Uitvoeringsplan gezamenlijk acties Wmo-basisvoorzieningen stadsdelen

Transcriptie

1 Uitvoeringsplan gezamenlijk acties Wmo-basisvoorzieningen stadsdelen Amsterdam, januari

2 Inhoudsopgave 1.0 Inleiding 1.1 Leeswijzer 1.2 Context en achtergrond 1.3 Proces besluitvorming 2.0 Vrijwillige inzet en informele netwerken 2.1 Kwaliteit- en inkoopkader deskundigheidsbevordering vrijwilligers in de informele zorg 3.0 Mantelzorgondersteuning 3.1 Afbakening stedelijke ondersteuning en informele respijtzorg mantelzorgers 3.2 Stedelijk georganiseerde deskundigheidsbevordering voor professionals die mantelzorgers ondersteunen 4.0 Activerende dagbesteding 4.1 Inzicht in geldstromen van door welzijn/zorg gecombineerde activiteiten 5.0 Herijking Maatschappelijke dienstverlening 6.0 Algemeen 6.1 Vraaganalyse, zelfredzaamheidsprofielen en cliëntparticipatie 6.2 Meting en monitoren van effectiviteit, het bereik en effect van Wmo-basisvoorzieningen en klanttevredenheid (monitoren en effectmeting) 6.3 Stedelijk afspraken Achmea, 1 ste lijn en stedelijk werkende organisaties 7.0 Conclusies en analyse uitvoeringsplannen stadsdelen 7.1 Algemene bevindingen 7.2 Overzicht stadsdelen Wmo-basisvoorzieningen, budget en indicatoren voor omvang doelgroep Bijlagen: Bijlage 1 Afspraken herijking maatschappelijke dienstverlening Bijlage 2 Advies stedelijke Wmo adviesraad op gebied van cliënt- en bewonersparticipatie 2

3 1.0 Inleiding 1.1 Leeswijzer Op 19 november 2012 is in het estafetteoverleg ingestemd met de afspraken basisvoorzieningen Wmo stadsdelen. Het betreft afspraken over basis Wmo-voorzieningen die in elk stadsdeel ten minste geboden worden en waar Amsterdammers op kunnen rekenen als dat nodig is. Daarbij is opdracht gegeven voor het opstellen van een gezamenlijk uitvoeringsplan gericht op gezamenlijke aanpak door stad en stadsdelen van de urgente opgaven en dat daarnaast tenminste omvat: voorstellen voor gezamenlijke inkoop of stedelijke kwaliteitskaders daar waar dat efficiencyvoordelen heeft of de kwaliteit ten goede komt. afspraken over het monitoren van de basisvoorzieningen en de afspraken daarover een voorstel inzake de implementatie, inclusief planning 7 deelplannen waarin door ieder stadsdeel is aangegeven welke stappen, wanneer worden gezet om alle afspraken per gerealiseerd te hebben U leest nu het gezamenlijk uitvoeringsplan. Dit bevat conform opdracht een uitwerking van die thema s die stad en stadsdelen uit oogpunt van efficiency (krachtenbundeling) gezamenlijk oppakken teneinde conform planning met ingang van te kunnen voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt. Het betreft activiteiten die voorheen bij alle stadsdelen apart werden ontwikkeld en deels ook bij centrale stad. In paragraaf 1.2 van deze inleiding leest u hoe ontwikkelingen (stedelijk en landelijk) die parallel lopen aan het tot stand brengen van de afspraken over de Wmo-basisvoorzieningen van invloed kunnen zijn op de uitwerking van de gezamenlijke opgaven. Ook zorgen zij voor voortschrijdend inzicht over de uitwerking van onze opgaven. Daar waar dat kan en efficiënt is zal er samenwerking gezocht worden met andere programma s en bestuursopdrachten. In de hoofdstukken 2.0 tot en met 6.0 leest u steeds per thema of opgave van welke afspraak deze opgave een uitwerking is, waarom de afspraak nodig is en wat de gewenste situatie is per januari 2014, of eerder als het relevant is voor het proces (bijvoorbeeld februari 2013). Hoofdstuk 7.0 bevat de algemene bevindingen en een samenvatting van de conclusies van de individuele uitvoeringsplannen van de stadsdelen. Speciale aandacht is er binnen dit hoofdstuk voor de analyse die per stadsdeel gemaakt is op de relatie tussen de omvang van de voorzieningen afgezet tegen de omvang van de te bereiken risicogroepen en de kosten. 1.2 Context en achtergrond Stad en stadsdelen hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid binnen de uitvoering van de Wmo. Amsterdammers merken daar niets van, omdat het aanbod en de taakverdeling goed op elkaar zijn afgestemd. Om dit te realiseren zijn er afspraken gemaakt tussen stad en stadsdelen over een minimumniveau aan Wmo-diensten. Het betreft afspraken over basis Wmo-voorzieningen die in elk stadsdeel ten minste geboden worden en waar Amsterdammers op kunnen rekenen als dat nodig is. Met deze afspraken ligt er in elk stadsdeel een stevig fundament van lichte ondersteuning. Met de zekerheid van dit fundament kan de centrale stad gericht zwaardere ondersteuning inzetten voor Amsterdammers die dat echt nodig hebben en waar geen alternatieven voor handen zijn. Dat is nu relevant maar ook belangrijk voor de keuzes die op korte termijn als gevolg van het nieuw regeerakkoord gemaakt moeten worden. (Zie volgende paragraaf) Uitwerking van de consequenties van het regeerakkoord is geen onderdeel van dit programma. Duidelijk is dat dit vraagt om een radicaal ander stelsel van zorg en ondersteuning in Amsterdam. Met de zekerheid van de realisatie van de Wmo-basisvoorzieningen in de stadsdelen kan Amsterdam zich focussen op de uitwerking van de consequenties van het regeerakkoord voor de Wmo in Amsterdam. De 3

4 afspraken tussen stad en stadsdelen over de Wmo-basisvoorzieningen en ook het uitvoeringsplan dat nu voorligt, hebben uitsluitend betrekking op de voorzieningen in de stadsdelen. De basisvoorzieningen in de stadsdelen hebben gemaakt zijn voor een belangrijk deel gericht op het versterken van de dragende samenleving (Civil society), de eigenkracht van Amsterdammers en het laten toenemen van niet betaalde participatie Het gaat immers om het versterken van netwerken van bewoners die elkaar hulp en steun bieden. Daarnaast gaat het om het participeren van kwetsbare groepen in de buurt en maatschappelijke dienstverlening, dat sterk leunt op informele steunsystemen. De komende tijd zal duidelijker worden welke organisatorische consequenties dit heeft voor onder meer inkoop en opdrachtgeverschap. Drie Decentralisaties Amsterdam bereidt zich voor op een aantal grote veranderingen: het schrappen van zorgzwaarte pakketten uit de AWBZ, decentralisaties van de AWBZ begeleiding en verzorging naar de gemeente, het schrappen van de huishoudelijke hulp en de vermindering van de daarbij behorende budgetten gaan voor de Wmo gepaard met een taakstelling op het budget van meer dan een derde. Naast de AWBZ begeleiding en verzorging zijn er nog twee decentralisaties in gang gezet: die van de jeugdzorg en de Wet Werken naar vermogen. In het nieuwe regeerakkoord zien we deze onderwerpen weer terug, de decentralisatie jeugd is behoudens een extra taakstelling niet wezenlijk gewijzigd. De WWNV wordt een in 2014 in te voeren Participatiewet. De drie decentralisaties betekenen een ingrijpende taakuitbreiding voor de gemeente die een grote financiële opgave met zich meebrengt. De samenhang tussen de drie decentralisaties is groot. Amsterdam heeft daarom gekozen voor een ingrijpende innovatie en vernieuwing in het gehele sociaal domein. Daarbij worden de 3 decentralisaties in samenhang uitgewerkt. Duidelijk mag zijn dat het realiseren van de Wmo-basisvoorzieningen binnen de context van de uitwerking van de drie decentralisaties plaats vindt. Inmiddels zijn voorstellen gedaan voor een ingrijpende innovatie en vernieuwing van het sociaal domein in Amsterdam. De uitkomsten van deze voorstellen, onder andere over taakverdelingen, gebiedsindeling en de consequente indeling van nulde, 1 ste en 2 de lijns voorzieningen, zijn leidend voor de realisatie van de Wmobasisvoorzieningen en kunnen naar aanleiding daarvan ook worden aangepast. 1 stad 1 opgave: naar stedelijke beleidskaders en gezamenlijke inkoop & subsidiëring Voortkomend uit de kadernota 1 stad 1 opgave wordt thans gewerkt aan voorstellen voor stedelijke inkoop van producten en dienstverlening in het sociaal domein. Dit betreft ook alle producten en diensten waar de afspraken basisvoorzieningen Wmo in de stadsdelen betrekking op hebben. Daarom worden in dit uitvoeringsplan geen aparte voorstellen hierover gedaan. 1.3 Proces besluitvorming Op 11 december hebben de ambtelijk opdrachtgevers van het programma Wmo aanpak stadsdelen ingestemd met het voorleggen van het gezamenlijk deel van het uitvoeringsplan aan de bestuurlijk opdrachtgevers Jesse Bos en Eric van der Burg. Op 20 december hebben zij ingestemd met het agenderen van het plan in het estafetteoverleg van 6 februari. De stedelijke Wmo adviesraad is op 17 december gevraagd een advies uit te brengen op het gezamenlijk deel van het uitvoeringsplan. Dit advies is bijgevoegd. In de periode van 11 tot en met 23 februari vindt in de Dagelijkse Besturen van de stadsdelen besluitvorming plaats over gezamenlijk uitvoeringsplan èn het uitvoeringsplan van het betreffende stadsdeel zelf. De Wmo adviesraden of podia in de stadsdelen geven advies op het uitvoeringsplan van het betreffende stadsdeel. Dit advies zal worden betrokken in de besluitvorming van het stadsdeel in het Dagelijks Bestuur. Vaststelling van het gezamenlijk deel door de stadsdeel raad is niet noodzakelijk. Het betreft hier een uitvoeringsplan dat valt binnen de mandaatbevoegdheid van de Dagelijkse Besturen van de stadsdelen. 4

5 2.0 Vrijwillige inzet en informele netwerken 2.1 Kwaliteit- en inkoopkader deskundigheidsbevordering vrijwilligers in de informele zorg Toelichting: In de afspraken is geëxpliciteerd dat deskundigheidsbevordering van organisaties in de informele zorg die gericht zijn op specifieke en prioriteitsgroepen stedelijk wordt ingekocht en/of geselecteerd en gebiedsgericht wordt aangeboden. Het gaat daarbij om deskundigheidsbevordering ten behoeve van: o vrijwilligerswerk met mensen met een (o) ggz problematiek o vrijwilligerswerk met mensen met verstandelijke beperking o cliëntvrijwilligers o vrijwilligerswerk voor mensen met dementie o o vrijwillige respijtzorg ten behoeve van signaleren en handelen bij huiselijk geweld, waaronder ouderenmishandeling Waarom: Op dit moment hanteert elk stadsdeel zijn eigen kwaliteitseisen voor deskundigheidsbevordering van (zorg)vrijwilligers, en zijn er veel dubbelingen in de ontwikkeling en het aanbod aan training en toerusting van vrijwilligers. Hier is een efficiencyslag te realiseren. Situatie : Er is een kwaliteitskader vastgesteld waarin is bepaald welke toerusting en deskundigheidsbevordering er tenminste wordt geboden voor bovengenoemde vrijwilligers in de informele zorg. Daarbij is ook aangegeven wat daarin de eigen verantwoordelijkheid is van zorgorganisaties en vrijwilligersorganisaties. Uit oogpunt van efficiency en integraliteit in het sociaal domein zal daarin ook de toerusting van vrijwilligers betrokken bij schuldhulpverlening worden meegenomen. Er is een proces van gezamenlijke inkoop en subsidiëring ingericht (volgens de lijn voortkomend uit 1 stad 1 opgave) Er zijn organisaties geselecteerd die deze toerusting gebiedsgericht aanbieden. 5

6 3.0 Mantelzorgondersteuning 3.1 Afbakening gebiedsgerichte en stedelijke georganiseerde mantelzorgondersteuning en informele respijtzorg Toelichting: Afgesproken is dat de stadsdelen verantwoordelijk zijn voor alle mantelzorgondersteuning en informele respijtzorg met uitzondering van informele respijtzorg voor mantelzorgers van cliënten met een complexe zorgvraag èn mantelzorgondersteuning voor specifieke groepen. Deze respijtzorg en ondersteuning wordt stedelijk gefinancierd en georganiseerd. Daarvoor is een duidelijke definiëring van zowel cliënten met een complexe zorgvraag als van de specifieke groepen nodig. Om overlap te voorkomen moet eveneens duidelijk zijn voor welke mantelzorgers er stedelijk informele respijtzorg of ondersteuning geboden wordt. Daarbij wordt informele respijtzorg gedefinieerd als informele, niet door een professional, geleverde vervangende zorg. Waarom: Er zijn drie redenen om de informele respijtzorg voor mantelzorgers van cliënten met een complexe zorgvraag stedelijk te financieren en organiseren: 1. Het is moeilijk vrijwilligers te vinden en te binden voor deze vormen van respijtzorg. Dit vergt meer en gerichte inzet o.g.v. werven, makelen en waarderen. Ook om ervoor te zorgen dat er voldoende Amsterdammers zijn die deze vorm van vrijwilligerswerk willen doen en blijven doen is makelen, werving, training, scholing, deskundigheidsbevordering en waardering van vrijwilligers een basisvoorwaarde. 2. Voor deze vorm van informele respijtzorg kunnen vrijwilligers trainingen nodig hebben. Deze vorm van ondersteuning vraagt om meer dan een buurvrouw met gezond boerenverstand. 3. Voor deze vorm van respijtzorg worden vaak HBO-studenten pedagogiek, logopedie, sociaalpedagogische hulpverlening, maatschappelijk werk- of dienstverlening ingezet. Zij doen als studentvrijwilliger werkervaring op. Het is efficiënt om dergelijke samenwerking met Hogescholen stedelijk te organiseren De reden om mantelzorgondersteuning voor specifieke groepen stedelijk te organiseren is dat op stadsdeelniveau het aantal mensen met een dergelijke ondersteuningsbehoefte beperkt is. Organisatie op stedelijk niveau is derhalve efficiënter en goedkoper. Situatie : Er wordt stedelijk informele respijtzorg geboden aan de volgende mantelzorgers van cliënten met een complexe zorgvraag. Op dit moment zijn dat: mantelzorgers die zorgen voor mensen met communicatie en/of gedragsproblemen (bijv. kinderen met een verstandelijke beperking of psychische problemen), cliënten met Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) of afasi en mensen met dementie in combinatie met gedragsproblemen. Stedelijk wordt specifieke mantelzorgondersteuning geboden voor: Mantelzorgers die extra ondersteuning nodig omdat degenen die ze verzorgen kampen met specifieke problematiek die vraagt om een speciale aanpak of ondersteuning. Voor de komende periode zijn dit tenminste de volgende groepen: mantelzorgers van mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH), mantelzorgers van verslaafden of mantelzorgers van (getraumatiseerde) joodse oorlogsslachtoffers. De ondersteuning aan deze mantelzorgers bestaat uit: informatie en advies, informele respijtzorg, educatieve en emotionele steun en belangenbehartiging. Het is aanvullend op mantelzorgondersteuning die gebiedsgericht in de stadsdelen wordt geboden. Situatie De inzet in 2013 is er op gericht om dubbelingen weg te nemen. Dat betekent dat de stedelijk alleen nog bovengenoemde vormen van respijtzorg en mantelzorgondersteuning wordt gefinancierd en alle overige vormen van informele respijtzorg en mantelzorgondersteuning gebiedsgericht 6

7 3.2Stedelijk georganiseerde deskundigheidsbevordering voor professionals die mantelzorgers ondersteunen Toelichting Amsterdammers zorgen zoveel mogelijk voor zich zelf en voor elkaar. Dat is het uitgangspunt. Mantelzorgers nemen in Amsterdam een belangrijk deel van de zorg en ondersteuning op zich en dat zal de komende jaren verder toenemen. Om die reden is afgesproken dat er ieder stadsdeel informatie, advies en training voor mantelzorgers beschikbaar is om te voorkomen dat zij overbelast raken. Van de maatschappelijke dienstverleners wordt verwacht dat zij integraler werken. Daarmee nemen zij ook het ondersteunen van mantelzorgers die de zorg niet meer de baas zijn, op zich. Dat betekent dat er door de stadsdelen geen afzonderlijk mantelzorgadviseurs of mantelzorgmakelaars worden gesubsidieerd. Voor de Amsterdamse mantelzorgers verandert er niets. Zij kunnen indien nodig rekenen op ondersteuning. De samenwerking tussen professionals en mantelzorgers wordt steeds belangrijker. Daarom is van belang dat professionals hier goed bewust van zijn en toegerust op zijn. In de afspraken over de basisvoorzieningen in de stadsdelen is afgesproken dat de stad er op toeziet dat deskundigheidsbevordering op gebied van mantelzorg voor professionals stedelijk wordt ingericht. Daarbij duidelijk inspelend op specifieke vragen van professionals die gebiedsgericht werken. Op dit moment is er stedelijk een expertisecentrum mantelzorg die deze rol deels vervult. Daarnaast wordt door een aantal stadsdelen ook aanvullende expertise ingekocht. Waarom Uit oogpunt van efficiency en kostenbesparing (ontdubbelen) richten we de deskundigheidsbevordering van professionals stedelijk in. Daarbij kijken we ook kritisch naar dienstverlening die landelijk wordt geboden en waarvan ook Amsterdamse organisaties gebruik kunnen maken. Situatie februari 2013 Er is een voorstel (kader) uitgewerkt waarin concreet is beschreven welke expertise beschikbaar is voor professionals die mantelzorgondersteuning bieden. Het gaat daarbij tenminste om: (1) bundeling en spreiding van informatie over mantelzorg; (2) netwerkvorming tussen organisaties, (3) advisering van professionals in complexe individuele situaties van mantelzorgers; (4) deskundigheidsbevordering voor professionals Op basis van deze informatie zullen de stadsdelen de bestaande afspraken met organisaties zij subsidiëren voor deskundigheidsbevordering voor professionals aanpassen. Juni 2013 Duidelijkheid over toekomstige rol Expertisecentrum Mantelzorg Amsterdam (nu uitgevoerd door Markant) 7

8 4.0 Activerende dagbesteding De afspraken met de stadsdelen zijn gericht op een gezonde dagbesteding voor Amsterdammers in isolement zoveel als mogelijk aansluiting te laten vinden bij de vele activiteiten die er in de buurt door bewoners voor bewoners worden georganiseerd en dat zij geactiveerd worden tot netwerkvorming. De scheidslijn met het thema vrijwillige inzet en versterken netwerken is dan ook dun. Ook zijn doelgroepen geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is dat de doelgroepen vooral aansluiting vinden bij algemene, vrij toegankelijke activiteiten. Dit zijn uiteenlopende activiteiten veelal georganiseerd door verschillende aanbieders (samenwerking tussen zorg en welzijnsorganisaties, talloze bewonersgroepen, vrijwilligersorganisaties, sportverenigingen en marktpartijen). Daarbij is de opgave er actief op toe zien dat: o Er zicht komt op de omvang van de doelgroep en hun vraag o er voldoende activiteiten zijn die aansluiten bij de vraag van de doelgroep (inclusief hun mantelzorgers) o er slimme combinaties worden gemaakt met arbeidsmatige dagbesteding dan wel andere vormen van dagbesteding voor mensen met een zwaardere zorgvraag die nadrukkelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de stadsdelen vallen o de sociale en zo nodig fysieke toegankelijkheid gewaarborgd is; o de gewenste inhoudelijke focus aanwezig is (versterken zelfredzaamheid en gezonde leefstijl) o en de toeleiding en informatievoorziening adequaat is: weet de doelgroep en/of diens ondersteuners de weg naar de activiteiten zelf te vinden Het komend jaar zal als gevolg van de ontwikkelingen in de Awbz, de ambulantisering van de GGZ en de nieuwe Participatiewet dagbesteding hoog op de agenda blijven staan. In 2014 zal duidelijk zijn hoe de laagdrempelige activiteiten in de buurt onderdeel uit kunnen maken van een dagbesedingscontinuüm dat strekt van werk tot bijvoorbeeld intensieve dagbesteding voor mensen met gedragsproblematiek. 4.1 Inzicht in geldstromen van door welzijn/zorg gecombineerde activiteiten Toelichting: We zien op dit moment in Amsterdam diverse initiatieven waarbij zorg- en welzijnsaanbieders gezamenlijk activerende dagbestedingactiviteiten voor een brede doelgroep in de buurt organiseren. Een slimme combinatie van expertise op gebied van activering en ervaring in het begeleiden van kwetsbare groepen. Een positieve ontwikkeling. Waarom: Op dit moment is in deze projecten waar welzijn en zorg samenwerken de financiering nog diffuus en is er veelal sprake van project/tijdelijke financiering. Inzicht in hoe Wmo en AWBZ middelen ingezet kunnen worden is wenselijk. Mede met het oog op de voorgenomen overhevelingen vanuit de AWBZ en voorbereiding van de gemeente daarop, is het belangrijk om meer zicht te krijgen op de soms complexe financiering van projecten waar zorg en welzijn samenkomen. Situatie 2014: Duidelijkheid over hoe de gemeente Amsterdam dagbestedingsprojecten waar zorg en welzijn samenkomen, efficiënter en transparanter kan financieren in de toekomst. 8

9 5.0 Herijking Maatschappelijke dienstverlening Toelichting: Stad en stadsdelen gaan gezamenlijk de maatschappelijke dienstverlening herijken conform de afspraken die daarover op 19 november zijn gemaakt. Bijlage 1 bevat een uitwerking van deze afspraken. Uitgangspunt is dat maatschappelijke dienstverlening bestaat uit: - Individuele hulp- en dienstverlening - Collectieve hulp- en dienstverlening - Schuldhulpverlening - Inzet en ondersteuning vrijwilligers(activiteiten) Uitwerking en implementatie in samenhang met schuldhulpverlening Tot op heden waren het herontwerp schuldhulpverlening en de herijking maatschappelijke dienstverlening twee gescheiden trajecten. Vanuit de wens naar integraal en samenhangend opdrachtgeverschap in de maatschappelijke dienstverlening wordt toegewerkt naar gezamenlijke uitwerking en implementatie van de volgende onderwerpen: - Toegang & diagnose en werkwijze - opdrachtgeverschap ( inclusief resultaatsturing) - gezamenlijke inkoop/ subsidiëring, inclusief implementatie van de besluiten hierover voortkomend uit de kadernota 1stad 1opgave - monitoren en kwaliteitscontrole (waaronder de ontwikkeling van één Amsterdamse madi-monitor ) - de relatie met Samen doen Waarom: Financiële veranderingen en aanspraak op maatschappelijke dienstverlening De stadsdelen financieren uit eigen stadsdeelbudget de maatschappelijke dienstverlening. Het gaat om een gezamenlijk bedrag van +/- 21 miljoen voor 7 stadsdelen. Aan schuldhulpverlening wordt jaarlijks zo n 8 miljoen besteed vanuit DWI en stadsdelen besteed. Daarnaast vinden nog incidentele subsidies plaats aan madi s plaats zoals voor het ontwikkelen van activiteiten ten behoeve de eerdere decentralisatie vanuit de Awbz ( de pakketmaatregel) Op dit moment is geen eenduidig beeld hoeveel mensen door de maatschappelijke dienstverlening jaarlijks worden geholpen. De nieuwe instroom is hier wel een indicatie voor. Uit een inventarisatie van de stadsdelen en de madi s blijkt dat in 2012 tussen de en individuen zich aanmelden voor maatschappelijke dienstverlening (inclusief gemengde trajecten met schuldhulpverlening). Daarnaast zijn er nog trajecten die alleen schuldhulpverlening betreffen en I&A contacten. Op dit moment wordt 95% van de dienstverlening in een individueel traject uitgevoerd. 9

10 figuur 1: ontwikkelingen in instroom cliënten maatschappelijke dienstverlening Tot en met 2014 Na 2014: - Uniformering subsidies - Bezuinigingen AWBZ - Decentralisatie AWBZ figuur 1 laat zien welke opwaartse een neerwaartse druk de komende jaren te verwachten is voor de maatschappelijke dienstverlening. Gezien de te verwachten opwaartse druk is het van belang om de herijking voortvarend, efficiënt en uniform te implementeren. Herijking is ingrijpend De afspraken betekenen een ingrijpende verandering in de manier van werken voor de madi s en een forse omslag in de wijze waarop resultaten worden beoordeeld. Amsterdam zal als opdrachtgever gaan sturen op andere resultaten: toename aan zelfredzaamheid en herstel van netwerken, in plaats van het oplossen van problemen. Dit in combinatie met het sturen op: o collectieve ondersteuning daar waar dat kan en individueel alleen indien nodig. o zoveel mogelijk kortdurende interventies met- alleen indien nodig- langer durend vinger aan de pols contact. Daarbij is de herijking gericht op de ontwikkeling naar generalistisch werken, in plaats van ondersteuning aan cliënten vanuit verschillende werksoorten. Deze omslag wint aan kracht en tempo als de opdrachtgevers hierover gezamenlijk in gesprek gaan met de sector. Zo kunnen o.a. randvoorwaarden benoemd worden die nodig zijn voor een snelle realisatie van de nieuwe manier van werken. Integraal opdrachtgeverschap gewenst Zoals in figuur 1 is aangegeven zal de druk op de maatschappelijke dienstverlening toenemen de komende jaren. Om maatschappelijke dienstverlening voor de toekomst uit te rusten op de veranderende en toenemende vraag is consistent en integraal opdrachtgeverschap richting uitvoerende maatschappelijke dienstverleningsorganisaties in Amsterdam nodig. Dat wil zeggen: samenhang in de opdrachten èn financiële taakstellingen en eenduidige aansturing. Situatie februari 2013: Met vaststelling van dit uitvoeringsplan is tevens de omschrijving van de dienstverlening (bijlage 1) die vanaf 1 januari 2014 door de madi s wordt geleverd vastgesteld. Ook zijn de randvoorwaarden benoemd waarbinnen deze dienstverlening geleverd wordt. Hiermee hebben de stadsdelen in kader van opdrachtgeverschap informatie waarmee ze op hoofdlijnen kunnen formuleren wat ze hun opdrachtnemers voor 2014 gaan vragen te leveren. In februari ligt er ook een voorstel over de wijze van monitoren van resultaten, Dit voorstel sluit aan bij de nieuwe dienstverlening van de Madi s. Tot slot ligt er in februari een ontwerp voor de uitvoering (implementatieplan). Het opstellen van dit plan gebeurt samen met instellingen, stadsdelen, programma Samen Doen, WZS en de dienst werk en inkomen rond integrale schuldhulpverlening. In bijlage 2 is beschreven welke stappen worden gezet om tot dit implementatieplan te komen. 10

11 Situatie in 2014 In 2014 is de herijking maatschappelijke dienstverlening geïmplementeerd. Het opdrachtgeverschap, de wijze van effectmeting en sturen op resultaten is ingevoerd. Bij de madi s is de omslag in 2014 naar de randvoorwaarden zoals beschreven in de bijlage naar één werksoort in volle gang. Een deel van de madi s zullen dit proces al hebben voltooid. Uit de stukken rond de subsidierelatie is af te lezen hoe dit proces tot stand komt. In deze fase wordt vanuit WZS en de stadsdelen gekeken of er aanpassingen in de herijking noodzakelijk zijn. 11

12 6.0 Algemeen 6.1 Vraaganalyse, zelfredzaamheidprofielen en cliëntparticipatie Toelichting: Voor het bepalen van het volume en een nadere invulling van de inhoud is een methodiek nodig voor een integrale, gebiedsgerichte vraaganalyse. Aan integraliteit wordt onder meer invulling gegeven door een belangrijke rol voor bewoners- en cliëntparticipatie in te ruimen. Het combineren van zoveel mogelijk bestaande informatiebronnen over de ondersteuningsvraag van de bewoners in een buurt geeft een integraal beeld van de vraag. Informatie komt hierbij van gemeente zelf, maar ook de vele partners in het veld en van medeopdrachtgevers als de zorgverzekeraar. Zelfredzaamheidsprofielen In de komende jaren zal Wmo ondersteuning zich primair gericht zijn op de meest kwetsbaren en de minst zelfredzame groepen. Dat is een andere groep dan nu.met de afspraken over de basisvoorzieningen zijn doelgroepen flink beperkt. Omdat de nadruk meer en meer zal komen te liggen op zelfredzaamheid zullen we doelgroepen niet alleen beschrijven in termen van beperkingen, maar vooral ook in termen van wat zij wél kunnen. De zelfredzaamheidsmatrix die de GGD heeft ontwikkeld gebruiken we daarbij als instrument. Het hanteren van zelfredzaamheidsprofielen kan zowel een belangrijke bijdrage leveren aan de gebiedsanalyse. Welke profielen zijn het meest voorkomend in een gebied, wat zijn de dominante ondersteuningsvragen, wat is het aanbod / de arrangementen die daarbij horen? Tenslotte kan het gebruik van deze zelfredzaamheidprofielen ook bij het gezamenlijk in beeld brengen van een gebied een start zijn van intensieve samenwerking tussen de professionals in een gebied en draagt bij aan een gezamenlijk taal. Waarom: Stadsdelen maken een begin met het werken op basis van gebiedsgerichte vraaganalyses. Randvoorwaarde om gebiedsgerichte analyses te kunnen maken is een goede gebiedsindeling. In het sociaal domein is een eenduidige gebiedsindeling tot stand gekomen vanuit de visie Innovatie en vernieuwing in het sociaal domein. Een eenduidige, effectieve methodiek om binnen de gebiedsanalyses van de stadsdelen risicogroepen uit het programma Wmo aanpak stadsdelen in beeld te brengen qua omvang en behoefte ontbreken nog. Deze gegevens zijn nodig om de Wmo-basisvoorzieningen qua omvang en inhoud per gebied passend bij de vraag te kunnen inrichten. Bij de uitwerking van dit onderwerp is gebleken dat het niet nodig is om een nieuw methodiek te ontwikkelen voor integrale vraaganalyse, maar dat kan worden volstaan met het leveren van een bijdrage aan de al bestaande gegevensset van de gebiedsanalyses van de stadsdelen. Deze bijdrage spits zich toe op de ontwikkeling van zelfredzaamheidprofielen, selectie van gegevens over de zorgbehoefte in gebieden vanuit Achmea en aanbevelingen voor cliëntparticipatie van risicogroepen op gebiedsniveau. Situatie per 2014: Stadsdelen werken met de in het sociaal domein gangbare gebiedsindeling. Voor het in beeld brengen van de omvang en behoefte (vraag) van risicogroepen die gebruik maken van Wmo-basisvoorzieningen zijn in ieder gebied de volgende gegevens en methodieken onderdeel van de integrale vraaganalyse: zelfredzaamheidprofielen (methodiek vastgesteld n.a.v. inventarisatie die in januari 2013 start in Noord en Oost) gegevens van Achmea over de zorgconsumptie en risicogedrag resultaten van de kwaliteit, effect en effectiviteitmetingen van de Wmo-basisvoorzieningen toepassing van en uitbreiding van de aanbevelingen op gebied van cliënt- en bewonersparticipatie. (zie bijlage 2 voor aanbevelingen van de stedelijke Wmo adviesraad) vaste selectie van basisgegevens uit bestaande onderzoeken en enquêtes op gebied van zorg en welzijn). (PM) 12

13 6.2 Meting en monitoren van effectiviteit, het bereik en effect van Wmobasisvoorzieningen en klanttevredenheid Toelichting: De afspraak is om meer dan nu te sturen op resultaat en effectiviteit. Dat vraagt om een methodiek van kwaliteit en effectmeting zodat prestaties van instellingen ook beter met elkaar vergeleken kunnen worden. Stadsdelen hebben in het project Opdrachtgeverschap Welzijn het initiatief genomen om tot een meer eenduidige systematiek te komen. Dit project is gericht op het effectiever en efficiënter inrichten van de relatie opdrachtgever opdrachtnemer tussen gemeente (stadsdelen) en welzijnsinstellingen. Waarom: Bestuurlijk is er behoefte aan sturingsinformatie op: Is wat ik doe het juiste, bereik ik daarmee ook de goede mensen en heeft de interventie het beoogde effect? In het kader van nadenken over gezamenlijk inkoop, effectief opdrachtgeverschap, terugdringen bureaucratie en ontdubbelen is het effectief om meting en monitoren van effectiviteit, bereik en effect van de Wmo-basisvoorzieningen en klanttevredenheid gezamenlijk te ontwikkelen en op dezelfde wijze te gebruiken. Er is veel sturingsinformatie voorhanden.denk aan onder andere O&S cijfers, managementrapportages van instellingen en wijkscans (zie 5.1) Knelpunt daarbij zijn: de veelheid aan informatie en verschillen in gebruik daarvan (ieder stadsdeel gebruikt andere gegevens) de verschillen in analyse van de informatie ten behoeve van sturing op bereik, effectiviteit en effect. veel van de huidige informatie komt vanuit opdrachtgeverschap van professionele organisaties en is aanbod gericht. Geconstateerd kan worden dat deze informatie minder past bij vraaggericht werken en bij het uitgangspunt dat veel in informele netwerken en door eigen kracht moet worden opgevangen. Situatie per 2014: Er is een selectie gemaakt voor het meten en monitoren van de Wmo-basisvoorzieningen uit de huidige sturingsinformatie die het beste antwoorden geeft op vragen over bereik, effectiviteit en effect van de interventies. Er is afgesproken dat iedereen dezelfde sturingsinformatie gebruikt en op dezelfde wijze analyseert. Daarnaast werken stadsdelen en stad met dezelfde methodiek om sturingsinformatie te krijgen vanuit vraaggericht werken en vanuit interventies van informele netwerken en eigen kracht. Concreet resulteert dit in een selectie van huidige sturingsinformatie voor de maatschappelijke dienstverlening (Madi-monitor). Daarnaast is er een nieuwe methodiek (sturingsinformatie) voor effectiviteit, bereik en effect van een aantal concrete afspraken uit de thema s vrijwillige inzet, dagbesteding en mantelzorgondersteuning. 6.3 afspraken met Achmea, 1ste lijn en stedelijk werkende zorgaanbieders Toelichting; De Wmo-basisvoorzieningen in de stadsdelen hebben een preventieve rol. Het kan escalatie van problematiek voorkomen en daarmee voorkomen dat zwaardere zorg ingezet moet worden. Met name huisartsen hebben een belangrijke signalerende positie t.b.v.het signaleren van eenzaamheid, isolement, beginnende ouderdomsproblematiek etc. Om gericht door te verwijzen naar de Wmo-basisvoorzieningen zijn praktische uitvoeringsafspraken, wenselijk met de eerstelijns gezondheidszorg, aanbieders van individuele Wmo-zorg en AWBZ-zorg. En om gerichte preventie in te zetten is bekendheid nodig over bv risicogroepen en dominante problematiek. Waarom: Nu worden op verschillende niveaus pogingen gedaan om afspraken te maken met genoemde organisaties.stadsdelen ervaren nu geen kaders/ om op wijkniveau afspraken te maken over het verstevigen van de rol van de 1 ste lijn aanbieders in het signaleren van risicogroepen en in de doorverwijzing naar voorliggend aanbod (welzijn) in de wijken. Knelpunten daarbij zijn: de verschillen in werkwijze van huisartsen en stadsdelen. Huisartsen hebben bijvoorbeeld geen tijd om mee te denken in beleidsontwikkelingen van het stadsdeel. het breed sociaal loket is voor de 1 ste lijn zorgaanbieders nog geen betrouwbare en herkenbare samenwerkingspartner van wie zij informatie kunnen krijgen en waarnaar zij kunnen doorverwijzen. 13

14 In de 2 de lijn zien we dat stedelijk werkende zorgaanbieders zich steeds vaker als aanbieder of samenwerkingspartner van extramurale zorg en welzijnsactiviteiten in de wijken positioneren. Daarbij doen zij vaak een beroep op de stadsdeelmiddelen waarbij in de beoordeling van hun aanvragen geen zicht is op de afspraken en financiering vanuit andere partners (WZS-Achmeazorgverzekeringswet). Situatie per 2014: Er zijn op twee niveau s afspraken gemaakt: 1) Stedelijk op beleidsniveau met de opdrachtgever van de 1 ste en 2 de lijn zorgaanbieders, zijnde Achmea, grote stedelijke zorg en welzijnsorganisaties, en samenwerkingsverbanden Het betreft hier afspraken over beleidsambities, kaders, randvoorwaarden en beleidsinformatie. Afspraken worden gemaakt op stedelijke niveau met input van de stadsdelen over wat er nodig is om op wijkniveau de samenwerking met 1 ste en 2 de lijn zorgaanbieders te realiseren 2) Stadsdelen richten zich op praktische werkafspraken op uitvoeringsniveau in de wijken: - huisartsen en praktijkondersteuners - wijkverpleging - Ziekenhuizen - Mee Amstel en Zaan - Zorgaanbieders die activiteiten leveren op gebied van ouderen en verpleegzorg (Cordaan, Osira, Amsta, etc) waarbij zowel financiering uit AWBZ als Wmo komt. - Zorgaanbieders die activiteiten leveren op gebied van de geestelijke gezondheidszorg waarbij financiering uit AWBZ, Zorgverzekeringswet, Maatschappelijke Opvang en Wmo kan komen. - Overige aanbieders uit de GGZ en VG sector. Het betreft hier uitvoeringsafspraken op gebied van signaleren van problematiek en risicogroepen, het doorverwijzen dan wel overdragen van betreffende cliënten naar voorliggend welzijns-/wmoaanbod. In 2014 zijn afspraken die stad en stadsdelen maken op beleid en uitvoeringsniveau op elkaar afgestemd en versterken de afspraken elkaar. 14

15 7.0 Conclusies en analyse uitvoeringsplannen stadsdelen Toelichting: Naast dit gezamenlijk deel kent dit uitvoeringsplan 7 deelplannen waarin door ieder stadsdeel is aangegeven welke stappen, wanneer worden gezet om alle afspraken per gerealiseerd te hebben. Om de deelplannen met elkaar te kunnen vergelijken is er gewerkt met een format. Dit format bestaat uit een checklist waarin de stadsdelen aangeven aan welke afspraken zij op de datum dat het uitvoeringsplan wordt vastgesteld (estafetteoverleg februari 2013) al voldoen. Afspraken die nog niet zijn gerealiseerd in het stadsdeel zijn uitgewerkt in een plan van aanpak. Daarin geeft elk stadsdeel aan welke afspraak het betreft, welke acties er in 2013 gedaan moeten worden en wanneer deze gepland staan. Naast de inhoudelijke opgaven per stadsdeel is in ieder uitvoeringsplan op hoofdlijnen de omvang van de huidige doelgroep bepaald. Om dit te kunnen vergelijken hebben alle stadsdelen gebruik gemaakt van dezelfde set beschikbare cijfers. Het betreft hier geen compleet beeld maar een eerste basis in het gelijkwaardig benoemen en interpreteren van omvangcijfers. Ook wordt in ieder uitvoeringsplan op hoofdlijnen inzicht gegeven in de huidige beschikbare budgetten (2012) per thema. Ook dat hebben de stadsdelen allemaal op dezelfde manier gedaan. Hierdoor wordt een gesprek op hoofdlijnen over de kosten van de Wmo-basisvoorzieningen mogelijk. Tot slot doet elk stadsdeel uitspraken over de omvang en kwaliteit van de Wmo-basisvoorzieningen afgezet tegen de omvang van de doelgroep en de consequenties voor het benodigde budget in Algemene bevindingen In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen een beeld gegeven van de belangrijkste inhoudelijke opgaven waar de verschillende stadsdelen voor staan om per 2014 te kunnen voldoen aan de afspraken over de Wmobasisvoorzieningen. Wat zijn opgaven waar elk stadsdeel mee aan de slag moet en wat zijn stadsdeel specifieke opgaven. Vrijwillige inzet: Bijna alle stadsdelen werken met wijkanalyses deze zijn echter nog niet voldoende ingericht met informatie om te kunnen sturen op de balans tussen vraag en aanbod van vrijwillige inzet en informele hulp. Alle stadsdelen werken inmiddels aan het activeren van kansgroepen om zich in te zetten voor kwetsbare mensen in de buurt. In Zuidoost is een groot potentieel aan informele hulp en steun door bijvoorbeeld kerken en zelforganisatie, ook zijn er veel informele initiatieven. Zuidoost investeert in 2013 in een Burgeracademie (platform van verschillende organisaties voor de ondersteuning van vrijwilligers en samenwerking tussen informele en formele organisaties. Ook komt er een digitale marktplaats waar ruilen van diensten door burgers mogelijk is. Een soortgelijk initiatief wordt ook in West uitgewerkt. Het huidige vrijwilligersinformatiepunt in West zal opgaan binnen de taken van sociale wijkteams, wel blijft de herkenbare naam VIP bestaan. Dit om het netwerk van vragers naar informele hulp en de bemiddeling van vrijwilligers dichter bij elkaar te brengen. Tot slot wordt met het project 1001 kracht geïnvesteerd in aandacht voor wat een vrijwilligersorganisatie nodig heeft om kwetsbare bewoners te werven en actief te houden. Dit project loopt ook in stadsdeel Noord. Voor het koppelen van vraag en aanbod in de informele hulp kent Noord het makelpunt Noord voor Elkaar. Voor het versterken van het eigen netwerk van mensen breidt Noord een aantal succesvolle projecten uit, onder andere steunvrouwen. In stadsdeel Zuid wordt een pool van buddy s en coaches gestart voor mensen met licht verstandelijke beperkingen, mensen met psychiatrische problematiek en ouderen. Dit om te stimuleren dat minder zelfredzame groepen bouwen aan een informeel en sociaal netwerk. Bemiddeling van vrijwilligers is onderdeel van de huizen van de wijk. Stadsdeel Zuid heeft veel aandacht voor het stimuleren voor de samenwerking van (zorg)vrijwilligers en actieve bewoners en professionele organisaties in de buurt waaronder ook welzijn en zorg. Tot slot investeert het stadsdeel al sinds het jaar van de vrijwilliger in de Vrijwilligersacademie Zuid. In Oost wordt in verschillende gebieden vrijwillige inzet op een andere manier vormgegeven. Zo is er op IJburg een vrijwilligersteunpunt dat voor de verbinding zorg, welzijn en vrijwillige inzet zorgt. Per gebied zal de beste organisatievorm ingezet worden. In 15

16 Centrum ligt het accent voornamelijk op het bereiken van bewoners in een sociaal isolement en worden vrijwilligers getraind in het herkennen van eenzaamheid en isolement. In Nieuw West is het werven en faciliteren van vrijwilligers geïnitieerd vanuit de huizen van de wijk. Mantelzorg: Stadsdelen investeren in de loketten om mantelzorgers te herkennen en van informatie en advies te voorzien. Een eenduidige registratie ontbreekt echter nog. Afspraken hierover zijn opgenomen in de afspraken over de Wmo-basisvoorzieningen. Stadsdelen geven aan het proces om te komen tot een eenduidige registratie gezamenlijk op te pakken. Belangrijkste veranderopgave bij mantelzorg is het onderbrengen van de adviestrajecten bij de maatschappelijke dienstverlening. Stadsdeel Noord heeft dat al gerealiseerd, voor de andere stadsdelen ligt hier nog een opgave. Afspraken hierover met de madi s kunnen gemaakt worden aan de hand van het herijkingvoorstel van de madi dat als gezamenlijke opdracht wordt uitgewerkt. Activerende dagbesteding: Alle stadsdelen zien een opgave om in 2013 zicht te krijgen op wat er is, of het toegankelijk is en of de omvang toereikend is voor betreffende doelgroepen. Daarbij zijn ook verschillen in aanpak van stadsdelen. In Nieuw West wordt het aanbod dat voor activerende dagbesteding geschikt wordt geacht al volledig door de vraag bepaald. Waarbij initiatieven door de huizen van de wijk worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Dezelfde beweging is ingezet in onder andere de stadsdelen Zuid en West. Stadsdeel Centrum heeft daarentegen nog een opgave in het ombouwen van het opbouwwerk en de buurthuizen naar welzijn nieuwe stijl. Stadsdeel Zuidoost heeft de dagbestedingactiviteiten, formeel en informeel al in beeld gebracht. Ook hier zien stadsdelen de voordelen van uitwisselen van ervaringen op gebied van methodiek. Stadsdeel Zuidoost zal zijn kennis en ervaring met dit proces dan ook delen met de andere stadsdelen. Maatschappelijke dienstverlening: Aanbesteding van de Madi is in West conform wat er met de herijking van de madi wordt voorgestaan. Waarbij wijkgerichte integrale samenwerking van de verschillende organisaties vorm wordt gegeven. In Zuid en Noord hebben de madi s zelf in de uitvoering al integrale teams geïntroduceerd. In Zuidoost wordt al wijkgericht gewerkt en in Nieuw West ligt het accent van de madi op de samenwerking met samendoen en de huizen van de wijk. In Oost wordt gestuurd op de samenwerking tussen de verschillende madi en welzijn aanbieders en wordt een groot deel van de dienstverlening al collectief georganiseerd. Stadsdeel Centrum is gestart met de pilot gebiedsgericht werken met organisaties in de Oostelijke binnenstad. Deze pilot zal in 2013 verder vormgegeven worden. 16

17 7.2 Overzicht stadsdelen Wmo-basisvoorzieningen, budget en indicatoren voor omvang doelgroep Tabel 1 laat zien welke budgetten de stadsdelen in 2012 beschikbaar hadden om tenminste de Wmobasisvoorzieningen te bieden In tabel 2 zijn - op dit moment beschikbare- indicatoren weergegeven die gehanteerd kunnen worden om per thema de maximale omvang van de doelgroep in te schatten. Algemene conclusies: Met de beschikbare stadsdeel en stedelijke middelen kunnen de afspraken over de Wmobasisvoorzieningen op dit moment gerealiseerd worden. Qua inzet van middelen zien we per thema soms forse verschillen tussen de stadsdelen. Deze verschillen zijn niet te verklaren door de omvang alleen. Stadsdeelspecifieke bestuurlijke keuzes zowel op kwaliteit als kwantiteit (omvang) spelen een rol. Ook zullen er in de uitvoering nog verschillen zijn in het al bereiken van de prioritaire doelgroepen (risicogroepen). Daarom zal een vergelijking van de beschikbare budgetten per onderdeel tussen stadsdelen op basis van dit overzicht niet worden gemaakt Het financiële overzicht en de indicatoren voor omvang van de doelgroepen maken het mogelijk op financiële afwegingen te maken over benodigde middelen, omvang en kwaliteit van de Wmobasisvoorzieningen. Het overzicht kan in later stadium gebruikt worden bij de financiële afwegingen in kader van de decentralisaties en de afschaffing van de ZZP s. Conclusies per thema Vrijwillige inzet en versterken informele netwerken: Bij vrijwillige inzet ligt er voor de stadsdelen vooral een opgave om de cliënten trede 1 en 2 en de ouderen van te activeren. Afgezet tegen het aantal inwoners ouder dan 18 jaar zien we dat het potentieel van deze te activeren groep varieert van rond de 10 % in Oost, West en Zuidoost tot rond de 15 % in Centrum en Noord. Duidelijk mag zijn dat een deel van deze groep al actief is als vrijwilliger of in de informele hulp en steun. Ook zal een deel van deze groep behoren tot de groep eenzamen. De inzet van middelen om activering te stimuleren en te faciliteren is niet alleen gericht op de activering van bovengenoemde doelgroepen. Tussen de stadsdelen zien we grote verschillen in de inzet van middelen. Mantelzorg: Afgezet tegen het aantal inwoners ouder dan 18 jaar zien we dat het potentieel aan mantelzorgers varieert van rond de 10 % in Zuid, tussen de 11-13,5 % voor West, Nieuw West, Noord en Centrum met een uitschieter voor Zuidoost van ruim 17%. Ook hier varieert de inzet van middelen per stadsdeel. Activerende dagbesteding: Afgezet tegen het aantal inwoners ouder dan 18 jaar zien we dat het aantal mensen in eenzaamheid en isolement per stadsdeel varieert tussen de 5-8% voor Zuid en Centrum en de 13-14% in Nieuw West en Noord. De rest van de stadsdelen zit daar tussen in. Ook hier veel verschil in inzet van middelen. Waarbij opgemerkt kan worden dat er niet altijd een even duidelijke onderscheid gemaakt kan worden tussen inzet op activerende dagbesteding en vrijwillige inzet/versterken informele netwerken. Omdat de inzet er is om mensen t.b.v. een hun dagbesteding aan te laten sluiten bij datgene wat er informeel georganiseerd wordt in de buurt. Maatschappelijke dienstverlening: Ook bij maatschappelijke dienstverlening is de omvang van het huidig aantal cliënten per stadsdeel afgezet tegen het aantal inwoners ouder dat 18 jaar. De percentages lopen uiteen van rond de 3% in Centrum, rond de 4,5% in West en Nieuw West tot 8-9% in Noord en Zuidoost. Zuid en zitten daar met 6-7% tussen in. Qua inzet van middelen zien we grote verschillen die niet te verklaren zijn door de omvang van het huidige cliëntenbestand. Verschil in kostprijzen en sturing op toegang zullen hier een rol spelen. 17

18 Tabel 1 BUDGETTEN WMO-BASISVOORZIENINGEN / MINIMUMNIVEAU Thema: Indicatoren voor omvang West Oost Zuid Centrum Zuidoost Nieuw West Noord Vrijwillige inzet Totaal budget * Waarvan stadsdeel middelen Mantelzorg Totaal budget Waarvan stadsdeel middelen Activerende Totaal budget dagbesteding Waarvan stadsdeel middelen Maatschappelijke Totaal budget dienstverlening Waarvan stadsdeel middelen Totaal uitgaven Wmo-basisvoorzieningen Overige Wmoactiviteiten Totaal budget nvt nvt Waarvan stadsdeel middelen nvt nvt Schuldhulp Totaal budget verlening Waarvan stadsdeel middelen Waarvan stedelijk middelen Totale uitgaven: 1) Wmo basis 2) Overige ) SVH Totaal Wmobudgetten Stadsdeelmiddelen : Wmo-doeluitkering DWI bijdrage schuldhulp Totaal budget Toelichting Budgetten Wat is per thema meegerekend: Vrijwillige inzet: posten voor: Opbouwwerk, actief burgerschap, maatjesprojecten, bewonerssubsidies, vrijwilligersinitiatieven, vrijwilligerswerk, vrijwilligerssteunpunt. Mantelzorg: informele respijtzorg, lotgenoten groepen, mantelzorgdag, cursussen/trainingen. Activerende dagbesteding: Huizen van de wijk/buurt, buurtkamers, Meer bewegen voor ouderen ( bijdragen aan) AOC s en odensehuizen, kookgroepen, wijkeettafels, alzheimzer/ggz cafe s. Maatschappelijke dienstverlening: Maatschappelijk werk, groepsaanbod, cursussen, eigen kracht conferenties. Sociaal raadslieden, thuisadministratie, ouderenadviseurs/cliëntondersteuning. Schuldhulpverlening: individuele trajecten en groepsaanbod. Overige Wmo-activiteiten: activiteiten die geen onderdeel uitmaken van de basisvoorzieningen maar wel gefinancierd worden. Bijvoorbeeld activiteiten die voorheen tot het basispakket individuele welzijnsvoorzieningen behoorden of het basispakket ouderen. Zoals thuismaaltijden, klussenhulp, preventieve huisbezoeken etc. Maar het gaat hier ook om activiteiten die binnen de genoemde thema s aanvullend of bovenop de basisvoorzieningen gefinancierd worden. 18

19 Noties: De budgetten voor Informatie en Advies (o.a. breed sociaal loket) zijn in dit overzicht buiten beschouwing gelaten. Dit omdat financiering hiervan in veel stadsdelen valt onder domein dienstverlening. Ook budget voor kleine woningaanpassingen is buiten beschouwing gelaten. Deze voorzieningen worden vanuit andere middelen dan Wmo door stadsdelen gefinancierd. Voor bovenstaand overzicht zijn door alle stadsdelen de budgetten 2012 gebruikt. Behalve door stadsdeel Oost, deze heeft in het kader van bezuinigingen de budgetten van 2013 gebruikt. *In stadsdeel West wordt de hoogte van het budget van vrijwillige inzet voor een deel bepaald doordat i.v.m. de aanpak om te werken in integrale teams taken en budgetten gebundeld zijn en niet in financieringsstroom ontvlochten kunnen worden. In stadsdeel Nieuw West is in is er voor gekozen om de onderbesteding van de Wmo doeluitkering 2011 in te zetten in Dit met als doel de Wmo doeluitkering 2012 te reserveren om mogelijke opgaven uit de afspraken Wmo basisvoorzieningen stadsdelen te realiseren. In Stadsdeel Centrum is al inzicht gegeven in de budgetten Duidelijk wordt dat er in 2013 nog een bezuiniging wordt gerealiseerd van * ,- totaal. Deze heeft hoofdzakelijk betrekking op Algemeen maatschappelijke werk, schuldhulpverlening en overige. (*bij overige is kleine woningaanpassing opgevoerd, die is eruit gehaald heeft ook consequenties voor hoogte bedrag bezuiniging). 19