belangrijke bijdrage X > 10% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = zeer belangrijke bijdrage De link met de milderende maatregelen is hierbij eveneens van belang (zie onder). Opmerking voor stationaire bronnen : voor PM 10 wordt het toegelaten aantal overschrijdingen per jaar van de daggrenswaarde (35) herrekend naar een rekenkundige jaargemiddelde waarde. Dit rekenkundig gemiddelde bedraagt 31,3 g/m 3 (Celis et al. 2009). Voor PM 10 wordt dus getoetst t.o.v. één luchtkwaliteitsnorm, nl. deze rekenkundige gemiddelde waarde, en volgens significantiekader Link milderende maatregelen Jaargemiddelde: Voor een score van -1 geldt (beperkte bijdrage) : onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is (link met milieugebruiksruimte). Score -2 : belangrijke bijdrage, milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn. Score -3 : zeer belangrijke bijdrage, milderende maatregelen zijn essentieel. Er wordt altijd verwacht dat het effect van de milderende maatregelen doorgerekend wordt en opnieuw getoetst. 96 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

109 De impact van die elementen welke niet kwantitatief kunnen beoordeeld worden zal ingeschat worden op basis van een expertoordeel, waarbij eveneens van een 7-delig kader gebruik zal gemaakt worden. De globale score zal dan ook toegekend worden op basis van een expertoordeel Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden onderzocht cfr. de bepalingen opgenomen in het Richtlijnenboek lucht van LNE (2012) waarbij het onderzoek gekoppeld wordt aan de impactbeoordeling zoals hierboven reeds aangegeven. Voorstellen tot postmonitoring worden voorzien in volgende gevallen: Bij vaststelling van overschrijdingen van luchtkwaliteitsdoelstellingen Indien de onnauwkeurigheid van de impactvoorspelling als te aanzienlijk wordt aanzien, in combinatie met een reële kans op het overschrijden van luchtkwaliteitsdoelstellingen. Bijkomend wordt geëvalueerd in hoever er eventuele randvoorwaarden dienen vastgelegd te worden voor de toekomstige exploitatie. Hierbij zal vnl. aandacht besteed worden aan de beschikbare milieugebruiksruimte, en de toekomstige evolutie hiervan op basis van autonome ontwikkeling. Randvoorwaarden m.b.t. de inrichting van het aansluitingscomplex op de A12 hebben in feite vnl. betrekking op de doorstroming van het verkeer. Dit element wordt in de discipline mobiliteit in kaart gebracht. Hoe beter de doorstroming gerealiseerd wordt, hoe lager de impact op de luchtkwaliteit verondersteld kan worden Leemten in de kennis Voor de discipline lucht zijn op dit moment geen leemten in de kennis gekend. Technum 97

110 11.6 Discipline Geluid en Trillingen Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het te ontwikkelen Logistiek park Schijns (LPS) bevindt zich in het havengebied op rechteroever, met een oppervlakte van 87,3 ha. Het terrein zit begrepen tussen de hoofdweg A12 en het Vormingsstation-Noord. In de discipline geluid en trillingen zal worden onderzocht of het voorgestelde ontwikkelingsscenario kan leiden tot een relevante wijziging van het actueel geluidsklimaat (= referentietoestand) t.a.v. de kwetsbare functies (rustoorden, ziekenhuizen, scholen,..., indien in de nabijheid aanwezig) en kwetsbare zones (woongebieden Hoevenen en Stabroek, faunistisch waardevolle natuurgebieden van het vogelrichtlijngebied De Kuifeend en de Blokkersdijk ten zuiden van het terrein 2, en vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde ten noorden van het terrein). 2 Waarbij rekening zal gehouden worden met de voorziene compensatie in de Opstalvallei. 98 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

111 Figuur 11-3 Luchtfoto met afbakening LPS en omliggende woon- en natuurgebied Technum 99

112 Thematische afbakening De ontwikkeling van het bedrijventerrein voor geluid vertrekt van het principe dat de geluidsruimte van het gebied of deelgebieden kan worden opgevuld tot op dusdanig niveau dat de geluidskwaliteit ter hoogte van de bestaande woningen veroorzaakt door het nieuw bedrijventerrein acceptabel blijft. In de discipline geluid en trillingen wordt nagegaan of er kwetsbare receptoren voorkomen binnen het invloedsgebied. Indien negatieve invloeden t.a.v. de leefbaarheidscriteria of het huidig geluidsniveau tot de mogelijkheden behoren, wordt er aangegeven welke maatregelen (emissiebeperking kavels, geluidsafschermende maatregelen in de overdrachtsweg (geluidsscherm, ontwikkeling buffer, enz.)) mogelijk zijn. Om een afweging t.a.v. het huidig geluidsklimaat/de referentietoestand in de omgeving van het LPS mogelijk te maken, wordt eerst de bestaande toestand/referentietoestand aan de beschermde gebieden in de nabije omgeving van het projectgebied bepaald. In de mate van het mogelijke wordt maximaal gebruik gemaakt van meet- en rekengegevens uit reeds uitgevoerd studies in het studiegebied. Zo nodig worden de verworven gegevens aangevuld met extra geluidsmetingen ter beschrijving van de bestaande toestand in het studiegebied. De relevantie en het aantal beschikbare meetgegevens worden in overleg besproken met de dienst MER, waarbij wordt besloten om al dan niet aanvullende of nieuwe geluidsmetingen uit te voeren. Naast het onderzoek naar de geluidseffecten van het ontwikkelingsscenario van het LPS wordt in een project-mer ook aandacht gegeven aan de ernst van de impact van de verschillende deelwerkzaamheden bij de inrichting van het LPS. Machines en/of voertuigen die eventueel trillingsoverlast kunnen veroorzaken worden geïnventariseerd. Op basis van deze gegevens wordt een kaart opgemaakt met red spots waar potentiële risicopunten voor trillingshinder op aangeduid worden Beschrijving van de referentiesituatie In het MER wordt eerst en vooral de huidige kwaliteit van het omgevingsgeluid geïnventariseerd. Voorgesteld wordt om dit aan de hand van bestaande studies en meetgegevens te doen. De bestaande geluidssituatie zal met de meest actuele en toetsbare cijfergegevens beschreven worden. TECHNUM heeft in het studiegebied zelf ook geluidsinventarisatiemetingen uitgevoerd, ondermeer naar aanleiding van het MER Behandeling van bagger- en ruimingsspecie op Hooge Maey te Antwerpen (2003) en het MER Tweede Tijsmanstunnel (2009). In hoofde van laatst vernoemde MER werd een uitgebreide inventarisatie van de bestaande geluidsbelasting uitgevoerd via geluidsmetingen aan nabije woningen te Hoevenen, Ekeren en Stabroek. Daarnaast werd een inventarisatie doorgevoerd in het natuurreservaat De kuifeend. Daar de beïnvloedingszone voor het project LPS overeenkomstig is met deze uit het MER Tweede Tijsmanstunnel kunnen deze meetgegevens mede worden aangewend om de bestaande toestand in het studiegebied te beschrijven. Op onderstaande kaart wordt de situering van de meetpunten uit het MER Tweede Tijsmanstunnel weergegeven. 100 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

113 Overige gegevensbronnen ter beschrijving van de bestaande toestand en referentietoestand (niet limitatief): Geluidskaarten aan wegverkeerslawaai (berekend) van de belangrijke wegen (bevat globale informatie over de blootstelling aan wegverkeersgeluid). Figuur 11-4 Wegverkeerslawaai geluidsbelastingsindicator Lden [Bron LNE: Printscreen viewer geluidskaarten - deelgemeente Antwerpen Zoom Stabroek ] Technum 101

114 Geluidskaart (berekend) van de agglomeratie Antwerpen (bevat globale informatie over de bijdrage aan wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai). Figuur 11-5 Industrielawaai agglomeratie Antwerpen geluidsbelastingsindicator Lden [Bron LNE: Printscreen viewer geluidskaarten - deelgemeente Antwerpen Zoom Stabroek ] Actieplan geluidshinder agglomeratie Antwerpen (bevat informatie over flankerende maatregelen). Maatregelen omgevingslawaai in agglomeraties deel II Agglomeratie Antwerpen (bevat een beschrijving van maatregelen en effecten op omgevingslawaai). Studie maatregelen lucht en geluid in de stad Antwerpen (voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen). Uitvoeren van een geluidsimmissiemeetcampagne in de haven van Antwerpen. Uitgevoerde MER s en geluidsstudies in het studiegebied. Daarnaast is specifiek onderstaande informatie m.b.t. het project nodig als bron voor de effectberekening van de aanlegfase en de exploitatiefase (ontwikkelingsscenario). Deze informatie wordt bekomen uit de projectbeschrijving en interdisciplinaire gegevensoverdracht met de deskundigen. Gebruikelijke gegevens bij de beschrijving van de effecten tijdens de aanlegfase: Aard, aantal, type, gebruiksfrequentie van de diverse werktuigen voor elk deelingreep in elk deelproject. Een grondplan (dwg-formaat) van de werkzones voor de verschillenden deelingrepen van de deelprojecten. 102 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

115 Fasering van de deelingrepen van de deelprojecten (rekening houdend met een eventuele graduele uitvoering die toelaat bepaalde (ecologisch relevante) delen van het projectgebied langer te vrijwaren). Informatie over duur van de verschillende relevante werffases (hoeveel dagen/weken/maanden) met telkens een opgave van gebruiksduur van de werktuigen. Een grondplan (dwg-formaat) met ligging van de geluidsafschermende objecten (bv taluds) in en rondom het projectgebied. Ligging van de werfroutes binnen en buiten het projectgebied. Uurgemiddelde intensiteit van het werfverkeer per deelproject tijdens de beoordelingsperiodes (dag/avond/nacht). Gebruikelijke gegevens bij de beschrijving van de effecten i.h.k.v. de ontwikkeling van bedrijfsterreinen: Uitvoeringsplan (dwg-formaat) voor het bedrijventerrein met aanduiding van clusters (vakken) en toekenning van de bedrijfscategorieën ev. aanduiding netto bouwoppervlakte per cluster - ev. aanduiding van bufferzones. Ontsluitingswegen wegverkeer en varianten voor het ontsluitingscomplex op de A12. Verkeersstromen (intensiteiten en snelheden) aan licht-middelzwaar-zwaar wegverkeer over de ontsluitingswegen. (Bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen). Hoogten van voorziene bufferzones of afschermingen. Werkingsperioden per bedrijfscategorie (kantoren, distributie, enz) Bespreking van de geplande situatie Toetsingskader De beoordeling van de geluidseffecten wordt uitgevoerd a.d.h.v. volgend toetsingskader: Mens: aantal inwoners binnen de geluidscontour na toetsing met de criteria-eisen (zoals milieukwaliteitsnormen van Vlarem II, oorspronkelijk omgevingsgeluid, e.d.); Andere kwetsbare receptoren: aanduiding gehinderd ziekenhuis, school, rustoord, Fauna: oppervlakte potentiële rustverstoring voor populatiegebieden na toetsing met de grenswaarde voor de relatieve dichtheidsafname van de weidevogelindicator. 3 Onderstaande figuur geeft de kwetsbare natuurgebieden in de omgeving van het 3 Met betrekking tot geluidsverstoring voor een deel van de fauna worden de geluidsdrempels van 45dB(A) en 55 db(a) LAeq,24u als relevant beschouwd (Reijnen,M. 1991). Ondanks de sterke correlatie tussen geluidsverstoring en dichtheid van broedparen, varieert de gevoeligheid voor geluidsverstoring sterk naargelang de soort en de biotoop. Omgevingsfactoren zoals de structuur van de vegetatie, het type biotoop en het reliëf beïnvloeden de geluidsspreiding en bijgevolg het geluidseffect op de vogelpopulatie. In voorliggende studie wordt gewerkt met de geluidsdrempels van 45 en 55 db(a) LAeq,24u. Technum 103

116 project aan 4. De effecten op de vogelpopulaties worden verder behandeld in de discipline fauna en flora. Figuur 11-6 Ecosysteemkwetsbaarheidskaart geluidsverstoring [Bron: Agiv Zoom: omgeving Stabroek) legende: toename kleurintensiteit = toename kwetsbaarheid Methode van effectbepaling AANLEGFASE Voor de effectbepaling van de te verwachten specifieke geluidsbelasting als gevolg van de aanlegwerkzaamheden (werktuigen) tijdens de verschillende fases van de inrichting (aanleg nieuwe hoofdgracht, dempen van bestaande Verlegde Schijns, verplaatsen van HS-masten, grondverzetwerkzaamheden binnen het terrein, rioleringswerkzaamheden en wegeniswerkzaamheden), wordt volgende methodiek toegepast: Voor de berekening van de specifieke geluidsbijdrage tijdens de aanlegfase wordt uitgegaan van een geluidsinventarisatie van alle relevante geluidsbronnen die zich zullen situeren in de projectzone en op de werfwegen. Voor het berekenen van de geluidshinder van de geluidsbronnen op het terrein tijdens de aanlegfase wordt uitgegaan van type-waarden voor gebruikelijke bronnen (literatuurgegevens aan vergelijkbare situaties). Hierbij wordt rekening gehouden met het type en aantal materieel dat ingezet zal worden. De effecten worden begroot in functie van de duur en ernst van het effect. Indien nodig worden cumulatieve effecten tussen deelwerkzaamheden besproken. De rekenresultaten worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen van Vlarem II en vergeleken met de geluidsbelastingstoestand in de referentiesituatie. 4 Te amenderen in functie van de te verwachten evoluties van de natuurwaarden binnen het havengebied. 104 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

117 EXPLOITATIEFASE Om voor het ontwikkelingsscenario over gegevens te kunnen beschikken voor de geluidsgevoelige functies nabij het nieuwe bedrijventerrein, en om de impact van de bedrijfsactiviteiten en de verkeersaantrekking (ontsluiting) op het huidig geluidsklimaat te bepalen (= niet gerealiseerde situatie), zijn modelberekeningen vereist. De bedoeling van een modelberekening is een beeld te verkrijgen van de te verwachten geluidsbijdrage van de voorziene bedrijfsactiviteiten en bedrijfstransport t.a.v. de omgeving. Eventueel kunnen voorwaarden worden gesteld aangaande de toelaatbare geluidsemissies bij de invulling (vakindeling) van het bedrijventerrein, rekening houdende met de criteria-eisen. Bijdrage aan industrielawaai In het rekenmodel wordt het bedrijventerrein LPS opgedeeld in clusters (conform het uitvoeringsvoorstel). De bedoeling van het rekenmodel is een beeld te verkrijgen van de te verwachten geluidsbijdrage van de bedrijfsactiviteiten t.a.v. de kwetsbare zones en receptoren. Bij de overdrachtsberekening, volgens ISO 9613, wordt geen rekening gehouden met structuren (reflectie en afscherming) binnen het projectgebied. Over de bouwkundige invulling is in deze fase van het project nog geen of onvoldoende kennis. Evenwel kan men voorzien in de effecten van grote buffers (bv aarden wallen) tot afscherming. Voor elke cluster (kavel) wordt een akoestisch kengetal bepaald. Deze drukken een geluidsvermogen uit per m 2 bedrijventerrein. Het geluidsvermogen is afhankelijk van de categorie-indeling van de bedrijvigheden volgens het inrichtingsplan. Per kavel wordt het geluidsvermogen bepaald aan de hand van de voorziene bebouwingsoppervlakte (BO) in m 2 en het kengetal (geluidsvermogen/m 2 ). Indien de inplantingszone van de geluidsbronnen nog niet gekend zijn wordt een uniforme uitstraling van het oppervlak verondersteld op een hoogte van 5 m boven het maaiveld (= gemiddelde opstellingshoogte voor industriële bronnen). Het berekeningsresultaat geeft de geluidsbijdrage van het bedrijventerrein weer t.a.v. de omgeving. Op een geluidscontourenkaart worden lijnen van relevante geluidswaarden aangebracht. Via een koppeling van de geluidscontourenkaart met de gebouwfuncties kan met GIS het aantal potentieel gehinderden worden voorspeld. Naast de geluidsbijdrage van de industriële emissie van het bedrijventerrein wordt met een rekenmodel eveneens de geluidsbijdrage bepaald van de vooropgestelde verkeersbewegingen op de ontsluitingswegen tot het bedrijventerrein LPS. Bijdrage aan verkeerslawaai De bedoeling van het rekenmodel is een beeld te krijgen van de te verwachten geluidsbijdrage van het vrachttransport als gevolg van de bedrijfsactiviteiten t.a.v. de kwetsbare zones en receptoren. De geluidsgevoelige bestemmingen die relevant zijn in het kader van weg- en spoorverkeer nabij toekomstige ontsluitingswegen, worden onderzocht m.b.t. de geluidsbijdrage aan verkeerslawaai. In de studie wordt ook aandacht besteed aan de geluidseffecten van toepasbare varianten voor de ontsluitingscomplexen op de A12: Hollands complex (brug), en zwevende rotonde. Voor de berekening van de te verwachten geluidshinder wordt uitgegaan van een numeriek berekeningsmodel. Het berekeningsmodel steunt op de Nederlandse Standaard Rekenmethode Technum 105

118 II zoals beschreven in de handleiding Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002, respectievelijk spoorverkeerslawaai. Om de geluidseffecten voor de varianten van het ontsluitingscomplex op de A12 t.a.v. het nabije woongebied Hoevenen te visualiseren, wordt het berekeningsmodel per variant telkens geometrisch aangepast volgens de infrastructuurwijziging. In de voorspellingsmethode is het mogelijk om het equivalent geluidsniveau op een bepaalde afstand tot de ontsluitingswegen te berekenen. Er wordt geen rekening gehouden met schermwerking door obstakels of gebouwen binnen het bedrijventerrein. De berekening voor wegverkeerslawaai wordt uitgevoerd voor één type wegdekbekleding en de maatgevende verkeersgeneratie (intensiteit lichte, middel-zware en zware motorvoertuigen) afkomstig van het bedrijventerrein, respectievelijk met betrekking tot het scenario met goederentreintjes voor één type spooropbouw en de maatgevende verkeersgeneratie (intensiteit goederentreinen). Op een geluidscontourenkaart worden lijnen van relevante geluidswaarden aangebracht. Via een koppeling van de geluidscontourenkaart met de gebouwfuncties kan met GIS het aantal potentieel gehinderden worden voorspeld. Criteria-eisen Voor de bepaling van de mogelijke effecten voor de discipline Geluid (effectvoorspelling), worden een aantal criteria gehanteerd. Toepasbare leefbaarheidscriteria zijn: criteria voor hinder door industrielawaai met betrekking tot vergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen (vlarem II), gezondheidscriteria voor geluidsblootstelling van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), criteria voor hinder door wegverkeerslawaai, enz. Het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen geeft aan dat de ontwikkeling van het LPS een unieke opportuniteit biedt om milieu-uitdagingen aan te gaan op het vlak van ondermeer ecologie. Daarbij wordt verwezen naar het feit dat het LPS-project een vlaggenschipproject moet worden met ondermeer duurzaamheidsambities. Een duurzaamheidsambitie voor geluid zou men kunnen beschrijven in volgende criteria-eisen: Of Voor de bestemmingsgebieden op minder dan 500m gelegen van een industriegebied/kmo-zone/dienstverleningsgebied/gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening/bufferzone, waarin een woonfunctie of een andere geluidsgevoelige functie (scholen, ziekenhuizen, rustoorden, natuurgebieden, landelijke gebieden,...) met permanent karakter voorkomt, worden de Vlarem IIrichtwaarden van een woongebied of in voorkomend geval landelijke gebieden gehanteerd. Voor de bestemmingsgebieden op minder dan 500m gelegen van een industriegebied/kmo-zone/dienstverleningsgebied/gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening/bufferzone, waarin een woonfunctie of een andere geluidsgevoelige functie (scholen, ziekenhuizen, rustoorden, natuurgebieden, landelijke gebieden,...) met permanent karakter voorkomt, wordt het specifiek geluid van een inrichting beperkt tot het oorspronkelijk omgevingsgeluid, indien dit lager is dan de Vlarem II-richtwaarden voor een woongebied of in voorkomend geval landelijk gebied. 106 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

119 Overzicht Onderstaande tabel vat de elementen van de effecten en effectbeoordeling samen. Tabel 11-8 Overzicht effecten en beoordelingskader voor de discipline geluid Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Geluidshinder Gehinderden met overschrijding van de milieukwaliteitsnorm als gevolg van de geluidsbelasting van de aanleg en exploitatie db(a) Modellering van geluidsverspreiding (o.a. L dag), overlay van geluidscontouren op bevolkingskaart Aantal potentieel gehinderden binnen de L dag geluidszones Gehinderde kwetsbare receptor (scholen, ziekenhuizen,...) met overschrijding van de criteria-eis als gevolg van de geluidsbelasting van aanleg en exploitatie db(a) Modellering van geluidsverspreiding (o.a. L dag),; overlay van geluidscontouren op kaart met gebouwfuncties Identificatie locatie Oppervlakte verstoord natuurgebied als gevolg van de geluidsbelasting van aanleg en exploitatie. db(a) Modellering van geluidsverspreiding (L Aeq,24u) ; overlay van geluidscontouren op natura 2000-kaarten Aantal ha binnen L Aeq,24u geluidszones Milderende maatregelen In de zones waar significante geluidshinder voor personen en rustverstoring voor gevoelige receptoren (fauna) wordt verwacht, worden milderende maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de bron en de overdrachtsweg. Eventuele milderende maatregelen kunnen zijn: Aanlegfase Binnen de projectzone: stillere machines, beperking in aantal simultaan inzetbare machines, beperking van werkingsperiode en -duur, tijdelijke afscherming aan kritische werkzones; Buiten de projectzone: deskundige keuze van de werfwegen, beperking in de frequentie, intensiteit en snelheid van het vrachtverkeer. Exploitatiefase Maatregelen aan de bron: beperking van de toelaatbare geluidsemissie (geluidsvermogenniveau per m 2 ) bij de invulling van de kavels (vakindeling) van het LPS Maatregelen in de overdrachtsweg: afschermen van een groep van samengebrachte geluidsbronnen of een deskundige invulling van de clusters op basis van geluidsemissies. Tevens wordt nagegaan wat het effect is van de milderende maatregelen. Voor wat de maatregelen tijdens de exploitatiefase betreft zullen de milderende maatregelen in de praktijk onder meer de vorm aannemen van maatregelen die er toe kunnen bijdragen het duurzame Technum 107

120 karakter van de inrichting van het terrein verder te optimaliseren. Ruimtelijke maatregelen maken hier ongetwijfeld deel van uit. Bij de beschrijving van de maatregelen tijdens de aanlegfase wordt rekening gehouden met het al dan niet tijdelijk karakter van bepaalde deelwerkzaamheden. De negatieve scores uit de effectbeoordeling worden in functie van de significantie als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen: Score Significantie 5 Betekenis (waardering) -3 meer dan 15% meer dan bij de referentiesituatie Het effect is sterk negatief. Mildering van het effect is noodzakelijk. Het is echter te verwachten dat mildering of compensatie het negatieve effect slechts deels zal kunnen opheffen. -2 meer dan 10% meer dan bij de referentiesituatie -1 meer dan 5 % meer dan bij de referentiesituatie Het effect is matig negatief. Mildering is noodzakelijk. Er kan van uitgegaan worden dat door mildering het effect in die mate kan beperkt worden dat het residueel effect aanvaardbaar is. Het effect is gering negatief. Mildering is wenselijk om het residueel effect nog verder te reduceren, doch niet noodzakelijk 0 geen effect (-5 tot +5%) Het effect is afwezig of niet aantoonbaar, of verwaarloosbaar. Mildering is niet vereist. Vanaf een score -2 (matig negatief effect) worden er milderende maatregelen opgenomen om de hinder, zo mogelijk en op een economisch verantwoorde wijze, te beperken Leemten in de kennis Volgende onzekerheden zijn momenteel reeds gekend: De geluidsberekeningen voor de aanlegfase worden uitgevoerd op basis van prognoses met betrekking tot enerzijds het uitvoeringsconcept van het project met daaraan gekoppeld de verwachte deelfases en tijdsbesteding, de verwachte inplanting van de mobiele geluidsbronnen en anderzijds prognose met betrekking tot types en hoeveelheden van inzetbare machines en transporten. Van de in te zetten machines tijdens de bouwfase zijn nog geen exacte gegevens voor het geluidsvermogenniveau van het te gebruiken werktuig voorhanden, daar de aannemingsfase nog niet is opgestart. Om de impact van een werktuig te begroten wordt gebruik gemaakt van literatuurgegevens van gelijkaardige werktuigtypes. Voor de geluidsemissiegegevens wordt gebruik gemaakt van EU-databanken omtrent outdoor -machines (bv. De bekomen resultaten zullen dan ook eerder indicatief zijn, maar geven voldoende inzicht in de te verwachten effecten naar geluid. De geluidsberekeningen van de geplande toestand worden uitgevoerd op basis van prognoses met betrekking tot het uitvoeringsplan van het bedrijventerrein, 5 Waardemeter voor de significantie van het geluidseffect: aantal inwoners binnen geluidswaardecontour 108 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

121 bedrijfscategorie-indelingen, prognose met betrekking tot types en hoeveelheden transport. Elke prognose heeft zijn beperkingen. Bij de berekening van het gegenereerd wegverkeerslawaai zullen er beperkingen zijn in locale spreidingsgegevens van het verkeer over een etmaal en verdelingswijze van de toekomstige werknemers, bezoekers en leveranciers (: herkomstgegevens) over de ontsluitingswegen. Deze beperkingen vormen een voorwaardelijke onnauwkeurigheid in het berekeningsresultaat. Met de Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De EU-Richtlijn werd omgezet in het Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai d.d. 22/07/05 (BS 31/08/05). Hierin worden de volgende geluidsbelastingindicatoren gehanteerd: Lden (day-evening-night) en Lnight. De beheersmaatregelen moeten in het bijzonder gericht zijn op prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van overschrijding van een relevante grenswaarde of andere door de lidstaten gekozen criteria. De grenswaarde moet in de eerste plaats van toepassing zijn op de belangrijkste zones die zijn vastgesteld door middel van de strategische geluidsbelastingskaarten. De grenswaarde is tot op heden in Vlaanderen nog niet vastgelegd in een wettelijk kader. Om toch de ernst van de effecten te kunnen beoordelen worden in het kader van de m.e.r. gebruik gemaakt van de richtwaarden voorgesteld voor verkeerslawaai op basis van de consensustekst Milieukwaliteitsnormen omgevingslawaai (Vlaamse Overheid afd. LHRMG, afd. MOW, Agentschap Wegen en Verkeer en NMBS) en de richtwaarden voor industrielawaai m.b.t. het specifiek geluid Lsp, in open lucht, van als hinderlijk beschouwde inrichtingen (hoofdstuk 4.5 Beheersing van geluidshinder van Vlarem II) Discipline Fauna en Flora Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora reikt verder dan het eigenlijke projectgebied en dient ook alle mogelijk beïnvloede, ecologische waardevolle gebieden te beschouwen in de omgeving van het projectgebied. Hierbij dient zowel rekening gehouden te worden met de huidige toestand als met de nagestreefde ruimtelijke situering van ecologisch waardevolle gebieden (Ecologische Infrastructuur (EI) + natuurkernstructuur - cfr. onder meer het MMHA en de Achtergrondnota Natuur zie onderstaande figuur). In de directe omgeving van het projectgebied kan hierbij onder meer gedacht worden aan het Vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde, de plas van het Vogelrichtlijngebied de Kuifeend en de omliggende Binnenweilanden. Technum 109

122 Figuur 11-7 Ligging van de natuurkerngebieden ter hoogte van het geplande Logistiek Park Schijns met aansluitingscomplex volgens het MMHA (naar Indeherberg en Beyen, 2008) Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora zal globaal genomen overeenkomen met het gebied waarbinnen zich voor de aanwezige fauna en flora een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend bestaat het studiegebied minstens uit het volledige projectgebied, uitgebreid met zones die variëren per effectgroep; - Direct ruimtebeslag is meestal te situeren in het projectgebied, ten gevolge van rechtstreekse inname van natuur (bv. bij de demping van de Verlegde Schijns en het bijgevolg verdwijnen van de aanwezige rietvegetaties). Bijkomend direct ruimtebeslag kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van bepaalde (tijdelijke) infrastructuurwerken (werfwegen, ). - Verstoringseffecten op fauna en flora kunnen gesitueerd worden zowel binnen als tot ver buiten het projectgebied en worden veroorzaakt door wijzigingen in luchtkwaliteit, geluidsniveau, bodemkwaliteit, waterkwaliteit en -kwantiteit, lichtvervuiling, visuele verstoring. De perimeter van het studiegebied voor deze effectgroep wordt daarom gelijkgesteld aan deze van de verstoringseffecten (waarbij rekening gehouden wordt met de verschillende invulling van de terreinen bij de beschouwde scenario s/varianten). - Wat betreft de impact op ecologische verbindingen, beperkt het studiegebied zich niet tot het projectgebied; omwille van de netwerkeffecten kunnen de effecten zich potentieel ver uitstrekken. Globaal gezien, wordt het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora bijgevolg bepaald door de grootste van al deze perimeters, waarin zich potentieel effecten op vegetaties en diersoorten kunnen voordoen. De ruimtelijke afbakening van het studiegebied van de discipline Fauna en Flora wordt daarom mede afgestemd op de effectbespreking van de overige disciplines (o.a. Bodem, Water, Geluid). Thematische afbakening Bij de opmaak van het MER zal nagegaan worden welke van de eerder beschreven effectgroepen meer of minder relevant zijn in het kader van het voorliggende project (scoping). Op die basis zal een meer gedetailleerde inhoudelijke afbakening voor de discipline gebeuren. 110 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

123 Thematisch ligt de focus op de natuurwaarden van Europees en Vlaams belang en op de natuurwaarden binnen de vastgestelde Ecologische Infrastructuur van de haven. Concrete vertaling van deze waarden en doelstellingen voor de natuur vinden we o.a. terug in het kader van de Gewestelijke Instandhoudingsdoelstellingen en het ontwerp van lokale soortenbeschermingsprogramma s voor de havenspecifieke soorten. Overige natuurwaarden worden beschouwd in zoverre relevant en dat op basis van voor de hand liggend bronmateriaal zoals de monitoringsrapporten van het INBO, gegevens via de website verspreidingsatlassen soortgroepen, en dergelijke meer Beschrijving van de referentiesituatie De rapportering over de referentiesituatie wordt maximaal gericht op die kenmerken van het biotisch milieu waarvoor een wijziging verwacht wordt. De huidige biologische toestand van het projectgebied zal beschreven en gewaardeerd worden. Hiertoe worden volgende elementen besproken: Globale ecologische structuur van het studiegebied, met specifieke aandacht voor de ecotopen van de door het project beïnvloede waardevolle gebieden; Beoordeling van de aanwezige natuurwaarden naar kwetsbaarheid. Er kan een evaluatie gemaakt worden van de waarde en de kwetsbaarheid van de aanwezige natuur aan de hand van: zeldzaamheid, diversiteit van de voorkomende soorten; gevoeligheden voor standplaatswijzigingen; grond- en oppervlaktewaterafhankelijkheid van de aanwezige vegetatie; verstoringsgevoeligheid van fauna; graad van menselijke beïnvloeding op de ecotopen (natuurlijkheid); mogelijkheden tot vervanging, etc. In de nabijheid van het projectgebied liggen de Vogelrichtlijngebieden Schorren en polders van de Beneden-Schelde (BE ), ten noorden van het projectgebied, en De Kuifeend en Blokkersdijk (BE ), ten zuiden van het projectgebied (zie onderstaande figuur). In 2005 werd in het kader van het Strategisch Planproces Rechteroever de Bufferstudie opgemaakt (Aeolus, 2005), die ondermeer voorzag in het aanleggen van een meeuwenbroedplaats in de lus R2-A12 en een grootschalig natuurontwikkelingsproject in het Opstalvalleigebied. Dit laatste moet het mogelijk maken de instandhoudingsdoelstellingen voor De Kuifeend, die deel uitmaakt van het vogelrichtlijngebied De Kuifeend en Blokkersdijk, op een duurzame manier te behalen, rekening houdend met de ontwikkelingen in het Rangeerstation Antwerpen Noord. Het resultaat van de Bufferstudie, het zogenaamde Combinatievoorstel, werd mee opgenomen in de Achtergrondnota Natuur (Agentschap voor Natuur en Bos, 2006) en het plan-mer voor de afbakening van de haven van Antwerpen (Resource Analysis, 2006). Het maakt deel uit van het Maatschappelijk Meest Haalbaar Alternatief, dat door de Vlaamse regering werd gekozen voor de opmaak van een GRUP voor de afbakening van het zeehavengebied Antwerpen. Technum 111

124 Figuur 11-8 Natura 2000 De habitatkaart (zie onderstaande figuur) geeft weer dat binnen het projectgebied, langs de Verlegde Schijns, de regionaal belangrijke biotoop Rietland en andere Phragmition-vegetaties (rbbmr) voorkomt. Ook in de omgeving van het projectgebied werd deze regionaal belangrijke biotoop gekarteerd. 112 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

125 Figuur 11-9 Habitatkaart Ten zuidoosten van het projectgebied is de Kuifeend tevens aangeduid als VEN-gebied (VEN 303), met name als grote eenheid natuur (GEN). Dit wordt op onderstaande figuur weergegeven. Technum 113

126 Figuur VEN-gebieden Wanneer we de Biologische Waarderingkaart meer in detail bekijken, zien we dat binnen het projectgebied, naast het biologisch zeer waardevolle rietland (mr) ook fragmenten met biologisch waardevolle ruigte (ku). De andere aanwezige ecotopen binnen het studiegebied zijn biologisch minder waardevol. Ter hoogte van het Vogelrichtlijngebied Schorren en Polders van de Beneden-Schelde komen minder waardevolle akkers op kleiige en lemige bodems voor, die evenwel een belangrijke waarde hebben voor o.a. vogels. Ter hoogte van de Kuifeend en de omliggende Binnenweilanden worden biologisch waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen gekarteerd, zoals eutrofe plassen (ae), rietland (mr), ruigte (ku), weilandcomplexen met veel sloten en/of microreliëf (hpr), soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+), struweelopslag van allerlei aard (sz), enz. 114 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

127 Figuur Biologische Waarderingskaart Bespreking van de geplande situatie Concreet zal bij de effectbepaling op basis van scoping vastgelegd worden welk type effecten en welke effectgroepen relevant zijn voor de discipline Fauna en Flora. Vervolgens wordt voor deze effectgroepen vastgesteld welke criteria en methodes gehanteerd worden voor het beoordelen van de effecten voor de aanwezige fauna en flora. Tenslotte wordt vastgelegd op Technum 115

128 welke basis de significantie of ernst van de effecten zal worden ingeschat, m.a.w. op welke basis de effectbeoordeling zal gebeuren. Onderstaand wordt het één en ander meer in detail weergegeven. Effectbepaling 1. Mogelijke effecten en hun relaties tot de ingrepen Bij de effectbespreking wordt de impact van de verschillende ingrepen op de ecologisch waardevolle of potentieel waardevolle zones van het studiegebied nagegaan. In het project-mer worden zowel de effecten van de aanleg van het Logistiek Park Schijns met ontsluitingscomplex als die van de exploitatie van het terrein en het complex beschreven en beoordeeld. Mogelijke effecten op de globale ecologische structuur en de aantasting van de biotopen worden onderzocht in volgende effectgroepen: - Direct eco-, biotoopverlies door ruimtebeslag (bv. aanleg van infrastructuur, berging van uitgegraven grond) of directe eco- of biotoopwinst door natuurontwikkeling (bv. ruimte vrijwaren voor natuurontwikkeling); - Versnippering, barrièrewerking en het doorbreken van de ecologische netwerkstructuur (bv. aanleg van wegen, optrekken van gebouwen, berging van grond). - Eutrofiëring met eco-, biotoopwijzigingen tot gevolg door wijzigingen in de waterkwaliteit (bv. directe aanvoer eutrofiërende stoffen, langdurige bemaling); - Wijziging van de grondwaterstand met eco-, biotoopwijzigingen tot gevolg door wijzigingen in de waterhuishouding (bv. langdurige bemaling, wijziging grachtensysteem); - Verstoring door geluids- en trillingshinder, licht of beweging (bv. verkeer, menselijke activiteit, terreinverlichting, ); De geplande inrichtingswerken voor het Logistiek Park Schijns en het dempen van de Verlegde Schijns betekenen een direct ecotoopverlies. Het direct verlies aan ecotopen zal uitgedrukt worden in hectaren en in termen van de in het plan-mer gehanteerde ecotoopclusters (bv. plas en oever ; riet en water ) en, voor zover de monitoringsrapporten van het INBO dit toelaten, meer nauwkeurig omschreven vegetatietypes. Ook het direct verlies aan vogels zal één-op-één voortvloeien uit de, middels monitoring vastgestelde, aantallen aan overwinterende, trekkende en broedende vogels. Vogels die aan plas en oever verbonden zijn en zijn gehanteerd in de rekentabellen van het plan-mer zullen bijzondere aandacht vergen. Het gaat o.m. om Bruine kiekendief, Rietzanger, Blauwborst, Krakeend, Kuifeend en Tafeleend. Ook andere vogelsoorten zullen in de effectbeschrijving de nodige aandacht vragen i.h.b. de oeverzwaluw. Veel aandacht zal gegeven moeten worden aan wanneer precies wat verloren zal gaan. Dit is van essentieel belang in het kader van de compensatie 6 en het hanteren van het gelijktijdigheidsprincipe. Hoger beschouwde projectonderdelen, samen met de aanpassing aan de afwatering van de Verlegde Schijns, dienen beschouwd in relatie tot barrière-effecten. Als criteria fungeren het aantal mogelijke en zekere (harde) barrières. 6 De wijze waarop de compensatie voor het verloren gaan van beschermde natuurwaarden (ten gevolge van (onder meer) het project Logistiek Park Schijns) zal gebeuren ligt reeds vast (cf Opstalvalleigebied). Hiervan wordt niet afgeweken in het project-mer en de Passende Beoordeling. 116 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

129 Verstoring zal een belangrijke effectgroep zijn in het kader van dit project-mer, zowel bij de aanleg van het terrein (bv. tijdelijke bemaling gekoppeld aan grondwaterstandsdaling) als bij de exploitatie van het logistiek park (bv. verstoring ten gevolge van geluid en trillingen, licht,..). 2. Methode van effectbepaling en toetsingskader Voor de bepaling van de mogelijke effecten op de fauna en flora (effectvoorspelling) worden een aantal criteria gehanteerd. Per criterium wordt een bepaalde methodiek toegepast. Een overzicht van de mogelijke effecten, criteria, toe te passen methode voor effectbepaling en toetsingskader wordt weergegeven in Tabel Tabel 11-9 Beoordelingscriteria voor discipline Fauna en Flora Mogelijk effect Criterium Schaal / eenheid Methode van effectbepaling Toetsingskader Ruimtebeslag Oppervlakte (potentieel) waardevol gebied dat verloren gaat of dat gecreëerd wordt m², ha Berekening oppervlakten (ecotoopclusters, natuurtypes) via GIS overlay projectgebied met (geactualiseerde) biologische waarderingskaart en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie o.b.v. BWK en beschermingsstatuut; Specifieke evaluatie o.b.v. Instandhoudingsdoelstellinge n voor SBZ-V Polders en Schorren van de Beneden- Schelde, nagestreefde oppervlakken van de verschillende ecotoopclusters in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI van de Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten (Adriaens D. e.a., 2008; Adriaens P. e.a., 2008) Versnippering Mate van bijkomende doorsnijdingen; Voorkomen van obstakels voor vismigratie Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. habitatvereisten, habitatgeschiktheid, migratiemogelijkheden en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie obv beschermingsstatuut, ecosysteemkwetsbaarheidskaarten en habitat-geschiktheidskaarten Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Eutrofiëring via water Wijziging waterkwaliteit Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. gevoeligheid van aanwezige soorten voor eutrofiëring en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie o.b.v. beschermingsstatuut Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Wijziging van de grondwaterstand Wijziging in waterhuishouding Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. Algemene evaluatie o.b.v. beschermingsstatuut en Technum 117

130 (verdroging/vernattin g) thv gevoelige vegetaties grondwaterafhankelijkh eid van vegetaties en vastgestelde beleidsplannen ecosysteemkwetsbaarheidskaarten Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Verstoring Verstoring door geluid en trillingen Geluids- en trillingshinder Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. geluiden trillingsgevoeligheid van soorten in combinatie met beschikbare geluidscontouren (cfr. discipline Geluid) en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie o.b.v. beschermingsstatuut en ecosysteemkwetsbaarheidskaarten Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Verstoring door licht Lichthinder Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. lichtgevoeligheid van soorten en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie o.b.v. beschermingsstatuut Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Verstoring door beweging en visuele verstoring Visuele hinder Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. gevoeligheid soorten aan visuele verstoring en vastgestelde beleidsplannen Algemene evaluatie o.b.v. beschermingsstatuut Specifieke evaluatie o.b.v. de ligging van natuurkernstructuur en de EI in het MMHA, criteria voor de beoordeling van de lokale SvI (zie hoger) Significantiekader De significantie van een bepaald effect wordt in deze discipline bepaald aan de hand van een expertenoordeel. De expert houdt hierbij onder meer rekening met zaken als ernst en omvang van het effect en locatie, zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de receptoren. Deze verschillende aspecten worden door de expert geïntegreerd tot een score die uiting geeft aan het belang van het effect. Als scoresysteem wordt een zevendelige ordinale schaal gebruikt, waaraan de volgende interpretatie kan gegeven worden: +++ Sterk positief effect ++ Matig positief effect + Gering positief effect 118 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

131 0 Effect afwezig of verwaarloosbaar - Gering negatief effect - - Matig negatief effect Sterk negatief effect Het ordinale karakter van deze schaal houdt in dat de scores in de eerste plaats een volgorde aangeven; over de relatieve afstand tussen de scores doet de schaal geen uitspraak. De scores zijn evenmin additief of onderling (over de criteria of disciplines heen) vergelijkbaar. Effectbeoordeling De bovenstaande effectgroepen worden geanalyseerd en besproken voor de vooropgestelde scenario s en varianten voor het project-mer. De ernst van de effecten wordt bepaald op basis van het vastgelegde toetsingskader. Afhankelijk van de ernst van de effecten zullen, waar nodig, milderende maatregelen geformuleerd worden in het MER. Het plan-mer voor het strategisch plan Haven van Antwerpen heeft de effecten van het verlies van de biologisch waardevolle zones (o.a. waardevolle rietvegetaties) ter hoogte van het Logistiek Park Schijns reeds op hoofdlijnen in beeld gebracht én beoordeeld. Het strategisch plan anticipeert in principe in voldoende mate op verliezen van waardevolle natuurgebieden en het optreden van barrières door het realiseren van de natuurkernstructuur buiten de haven en de ecologische infrastructuur (onder vorm van backbone -structuur) binnen de haven. De conclusies, voortvloeiend uit het plan-mer, zullen niet ter discussie worden gesteld. Concreet betekent dit dat het verdwijnen van de aanwezige natuurelementen, als gevolg van voorliggend project, aanvaardbaar wordt door inrichting van specifieke habitats binnen het natuurcompensatiegebied Opstalvalleigebied. Ter compensatie voor het verloren gaan van de waardevolle rietvegetatie in het projectgebied als gevolg van het dempen van de Verlegde Schijns wordt immers in de Achtergrondnota Natuur en het plan-mer voor de afbakening van het havengebied Antwerpen voorzien in de inrichting van fase 2 van het Opstalvalleigebied. Voor de inrichting van dit gebied werd reeds een inrichtingsplan en Mer-ontheffingsdossier opgesteld. Er is verder ook een stappenplan ter realisatie van het combinatievoorstel beschikbaar. De focus van de bespreking van de effecten voor de discipline ligt niet enkel op (negatieve) effecten voor fauna en flora maar ook op kansen voor natuur bv. in het kader van ruimtelijke verweving, die mogelijkheden kan bieden m.b.t. ecologische verbindingen voor de aanwezige soorten. Via aanbevelingen over specifieke inrichtingsprincipes kan gezocht worden naar mogelijkheden om positieve effecten te gaan versterken. Immers het project wordt als een vlaggenschipproject gezien, dus een meerwaarde op het vlak van bv. biodiversiteit dient ook te worden opgezocht, bv. via het concept van inrichting van het terrein volgens de principes van Harmonisch Park en Groen beheer (HPG). Concreet denken we nu reeds aan kansen voor de ecologische integratie van de nieuwe waterloop in de Ecologische Infrastructuur en de ecologische invulling ervan in functie van de lokale ontwerp soortenbeschermingsprogramma s van de haven betreffende rietvogels (o.a. blauwborst) en vleermuizen Passende beoordeling De opmaak van het MER voor dit project zal uiteraard ook de opmaak van een passende beoordeling inhouden, die als een afzonderlijk leesbaar document, wordt toegevoegd aan het MER. Volgens art. 6 van de Habitatrichtlijn dient immers elk plan of project dat niet direct Technum 119

132 verband houdt met het beheer van Speciale Beschermingzones en dat een significant effect kan hebben op de doelstellingen voor het in stand houden van de aangewezen gebieden op passende wijze beoordeeld te worden. De passende beoordeling zal inzoomen op de effecten naar Europese natuurwaarden die van belang zijn i.h.k.v. projectontwikkeling. We zullen vermijden de passende beoordeling te belasten met zaken die enkel spelen op regionaal of lokaal niveau en die het document nodeloos zouden verzwaren. In gevolge de betreffende regelgeving (cfr. Art 6 3 en 4 van de Habitatrichtlijn) betreft het hier niettemin een dossier dat leidt tot het nemen van natuurcompensaties. We verwijzen hiervoor ook het gestelde uit de passende beoordeling voor het MMHA: De uiteindelijke invulling / uitbouw van de haven zal gefaseerd tot stand komen. Bij opmaak van passende beoordelingen van individuele projecten, deel uitmakend van het totaalplan, zal telkens nagegaan moeten worden of natuurcompensaties aan de orde is. Dit zal het geval zijn indien: De uitvoering van een havenproject leidt tot significant negatieve effecten in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen en tegelijk De vervang van het natuurverlies elders nog niet is gerealiseerd. Dit betekent dat in de passende beoordeling ook de rubrieken alternatieven en dwingende reden van groot openbaar belang dienen ingevuld. Het plan-mer en andere bestaande ondersteunende documenten bevatten hiervoor voldoende informatie Natuurtoets In de effectbeschrijving en -beoordeling van het project-mer worden de elementen die van belang zijn voor het uitvoeren van de algemene en verscherpte natuurtoets opgenomen. De algemene natuurtoets gaat na of een vergunningsplichtige activiteit (binnen het project) al dan niet vermijdbare schade aanricht aan de natuur. De verscherpte natuurtoets focust specifiek op vermijdbare schade voor gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in of in de nabijheid van het studiegebied. In dit project-mer gaat het om het VEN-gebied de Kuifeend (VEN 303). De nodige elementen voor deze toetsen, die uitgevoerd worden in het kader van de vergunningverlening, worden aangereikt in de bespreking van de discipline Fauna en Flora. In dit kader is er ook aandacht voor de bepalingen van het Vegetatiebesluit inzake de verboden te wijzigen vegetaties Milderende maatregelen Indien negatieve effecten voor fauna en flora vastgesteld worden, zullen milderende maatregelen beschreven worden als suggestie voor de invulling van het terrein of als randvoorwaarden voor de exploitatie ervan. Vooral voor wat betreft de verstoringseffecten zullen desgevallend randvoorwaarden naar de exploitatie van de terreinen worden geformuleerd. Aansluitend bij de conclusies van het plan-mer zal één van de aandachtspunten het toepassen van het principe van milieuzonering zijn (geproduceerde geluidsniveau) o.m. door de nabije ligging van de Vogelrichtlijngebieden. 120 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

133 Leemten in de kennis De leemten in de kennis voor de discipline Fauna en Flora kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten: Leemten met betrekking tot het project. De projectbeschrijving waarop het MER gebaseerd wordt, kan in theorie nog een aantal leemten en niet in detail uitgewerkte aspecten bevatten. Het is erg belangrijk dat het ontwerp voor het logistiek park in het kader van het effectenonderzoek zoveel mogelijk in detail is uitgewerkt om een zo juist mogelijke effectbeoordeling voor fauna en flora uit te kunnen voeren. Op het moment van de kennisgeving is deze detaillering nog niet beschikbaar, maar tijdens het effectonderzoek zal een uitgewerkt inrichtingsplan beschikbaar worden gesteld, waardoor hier geen leemten in de kennis verwacht worden. Leemten met betrekking tot de effectbeoordeling. Voor een heel aantal effecten ontbreekt een wetenschappelijk onderbouwde dosiseffectrelatie. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan effecten van de wijziging in geluidsniveaus, trillingen, visuele en lichtverstoring. Daardoor worden deze effecten vooral op basis van expert judgement ingeschat. Leemten met betrekking tot inventarisatie. De effectbeoordeling zal gebaseerd worden op de meest recent beschikbare gegevens van aanwezige natuurwaarden ter hoogte van het studiegebied. Deze worden waar nodig aangevuld met eigen terreinobservaties tijdens een terreinbezoek. Gezien het gebied jaarlijks intensief gemonitord wordt, verwachten we hier geen belangrijke leemten in de kennis Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied omvat het gebied waarin het project wordt uitgevoerd, inbegrepen een bufferzone waarbinnen zich mogelijk effecten zullen voordoen. De omvang van die zone wordt afgeleid uit de impactzone van o.m. de discipline water en geluid (relevant voor de perceptieve kenmerken van het landschap). Daarnaast wordt een visuele buffer meegenomen, waarbinnen mogelijk effecten waarneembaar zullen zijn. Thematische afbakening De discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie beschouwt drie aspecten die onderling met elkaar verbonden zijn: archeologie, bouwkundig erfgoed en landschap. Om de evolutie en samenhang van het studiegebied te illustreren, zal dan ook worden ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied, zijn evolutie en de onderliggende drijvende krachten. Enkel zo kan een correcte inschatting worden gemaakt van het effect van de verschillende voorziene ingrepen. Technum 121

134 Er dient benadrukt te worden dat het betrokken studiegebied sterk dynamisch is, zoals o.m. blijkt uit onderstaande kaarten uit 1850 en Sinds mensenheugenis heeft het gebied hierdoor steeds grondige wijzigingen ondergaan. In zulk een dynamische omgeving hebben de menselijke ingrepen een beperkte levensduur. Dit betekent echter wel dat schaarse relicten een hoge waardering dienen te krijgen, maar dat bovenal keuzes moeten gericht zijn op het sturen van de dynamiek, eerder dan op het leveren van achterhoedegevechten. Grote structurele ingrepen vormen immers de basis voor de verdere evolutie. Een visie op de gewenste evolutie is bijgevolg noodzakelijk. Figuur Studiegebied op de Popp-kaart (ca 1850) Figuur Studiegebied op NGI 1948 Het begroten en beoordelen van de effecten gebeurt vanuit drie benaderingswijzen: Structuur en relatiewijzigingen; Wijzigen erfgoedwaarden; 122 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

135 Wijzigen perceptieve kenmerken. Structuur en relatiewijzigingen Structuur- en relatiewijzigingen vormen een uitgebreide en gevarieerde groep van effecten. Ze situeren zich in de volgende domeinen: Abiotische verstoring: het zijn verstoringen in de reliëf- en hydrografische structuren van het landschap bvb. verbrokkeling van geomorfologische structuren. We moeten in deze context terdege rekening mee houden dat het studiegebied in het verleden reeds sterk verstoord is door vergraving, ophoging, aanleg van infrastructuur e.d.m. Landschapsecologische verstoring: veranderingen in de landschappelijke structuur leiden tot veranderingen in de landschapsecologische kwaliteit en in het ecologisch functioneren van het landschap. Er zijn immers patronen en processen die alleen optreden dankzij een bepaalde ruimtelijke rangschikking van ecosystemen. Denken we hierbij aan soortenrijkdom in functie van oppervlakte en randoppervlakteverhoudingen, uitwisseling van biota, hydrologische stroming en transport van stoffen. Vernietiging of doorsnijding van cultuurhistorische structuren: versnippering van kavelstructuren, nederzettingsvormen en patronen, Door eerdere ingrepen is het aantal cultuurhistorische structuren beperkt. De tracering van de gracht en de typische getande structuur van de verdedigingswerken zijn de belangrijkste nog aanwezige structuren (zie NGI 1948). Functionele versnippering van het actuele gebruik door veranderde toegankelijkheid, gewijzigde gebruiksmogelijkheden, Wijziging erfgoedwaarden De kern van het landschappelijke erfgoed is de landschappelijke structuur die gegroeid is uit een eeuwenlange organisatie en herinrichting door de mens van zijn leefmilieu. Deze basisstructuren zijn soms nog duidelijk bewaard gebleven in het landschap, alhoewel het gebruik en de invulling van de ruimten en het gebruik of de functie van de constituerende elementen in de loop van de tijd zijn veranderd. Zowel deze structuren als elementen vormen het landschappelijk erfgoed. Binnen het studiegebied gaat het hier vooral om de restanten van de veiligheidsomwalling Noord. In het kader van de uitbreiding van de Vesting Antwerpen wordt vanaf 1911 gestart met de bouw van de Veiligheidsomwalling-Noord, bestaande uit een gracht en wal die geflankeerd worden vanuit caponnières. Vanaf de benedenloop van de Oudelandse Beek werd deze gracht ontdubbeld. De Voorgracht moest het water van de polderbeken opvangen. De veel bredere hoofdgracht moest de vijand tegenhouden. Tussen de Voorgracht en Hoofdgracht werd een iets hogere dijk aangelegd die de grens moest vormen van het noordelijk overstromingsgebied. Vanuit de caponnières kon de Hoofdgracht aan beide zijden worden bestreken met vier kleine kanonnen. Deze caponnières werden opgetrokken uit ongewapend beton en waren aan de veldzijde deels bedekt met aarde. Met de bouw van het noordelijk gedeelte van de veiligheidsomwalling is men nooit ver gekomen. Bij de belegering van Antwerpen in 1914 was men zelfs pas begonnen met het graven van de verdedigingsgrachten en zijn er 4 caponnières klaar, waarvan slechts twee met omwalling. Technum 123

136 Vandaag zijn er tussen de Havenweg en het rangeerstation Antwerpen Noord nog een aantal overblijfselen van dit militair verleden overeind gebleven. De Voorgracht dient nog steeds voor de afwatering van de polderbeken. In de hoofdgracht heeft zich een brede rietkraag ontwikkeld die een natuurlijke verbinding vormt tussen de Oude Landen, het Ekers Moeras en De Kuifeend (bron: Natuurpunt). Ter hoogte van de Smalle Weg bevond zich een 'versterkte poort' en daarnaast zijn er nu nog drie caponnières die in de volksmond de naam kregen van 'fortje'. De best bewaarde constructie, het 'fortje 1' is deze aan Leugenberg. Hier is het uit aarde opgetrokken hoofd nog volledig aanwezig. Het tweede 'fortje' werd in september 1944 totaal vernield door terugtrekkende Duitse soldaten die er hun achtergelaten munitie tot ontploffing brachten. Van 'fortje 3' is enkel de betonnen constructie overeind, die is nog wel in zeer goede staat. Het vierde fortje werd in de jaren '70 gesloopt voor een verbreding van de Afgeleide Schijns. Behalve deze zichtbare relicten zijn er nog heel wat getuigenissen van ons erfgoed onzichtbaar en niet gekend, maar potentieel aanwezig onder ieder materiële laag van het huidige landschap. De bodem vormt een waar archief van ons natuurlijk en cultuurhistorisch erfgoed. Gebieden waar het bodemprofiel niet verstoord is geworden, bezitten een hoge kans dat hierin waardevolle artefacten of sporen van een natuurlijke ontwikkeling bewaard zijn gebleven. Dit is zeker van toepassing voor het deel van de opgespoten bodems die de kern van het gebied vormen. Anderzijds zullen bij de aanleg van het logistiek park delen ervan doorsneden worden die potentieel drager zijn van archeologische resten. Het beoordelen van die potentiële waarde (door het aangeven van aandachtsgebieden) is een taak van deze discipline. Het onderzoeken van deze potenties (m.a.w. nagaan of deze potenties zich inderdaad vertalen in aanwezige artefacten) valt buiten deze opdracht. Wel zal aangegeven worden of, volgens de inschatting van de deskundige, een aanvullend gespecialiseerd onderzoek nodig is alvorens de activiteiten van de ingreep te starten. Voor de beschrijving van effecten op erfgoedwaarde is het belangrijk dat men zich realiseert dat het voortbestaan van de bestudeerde elementen en structuren sterk afhankelijk is van de (historische) economische, sociale, politieke en juridische omstandigheden waarbinnen zij functioneren. Dit betekent dat effecten ook via veranderingen in deze omstandigheden (leefwijze, cultuur, inkomensbronnen e.d.), eerder dan rechtstreeks, kunnen optreden. Volgende types van effecten zullen in wat volgt worden besproken: Directe effecten op elementen en structuren: Via ruimtebeslag (incl. verlies aan contextwaarde van historische gebouwen of van landschappelijke erfgoedwaarden); Via bodemtechnische ingrepen / graafwerken. Indirecte effecten veroorzaakt via processen: Wijzigingen in grondwaterstand (met bv. effecten op de conserveringstoestand van archeologische waarden); Functieverlies van de erfgoedwaarden. Erfgoedwaarde mag in deze context niet enkel beschouwd worden als een weerstand voor veranderen. Eerder kan het een aanknopingspunt zijn om de toekomstige ontwikkeling te 124 P Kennisgeving Project-MER Logistiek Park Schijns en aansluitingscomplex op de A12

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels Opdrachtgever: Ghelamco Invest nv Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN Kennisgeving Bijlage 1: Kaartenbundel Opdrachtgever: Vlaams Gewest, Agentschap Wegen en Verkeer Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving

PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving Opdrachtgever: nv De Scheepvaart, afdeling Waterbouwkunde Datum: 16 maart 2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Plan-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN Centraal Netwerk geïnstalleerd Vandaag werd in Antwerpen het

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel KENNISGEVING PLAN Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke Project TV3V nr. 4019 Juli 2010

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? KNOKKE Blokkersdijk Sint-Annabos E34 Charles de Costerlaan Vlietbos Middenvijver R1 Zwijndrecht Blancefloerlaan P. Coplaan Galgenweel Burchtse Weel E17 GENT Burcht Schelde WAT

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen milieueffectrapportage Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage Uitbreiding

Nadere informatie

Scopingadvies project-mer Accent Business Park Toren te Roeselare

Scopingadvies project-mer Accent Business Park Toren te Roeselare Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan 4 1800 VILVOORDE KENNISGEVING PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT Aanleg van een nieuw complex op de A4/E411 ter hoogte van de Brabandtlaan

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax

Nadere informatie

KENNISGEVING Project-MER voor het Eurostadium Brussels

KENNISGEVING Project-MER voor het Eurostadium Brussels KENNISGEVING Project-MER voor het Eurostadium Brussels Opdrachtgever: Ghelamco Invest nv Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder Project-MER voor

Nadere informatie

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling ruimtelijke planning Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen 1. Krijtlijnen

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

MER in de omgevingsvergunning

MER in de omgevingsvergunning MER in de omgevingsvergunning Inhoud Wat zijn de grote veranderingen? Wat is er nieuw in het algemeen? Welke wetgeving is er? Toelichting over de project-mer-procedure Handleiding voor INI/deskundigen

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Sint-Niklaas - Lokeren

Sint-Niklaas - Lokeren Sint-Niklaas - Lokeren 1. Valleigebieden (KB 7/11/78) 0911 De agrarische gebieden met landschappelijke waarde die op kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven overdrukt zijn met de letter V hebben

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 15 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 15 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 15 januari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. ALGEMENE BEOORDELING... 3 III. UITGEBREID PLANNINGS-

Nadere informatie

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN Kennisgeving Opdrachtgever: Vlaams Gewest, Agentschap Wegen en Verkeer Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Indiener Contactpersoon

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Bijlage VIc: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en Kieldrecht 1 Doelstelling

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

PROJECT MER HERVERGUNNING GRONDWATERWINNINGEN TE HERSELT EN TE VORST (LAAKDAL)

PROJECT MER HERVERGUNNING GRONDWATERWINNINGEN TE HERSELT EN TE VORST (LAAKDAL) PROJECT MER HERVERGUNNING GRONDWATERWINNINGEN TE HERSELT EN TE VORST (LAAKDAL) Kennisgeving Opdrachtgever: Pidpa Titel Project-MER hervergunning grondwaterwinningen te Herselt en te Vorst (Laakdal) - Kennisgeving

Nadere informatie

College van burgemeester en schepenen

College van burgemeester en schepenen verbaa College van burgemeester en schepenen beraadslaging/proces verbaal Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024 Gemeente Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans Procesnota Dossier WIJ1024 Mei 2019 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Gemeentebestuur van Turnhoutsebaan

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo)

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU)

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU) Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota December 2010 COLOFON Opdrachtgever: Turnhout Project: RUP De Hoogt Opdrachthouder: Projectteam: Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen

Nadere informatie

Aanvraag van een planologisch attest

Aanvraag van een planologisch attest Bijlage I Model I Aanvraag van een planologisch attest AFDELINGSCODE- (Vul hier het adres in van de gedelegeerd planologisch ambtenaar) In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum Bezorg

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN

PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN Kennisgeving Oud passagiersvliegtuig DC4 op het vliegveld van Overboelare (Bron: Panoramio) Opdrachtgever: Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen

Nadere informatie

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES Definitieve versie Opdrachtgever: LNE, afd. AMNE, dienst Mer COLOFON Opdracht: Handleiding participatie in het m.e.r.-proces Definitieve versie Opdrachtgever:

Nadere informatie

Integratie effectbeoordelingen. 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer

Integratie effectbeoordelingen. 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer Integratie effectbeoordelingen 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer Inhoud 1. Huidig en toekomstig juridisch kader 2. Types project-m.e.r. 3. Hoe verloopt een project-mer-proces vandaag? 4.

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018

Gemeente Schilde RUP De Vogelenzang  Procesnota Juli 2018 Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018 COLOFON Opdracht: RUP De Vogelenzang Opdrachtgever: Gemeente Schilde Ruimtelijke Ordening Brasschaatsebaan 30 2970 Schilde Opdrachthouder: Antea

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het

Nadere informatie

KENNISGEVING. Project-MER voor de uitbreiding van het stadion van KV Mechelen. Opdrachtgever: Yellow Red KV Mechelen

KENNISGEVING. Project-MER voor de uitbreiding van het stadion van KV Mechelen. Opdrachtgever: Yellow Red KV Mechelen KENNISGEVING Project-MER voor de uitbreiding van het stadion van KV Mechelen Opdrachtgever: Yellow Red KV Mechelen Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Kennisgeving voor de uitbreiding

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015 Besluit GOEDGEKEURD B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever,

Nadere informatie

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12

Nadere informatie

KENNISGEVING PROJECT-MER LUCHTHAVENTRAM. Opdrachtgever: De Lijn. Opdrachthouder: THV Technum, Ney, Bureau Bas Smets

KENNISGEVING PROJECT-MER LUCHTHAVENTRAM. Opdrachtgever: De Lijn. Opdrachthouder: THV Technum, Ney, Bureau Bas Smets KENNISGEVING PROJECT-MER LUCHTHAVENTRAM Opdrachtgever: De Lijn Motstraat 30 2800 Mechelen - België www.delijn.be Opdrachthouder: THV Technum, Ney, Bureau Bas Smets Kortrijksesteenweg 1144-A - 9051 Sint-Denijs-Westrem

Nadere informatie

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

project-mer Blue Gate antwerp onderzoek van milieueffecten Hoe kunt u reageren? the future in mind

project-mer Blue Gate antwerp onderzoek van milieueffecten Hoe kunt u reageren? the future in mind project-mer Blue Gate antwerp onderzoek van milieueffecten Hoe kunt u reageren? the future in mind Schelde BLUE GATE ANTWERP WORDT EEN TOPTERREIN VOOR ECO-BEDRIJVEN Zeg nooit meer Petroleum Zuid. Het oude,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.744/1/V van 10 augustus 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Ontheffing van MER-plicht

Ontheffing van MER-plicht Ontheffing van MER-plicht Administratie ontvangt een gemotiveerd verzoekschrift tot ontheffing Mogelijke grensoverschrijdende effecten? Administratie bezorgt info aan verdragspartij (art.4.3.3 5) Max.

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V.

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V. administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie