PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN"

Transcriptie

1 PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN Kennisgeving Oud passagiersvliegtuig DC4 op het vliegveld van Overboelare (Bron: Panoramio) Opdrachtgever: Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen

2

3 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Indiener Contactpersoon indiener Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen Bien Weytens Tractebel (Tractebel Engineering n.v.) Ilgatlaan Hasselt T info@tractebel.engie.com Anne Devivier Datum 11/10/2016 Versienummer 1 Offertenummer P

4

5 KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS (BOVENSTE RIJ IS HUIDIGE VERSIE) Versie Datum Opmerkingen 3 06/01/2017 Definitieve kennisgeving 2 22/12/2016 Feedback projectgroep 1 11/10/2016 DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Auteur(s) Anne Devivier Francis Vansina Nele Aerts Chris Neuteleers Anne Temmerman Bieke Cloet Datum 06/01/2017 Datum Documentscreener(s) Francis Vansina 22/12/2016 BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam P Kennisgeving_v3.docx Laatst opgeslagen 20/01/2017

6

7 INHOUD 1. Inleiding Waarom deze kennisgeving? Leeswijzer Toelichting van de wijze van mogelijkheid tot inspraak 5 2. Algemene inlichtingen Beknopte voorstelling van het plan Toetsing aan de m.e.r.-plicht De initiatiefnemer Team van erkende MER-deskundigen 9 3. Juridisch kader MER-procedure RUP-proces Verantwoording van het plan Ruimtelijke, administratieve, juridische en beleidsmatige situering Ruimtelijke situering Administratieve voorgeschiedenis Juridisch en beleidsmatig kader Planbeschrijving Afbakening van het plangebied Het huidige gebruik van het plangebied GRUP Vliegveld Overboelare Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek Alternatieven Doelstellingsalternatieven Locatiealternatieven Een locatiealternatief houdt in dat het plan gerealiseerd kan worden op een andere locatie dan voorzien in het basisplan. Daar het een bestaand recreatief vliegveld betreft en er in de goedgekeurde beleidsvisies beslist is om het op deze locatie te behouden is het realiseren van een vliegveld op een andere locatie niet aan de orde. Inrichtingsalternatieven Nulalternatief Ingreep-effectanalyse Relevante informatie uit bestaande onderzoeken Planologisch attest Voorontwerp GRUP Vliegveld Overboelare 67 Tractebel Inhoud i

8 9.3 Bezwaarschriften Ontwerp-Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek te Geraardsbergen Interferentie met andere plannen of projecten Overstromingsrisicobeheerplan van de Dender Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering overstromingsproblematiek te Overboelare Afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie, de geplande toestand Studiegebied Referentiesituatie Geplande toestand Methodologie Algemeen Bodem Water Lucht Geluid en Trillingen Fauna & Flora Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie Mens Grensoverschrijdende effecten Voorstel inhoudsopgave van het MER Verklarende woordenlijst Literatuurlijst 132 ii P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

9 1. INLEIDING 1.1 Waarom deze kennisgeving? Voor u ligt de kennisgeving van het plan-milieueffectrapport (plan-mer) dat Ruimte Vlaanderen laat opmaken voor het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Vliegveld Overboelare. In dit document vindt u een beschrijving van wat precies bestudeerd zal worden in het plan-mer en van de manier waarop de studie zal uitgevoerd worden. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, namelijk het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het is een juridisch-administratieve procedure waarbij voordat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd in overleg met de betrokken instanties. De achterliggende grondgedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen. Milieueffectrapportage reikt de elementen aan om milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer over de uitvoering van het plan of het project een besluit wordt genomen. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De conclusies van het MER moeten echter ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal bij de formulering van de mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen hiermee rekening houden. De beslissing die uiteindelijk zal genomen worden door de bevoegde overheid over het vergunnen van een project onderworpen aan de mer-plicht, zal naast met milieueffecten ook rekening houden met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak. Het indienen van de kennisgeving is de eerste procedurele stap in de opmaak van een plan- MER volgens het Mer/VR-decreet van 18 december 2002, deels gewijzigd door het decreet van 22 april 2005 en het decreet van 27 april 2007 en in uitvoering gebracht door het besluit van 10 december In de kennisgeving wordt beschreven welk plan de initiatiefnemer voor ogen heeft en hoe de gevolgen voor het milieu van het plan zullen worden bestudeerd. De kennisgeving geeft dus de blauwdruk aan van het eigenlijke milieueffectrapport, dat op basis van dit dossier en van richtlijnen van de bevoegde administratie (Dienst Mer) zal opgesteld worden. Op basis van deze kennisgeving krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken instanties de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport, en in het bijzonder over de te bestuderen effecten en de manier waarop deze effecten zullen bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van het plan -milieueffectenrapport. Deze kennisgeving ligt nu 60 dagen ter inzage bij de gemeenten die overlappen met het studiegebied. Voor dit plan is dit de stad Geraardsbergen. Ook bij de initiatiefnemer en de Dienst Mer ( ligt dit document ter inzage. 3

10 Eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-mer kunnen via de gemeente of rechtstreeks aan de bevoegde Vlaamse administratie (Dienst Mer) worden bezorgd. Verdere informatie met betrekking tot de manier waarop de inspraak verloopt, vindt u onder paragraaf Leeswijzer Dit document omvat alle kennisgevinginformatie over het GRUP voor de bestendiging van het vliegveld van Overboelare in Geraardsbergen. De kennisgeving omvat 16 hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk. Hieronder wordt kort de inhoud van deze hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 2 verschaft algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het plan en met betrekking tot het team van erkende MER-deskundigen die het onderzoek voor het plan-milieueffectrapport zullen uitvoeren en er wordt ingegaan op de specifieke redenen waarom voor dit plan een MER dient opgemaakt te worden In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader voor milieueffectrapportage toegelicht en wat er met het MER zal gebeuren na goedkeuring. Hoofdstuk 4 behandelt de probleemstelling die geleid heeft tot het plan. Hier wordt aangegeven waarom het plan noodzakelijk is en wat de voorgeschiedenis is in de ontwikkeling ervan. In hoofdstuk 5 wordt het plan ruimtelijk en administratief gesitueerd en worden de van toepassing zijnde juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgelijst. In hoofdstuk 6 wordt het plan voorgesteld, dat het voorwerp zal uitmaken van het milieueffectenonderzoek. In hoofdstuk 7 worden de planalternatieven voorgesteld. Hoofdstuk 8 gaat in hoofdlijnen in op de mogelijke effecten van het plan en geeft aan welke disciplines in dit kader relevant zijn. Hoofdstuk 9 geeft een overzicht van resultaten van eerder onderzoek met relevantie voor dit plan. In hoofdstuk 10 worden alle interfererende plannen en projecten beschreven. Hoofdstuk 11 bakent het studiegebied af, de referentiesituatie en de geplande toestand. Hoofdstuk 12 gaat in op de belangrijkste te verwachten milieueffecten en geeft aan per discipline hoe de effecten beoordeeld zullen worden. Voor elk van deze effecten worden een aantal evaluatiecriteria gedefinieerd. Ook wordt de methode beschreven die zal gevolgd worden voor het bepalen van de milieu-impact, wordt aangegeven welke basisgegevens daarbij worden gebruikt en welke normen eventueel worden gebruikt om de resultaten van de impactbepaling aan te toetsen. Hoofdstuk 13 beschrijft de mogelijke grensoverschrijdende effecten. 4 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

11 In hoofdstuk 14 wordt een voorstel gedaan voor de inhoudsopgave van het plan-mer. Hoofdstuk 15 en 16 tenslotte bevatten een verklarende woordenlijst en een literatuurlijst. 1.3 Toelichting van de wijze van mogelijkheid tot inspraak Doel van de terinzagelegging Alle betrokkenen worden door de terinzagelegging van de kennisgeving op de hoogte gebracht van het plan en worden uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek naar de mogelijke effecten in het plan-mer. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk zinvolle en bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de plan-m.e.r. te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijke middenveld en alle andere betrokken instanties krijgen de mogelijkheid om aanvullingen te geven over de nodige inhoud van het plan-mer en in het bijzonder over de noodzakelijk te onderzoeken effecten of maatregelen Termijn en praktische informatie Concreet dienen de gemeenten, die overlappen met het studiegebied dat in het MER zal beschouwd worden, een afschrift van deze kennisgeving ter inzage te leggen gedurende een termijn van maximaal 60 dagen. Tijdens deze termijn heeft het college van burgemeester en schepenen de tijd om de opmerkingen van de inwoners te versturen naar de Dienst Mer. Voor het plan "GRUP Vliegveld Overboelare betreft het de stad Geraardsbergen: Stad Geraardsbergen Dienst Milieu Weverijstraat Geraardsbergen Eventuele opmerkingen van burgers op de kennisgeving worden tijdens de terinzagelegging bij voorkeur ingediend bij de stad. De opmerkingen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde administratie voor de uitvoering van de m.e.r.-wetgeving van het Vlaams Gewest worden overgemaakt: Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst milieueffectrapportage Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare Graaf de Ferrarisgebouw (3de verdieping) Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Tel 02/ Fax 02/ Elektronische post: mer@vlaanderen.be Digitaal inspreken op de kennisgevingsnota is mogelijk via de website van de dienst Mer ( Inspraakreacties kunnen hier ingegeven worden in de invulvelden of er kan een document worden opgeladen. Op de website is ook een folder beschikbaar met meer informatie over de inspraakprocedure en de manier waarop geldige 5

12 opmerkingen kunnen worden ingediend. Deze folder kan ook aangevraagd worden via Bij de milieuambtenaar van de betrokken gemeenten kan ook meer informatie verkregen worden over de inspraakprocedure Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van het GRUP. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, Wat gebeurt er met de inspraakreacties? Binnen de 60 dagen na de aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college van burgemeester en schepenen de opmerkingen van de publieke inspraak en de eigen opmerkingen aan de administratie (de Dienst Mer). De Dienst Mer bestudeert en verwerkt de reacties en bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot uitbreiding of beperking van het onderzoek. De richtlijnen voor het MER die na de periode van terinzagelegging door de Dienst Mer worden opgesteld, vormen het eigenlijke onderzoekskader waar de m.e.r.-deskundigen die het MER zullen opmaken mee zullen werken. 6 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

13 2. ALGEMENE INLICHTINGEN 2.1 Beknopte voorstelling van het plan Het recreatieve vliegveld van Overboelare is het enige vliegveld in Oost- en West-Vlaanderen dat louter voor zweefvliegers bestemd is. Omdat het vliegveld zonevreemd is, wenst Ruimte Vlaanderen een GRUP op te maken om de huidige activiteiten te regulariseren. Voor deze GRUP-procedure dient een plan-mer te worden opgemaakt. In het plan-mer zullen de effecten van het plan op het milieu onderzocht worden. Hierbij worden volgende discipline bestudeerd: - Bodem - Water - Lucht - Geluid & Trillingen - Fauna & Flora - Landschap, Bouwkundig Erfgoed & Archeologie - Mens Sociaal-organisatorische aspecten 2.2 Toetsing aan de m.e.r.-plicht Juridisch kader Op 27 april 2007 is het Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu goedgekeurd. Dit decreet legt de milieueffectbeoordeling van plannen of programma s vast. Het besluit van 12 oktober 2007, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7/11/2007, geeft uitvoering aan het plan-mer-decreet, en is in werking getreden op 1 december Het decreet van 8 mei 2009 houdende wijzigingen van het decreet van 5 april 1995 en het decreet van 21 oktober 1997 heeft betrekking op de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport. Op 18 december 2002 is het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage goedgekeurd (B.S. 13 februari 2003). Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over de categorieën van projecten waarvoor (al dan niet) een milieueffectrapport moet worden opgemaakt, werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 december 2004 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 17 februari De categorieën van projecten waarvoor een project-mer moet worden opgesteld zijn vermeld in bijlage I, II en III van dit besluit. Bijlage I projecten zijn hierbij steeds m.e.r.-plichtig. 7

14 Bijlage II projecten zijn eveneens m.e.r.-plichtig maar de initiatiefnemer kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). Ontheffing is mogelijk indien vroeger al: - een plan-mer over een plan of programma waarin het voorgenomen project past, werd goedgekeurd; - wanneer al een project-mer werd goedgekeurd over een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is; - indien aangetoond kan worden dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. Bijlage III projecten zijn projecten waarvoor een project-m.e.r.-screeningsnota moet worden opgesteld en ingediend bij de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag. De project-m.e.r.-screeningsnota omvat alle elementen die nodig zijn om te besluiten of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn van het voorgenomen project. Wanneer uit de project-m.e.r.-screening niet kan besloten worden dat het project geen significante effecten veroorzaakt, dient een project-mer te worden opgesteld Toetsing van het plan Het voorgenomen plan wordt getoetst aan alle mogelijk relevante rubrieken uit het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over categorieën van projecten waarvoor een MER moet worden opgemaakt. Bijlage I: - Rubriek 8: Aanleg van vliegvelden met een start- en landingsbaan van ten minste meter Bijlage II: - Rubriek 3c: bovengrondse opslag van aardgas met een opslagcapaciteit van m³ of meer. - Rubriek 3d: ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen met een opslagcapaciteit van m³ of meer. - Rubriek 3e: Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen met een oppervlakte van 25 ha of meer. - Rubriek 10d: Aanleg van vliegvelden met een start- en landingsbaan van 800 tot meter. Bijlage III: - Rubriek 3d: ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen - Rubriek 3e: bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen - Rubriek 4k: installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen, als er motoren met een stuwkracht van 500 kn of meer of met een vermogen van 10 MW of meer getest worden, of als de oppervlakte 5 ha of meer bedraagt. - Rubriek 10d: aanleg van vliegvelden 8 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

15 - Rubriek 13: wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd. Het vliegveld te Overboelare wordt geëxploiteerd sinds Hoewel het Gewestplan nr 12 Aalst Ninove Geraardsbergen Zottegem werd goedgekeurd op 30/05/1978, werd deze functie niet bestendigd. Het vliegveld momenteel een lengte van 500 m. Het GRUP bestendigt enkel het huidige gebruik en biedt geen kader voor uitbreidingen van de bestaande functie. Op het terrein bevinden zich tevens: - Een herstelwerkplaats voor vliegtuigen, ondergebracht in enkele werfketen met een totale oppervlakte van ca. 150 m². - Een loods voor het stallen van vliegtuigen - Een verharding en gedeeltelijke carport voor het stallen van aanhangwagens met vliegtuigen - Een bovengrondse dubbelwandige vliegtuigbenzinetank van l voor de bevoorrading van de motorvliegtuigen - Opslag van 1.200l mazout in een bovengrondse dubbelwandige tank voor de bevoorrading van de eigen pistevoertuigen - Opslag van 1.000l propaan in een bovengrondse gastank voor de verwarming van het clublokaal Bijgevolg kan gesteld worden dat het GRUP het kader vormt voor de vergunning van een project dat valt onder Bijlage III, rubriek 3d en 3e (bovengrondse opslag van gasvormige en fossiele brandstoffen) en rubriek 10d (aanleg van vliegvelden). Er wordt dan ook voor gekozen om een plan-mer op te stellen. 2.3 De initiatiefnemer Deze kennisgeving wordt uitgevoerd op initiatief van; Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen Koning Albert II-laan Brussel Contactpersonen zijn Bien Weytens (bien.weytens@rwo.vlaanderen.be) en Griet De Mulder (griet.demulder@rwo.vlaanderen.be). 2.4 Team van erkende MER-deskundigen Volgens het Vlaams decreet op de milieueffectrapportage moeten de onderzoeken die nodig zijn om een milieueffectrapport op te stellen, gecoördineerd worden door een erkende MERcoördinator. Aangezien er door de overheid nog geen erkende MER-coördinatoren zijn aangesteld, wordt de taak van MER-coördinator opgenomen door een erkend MER-deskundige. Deze MERcoördinator stelt een team van deskundige medewerkers aan, die deelonderzoeken uitvoeren volgens een aantal onderzoeksdisciplines. Voor het op te maken plan-mer wordt voor elke relevante onderzoeksdiscipline een erkend MER-deskundige opgegeven die het deelonderzoek zal uitvoeren en op zijn kwaliteit zal 9

16 controleren. De MER-coördinator zal van de deelonderzoeken en de eindconclusies in samenspraak met de andere MER-deskundigen een coherent geheel maken. Het team van erkende MER-deskundigen dat zal ingezet worden voor de opmaak van het plan-mer voor het GRUP Vliegveld Overboelare wordt in Tabel 1 voorgesteld. De taak van MER-coördinator wordt opgenomen door Francis Vansina. Tabel 1 Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen DISCIPLINE DESKUNDIGE NR ERKENNINGSBESLUIT HANDTEKENING MER-coördinator Francis Vansina MB/MER/EDA/118/V3 (geldig voor onbepaalde duur) Bodem Anne Devivier MB/MER/EDA/2016/00004 (geldig voor onbepaalde duur) Water (Geohydrologie) Anne Devivier MB/MER/EDA/2016/00004 (geldig voor onbepaalde duur) Water (Oppervlaktewater) Francis Vansina MB/MER/EDA/118/V3 (geldig voor onbepaalde duur) Fauna & Flora Nele Aerts MB/MER/EDA/681-V2 (geldig voor onbepaalde duur) Landschap, Bouwkundig Erfgoed & Archeologie Nele Aerts MB/MER/EDA/681-V2 (geldig voor onbepaalde duur) Geluid & Trillingen Chris Neuteleers MB/MER/EDA/556/V3 (geldig voor onbepaalde duur) Lucht Anne Temmerman MB/MER/EDA/814 (geldig voor onbepaalde duur) Mens, sociaalorganisatorische aspecten Bieke Cloet MB/MER/EDA-700/V1 (geldig voor onbepaalde duur) 10 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

17 11

18 3. JURIDISCH KADER 3.1 MER-procedure Het betrokken plan volgt de procedure zoals opgenomen in het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage (het MER/VR-decreet) dat op 18 december 2002 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. De procedure voor het opstellen van een plan-mer volgens het MER/VR-decreet van 18 december 2002 wordt gekenmerkt door vier fasen: - Een kennisgevingsfase: tijdens deze fase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de bevoegde overheid (dienst Mer). De fase wordt afgesloten met het al dan niet volledig verklaren van de kennisgeving; - In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het plan- MER vastgesteld door de dienst Mer; - In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen het eigenlijke plan-mer opgesteld; - Tijdens de beoordelingsfase wordt het plan-mer inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de dienst Mer. De verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden hieronder en in Figuur 3-1 kort toegelicht. Kennisgevingsfase De initiatiefnemer (in casu Ruimte Vlaanderen) controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage (toetsing aan het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van plannen onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004). Als de voorgenomen activiteit m.e.r.-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen en laat een kennisgevingsdossier opstellen. Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de administratie op de hoogte van het voorgenomen plan en de geplande opmaak van een plan-mer. In de kennisgeving zijn onder andere de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. 12 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

19 Na het opstellen van het kennisgevingsdossier dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de dienst Mer, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de dienst Mer of de kennisgeving volledig is, en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving. Richtlijnenfase De Dienst Mer stuurt de volledig verklaarde kennisgeving onmiddellijk naar de aangewezen overheidsadministraties waaronder ook de bevoegde diensten van het Waals gewest, en het college van burgemeester en schepenen van Geraardsbergen. De ter inzagelegging wordt aangekondigd via de websites van de betrokken overheidsinstanties (Ruimte Vlaanderen, Geraardsbergen en dienst MER) en via publicatie in een krant. De dienst MER, de initiatiefnemer (Ruimte Vlaanderen) en het college van burgemeester en schepenen van Geraardsbergen leggen deze kennisgeving ter inzage van het publiek. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van Geraardsbergen kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in de Brochure inspraak bij planmilieueffectrapportage die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze is te vinden op de webstek of bij de milieuambtenaar van Geraardsbergen. De folder kan ook aangevraagd worden via Binnen de 60 dagen na aanvang van de terinzagelegging, bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties over de inhoudsafbakening van het MER van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en desgevallend na een informele vergadering met de betrokkenen, stelt de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer neemt een beslissing inzake de richtlijnen 20 dagen na het beëindigen van de terinzagelegging. De beslissing wordt onverwijld meegedeeld aan de initiatiefnemer en de geraadpleegde administraties en instanties. De richtlijnen worden gepubliceerd op de website van de Dienst Mer. Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het m.e.r.-richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de dienst Mer en desgevallend de aangeschreven administraties en openbare besturen. Beoordelingsfase 13

20 Na indiening van het definitief MER bij de dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de kennisgeving, de richtlijnen en de opmerkingen die werden besproken tijdens de ontwerp-mer bespreking. Daarna keurt de dienst Mer het MER goed of af en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van Geraardsbergen. De verschillende procedurestappen die in elk van de fasen doorlopen dienen te worden, worden in Figuur 3-1 vereenvoudigd weergegeven. Figuur 3-1 Stroomschema plan-m.e.r.-procedure, met situering van de terinzagelegging, ingeval geen grensoverschrijdende effecten van belang zijn. 14 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

21 3.2 RUP-proces Wat is een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)? Ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan. RUPs scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (onder andere inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie met betrekking tot de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enz. RUPs kunnen worden opgemaakt op 3 niveaus, namelijk gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk. Voor het plan Vliegveld Overboelare wordt een Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) opgemaakt Waarom opmaak van een RUP? Volgens de geldende regelgeving dient, in kader van de vergunbaarheid van de vliegactiviteit, een bestemmingswijziging uitgevoerd te worden. De specifieke verantwoording van het plan wordt behandeld in Inhoud en proces Een RUP bevat een grafische voorstelling van het gebied waarover het gaat en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied. In een RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied. Volgens het decreet Ruimtelijke Ordening verloopt het opstellen van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) in 7 stappen: - een voorbereidende fase, met informatievergadering en de opmaak van een voorontwerp van het RUP; - een plenaire vergadering met de betrokken gemeenten en Vlaamse administraties; - de voorlopige vaststelling van het RUP door de Vlaamse Regering; - een openbaar onderzoek; - de verwerking van de resultaten van het openbaar onderzoek; - de definitieve vaststelling van het RUP door de Vlaamse Regering; - de publicatie van de goedkeuring in het Belgisch Staatsblad. 15

22 3.2.4 Rol van het plan-mer binnen de procedure van het RUP Het m.e.r.-proces dient te fungeren als effectenonderzoek op basis waarvan het plan (GRUP) op een zo verantwoord mogelijke wijze gerealiseerd kan worden. Het MER focust hierbij op het onderzoek van de effecten op het milieu. Hierbij dient het milieu zeer ruim begrepen te worden en omvat dit voor voorliggend plan; - de mens (verkeer, ruimte, gezondheid) - de luchtkwaliteit - het geluidsklimaat - de bodem - het water (grondwater en oppervlaktewater) - de fauna en flora - het landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Er wordt bijgevolg ruim gekeken naar de mogelijke effecten van het plan. Het plan-mer zal bruikbaar zijn als milieuafweging voor het op te maken GRUP. Daartoe wordt in het plan- MER gefocused op; - permanente effecten ten gevolge van de realisatie van het plan; - het voorstellen van milderende of compenserende maatregelen op planniveau, die ruimtelijk te vertalen zijn in een RUP. 16 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

23 4. VERANTWOORDING VAN HET PLAN Sinds 1969 wordt er in het plangebied een recreatief vliegveld uitgebaat. Op 25 september 1969 werd een stedenbouwkundige vergunning verleend voor de bouw van een startbaan, sportvliegtuigenloods, benzinepomp, visvijver en parkeerplaatsen. Deze vergunning dateert van vóór de vaststelling van het gewestplan Aalst-Ninove-Geraardsbergen. Het GRUP Vliegveld Overboelare wordt opgemaakt om een planologisch kader te creëren voor de noodzakelijke vergunningen voor de uitbating van het vliegveld. In 2011 werd reeds een RUP-procedure gestart en werd een voorontwerp van het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Vliegveld Overboelare opgemaakt. In het verslag van de plenaire vergadering van 31 maart 2011 werden adviezen en opmerkingen gegeven inzake de capaciteitsbeperking van het vliegveld, de keuze voor herbestemming naar bosgebied, de waterproblematiek en het ontbreken van een beoordeling van milieueffecten (m.i.v. een passende beoordeling). Op basis van deze opmerkingen en de onduidelijkheid met betrekking tot de waterproblematiek (o.a. het ontbreken van een globaal kader inzake de overstromingsproblematiek van de Dender), werd de planningsprocedure on hold gezet. Ondertussen gebeurde verder onderzoek in kader van de waterproblematiek (het project- MER is nog lopende) en werd het plan bijgestuurd, zodat de RUP-procedure hervat kan worden. Voorliggende Kennisgeving kadert in de m.e.r.-procedure voor de herneming van dit GRUP. 17

24 5. RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING 5.1 Ruimtelijke situering Het plangebied is gelegen in Overboelare, een deelgemeente van Geraardsbergen in Oost- Vlaanderen. In het zuiden grenst het plangebied aan het Waals geweest, meer bepaald aan de gemeente Lessines. Het vliegveld ligt in de vallei van de Dender. Deze waterloop vormt de noordwestelijke grens van het plangebied. De oostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Veldekensdreef en de Gaverstraat. Op onderstaande figuren wordt het plangebied gesitueerd op de topografische kaart (Figuur 5-1), de stratenplan (Figuur 5-2) en de luchtfoto (Figuur 5-3). Figuur 5-1 Topografische kaart 18 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

25 Figuur 5-2 Stratenplan 19

26 Figuur 5-3 Luchtfoto 5.2 Administratieve voorgeschiedenis Sinds 1969 wordt er in het plangebied een recreatief vliegveld uitgebaat. Bij de vaststelling van het gewestplan Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem ; in 1978, werd het vliegveld aan de Veldekensdreef te Geraardsbergen ingekleurd als landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Sinds 1996 wordt het vliegveld uitgebaat door vliegclub Phoenix. 20 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

27 Figuur 5-4: Gewestplan Sinds 1 mei 1999 zijn vliegvelden met een landingsbaan van minder dan 1900 meter ingedeeld als milieuvergunningsplichtige inrichtingen. De gewestplanbestemming die niet conform het toenmalig gebruik is goedgekeurd en de betwisting over het vergund karakter van de landingsbaan heeft echter als gevolg dat de uitbatende club problemen ondervindt om de nodige vergunningen te verkrijgen. 21

28 In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de vergunningshistoriek van het vliegveld in Overboelare. Besluiten die betrekking hebben op de stedenbouwkundige vergunning worden in het rood aangeduid. Besluiten die betrekking hebben op de milieuvergunning worden in het groen aangeduid. 25/09/1969 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de gemeente voor de bouw van een startbaan, sportvliegtuigenloods, benzinepomp, visvijver en parkeerplaatsen. 22/06/1987 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de gemeente voor het heroprichten van een vliegtuigloods na vernieling van de huidige loods door een brand. (niet uitgevoerd) 14/08/1996 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de provincie voor het oprichten van een vliegtuigloods na vernieling van de huidige loods door een brand. 27/12/1999 Milieuvergunning verleend door de gemeente, geldig voor 5 jaar 02/08/2005 Milieuvergunning verleend door de gemeente, geldig voor 20 jaar 02/02/2006 Milieuvergunning 02/08/2005 in beroep bevestigd door de provincie mits aanpassing van de voorwaarden 02/09/2006 Wijziging aan de milieuvergunning dd. 02/08/2005 door de provincie 11/07/2006 Milieuvergunning: vordering schorsing en dwangsom verworpen door de Raad van State 28/05/2009 Milieuvergunning (02/08/2005) vernietigd door de Raad van State 12/11/2009 Milieuvergunning geweigerd door de provincie 17/12/2009 Milieuvergunning: vordering schorsing verworpen door de Raad van State 02/03/2010 Milieumelding: aktename zweefvliegcentrum (enkel deze melding is momenteel nog van kracht) 19/04/2010 Planologisch attest gedeeltelijk goedgekeurd door het Gewest (zie 9.1) (ondertussen vervallen) 01/06/2010 Milieuvergunning afgeleverd door de gemeente 25/11/2010 Milieuvergunning 01/06/2010 wordt bevestigd door de provincie mits aanpassing van de voorwaarden 04/07/2011 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de gemeente voor het renoveren van de bedrijfsinfrastructuur na afgifte van een planologisch attest. 13/10/2011 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de provincie voor het renoveren van de bedrijfsinfrastructuur na afgifte van een planologisch attest na beroep ingesteld door Milieufront Omer Wattez. 04/07/2012 Vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning dd 13/10/2011 door de Raad voor Vergunningenbetwisting. 13/09/2012 Milieuvergunning vernietigd door de Raad van State 11/10/2012 Stedenbouwkundige vergunning verleend door de provincie voor het renoveren van de 22 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

29 bedrijfsinfrastructuur na afgifte van een planologisch attest 21/02/2013 Milieuvergunning in beroep verleend door de provincie voor een periode van 5 jaar 10/09/2013 Milieuvergunning (21/02/2013) provincie vernietigd door de Raad van State 30/01/2014 Milieuvergunning verleend door de provincie voor een periode van 5 jaar (op basis van de stedenbouwkundige vergunning van 11/10/2012) 25/02/2014 Vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning dd 11/10/2012 en de milieuvergunning door de Raad voor Vergunningenbetwisting. 22/05/2014 Weigering van de stedenbouwkundige vergunning door de provincie voor het renoveren van de bedrijfsinfrastructuur na afgifte van een planologisch attest. 07/10/2014 Milieuvergunning (30/01/2014) vernietigd door de Raad van State 12/02/2015 Milieuvergunning geweigerd door de provincie 11/05/2015 Milieuvergunning verleend door de gemeente voor een periode van 20 jaar 12/11/2015 Milieuvergunning (11/05/2015) in beroep bevestigd door de provincie 30/06/2016 Vernietiging besluit provincie van 12/11/2015 door de Raad van State 25/08/2016 Milieuvergunning (11/05/2015) opgeheven door de provincie 5.3 Juridisch en beleidsmatig kader In Tabel 2 en Tabel 3 wordt een beknopt overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en hun relevantie voor het voorliggend plan. Indien relevant, wordt verder ook verwezen naar de bijhorende figuren of paragrafen die de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden uitgebreider toelichten. In het MER zal de planrelevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden verder toegelicht en meer uitgebreid besproken worden in de verschillende relevante hoofdstukken en milieudisciplines. Opmerkingen: - Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan. - Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten. 23

30 Tabel 2 Juridische randvoorwaarden en relevantie voor het plan BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Omvat bepalingen inzake de organisatie, planning, vergunningenbeleid en handhaving. Het voorziet onder meer in de opmaak van structuurplannen op drie niveaus (gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk) en legt de bevoegdheden van de genoemde beleidsniveaus vast. Ruimtelijke uitvoeringsplannen werken de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. Ruimtelijke uitvoeringsplannen komen in de plaats van plannen van aanleg en gewestplannen. Zie verder in deze tabel onder Gewestplan, Algemene en bijzondere plannen van aanleg en Structuurplannen. Ontwikkelingsscenario Gewestplan Gewestplan nr. 12 Aalst-Ninove- Geraardsbergen-Zottegem (30/05/1978) Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van gronden. Het gewestplan vormt het juridisch kader voor het verlenen van verguningen. Het wordt verfjind of gewijzigd door BPA s, en opgegeven door RUP s. Het volledige plangebied wordt op het Gewestplan aangeduid als landschappelijk waardevol agrarisch gebied Refentiesituatie Algemeen en Bijzonder Plan van Aanleg (APA/BPA) Algemene Plannen van Aanleg (APA) zijn gedetailleerde bodembestemmingsplannen met toevoeging van stedenbouwkundige voorschriften voor de hele gemeente. Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA) zijn gemeentelijke bestemmingsplannen voor een deel van de gemeente die vroeger werden opgemaakt ter wijziging of verfijning van het gewestplan. Ze vormen net als de gewestplannen het juridisch kader voor de vergunningverlening. In het plangebied zijn geen BPA s gelegen. Het decreet op de Ruimtelijke ordening bepaalt dat het instrument BPA vervangen wordt door Ruimtelijke UitvoeringsPlannen (RUP), die uitvoering geven aan de visie van een ruimtelijk structuurplan. Zolang er geen 24 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

31 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND goedgekeurd ruimtelijk structuurplan is opgemaakt, gebeurt een bestemmingswijziging via een BPA. De bestaande BPA s blijven net als het gewestplan ook rechtsgeldig tot ze worden vervangen door een ruimtelijk uitvoeringsplan. RUP Bestemmingswijzigingen gebeuren via ruimtelijke uitvoeringsplannen. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) bevat stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer. Ze vormen het kader voor de vergunningverlening. RUP s komen in plaats van BPA s en het gewestplan. Bij goedkeuring worden deze laatsten opgeheven binnen de perimeter van het RUP. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een instrument om uitvoering te geven aan het gewestelijk/provinciaal/gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, waarin de grote beleidslijnen in verband met het ruimtelijk functioneren worden weergegeven. Het RUP werkt de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. Het plangebied overlapt niet met de afbakening van reeds goedgekeurde of lopende RUP s. Voorliggende Kennisgeving maakt deel uit van de planmer-procedure die wordt doorlopen in kader van het GRUP Vliegveld Overboelare. In 2011 werd reeds gestart met een RUP-procedure voor dit RUP. Maar als gevolg van enkele opmerkingen naar aanleiding van de plenaire vergadering, werd deze procedure on hold gezet. Planbeschrijving Circulaire GDF-04 3 november 2009, FOD Mobiliteit en Vervoer Directoraat generaal Luchtvaart Deze circulaire heeft tot doel de technische installatieen uitbatingsvoorwaarden te bepalen waaraan de burgerlijke vliegvelden, waarvoor geen luchtverkeersleidingsdienst wordt verzekerd en die uitsluitend gebruikt worden in zichtweersomstandigheden, moeten voldoen onverminderd de bepalingen die eigen zijn aan elk vliegveld, met uitzondering van de ULM terreinen. In deze circulaire worden de wettelijke bepalingen met betrekking tot de verschillende veiligheidszones ter hoogte van de landingsbaan vastgelegd (zie 6.1). Planbeschrijving VLAREM I-II VLAREM I behandelt de milieuvergunningsplicht en omvat een lijst met hinderlijke inrichtingen. Vliegvelden zijn milieuvergunningsplichtige inrichtingen. Het vliegveld in Overboelare is ingedeeld onder rubriek nl. een vliegveld met een starten landingsbaan van minder dan 800 m. Andere Bodem Water Fauna & Flora 25

32 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND relevante rubrieken hebben onder andere betrekking op de opslag van brandstoffen, en het gebruik van een herstelwerkplaats. Geluid en trillingen In VLAREM II zijn de milieuvoorwaarden, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke inrichting opgenomen. Specifieke voorwaarden inzake geluidshinder, trillingshinder, luchtemissies, zullen in het MER besproken worden bij de respectievelijke disciplines. Decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (27 oktober 2006) en VLAREBO Het decreet voorziet in een regeling voor de identificatie van verontreinigde gronden, een grondinformatieregister, een regeling voor nieuwe en voor historische bodemverontreiniging en een bijzondere regeling voor grondverzet. Bij OVAM worden de beschikbare gegevens opgevraagd binnen het studiegebied. Volgens de OVAM-databank werd een oriënterend bodemonderzoek (nr ) uitgevoerd in het plangebied. Bodem Indien gronden worden overgedragen of onteigend, dienen de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet te worden gevolgd. Ook kan een herbestemming van de percelen gevolgen hebben voor de van kracht zijnde bodemsaneringsnormen. Wet op de onbevaarbare waterlopen Basiswet van 28 december 1967 en later aangevuld door het Decreet van 21 april 1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen. Regelt het beheer van en werken aan de onbevaarbare waterlopen. De onbevaarbare waterloop Gavergracht is gelegen in het plangebied. Dit is een geklasseerde waterloop van tweede categorie, die wordt beheerd door de provincie (Figuur 12-4). Water Besluit bevaarbare waterlopen Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden. De Dender grenst aan het plangebied en is gelegen in het studiegebied. Dit is een bevaarbare waterloop, die wordt beheerd door Waterwegen en Zeekanaal (Figuur 12-4). Water Kwaliteitsnormen oppervlaktewater Besluit van 8 december 1998 en Legt de kwaliteitsdoelstellingen van de waterlopen vast. De Gavergracht heeft als kwaliteitsdoelstelling Basiskwaliteit. De Dender heeft als kwaliteitsdoelstelling Viswaterkwaliteit (Figuur 12-4). Water 26 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

33 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Besluit houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) van 1 juni 1995 (laatst gewijzigd op 7 januari 2005). Grondwaterdecreet (24 januari 1984) Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden. Potentiële invloeden van het plan op de grondwaterkwaliteit zullen worden nagegaan in het MER. Water Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones. Heeft tot doel het grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwater te beschermen. Het plangebied ligt niet in of nabij waterwingebieden of beschermingszones. (27 maart 1985) Decreet Integraal Waterbeleid (18 juli 2003) Dit decreet is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen. De doelstellingen uit het decreet zijn van toepassing. Het plangebied bevindt zich in het Denderbekken. Water Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling Het besluit van de Vlaamse Regering legt de richtlijnen vast voor de vergunningsverleners. Daarmee beoogt de Vlaamse Regering een objectieve en uniforme toepassing door de vele beslissingnemende overheden. Deze richtlijnen moeten vanaf 1 november De watertoets kadert binnen het decreet integraal waterbeheer (zie boven). Als er sprake is van nadelige gevolgen, zal de overheid een aantal voorwaarden opleggen om dit gevolg te Water 27

34 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets. (20 juli 2006) 2006 toegepast worden op alle nieuwe vergunningen. De watertoets houdt in dat bij de beslissing over een vergunning, plan of programma, rekening gehouden wordt met de mogelijke nadelige gevolgen ervan voor het watersysteem en voor de functies die het watersysteem voor de mens vervult. voorkomen of te beperken, of het te herstellen of te compenseren. Duurzaam Materialendecreet (24 juni 2011) en Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) (17 februari 2012) Het VLAREMA bouwt verder op het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) uit 1997 en voert het Materialendecreet uit dat de basis is voor de overgang van een afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid. Bij de inrichtingswerkzaamheden kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering vallen (bv. gebruik van uitgegraven grond als bouwstof). Bodem Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van het kader van communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (Europese kaderrichtlijn Water). De hoofddoelen van de Europese kaderrichtlijn Water zijn: bescherming van ecosystemen, duurzaam gebruik van de waterbronnen, de bescherming van het aquatisch milieu, de vermindering van de verontreiniging van het grondwater en de afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. Deze doelstellingen hebben vooral betrekking op waterkwaliteitsaspecten en in mindere mate op waterkwantiteitsaspecten. Voor oppervlaktewateren geldt dat in principe 15 jaar na inwerkingtreding een goede toestand moet zijn bereikt. Ook voor grondwater geldt dat er een goede watertoestand moet bestaan. Naast het bestaan van een evenwicht tussen onttrekkingen en aanvullingen dient een goede chemische toestand te worden bereikt. Water Stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. (goedgekeurd op 1 oktober 2004 en gewijzigd op 1 januari 2014) Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Bij de opmaak van het plan dient men rekening te houden met de geldende bepalingen van de gewestelijke verordening. Water Kyotoprotocol (December 1997) Het in december 1997 goedgekeurde Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties Doelstellingen zijn van toepassing en worden behandeld in de Discipline Lucht. Lucht 28 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

35 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND over klimaatverandering (UNFCCC) is voortgekomen uit de nieuwe houding van de internationale gemeenschap ten aanzien van klimaatverandering. In dit protocol hebben de industrielanden zich ertoe verbonden hun uitstoot van zes broeikasgassen (kooldioxide, methaan, distikstofoxide, fluorkoolwaterstoffen, perfluorkoolwaterstoffen en zwavelhexafluoride) tussen 2008 en 2012 met ten minste 5% terug te dringen ten opzichte van de uitstoot in In dit kader hebben de EU-lidstaten zich ertoe verbonden hun emissies in bovengenoemde periode met 8% te verlagen. In 2003 lag het totale emissieniveau van de zes broeikasgassen in de Europese Unie 1,7% onder dat van Op 31 mei 2002 hebben de Unie en haar lidstaten het Kyotoprotocol geratificeerd. Na de ratificatie van het protocol door Rusland in 2004 is het op 16 februari 2005 in werking getreden en werd het voor de ondertekenende landen bindend. Göteborg Protocol (30 november 1999) Het Protocol van Göteborg stelt voor ieder land dat partij is, een maximaal emissieniveau (emissieplafond) vast voor vier (groepen) verontreinigende stoffen: zwavel, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak. Deze plafonds, die tegen 2010 moeten worden nageleefd, werden in onderling overleg vastgesteld op basis van wetenschappelijke evaluaties van de effecten van verontreiniging en de mogelijkheden om de emissies te beperken. Wanneer het protocol volledig ten uitvoer zal zijn gelegd, zullen de zwavelemissies in Europa met ten minste 63 %, de NOx- emissies met 41 %, de VOC-emissies met 40 % Lucht 29

36 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND en de ammoniak emissies met 17 % zijn verminderd ten opzichte van Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn) (27 november 2001) Deze richtlijn, veelal de NEC-richtlijn genoemd (NEC: National Emission Ceilings, nationale emissieplafonds), legt de lidstaten van de Europese Unie absolute emissieplafonds op voor de NOx, SO2, VOS (vluchtige organische stoffen exclusief methaan) en NH3, waaraan vanaf 2010 moet voldaan worden. Daarnaast moeten de lidstaten een programma opstellen waarin wordt aangegeven op welke manier aan deze plafonds zal worden voldaan. Lucht Europese kaderrichtlijn Lucht (publicatie op 11/06/2008 van nieuwe kaderrichtlijn 2008/50 EG) Legt doelstellingen vast waaraan luchtkwaliteit dient te voldoen. Omvat een eerder globale benadering maar legt concrete grenswaarden en richtwaarden op, via dochterrichtlijnen, waaraan dient voldaan te worden. Lucht Richtlijn 1999/30/EG (22 april 1999) Richtlijn betreffende luchtkwaliteitsnormen voor SO 2, NO x, fijn stof en lood. Lucht Luchtkwaliteitsdoelstellingen WHO Omvat luchtkwaliteit-richtlijnen voor Europa. Lucht Koninklijk besluit van 06/03/2002, gewijzigd door het Koninklijk besluit van 14/02/2006, betreffende het geluidsvermogen van materiaal voor gebruik buitenshuis. Methodiek voor de evaluatie van hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid. Methodiek evaluatie hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid Geluid en Trillingen Differentiatie milieukwaliteitsnormen omgevingslawaai naar omgevingskenmerken dd. 19/09/2008, opgesteld door het dept. LNE van de Vlaamse Consensustekst ter beschikking gesteld met een voorstel van te hanteren richtwaarden voor spoor- en wegverkeer (door de overheid gedifferentieerde referentiewaarden genoemd). Het betreft een voorbereidend document om in de toekomst richt- en grenswaarden voor spoor- en wegverkeersgeluid in In Vlarem II zijn momenteel nog geen criteria opgenomen omtrent toelaatbare geluidswaarden voor wegverkeerslawaai in open lucht, nabij bewoonde gebouwen. In afwezigheid daarvan, maar om toch de geluidseffecten te kunnen beheersen, wordt gebruik gemaakt van criteria voor hoofd- en primaire wegen Geluid en Trillingen 30 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

37 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND P = PROCEDUREBEPALEND Overheid Vlarem II op te nemen. uit de consensustekst. In het geactualiseerd richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen (vs ) wordt trouwens aangegeven om de gedifferentieerde referentiewaarden als toetsingscriteria te gebruiken in afwachting van een wettelijk toetsingskader en ter vervangen van de criteria in het ontwerp-kb van DISCIPLINE Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (21 oktober 1997, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2014) Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de natuur en de natuurlijke milieus. Op 9 juli 2002 werd het decreet aangepast, waarbij verschillende belangrijke punten in het decreet zijn opgenomen, zoals: - Het VEN: art 17 tot en met art 26bis beschrijven de afbakening en de voorschriften in het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk). In het VEN gelden een aantal algemene voorschriften. Het doel hiervan is minstens de bestaande natuurkwaliteiten van het gebied te behouden. Op termijn zullen, in samenspraak met de verschillende gebruikers en eigenaars, ook specifieke maatregelen worden afgesproken om de bijzondere natuurwaarden te beschermen en te ontwikkelen. Die afspraken worden vastgelegd in een natuurrichtplan. In het plan-mer wordt de impact bestudeerd op zowel de biotiek als de abiotiek. Indien er zich ernstige effecten voordoen die mogelijk de natuurwaarden schaden, worden milderende maatregelen voorgesteld. Het stand-still principe, een belangrijk principe binnen dit decreet, vormt hierbij een duidelijk toetsingskader voor de discipline fauna & flora. Het standstill principe betekent dat de bestaande natuurkwaliteit minstens behouden dient te blijven. Het plangebied is gelegen tussen een bosgebied aan de overzijde van de Dender en waardevolle natuur aan de oostzijde. Het GRUP Vliegveld Overboelare voorziet tevens een herbestemming van landbouwgebied naar natuurgebied. Fauna & Flora - De vogel- en habitatrichtlijngebieden (zie verder) Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Dit besluit legt de bepalingen vast voor het wijzigen van een vegetatie of van een klein landschapselement. Wijzigingen aan vegetaties of kleine landschapselementen zijn verboden of aan voorwaarden verbonden. Dit laatste betekent dat voor de werken een natuurvergunning aangevraagd moet De discipline Fauna & Flora gaat na of vegetaties of kleine landschapselementen beïnvloed worden. Fauna & Flora 31

38 RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING (23 juli 1998) worden of dat ze gemeld moeten worden aan het college van burgemeester en schepenen. Vogelrichtlijngebieden (17 oktober 1988) Habitatrichtlijngebieden (21 mei 1992) Ramsargebieden (22 februari 1979) Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) Maatregelenbesluit Besluit van 21 november Sommige handelingen zijn overal verboden; een holle weg, graft, bron, moeras, ven, heidegebied, waterrijk gebied of duinvegetatie, mag nergens gewijzigd worden. - Sommige werken aan kleine landschapselementen zijn natuurvergunningsplichtig, afhankelijk van de gewestplanbestemming 1. Behandelt de afbakening van speciale beschermingszones (SBZ) inzake het behoud van de vogelstand, de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna en de waterrijke gebieden (wetlands). Het Vlaamse Ecologisch Netwerk (VEN) is een selectie van de waardevolste en gevoeligste natuurgebieden in Vlaanderen. Het zijn gebieden waar natuurbehoud en natuurontwikkeling op de eerste plaats komen om een representatief staal van de Vlaamse natuur duurzaam in stand te houden. In het VEN gelden extra beschermingsmaatregelen die er op gericht zijn om de bestaande natuurwaarden te behouden. Dit besluit behelst de maatregelen die algemeen gelden in VEN en IVON of die via natuurrichtplannen BESPREKING RELEVANTIE O = ONDERZOEKSSTUREND P = PROCEDUREBEPALEND Ten oosten van het plangebied ligt het Habitatrichtlijngebied BE Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen (Figuur 12-7). Het plangebied is gelegen tussen enkele deelgebieden van het VEN-gebied nr. 222 De Vallei van de Dender en de Mark (Figuur 12-9). Het plangebied is gelegen tussen enkele deelgebieden van het VEN-gebied nr. 222 De Vallei van de Dender DISCIPLINE Fauna & Flora Fauna & Flora Fauna & Flora 1 Voor werken die men wil uitvoeren in de groen-, park, buffer-, bos-, vallei-, bron- en natuurontwikkelingsgebieden, in de agrarische gebieden, in de agrarische gebieden met ecologisch, bijzonder en landschappelijk belang, in de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, Ramsargebieden, de duingebieden en in de gebieden van het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) moet men een natuurvergunning aanvragen bij het college van Burgemeester en Schepenen (CBS) van de gemeente waarin de werken plaatsvinden. Voor het CBS een beslissing neemt wordt ANB om advies gevraagd. 32 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

39 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND van de Vlaamse Regering houdende maatregelen ten uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid (B.S. 27 januari 2004). gebiedsspecifiek kunnen worden ingevoerd. en de Mark (Figuur 12-9). De bepalingen van het Maatregelenbesluit zijn van kracht. Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie van lijnen puntvormige elementen. (4 december 1991) Het besluit is o.a. van toepassing (art. 2) op gebieden met bepaalde groene bestemmingen (natuurgebieden, bosgebieden, valleigebieden, agrarische gebieden met ecologische waarde, ). In deze gebieden, terreinen en landschappen is elke wijziging van vegetatie en/of wijziging van lijn- en puntvormige elementen verboden zonder voorafgaande en uitdrukkelijke schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen of van de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse minister. De discipline Fauna & Flora gaat na of lijn- of puntvormige elementen beïnvloed worden. Fauna & Flora Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarde voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies. Omvat gebieden die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van natuur, aangewezen of erkend door de Vlaamse regering. Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Dender, ligt het erkende natuurreservaat Kortelake (Figuur 12-10). Fauna & Flora (27 juni 2003) Bosdecreet en Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing. (16 februari 2001) Om beboste zones maximaal te beschermen is de regeling globaal gebaseerd op de volgende principes: - Ontbossen is verboden, tenzij anders bepaald in het Bosdecreet (noodzakelijk voor werken van algemeen belang, in zones met bestemming woongebied en industrie, op uitvoerbare delen van een niet-vervallen verkaveling). Er bevindt zich geen bos in het plangebied. - Als ontbossing niet verboden is, dan is een stedenbouwkundige vergunning vereist. 33

40 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten (20 januari 1993) Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (15/05/2009) (B.S. 13/08/2009) Beschermde planten- en diersoorten (K.B. houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten K.B. betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse gewest K.B. houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten art. 51 van het natuurdecreet) - Een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing of een verkavelingsvergunning voor beboste gronden kan niet verleend worden zonder compensatie. De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossen of bosgedeelten bijzondere beschermings- en beheersmaatregelen worden genomen omdat ze een ecologische en wetenschappelijke functie te vervullen hebben. Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of erkenning bosreservaten genoemd. Dit decreet regelt: - De inventarisatie en registratie van inheemse soorten, Rode lijst soorten en invasieve soorten - Soortenbescherming en soortenbehoud - Soortenbeheer - De werking van opvangcentra voor wilde dieren - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap - Toezichtsbepalingen Het K.B. houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten werd genomen ter uitvoering van de Natuurbehoudswet van 1973 en bepaalt dat: De plantensoorten vermeld in bijlage A integraal worden beschermd; de plantensoorten vermeld in bijlage B beschermd worden voor wat hun ondergrondse delen betreft tot en met de wortelhals; de plantensoorten vermeld in bijlage C onder bepaalde voorwaarden worden beschermd (de vermelde bijlagen worden niet bijgevoegd) Het K.B. betreffende de bescherming van vogels in het In het plangebied bevinden zich geen bosreservaten. De soorten die voorkomen in het plangebied en waarop het besluit van toepassing is, dienen beschermd te worden. De soorten die voorkomen in het plangebied en die vermeld zijn in de desbetreffende besluiten en hun bijlagen, dienen beschermd te worden. Fauna & Flora Fauna & Flora 34 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

41 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Vlaamse Gewest werd genomen in uitvoering van de Benelux-overeenkomst van op het gebied van de jacht en de vogelbescherming. Door het B.Vl.Ex werd het gewijzigd overeenkomstig de E.E.G-richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand. De vogelbescherming werd ingepast in de jachtwetgeving maar maakt een afzonderlijke regeling uit. Binnen het domein komen er een aantal soorten voor die beschermd zijn en vogelsoorten waarvoor België als EG-lidstaat de nodige maatregelen moet treffen m.b.t. hun leef- en voortplantingsgebied. Het K.B. van 22 september 1980 houdende maatregelen van toepassing in het Vlaams Gewest, ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming, vult het natuurdecreet aan. Artikel I zegt het volgende: De diersoorten vermeld in bijlage van dit besluit genieten in het Vlaamse Gewest een volledige bescherming. De bescherming van plant- en diersoorten en van hun levensgemeenschappen is verder geregeld in het natuurdecreet. Art 51. zegt De Vlaamse regering neemt, na advies van de Raad, alle maatregelen die ze nuttig acht inzake de instandhouding van populaties van soorten of ondersoorten van organismen vermeld in de bijlagen III en IV van dit decreet en van hun habitats. Bijlage III betreft de dier- en plantensoorten van communautair belang van de bijlage IV van de habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaanderen. Bijlage IV betreft de vogelsoorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn die voorkomen in Vlaanderen. 35

42 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen. (27 juni 1984) Het bermbesluit werd genomen in uitvoering van de Wet op het natuurbehoud. De doelstelling van het Bermbesluit is een natuurvriendelijk bermbeheer te stimuleren en via een aangepast maaibeheer met daartoe geschikt materieel en met het verbod tot gebruik van biociden. De bermen in het plangebied dienen aan deze regelgeving te voldoen, met name: - Verbod van biociden - Niet maaien vóór 15 juni - Maaisel afvoeren - Niet lager dan 10 cm maaien Fauna & Flora Verdrag van Malta (16 januari 1992) Het doel van deze conventie is de bescherming van het archeologisch erfgoed als een bron van het Europese collectieve geheugen en als een instrument voor historische en wetenschappelijke studie. Er moet voorkomen worden dat door de werken het historisch erfgoed vernietigd wordt zonder dat het op een wetenschappelijke wijze is opgenomen. Daarom wordt in dit verdrag het archeologisch vooronderzoek voor MER-plichtige projecten gekoppeld aan het MER. Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed (Onroerenderfgoeddecreet) Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 (Onroerenderfgoedbesluit) Regelt de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen. Regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Het Onroerend-erfgoeddecreet, in werking sinds 1 januari 2015, wil het behoud en het beheer van landschappen, monumenten en archeologie verbeteren. Het nieuwe decreet vervangt drie bestaande decreten (Monumentendecreet van 1976, Archeologiedecreet van 1993 en Landschapsdecreet van 1996). Met het decreet wil Vlaanderen onder meer tegemoet komen aan het Europees Verdrag voor de bescherming van archeologisch erfgoed, het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Opvallende maatregelen zijn vooral gesitueerd op het vlak van archeologie en de bijkomende verantwoordelijkheden die lokale besturen kunnen opnemen. In het plangebied liggen geen landschappelijke beschermingen of elementen van de landschapsatlas (Figuur 12-12). In de nabije omgeving bevinden zich evenwel elementen van de landschapsatlas en bouwkundig erfgoed Binnen het plangebied komen geen gekende archeologische vindplaatsen voor. Er dient echter ook rekening gehouden te worden met het ongekende archeologische erfgoed. Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie 36 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

43 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Omzendbrief RO/2010/01 Ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn Gewest- of grensoverschrijdende wetgeving (25 februari 1991) De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) voorzien dat het Vlaams gewest ha agrarisch gebied afbakent in gewestplannen of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen als onderdeel van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur. In uitvoering van het RSV stelde de Vlaamse overheid tussen 2004 en 2009 een gebiedsgerichte ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op in overleg met de lokale besturen en middenveldorganisaties voor dertien buitengebiedregio s. Op basis van deze ruimtelijke visies herbevestigde de Vlaamse Regering de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen voor ca ha agrarisch gebied. Het verdrag inzake m.e.r. in grensoverschrijdend verband werd op 25 februari 1991 aangenomen te Espoo (Finland) en ondertekend door de Europese Gemeenschap. De doelstellingen van het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo op 25/02/1991 het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Het plangebied is niet gelegen in herbevestigd agrarisch gebied. Het plangebied grenst aan de Waalse grens waardoor grensoverschrijdende effecten kunnen verwacht worden. In het MER zullen deze effecten voor de relevante disciplines beoordeeld worden. Mens Alle disciplines 37

44 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

45 Tabel 3 Beleidsmatige randvoorwaarden en relevantie voor het plan BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) (2011) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Het RSV bevat geen bindende bepalingen in verband met sportvliegvelden. Ontwikkelingsperspectieven voor ULM- en sportvliegvelden worden aangegeven in het buitengebied omdat zij overwegend hier plaatsvinden. Verder wordt bepaald dat er geen bijkomende terreinen voor recreatie- en scholingsvliegen (U.L.M.- en sportvliegvelden) kunnen worden voorzien. In het RSV wordt aangegeven dat er moet onderzocht worden in welke mate de bestaande terreinen voor recreatievliegen qua gebruik geoptimaliseerd kunnen worden in functie van de groeiende belangstelling voor recreatie- en scholingsvliegen. De ontwikkeling van de bestaande terreinen moet afgewogen tegenover de ontwikkelingsperspectieven voor kernen, natuur, bos en landbouw én tegenover het beleid ten aanzien van de stiltegebieden. Mens ruimtelijke aspecten Afbakening van de Gebieden van de Natuurlijke en Agrarische Structuur (AGNAS) In uitvoering van het RSV werden met betrekking tot de open ruimte voor iedere regio planningsprocessen opgestart. Daarbij wordt in overleg met de diverse actoren op Vlaams niveau de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt, wordt er een operationeel uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Dit omvat ondermeer de herbevestiging van agrarische gebieden, de opmaak van Rup s (op verschillende niveaus en termijnen), bijkomend onderzoek, terugkoppeling naar andere beleidsinstrumenten zoals bekkenbeheersplannen Het voorliggend plan ligt binnen een buitengebied regio. Eventuele aspecten met betrekking tot de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur op deze locatie zijn dan ook relevant voor voorliggend plan. Dit is nader beschreven in Mens ruimtelijke aspecten 39

46 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND Voorliggend plangebied maakt deel uit van de regio Vlaamse Ardennen, deelruimte 3, Dender en Mark. Het bevindt zich in de zuidelijke rand van het deelgebied. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie In het informatief deel van het PRS wordt het vliegveld in Overboelare geselecteerd als een toeristisch-recreatieve infrastructuur van provinciaal niveau. Mens ruimtelijke aspecten Geraardsbergen maakt volgens het PRS deel uit van het toeristisch-recreatief netwerk Vlaamse Ardennen. Een toeristisch-recreatief netwerk is een gebied met voldoende toeristisch-recreatieve aantrekkingselementen (landschappelijk, cultuurhistorisch, lijnelementen) om een regiooverstijgende toeristisch-recreatieve uitstraling te hebben. Het zijn gebieden die een zekere samenhang vertonen, o.a. door ruimtelijke en landschappelijke kenmerken. In het toeristisch-recreatief netwerk Vlaamse Ardennen wordt nieuwe grootschalige verblijfsinfrastructuur (bv. terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven) voorzien in de stedelijke gebieden. In het buitengebiedgedeelte van het gebied zijn kleinschalige verblijfselementen (zoals hoeve- of plattelandsverblijven en pensions in landelijke kernen) wenselijk. De verdere versterking van de landschappelijke eigenheid en kwaliteiten van de Vlaamse Ardennen vormt de motor voor het toeristischrecreatief gebeuren. De mogelijkheid tot recreatief medegebruik van de open ruimten en de bossen 40 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

47 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE P = PROCEDUREBEPALEND wordt versterkt. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Geraardsbergen Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Geraardsbergen In het GRS wordt Overboelare aangeduid als verstedelijkt gebied. Het natuurgebied tussen de spoorweg en de Majoor van Lierdelaan in het plangebied, wordt, evenals de vallei van de Dender, aangeduid als een prioritair gebied voor natuur. Tevens wordt in het GRS aangeduid om de beekvallei van de Dender te versterken en hierbij tevens in te zetten op zachte recreatiemogelijkheden. Mens ruimtelijke aspecten Vlaams Milieubeleidsplan MINA plan (27 mei 2011) Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en timing voor het milieubeleid weer. Het plan is opgebouwd vanuit twaalf milieuthema s. Binnen het onderzoek naar milieueffecten voor de verschillende disciplines wordt rekening gehouden met de in het Vlaams milieubeleidsplan vooropgestelde principes en thema s. Verschillende disciplines Provinciaal milieubeleidsplan Oost-Vlaanderen ( ) (18 december 2008; definitieve vaststelling door de provincie) Een belangrijk doel van het provinciaal milieubeleidsplan is het oordeelkundig verwerken van milieu- en natuur(beleids)informatie op provinciaal niveau en het kaderen van deze gegevens in de milieudoelstellingen van het gewest en de provincie. Binnen het onderzoek naar de milieueffecten voor de verschillende disciplines wordt rekening gehouden met de in het provinciaal milieubeleidsplan vooropgestelde principes en thema s. Verschillende disciplines Gemeentelijke milieubeleidsplannen Het gemeentelijk milieubeleidsplan bevat de acties die op gemeentelijk niveau de komende 5 jaar zullen worden uitgevoerd. Binnen het onderzoek naar de milieueffecten voor de verschillende disciplines wordt rekening gehouden met de in de gemeentelijke milieubeleidsplannen aangehaalde knelpunten en vooropgestelde acties. Verschillende disciplines Bekkenbestuur / Bekkenraad / Gebiedsgericht en thematisch overleg / Bekkensecreateriaat Elk rivierbekken, in de eerste plaats aangeduid door de Vlaamse Regering, moet aan een integrale bekkenplanning worden onderworpen die betrekking heeft op de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en het natuur- en landschapsbehoud van de oppervlaktewateren. Deze bekkenplanning moet deel uitmaken van de Het plangebied is gelegen in het Denderbekken. Water 41

48 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE gewestelijke algemene milieubeleidsplanning. P = PROCEDUREBEPALEND Het overleg tussen de waterbeheerders en met de betrokken administraties en actoren heeft een bestuurlijke pijler (bekkenbestuur), een maatschappelijke pijler (bekkenraad) en een ambtelijke pijler (gebiedsgericht en thematisch overleg). De motor van het integraal waterbeleid in een bekken is het bekkensecretariaat Het bekkenbeleid wordt uitgevoerd door deze overlegorganen. Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens en voor elk bekken wordt een dergelijke overstructuur opgericht. Natuurrichtplan Een natuurrichtplan is een instrument dat aangeeft wat op het vlak van natuurbehoud voor een specifiek gebied wordt beoogd. Een natuurrichtplan bevat in het bijzonder: - gebiedsvisie die het streefbeeld weergeeft voor de natuur en het natuurlijk milieu In 2009 werd het Natuurrichtplan Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove evenals het Raspaillebos en Geitebos definitief vastgesteld. Het vliegveld van Overboelare is gelegen tussen deelgebieden 1 (Korteberg) en 2 (Buizemont) uit dit plan. Fauna & Flora - beschrijving van de stimulerende en bindende maatregelen inzake natuurbehoud die nodig zijn om de gebiedsvisie te realiseren - opsomming van de instrumenten die nodig zijn om de gebiedsvisie te verwezenlijken. Het natuurrichtplan is de voorloper van de managementplannen. Er worden momenteel geen nieuwe naturrichtplannen meer opgemaakt. De zes bestaande natuurrichtplannen, hun doelen en maatregelen blijven wel van kracht. Natuurinrichting Natuurinrichtingsprojecten willen een gebied zo goed mogelijk inrichten met het oog op het behoud, het herstel, het beheer of de ontwikkeling van de Er zijn geen natuurinrichtingsprojecten gelegen in de omgeving van het plangebied. 42 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

49 RANDVOORWAARDE Landinrichting Ruilverkaveling Landschapsatlas INHOUDELIJKE BESCHRIJVING natuur of het natuurlijk milieu. Landinrichtingsprojecten willen grote gebieden zodanig inrichten dat alle facetten die in het gebied aanwezig zijn (milieu, natuur, landbouw, recreatie, cultuurhistorie), zich volwaardig kunnen ontwikkelen. Ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Hiermee wordt gestreefd naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk bij het landbouwbedrijf liggen. Ruilverkaveling past zich hierbij in in het ruimtelijke ordenings-, het milieu- en natuurbeleid en het plattelandsbeleid. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om bij te dragen aan natuur- en landschapszorg, zorg voor cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed, recreatief medegebruik,... in evenwicht met de landbouwkundige verbeteringen. De landschapsatlas is een gebiedsdekkende, wetenschappelijk onderbouwde inventaris van het landschap in het begin van de 21ste eeuw. De atlas geeft aan waar de historisch gegroeide landsschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en duidt deze aan als relicten van de traditionele landschappen. De nadruk ligt hierbij op de inventaris van de landschapskenmerken van bovenlokaal belang met erfgoedwaarde. Deze atlas vormt het eerste deel van een ruimer inventarisatieproject. Een inventaris vanuit de esthetische invalshoek zal het project vervolledigen zodat uiteindelijk een globale landschapskwaliteitskaart opgemaakt kan worden. BESPREKING RELEVANTIE O = ONDERZOEKSSTUREND P = PROCEDUREBEPALEND Er zijn geen landinrichtingsprojecten gelegen in de omgeving van het plangebied. Het studiegebied is niet gelegen in een ruilverkaveling. In het plangebied bevinden zich geen elementen van de landschapsatlas. Het plangebied grenst wel aan enkele relicten: de Dender wordt aangeduid als lijnrelict en ten zuidoosten van het plangebied ligt de ankerplaats Grote Buizemont, Boerlarebos en Arduinbos. Vlaams Klimaatbeleidsplan Omvat maatregelen die een surplus aan Doelstellingen emissie Lucht DISCIPLINE Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie 43

50 BESPREKING RELEVANTIE RANDVOORWAARDE INHOUDELIJKE BESCHRIJVING O = ONDERZOEKSSTUREND DISCIPLINE (VKBP) emissiereductie betekenen ten opzichte van het huidige beleid en heeft betrekking op alle broeikasgassen uit het Kyotoprotocol P = PROCEDUREBEPALEND 44 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

51 6. PLANBESCHRIJVING 6.1 Afbakening van het plangebied Om veiligheidsredenen worden er door het Directoraat-generaal Luchtvaart, in de Circulaire GDF-04, een aantal verplichtingen opgelegd die betrekking hebben op obstakelvrije ruimtes rond de start- en landingsbaan. Het plangebied dat in het plan-mer zal beschouwd worden, werd afgebakend op basis van deze veiligheidszones. Onderstaand kader geeft meer duiding bij de verschillende zones die in de Circulaire GDF-04 worden gedefinieerd. De zones, die relevant zijn voor het plan-mer, worden voor de landingsbaan van Overboelare voorgesteld op Figuur 6-1. VERDUIDELIJKING BIJ ZONES GEDEFINIEERD IN CIRCULAIRE GDF-04 De landingsbaan te Overboelare heeft een lengte tussen 400 en 800 m en valt daarom onder referentiecode 2. Deze code is bepalend voor de lengtes waar verder naar verwezen wordt. Landingsbaan - Moet minimaal 500 lang zijn - Moet minimaal 18 m breed zijn - In het plan-mer zal worden uitgegaan van een zoekzone van 60 m breed en 690 m lang waarbinnen een landingsbaan kan gerealiseerd worden. In het plan-mer wordt onderzocht wat de meest optimale ligging is (ttz eventuele aangewezen beperkingen zullen volgen uit de effectbespreking van de verschillende disciplines). De verschillende veiligheidszones, hieronder beschreven, worden in Figuur 6-1 aangeduid uitgaande van de volledige zoekzone. Baanstrook - Eerste veiligheidszone gerelateerd aan risico s bij het landen en opstijgen - In de lengte van de baan: landingsbaan + 30 m - In de breedte van de baan: 30 m aan weerzijden van de centrale as van de landingsbaan Veiligheidsgebied - Veiligheidszone gerelateerd aan mogelijke risico s bij landen en opstijgen - 30 m aan weerzijden in de lengte van de baanstrook Vervolgens worden verschillende hindernisbeperkende vlakken in de lucht gedefinieerd. Omdat dit cruciaal is voor een veilige werking van de vliegactiviteit, wordendeze zones ook deels opgenomen in het plangebied en mogelijks ook in het GRUP. Meer bepaald wordt het plangebied uitgebreid met de veiligheidszones tot op een hoogte van 30 m. Een hogere hoogte is in deze omgeving niet relevant: hogere bebouwing en installaties zijn in de omgeving niet toegelaten, en eventuele beplanting zal ook beperkt zijn tot deze hoogte. Concreet betekent dit dat in het MER ook zal onderzocht worden wat de impact is van deze hindernisbeperkende vlakken en dat deze, indien aangewezen en gelegen op het grondgebied van het Vlaams Gewest, ook juridisch kunnen verankerd worden in het RUP. Naderings- en opstijgvlak - In het verlengde van de baanstrook - Lengte van 1600 m met een helling van 5%. Op een lengte van 1600 m bedraagt de hindernisvrije hoogte 80 m 45

52 - De hindernisvrije hoogte van 30 m bevindt zich voor dit vliegveld op 600 m afstand van de baanstrook (oranje arcering op Figuur 6-1) Overgangsvlak - In de breedte van de baanstrook - Lengte van 225 m met een helling van 20%. Op een lengte van 225 m bedraagt de hindernisvrije hoogte 45 m - De hindernisvrije hoogte van 30 m bevindt zich voor dit vliegveld op 150 m afstand van de baanstrook (oranje arcering op Figuur 6-1) Horizontaal binnenvlak en Kegelvormig vlak Deze veiligheidszones zijn gelegen op grotere hoogte en afstand en worden voor het GRUP en plan- MER als niet relevant beschouwd. 46 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

53 Figuur 6-1 Veiligheidszones rond de landingsbaan 47

54 6.2 Het huidige gebruik van het plangebied Recreatief vliegen De site bestaat vandaag uit een noord-zuidgerichte start- en landingsbaan met een lengte van 600 m. De landingsbaan is vergund voor een lengte van 500 m. Enkele hoge bomen ten noorden van het plangebied interfereerden met het naderings- en opstijgvlak (zie hoger) waardoor de club zich genoodzaakt voelde om uit veiligheidsoverwegingen de landingsbaan 100 m naar het zuiden te verplaatsen. Recent werd overeengekomen met de eigenaar om deze bomen te snoeien en werd een nieuwe vergunning aangevraagd bij het Bestuur der Luchtvaart voor een landingsbaan met een lengte van 500 m volgens het oorspronkelijk vergunde tracé (procedure is lopende). De toegang tot de site bevindt zich zuidoostelijk op het terrein. Hier zijn enkele voorzieningen geconcentreerd: een vliegtuigloods, een boogloods, een clubhuis met onverhard terras, een parking en de stalloods voor de vliegtuigen. Ook een vliegtuig uit 1944 staat als baken bij de loodsen. Landingsbaan Loods Clubhuis Carport Herstelplaats Figuur 6-2 Voorzieningen bij het vliegveld De zweefvliegclub telt een 80-tal leden met in totaal een 30-tal zweefvliegtuigen, waaronder 7 clubtoestellen. De inrichting wordt voornamelijk gebruikt door zweefvliegtuigen (zowel met lierstart, sleepstart als zelfstart). In beperktere mate wordt ook gevlogen met motorvliegtuigen 2. Het vliegseizoen loopt ongeveer van maart tot half november. Er wordt meestal in de weekends gevlogen, in de zomerperiode mogelijk ook op weekdagen. Er wordt gevlogen tussen zonsopgang en zonsondergang. 2 Deze vluchten kaderen uitsluitend in de currency van de piloten van de sleepstarters. Om hun persoonlijke vliegvergunning te kunnen behouden, dienen piloten een minimum aantal uren per jaar te vliegen. 48 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

55 Het aantal vluchten met motorvliegtuig bedraagt ongeveer 800 per jaar (exclusief sleepstarts en opendeurweekend). Er wordt niet iedere dag gevlogen, maar voornamelijk tijdens de weekends en vakantieperiodes, met maximaal +/- 10 tot 12 vluchten met een motorvliegtuig per dag. Ongeveer 75% van de zweefvluchten wordt uitgevoerd met een lierstart, 25% met een zweefstart en slechts uitzonderlijk met zelfstart. Om de geluidshinder te beperken werd het sleepvliegtuig uitgerust met een geluidsarme schroef en uitlaat. Motorvluchten worden steeds beperkt tot 19u. SLEEPSTART Bij een sleepstart wordt het zweefvliegtuig achter een motorvliegtuig naar een afgesproken hoogte gebracht (bij voorkeur naar een gebied waar thermiek aanwezig is). De kabel wordt meestal aan de neushaak van het zweefvliegtuig gehecht. Eénmaal de hoogte is bereikt, wordt het zweefvliegtuig ontkoppeld. De kabel blijft aan het sleepvliegtuig hangen of wordt via een mechanisme opgerold. LIERSTART Een kabel met een lengte van enkele honderden tot m wordt aan de zwaartepuntshaak van het zweefvliegtuig gehecht. De lier trekt de kabel terug waardoor het zweefvliegtuig de lucht in wordt getrokken. Het eerste deel van de start gebeurt geleidelijk. Met het toenemen van de hoogte kan overgegaan worden tot een steilere klim. Op een hoogte van 300 tot 500 m wordt het zweefvliegtuig ontkoppeld. De vallende lierkabel wordt door een parachute afgeremd. 49

56 ZELFSTART Moderne zweefvliegtuigen kunnen worden uitgerust met een motor. Deze zelfstarters gebruiken de motor bij het starten en éénmaal op hoogte wordt de motor afgezet en nadat de propeller stilstaat, zal het toestel zich als een gewoon zweefvliegtuig gedragen. Figuur 6-3 Startmethoden Waterberging Het plangebied is overstromingsgevoelig en is ook regelmatig effectief onderhevig aan overstromingen. De meest recente overstromingen dateren van november 2010 en januari In of grenzend aan het plangebied zijn vandaag enkele dijken aanwezig om het gebied te beschermen tegen wateroverlast. Deze worden gesitueerd op Figuur 6-4: - Langsdijk aan de rechterover van de Dender (westelijke grens van het plangebied) - Dwarsdijk met een schuif ter hoogte van de grens van het Vlaamse en Waalse Gewest (zuidelijke grens van het plangebied) - Dwarsdijk met schuif afwaarts van het vliegveld (zuidelijke grens van het plangebied) 50 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

57 - Dwarsdijk met schuif ten oosten van de Gavergracht (noordoostelijke grens van het plangebied) Figuur 6-4 Situering van dijken in het plangebied (Bron: Antea, 2015) Het plangebied wordt aangeduid in een rode stippellijn. De Dender is bepalend voor de afwatering van het studiegebied. Overstromingen treden op vanaf een waterpeil van 18 m TAW. Ter hoogte van het plangebied is de laagste langsdijk gelegen langs het vliegveld zelf (met een hoogte van ±18 tot ±18,40 m). De eerste overstromingen gebeuren hier. Het overstromingswater wordt hier gebufferd in de zone ten noordwesten van de hoger gelegen landingsbaan. Het betreft een gebied zonder bebouwing zodat geen problemen veroorzaakt worden. Pas vanaf hogere peilen, vanaf ±18,50 m worden afwaarts (naar het noorden) ook de langsdijken overtopped en zullen er problemen in en rond de woningen ten noorden van het plangebied ontstaan. 51

58 6.3 GRUP Vliegveld Overboelare Planningsproces afbakening gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Vlaamse Ardennen Zoals aangegeven in de tabel met het juridisch en beleidsmatig kader werd voor de uitvoering van het RSV, met betrekking tot de open ruimte, een planningsproces opgestart. In dit AGNAS 3 -planningsproces is in overleg met de diverse actoren op Vlaams niveau de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt, en werd er een operationeel uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Dit omvat ondermeer de herbevestiging van agrarische gebieden, de opmaak van RUP s (op verschillende niveaus en termijnen), bijkomend onderzoek, terugkoppeling naar andere beleidsinstrumenten zoals bekkenbeheersplannen Voorliggend plangebied maakt deel uit van de regio Vlaamse Ardennen, deelruimte 3, Dender en Mark. Het bevindt zich in de zuidelijke rand van het deelgebied Visie Voor de volledige deelruimte werd volgende algemene visie vooropgesteld: De vallei van de Dender is ruimtelijk structurerend op Vlaams niveau. Landschappelijk is dit een zeer waardevol gebied. In de vallei van de Dender en de Mark, op de aangrenzende valleiflanken en op de beboste steilrand rond Geraardsbergen heeft natuur meestal de hoofdfunctie. Het bos wordt behouden en versterkt. De bronnenzones, die het begin zijn van sommige zijbeekjes en dalen, zijn waardevol en dienen te worden beschermd tegen negatieve invloeden. Langsheen de diverse beekvalleien wordt gewerkt aan een netwerk van functioneel of ruimtelijk verweven complexen van vallei-, hellingsbos en waardevolle graslanden. Ondermeer op de valleiflanken worden ruimtelijke randvoorwaarden gemaakt die negatieve invloeden beperken. Plaatselijk kan landbouw via verwevingsgebieden aangespoord worden om de waardevolle graslanden in de beekvalleien te behouden. Ruimte wordt geboden voor het herstel en het verhogen van de natuurlijke kenmerken van de Dender en de Mark. De bossen worden ruimtelijk versterkt tot aaneengesloten complexen (bv. Raspaille-Kluysbos, Neigem- Berchembos, Geite-Burrebos en Arduin-Boelare- Bourengbos) en ze worden gebufferd tegen negatieve invloeden (bvb. bemestingsdruk, erosie). Ten oosten van de Dender, in het Pajottenland, zien we aaneengesloten samenhangende landbouwgebieden met een hoge concentratie aan kleine landschapselementen. Landbouw speelt er een cruciale rol en zorgt mee voor het behoud van de open ruimte Gewenste ruimtelijke structuur De gewenste ruimtelijke structuur is opgebouwd op basis van een aantal concepten. Voor het plangebied en zijn omgeving betreft dit concept AGNAS: Afbakening van de Gebieden van de Natuurlijke en Agrarische Structuur 52 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

59 Concept 41.1: Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in beekvalleien en op valleiflanken met ruimte voor herstel van het natuurlijke watersysteem - De Dendervallei en de Markvallei (en delen van de Vlaanderenbeekvallei, Bosbroekbeekvallei, Walputbeekvallei, Grote Molenbeek en Prindaalbeek) vormen relatief gave aaneengesloten valleilandschappen met belangrijke ecologische waarden (waaronder Europees beschermde habitats en soorten). Ze zijn structuurbepalend voor de natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau. In grote delen van deze rivier- en beekvalleien staat het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en waterbergingsfunctie voorop. Ook de steile valleiflanken van deze waterlopen vormen een structuurbepalend element. De ecologisch meest waardevolle onderdelen worden als samenhangende natuurcomplexen opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). - Binnen deze natuurcomplexen wordt gestreefd naar het behoud en herstel van natte tot vochtige ecotopen (o.a. halfnatuurlijke graslanden, broekbossen, moeras, ) al dan niet in combinatie met kleine landschapselementen en met overgangen naar drogere valleiflanken. De omzetting van akker naar grasland wordt gestimuleerd. - Het volledige stroomgebied van deze waterlopen is samen met de (bron)boscomplexen van belang voor de migratie en behoud van populaties van Europees en gewestelijk beschermde soorten (Gewone bronlibel, Vuursalamander, Zeggekorfslak,..). - De valleien worden gevrijwaard van verdere bebouwing. - In de overstromingsgevoelige gebieden worden de natuurfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. De structuur- en habitatkwaliteiten van de waterlopen worden verbeterd door meer ruimte (hermeandering, natuurlijker oevers, herstel van winterbed, ) te voorzien voor de waterloop, het ontwikkelen van kleine landschapselementen en het opheffen van barrières. Mogelijke negatieve invloeden (erosie, inspoeling van meststoffen, ) op de waterloop worden zoveel mogelijk tegengegaan door inrichting ten behoeve van buffering en mildering van het nadelig effect. - Landschappelijk waardevolle, kleinschalige valleilandschappen dienen in hun landschappelijke en historische context behouden te blijven. - De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen. - De landschappelijke identiteit van deze gebieden biedt belangrijke troeven voor de ontwikkeling van zachte recreatie voor zover deze de draagkracht van de gebieden niet overschrijdt. - Op de rand van de Dendervallei ten zuiden van Geraardsbergen wordt een oplossing gezocht voor het vliegveld van Overboelare. - In de Markvallei, beschermd als SBZ-H, is landbouw in hoofdzaak gericht op een permanent graslandgebruik. In die hoedanigheid kan het een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen. 53

60 Figuur 5 Uitsnede gewenste ruimtelijke structuur deelruimte 3 (bron: ruimtelijk visie voor natuur, landbouw en bos regio Vlaamse Ardennen) Operationeel uitvoeringsprogramma Het plangebied en zijn omgeving zijn in het operationeel uitvoeringsprogramma opgenomen als Op te starten specifiek onderzoek voorafgaand aan uitvoeringsactie : nr. 95. Dendervallei ter hoogte van Overboelare. - Opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: versterking van de natuurlijke structuur van Dendervallei en de natuur- en bosstructuur op de flanken van de Buizemont (oa. Boelarebos) en het versterken van de onderlinge relatie ertussen en met Bourengbos. - Afstemmen met afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen. Afstemmen met de visie voor het vliegveld van Overboelare. - Actie af te stemmen met het natuurrichtplan Dendervallei tussen gewestgrens en Ninove evenals het Raspaillebos en Geitebos. - Verder onderzoek en overleg nodig in functie van het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging. Opmaken gevoeligheidsanalyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied Ontwikkelingsperspectieven in het GRUP Zoals vooropgesteld in het Agnas proces wordt een oplossing gezocht voor de problematiek rond het vliegveld. Er wordt een gewestelijk RUP opgemaakt. Daarbij worden de positief beoordeelde onderdelen van het in 2010 afgeleverde planologisch attest (korte termijnbehoefte en randvoorwaarden) samen met de ruimere visie uit het Agnas proces opgenomen. Als visie voor het plangebied worden in het GRUP volgende ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld: - OVERSTROMINGSGEBIED: Het vliegveld en de aanpalende percelen zijn gelegen in overstromingsgevoelig gebied. Waterbeheersing wordt voor een deel van het plangebied als nevenfunctie 54 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

61 vooropgesteld. Buiten de zone die door de club wordt gebruikt voor de noodzakelijke gebouwen en parkings en de aanwezige verhardingen in functie van landingsbaan, wordt verhardingen in het gebied uitgesloten. Verder wordt een verdere ophoging van het terrein onmogelijk gemaakt. - BESTENDIGING VAN HET AANWEZIGE VLIEGVELD ZONDER SCHAALVERGROTING: Het bestaande zweefvliegcentrum wordt bestendigd in zijn huidige hoedanigheid.. Gezien de kwetsbare ligging van het vliegveld wordt ervoor geopteerd het vliegen zelf te beperken tot zweefvliegen en de noodzakelijke motorvliegtuigvluchten 4. Met het zweefvliegcentrum wordt de behoefte aan zweefvliegen in de provincies Oosten West-Vlaanderen ingevuld. Het aantal sleepstarts (met motorvliegtuigen) wordt beperkt. Het aantal lierstarts wordt niet beperkt. - NATUURVERWEVING: Het gebied is gelegen tussen twee gebieden die een belangrijke natuurwaarde hebben: het als VEN-gebied aangeduide natuurgebied aan de overzijde van de Dender en als habitatrichtlijngebied aangeduide landbouwgebied aan de andere zijde van de Veldekensdreef. Een overdruk natuurverweving zorgt ervoor dat het plangebied een versterking betekent voor deze gebieden Voorgenomen plan In het voorgenomen plan krijgt het huidige vliegveld de bestemming recreatiegebied en meer bepaald Gebied voor recreatievliegen. Het gebied ten noordwesten van de landingsbaan wordt herbestemd tot natuur- of bosgebied en de zone ten zuidwesten van de landingsbaan wordt behouden als bouwvrij agrarisch gebied. Het recreatiegebied krijgt een overdruk natuurverweving, wat inhoudt dat de functies natuur en recreatie nevengeschikt zijn. Voor het volledige plangebied wordt in de stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd dat waterbeheersing een nevengeschikte functie is. Het MER zal aangeven of er in het RUP beperkingen moeten worden opgenomen inzake de inplanting van de landingsbaan in het recreatiegebied, of inplanting van bebouwing. Daarnaast kan het Rup ook de obstakelvrije vlakken tot een hoogte van 30m verankeren die noodzakelijk zijn voor het gebruik van de landingsbaan. Dit kan als overdruk op de huidige bestemmingen. 4 Zie hoger: om de mogelijkheid van sleepstarts te behouden is het noodzakelijk dat ook de piloten van motorvliegtuigen die verbonden zijn met de club voldoende vlieguren hebben. 55

62 Gebied recreatievliegen voor Maximale contour voor gebouwen en verharde parkeerplaatsen Overdruk natuurverweving Bosgebied Bouwvrij agrarisch gebied Figuur 6-6 Voorontwerp GRUP in De zone ten noorden van de landingsbaan wordt hier aangeduid als bosgebied. In het plan-mer zal als inrichtingsalternatief tevens een bestemming als natuurgebied onderzocht worden Geplande ingrepen in het plangebied Vliegclub Phoenix wenst de zweefvliegactiviteiten op de site als dusdanig te behouden en wenst daarvoor de nodige aanpassingen op de site te kunnen doen. Het betreft voornamelijk de herbouw of vervanging van bestaande infrastructuren en in beperktere mate een uitbreiding voor bv. het stallen van de aanhangwagens met zweefvliegtuigen die zich nu in open lucht bevinden. De ligging en lengte van de landingsbaan moet toelaten dat deze effectief kan gebruikt worden voor de beoogde activiteit, rekening houdend met de geldende veiligheidsvoorschriften zoals de obstakelvrije vlakken. Ook is het wenselijk dat de startmethode kan afgestemd worden met de hedendaagse noden, met onderscheid naar lierstart, zelfstart en sleepstart. Er wordt onderzocht in het MER wat de milieueffecten zijn van deze ingrepen en of er in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP beperkingen moeten worden opgenomen inzake de ligging van de landingsbaan, de ligging en omvang van de bebouwing van de verharding Gezien de administratieve voorgeschiedenis van de site en de club zijn enkele constructies in het gebied momenteel onvergund (vergunning werd vernietigd na gedeeltelijke oprichting 56 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

63 van bvb carport en bijhorende verharding). Wanneer het GRUP definitief is vastgesteld, kunnen de nodige vergunningen aangevraagd worden om de inrichting volledig te regulariseren. Daarnaast zullen in het gebied ook ingrepen kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot overstromingsproblematiek (zie 6.4). 6.4 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek De dijken die vandaag in het plangebied aanwezig zijn, werden aangelegd of verhoogd na een grote overstroming in Het doel was enerzijds om de woonkernen te beschermen tegen overstromingsgevaar en anderzijds om de werking van het gecontroleerd overstromingsgebied te verbeteren. De stedenbouwkundige vergunningen voor de dijkwerken in 2005 (dwarsdijken 3a en 3b weergegeven op Figuur 6-4) werden nietig verklaard omwille van het ontbreken van een watertoets. In kader van de regularisatie van deze dijkwerken en tevens de voorziening van bijkomende maatregelen wordt momenteel het Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering overstromingsproblematiek te Overboelare opgemaakt. Het plangebied voor het GRUP overlapt met het projectgebied dat wordt beschouwd in de lopende project-m.e.r. Voor dit project wordt binnenkort een ontwerp-project-mer ingediend bij de dienst MER. 57

64 Figuur 6-7 Projectgebied Project-MER Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering overstromingsproblematiek Overboelare In het lopende Project-MER worden verschillende combinaties van mogelijk toekomstige maatregelen onderzocht onder de vorm van enkele alternatieven. Mogelijke maatregelen zijn: - Verhoging van de bestaande langs- en dwarsdijken - Omdijken van de bebouwing in het plangebied: Majoor van Lierdelaan, Gaverstraat, woning Coesens, vliegclub - Verwijderen van bebouwing - De nieuwe binnendijkse gebieden wordt mee ingeschakeld in het gecontroleerd overstromingsgebied - Het gebied op de linkeroever van de Gavergracht, waaronder ook het vliegveld, zal grotendeels afgegraven worden (ca. 0,5 m) om meer bergingsvolume te creëren De ingrepen onderzocht in het project-mer zijn realiseerbaar binnen de bestemmingen volgens het gewestplan. Het plan-mer GRUP Vliegveld Overboelare zal ook het kader vormen voor de toekenning van vergunningen om de nodige waterbeheersingswerken uit te voeren in het plangebied. De milieueffecten van deze waterbeheersingswerken worden uitvoerig onderzocht in de lopende project-m.e.r. en worden niet meer behandeld in het plan-mer. 58 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

65 7. ALTERNATIEVEN 7.1 Doelstellingsalternatieven De doelstelling van het plan is om een planologisch kader te creëren voor het recreatieve vliegveld in Overboelare. Op deze manier kan de vliegclub Phoenixop de huidige site blijven bestaan en de infrastructuur afgestemd worden op de noden.. Naast de regularisatie van het vliegveld, zal in het GRUP ook ruimte gecreëerd worden voor de reeds bestaande functies van het gebied, namelijk natuur, landbouw en water. Doelstellingsalternatieven zijn in het plan-mer niet aan de orde. 7.2 Locatiealternatieven 7.3 Een locatiealternatief houdt in dat het plan gerealiseerd kan worden op een andere locatie dan voorzien in het basisplan. Daar het een bestaand recreatief vliegveld betreft en er in de goedgekeurde beleidsvisies beslist is om het op deze locatie te behouden is het realiseren van een vliegveld op een andere locatie niet aan de orde. Inrichtingsalternatieven Een inrichtingsalternatief is een alternatief dat erin bestaat binnen het plangebied een andere (ruimtelijke) configuratie van dezelfde bouwstenen te voorzien. Mogelijke bouwstenen zijn het vliegveld zelf, de inrichting van overstromingsgebied en herbestemming naar groengebied. De keuze voor de alternatieve configuratie wordt verantwoord vanuit overwegingen zoals geluidshinder, visuele hinder, efficiënt ruimtegebruik, esthetische aspecten, benutten van kansen voor natuurverbindingen, behoud van archeologische waarden, enz. Voor de zone ten noorden van de landingsbaan zullen in het MER 2 bestemmingen onderzocht worden, enerzijds een bestemming als bosgebied en anderzijds een bestemming als natuurgebied. In het licht van de mildering van eventuele negatieve milieueffecten kunnen bijkomende inrichtingsvarianten beschouwd worden onder de vorm van milderende maatregelen. 7.4 Nulalternatief Het nulalternatief gaat ervan uit dat het plan geen doorgang vindt, meer specifiek betekent dit dat de huidige bestemming van het plangebied behouden blijft en dat er geen rechtsgrond zal ontstaan voor toekomstige vergunningen met betrekking tot de uitbating van de vlieginfrastructuur. Deze situatie, de zogenaamde referentiesituatie, wordt besproken in het nulalternatief. Er wordt bij het bespreken van de referentiesituatie uiteraard ook rekening gehouden met de overige autonome en beleidsgestuurde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Concreet zullen er voor dit plan 2 referentiesituaties beschouwd worden: 59

66 1. Referentiesituatie 1 = de huidige toestand waarbij rekening gehouden worden met de degelijk (stedenbouwkundig) vergunde constructies. 2. Referentiesituatie 2 = de situatie zonder de huidige infrastructuur. Het gebied is in gebruik als landbouwgebied. 60 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

67 8. INGREEP-EFFECTANALYSE Het plan-mer heeft als doel na te gaan welke de milieueffecten kunnen zijn van het vliegveld en relevante alternatieven te toetsen op hun milieueffecten: - Op plan-m.e.r. niveau wordt in de eerste plaats gefocust op de milieueffecten die optreden tijdens het functioneren van de nieuwe planologische bestemmingen voorzien in het GRUP. De milieueffecten ten gevolge van werkzaamheden in de aanlegfase worden slechts in aanmerking genomen indien er kans is op permanente effecten (bv. verdroging natuurwaarden ten gevolge van langdurige bemaling); - De tijdelijke hinder die bijna steeds gepaard gaat met de aanlegfase (werfverkeer, geluidshinder) wordt vermeld als aandachtspunt maar dit zijn geen bepalende milieueffecten voor de globale milieubeoordeling; - Van bepaalde milieueffecten wordt verondersteld dat deze bij uitvoering van het plan gemilderd of geremedieerd worden conform de bestaande milieuwetgeving. Dit is bvb. het geval voor de verplichtingen in het kader van de gewestelijke verordening inzake infiltratie en hemelwatervoorzieningen, evenals voor de wetgeving inzake het voorkomen van bodem- en waterverontreiniging door grondverzet, lozingen van afvalwaters, (Vlarebo, Vlarem). Hetzelfde geldt voor het voorkomen van verontreinigingen ten gevolge van calamiteiten tijdens de exploitatiefase. De mogelijke ingreep-effectrelaties van het plan worden onderscheiden in 3 effectgroepen naargelang de wijze waarop de effecten zich voordoen. Deze effectgroepen zijn: - Effecten als gevolg van de planologische invulling/ordening van het plangebied: dit zijn de effecten die veroorzaakt worden binnen de perimeter van het plangebied als gevolg van de ruimtelijke inname door de geplande bestemmingen. Deze effecten kunnen verschillend zijn naargelang een verschillende zonering binnen het plangebied wordt toegepast. - Effecten als gevolg van de inpassing van het plan (en zijn functies) in de omgeving: dit zijn hetzij verstorende effecten die ontstaan door de aanleg van de geplande functies in relatie tot de omgeving, hetzij positieve effecten door de wijze waarop de functies afgestemd worden op de omgeving of bestaande waardevolle omgevingskenmerken. De omgeving wordt hierbij zowel in horizontale als in verticale zin beschouwd (aanpalende functies, bodem- en grondwater, lucht, ) - Effecten als gevolg van de functionele wisselwerking van de geplande functies met de omgeving (functionele aanwezigheid) Er kunnen effecten verwacht worden op de bodem, het watersysteem, het lucht- en geluidsklimaat, de fauna en flora, het landschap, het bouwkundig en archeologisch erfgoed en de mens (ruimte en mobiliteit). De mogelijke effecten op de gezondheid van de mens beperken zich tot effecten afkomstig van luchtverontreiniging en geluidshinder. Deze worden dan ook in die discipline behandeld. 61

68 Eventuele gecumuleerde hinder effecten worden bij mens (ruimte en mobiliteit) behandeld. Klimaataspecten komen in bijna iedere discipline voor. Effecten met impact op klimaat, hetzij inzake klimaatmitigatie of adaptatie (maatregelen om klimaatwijzigingen tegen te gaan of maatregelen die rekening houden met klimaatwijzigingen). Daar een aantal belangrijke klimaataspecten, zoals energieverbruik, geen deel uitmaken van een milieueffectenrapport, kan klimaat als een geheel echter niet gescoord worden. Wel wordt bij iedere discipline in een afzonderlijk hoofdstuk aangegeven welke elementen uit die discipline een invloed hebben op het klimaat. Ingrepen tijdens de voorbereidings- en aanlegfase (bijvoorbeeld graafwerken, bemaling, rooiwerkzaamheden) zijn in principe niet relevant op het planniveau. Het betreffen overwegend tijdelijke effecten. Indien er ingrepen zijn die wel aanleiding geven tot een permanent effect worden deze wel behandelde op planniveau. In voorliggend onderzoek worden evenwel geen permanente effecten verwacht als gevolg van de aanlegfase. 62 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

69 Tabel 4 Ingreep-effectenschema: potentiële te onderzoeken effecten Effectgroepen Relevantie Vertaling naar effectgroepen voor de specifieke disciplines Discipline Planologisch-functionele invulling/ordening van het plangebied Wijzigingen van functies (verlies van functies, planmatige realisatie van nieuwe functies), wijziging van bodemgebruik, wijziging van de geschiktheid van de bodem voor een bepaald gebruik. Afweging van de verschillende alternatieven: interne zonering / segmentering van het plangebied, zuinig ruimtegebruik Ruimtegebruik Wijziging bodemgebruik en bodemgeschiktheid Mens Bodem Aantasting van archeologische waarden, erfgoedwaarden, landschappelijke waarden (beelddragers) Verlies erfgoedwaarde Structuur- en relatiewijzigingen Wijziging perceptieve kenmerken Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Verlies van waardevolle habitats Direct eco- en biotoopwinst of -verlies Indirecte biotoopwijziging Fauna & Flora Inpassing in de omgeving Grondbalans Grondverzet Bodem Afstemming van het plan op de onderlaag (bodem- en watersysteem): omgaan met bestaande bodemverontreiniging, verdroging, impact op waterbeheersing, Optimaal benutten van bestaande cultuurhistorische- en landschappelijke elementen: landschappelijk-visuele inpassing, wijzigingen in de ondergrond in relatie tot archeologische waarden, Bodemzetting Profielverstoring en structuurwijziging Impact op de bodemkwaliteit Impact op grondwaterstand en -stroming Impact op grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit Gezondheid Veiligheid Verlies erfgoedwaarde Structuur- en relatiewijzigingen Wijziging perceptieve kenmerken Bodem Water Mens Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie 63

70 Effectgroepen Relevantie Vertaling naar effectgroepen voor de specifieke disciplines Discipline Wisselwerking met de ruimtelijke context Afstemming met de bestaande stedenbouwkundige-ruimtelijke kwaliteit- en identiteit van het gebied: impact op morfologische structuur, functiesamenstelling en publieke ruimte Ruimtegebruik Gebruikskwaliteit Structuur- en relatiewijzigingen Mens Landschap Hinder Mens Duurzaam bouwen: energiegebruik, waterhergebruik, Impact afvalwaterstromen en oppervlaktewaterkwantiteit Water Functionele wisselwerking van het plangebied met de omgeving Versnippering en verstoring van natuur: ecologische verbindingszones, lichthinder Functioneren van het bodem- en watersysteem: wijziging in afvalwaterproductie en stroom - invloed op capaciteit rioleringsnet, relaties met natuur Versnippering en barrièrewerking Rustverstoring Impact afvalwaterstromen en oppervlaktewaterkwantiteit Rustverstoring Fauna & Flora Water Fauna & Flora Wegverkeergeluid Geluid tgv activiteiten Geluid & Trillingen Geluids- en trillingsverstoring: hinder ten gevolge van verkeer Hinder Gezondheid Mens Rustverstoring Fauna & Flora Luchtverontreiniging: luchtemissies ten gevolge van gegenereerde verkeersstroom Impact emissies gebouwverwarming Impact emissies verkeer Gezondheid Lucht Mens Wijziging verkeersintensiteit en afwikkeling, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Voorzieningen en diensten op het terrein (parkeergelegenheid, openbaar vervoer, infrastructuur voor langzaam verkeer,...) + effecten op de bestaande voorzieningen en diensten. Effecten tav langzaam verkeer Effecten tav openbaar vervoer Effecten tav auto-ontsluiting Effecten tav parkeren Effecten tav verkeerscongestie Mens 64 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

71 Effectgroepen Relevantie Vertaling naar effectgroepen voor de specifieke disciplines Discipline Effecten tav scheepvaartverkeer Hinder Veiligheid Mens Effecten tav langzaam verkeer Effecten tav openbaar vervoer Aantasting / Win-winsituatie voor omliggende functies en omwonenden nl. economische ontwikkeling, aantasting/impuls voor veiligheid en leefbaarheid in omgeving, afname/toename van kwaliteit van de leefomgeving. Effecten tav auto-ontsluiting Effecten tav parkeren Effecten tav verkeerscongestie Effecten tav scheepvaartverkeer Ruimtegebruik Gebruikskwaliteit Mens Mens Hinder Veiligheid Mens Gezondheid 65

72 9. RELEVANTE INFORMATIE UIT BESTAANDE ONDERZOEKEN 9.1 Planologisch attest Omdat het huidige vliegveld zonevreemd is en de vliegclub Phoenix kampte met enkele dringende uitbreidingsbehoeften werd op 12 mei 2009 een aanvraag voor een planologisch attest ingediend. Een planologisch attest is een instrument waarmee een zonevreemd bedrijf rechtszekerheid kan vragen omtrent de vergunbaarheid van uitbreidingen op korte en lange termijn. Bij het verkrijgen van een positief planologisch attest worden uitbreidingen op korte termijn vergunbaar met een stedenbouwkundige aanvraag. Voor de wijzigingen op lange termijn moet een bestemmingswijziging worden gerealiseerd door de overheid die de aangevraagde uitbreiding vergunbaar maakt. Bij een positief planologisch attest met betrekking tot de lange termijn engageert de goedkeurende overheid zich er toe om binnen het jaar te starten met de procedures voor deze bestemmingswijzigingen, in casu de opmaak van een RUP. Voor voorliggend attest is de Vlaamse overheid bevoegd. Een attest vervangt geenszins een vergunningsaanvraag, het schept enkel het kader waarbinnen vergunningen kunnen afgeleverd worden. Het planologisch attest werd gedeeltelijk verleend op 19/04/2010. Op korte termijn wenste de club op dat ogenblik de site te bestendigen en te moderniseren door middel van: - Vervanging van de boogloods door een loods/werkplaats (eerste fase van ca. 200 m²) - Bijkomende stalplaatsen (in totaal 12 carports) - Herbouw van het clublokaal met uitbreiding voor leslokaal/polyvalente ruimte - Vervanging van de brandstofopslag - Aanleg van een waterzuiveringsinstallatie - Aanleg van 2 stroken grasdallen (6x100m) op en in het verlengde van de te nivelleren startbaan (voor bevestiging van een lier) - Kabelingraving langs en nivellering van de startbaan - Heraanleggen van de bestaande parkings Deze korte termijn wensen zijn op heden niet allemaal meer relevant. Zo werd er ondertussen een draadloze verbinding voorzien die kabelingraving overbodig maakt, kan er mogelijks worden aangesloten op recent aangelegd gescheiden rioleringstelsel in de buurt Andere wensen blijven wel relevant: bvb. de vervanging van de loods, de extra stalplaatsen, het niveleren van de startbaan. Op lange termijn wordt een wandelpad voorzien naar de watergarage, vervanging van de bestaande asfaltverharding door grasdallen en een tweede uitbreiding (155 m²) van de loods/werkplaats. Op 19 april 2010 werd een gedeeltelijk positief planologisch attest afgeleverd: de korte termijn behoefte wordt positief geadviseerd met voorwaarden. Dit houdt in dat de vliegclub bestendigd wordt op de huidige locatie en dat er een vergunningsbasis is voor stedenbouwkundige aanvragen die kaderen in het realiseren van de kortetermijnbehoefte zoals opgenomen in de aanvraag, mits rekening gehouden wordt met volgende voorwaarden: 66 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

73 - enkel de activiteiten van de zweefvliegclub met bijbehorende voorzieningen zijn toegelaten zonder capaciteitsverhoging; - gebouwen en constructies zoals voorgesteld in de korte termijnbehoeften dienen landschappelijk ingepast en voorzien van de nodige water- en groenbuffers om bijkomende ruimtelijke impact op de omgeving te vermijden; - bij opmaak van het planinitiatief wordt een gedifferentieerde herbestemming 5 onderzocht zonder schaalvergroting van de toeristisch recreatieve activiteit noch met een te grote ruimtelijke dynamiek. - volgende elementen dienen bij opmaak van het planinitiatief te worden gehanteerd: de landschappelijke inkleding en de relatie met de omgeving moeten verder worden onderzocht i.f.v. versterking van natuurwaarden langs de Dender, het behoud (of vergroting) van de overstromingscapaciteit, de bufferfunctie naar de bewoning (en de functie van de dijk). de huidige begrenzing van het gebied zoals aangeduid kan niet worden vergroot, en middels het plan moet een bijkomende ruimtelijke impact door schaalvergroting en/of capaciteitsverhoging worden vermeden. voor zover ruimtelijk relevant en ruimtelijk vertaalbaar zal de sectorale regelgeving die verplichtingen oplegt naar de zweegvliegactiviteiten en bijbehorende voorzieningen, mee moeten worden onderzocht en geïntegreerd. Als voorwaarde dient het voorontwerp GRUP binnen het jaar na (gedeeltelijke) goedkeuring van het planologisch attest te worden verstuurd naar alle betrokken instanties. Het planologisch attest is ondertussen vervallen. Een positief planologisch attest vervalt 5 jaar na de afgifte. 9.2 Voorontwerp GRUP Vliegveld Overboelare Na het verkrijgen van het planologisch attest werd in 2011 een RUP-procedure gestart en werd een voorontwerp van het GRUP Vliegveld Overboelare opgemaakt. In het verslag van de plenaire vergadering van 31 maart 2011 over dit voorontwerp werden adviezen en opmerkingen gegeven inzake de capaciteitsbeperking van het vliegveld, de keuze voor herbestemming naar bosgebied, de waterproblematiek en het ontbreken van een beoordeling van milieueffecten (m.i.v. een passende beoordeling). Op basis van deze opmerkingen en de onduidelijkheid met betrekking tot de waterproblematiek (o.a. het ontbreken van een globaal kader inzake de overstromingsproblematiek van de Dender), werd de planningsprocedure on hold gezet. 9.3 Bezwaarschriften Zoals blijkt uit de vergunningshistoriek ondervindt vliegclub Phoenix moeilijkheden met het verkrijgen van de noodzakelijke stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Reeds meerdere malen werden vergunningsprocedures aangevat, maar de verkregen vergunningen 5 Gedifferentieerde bestemming: Een herbestemming van het gebied naar één bestemming is niet wenselijk. Een verfijning van de bestemming in afstemming met de omgeving is wenselijk. 67

74 worden steeds geschorst na beroepsprocedures. Enkele van de terugkerende argumenten in bezwaren en beroepsschriften worden hieronder opgenoemd: - De inrichting past niet in het open landschap van de vallei van de Dender - De inrichting zal de wateroverlast vergroten - De waterbergende functie in het gebied moet hersteld worden - De verhoogde landingsbaan neemt een groot deel aan potentieel overstromingsvolle in - Het vliegveld gaat gepaard met ernstige (geluids)hinder en verstoring voor de fauna in de nabijgelegen VEN- en NATURA2000 gebieden - De activiteit is in onverenigbaar met de agrarische bestemming - De verhoogde landingsbaan is onverzoenbaar met het unieke landschappelijke karakter (laaggelegen natte weiden met knotbomen en kleine landschapselementen) - Alle milieuaspecten waarnaar verwezen wordt in de bezwaren en beroepsschriften zullen uitvoerig aan bod komen in het op te maken plan-mer. Doordat in het plan-mer 2 referentiesituaties zullen beschouwd worden, namelijk met en zonder het vliegveld, wordt ook de huidige hinder van het vliegveld beschreven, beoordeeld en gemilderd. 9.4 Ontwerp-Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek te Geraardsbergen Dit milieueffectrapport wordt opgesteld met het oog op de regularisatie van de vergunning van eerder gebouwde/verhoogde dijken en de vergunning voor toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek langs de Dender te Overboelare (Geraardsbergen). De kennisgeving werd door de dienst Mer volledig verklaard op 26/11/2015 en de richtlijnen werden betekend op 7/03/2016. Het ontwerp-mer wordt binnenkort ingediend bij de dienst Mer. De ingrepen onderzocht in het project-mer zijn realiseerbaar binnen de bestemmingen volgens het gewestplan. Het plan-mer GRUP Vliegveld Overboelare zal eveneens het kader vormen voor de toekenning van vergunningen om de nodige waterbeheersingswerken uit te voeren in het plangebied. De milieueffecten van deze waterbeheersingswerken worden uitvoerig onderzocht in de lopende project-m.e.r. en worden niet meer behandeld in het plan-mer. Het ontwerp-project-mer zal echter een belangrijk bron van informatie zijn voor het beschrijven van de referentiesituatie in het plangebied. 68 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

75 10. INTERFERENTIE MET ANDERE PLANNEN OF PROJECTEN 10.1 Overstromingsrisicobeheerplan van de Dender In het kader van de uitvoering van de Europese kaderrichtlijn Water en de Europese Overstromingsrichtlijn moeten de lidstaten de kansen op en de kwetsbaarheid bij overstromingen in kaart brengen en een plan opstellen dat maatregelen bevat ter vermindering van de potentiële negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid. Dit gebeurt door middel van de Overstromingsrisicobeheerplannen (ORBP). Voor de Dender werd in de loop van 2014 een eerste generatie overstromingsrisicobeheerplan opgemaakt. Het betreft een zuiver technisch verhaal waarin potentiële beschermingsmaatregelen werden doorgerekend. In de loop van 2016 werd gestart met de technische uitwerking van een tweede generatie doorrekeningen. De tweede generatie doorrekeningen zal een verfijning en een grotere nauwkeurigheid ten opzichte van de eerste generatie inhouden. Tevens zal er, parallel met de tweede doorrekening, een participatietraject doorlopen worden om te komen tot een maatschappelijk gedragen actieplan voor de komende jaren. Op basis van de resultaten van de tweede doorrekeningen en de bevindingen uit de maatschappelijke consultatie worden de maatregelenpakketen in detail uitgewerkt, waarbij er gestreefd wordt naar het meest wenselijke alternatief. Een concrete maatregel die voor het studiegebied tijdens de eerste doorrekeningen werd onderzocht, is het verbreden van de Dender met 10 m. Deze verbreding wordt voorgesteld aan de rechteroever, oftewel de zijde van het vliegveld. Om reeds maximaal rekening te houden met deze maatregel wordt in het GRUP langsheen de Dender een strook van 10 m breed herbestemd tot Zone voor waterweg Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering overstromingsproblematiek te Overboelare Het plangebied overlapt met het gebied waar maatregelen gepland worden ter verbetering van de overstromingsproblematiek in Overboelare (zie 6.4). De juiste timing van dit project is momenteel nog niet gekend. Net als in de huidige planologische bestemming worden in het GRUP Vliegveld Overboelare waterbeheersingswerken in het volledige plangebied toegestaan. Er wordt in voorliggend plan-mer niet ingegaan op de milieueffecten van de geplande waterbeheersingswerken. Deze zijn het onderwerp van de lopende project-mer. 69

76 11. AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED, DE REFERENTIESITUATIE, DE GEPLANDE TOESTAND 11.1 Studiegebied Effecten ten gevolge van een plan manifesteren zich doorgaans in een groter gebied dan het plangebied. Dit wordt het studiegebied genoemd. De afbakening van het studiegebied wordt bepaald door het invloedsgebied waarbinnen effecten optreden. Dit kan per discipline zelfs per effect verschillend zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het projectgebied met inbegrip van het invloedsgebied. Het studiegebied wordt voor elke discipline apart afgebakend (zie verder 12) Referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt in eerste instantie uitgegaan van de huidige toestand van het studiegebied (situatie 2016). Per discipline zullen de huidige milieukarakteristieken aangegeven worden, op basis van bestaande onderzoeken, literatuurgegevens en terreinverkenningen. De referentiesituatie zal worden aangevuld met een beschrijving van de gevolgen van al de genomen beslissingen waarvan wordt verwacht dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen plan afgerond is (2020). Deze situatie wordt in het MER beschreven als referentiesituatie 1. Naast de klassieke referentiesituatie wordt tevens een toestand beschouwd zonder vliegveld, waarbij het plangebied in gebruik is als landbouwgebied, conform de effectieve planologische bestemming (= referentiesituatie 2) Geplande toestand Voor de beschrijving van de te verwachten milieueffecten (= geplande toestand) in het studiegebied zal steeds vergeleken worden met de toestand van het milieu in de referentiesituaties waarbij het GRUP niet uitgevoerd wordt, maar de andere vergunde of besliste projecten wel. 70 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

77 12. METHODOLOGIE 12.1 Algemeen De wijze waarop de milieueffectbeoordeling zal plaatsvinden op het niveau van de individuele disciplines, zal gebeuren conform de bepalingen van de MER-decreten van 18/12/2002, 22/04/2005 en 27/04/2007 en het uitvoeringsbesluit van 10/12/2004. Er wordt rekening gehouden met de richtlijnen(boeken) die de Dienst Mer ter beschikking stelt. Elk van deze aspecten wordt behandeld door een erkend MER-deskundige. De studie naar de effecten binnen de disciplines bodem, water, geluid en trillingen, lucht, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en mens wordt uitgevoerd volgens volgende globale werkwijze: Afbakening studiegebied Beschrijving huidige situatie en referentiesituatie van het studiegebied Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten (geplande situatie) Beschrijving van de milderende maatregelen Opgave van leemten in de kennis, hoe ermee is omgegaan en eventuele gevolgen voor de verdere besluitvorming Oplijsting van de bestudeerde effecten die een invloed hebbe nop klimaataspecten, zowel inzake mitigatie (milderen van de effecten) als inzake adaptatie (aanpassen aan mogelijke toekomstige effecten) In de hierna volgende hoofdstukken is voor iedere discipline weergegeven welke methodieken zullen toegepast worden. Om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen, zullen verschillende beoordelings- en significantiekaders toegepast worden. Enerzijds zullen de effecten relatief gewaardeerd worden ten opzichte van de referentiesituatie, anderzijds zullen ook absolute beoordelingskaders gehanteerd worden om de relevantie en significantie van de effecten te beoordelen. Voorbeelden van absolute beoordelingskaders zijn kwaliteitsdoelstellingen, streefwaarden, normen of afspraken. Beoordelingscriteria Voor elk van de weerhouden relevante effecten worden eenduidige beoordelingscriteria gedefinieerd. Criteria dienen als meetinstrumenten voor de mate waarin een bepaalde impact belangrijk is. Door vergelijking van de waarde van een criterium (of een set van criteria) kunnen uitspraken gedaan worden over hoe een bepaald alternatief scoort tegenover de andere alternatieven of tegenover vastgelegde doelstellingen (bv. normen, richtwaarden, beleidswensen, ). Referentiealternatief, referentiejaar en autonome ontwikkeling In een milieueffectrapport wordt het relatieve belang van de effecten van de verschillende alternatieven ingeschat door de situatie die ontstaat als de alternatieven worden uitgevoerd te vergelijken met de situatie die ontstaat als het plan niet wordt uitgevoerd. Het alternatief waarbij het plan niet wordt uitgevoerd wordt het referentiealternatief genoemd. Dit referentiealternatief vormt dus de vergelijkingsbasis voor de andere alternatieven. Voro voorliggend plan worden twee referentiealternateiven gehanteerd: een alternateif waarin het 71

78 huidig gebruik verdergezet wordt, en een alternatief waarin de juridische bestemming gerealiseerd wordt. De beschrijving van de effecten van het plan moet echter gebeuren in de context van de omgevingssituatie die zich voordoet op het moment dat het plan is afgewerkt. Immers, zolang het plan niet is afgewerkt, komen ook niet alle effecten op het milieu tot uiting. Het jaar waarin de effecten worden verondersteld zich voor te doen en dat dus als basis van de vergelijking dient, wordt het referentiejaar genoemd. Om een correcte vergelijking mogelijk te maken, moet het referentiealternatief op een zelfde manier gedefinieerd worden als de andere alternatieven. De situatie die in het referentiealternatief beschreven wordt, is dus niet de huidige situatie, maar, net zoals voor de andere alternatieven, de situatie in het referentiejaar. In deze studie wordt voorgesteld te werken met 2020 als referentiejaar. Beoordelings- en significantiekaders Zoals gesteld worden de uitkomsten van de impactanalyse uitgedrukt in wijzigingen veroorzaakt in een aantal essentiële parameters of criteria; wijzigingen in deze criteria of indicatoren (i.e. de invulling van de criteria) worden verondersteld model te staan voor wijzigingen in het systeem (statusindicatoren, vb. aantal erfgoedwaarden die verdwijnen) of voor de mate van impact op het systeem (impactindicatoren, vb. gewijzigde waterkwaliteit). De waarde van de indicatoren wordt getoetst aan een beoordelings- en significantiekader. Een beoordelings- en significantiekader is nodig om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen. Zonder vergelijking is immers geen waardering mogelijk. Relatieve waarderingen zijn mogelijk met de referentiesituaties: Wat is, na verloop van tijd, het verschil tussen een situatie waarbij geen maatregelen zijn genomen en één waarbij de aan een bepaald alternatief verbonden ingrepen zijn uitgevoerd? Het verschil tussen beiden kan toegeschreven worden aan de impact van de ingrepen. Naast relatieve waarderingen zijn ook absolute waarderingen mogelijk. Zij laten toe antwoord te geven op bv. de vraag of de toename of afname in de kwaliteit van een omgevingsparameter relevant is of niet, of hij ons op significante wijze dichter bij of verder af brengt van een gewenste situatie. Absolute waarderingen zijn ook nodig om de toetsing van de impact aan bepaalde wettelijk opgelegde (kwaliteits-)doelstellingen na te gaan. Om een vergelijking te maken tussen de alternatieven, volstaat het in principe te werken met een relatief beoordelingskader. Waar ze bestaan, zullen nochtans ook absolute beoordelingskaders gebruikt worden, ter illustratie van het belang van een bepaalde impact en ter toetsing aan wettelijke normen (bv. geluidsnormen). Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden voorgesteld voor ingrepen in het plangebied, die een blijvende negatieve impact op het milieu zullen veroorzaken. Toepassing van de milderende maatregelen zal de negatieve effecten vermijden, opheffen, verzachten of compenseren. Waar positieve effecten worden vastgesteld, wordt onderzocht op welke manier het positieve effect kan worden versterkt. Onderstaande tabel geeft de link aan tussen de beoordeling van het effect en de noodzaak tot het voorstellen van milderende maatregelen. 72 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

79 Tabel 12-1 Koppeling beoordeling effect met milderende maatregelen Beoordeling effect Beperkt negatief (score -1) Negatief (score -2) Aanzienlijk negatief (score -3) Koppeling met milderende maatregelen Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend; als de milieukwaliteit in de referentiesituatie echter reeds slecht is kunnen milderende maatregelen toch nodig zijn om een bijkomende verslechtering te vermijden. Er dient gezocht te worden naar milderende maatregelen. Er dienen in elk geval milderende maatregelen voorgesteld te worden. Milderende maatregelen kunnen worden opgedeeld in vier categorieën: Vermijden van negatieve effecten: door locatiekeuze, planning, ontwerp, uitvoeringswijze; Reduceren van negatieve effecten: door andere, beter integrerende inplanting in het terrein, door aangepaste uitvoeringswijze; In sommige gevallen kunnen negatieve effecten niet vermeden of gereduceerd worden door het plan of de uitvoeringswijze aan te passen maar kan door toevoeging van verbeterende maatregelen het negatief effect gemilderd worden; Compensatie van negatieve effecten: positieve maatregelen die op een andere locatie dan het voorgenomen plan worden genomen ter compensatie van de geleden verliezen. Bijkomend wordt een onderscheid gemaakt tussen: Milderende maatregelen op planniveau (op te nemen in het RUP) Milderende maatregelen op projectniveau (op te nemen in de vergunningen) Milderende maatregelen te behandelen in andere instrumenten (o.a. flankerende maatregelen) Dit resulteert in een opsomming van milderende maatregelen, waarbij zal worden aangegeven hoe deze maatregelen geïntegreerd kunnen worden in het verdere proces. Opdat voor alle betrokkenen voldoende duidelijk is welke milderende maatregelen ruimtelijk kunnen vertaald worden in een RUP en welke milderende maatregelen opgenomen dienen te worden in een vergunning, wordt er voorgesteld de maatregelen te synthetiseren per discipline zoals voorgesteld in onderstaande tabel. Bij de opmaak van deze synthese wordt gebruik gemaakt van de Handleiding milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan (augustus 2012), die werd opgemaakt in opdracht van de Dienst Mer. Tabel 12-2 Milderende maatregelen per discipline Verankerbaarheid Timing Verantwoordelijke Effectgroep 1 Milderende maatregel a RUP Ontwerp Ontwerper RUP Milderende maatregel b Vergunning Aanleg Initiatiefnemer Milderende maatregel c - Aanleg Aannemer / initiatiefnemer Het plan-mer brengt dus de milieueffecten in beeld en geeft aan op welke punten het plan kan worden bijgesteld om de te verwachten negatieve milieueffecten te beperken en de positieve impact te bevorderen. In het verdere procesverloop (RUP, technisch ontwerp, 73

80 stedenbouwkundige aanvraag, ) dienen deze milderende maatregelen geïntegreerd te worden. Leemten in de kennis en voorstellen tot monitoring Tijdens de opmaak van het MER kunnen een aantal leemten of onzekerheden opduiken, waarbij onderscheid kan gemaakt worden in leemten in gegevens (informatie), leemten in inzichten of voorspellingsmethodes. In het MER zal hier telkens een overzicht van gegeven worden en wordt ook ingegaan op de consequenties ervan voor de effectvoorspelling en de besluitvorming. Uit de leemten in kennis worden voorstellen naar monitoring geformuleerd. Klimaataspecten In een afzonderlijk hoofdstuk zal bij iedere discipline worden aangegeven welke van de onderzochte effecten een significante invloed hebben op klimaataspecten. Dit met betrekking tot klimaatwijzigingen en klimaatmitigatie (milderen van klimaateffecten), maar ook met betrekking tot klimaatadaptatie (aanpassen aan toekomstig verwachte effecten). 74 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

81 12.2 Bodem Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Bodem omvat het vliegveld en de aangrenzende percelen tussen de Dender en de Veldekensdreef, eventueel uitgebreid met de zone waarbinnen verspreiding van polluenten mogelijk is. In deze fase wordt voorgesteld het studiegebied gelijk te stellen aan het vliegveld en de aangrenzende percelen tussen de Dender en de Veldekensdreef. Dit is iets kleiner dan het plangebied: effecten inzake boedm worden imemrs niet verwacht in de nodige obstakelvrije zones.. De afbakening van het studiegebied is echter een iteratief proces. Op basis van de effectbespreking in de discipline Water kan het noodzakelijk zijn het studiegebied voor Bodem te verruimen Inhoudelijke afbakening Het doel is het beschrijven en waarderen van alle mogelijke bodemgerelateerde milieueffecten die het plan teweeg kan brengen. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op het stellen van eventuele ruimtelijke randvoorwaarden Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituaties Er kan aangenomen worden dat de referentiesituatie 2020 van de bodem weinig zal verschillen van de huidige situatie (2016). Voor de beschrijving van de huidige situatie worden volgende gegevens over de bodem in het studiegebied verzameld: - Geologische karakteristieken - Huidig bodemgebruik (natuurlijk en verstoord) en historiek van het bodemgebruik - Bodemkundige kenmerken (textuur, profiel, vochttrap) - Bodemkwaliteitsgegevens met een overzicht van (mogelijk)verontreinigde sites, uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringsprojecten in en in de nabijheid van het plangebied. De beschrijving van de huidige situatie inzake bodem zal worden gebaseerd op een terreinbezoek en de raadpleging van volgende kaarten, databanken en rapporten: - Topografische kaart, schaal 1: (NGI, 1984); - Landgebruikskaart Corine (Corine Landcover, 2006); - Digitale bodemkaart opgemaakt door het IWT (2001); - Geologische kaart van België, schaal 1/ (Claes, S. en Gullentops, F.) - toelichting bij de geologische kaart van België Vlaams Gewest; Brussel; 2001; - Databank Ondergrond Vlaanderen ( 75

82 - OVAM ( digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen. - Reeds uitgevoerde onderzoeken voor het plangebied (zie 9) De meeste bodemkenmerken blijven ongewijzigd voor referentiesituatie 2. Enkel het bodemgebruik zal verschillend zijn Beknopte beschrijving van de huidige toestand Geologie Het studiegebied wordt gekenmerkt door subhorizontale quartaire en tertiaire lagen. Door de ligging in de Dendervallei bestaat de dagzomende quartaire laag uit een alluviale zandige afzetting met een dikte van ca. 5 m (Bron: DOV). Onder dit zand komt het Lid van Saint Maur (Formatie van Kortrijk) voor, een vrij homogene zeer fijn siltige klei met een dikte van 25 m. Deze klei wordt als ondoorlatend beschouwd Bodemgebruik Centraal in het studiegebied is het vliegveld gelegen. De percelen aan weerzijden van het vliegveld zijn vooral in landbouwgebruik (weilanden). Bebouwing is beperkt tot zuidelijke zone, waar zich de loodsen en het clublokaal van vliegclub Phoenix bevinden Bodemkundige omschrijving Door de ligging in een alluviale zone wordt het plangebied gekenmerkt door erg uiteenlopende bodemtypes. In het noorden bevindt zich natte klei, centraal natte leem en in het oosten van westen vochtige tot natte zandleem. 76 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

83 Figuur 12-1 Bodemkaart Bodemkwaliteit Volgens de OVAM-databank werd er in 2007 een oriënterend bodemonderzoek (dossier 30177) uitgevoerd in het studiegebied. De resultaten van dit OBO zullen in het plan-mer besproken worden. 77

84 Figuur 12-2 Bodemkwaliteit Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Gezien het abstractieniveau van een plan-mer en de kenmerken van het plangebied wordt voorgesteld om de effectbespreking binnen de discipline bodem te beperken tot de effectgroepen Wijziging bodemgebruik en Wijziging bodemkwaliteit. - Wijziging van het bodemgebruik Voor de beoordeling van dit effect wordt gekeken naar de gewijzigde oppervlakte enerzijds en naar het minder of meer natuurlijk worden van het bodemgebruik 78 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

85 (Tabel 4). Indien het bodemgebruik opschuift naar een minder natuurlijk gebruik of naar een meer natuurlijk gebruik krijgt de verandering een licht negatieve of licht positieve score. - Wijziging van de bodemkwaliteit Er zal onderzocht worden wat de impact is van het plan op mogelijk reeds aanwezige verontreinigingen. Enerzijds wordt gekeken wat het risico is op het verplaatsen van deze verontreinigingen en anderzijds zal een wijziging van de bestemming in het plangebied een invloed hebben op de toe te passen bodemsaneringsnormen. Daarnaast wordt besproken wat de risico s zijn op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen door de exploitatie van het vliegveld. Een algemeen overzicht van de effectgroepen, criteria, methodieken en meeteenheden voor de discipline Bodem wordt weergegeven in Tabel 7. Tabel 7 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem EFFECT CRITERIUM METHODIEK EENHEID Wijziging bodemgebruik Oppervlakte bodemgebruik. gewijzigd Overlay plangebied met luchtfoto en inschatting van de natuurlijkheid van het bodemgebruik. m² Impact bodemkwaliteit op Interferentie met verontreinigde locaties met risico op (verspreiding van) bodemverontreiniging. Kwalitatieve bespreking en situering op kaart Aantal locaties Kans op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen (accidentele situaties, ). Kwalitatieve bespreking Voor de beoordeling van de effecten op het bodemsysteem, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de impact van het plan te beoordelen. Onderstaande significantiekaders worden voorgesteld voor de effecten op de bodem. Tabel 4 Significantiekader Bodemgebruik CATEGORIE BODEMGEBRUIK VOORBEELDEN 1. Verhard Infrastructuur: Weg, spoorweg, vliegveld Bebouwing: Woongebied, handel, horeca, bedrijventerrein 2. Half-verhard en kunstmatig onverhard Stortplaats, begraafplaats, ontginningsgebied, semi verharde overige terreinen Park, sportterrein, volkstuin, verblijfsrecreatie 3. Natuurlijk (landbouw of natuur) Verschillende vormen van agrarisch gebruik Bos, natuurlijke terreinen 79

86 BEOORDELING SCORE BETEKENIS Aanzienlijk positief effect +3 Stijging met 2 categorieën, bovendien blijven in het plangebied nauwelijks nog onnatuurlijke elementen aanwezig. Positief effect +2 Stijging met 2 categorieën Beperkt positief effect +1 Stijging met 1 categorie Geen effect 0 Geen wijziging in bodemgebruik Beperkt negatief effect -1 Daling met 1 categorie Negatief effect -2 Daling met 2 categorieën Aanzienlijk negatief effect -3 Daling met 2 categorieën, bovendien blijven in het plangebied nauwelijks nog natuurlijke elementen aanwezig. Tabel 9 Significantiekader Bodemkwaliteit BEOORDELING SCORE BETEKENIS Aanzienlijk positief effect +3 Sanering van bestaande verontreiniging Positief effect +2 Wegvallen van een diffuse verontreinigingsbron Beperkt positief effect +1 Isoleren van een bestaande verontreiniging Geen effect 0 Geen kans op verspreiding van bestaande verontreinigingen of het ontstaan van nieuwe verontreinigingen Beperkt negatief effect -1 Kans op het verspreiden van bestaande verontreinigingen binnen het plangebied. Risico op accidentele situaties (mits snel optreden). Nieuwe diffuse verontreiniging over een beperkte oppervlakte van het plangebied. Negatief effect -2 Kans op het verspreiden van bestaande verontreinigingen tot buiten het plangebied. Nieuwe diffuse verontreiniging over het volledige plangebied. Aanzienlijk negatief effect -3 Reële kans op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen. Wanneer significante negatieve effecten op het fysisch en/of chemisch bodemmilieu worden vastgesteld, zullen milderende maatregelen worden voorgesteld die de vastgestelde negatieve effecten op de bodem in het studiegebied kunnen vermijden of beperken Leemten in de kennis De studie van de bodemgesteldheid zal worden uitgevoerd op basis van de bodemkaarten van België. De waarnemingen en staalnamen voor het opmaken van deze bodemkaarten zijn 80 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

87 uitgevoerd met een dichtheid van 1 tot 2 per hectare. Ondanks deze relatief grote dichtheid kunnen zich met betrekking tot bepaalde bodemkarakteristieken, toch onnauwkeurigheden ten gevolge van extrapolaties voordoen. De beschikbare gegevens van de bodemkwaliteit vertegenwoordigen slechts een momentopname en kunnen een beperkt beeld van de realiteit opleveren Klimaataspecten Vanuit de discipline bodem is enkel de wijziging van het bodemgebruik van een natuurlijk naar een meer kunstmatig (en verhard) gebruik relevant voor het klimaat. Het beperken van de verharde oppervlakte is van belang, vooral in kader van adaptatie. Het toenemen van de verharde oppervlakte wordt in verband gebracht met het zogenaamde hitte-eilandeffect, het fenomeen dat temperaturen in een stedelijk gebied hoger zijn dan in een landelijke omgeving. Eén van de oorzaken van dit effect, is het grotere aandeel aan verharde oppervlaktes in een stad. Dit zorgt ervoor dat zonlicht meer wordt geabsorbeerd door de donkere materialen (asfalt, beton, ) en dat er minder water verdampt zodat er minder afkoeling plaatsvindt. Anderzijds zullen verharde oppervlakten zorgen voor een versnelde waterafvoer en een verminderde infiltratie zodat problemen als wateroverlast en verdroging in de hand gewerkt worden. Een ontwerp (of alternatief) met een kleinere verharde oppervlakte kan daarom beschouwd worden als beter aangepast aan de verwachte klimaatwijzigingen. 81

88 12.3 Water Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Water omvat de zone van het plangebied, waarin: - een bufferzone van 50 m rond het vliegveld gelegen is omwille van de mogelijke impact op de grondwaterkwantiteit of kwaliteit; - de loop van de Dender, grenzend aan het vliegveld, omwille van de mogelijke impact op de oppervlaktekwantiteit en kwaliteit Inhoudelijke afbakening Het doel is het beschrijven en waarderen van alle mogelijke watergerelateerde milieueffecten die het plan teweeg kan brengen. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op het stellen van eventuele ruimtelijke randvoorwaarden. Er wordt niet verder in gegaan op de milieueffecten van de waterbeheersingswerken die momenteel onderzocht worden in het Project-MER PR2302 Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek te Geraardsbergen. Zoals eerder beschreven, is de realisatie van deze maatregelen mogelijk zowel binnen de huidige als de geplande bestemming. Het GRUP Vliegveld Overboelare heeft hier geen invloed op Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituaties Voor de discipline Water vormt de huidige situatie (2016) een goede basis voor de beschrijving van de referentiesituatie (2020). Volgende aspecten zullen aan bod komen: - Hydrogeologie - Grondwaterkwetsbaarheid - Grondwaterkwaliteit - Hydrografie - Kwaliteit oppervlaktewater - Overstromingsgevoeligheid De beschrijving van de referentiesituatie voor oppervlaktewater en grondwater is gebaseerd op de raadpleging van volgende databanken en rapporten: - Vlaanderen Risicozones voor overstroming en Recent overstroomde gebieden (AGIV); - Structuurkwaliteit waterlopen (AGIV); - Databank Ondergrond Vlaanderen ( Kwetsbaarheidskaart van het grondwater, Afbakening Waterwingebieden en beschermingszones (VMM), grondwaterwinningen, P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

89 - OVAM ( digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen; - VMM-databank ( - Watertoetskaarten (VMM); - Eerder uitgevoerde studies ( 9). De meeste kenmerken blijven ongewijzigd voor referentiesituatie 2. Enkel de overstromingsgevoeligheid zal verschillend zijn, omwille van de afwezigheid van de verhoogde landingsbaan Beknopte beschrijving van de huidige toestand Hydrogeologie Het grondwatersysteem kan opgedeeld worden in watervoerende en scheidende lagen naargelang hun doorlatendheid. Weinig doorlatende lagen, waarin de waterstroming minimaal is omwille van het kleiig karakter, worden als scheidende laag of Aquitard aangeduid. Goed doorlatende lagen worden aangeduid als Aquifer. De lagen die relevant zijn voor dit plan, zijn de oppervlakkige aquifer Zandige deklagen (HCOV 0151), met een dikte van 5 m, en de onderliggende aquitard Klei van Saint-Maur (HCOV 0924). Deze aquifer kan beschouwd worden als een volledige afscheidende laag. Volgens sonderingen uitgevoerd ter hoogte van de Majoor Van Lierdelaan, ten noorden van het plangebied, bevindt de grondwatertafel zich op een diepte van 18,70 19,40 mtaw. Op de gemeten locatie, komt dit neer op een diepte van ca. 0,5 1,5 m onder het maaiveld (Bron: DOV). Het plangebied is lager gelegen, op ca. 17 mtaw. Gezien bovendien de ligging nabij de Dendervallei kan aangenomen worden dat de grondwatertafel zich ongeveer op maaiveldniveau bevindt. In het plan-mer zullen ook de mogelijke kwelzones in het gebied in beeld gebracht worden Grondwaterkwetsbaarheid Het grondwater in het plangebied is matig kwetsbaar (Da1), het betreft een leemhoudende of kleihoudende zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of een deklaag 5m dik. De dikte van de onverzadigde laag is < 10 m. 83

90 Figuur 12-3 Grondwaterkwetsbaarheidskaart Grondwaterkwaliteit In of nabij het plangebied zijn geen meetpunten gelegen van het grondwatermeetnet. De grondwaterkwaliteit in het plangebied zal in het plan-mer besproken worden aan de hand van het oriënterend bodemonderzoek uit de OVAM-databank Hydrografie Het plangebied is gelegen in het Denderbekken en meer bepaald in het deelbekken Gaverse Meersen. 84 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

91 De noordwestelijke grens van het plangebied valt samen met de Dender, een bevaarbare waterloop in beheer van Waterwegen en Zeekanaal NV. Het plangebied zelf wordt in de lengte doorkruist door de Gavergracht, een geklasseerde waterloop van tweede categorie welke beheerd wordt door de provincie Oost-Vlaanderen. Net ten noordwesten van het plangebied mondt de Gavergracht uit in de Dender. Figuur 12-4 Waterlopen Kwaliteit oppervlaktewater Zowel op de Dender als op de Gavergracht zijn meetpunten gelegen van het oppervlaktewatermeetnet van VMM. De beschikbare metingen zullen besproken worden in 85

92 het plan-mer. Op basis van deze gegevens heeft de Dender een matige / aanvaarbare kwaliteit en de Gavergracht een slechte / verontreinigde kwaliteit Overstromingsgevoeligheid Volgens kaartmateriaal gerelateerd aan overstromingen, is het plangebied: - effectief (en beperkt mogelijk) overstromingsgevoelig volgens de watertoetskaarten - een risicozone voor overstromingen - een recent overstroomd gebied - van nature overstroombaar vanuit de waterloop De Dender is bepalend voor de afwatering en de waterstanden in het studiegebied. De waterpeilen in de Dender worden ter hoogte van de stuw in Geraardsbergen (ca. 1 km stroomafwaarts het plangebied) op een nagenoeg constant peil van 16,85 m TAW gehouden. Als de opwaarts geregistreerde waterstanden stijgen wordt de stuwopening vergroot om de opwaartse waterstand zo lang mogelijk constant te houden. Wanneer de maximale doorstroomsectie van de stuw is ingesteld, zal het waterpeil stroomopwaarts beginnen stijgen. Overstromingen treden ter hoogte van het plangebied op vanaf een waterpeil van 18 m TAW. In het plan-mer zullen tevens de andere watertoetskaarten besproken worden. 86 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

93 Figuur 12-5 Watertoets: Overstromingsgevoelige gebieden 87

94 Figuur 12-6 Overstromingskaarten Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling De effecten binnen de discipline Water kunnen opgesplitst worden in effecten op grondwater en effecten op oppervlaktewater. Gezien het abstractieniveau in een plan-mer worden de effecten van de aanlegfase niet in rekening gebracht, tenzij de aanleg kan resulteren in permanente effecten. - Wijziging van de oppervlaktewaterkwantiteit 88 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

95 Met betrekking tot de impact van de afvalwatervolumes zal de toename in volume en vuilvracht worden begroot en worden gerelateerd aan de zuiveringsgraad in het gebied en aan de restcapaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Door de aanleg van nieuwe infrastructuren ontstaan er nieuwe verhardingen. In het MER wordt een balans opgemaakt van de verhardingen en de voorziene en/of noodzakelijke buffering. - Wijziging van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit Wat de (grond- en oppervlakte-) waterkwaliteit betreft, zal onderzocht worden wat de impact van het plan is op de reeds aanwezige verontreinigingen. Anderzijds wordt besproken wat de risico s zijn op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen door de exploitatie van het vliegveld. Ook wordt de toename van de afvalwatervolumes besproken in functie van de oppervlaktewaterkwaliteit van de ontvangende waterloop. De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de opmaak van plannen, programma s en vergunningen, waarin gesteld wordt dat er bij eender welk nieuw initiatief geen schadelijk effect mag ontstaan, of dat dit schadelijk effect zoveel mogelijk wordt beperkt, en indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of gecompenseerd. Op basis van de beschikbare plangegevens worden in kader van het plan-mer de elementen voor de watertoets aangeleverd. Deze elementen worden op een overzichtelijke manier gerapporteerd conform de structuur van het watertoetsinstrument, zodat ze een goede basis vormen voor het opmaken van de eigenlijke watertoets Een algemeen overzicht van de effectgroepen, criteria, methodieken en meeteenheden voor de discipline Water wordt weergegeven in Tabel 10. Tabel 10 Beoordelingscriteria voor de discipline Water EFFECT CRITERIUM METHODIEK EENHEID Impact op grondwaterkwaliteit Risico op verplaatsing van grondwaterverontreinigingen of grondwaterverontreiniging door calamiteiten. Kwalitatieve beschrijving - Impact run-off water en (afval)waterstromen op de oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging debiet en/of waterafvoerkarakteristieken, overstromingsgevoeligheid. Noodzaak tot bijzondere maatregelen van buffering ed. Mogelijkheden voor vrijwaring/verbetering van de waterhuishouding. Kwantitatieve inschatting van gewijzigde waterstromen, wijziging overstromingsgebieden,... Kwalitatieve beschrijving m³/u m² Impact (afval)waterstromen op oppervlaktewaterkwaliteit Mate waarin de waterkwaliteit in het studiegebied wordt gevrijwaard of gewijzigd. Draagkracht van de waterlopen m.b.t. fysico-chemische en biologische waterkwaliteit en relatieve bijdrage van het plan voor Kwalitatieve beschrijving - 89

96 EFFECT CRITERIUM METHODIEK EENHEID relevante parameters (zware metalen, ). Voor de beoordeling van de effecten op het watersysteem, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de impact van het plan te beoordelen. Onderstaande significantiekaders worden voorgesteld voor de effecten op water. Tabel 11 Significantiekader Grondwaterkwaliteit BEOORDELING SCORE BETEKENIS Aanzienlijk effect positief +3 Sanering van bestaande verontreiniging Positief effect +2 Wegvallen van een diffuse verontreinigingsbron Beperkt positief effect +1 Isoleren van een bestaande verontreiniging Geen effect 0 Geen kans op verspreiding van bestaande verontreinigingen of het ontstaan van nieuwe verontreinigingen Beperkt effect negatief -1 Kans op het verspreiden van bestaande verontreinigingen binnen het plangebied. Risico op accidentele situaties (mits snel optreden) Nieuwe diffuse verontreiniging over een beperkte oppervlakte van het plangebied Negatief effect -2 Kans op het verspreiden van bestaande verontreinigingen tot buiten het plangebied Nieuwe diffuse verontreiniging over het volledige plangebied Aanzienlijk effect negatief -3 Reële kans op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen Tabel 12 Significantiekader Oppervlaktewaterkwantiteit BEOORDELING SCORE BETEKENIS Geen effect 0 Geen surplus hoeveelheden run-off water, bemalings- of drainagewater Beperkt effect negatief -1 De surplus hoeveelheden run-off water, bemalings- of drainagewater bedragen minder dan 1% van de capaciteit van de ontvangende waterloop. Het te lozen bemalings- en/of drainagewater bedraagt minder dan 10 m³/uur en heeft een beperkte impact op de werking van de RWZI. Negatief effect -2 De surplus hoeveelheden run-off water, bemalings- of drainagewater bedragen 1 tot 10% van de capaciteit van de ontvangende waterloop Het te lozen bemalings- en/of drainagewater bedraagt meer dan P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

97 BEOORDELING SCORE BETEKENIS m³/uur, maar heeft geen significante impact op de werking van de RWZI. Aanzienlijk effect negatief -3 Grote surplus hoeveelheden run-off water, bemalings- of drainagewater zullen de capaciteit van de ontvangende waterloop sterk overschrijden. Volume > 10% van de capaciteit van de ontvangende waterloop De werking van de RWZI kan in het gedrang komen door het lozen van extra bemalings- en/of drainagewater (ongeacht het debiet). Tabel 13 Significantiekader Oppervlaktewaterkwaliteit BEOORDELING SCORE BETEKENIS Geen effect 0 Geen effecten op de oppervlaktekwaliteit Beperkt effect negatief -1 Risico op verspreiding van reeds verontreinigd oppervlaktewater binnen het plangebied Negatief effect -2 Risico op verspreiding van reeds verontreinigd oppervlaktewater buiten het plangebied Aanzienlijk effect negatief -3 Risico op aanrijking van het oppervlaktewater met polluenten Indien nodig en relevant, zullen remediërende maatregelen die de vastgestelde negatieve effecten op de hydrografische en hydrogeologische toestand in het studiegebied kunnen vermijden of beperken, worden voorgesteld Leemten in de kennis De beschikbare gegevens over de waterkwaliteit vertegenwoordigen slechts een momentopname en kunnen een beperkt beeld van de realiteit opleveren Klimaataspecten De klimaatwijzigingen veroorzaken vier dreigingen met betrekking tot de discipline water: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Voor de discipline water zijn vanuit het klimaat hier vooral de adaptieve maatregelen van belang. Het is efficiënt om klimaatadaptatiemaatregelen hier te koppelen met maatregelen rond waterbeheer. Daarbij is de afstemming met de maatregelen voorgesteld voor de wateroverlast langs de Dender een belangrijk element. Voor de discipline water kan de wijziging van het bodemgebruik van een natuurlijk naar een meer kunstmatig (en verhard) gebruik en de wijziging van de topografie relevant zijn voor de waterberging van gebiedseigen regenwater naast eventueel bergingsmogelijkheden voor water vanuit de Dender. De voorgenomen waterbeheermaatregelen worden beoordeeld rekening houdend met de bestaande en toekomstige kwetsbaarheid van het gebied voor wateroverlast. Relevante aspecten zijn: 91

98 Regenwaterberging: benodigde bergingscapaciteit voor water t.b.v. extreme regenval; Water heeft ook een effect op de temperatuur, mede door: evaporatie (verdamping) en de werking als buffer welke langzaam warmte absorbeert en terug afgeeft aan de omgeving. 92 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

99 12.4 Lucht Afbakening van het studiegebied Het studiegebied wordt vastgelegd in functie van de te verwachten effecten. Zowel voor de referentiesituaties als de geplande situatie wordt deze gelijkgesteld aan het plangebied Beschrijving van de referentiesituatie Relevante bronnen en parameters Referentiesituatie 1: huidige toestand De effecten inzake luchtkwaliteit en klimaat voor de referentiesituatie 1 en de geplande situatie kunnen zich situeren op het vlak van verbrandingsemissies door gebouwenverwarming, emissies door aan- en afrijdend personen- en materiaalverkeer, en gemotoriseerde vliegtuigemissies. Gezien de kleine schaal van de gebouwen en het beperkt aantal bezoekers, die zich via de belangrijkste ontsluitingswegen van en naar de site bewegen, worden de emissies door wegverkeer en gebouwenverwarming als verwaarloosbaar verondersteld, en worden deze niet verder in het plan-mer meegenomen. De impactbepaling wordt uitgevoerd voor wat betreft de emissies ten gevolge van de gemotoriseerde sleepstart van de vliegtuigen, met gebruik van kerosine. Hierbij zijn, naast CO 2, de meest relevante vrijgekomen parameters NO X, CO, NMVOC, PM 10 en PM 2,5 6. Referentiesituatie 2: landbouw De effecten inzake luchtkwaliteit en klimaat voor de referentiesituatie 2 zijn gelinkt aan emissies ten gevolge van landbouwactiviteiten. De voornaamste emissies betreffen NH 3, CH 4, N 2 O, NO X, NMVOS en PM 10 en PM 2,56. Algemeen In relatie tot gezondheid, milieueffecten en huidig vastgestelde overschrijding van de grenswaarden in Vlaanderen, wordt deze studie gebaseerd op de parameters NO X, PM 10 en PM 2,5. De impact op het klimaat wordt beoordeeld op basis van de CO 2 - (en CO 2 eq 7 -) emissies. 6 EMEP/EEA air pollutant emission inventory guidebook Naast CO 2 dragen ook andere broeikasgassen bij tot klimaatverandering: CH 4, N 2O, gefluoreerde gassen. De bijdrage kan worden uitgedrukt in CO2-equivalenten. Indien dergelijke emissies relevant zijn, worden ze meegenomen in de berekeningen. 93

100 Relevante luchtkwaliteitsdoelstellingen Teneinde de kwaliteit van de omgevingslucht te evalueren, wordt deze getoetst aan de normen en richtwaarden inzake omgevingslucht die gelden voor de huidige situatie en die verwacht zijn te gelden in het jaar 2020 (referentiesituatie 1 & 2, en geplande situatie). De Europese richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2008/50/EG) vormt de belangrijkste wettelijke basis inzake luchtkwaliteit. Deze richtlijn 2008/50/EG legt grenswaarden en een alarmdrempel op voor NO 2. Er is eveneens een kritiek niveau voor NOx voor de bescherming van de vegetatie opgenomen. De Europese regelgeving is gebaseerd op de richtlijnen opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). De Europese jaargrenswaarde komt overeen met wat de WGO adviseert. In tegenstelling tot de Europese regelgeving definieert de WGO geen alarmdrempel en laat ze geen enkele overschrijding toe van het uurgemiddelde van 200 μg/m 3. Richtlijn 2008/50/EG definieert grenswaarden voor PM 10 op basis van gezondheidsstudies, economische gevolgen en de technische haalbaarheid. De WGO-advieswaarden voor PM 10 zijn strenger dan de Europese grenswaarden. Tevens worden grens- en streefwaarden gedefinieerd voor PM 2,5 evenals de nationale streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling tegen 2020 ten opzichte van Hiertoe wordt een gemiddelde blootstellingsindex (GBI) gedefinieerd: dit is de gemiddelde PM 2,5 -concentratie op stedelijke achtergrondmeetplaatsen over de laatste 3 jaar binnen een bepaalde lidstaat. Tegen 2020 moeten Vlaanderen en België 20% vermindering van de 94 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

101 blootstelling nastreven ten opzichte van Dit betekent dat de GGBI2020 en de GBI2020 respectievelijk 15,7 μg/m 3 en 15,2 μg/m 3 mogen bedragen. De tabel toont ten slotte de blootstellingsconcentratieverplichting voor PM 2,5. Deze houdt in dat de GBI vanaf 2015 lager dan 20 μg/m 3 moet liggen. De WGO nam in haar Air quality guidelines van 2005 advieswaarden voor PM 2,5 op. Momenteel bestaat er op Europees of Vlaams niveau geen regelgeving voor elementair koolstof. De referentiemethode ligt momenteel voor ter goedkeuring. De WGO formuleerde (nog) geen advieswaarden voor de gezondheid Huidige lokale luchtkwaliteit In eerste instantie wordt de huidige plaatselijke luchtkwaliteit beschreven. Dit zal gebeuren op basis van modelleringen uitgevoerd i.h.k.v. het Europese Atmosys LIFE+ project (VITO) en VMM-jaarrapporten en meetnetten Emissies in de referentiesituatie Voor de referentiesituatie 1, rekening houdend met het huidige vliegveld en alle degelijk (stedenbouwkundig) vergunde constructies, zijn gemotoriseerde vliegtuigemissies van belang. Ze worden bepaald op basis van het aantal vluchten met motorvliegtuigen en het brandstofverbruik voor de vliegactiviteiten. Deze berekeningen gebeuren op basis van de standaard emissiefactoren die worden afgeleid van de EEA (European Environment Agency). Deze emissies stemmen overeen met deze voor de huidige situatie. Voor de referentiesituatie 2 worden emissies ten gevolge van de landbouwactiviteiten op de site beschouwd. Ze worden ingeschat op basis van de inventaris van VMM 8 en de oppervlakte van de landbouwgrond voor deze situatie. Gezien de landbouwactiviteiten niet specifiek gekend zijn voor deze situatie, worden algemene activiteiten verondersteld. Er worden geen luchtkwaliteitsmetingen of immissiemodelleringen uitgevoerd. 8 VMM, Lozingen in de Lucht

102 Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Voor de berekening van de te verwachten emissies in de geplande situatie wordt rekening gehouden met de (beperkte wijziging inzake) vliegactiviteiten. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van dezelfde methodiek als deze beschreven voor de referentiesituatie 1, op basis van: - De verwachte wijzigingen inzake brandstofverbruik voor de vliegactiviteiten; - De emissiefactoren voorgesteld door de EEA (European Environment Agency). De wijzigingen in de emissies van NO X, PM 10, PM 2,5 en CO 2 (en CO 2 -eq) voor de geplande situatie kunnen worden vergeleken ten opzichte van de referentiesituatie 1 & 2. De effectbepaling zal gebeuren volgens onderstaand significantiekader: Tabel 14 Beoordelingskader m.b.t. effecten op luchtkwaliteit voor vliegtuigemissies EFFECT SCORE Daling van de emissies met meer dan 10% t.o.v. de referentiesituatie Aanzienlijk positief effect (+3) Daling van de emissies met meer dan 3% t.o.v. de referentiesituatie Positief effect (+2) Daling van de emissies met meer dan 1% t.o.v. de referentiesituatie Beperkt positief effect (+1) Wijziging emissies tussen 0 en 1% t.o.v. de referentiesituatie Verwaarloosbaar effect (0) Stijging van de emissies met meer dan 1% t.o.v. de referentiesituatie Beperkt negatief effect (-1) Stijging van de emissies met meer dan 3% t.o.v. de referentiesituatie Negatief effect (-2) Stijging van de emissies met meer dan 10% t.o.v. de referentiesituatie Aanzienlijk negatief effect (-3) Effecten inzake gezondheid Zoals hierboven beschreven, zal de wijziging in vliegactiviteiten een wijziging in luchtremissies veroorzaken. Voor de beoordeling van het aspect lucht-gezondheid wordt rekening gehouden met de WGO-advieswaarden voor alle relevante parameters in kader van dit plan. Ze werden opgenomen in Fijn stof geeft aanleiding tot gezondheidseffecten na inhalatie, zowel op korte als op lange termijn. De effecten zijn afhankelijk van de grootte en de samenstelling van de deeltjes. Zowel kortstondige blootstelling aan verhoogde concentraties als een verhoogde achtergrondconcentratie leiden tot gezondheidseffecten. Kwetsbare groepen zijn ouderen en personen met hart-, vaat- of longaandoeningen. Verscheidene studies verbinden acute blootstelling aan fijn stof van PM 10 en PM 2,5 met vervroegd overlijden van voornamelijk ouderen met hart- en longproblemen. Bij kinderen vermindert fijn stof de longfunctie bij TSP (totaal stof)-concentraties boven de 180μg/m³ of wanneer er meer dan 110μg/m³ inadembare deeltjes (PM 10 ) zijn. Fijn stof is ook op langere termijn ongezond. De WHO meldt een verminderde longfunctie en een stijgend aantal chronische luchtwegenaandoeningen, zoals bronchitis en emfyseemastma. De WHO en andere onderzoeksinstellingen schatten dat de levensduur met één tot drie jaar verkort. - Stikstofdioxide heeft nadelige gezondheidseffecten door inwerking op het longsysteem. Bij acute blootstelling treden enkel bij zeer hoge concentraties effecten 96 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

103 op (boven μg/m³) bij gezonde personen. Personen met astma of met een andere chronische longziekte vertonen een grotere gevoeligheid. Bij deze personen kunnen concentraties tussen 375 en 565 μg/m³ worden beschouwd als minimum om effecten te kunnen waarnemen. Deze effecten zijn een verminderde longfunctie en symptomatische reacties (hoesten, fluimen,..), verhoogd voorkomen van een acute kortademigheid en symptomen van beschadigt longweefsel (longemfyseem), en een verhoogde gevoeligheid voor infecties. Wat betreft lange termijn blootstelling zijn er weinig epidemiologische studies die een betrouwbaar verband weergeven tussen lange termijn blootstellingniveaus en effect. Beschikbare resultaten suggereren echter wel dat chronische blootstelling bij kinderen aan NO 2 -concentraties van gemiddeld 50 à 75 μg/m³ aanleiding geven tot meerdere effecten, hoofdzakelijk in de luchtwegen en de longen. Gezien er vanuit de discipline lucht geen immissieconcentraties worden gemodelleerd op grondniveau, kan geen gedetailleerde beschrijving van de daaraan gelinkte gezondheidseffecten worden gegeven. Wel kan op basis van de verwachte emissies een beoordeling gebeuren, op basis van een gelijkaardig beoordelingskader zoals voor de effectbepaling op luchtkwaliteit. Wel kan hierbij rekening worden gehouden met de aanwezigheid van woongebieden (Tabel 15). Tabel 15 Beoordelingskader m.b.t. effecten op gezondheid voor vliegtuigemissies EFFECT SCORE Daling van de emissies met meer dan 10% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Aanzienlijk positief effect (+3) Daling van de emissies met meer dan 3% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Positief effect (+2) Daling van de emissies met meer dan 1% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Beperkt positief effect (+1) Wijziging emissies tussen 0 en 1% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Verwaarloosbaar effect (0) Stijging van de emissies met meer dan 1% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Beperkt negatief effect (-1) Stijging van de emissies met meer dan 3% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Negatief effect (-2) Stijging van de emissies met meer dan 10% t.o.v. de referentiesituatie op minder dan 500m van nabijgelegen woning Aanzienlijk negatief effect (-3) Milderende maatregelen Volgens het richtlijnenboek Lucht wordt de nood aan milderende maatregelen voor de discipline Lucht gekoppeld aan de effectenscores eerder beschreven. Tabel 16 Milderende maatregelen gekoppeld aan effectenscore voor de discipline Lucht EFFECTSCORE LINK NAAR MILDERENDE MAATREGELEN Beperkt negatief effect Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend tenzij de 97

104 EFFECTSCORE (score -1) Negatief effect (score -2) Aanzienlijk negatief effect (score -3) LINK NAAR MILDERENDE MAATREGELEN milieukwaliteitsnorm in de referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is Milderende maatregelen dienen gezocht te worden binnen het MER met zicht op implementatie op korte termijn Milderende maatregelen zijn essentieel Klimaataspecten Het plan kan een impact op het klimaat veroorzaken door wijziging in gemotoriseerde vliegen verkeersintensiteiten en voertuig gerelateerde verbrandingsparameters. Voor het planalternatief worden de wijziging in CO 2 -emissies ten gevolge van het vlieg- en ander verkeer geëvalueerd ten opzichte van de twee referentiesituaties. Daarnaast zullen de industriële emissies relevant zijn, afhankelijk van het type bedrijvigheid. Er zal worden nagegaan in hoeverre er een significante CO 2 -uitstoot kan worden verwacht, en welke invloed dit heeft op de ETS en niet-ets emissiereductiedoelstellingen van Europa en Vlaanderen. 98 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

105 12.6 Geluid en Trillingen Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied omvat het plangebied, waarvoor het GRUP wordt opgemaakt, en een omliggende zone. De omliggende zone spitst zich toe op de geluidseffecten die het voorgenomen programma teweegbrengen voor de geluidsgevoelige receptoren (mens en fauna) in de omgeving van het plangebied. De nabije situering van de receptor mens wordt aangegeven door de ligging van de woongebieden op de bestemmingsplannen (gewestplan, RUP s, enz.), de situering van de receptor fauna wordt aangegeven door de ligging van de ecologisch waardevolle gebieden d.m.v. de kaarten met de waardevolle natuurgebieden en de vogel- en habitatrichtlijngebieden. Het vliegveld is ten aanzien van de receptor mens nauw omgeven door uitgestrekte woongebieden aan de Veldekensdreef, Gaverstraat en Majoor Van Lierdestraat. Ten aanzien van de receptor fauna is het plangebied omgeven door een waardevol historisch bos (Buizemont-Arduinbos) en een waardevol landschap (Grote Buizemont, Boerlarebos, en Arduinbos). De faunistisch waardevolle gebieden binnen de waardevolle bosgebieden en nabij het vliegveld worden via interdisciplinaire gegevensoverdracht opgevraagd aan de deskundige fauna en flora Inhoudelijke afbakening Nieuwe functies/activiteiten voorzien in het GRUP worden steeds in een bestaande geluidsomgeving opgenomen. In de studie wordt nagegaan in hoeverre de exploitatie de huidige leefbaarheid in de omgeving zal beïnvloeden. Eén van de indicatoren met betrekking tot de leefbaarheid, betreft het geluidsniveau dat toekomst aan de geluidsgevoelige receptoren (mens en fauna). De bestaande geluidsbelasting in het studiegebied bepaalt de huidige leefkwaliteit en is een referentie voor de geluidsimpact dat het programma op de omgeving zou teweegbrengen Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituaties Het doel is enerzijds na te gaan in hoeverre de geluidsemitterende activiteiten in het voorgenomen programma van het GRUP de huidige geluidsbelasting in de omgeving zal beïnvloeden. Het programma richt zich tot het behouden en versterken van de natuurwaarden. Voor het aldaar aanwezige vliegveld wordt een bestendiging voorzien, zonder schaalvergroting en een exploitatiebeperking tot zweefvliegen. In het voorgenomen programma zorgen enkel de vliegactiviteiten voor een geluidsbelasting op de omgeving. Eén van de indicatoren met betrekking tot de leefbaarheid, betreft het geluidsniveau dat toekomt aan geluidsgevoelige receptoren mens en fauna. Voor de beschrijving van de referentiesituatie 2 (2020, zonder vliegveld) wordt de bestaande geluidsbelasting gebruikt in tijdsperiodes zonder vliegactiviteiten. Voor de beschrijving van de referentiesituatie 1 (2020, met huidig vliegveld) wordt de bestaande geluidsbelasting gebruikt in tijdsperiodes met vliegactiviteiten. 99

106 De bepaling van de bestaande geluidsbelasting in het studiegebied gebeurt aan de hand van geluidsmetingen ter plaatse van enkele receptoren binnen de potentiële beïnvloedingssfeer tot het plangebied. (zie volgend hoofdstuk) Beknopte beschrijving van de huidige toestand Voor de beschrijving van de actuele toestand wordt gebruik gemaakt van de meetgegevens uit het lopende project MER Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek te Geraardsbergen (Antea, 2015). De erkend milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen voorziet voor de receptor mens reeds kortlopende en langlopende geluidsmetingen in discrete meetpunten aan de nabije woningen (eerstelijnsbebouwing) aanpalend aan het vliegveld, meerbepaald in de straten Veldekensdreef, Gaverstraat en Majoor Van Lierdestraat. Daarnaast zal er ook voor de receptor fauna worden gemeten in de nabije natuur-, park- en bosgebieden. De voorgestelde meetpunten in vermeld project MER is voor huidig plan MER zowel in aantal en locatie representatief opdat een indicatie wordt bekomen van de bestaande geluidsbelasting aan woningen en faunistisch waardevolle zones in de omgeving van het vliegveld. Vermits in deze fase geen zekerheid is dat uit de meetgegevens van het MER Regularisatie dijken en toekomstige ingrepen ter verbetering van de overstromingsproblematiek te Geraardsbergen de 2 referentiesituaties (met en zonder vliegactiviteiten) in beeld gebracht kunnen worden, worden bij onvoldoende gegevens bijkomend ambulante metingen voorgesteld in het plangebied. Afhankelijk van de meetgegevens uit het MER worden de bijkomende metingen uitgevoerd onder specifieke condities (met of zonder vliegactiviteiten). De meetplaatsen worden zodanig gekozen dat een representatief beeld ontstaat van de bestaande geluidsbelasting aan woningen en faunistisch waardevolle zones nabij het vliegveld Overboelare. Voor de ambulante kortlopende geluidsmetingen wordt een meetduur van 30 minuten voorgesteld binnen de dagperiode (7u-19u). Volgende meetplaatsen worden door de geluidsdeskundige voorgesteld: Meetpunt Majoor van Lierdelaan Meetpunt Gaverstraat Meetpunt Habitatrichtlijngebied Meetpunt Veldekensdreef 100 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

107 Bij de analyse van de meetdata wordt nagegaan in hoeverre de milieukwaliteit 9 (omgevingsgeluid) in de huidige omgeving beter of slechter is dan de leefbaarheidscriteria met betrekking tot geluid (Vlarem II) Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Vliegvelden werden in Vlarem I onder rubriek 57.1 ingedeeld als een hinderlijk beschouwde inrichting waarvoor sectorale milieuvoorwaarden van toepassing zijn. De huidige start- en landingsbaan wordt gebruikt door een zweefvliegcentrum. De inrichting wordt gebruikt voor zweefvliegen (zowel met lierstart als sleepstart), 5 motorvliegtuigen, 3 ULM s en 3 motorzweefvliegtuigen. Het aantal gemotoriseerde toestellen, die het vliegveld als basis heeft, is bevroren op het huidig peil van 11 toestellen. Voor hun sportvliegtuigen benutten zij niet de volledige lengte van de start- en landingsbaan. Vermits zij over een start en landingsbaan beschikken van 600, behoren zij tot de Vlarem-rubriek: terreinen voor vliegvelden met een start- en landingsbaan met een lengte van minder dan 800 m. Voor deze ingedeelde inrichtingen gelden sectorale milieuvoorwaarden onder hoofdstuk Vliegvelden van Vlarem II. In de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning kunnen bovendien voorwaarden worden opgelegd die een impact hebben op het aantal bewegingen en op de geluidsproductie van de bewegingen. De beleidsdoelstellingen en ontwikkelingsperspectieven uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden voor het vliegveld in Overboelare vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven, waaronder bestendiging van het aanwezige vliegveld, in zijn huidige hoedanigheid (zonder capaciteitsverhoging), en in zijn huidige gebruik, gezien de kwetsbare ligging beperkt tot zweefvliegen. In 2005 en 2014 werden er reeds geluidsonderzoeken uitgevoerd door PCM omtrent de impact van de vliegactiviteiten naar de omwonenden. Voor de effectbepaling van het GRUP zijn er geen activiteiten die afwijkend zijn ten aanzien van de huidige toestand. De enige geluidsbron in de programmatie van het GRUP zijn de vliegactiviteiten die volgens de vernieuwde vergunning beperkt zijn tot max. 800 motorvluchten per jaar met beperking van aantal motorvluchten per dag tijdens het broedseizoen. Vermits voor de discipline geluid en trillingen geen relevante exploitatiewijzigingen (bestendiging) voor het vliegveld worden voorzien, zal er geen bijkomende geluidsimpact zijn na realisatie van het programma. De geluidsevaluatie van de huidige en tevens toekomstige toestand wordt beschreven en beoordeeld aan de hand van reeds beschikbare informatie uit voorgaande akoestische onderzoeken. Voor het inschatten van de ernst van de geluidseffecten veroorzaakt door het plan, wordt gebruik gemaakt van het significantiekader opgenomen in het MER richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen. Echter, het significantiekader werd enkel uitgeschreven voor industriële MER s (ingedeelde inrichtingen van Vlarem II). Voor plan-mer s omtrent RUP s 9 Op basis van duurzame ontwikkeling en de bescherming van een gezond leefmilieu in Vlaanderen (in uitvoering van de kaderwet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder) werden milieukwaliteitsnormen opgesteld. Er worden daarbij kwaliteitseisen aangegeven waaraan het betrokken onderdeel van het milieu in heel het Vlaams Gewest moet voldoen. 101

108 wordt in het discipline-richtlijnenboek geluid en trillingen aangegeven om na te gaan of de voorgestelde activiteiten een effect zullen hebben op huidige kwetsbare gebieden. Daarvoor kan het significantiekader deels worden gebruikt, nl. de effectscores omtrent de verwachte wijziging van het omgevingsgeluidsniveau. De verschilwaarde wordt gekoppeld aan een positieve of negatieve score op een schaal van +3/-3. Tabel 17 Beoordelingskader geluidsimpact GRUP EFFECTBEOORDELING AANDUIDING EFFECT OP HET OMGEVINGSGELUID IN DE REFERENTIESITUATIE Aanzienlijk positief +3 Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 6 db(a). Positief +2 Beperkt positief +1 Verwaarloosbaar 0 Beperkt negatief -1 Negatief -2 Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 3 db(a) tot max. 6 db(a). Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 1 db(a) tot max. 3 db(a). Verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid met max. 1 db(a). Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 1 db(a) tot max. 3 db(a). Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 3 db(a) tot max. 6 db(a). Aanzienlijk negatief -3 Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 6 db(a). Negatieve effectbeoordelingen, met minstens een matige significantie (score -2), zullen ertoe leiden of bijzondere aandacht naar geluidsmaatregelen in aanmerking komt. Bij de bepaling van de geluidsmaatregelen wordt rekening gehouden met de visie uit het afbakeningsproces in het GRUP. De studie evalueert de effecten van de maatregelen Effecten inzake gezondheid Zoals hierboven beschreven zal het geluidsklimaat in het studiegebied wijzigen. Voor de gezondheidskundige evaluatie wordt rekening gehouden met de richtwaarden van de WGO. Deze beveelt aan om de nachtelijke geluidshinder (L night, outsite als jaargemiddelde) onder de 40d(A) te houden, om de gezondheidsimpact op lange termijn te beperken. Afhankelijk van het geluidsniveau kunnen immers volgende effecten optreden: gehoorschade, verstoring van conversaties, verstoring van de slaap, impact op fysiologische functies, mentale ziekten, etc. De kwetsbare groepen zijn voor een deel dezelfden als de kwetsbare groepen voor luchtverontreiniging, met name, jonge kinderen, ouderen en mensen die in ziekenhuizen en rusthuizen verblijven. Daarnaast zijn ook mensen die reeds aan gehoorschade lijden extra kwetsbaar en ook de blinden, aangezien zij meer op hun gehoor moeten kunnen vertrouwen dan zienden. Voor wat betreft gehoorschade, wordt aangenomen dat dit niet voorkomt bij geluidsniveaus van 70 db(a) en minder, zelfs niet bij langdurige blootstelling. Voor geluidsniveaus van meer dan 35 db(a) geldt wel dat ze de conversatiemogelijkheden beperken, aangezien er 15 db(a) zou moeten zitten tussen het interfererend geluid en het geluidsniveau van de spraak, dat ongeveer 50 db(a) bedraagt. Voor kwetsbare groepen zijn zelfs lagere achtergrondniveaus nodig om een gesprek te kunnen verstaan. Vanaf L night, outsite 102 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

109 waarden van meer van 40dB worden algemeen nadelige gezondheidseffecten vastgesteld, zoals zelf gerapporteerde slaapverstoring, slapeloosheid en een verhoogd gebruik van slaapmiddelen. Voor de beoordeling van de effecten inzake gezondheid kan een gelijkaardig toetsingskader worden voorgesteld als voor de algemene geluidsimpact, maar kan bijkomend rekening worden gehouden met de aanwezigheid van woningen. Tabel 18 Beoordelingskader geluidsimpact GRUP EFFECTBEOORDELING AANDUIDING EFFECT OP HET OMGEVINGSGELUID IN DE REFERENTIESITUATIE Aanzienlijk positief +3 Positief +2 Beperkt positief +1 Verwaarloosbaar 0 Beperkt negatief -1 Negatief -2 Aanzienlijk negatief -3 Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 6 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 3 db(a) tot max. 6 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verlaging van het omgevingsgeluid met meer dan 1 db(a) tot max. 3 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid met max. 1 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 1 db(a) tot max. 3 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 3 db(a) tot max. 6 db(a) bij aanwezigheid van woningen Verhoging van het omgevingsgeluid met meer dan 6 db(a) bij aanwezigheid van woningen Leemten in de kennis De geluidsevaluatie van de huidige en tevens toekomstige toestand wordt beschreven en beoordeeld aan de hand van reeds beschikbare informatie uit voorgaande akoestische onderzoeken. In die zin zijn we afhankelijk van de gegevens die beschikbaar worden gesteld Klimaataspecten Er worden geen rechtstreekse effecten verwacht met betrekking tot geluid op het klimaat. Wel is het interessant om te kijken of, indien mildering nodig is voor geluid, een gunstige combinatie van geluids- en klimaatmaatregel mogelijk is, en dus potentiële impact heeft. Dit is niet altijd het geval. Zo kunnen geluidsbermen of schermen ontworpen worden zodat ze ook bijdragen aan ventilatie op de site (bv windstromen kanaliseren die een afkoelend effect hebben). 103

110 104 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

111 12.7 Fauna & Flora Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora komt overeen met het gebied waarbinnen zich voor de aanwezige flora en fauna een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend, bestaat het studiegebied minstens uit het volledige plangebied, uitgebreid met zones die kunnen variëren per effectgroep Inhoudelijke afbakening Bij de opmaak van het MER zal nagegaan worden welke effectgroepen meer of minder relevant zijn in het kader van het voorliggend plan (scoping). Op die basis zal een meer gedetailleerde inhoudelijke afbakening voor de discipline gebeuren. Specifieke aandacht wordt in het MER gegeven aan aanwezige (beschermde) natuurgebieden zowel in Vlaamse (bv. VEN-gebieden, natuurreservaten of (zeer) waardevolle BWK-ecotopen) als in Europese context (bv. Natura 2000-gebied). Op basis hiervan worden de belangrijkste aandachtsgebieden aangeduid Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituaties De rapportering over de referentiesituaties wordt maximaal gericht op die kenmerken van het biotisch milieu waarvoor een wijziging verwacht wordt. De huidige biologische toestand van het plangebied vormt een goede basis voor referentiesituatie 1 en zal beschreven en gewaardeerd worden. Bij deze beschrijving van de huidige situatie komen volgende zaken aan bod: - Analyse van de ecologische structuur op mesoniveau, met specifieke aandacht voor de ecotopen van de door het plan beïnvloede waardevolle gebieden (Natura2000, VEN, natuurreservaten, ). - Analyse en waardering van de aanwezige flora en fauna op niveau van het plangebied. Er zal een evaluatie gemaakt worden van de waarde en de kwetsbaarheid van de aanwezige natuur aan de hand van: grond- en oppervlaktewaterafhankelijkheid van de aanwezige vegetatie; afhankelijkheid van kwel van de aanwezige vegetatie; zeldzaamheid, diversiteit van de voorkomende soorten; gevoeligheden voor standplaatswijzigingen; verstoringsgevoeligheid van fauna; graad van menselijke beïnvloeding op de ecotopen (natuurlijkheid); mogelijkheden tot vervanging van de aanwezige vegetaties; Hiertoe worden onder meer volgende bronnen geraadpleegd: 105

112 - Beleidsstudies op nationaal of regionaal niveau (IHD-rapport Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen, natuurverbindingsgebieden en bovenlokale ecologische infrastructuur, ). - Waarderingskaarten (Biologische waarderingskaart, habitatkaart, ) - Tevens zal een aanname gedaan worden van de biologische toestand en waarde indien het volledige plangebied in gebruik is voor landbouwdoeleinden (referentiesituatie 2) Beknopte beschrijving van de huidige toestand Beschermde natuurgebieden In het zuidoosten grenst het vliegveld aan het Habitatrichtlijngebied Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen. Het plangebied is gelegen binnen deelgebied 17 van deze speciale beschermingszone. De vooropgestelde doelen voor deelgebied 17 zijn het bijkomend realiseren van 1 ha van het habitat 3150, 37 ha van het habitat 6430, 1 ha van het habitat 6510, 13 ha van het habitat 9120_9190, 28 ha van het habitat 9130 en 19 ha van het habitat 91E0. Nabij het vliegveld worden binnen de SBZ zoekzones aangeduid voor habitats 6230, 9130 en 91E0. Zuidelijk bevindt zich ook het Habitat en Vogelrichtlijngebied Vallées de la Dendre et de la Marc. Vermits het vliegveld niet gelegen is in SBZ, zijn er in het plangebied zelf geen zoekzones gelegen. 106 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

113 Figuur 12-7 NATURA2000-gebieden Volgende soorten werden aangeduid in deze SBZ: bittervoorn, rivierdonderpad, beekprik, zeggekorfslak, kamsalamander, ingekorven vleermuis, Brandt s vleermuis, laatvlieger, meervleermuis, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, ruige/gewone/kleine dwergvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en bosvleermuis. In het MER zal worden nagegaan welke soorten effectief voorkomen of waarvoor doelen worden gesteld in deelgebied

114 Figuur 12-8 Zoekzones Ten noordwesten van het vliegveld, aan de overzijde van de Dender liggen het VEN-gebied De vallei van de Dender en de Mark en het erkende natuurreservaat Kortelake. Deze gebieden worden gekenmerkt door natte gronden met een specifieke flora: riet, gele lis, wolfspoot, moeraszegge, De drogere percelen worden gekenmerkt door slanke sleutelbloem, speenkruid, bosanemoon, gevlekte aronskelk en muskuskruid. Naast heel wat algemene zoogdieren, komen er ook enkele opmerkelijke broedvogels voor (sprinkhaanrietzanger, wielewaal, houtsnip, fitis, glanskop, matkop). 108 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

115 Figuur 12-9 VEN-gebieden 109

116 Figuur Erkende natuurreservaten Ecologische waarde van het plangebied Een eerste inschatting van de ecologische waarde van het plangebied gebeurt aan de hand van de Biologische Waarderingskaart. De landingsbaan en de zuidelijke zone van het plangebied werden gekarteerd als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, meer bepaald soortenarm permanent cultuurgrasland (hp) en vliegveld (ki). De zone ten zuidoosten van het vliegveld wordt gekenmerkt door biologisch waardevolle tot zeer waardevolle soortenrijke permanente cultuurgraslanden met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+). 110 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

117 Ook de percelen grenzend aan de Dender zijn waardevol tot zeer waardevol. Van noord naar zuid bestaat de vegetatie uit dotterbloemhooiland (hc), soortenrijke permanente cultuurgraslanden met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+), rietland (mr), eutrofe plas (ae), ruigte (ku) en struweelopslag (sz). Het rietland en de eutrofe plas zijn verboden te wijzigen vegetaties volgens het Natuurdecreet. Figuur Biologische waarderingskaart 111

118 Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Concreet zal bij de effectbepaling op basis van scoping vastgelegd worden welk type effecten en welke effectgroepen relevant zijn voor de discipline Fauna en Flora. Vervolgens wordt voor deze effectgroepen bepaald welke criteria en methodes gehanteerd worden voor het beoordelen van de effecten voor de aanwezige fauna en flora. Tenslotte wordt vastgelegd op welke basis de significantie of ernst van de effecten zal worden ingeschat. De belangrijkste effecten die te verwachten zijn in deze fase, zijn de volgende: - Ruimtebeslag door de eventuele herinrichting van het plangebied - Versnippering - Wijziging van de grondwaterstand Verdroging ten gevolge van tijdelijke bemaling Vernatting ten gevolge van wijziging watersysteem - Wijziging van de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam - Verstoring (geluid, licht en visuele verstoring) Tabel 19 Beoordelingscriteria voor de discipline Fauna en Flora EFFECT CRITERIUM METHODE Ruimtebeslag Oppervlakte waardevol gebied (voor fauna en/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerd worden GIS-analyse, terreinbezoek, oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeks dreigen aangetast te worden ten gevolge van het plan. Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Versnippering Aantal zones die gevoelig zijn voor versnippering en barrière-effecten. Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Veranderingen in vismigratiemogelijkheden en mogelijks toegang tot nieuwe paaigronden Wijziging grondwaterstand Oppervlakte met grondwaterstandsafhankelijke vegetatie die beïnvloed wordt Effecten van aanleg van grondwaterstandswijziging op grondwaterstandafhankelijke vegetatie GIS-analyse, kwalitatieve bespreking (expert judgement) Wijziging hydrologie oppervlaktewaterlichaam Wijziging in de waterkwaliteit en -kwantiteit Inschatting van overstromingsfrequentie en/of wijziging in waterkwaliteit Effecten van aanleg van infrastructuur op waterstroming en -regimes GIS-analyse, kwalitatieve bespreking (expert judgement) Lengte waardevolle structuur die gewijzigd wordt GIS-analyse, terreinbezoek, meters waterloop met matig tot waardevolle 112 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

119 EFFECT CRITERIUM METHODE structuurkwaliteit Rustverstoring Kwetsbare soorten die beïnvloed kunnen worden door rustverstoring Kwetsbaarheidsbenadering voor verstoring door geluid, licht en beweging Passende beoordeling Volgens art. 6 van de Habitatrichtlijn dient elk plan of project dat niet direct verband houdt met het beheer van Speciale Beschermingszones en dat een significant effect kan hebben op de doelstellingen voor het in stand houden van de aangewezen gebieden op passende wijze beoordeeld te worden. Gelet op de conclusies van deze beoordeling en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4 geven de bevoegde instanties slechts toestemmingen voor het plan/project indien ze zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken (integriteit) van het gebied niet zal aantasten. De doelstelling van de passende beoordeling wordt opgevat als een eerste fase van de door de richtlijn voorziene gefaseerde procedure voor de beoordeling van plannen en projecten. Er wordt een overzicht gegeven van de habitattypes en soorten waarvoor de SBZ s aangemeld werden. De vooropgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied en de aangemelde soorten worden toegelicht. Verder worden de elementen met een mogelijke impact op het SBZ en haar beschermde soorten beoordeeld. Op basis van deze beoordeling worden de eventueel noodzakelijke milderende maatregelen besproken. Tenslotte wordt in een conclusie beschreven of de effecten op de Speciale Beschermingszones al dan niet van die aard zijn dat de betreffende instandhoudingsdoelstellingen in het gedrang zouden kunnen komen. Het vliegveld is gelegen in de omgeving van Habitatrichtlijngebied Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen (deelgebied 17) en het Habitat en Vogelrichtlijngebied Vallées de la Dendre et de la Marc. De mogelijke effecten worden afgetoetst voor de SBZ en de voorlopige zoekzones. Zoekzones De zoekzones zijn delen van een speciale beschermingszone (SBZ) waarin het openstaand saldo aan Europese natuurdoelen moet gerealiseerd worden. Ze geven met andere woorden per habitat de perimeter aan waarbinnen de Europese natuurdoelen geplaatst kunnen worden in die speciale beschermingszone. Hoe groter het aandeel van het habitatdoel die opgenomen zijn in een beheerplan, hoe kleiner het openstaand saldo voor dat habitat en hoe kleiner de zoekzone. Indien alle doelen contractueel vastliggen, is er geen zoekzone meer. Een onderdeel van de toekomstige managementplannen is de richtkaart. Deze richtkaart zal het kader vormen voor de implementatie en bescherming van de Europese natuurdoelen. De richtkaart bevat onder andere de situering van actueel habitat, de doelen die reeds opgenomen zijn in beheerplannen en de zoekzones. In afwachting van de bekrachtiging van de eerste planversie van de managementplannen (MP1.1) wordt gewerkt met voorlopige zoekzones. Dit is een ambtelijk instrument dat bij de adviesverlening in het kader van de Passende Beoordeling gebruikt wordt. Omdat er mogelijk effecten (effect op habitats, verstoring door geluid en licht, ) ten gevolge van het plan optreden voor dit SBZ en/of de beschermde Natura 2000-soorten is het nodig een Passende Beoordeling op te stellen. Deze zal als duidelijk apart onderdeel worden 113

120 opgenomen in het MER. De Passende Beoordeling wordt uitgevoerd tot op het niveau van geen significante negatieve effecten mits inachtneming van eventueel voorgestelde milderende maatregelen. Indien alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en compenserende maatregelen aan de orde zijn, worden deze uitgewerkt in een apart dossier dat dient te worden voorgelegd aan de Europese Commissie Algemene en verscherpte natuurtoets Artikel 16 van het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (21/10/1997) of het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activiteit de bevoegde overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan door de vergunning of toestemming te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of, indien dit niet mogelijk is, te herstellen. De algemene natuurtoets concretiseert de zorgplicht (Artikel 14 van het Natuurdecreet), die stelt dat er voorrang moet worden gegeven aan het voorkomen van schade en voert in praktijk een toetsing uit naar effecten van het plan op natuur in haar totaliteit, zonder specifieke habitats of soorten te viseren. De algemene natuurtoets zal uitgevoerd worden voor het voorliggende plan. Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) vormen twee belangrijke gebiedsgerichte instrumenten van het Vlaams natuur- en bosbeleid. Artikel 26bis van het decreet op natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 19 juli 2002 stelt dat een overheid geen toestemming of vergunning mag verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. De verscherpte natuurtoets van het VEN gaat na of onvermijdbare en onherstelbare schade wordt veroorzaakt aan het VEN-gebied De vallei van de Dender en de Mark. Tevens worden de mogelijke effecten op het Natuurreservaat Kortelake besproken. Deze verscherpte natuurtoets zal uitgevoerd worden voor het voorliggende plan Leemten in de kennis De effectbeoordeling zal gebaseerd worden op de meest recent beschikbare gegevens van aanwezige natuurwaarden ter hoogte van het studiegebied. In die zin zijn we afhankelijk van de monitoringsgegevens die beschikbaar worden gesteld door de beheer- en wetenschappelijke instanties. Voor een heel aantal effecten ontbreekt een wetenschappelijk onderbouwde dosiseffectrelatie. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan effecten van de wijziging in geluidsniveaus, trillingen en visuele verstoring. Daardoor worden deze effecten vooral op basis van expert judgement ingeschat Klimaataspecten De belangrijkste impact op de klimaataspecten met betrekking tot deze discipline betreft de verhardingsoppervlakte. Dit wordt in de andere disciplines meer gedetailleerd behandeld. Daarnaast is ook het onderscheid tussen lage beplanting (bvb. grassen) en hoge beplanting (bvb. bomen) onderscheidend inzake temperatuursbeïnvloeding. Dit wordt onderzocht bij het ruimtegebruik in de discipline mens ruimtelijke aspecten. 114 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

121 12.8 Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie komt overeen met het gebied waarbinnen zich voor het landschap een effect zal (kunnen) voordoen. Het gebied waarbinnen een visuele impact optreedt is hierbij meestal richtinggevend Inhoudelijke afbakening De discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie bestudeert de effecten van de geplande activiteiten en ingrepen op erfgoed en landschap. De studie omvat zowel de fysieke als de kennisaspecten ervan en moet relevant zijn met betrekking tot hun natuurwetenschappelijke, (cultuur)historische en esthetische waarden die samen ook de belevingswaarde bepalen. In wat volgt wordt onderscheid gemaakt tussen drie grote aspecten: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Deze driedeling betekent echter niet dat deze aspecten los van elkaar zouden staan. De samenhang tussen deze aspecten is één van de uitgangspunten van de discipline. Erfgoedaspecten maken integraal deel uit van het landschap. Ze vragen echter een specifieke benadering, zeker wanneer zij zich in een stedelijke context bevinden die niet door de klassieke landschapsbenadering wordt gedekt Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituaties De beschrijving van de huidige situatie vormt een goede basis voor referentiesituatie 1. Er zal een onderscheid gemaakt worden tussen het macro-, meso- en microniveau. Op macroniveau wordt het studiegebied binnen de globale landschappelijke structuur gesitueerd, op meso- en microniveau ligt de focus op de landschappelijke kenmerken en erfgoedwaarde van het studiegebied. Op macroniveau wordt het landschap beschreven met als benadering; - De geografische situering (gebaseerd op de traditionele landschappen naar Antrop en Van Damme, 2002) - De landschapskartering (structuurkenmerken van het landschap, gebaseerd op de landschapsatlas, de gewenste ruimtelijke structuur vanuit de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos, ) - De landschapsgenese (historische ontwikkeling van het landschap, gebruik makend van historisch kaartmateriaal en literatuur) Op meso- en microniveau wordt gefocust op de verschillende erfgoedwaarden die binnen het studiegebied relevant kunnen zijn, en op de perceptieve kenmerken; - Erfgoedwaarden van het landschap Geo-patrimonium (zie ook discipline bodem) Historisch-geografische elementen en structuren: hierbij wordt eveneens beschreven hoe een landschap ontstaan is. Het verschil met het geopatrimonium is dat het geo-patrimonium relicten omvat van natuurlijke 115

122 landschapsontwikkeling, terwijl de historisch geografische elementen en structuren antropogeen zijn. Het betreft voornamelijk elementen van het menselijk handelen in de periode waarvoor geschreven bronnen bekend zijn. Beschermingen Vastgestelde landschapsatlasrelicten Geïnventariseerde landschappen (relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas) - Bouwkundig erfgoed Beschermingen Vastgesteld en geïnventariseerd bouwkundig erfgoed - Erfgoedwaarde van houtige beplantingen Inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde - Erfgoedwaarde van historische tuinen en parken Inventaris van historische tuinen en parken - Archeologisch erfgoed Beschermingen Centraal Archeologische Inventaris (CAI) Inventaris van de archeologische zones Kaart van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt - Perceptieve kenmerken Algemene relevante informatiebronnen zijn: - Terreinwaarnemingen; de impact van een geplande ingreep kan enkel worden ingeschat door ook op het terrein de nodige vaststellingen te doen. Een terreinbezoek is voorzien in kader van de opmaak van het plan-mer. - Geoportaal Onroerend Erfgoed - Wetenschappelijke inventarissen - Historische kaarten - Luchtfoto s - Structuurplannen - Disciplines Bodem en Fauna & Flora De meeste van de hierboven aangehaalde kenmerken zullen ongewijzigd blijven voor referentiesituatie 2, waarbij het volledige plangebied in gebruik is als weiland. Enkel voor de perceptieve kenmerken zal er een aanname gedaan worden Beknopte beschrijving van de huidige toestand Het plangebied is gelegen binnen de afbakening van het traditioneel landschap Pajottenland. In het plangebied zelf zijn geen relicten gelegen volgens de landschapsatlas. Eraan grenzend of op korte afstand liggen het lijnrelict De Dender, de ankerplaats Grote Buizemont, Boerlarebos en Arduinbos en de relictzone Markvallei. De betrokken ankerplaats werd niet vastgesteld als landschapsatlasrelict. 116 P Plan-MER GRUP Vliegveld Overboelare

123 Figuur Landschapsatlas Nabij het plangebied zijn geen landschappelijke beschermingen gelegen. Binnen een straal van 400 m rond het plangebied is evenmin beschermd of niet beschermd bouwkundig erfgoed aanwezig. Ook zijn er geen historische tuinen en parken of houtige beplantingen met erfgoedwaarde aanwezig. Volgens de Centraal Archeologische Inventaris is er geen gekend archeologisch erfgoed aanwezig in het plangebied. Dit geeft echter geen uitsluitsel over de archeologische potentie van het gebied. Gezien de ligging in valleigebied zal hieraan in het plan-mer de nodige aandacht aan geschonken worden Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling De beoordeling van de effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie gebeurt op basis van een grondige beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de 117

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT Kaartenbundel bij Kennisgeving Opdrachtgever: Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Hasselt Titel Opdrachtgever

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels Opdrachtgever: Ghelamco Invest nv Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13 Inhoud 1. Inhoud... 3 2 Overzicht figuren... 11 3 Lijst van afkortingen... 13 4 Inleidende bepalingen... 15 4.1 Voorwoord... 15 4.2 Regelgeving... 16 4.3 Invloed hebbende regelgeving... 17 4.4 Inwerkingtreding...

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel KENNISGEVING PLAN Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke Project TV3V nr. 4019 Juli 2010

Nadere informatie

College van burgemeester en schepenen

College van burgemeester en schepenen verbaa College van burgemeester en schepenen beraadslaging/proces verbaal Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E A D V I E Z E N I N K A D E R V A N H E T O N D E R Z O E K T O T M I L I E U E F F E C T R A P P O R T A G E V A N H E T R U P WOONWIJKEN

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo)

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

College van burgemeester en schepenen

College van burgemeester en schepenen verbaa College van burgemeester en schepenen beraadslaging/proces verbaal Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.744/1/V van 10 augustus 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan 4 1800 VILVOORDE KENNISGEVING PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT Aanleg van een nieuw complex op de A4/E411 ter hoogte van de Brabandtlaan

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN Kennisgeving Bijlage 1: Kaartenbundel Opdrachtgever: Vlaams Gewest, Agentschap Wegen en Verkeer Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Aanvraag van een planologisch attest

Aanvraag van een planologisch attest Bijlage I Model I Aanvraag van een planologisch attest AFDELINGSCODE- (Vul hier het adres in van de gedelegeerd planologisch ambtenaar) In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum Bezorg

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 7 februari 2014

college van burgemeester en schepenen Zitting van 7 februari 2014 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 7 februari 2014 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

MILIEUBEOORDELING VOOR DE AANDUIDING VAN WATERGEVOELIGE OPEN RUIMTEGEBIEDEN

MILIEUBEOORDELING VOOR DE AANDUIDING VAN WATERGEVOELIGE OPEN RUIMTEGEBIEDEN MILIEUBEOORDELING VOOR DE AANDUIDING VAN WATERGEVOELIGE OPEN RUIMTEGEBIEDEN Kennisgeving (bron: VMM) Opdrachtgever: Departement Omgeving, Afdeling Beleidsontwikkeling en juridische ondersteuning Titel

Nadere informatie

MER in de omgevingsvergunning

MER in de omgevingsvergunning MER in de omgevingsvergunning Inhoud Wat zijn de grote veranderingen? Wat is er nieuw in het algemeen? Welke wetgeving is er? Toelichting over de project-mer-procedure Handleiding voor INI/deskundigen

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem 06426 Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem mei 2019 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37011_214_00009_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be

Nadere informatie

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT Kennisgeving Opdrachtgever: Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Hasselt Titel Opdrachtgever Contactpersoon

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 september 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 september 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 september 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

PITTEM RUP DE POSTERIJ

PITTEM RUP DE POSTERIJ 06008 PITTEM RUP DE POSTERIJ DECEMBER 2018 procesnota plan.id. RUP_37011_2.14_00010_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E info@wvi.be datum aanpassing fase algemeen

Nadere informatie

PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving

PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN Kennisgeving Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen Datum: 15 december 2016 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU)

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU) Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Amendementen. op het ontwerp van decreet

Amendementen. op het ontwerp van decreet ingediend op 687 (2015-2016) Nr. 2 23 mei 2016 (2015-2016) Amendementen op het ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage

Nadere informatie

Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies.

Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies. Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies. Concreet kan in dit dossier verwezen worden naar de bodemattesten

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit De gemeenteraad Ontwerpbesluit OPSCHRIFT Vergadering van 25 januari 2016 Besluit nummer: 2016_GR_00029 Onderwerp: Definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP nr. 164 Wonen

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 november 2011

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 november 2011 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 november 2011 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling Samenstelling De heer Patrick Janssens, burgemeester

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos !" Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos Initiatiefnemer: Provincie Limburg 3 de directie: Infrastructuur, Ruimtelijke

Nadere informatie

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk afdrukdatum 07/11/2011 TP/2110273 2570 09/11/2011

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk afdrukdatum 07/11/2011 TP/2110273 2570 09/11/2011 Alle briefwisseling sturen aan: - Stadsontwikkeling - Stedenbouwkundige vergunningen Grote Markt 1 2000 Antwerpen Steenackers Louis Clementinastraat 24 2018 ANTWERPEN uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk

Nadere informatie

De watertoets voor plannen Filip Raymaekers VMM afdeling Operationeel Waterbeheer

De watertoets voor plannen Filip Raymaekers VMM afdeling Operationeel Waterbeheer De watertoets voor plannen Filip Raymaekers VMM afdeling Operationeel Waterbeheer Situering van de de watertoets zie ook www.watertoets.be Beoordeling van schadelijke effecten m.b.t. watersysteem bij

Nadere informatie

STAD MENEN RUP HAGEWINDE

STAD MENEN RUP HAGEWINDE 06432 STAD MENEN RUP HAGEWINDE MEI 2018 procesnota plan.id. RUP_34027_214_00107_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be datum aanpassing fase algemeen directeur

Nadere informatie

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3 1.1. WETGEVING 1.1.1. INLEIDING I Een overzicht geven van alle wetgeving in verband met milieu is haast onbegonnen werk. Hieronder wordt de belangrijkste milieuwetgeving per thema weergegeven. In voorkomend

Nadere informatie

BEKENDMAKING AKTENAME MELDING

BEKENDMAKING AKTENAME MELDING BEKENDMAKING AKTENAME MELDING Referentie gemeente Referentie omgevingsvergunning Project Ligging Kadastrale ligging Contactpersoon OMV/2019/00167 OMV_2019047468 bouwen van een garage tegen de linker zijgevel

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ PROCESNOTA 1 inleiding 2 planningsproces geïntegreerd planningsproces maand De Vlaamse Regering bekrachtigde op 1 juli 2016 het decreet waardoor de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen

Nadere informatie

RUISELEDE RUP ZORGDORP

RUISELEDE RUP ZORGDORP 06492 RUISELEDE RUP ZORGDORP JUNI 2018 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37012_214_00005_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be datum aanpassing fase

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

Gemeentebestuur Tessenderlo Markt z/n 3980 Tessenderlo tel: fax: Website: SCHOOT

Gemeentebestuur Tessenderlo Markt z/n 3980 Tessenderlo tel: fax: Website:  SCHOOT Gemeentebestuur Tessenderlo Markt z/n 3980 Tessenderlo tel: 013 66 17 15 fax: 013 67 36 93 Website: www.tessenderlo.be SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEINTEGREERD ADVIES GEMEENTELIJK RUP SCHOOT Ilgatlaan

Nadere informatie

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Aan Federaal Aankoopcomité Kruidtuinlaan 50 bus Brussel

Aan Federaal Aankoopcomité Kruidtuinlaan 50 bus Brussel Aan Federaal Aankoopcomité Kruidtuinlaan 50 bus 398 1000 Brussel Directie Uw kenmerk Dossiernummer Datum Integraal stedelijk beleid 12025/62 20181048 16.05.2018 Dienst E-mail Telefoon Fax Bouwdienst vastgoedinformatie@mechelen.be

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505760 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Zwalm - provinciaal RUP Reconversie verblijfsrecreatie Rekegemstraat Definitieve vaststelling.

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 december 2011

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 december 2011 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 december 2011 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Procesnota Gemeentebestuur Beveren Stationsstraat 2 9120 Beveren Gaspar Bosteels Ruimtelijk

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022 lijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg Procesnota Dossier WIJ1022 Mei2019 Provincie: Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen bestuur van Turnhoutsebaan 422 2110 Tel. : 03/288.21.10

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie