Milieurapport. Stephanie Peeters (BZ/Studiedienst)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Milieurapport. Stephanie Peeters (BZ/Studiedienst)"

Transcriptie

1 Milieurapport 2013 Stephanie Peeters (BZ/Studiedienst) In samenwerking met Stad Antwerpen/Stadsontwikkeling/Energie en Milieu en Stad Antwerpen/Stadsbeheer Datum: januari 2014 Verantwoordelijke uitgever: BZ/Studiedienst

2 Inhoudsopgave 1 Luchtkwaliteit en geluidshinder Luchtkwaliteit Meetstations Luchtkwaliteit in het stedelijk beleid Koolstofmonoxide Zwaveldioxide Luchtkwaliteitsindex Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven Geluidsoverlast Bodemverontreiniging Oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek Bodemsanering: bodemsaneringsproject en bodemsaneringswerken Water Waterkwaliteit Belgische Biotische index Prati-index Riolerings- en zuiveringsgraad Drinkwaterverbruik Waterpeil Stedelijk groen Visuele weergave van hoog en laag groen in Antwerpen Groene gebruiksruimte Categorieën gebruiksgroen Toegankelijkheid van gebruiksgroen Niveaus van gebruiksgroen Kaart 1: Buurtgroen (inclusief recreatief medegebruik), Energie Grootte van het voertuigenpark CO²-emissie Premies Energiepremies Milieupremies Groene leningen Afval Evolutie huishoudelijk afval Containerparken Kringwinkels Sorteerstraatjes Sluikstort/zwerfvuil Sluikstorten Zwerfvuil (Straatbeeldmonitor)... 88

3 7 Mobiliteit Mobiliteitsenquête Fietspaden Milieuzorg op scholen en in bedrijven Milieuzorg op School (MOS) Op maat van het hoger onderwijs: Ecocampus EcoScholen Duurzaam ondernemen Milieuvergunningen voor bedrijven/andere instellingen Bijlagen Normen en informatie met betrekking tot de polluenten

4 1 Luchtkwaliteit en geluidshinder 1.1 Luchtkwaliteit De kaderrichtlijn luchtkwaliteit (96/62/EG) en bijbehorende dochterrichtlijnen vormen de basis van het Europese en Vlaamse luchtkwaliteitsbeleid. Deze richtlijnen werden recent herzien en geïntegreerd in één richtlijn, de richtlijn 2008/50/EG van 20 mei In deze richtlijn worden luchtkwaliteitsnormen bepaald alsook een vooropgestelde datum waartegen deze bereikt moeten worden Meetstations De Vlaamse Milieu Maatschappij beheert een 50-tal telemetrische (controleerbaar en bestuurbaar van op afstand) meetstations verspreid over gans Vlaanderen. Met behulp van speciale toestellen meten deze stations de hoeveelheid vervuilende stoffen aanwezig in de buitenlucht. Zwaveldioxide, stikstofoxides, fijn stof en ozon zijn voorbeelden van verontreinigende stoffen. Elke 10 seconden wordt de hoeveelheid van elke verontreinigende stof bepaald. Na 30 minuten wordt er voor elke stof een gemiddelde waarde berekend. Deze gemiddelde halfuurswaarden worden elk uur doorgestuurd naar een centrale databank. Op het grondgebied van de stad Antwerpen bevinden de meeste meetpunten zich in het havengebied. Daarnaast bevindt zich nog een stedelijke meetpunt in het district Borgerhout en een industrieel meetpunt in de industriezone van Hoboken. Ook in enkele gemeenten aan de rand van de stad Antwerpen, bevinden zich meetpunten van de Vlaamse Milieumaatschappij. Dit is ondermeer het geval in Schoten, Kapellen, Schilde en Zwijndrecht. In de tabellen en figuren van dit hoofdstuk worden voor elke polluent zowel de resultaten van de meetpunten op het grondgebied van de stad Antwerpen, als de resultaten van de meetpunten in de randgemeenten weergegeven. Dit laat toe om de luchtkwaliteit in de stedelijke context te vergelijken met deze in de meer groene randgemeenten. Ter vergelijking worden ook de meetresultaten van het stedelijk meetpunt in Gent weergegeven. Onderstaande kaart geeft meetpunten weer in Antwerpen en omgeving. 1

5 Kaart 1: Meetpunten van de Vlaamse Milieumaatschappij in de stad Antwerpen en omgeving,

6 1.1.2 Luchtkwaliteit in het stedelijk beleid In dit rapport wordt vooral de nadruk gelegd op meetresultaten en niet zozeer op de technische kant van deze verschillende deelaspecten van luchtkwaliteit en het beleid dat er rond gevoerd wordt. We trachten hieronder wel aan te geven studies/metingen er zijn uitgevoerd. Meer informatie omtrent de definities en technische kant vind je terug in de bijlagen Ozon Overschrijdingen In onderstaande tabel wordt in het eerste deel per meetstation (zowel het stedelijke als industriële) het aantal dagen weergegeven waarop de hoogste 1-uurgemiddelde ozon concentratie van een dag hoger was dan 240 µg/m 3. In het tweede deel wordt dit aantal dagen voor de drempel 180 µg/m 3 weergegeven. Volgens EU richtlijn 2008/50/EG moet de bevolking geïnformeerd worden van zodra de concentratie hoger is dan 180 µg/m 3 en gealarmeerd worden indien de concentratie hoger is dan 240 µg/m 3. In het derde deel van de tabel wordt per meetstation het aantal dagen weergegeven waarop de hoogste 8-uurgemiddelde ozon concentratie van een dag hoger was dan 120 µg/m 3. Volgens de EU richtlijn 2008/50/EG mag voor de bescherming van de gezondheid van de mens de hoogste 8- uurgemiddelde ozonconcentratie van een dag, de streefwaarde van 120 µg/m 3, niet meer dan 25 maal per kalenderjaar (gemiddelde over 3 jaar) overschrijden. Deze gemiddelden worden berekend over 3 jaar en worden weergegeven in de groene cellen. Indien deze waarde groter dan 25 is, wordt deze aangeduid in het rood. Het eerste jaar waarin beoordeeld wordt of de streefwaarde wordt bereikt is De lange termijndoelstelling is geen enkele overschrijdingen te hebben 1. De bevolking moet geïnformeerd worden van zodra de uurgemiddelde ozonconcentratie hoger is dan 180 µg/m3 en gealarmeerd worden indien de uurgemiddelde ozonconcentratie hoger is dan 240 µg/m3. Dit laatste kwam één keer voor in 2008, 2006, 2003 en twee maal in In de periode werd geen enkele overschrijding van deze norm vastgesteld. In 2011 werd in het stedelijk meetpunt in Borgerhout en in het industrieel meetpunt Berendrecht geen overschrijding opgemeten. Daarnaast zien wij dat in 2010 een stijging plaatsvond van het aantal overschrijdingen van de informatiedrempel, d.w.z. dat de uurgemiddelde ozonconcentratie hoger ligt dan 180µg/m³. In 2011 is dit enkel eenmaal voorgekomen in het industrieel meetpunt Berendrecht. 1 Voor de bepaling van een geldig aantal overschrijdingen/jaar moet, volgens bijlage VII van de richtlijn 2008/50/EG, aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. Het aantal overschrijdingen in de onderstaande tabel wordt sinds 1/10/2009 op basis van die voorwaarden berekend. De cijfers kunnen daarom (licht) verschillen met het aantal dat voor 1/10/2009 werd gepubliceerd. 3

7 Tabel 1: Aantal dagen met overschrijding van uurgemiddelde ozonconcentratie, Hoogste 1-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 240 µg/m³ Stedelijk meetpunt a 0 1 NA Industrieel meetpunt b NA 0 NA 0 NA NA 0 NA NA 0 0 Hoogste 1-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 180 µg/m³ Stedelijk meetpunt a 1 3 NA Industrieel meetpunt b NA 1 NA 2 NA NA 0 NA NA 2 1 Hoogste 8-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 120 µg/m³ Stedelijk meetpunt a 16 8 NA NA NA Industrieel meetpunt b NA 7 NA 16 NA NA 7 NA NA a Plantin en Moretuslei, Borgerhout b Hoefbladstraat, Berendrecht-Zandvliet-Lillo Bron: VMM Bewerkingen Stad Antwerpen, Studiedienst 4

8 Gemiddelde maand- en jaarwaarden De onderstaande figuren geven de gemiddelde maandwaarde voor elke maand weer in Uit deze figuur blijkt duidelijk dat de ozonconcentratie seizoensgebonden is. De hoogste ozonconcentraties werden telkens gemeten in de maanden van april tot en met juli. Daarna volgt een daling van de ozonconcentratie. Figuur 1: Gemiddelde maandwaarde ozonconcentratie in 2011 Bron: VMM Bewerkingen Stad Antwerpen, Studiedienst De volgende figuur geeft een overzicht van de gemiddelde jaarwaarden van ozonconcentratie voor de periode Ter vergelijking worden ook de gemiddelde jaarwaarden van de ozonconcentratie in het stedelijke meetpunt in Gent weergegeven. We merken vooral de scherpe daling van de ozonconcentratie in 2007 op, die zowel in het stedelijke meetpunt in Borgerhout als in het industriële meetpunt in Berendrecht werd gemeten. In het stedelijke meetpunt in Gent werd deze daling evenwel niet waargenomen. Sinds 2007 is de ozonconcentratie opnieuw sterk gestegen tot het peil van Het valt overigens ook op dat de ozonconcentratie in Gent systematisch hoger ligt dan in Antwerpen. 5

9 Figuur 2: Gemiddelde jaarwaarden ozonconcentratie a Plantin en Moretuslei, Borgerhout b Hoefbladstraat, Berendrecht-Zandvliet-Lillo c Baudelostraat, Gent Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Fijn stof Aantal overschrijdingen De onderstaande figuur geeft voor de verschillende meetpunten in Antwerpen en het meetpunt Baudelostraat in Gent het aantal dagen weer waarop de maximumnorm van 50 µg/m³ overschreden werd. Het aantal overschrijdingen in de meetpunten gelegen in de Antwerpse haven liggen hoger dan in het stedelijke meetpunt Borgerhout. De enige uitzondering hierop vormt het meetpunt op Linkeroever. In Gent ligt het aantal overschrijdingen gevoeliger hoger dan in meeste meetpunten in Antwerpen. 6

10 Figuur 3: Aantal dagen met daggemiddelde PM 10 > 50 µg/m³ (max 35 keer toegelaten) naar meetpunt, 2011 Borgerhout: Plantin en Moretuslei AntwerpeLuchtbal: Havannastraat Antwerpen Linkeroever Gent: Baudelostraat Berendrecht-Zandvliet-Lillo: Hoefbladstraat Antwerpen-Boudewijnsluis Antwerpen -Hoboken Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Volgende figuur geeft het aantal dagen weer waarop de maximumnorm van 50 µg/m³ werd overschreden in de periode 2000 tot en met Na een piek van het aantal overschrijdingen in 2003, kan toch een duidelijke dalend trend worden waargenomen, vooral vanaf In 2011 zien we terug een stijging ten opzichte van de vorige jaren in Antwerpen en Gent. 7

11 Figuur 4: Aantal dagen met daggemiddelde PM 10 > 50 µg/m³ naar meetpunt, Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Gemiddelde dag en jaarwaarden De onderstaande figuur geeft het jaarlijks gemiddelde aan fijn stof weer voor de periode De fijnere stofdeeltjes PM 2,5 worden pas vanaf 2003 gemeten. De metingen in het industriële meetpunt in de Havannastraat starten eveneens pas vanaf Sinds 1997 daalde de concentratie van PM10 in de lucht. We merken evenwel op dat de concentratie van de fijnere stofdeeltjes (PM 2,5 ) vanaf 2007 sterk stijgt. 8

12 Figuur 5: Gemiddelde jaarwaarden fijn stof (µg/m³), a Plantin en Moretuslei, Borgerhout d Havannastraat, Antwerpen Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Onderstaande figuur geeft de gemiddelde dagwaarde van PM 10 concentratie per maand weer voor verschillende meetpunten. Naast het stedelijke meetpunt in Borgerhout wordt ook het meetresultaat van het industriële meetpunt in Luchtbal meegegeven. Ter vergelijking wordt ook het meetresultaat van het stedelijke meetpunt in Gent (Baudelostraat)opgenomen. Globaal genomen vertonen de meetresultaten van de verschillende meetstations dezelfde tendens. In de zomermaanden is er in alle meetstations een forse daling van het fijn stof gehalte. In het najaar en het voorjaar komt er tweemaal een echte piek voor in november en maart. 9

13 Figuur 6: Gemiddelde PM 10 concentratie (µg/m³) per maand, 2011 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst De onderstaande kaart geeft de jaargemiddelde concentraties PM 10 op het grondgebied van de stad Antwerpen weer. Deze kaart werd opgemaakt in het kader van het actieplan lucht en geluid en geeft de situatie in het basisscenario weer. Uit de kaart kunnen we afleiden dat de overschrijdingen van de PM 10 -jaarnorm zich beperken tot de westelijke uitgang van de Kennedytunnel en de uitgangen van de Craebekxtunnel. Indien we echter een grens gebruiken van jaargemiddelde concentratie van 31µg/m³ 2, dan wordt het gebied waar de norm overschreden wordt, aanzienlijk groter. Er kunnen twee types van gebieden onderscheiden worden: - Een aantal belangrijke wegen en tunnelmonden. Vooral de Ring, de A12 en E19 overschrijden de limiet, evenals enkel drukke streetcanyons (oa de leien). - Een gebied in de Antwerpse haven waar hoge concentraties aan fijn stof voorkomen 2 Wat ongeveer overeenkomt met de 35 dagoverschrijdingen van 31 µg/m³ (KEMA et al. (2009) in Lefebre et al. (2011), Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen 10

14 Kaart 2: Jaargemiddelde PM 10 concentraties in stad Antwerpen, 2011 Bron: Lefebvre, W. et al. (2011), Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen, studie uitgevoerd in opdracht van Stad Antwerpen 11

15 Volgende tabel geeft de gemiddelde dagwaarden van PM 2,5 per maand weer voor de stedelijke meetpunten in Borgerhout en in Gent. De concentratie aan PM 2,5 per maand volgt in beide meetpunten dezelfde tendens en kent in tegenstelling tot een duidelijk seizoensgebonden verloop met vooral hoge concentraties fijn stof in de wintermaanden. Figuur 7: Gemiddelde PM2,5 concentratie (µg/m³) per maand, Antwerpen en Gent 2011 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst De onderstaande kaart geeft de jaargemiddelde concentraties PM2,5 op het grondgebied van de stad Antwerpen weer. Deze kaart werd opgemaakt in het kader van het actieplan lucht en geluid en geeft de situatie in het basisscenario weer. Uit de kaart kunnen we afleiden dat de overschrijdingen van depm2,5 -jaarnorm zich beperken tot de tunnelmonden van de Kennedytunnel en de Craeybecktunnel. Wel zijn er in een groot deel van de stad en de zuidelijke haven concentraties hoger dan 20 µg/m³. In het noorden van de haven, langs de randen van de stad en rond het Noordkasteel en het Sint Annabos zijn de concentraties lager. 12

16 Kaart 3: Jaargemiddelde PM 2,5 concentratiekaart (µg/m³) in de stad Antwerpen, 2011 Bron: Lefebvre, W. et al. (2011), Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen, studie uitgevoerd in opdracht van Stad Antwerpen 13

17 1.1.3 Koolstofmonoxide Figuur 8: Jaarlijks gemiddelde koolstofmonoxide (mg/m³), Stedelijk meetpunt a Plantin en Moretuslei, Borgerhout Stedelijk meetpunt b Gent Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst In bovenstaande figuur wordt het jaarlijks gehalte aan koolstofmonoxide voor de periode weergegeven. Tussen 2002 en 2007 daalde het gehalte aan koolstofmonoxide, sinds 2008 is er opnieuw sprake van een stijging. In 2010 wordt opnieuw een daling van het gehalte aan koolstofmonoxide genoteerd. Volgende figuur geeft de gemiddelde dagwaarde per maand weer voor de stedelijke meetpunten in Antwerpen en Gent voor het jaar De meetresultaten van Antwerpen en Gent zijn erg gelijklopend: de concentratie koolstofmonoxide ligt het laagst in de lente en de zomer en het hoogst in de winter, met een piek in november. 14

18 Figuur 9: Gemiddelde concentratie koolstofmonoxide (mg/m³) per maand, 2011 Stedelijk meetpunt Antwerpen: Plantin en Moretuslei, Borgerhout Stedelijk meetpunt Gent: Baudelostraat *gemiddelde gebaseerd op een beperkt aantal metingen. Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Stikstofdioxide Jaar- en maandgemiddelde waarden De onderstaande figuur geeft de jaarlijkse gemiddelde concentratie van stikstofdioxide weer voor de periode Uit de figuur kunnen we afleiden dat de concentratie van stikstofdioxide in de lucht gedaald is en dit voor alle meetpunten. Verder valt ook op dat de concentratie in het stedelijk meetpunt in Borgerhout niet lager ligt dan in de industriële meetpunten van de Antwerpse haven en voor verschillende jaren zelfs hoger ligt dan de concentraties gemeten in de Antwerpse haven. 15

19 Figuur 10: Jaarlijks gemiddelde aan stikstofdioxide (µg/m³), Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Onderstaande figuur geeft de jaarlijks gemiddelde concentratie van stikstofdioxide voor 2009 en 2010 weer voor de stedelijke meetpunten in Borgerhout en in Gent en ter vergelijking ook van de twee meetpunten vlakbij de Antwerpse agglomeratie: Schoten en Zwijndrecht. Uit deze figuur kunnen we opmaken dat de concentratie van stikstofdioxide in Antwerpen niet alleen hoger ligt dan in Schoten en Zwijndrecht, maar ook hoger ligt dan de concentratie in Gent. In tegenstelling tot de andere meetpunten is er in het stedelijk meetpunt in Antwerpen wel een lichte daling ten opzichte van

20 Figuur 11: Jaarlijks gemiddelde aan stikstofdioxide (µg/m3), Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Onderstaande figuur geeft gemiddelde concentratie stikstofdioxide per maand weer voor het stedelijke en industriële meetpunt (Havannastraat) in Antwerpen weer. Hiernaast geven we ook de resultaten van het stedelijk meetpunt in Gent. Ook de concentratie aan stikstofdioxide blijkt enigszins seizoensgebonden: de concentratie aan stikstofdioxide ligt in de periode mei - augustus het laagst. De hoogste waarden werden opgemeten tijdens de maand december. 17

21 Figuur 12: Gemiddelde concentratie stifstofdioxide (µg/m³) per maand, 2011 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Bewerkingen door de Studiedienst De onderstaande kaart geeft de jaargemiddelde concentraties NO 2 op het grondgebied van de stad Antwerpen weer. Deze kaart werd opgemaakt in het kader van het actieplan lucht en geluid en geeft de situatie in het basisscenario weer. De overschrijdingen van de NO 2 -jaarnoem zijn vooral de vinden langs de belangrijkste autosnelwegen (met in het bijzonder de tunnelmonden). Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld het viaduct van Merksem omdat daar de emissie op hoogte wordt uitgestoten. Ook in verschillende streetcanyons wordt de NO 2 -norm overschreden en plaatselijk in de Antwerpse Haven. Verhoogde concentraties (>35 µg/m³) komen voor op vele plaatsen, in het bijzonder in de kernstad (streetcanyons) maar ook langs autosnelwegen en streetcanyons buiten de kernstad. Ook in een relatief grote vlek in de haven zijn er verhoogde concentraties te vinden. 18

22 Kaart 4: Jaargemiddelde NO 2 (µg/m³) concentratiekaart voor de stad Antwerpen, 2011 Bron: Lefebvre, W. et al. (2011), Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen, studie uitgevoerd in opdracht van Stad Antwerpen 19

23 1.1.4 Zwaveldioxide Figuur 13: Jaarlijks gemiddelde concentratie zwaveldioxide (µg/m³), a Plantin en Moretuslei, Borgerhout b Hoefbladstraat, Berendrecht-Zandvliet-Lillo d Havannastraat, Antwerpen f Scheurweg, Antwerpen g Ekerse Dijk, Antwerpen h Muisbroeklaan, Antwerpen i Scheldelaan-Polderdijkweg, Antwerpen Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Bewerkingen door de Studiedienst Bovenstaande figuur geeft de jaarlijks gemiddelde concentratie aan zwaveldioxide weer vanaf Er valt duidelijk een dalende trend af te leiden van SO2 gehalte in de lucht. Volgende figuur geeft de gemiddelde concentratie aan zwaveldioxide per maand weer voor Uit deze figuur valt af te leiden dat er geen echte seizoenseffecten optreden. De concentratie aan zwaveldioxide varieert sterk doorheen het jaar. In de stedelijke meetpunten liggen de waarden over het algemeen ook lager dan in de industriële meetpunten: in de Antwerpse haven is de verontreiniging door zwaveldioxide duidelijk sterker dan in de steden Antwerpen en Gent. 20

24 Figuur 14: Gemiddelde concentratie zwaveldioxide (µg/m³) per maand, 2011 a Plantin en Moretuslei, Borgerhout b Hoefbladstraat, Berendrecht-Zandvliet-Lillo c Baudelostraat, Gent d Havannastraat, Antwerpen Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Bewerkingen door de Studiedienst Luchtkwaliteitsindex De Vlaamse Milieumaatschappij meet continu de luchtkwaliteit en stuurt uit wanneer kritische waarden worden overschreden. De resultaten van die metingen worden verzameld in rapporten. Deze publicaties geven heel wat informatie over de bronnen en de verspreiding van luchtvervuiling. Z e dienen onder andere als basis voor advies over milieuvergunningen. Vlaanderen speelt een voortrekkersrol in de meting van de luchtkwaliteit. Geen enkel Europees land observeert de schadelijke stoffen in de lucht zo intensief. Dat is ook nodig gezien de bevolkingsdichtheid, het drukke verkeer en de sterke industrialisering. Op basis van de metingen van de klassieke polluenten: zwaveldioxide, stikstofdioxiden, ozon en fijn stof wordt de luchtkwaliteitsindex berekend. De luchtkwaliteitsindex geeft de dagelijkse kwaliteit van de omgevingslucht weer op een vereenvoudigde manier. De luchtkwaliteitsindex wordt berekend via de vier subindexen van elke stof. Per verontreinigende stof wordt een subindex berekend die voor elke stof apart aangeeft in welke mate de buitenlucht verontreinigd is met deze stof. De subindex is gebaseerd op de gemeten concentratie of de hoeveelheid van de verontreinigende stof aanwezig in de omgevingslucht. Aangezien de 21

25 concentraties verschillen van stof tot stof en wordt voor elk van de vier polluenten (stoffen) telkens een andere subindex vastgelegd. De subindex gaat van 1 tot 10 waarbij 1 een uitstekende luchtkwaliteit voorstelt en 10 een zeer slechte. De gebruikte concentratieschalen gaan uit van de grenswaarden vastgelegd in de nieuwe Europese richtlijnen over de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit. In de onderstaande tabel worden de verschillende subindexen per polluent weergegeven. De luchtkwaliteitsindex aggregeert de gehaltes van vier verontreinigende stoffen in de omgevingslucht, met name ozon (O 3 ), stikstofdioxide (NO 2 ), zwaveldioxide (SO 2 ) en fijn stof (PM 10 ) tot één representatief cijfer tussen 1 en 10. De luchtkwaliteitsindex werd berekend voor de Antwerpse agglomeratie op basis van de gemeten waarden in de meetstations Borgerhout (stedelijke meetpunt) en Schoten (voorstedelijk meetpunt). Ter vergelijking wordt ook de luchtkwaliteitsindex voor Gent (op basis van stedelijk meetpunt Baudelostraat) en Veurne (op basis van landelijk meetpunt Houtem) weergegeven. We zien in onderstaande grafieken dat in Antwerpen is de stedelijke luchtkwaliteit constant gebleven in de periode met een goede tot zeer goede luchtkwaliteit in ongeveer 60% van het aantal gemeten dagen. In Antwerpen en Gent is de stedelijke luchtkwaliteit in 2011 goed tot zeer goed in 60% van het aantal gemeten dagen. In Veurne (platteland) ligt het aandeel dagen met een goede tot zeer goede luchtkwaliteit hoger dan in steden (70% van het aantal gemeten dagen). We kunnen vaststellen dat de luchtkwaliteit in de drie regio s goed is en dat de kloof tussen Antwerpen en Gent en Veurne niet groot is. 22

26 Tabel 2: verschillende subindexen per polluent Subindex Beoordeling SO 2 NO 2 O 3 PM 10 daggemiddelde maximum 1- uurgemiddelde maximum 8- uurgemiddelde Daggemiddelde 1 uitstekend zeer goed goed vrij goed gewoon middelmatig ondermaats slecht zeer slecht uiterst slecht >250 >400 >270 >200 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij 2011 ( Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Stadobservatie 23

27 Figuur 15: Evolutie aandeel dagen met goede luchtkwaliteit in Antwerpen, Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Figuur 16: Aandeel dagen met goede luchtkwaliteit in Antwerpen, Gent en Veurne in 2011 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 24

28 1.1.6 Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven In en rond het havengebied van Antwerpen meet de VMM op 19 meetpunten 1 of meerdere polluenten met behulp van (semi)automatische toestellen. De automatische toestellen werken volledig autonoom, de semiautomatische toestellen bemonsteren luchtstalen die naar het labo gaan voor verdere analyse. Op deze meetpunten in het havengebied worden één of meerdere van onderstaande componenten gemeten: zwaveldioxide (SO 2 ); stikstofoxides (NO, NO 2 ); PM 2,5 en PM 10 -fijn stof (PM 10, PM 2,5 ); zwarte koolstof; ozon (O 3 ); vluchtige organische componenten (BTEX en VOC); dioxines en PCB126. Voor een volledig overzicht van welke metingen op welke meetplaatsen gebeuren verwijzen we naar bovenstaande kaart 1 van Antwerpen (en het Antwerpse havengebied). Meer informatie over deze metingen is terug te vinden in het VMM-rapport over de Antwerpse haven (cfr. Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven 2011). In het Antwerpse havengebied zijn er twee polluenten met een overschrijding van de Europese richtlijnen: stikstofdioxide (NO2): Europese jaargrenswaarde vanaf 2010; de jaargrenswaarde wordt wel gerespecteerd; fijn stof (PM10): Europese daggrenswaarde Ozon Volgende figuur vertoont een quasi constant verloop van het jaargemiddelde met een uitschieter in het ongunstige ozonjaar Het resultaat voor 2006 is echter onzeker vanwege ontbrekende data. De evolutie van het jaargemiddelde over de laatste 11 jaar is gelijklopend met de trend van het jaargemiddelde in gans Vlaanderen. Het ozon jaargemiddelde in Berendrecht ligt wel 5 à 10 μg/m³ lager dan gemiddeld over Vlaanderen. Dit betekent dat in het meetstation de impact van het industrieel en stedelijk niveau merkbaar is. Door de hogere uitstoot van NO in een verkeersrijke, industriële of stedelijke omgeving, wordt er immers meer ozon afgebroken via titratie (snelle reactie). Uitgestoten NO 2 leeft langer en wordt verder getransporteerd alvorens het ozon vormt. Dat is de reden waarom de ozonconcentraties in steden en industriegebieden over het algemeen lager liggen dan op het platteland. 25

29 Figuur 17: Evolutie O 3-meetresultaten (uurgemiddelden), Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Onderstaande tabel toont de overschrijdingen op meetstation Berendrecht van de informatie- en alarmdrempel en de streefwaarde. Tabel 3: Overschrijdingen van informatie-, alarmdrempel en streefwaarden van Ozon in het meetstation Berendrecht 3, Hoogste 1-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 240 µg/m³ Hoogste 1-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 180 µg/m³ Hoogste 8-uurgemiddelde 'ozonconcentratie' van een dag hoger dan 120 µg/m³ Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Rapport Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven, De waarden die cursief gedrukt staan in de tabel zijn waarden die strikt genomen niet geldig berekend kunnen worden omdat ze niet voldoen aan de validiteitsvoorwaarden die de Europese Richtlijn 2008/50/EG oplegt. Volgens deze criteria zijn er te weinig data beschikbaar in de zomerperiode, waardoor de berekening van de overschrijdingsindicatoren mogelijk een onderschatting kan geven van de werkelijkheid. 26

30 Fijn stof PM 10 De VMM meet PM 10 op meerdere meetstations in en rond de Antwerpse haven. Het meetnet onderging in 2011 een aantal wijzigingen. Op de meetstations Engelsesteenweg, Doel en Kallo werden de PM 2,5 -metingen vervangen door PM 10 -metingen. In meetstation Berendrecht werden vanaf einde mei 2011 PM 10 -metingen opgestart. Onderstaande figuur toont het verloop van de PM 10 -concentraties in het Antwerpse havengebied en in Vlaanderen over een periode van de laatste 8 jaar. De grafiek geeft een dalende trend weer in de periode In 2011 is er opnieuw een stijging in de concentraties in het havengebied. Door deze stijging in 2011 ligt het virtueel gemiddelde 4 van de PM 10 -concentraties in de haven hoger dan het Vlaams gemiddelde, dit in tegenstelling tot 2009 en We stellen vast dat de jaargrenswaarde (40 μg/m³) de afgelopen 3 jaar op alle meetstations in de haven ruim gerespecteerd blijft. De tweede grafiek hieronder geeft weer dat in 2010 de daggrenswaarde voor PM10-maximaal 35 overschrijdingen van een daggemiddelde van 50 μg/m³- voor het eerste jaar sinds de opstart van de metingen op alle meetstations in de haven werd gerespecteerd. In 2011 zijn alle meetstations op één na (Linkeroever) opnieuw in overschrijding. Deze stijging is voor een groot deel het gevolg van sterk verhoogde stofconcentraties in het voorjaar van 2011 met continentale wind uit het noordoosten. Op Kallo wordt met respectievelijk 57 overschrijdingen in 2011, het hoogst aantal daggrenswaarde overschrijdingen gemeten in en rond het Antwerpse havengebied. 4 x-mean (virtueel station) wordt gebruikt om een verantwoorde middelingsmethode over alle reële meetstations toe te laten van beschrijvende statistische parameters andere dan het eenvoudig rekenkundig gemiddelde, bijvoorbeeld maxima, percentielen, geometrisch gemiddelde,... wordt tijdens de dataverwerking een imaginair station gecreëerd dat voor elk halfuur de gemiddelde waarde aanneemt van de meetresultaten van alle meetstations, indien daarvan minstens de helft aanwezig is. Het x-mean station is dus als dusdanig geen ruimtelijk gemiddelde halfuurwaarde van een polluent. Het laat wel toe alle statistische grootheden van een bepaalde meetplaats te evalueren ten opzichte van de volledige groep van meetplaatsen die door x-mean wordt vertegenwoordigd. 27

31 Figuur 18: Evolutie jaargemiddelde PM 10 (µg/m³) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Figuur 19: Aantal dagen met overschrijdingen van PM 10 daggemiddeldenorm Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 28

32 PM 2,5 Onderstaande figuur toont dat op geen enkel meetstation het gemiddelde van de meetperiode boven de streefwaarde -te behalen tegen en grenswaarde -te behalen tegen van 25 μg/m³ kwam. De toekomstige indicatieve grenswaarde van 20 μg/m³, te behalen tegen 2020, blijft nog op 1 meetstation overschreden. Dit meetstation staat op één van de tunnelmonden van de Liefkenshoektunnel en wordt dus sterk beïnvloed door het verkeer. Gezien zijn ligging in industriegebied is dit meetstation minder relevant naar de bevolking toe. Figuur 20: Evolutie jaargemiddelde PM 5 (µg/m³) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Zwarte koolstof Onderstaande tabel toont dat het virtueel gemiddelde in 2011 voor zwarte koolstof in het Antwerpse havengebied 2,1 μg/m³ bedraagt. Het hoogste jaargemiddelde is aanwezig op het meetstation aan de Luchtbal en bedraagt 2,6 μg/m³, het laagste gemiddelde wordt gemeten op het meetstation in Stabroek en bedraagt 1,8 μg/m³. Ter vergelijking, het gemiddelde van alle zwartekoolstofmetingen in Vlaanderen bedraagt in ,2 μg/m³. Het laagste jaargemiddelde in Vlaanderen is dit van het meetstation in Stabroek. 29

33 Tabel 4: Dagwaarden zwarte koolstof (µg/m³), 2011 jaargemiddelde Boudewijnsluis 2,2 Linkeroever 1,9 Luchtbal 2,6 Zwijndrecht 2,2 Stabroek 1,8 Virtueel gemiddelde 2,1 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Rapport Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven, 2011 Figuur 21: Evolutie jaargemiddelde zwarte koolstof (µg/m³) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 30

34 Stikstofoxides De onderstaande figuur toont het verloop van de NO 2 -concentratie in Vlaanderen en in de Antwerpse haven. Er is een licht dalende trend in het Antwerpse havengebied en in Vlaanderen, die sinds 2010 is gestagneerd. Figuur 22: Evolutie van stikstofdioxide (µg/m²), Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Zwaveldioxide Onderstaande figuur geeft het verloop weer van het SO 2 -jaargemiddelde in het Antwerpse havengebied en in Vlaanderen. Sinds 1993 is er een sterke daling in de SO 2 -concentraties met een trendbreuk rond 1999 ten gevolge van technische redenen (vernieuwing datatransmissiesysteem). De laatste jaren, in de periode , is er opnieuw een sterk dalende trend in de concentraties. In 2011 stagneren de concentraties, het jaargemiddelde is gelijk aan dat van De SO 2 - concentraties in Vlaanderen vertonen in 2011 nog een lichte daling. 31

35 Figuur 23: Jaargemiddelde SO 2 Antwerpse haven en Vlaanderen, Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Rapport Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven, 2011 Bewerkingen Studiedienst Stad Antwerpen Uit onderstaande tabel blijkt dat de Europese normen voor SO 2 voor het derde jaar op rij ruim gerespecteerd blijven, dit in tegenstelling tot de periode De gemeten concentraties zijn laag, het hoogste daggemiddelde in 2011 bedraagt 95 μg/m³. Er is in 2011 geen uurwaarde hoger dan 350 μg/m³ gemeten. De overschrijdingen zijn aangegeven in het rood. 32

36 Tabel 5: SO 2-norm overschrijdingen in de Haven van Antwerpen Aantal overschrijdingen van de 350 µg/m³ uurnorm, maximaal 24 overschrijdingen per jaar Antwerpen (Polderdijkweg) Doel Berendrecht (Hoefbladstraat) Kallo (sluis) Antwerpen (Scheldelaan) Aantal overschrijdingen van de 125µg/m³ dagnorm, maximaal 3 overschrijdingen per jaar Antwerpen (Polderdijkweg) Overschrijdingen van de 500 µg/m³ alarmdrempel, 3 opeenvolgende uren Antwerpen (Polderdijkweg) Berendrecht (Hoefbladstraat) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij, Rapport Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven, Geluidsoverlast Het Milieubeleidsplan is de opvolger van het MINA-plan 3(+), dat liep tot eind Het Milieubeleidsplan staat niet op zich, maar baseert zich op onder meer het Milieurapport en het Natuurrapport en wordt geoperationaliseerd via de milieujaarprogramma s. In dit rapport wordt aangegeven dat het aandeel van de Vlaamse inwoners, dat potentieel ernstige hinder ondervindt van geluid in 2006 ongeveer 17% bedroeg. Dit is slechts een kleine verbetering ten aanzien van de situatie in 2003 (18%). Het MINA-plan 3+ doel (2010: max. 15% potentieel ernstig gehinderden) ligt nog niet in bereik. Verkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder in Vlaanderen. In 2007 werd bijna 33% van de Vlamingen overdag blootgesteld aan geluidsdrukniveaus boven 65 db. In 1996 bedroeg dit aandeel ongeveer 30%. Uit het Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek (SLO) blijkt in % van de Vlamingen ernstig tot extreem gehinderd te zijn door lawaai, tegenover 15% in Net als het PACT wil het MINAplan 4 dat het aandeel Vlamingen dat ernstige hinder ondervindt van verkeerslawaai in de periode 5 Het PACT 2020 stelt dat Vlaanderen in 2020 op vlak van geluidhinder even goed moet scoren als Europese economische topregio s. Meer specifiek moet het aantal potentieel ernstig gehinderden door geluidsoverlast afkomstig van verkeer tegen 2020 met 15% dalen. 33

37 afneemt met 15%. Verder richt het MINA-plan 4 zich, in uitvoering van de Europese richtlijn Omgevingslawaai 6, op het terugdringen van geluidshinder in grote agglomeraties. In 2008 werd beslist om met financiële ondersteuning van de Vlaamse overheid de geluidskaarten voor de agglomeratie door de steden zelf te laten opmaken. De Vlaamse overheid stelde inmiddels een actieplan op voor de agglomeratie Antwerpen (april 2011) en gaat ervan uit dat de stad Antwerpen een lokaal actieplan opstelt om de geluidsoverlast terug te dringen. Er zijn vandaag in Vlaanderen nog geen specifieke wettelijke of decretale normen voor geluidshinder door wegverkeer, wel principiële en gedifferentieerde referentiewaarden. Wegen zijn in de Vlaamse milieuwetgeving niet opgenomen als hinderlijke inrichting. De geluidsnormen in VLAREM zijn er enkel voor fabrieken, muziekzalen, kantoren, goederenopslagbedrijven,. Voor nachtelijke activiteiten in woonzones wordt een geluidsniveau van 45 db(a) gehanteerd. De Vlaamse overheid formuleerde wel beleidsdoelstellingen rond de beperking van geluidsoverlast. In het MINA-plan 3 7 onder de rubriek hinder door verkeer wordt gesteld dat de langetermijndoelstelling in 2020 slechts 15 % van de bevolking blootgesteld wordt aan wegverkeerslawaai overdag buiten voor de gevel van de woning (LAeq>65dB(A)).. In het Mobiliteitsconvenant dat wordt afgesloten tussen de Vlaamse overheid en steden en gemeenten wordt uitgegaan van 65 db(a) als grenswaarde tijdens de dag, op basis waarvan gemeenten in samenwerking met de Vlaamse overheid een zogenaamd Module 5 -project kunnen uitwerken 8. In 2009 werd er voor Antwerpen een geluidskaart opgesteld (zie kaart hieronder) voor de stad met ondersteuning van de Vlaamse overheid. Deze kaart werd berekend binnen de grenzen van de agglomeratie Antwerpen. Deze kaart toonde het berekende cumulatieve geluidsniveau veroorzaakt door weg-, spoor- en vliegverkeer alsook de industriële bronnen. Hieruit bleek dat het wegverkeer het merendeel van de blootgestelden treft. Dit heeft natuurlijk veel te maken met de proximiteit van de bewoners ten opzichte van deze bronnen. Daarenboven is het wegverkeer alom aanwezig, terwijl spoor-, industrie- en vliegtuiglawaai meer plaatsgebonden effecten heeft. 6 De EU-richtlijn Omgevingslawaai (2002/49/EG) heeft tot doel schadelijke effecten en hinder in te perken die veroorzaakt worden door het omgevingslawaai van belangrijke wegen, spoorwegen, luchthavens en agglomeraties. 7 Milieurapport Vlaanderen MIRA-T, VMM, 2007, p In onderlinge afspraak betalen de lokale overheid en het gewest een berekend deel van de kosten voor de installatie van geluidsschermen als een geluidsniveau L Aeq 65 db(a) maar < 80 db(a) wordt vastgesteld. Zie hiervoor: 34

38 Kaart 5: Geluidshinder in Antwerpen en de Antwerpse haven, 2009 Bron: Vlaamse Regering: Departement Leefmilieu, Natuur en Energie 35

39 Inmiddels werd deze kaart geoptimaliseerd (aangevuld met meer en betere gegevens en op een hogere resolutie) in het kader van de zogenaamde maatregelenstudie (2011). In tegenstelling tot de eerste geluidskaart worden nu de bewoonde en geluidsgevoelige, gebouwen ingekleurd in functie van hun akoestische gevelbelasting. De geluidskaart hieronder toont immers enkel waar hoge niveaus optreden. Bij onbewoonde gebouwen of onbebouwde gebieden mogen hoge geluidniveaus optreden, aangezien hier strikt genomen geen hinder optreedt. Hier wordt de focus verschoven naar de bewoners en de blootstelling aan overmatig lawaai. Op onderstaande kaart wordt het geluidsniveau weergegeven in verband met het aantal mensen dat aan bepaalde geluidsniveaus is blootgesteld (Lden). Op basis van deze kaarten, werden er in het totaal 670 knelpunten gedefinieerd. Naast deze objectieve data brengen we eveneens in kaart (tweede kaart hieronder) in welke mate de Antwerpenaar aangeeft geluidshinder te ondervinden. 36

40 Kaart 6: Blootstelling Lden in het studiegebied stad Antwerpen, 2011 Bron: VITO, Eindrapport: Voorstel van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidshinder te beheersen in de stad Antwerpen i.o.v. Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Milieu 37

41 Kaart 7: Aandeel respondenten van de Antwerpse monitor die geluidsoverlast ervaren,

42 2 Bodemverontreiniging 2.1 Oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek Verontreiniging wordt door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) vastgesteld aan de hand van een oriënterend bodemonderzoek (OBO). Dit bodemonderzoek of OBO geeft de beeld van de toestand van de bodem op een volledig perceel. Een beschrijvend bodemonderzoek of BBO wordt uitgevoerd om een vastgestelde verontreiniging in kaart te brengen. Het kan dan ook op een deel van een perceel of perceel overschrijdend uitgevoerd worden. Met het Bodemdecreet werd ook het gecombineerd oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek geïntroduceerd. Een verontreiniging in het OBO wordt dan meteen in kaart gebracht. Zo kan men tijd en geld winnen. Wordt een verontreiniging aangetroffen dan gaat de bodemsaneringsdeskundige na wanneer ze ontstond. Was dat voor de inwerkingtreding van het eerste Bodemsaneringsdecreet van dan wordt de verontreiniging Historisch genoemd. Dateert ze van later dan wordt ze Nieuw genoemd. Historische verontreiniging wordt verder onderzocht in een beschrijvend bodemonderzoek als er een duidelijke aanwijzingen zijn van een ernstige bodemverontreiniging. Om dit te bepalen werd een lijst van criteria opgesteld. Nieuwe verontreiniging wordt verder onderzocht als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de bodemsaneringsnormen overschreden zijn. In de praktijk wordt de regel gehanteerd dat dit zo is als een analysewaarde hoger is dan 80% van de bodemsaneringsnorm voor die grond. Historische verontreiniging wordt vervolgens gesaneerd als het BBO de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging aantoont. Dit wordt berekend met de hulp van risicoevaluatiemodellen of door rechtstreekse meting van de blootstelling van mens of milieu aan de verontreiniging. Nieuwe verontreiniging wordt gesaneerd als ze de bodemsaneringsnormen ter plaatse overschrijdt. In het GIR zijn zowel onderzochte gronden opgenomen alsook gronden waarvan geweten is dat er risicoactiviteiten op plaats hadden of hebben. Het register van verontreinigde gronden bevatte alle percelen waarvoor een overschrijding van de bodemsaneringsnormen werd vastgesteld, ook indien er geen verdere maatregelen noodzakelijk waren. Voor 2009 hebben we enkel data over de percelen waarvoor maatregelen nodig zijn. Bijgevolg zijn de data van 2009 niet vergelijkbaar met deze van de voorgaande jaren. 39

43 In de onderstaande tabel wordt het aantal kadastrale percelen weergegeven waarvoor verdere maatregelen nodig zijn omdat er mogelijk nadelige effecten zijn voor mens en/of milieu. Tevens wordt ook het aantal percelen weergegeven waar na het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek een sanering nodig is. Tot slot wordt ook het aantal percelen weergegeven waar een sanering heeft plaatsgevonden. Telkens wordt de oppervlakte in hectare weergegeven. Het gaat evenwel om een schatting zowel wat aantal en oppervlakte betreft en dit om vier redenen: 1) De oppervlakte slaat steeds op het ganse perceel, ook als een perceel slechts gedeeltelijk verontreinigd is. In dit geval is er dus sprake van een overschatting van de oppervlakte. 2) Er zijn ook perceeloppervlakten waarvoor geen oppervlakte bekend is in de databank. 3) Er kunnen zich kadastrale wijzigingen voordoen. 4) Er zijn nieuwe onderzoeksgegevens die aanleiding geven tot andere uitspraken dan voorheen. Onderstaande kaart geeft de locaties weer van alle dossiers betreffende bodemsanering, er werd dus een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Locaties met een dossier inzake bodemsanering bevinden zich zeker niet uitsluitend in het havengebied. Er zijn opvallend veel locaties te vinden in de Antwerpse binnenstad. Daarnaast zijn er ook relatief veel locaties met een dossier betreffende bodemsanering in de wijken Neerland-Industrie en hoogte in Wilrijk, in de industriegebieden langs het Albertkanaal in Deurne en Merksem en in Hoboken-Noord. In de wijk Linkeroever blijft het aantal locaties relatief beperkt. De kaart daarna (Kaart 8) toont volgende locaties: dossiers waarbij er minimaal één beschrijvend bodemonderzoek gekend is, dossiers met minimaal één bodemsaneringsproject en dossiers met minimaal één eindevaluatieonderzoek. Een vergelijking met kaart 2 leert dat niet alle dossiers betreffende bodemsanering tot een verdere actie leiden. Zeker in de binnenstad is dat in een groot deel van de dossiers niet het geval. Verder blijkt ook dat saneringsprojecten niet beperkt blijven tot de grote industriegebieden. 40

44 Tabel 6: Gronden waarvoor verdere maatregelen nodig zijn op het grondgebied van de stad Antwerpen aantal percelen oppervlakte percelen (ha) % t.o.v. totale oppervlakte 2009 Percelen waarvoor verdere maatregelen zijn ,70% Percelen waarvoor sanering nodig ,80% Gesaneerde percelen ,30% 2011 Percelen waarvoor verdere maatregelen zijn ,79% Percelen waarvoor sanering nodig ,96% Gesaneerde percelen ,79% 2012 Percelen waarvoor verdere maatregelen zijn ,39% Percelen waarvoor sanering nodig ,65% Gesaneerde percelen ,03% Bron: OVAM 2011 Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 41

45 Kaart 8: Locaties van alle dossiers met oriënterende bodemonderzoek in Antwerpen,

46 Kaart 9: Locaties van dossiers bodemonderzoeken in Antwerpen naar type,

47 2.2 Bodemsanering: bodemsaneringsproject en bodemsaneringswerken Sinds 1 juni 2008 met invoege treden van het bodemdecreet zijn alle gronden waarvoor gegevens bekend zijn bij de OVAM opgenomen in het grondeninformatieregister (GRIR) en is er geen register van verontreinigde gronden meer. Het cijfer verontreinigd (op basis van OBO) valt hierdoor weg. Na een OBO zijn er verdere maatregelen nodig of niet. Als de sanering noodzakelijk blijkt, start de tweede fase van de bodemsanering: de opmaak van een bodemsaneringsproject (BSP). Dit project wordt opgesteld door een bodemsaneringsdeskundige en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Het is een rapport waarin de wijze wordt vastgesteld waarop de bodemsaneringswerken zullen worden uitgevoerd en de eventuele nazorg zal worden verzekerd. De laatste fase is de uitvoering van de bodemsaneringswerken (BSW). Dit zijn de werken waarbij de verontreiniging in de bodem wordt weggenomen. Ze worden uitgevoerd door een aannemer onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige. Het aantal OBO s, BBO s, BSP s, BSW's zijn gebaseerd op dossiernummers, per dossiernummer kunnen er meerdere percelen voorkomen. 44

48 Tabel 7: Keten van afhandeling dossiers verontreinigde gronden volgens saneringsfase (aantal percelen) Fase Oriënterend bodemonderzoek afgerond Daarvan is verontreinigd nb nb nb nb 3. Daarvan is een beschrijvend bodemonderzoek nodig Daarvan is het beschrijvend bodemonderzoek conform nb nb nb nb 5. Daarvan is een bodemsaneringsproject nodig Daarvan is bodemsaneringsproject conform Daarvan zijn bodemsaneringswerken opgestart Daarvan zijn bodemsaneringswerken afgerond Bron: OVAM Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 9 Sinds 1 juni 2008 met invoege treden van het bodemdecreet zijn alle gronden waarvoor gegevens bekend zijn bij de OVAM opgenomen in het grondeninformatieregister (GRIR) en is er geen register van verontreinigde gronden meer. Het cijfer verontreinigd (op basis van OBO) valt hierdoor weg. Na een OBO zijn er verdere maatregelen nodig of niet. 45

49 3 Water 3.1 Waterkwaliteit Water betekent hier oppervlaktewater. Oppervlaktewater slaat op alle water aan de oppervlakte: rivieren, kanalen, vijvers, beekjes,... Om de waterkwaliteit te meten maakt het VMM gebruik van twee indexen, deze worden hieronder toegelicht Belgische Biotische index Bij de beoordeling van de biologische water-kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Belgische Biotische Index (BBI). De BBI geeft een goed beeld van de geschiktheid van oppervlaktewater als biotoop voor aquatische ongewervelde dieren. Men gaat na hoeveel en welke kleine ongewervelde waterdiertjes er aanwezig zijn in de watermonsters. Met deze waterdiertjes bedoelt men macroinvertebraten (dit zijn met het blote oog waarneembare ongewervelden, zoals insecten, weekdieren, kreeftachtigen, wormen,...). Het gaat hier over de hoeveelheid waterdiertjes, de diversiteit van de soorten waterdiertjes en hun verontreinigingsgevoeligheid. Naargelang de soorten waterdiertjes (hoe meer hoe beter) en het aantal waterdiertjes (hoe meer hoe beter) bepaalt men de oppervlaktewaterkwaliteit. De indexwaarde schommelt tussen 0 (uiterst slechte kwaliteit) en 10 (zeer goede kwaliteit). Men constateert dat de BBI niet wijzigt ondanks de inspanningen inzake waterzuivering. De BBI is echter niet altijd een goede indicator van de waterkwaliteit. Een lage BBI kan bijvoorbeeld wijzen op vervuilde bodems, wat een negatieve invloed heeft op de aanwezigheid van voedsel voor de waterdiertjes of op versnipperde migratieroutes waardoor waterdiertjes niet in het oppervlaktewater terecht komen, ondanks het feit dat het water van goede kwaliteit is. In Vlaanderen (2008) scoort 33,4% van de meetplaatsen in de kwaliteitsklassen goed of zeer goed en voldoet hiermee aan de wettelijke Vlaamse basiskwaliteitsnorm (BBI = 7). Dat resultaat is minder gunstig dan in Die vaststelling wordt bevestigd door een vergelijking van de resultaten voor de 58 meetplaatsen die zowel in 2007 als in 2008 bemonsterd werden (cfr. VMM, jaarrapport water 2008). Uit de onderstaande figuur valt af te lezen dat de verhouding van het aantal 'matige tot zeer goede metingen' ten opzichte van het aantal 'uiterst slechte tot slechte metingen' gunstiger geworden is. Het aandeel meetpunten met uiterst slechte, zeer slechte en slechte biologische kwaliteit nam sterk af sinds eind jaren '90. In 2007 nam het aantal uiterst slechte metingen opnieuw sterk toe. Het gaat evenwel om een zeer beperkt aantal meetplaatsen in vergelijking met de andere jaren. 46

50 Figuur 24: Percentage metingen volgens waterkwaliteitscategorie (Belgische Biotische Index), Antwerpen *Deze jaren tellen minder dan 10 metingen ** In dit jaar zijn er metingen gebeurd in de vijver Blokkersdijk, die in geen van de andere jaren zijn gebeurd. Deze nemen het volledige zeer goede resultaat voor hun rekening. Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Studiedienst Prati-index Het bepalen van de waterkwaliteit gebeurt door het meten van verscheidene fysisch-chemische parameters. De scores op deze parameters worden omgerekend naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit de Prati-index voor zuurstofverzadiging (PIO). Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofconcentraties, maar ook bij oververzadiging. De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof is van zeer groot belang voor het leven in het water en speelt een grote rol in zelfzuiverende processen van de waterloop. In de onderstaande tabel worden de intervalwaarden weergegeven met de bijhorende beoordeling van de kwaliteit. 47

51 Tabel 8: Intervalwaarden Prati-index en kwaliteitsbeoordeling PIO Beoordeling 0-1 niet verontreinigd > 1-2 aanvaardbaar > 2-4 matig verontreinigd > 4-8 verontreinigd > 8 zwaar verontreinigd Bron: Vlaamse Milieumaatschappij In onderstaande figuur kunnen we aflezen dat de verhouding van het aantal 'matig verontreinigde tot niet verontreinigde metingen' ten opzichte van het aantal 'verontreinigde tot zwaar verontreinigde metingen' gunstiger geworden is. Het aandeel meetpunten met verontreinigde en zwaar verontreinigde waterkwaliteit nam af eind jaren '90 en het aandeel niet verontreinigde en aanvaardbare wateren neemt toe. Tabel 9: Percentage metingen volgens waterkwaliteitcategorieën (Prati-index), Antwerpen * Mogelijk zijn voor 2012 nog niet alle data beschikbaar Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Studiedienst 48

52 3.1.3 Riolerings- en zuiveringsgraad Naast metingen van waterkwaliteit speelt ook de rioleringsgraad en zuiveringsgraad een rol in de waterkwaliteit. De rioleringsgraad is het aandeel inwoners van een gemeente dat aangesloten is op de riolering. De zuiveringsgraad gaat over de mate dat het afvalwater dat nu al in de riolering terecht komt via een waterzuiveringsstation gezuiverd wordt. Het geeft met andere woorden van inspanning aan om het water te zuiveren. De riolerings- en zuiveringsgraad evolueren tussen 2000 en 2008 naar hogere percentages. Het behalen van een (hoge) rioleringsgraad is een gemeentelijke bevoegdheid (stad heeft in 2004 deze verantwoordelijkheid aan AWW/Riolink overgedragen). Het behalen van de zuiveringsgraad is een bevoegdheid van het Vlaamse Gewest, te weten Aquafin NV. Van alle gebouwen in de stad met toiletten en wasruimtes is 97, 2% (2008) aangesloten op een riolering naar een zuiveringsinstallatie. Op een periode van 8 jaar is er een grote inspanning geleverd om de aansluitingsgraad van 72% te verhogen tot bijna 100% in Momenteel wordt gewerkt in de landelijke gebieden van de gemeente met de uitbouw van het bestaande openbare rioolnet, om de woningen in die straten waar nog geen riool ligt aan te sluiten op de openbare riolering. De meest afgelegen gebouwen worden van een individuele afvalwaterzuivering te voorzien. Dat gebeurt aan de hand van een rioolzoneringsplan, waarbij de ecologische en economische kosten worden meegewogen. Indien de aansluiting op de openbare riolering niet haalbaar is, wordt een individueel systeem voor de behandeling van afvalwater aangelegd. Dit alles is de verantwoordelijkheid van de stad en de gemeentelijke rioolbeheerder (AWW/Rio-link) haar zuiveringspartners. De burger (drinkwaterabonnee) dient eenmalige aansluitingskosten te betalen en een maandelijkse saneringsbijdrage dat wordt berekend op het aantal verbruikte liters leidingwater, geïnd op de drinkwaterfactuur. De riolerings-en zuiveringsgraad vormen niet noodzakelijk een goede indicator voor de waterkwaliteit in de Antwerpse regio. De meeste grotere gemeenten in Vlaanderen, alsook Antwerpen scoren over het algemeen hoog met betrekking tot de riolerings-en zuiveringsgraad. De vervuiling van bijvoorbeeld de Zenne, en stroomafwaarts ook de Demer en de Schelde wordt echter ook beïnvloed door de mate waarin het Brussels afvalwater gezuiverd wordt. Tot voor kort kwam drie vierde van het Brussels afvalwater ongezuiverd in de Zenne terecht. Sinds het operationeel worden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Brussel-Noord is er echter een forse verbetering opgetreden van de waterkwaliteit. De zuiveringscapaciteit is de afgelopen jaren sterk toegenomen met de aanleg van bijkomende afvalwatercollectoren (bv. in Berendrecht-Zandvliet-Lillo en langs de Scheldekaai) en afvalwaterzuiveringsinstallaties (bv. Berendrecht-Zandvliet-Lillo). Bovendien zijn alle bestaande rwzi s in Antwerpen uitgebreid en gerenoveerd om te kunnen voldoen aan de strengste gewestelijke normen. 49

53 Tabel 10: Riolerings- en zuiveringsgraad in Stad Antwerpen Rioleringsgraad Zuiveringsgraad ,6% 72,2% ,6% 72,2% ,6% 72,6% ,6% 87,4% ,6% 87,5% ,6% 87,5% ,6% 87,5% ,7% 97,2% Bron: Vlaamse Milieumaatschappij Bewerkingen door Studiedienst 3.2 Drinkwaterverbruik Drinkwater is leidingwater. Er zijn drie gebruikersgroepen: stadbestuur, particulieren en nijverheidsinstellingen. 'Stadbestuur' zijn overheidsinstanties die vallen onder de Stad Antwerpen. 'Particulieren' zijn de gezinnen, maar ook andere groepen zoals kleine industriëlen naargelang hun handelsactiviteit (wassalons, horeca, carwash) en kleine overheidsinstanties die niet vallen onder de Stad Antwerpen. 'Nijverheidsinstellingen' zijn de bedrijven met een groot verbruik en de overheidsinstanties met een groot verbruik die niet vallen onder de Stad Antwerpen. Als men de cijfers van de drie gebruikersgroepen optelt, krijgt men het totale verbruik. Antwerpse Waterwerken (AWW), nu Waterlink, verzorgt de drinkwaterbevoorrading voor onder andere de gemeente Antwerpen. Deze cijfers handelen over de stad Antwerpen. Het drinkwaterverbruik steeg in Antwerpen tussen 2002 en van m³ naar m³. In 2009 daalde het drinkwaterverbruik opnieuw licht en dit tot op heden. Globaal steeg het drinkwaterverbruik in de stad Antwerpen met 13%. Er zijn evenwel grote verschillen naar type gebruiker: vooral het drinkwaterverbruik van de particulieren steeg spectaculair met maar liefst 168%. Het verbruik van het stadsbestuur kende nauwelijks een stijging (5%), terwijl dit van de nijverheidsinstellingen negatief is (-19%). In 2012 daalt het drinkwaterverbruik in de Stad Antwerpen ten opzichte van het vorige jaar. De grootste daling werd gerealiseerd bij de nijverheidsinstellingen, de grootste stijging bij het stadsbestuur. 10 Een herorganisatie in de contracttypes in 2006 zorgt ervoor dat bij nijverheidsinstellingen minder verbruik is dan de voorbije jaren. Het algemeen totaal is hetzelfde gebleven. Contracten die geen gedomicilieerde personen bevatten werden verschoven van nijverheidsinstellingen naar een andere rubriek onder de particulieren 50

54 Tabel 11: Evolutie van het drinkwaterverbruik (m³, procentuele verandering) naar type gebruiker Stad Antwerpen +13% -2% Stadbestuur +5% +19% Particulieren +168% +2% Nijverheidsinstellingen -19% -4% Bron: AWW Antwerpen Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst De gebruikersgroep nijverheidsinstellingen verbruikt het meeste water, gevolgd door particulieren en stadbestuur (zie onderstaande figuur). Wel valt op dat het aandeel van de particulieren in de periode verdubbelde (van 17% naar 40%), terwijl het aandeel van de nijverheidsinstellingen daalde. Figuur 25: Evolutie van het leidingwaterverbruik (in m³) naar verbruikers in de gemeente Antwerpen Bron: AWW Antwerpen Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Het grootste verbruik wordt vastgesteld in de districten Antwerpen en Bezali die een deel van het havengebied omvatten. We zien dat het verbruik (l/dag) per inwoner het sterkst afneemt in Hoboken. 51

55 Tabel 12: Gemiddeld verbruik (in liter/dag) van particulieren per inwoner Verbruik 2008 Verbruik Stad Antwerpen 157,4 142,7-9% Antwerpen 191,7 170,9-11% Berchem 139,6 131,7-6% Borgerhout 132,5 126,5-5% Bezali 163,5 147,0-10% Deurne 133,7 124,0-7% Ekeren 126,1 117,3-7% Hoboken 150,7 115,7-23% Merksem 128,0 127,3-1% Wilrijk 146,1 129,4-11% Bron: AWW Antwerpen Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst De procentuele verandering van het drinkwaterverbruik is het grootst in het district Hoboken. In de districten Antwerpen, Wilrijk en Bezali waar het drinkwaterverbruik hoog ligt, is de stijging veel beperkter. Tussen 2008 en 2012 daalt het verbruik in alle districten. In het district Merksem bleef de daling beperkt tot 1%. Tabel 13: Evolutie (procentuele verandering) van het leidingwaterverbruik (in m³) naar district % (gemiddeld verbruik m³ per inwoner) (gemiddeld verbruik m³ per inwoner) Stad Antwerpen 57,4 52,1-9% Antwerpen 70,0 62,4-11% Berchem 51,0 48,1-6% Borgerhout 48,3 46,2-5% Bezali 59,7 53,7-10% Deurne 48,8 45,3-7% Ekeren 46,0 42,8-7% Hoboken 55,0 42,2-23% Merksem 46,7 46,5-1% Wilrijk 53,3 47,2-11% Bron: AWW Antwerpen Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 52

56 3.3 Waterpeil Op basis van de onderstaande figuren kunnen we stellen dat het waterpeil relatief stabiel is. Toch is het zo dat het 'gemiddeld tij hoogwater' toenam en het 'gemiddeld tij laagwater' afnam. Dit is het resultaat van de ontwikkelingen in het Schelde-estuarium (d.i. een trechtervormige riviermonding), met name de ontwikkeling van de twee hoofdgeulen en de vermindering van globale beddingweerstand. Dit zorgde voor een toename van de tij-kracht, resulterend in een verhoging der hoogwaterstanden opwaarts en een verlaging der laagwaterstanden neerwaarts en een flinke toename van de getijslag (tijverschil). Figuur 26: Evolutie van het gemiddelde hoogwater in Antwerpen (meter) Bron: MONEOS Jaarboek Monitoring WL 2011, Waterbouwkundig labo Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 53

57 Figuur 27: Evolutie van gemiddeld laagwater in Antwerpen (meter) Bron: MONEOS Jaarboek Monitoring WL 2011, Waterbouwkundig labo Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 54

58 4 Stedelijk groen 4.1 Visuele weergave van hoog en laag groen in Antwerpen Het Agentschap voor Geografische Informatie van Vlaanderen (AGIV) maakte op basis van luchtfoto s uit 2009 een laag op die gedetailleerd in beeld brengt waar er in Vlaanderen groen aanwezig is. Deze informatie werd door de Studiedienst van de Stad Antwerpen omgezet naar statistische informatie op niveau van buurten. Deze wordt verder geaggregeerd naar wijken, postzones, districten, en de hele stad. Het eindresultaat van het werk van AGIV is een kaart van Vlaanderen waar aan elke vierkante meter van Vlaanderen één van volgende types wordt toegekend op basis van een Normalized Difference Vegetation Index, verrijkt met andere bronnen: Hoog Groen (> 3m) Laag Groen (< 3m) Landbouw Niet groen. Het AGIV heeft de bedoeling deze metingen periodiek uit te voeren. Daardoor is het mogelijk om in de toekomst de evolutie van de groene oppervlakte op te volgen. Bovendien kan deze evolutie dan vergeleken worden tussen alle gebieden van het Vlaams grondgebied. Tegen eind 2013 is wellicht een vergelijkbare update beschikbaar. De eerste kaart geeft weer wat het aantal m² groen is per inwoner naar postzone. We zien dat Bezali heeft het grootste aandeel groen per inwoner. De hoge waarde voor de haven in Antwerpen vraagt enige verder uitdieping. Het hoge aandeel is hier volledig te verklaren vanuit het gegeven dat de totale oppervlakte van de haven in rekening wordt gebracht terwijl de inwoners zich bijna uitsluitend bevinden in de wijken Luchtbal (78m²/inwoner) en Schoonbroek-Rozemaai (340m²/inwoner). Het aandeel oppervlakte groen per inwoner ligt eveneens hoog op Linkeroever, in Ekeren, Wilrijk, Kiel en Hoboken. Het aandeel groen per inwoner ligt het laagst in 2060 (Antwerpen noord), 2018 (Antwerpen zuid) en 2140 (Borgerhout). 55

59 Kaart 10: Oppervlakte groen per inwoner (m²/inwoner) naar postzones, 2009 Bron: Groenkaart Vlaanderen 2010, ANB en AGIV Wanneer we de verschillende wijken in Antwerpen gaan opdelen naar het aandeel bomen en gras (hoog en laag groen), krijgen we een beeld van het totaal aantal bomen en gras dat aanwezig is in de wijk ten opzichte van de oppervlakte van de wijk. Op onderstaande kaart zien we dan dat de wijken binnen de leien geen aandeel hoger dan 20% halen. Buiten de leien zien wij dat de wijken Stadspark, Harmonie, Haringrode en Markgrave tussen de 20% en 40% scoren. Buiten de ring zien wij dat in het zuiden van Ekeren, het zuiden Merksem, noorden van Deurne, Deurne zuidwest en het Kiel een aandeel van bomen en gras hebben van 21 tot en met 35%. Enkel voor de wijk Deurne-vlieghaven ligt het aandeel bomen lager dan 21%. Alle andere wijken buiten de ring hebben een aandeel van meer dan 35% bomen en gras. 56

60 Kaart 11: Aandeel bomen en gras (%) per wijk, 2009 Bron: Groenkaart Vlaanderen 2010, ANB en AGIV Een derde kaart brengt in beeld wat de gemiddelde hoeveelheid tuin per gezin (m²/gezin) in 2009 was. We doen deze oefening aan de hand van de luchtfoto van AGIV in combinatie met de GIS-laag van het Kadaster. Daarbinnen selecteren we kadastrale percelen die met een woonfunctie verband houden. Het is niet altijd perfect mogelijk om de bewoningspercelen apart te selecteren. Het is niet omdat er op een perceel inwoners zijn, dat het een woonfunctie heeft. Bijvoorbeeld een schoolgebouw kan een conciërge hebben, maar we beschouwen de bomen op de speelplaats niet als diens privétuin. Anderzijds kunnen gebieden die nog als bouwgrond geclassificeerd zijn, ondertussen een woonfunctie hebben gekregen. Vaak hebben ook commerciële panden een woonfunctie. Types commerciële percelen die we meestal bewoond aantreffen, rekenen we mee als woonpanden. Hierdoor zijn er false positives, bijvoorbeeld hebben we enkele terreinen in de haven meegerekend die we niet als woongebied willen meerekenen. Daarom beschouwen we buurten in het havengebied integraal als niet van toepassing voor deze cijfers. Vervolgens tellen we enkel binnen deze percelen hoeveel vierkante meter groene en niet-groene oppervlakte er te vinden is. 57

61 Onderstaande kaart brengt dus in beeld wat de oppervlakte bomen en gras (hoog en laag groen) binnen woonpercelen gedeeld door het aantal huishoudens van het gebied is. De kaart is op niveau van de wijk in Binnen de singel zijn er slechts twee wijken (Harmonie en Markgrave) die in de tweede categorie vallen. In alle andere wijken ligt het gemiddelde aantal m³ tuin per gezin lager dan 30. We zien dat buiten de ring enkel in Oud-Merksem en Deurne-noord en Bremweide dit eveneens zo is. In alle andere wijken ligt dit hoger. We zien dat de hoogste waarden worden opgetekend in Bezali en Ekeren en Wilrijk. Kaart 12: Gemiddelde hoeveelheid tuin per gezin (m²/gezin) per wijk, 2009 Bron: Groenkaart Vlaanderen 2010, ANB en AGIV 58

62 4.2 Groene gebruiksruimte Stadsontwikkeling inventariseert het aantal groene ruimtes in de stad Antwerpen. Het geïnventariseerde gebruiksgroen werd, samen met het andere groen met recreatief medegebruik, ingedeeld in drie niveaus met een eigen bereik en norm voor groenaandeel per inwoner: buurt-, wijken stadsdeelniveau. De indeling werd gebaseerd op het referentiekader dat in het Milieurapport MIRA-S 2000 (10) werd opgesteld. Tabel 14: Indeling van het gebruiksgroen in stad Antwerpen, 2012 Niveau Afstand (m) Oppervlakte (ha) Afstand (m) m²/inw Buurt (parken: >0,5ha) Wijk (parken: >5ha) Stadsdeel (parken: >10ha) Stad Stadsregio Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte 2012 De aantrekkingskracht van de groene ruimten wordt bepaald op basis van de oppervlakte. Stadsbewoners willen in hun buurt groene ruimte hebben. De buurt wordt vanuit het referentiekader gedefinieerd als de omgeving binnen 400m wandelafstand van de woning. Groene ruimten die groter zijn dan 1ha (of 0,5ha in het geval van parken) functioneren als buurtgroen. Er is ook een behoefte aan groene ruimten die op wijkniveau functioneren en dus een grotere aantrekkingskracht hebben. Voor wijkgroen wil de stadsbewoner 800m wandelen. Groene ruimten die groter zijn dan 10ha (of 5ha voor parken) functioneren als wijkgroen. Er zijn tenslotte groene ruimten nodig die op een nog hoger niveau functioneren: stadsdeelgroen. Voor deze groene ruimten wil men 1600m wandelen (11). Groene ruimten die groter zijn dan 30ha (of 10 ha voor parken) functioneren als stadsdeelgroen Categorieën gebruiksgroen Onderstaande tabel brengt alle groene plekken in Antwerpen, die een recreatief gebruik of medegebruik kennen, de aard van het gebruik in beeld. Dit levert 22 categorieën gebruiksgroen, die als volgt in oppervlakte vertegenwoordigd zijn. De drie categorieën met een recreatief medegebruik (water, natuur en agrarisch) vertegenwoordigen allen een aanzienlijk aandeel. Van het zuivere gebruiksgroen vertegenwoordigen de parken met bijna 10% het grootste aandeel. 59

63 Tabel 15: Categorieën groene open ruimte in de stad Antwerpen, 2012 Categorie Oppervlakte % Agrarisch groen 1013,58ha 18,0% Attractiepark 12,94ha 0,2% Begraafplaats 132,21ha 2,4% Fortgroen 118,38ha 2,1% Gebouwgroen 133,60ha 2,4% Groen plein 11,79ha 0,2% Hanggroen 107,71ha 1,9% Hondenloopzone 15,33ha 0,3% Hondenschool 8,92ha 0,2% Jachthaven 0,44ha 0,0% Jeugdbeweging 11,57ha 0,2% Natuurlijk groen 1462,19ha 26,0% Park 545,03ha 9,7% Plein 16,91ha 0,3% Groen bij specifiek terrein 56,80ha 1,0% Speelbos 4,27ha 0,1% Speelterrein 24,27ha 0,4% Sportterrein 177,47ha 3,2% Stadsbos 106,69ha 1,9% Volkstuinen 63,37ha 1,1% Water 1560,50ha 27,8% Woonwagenterrein en 34,93ha 0,6% camping Totaal 5619,00ha 100,0% Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte

64 Kaart 13: groene ruimten in stad Antwerpen naar toegankelijkheid, 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte

65 4.2.2 Toegankelijkheid van gebruiksgroen De parken vormen logischerwijze met bijna 45% het grootste aandeel van het toegankelijke gebruiksgroen. Toch is ook een deel van de parken slechts onder voorwaarden toegankelijk, zoals het Middelheimmuseum dat grotendeels één dag per week gesloten is. Het grootste aandeel gebruiksgroen dat slechts onder voorwaarden toegankelijk is bestaat uit sportterreinen. Het merendeel van de sportterreinen in Antwerpen is enkel via clubverband en/of tijdens bepaalde openingsuren toegankelijk. Dit aandeel is, na de toegankelijke parken, de tweede grootste oppervlakte gebruiksgroen. Tabel 16: toegankelijkheid van het gebruiksgroen in stad Antwerpen, 2012 Type Toegankelijk Onder voorwaarden Attractiepark 12,94ha 2,9% Begraafplaats 132,21ha 11,6% Fortgroen 118,38ha 10,4% Gebouwgroen 67,01ha 5,9% 66,58ha 15,1% Groen plein 11,79ha 1,0% Hanggroen 107,71ha 9,4% Hondenloopzone 15,33ha 1,3% Hondenschool 8,92ha 2,0% Jachthaven 0,44ha 0,1% Jeugdbeweging 11,57ha 2,6% Park 512,05ha 44,8% 32,98ha 7,5% Plein 16,91ha 1,5% Groen bij specifiek terrein 2,21ha 0,2% 54,61ha 12,4% Speelbos 4,27ha 0,4% Speelterrein 22,65ha 2,0% 1,62ha 0,4% Sportterrein 25,07ha 2,2% 152,39ha 34,6% Stadsbos 106,69ha 9,3% Volkstuinen 63,37ha 14,4% Woonwagenterrein en camping 34,93ha 7,9% Totaal 1.142,33ha 100,0% 440,38ha 100,0% Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte Niveaus van gebruiksgroen Buurtgroen Het buurtgroen werd geselecteerd op basis van volgende parameters: - gebruiksgroen of plein - toegankelijk - gelegen binnen woongebied of een straal van 400m rond een woongebied. Zonder het groen met recreatief medegebruik nemen de parken met 45% het grootste aandeel en bijna de helft van het buurtgroen in. Wanneer het groen met recreatief medegebruik wel in rekening wordt gebracht, neemt het belang van de parken af (10%) ten opzichte van het water (31%), het natuurlijk groen (25%) en het agrarisch groen (20%). 62

66 Wijkgroen Het wijkgroen werd geselecteerd op basis van volgende parameters: - gebruiksgroen of plein - toegankelijk - groen met recreatief medegebruik - oppervlakte > 10ha (of 5ha voor parken) - gelegen binnen woongebied of een straal van 800m rond een woongebied. Op wijkniveau nemen water (32%) en natuurlijk groen (30%) het grootste aandeel in. Het belang van het natuurlijk groen is t.o.v. het buurtniveau lichtjes toegenomen. Agrarisch groen (19%) en de parken (9%) blijven eveneens belangrijk, samen met de begraafplaatsen (2,7%) en het fortgroen (2,5%). Stadsdeelgroen Het stadsdeelgroen werd geselecteerd op basis van volgende parameters: - gebruiksgroen of plein - toegankelijk en toegankelijk onder voorwaarden - groen met recreatief medegebruik - oppervlakte > 30ha (of 10ha voor parken) - gelegen binnen woongebied of een straal van 1600m rond een woongebied. Net als op wijkniveau nemen ook op stadsdeelniveau het water (32%) en het natuurlijk groen (29%) het grootste aandeel van het gebruiksgroen in. Ook het agrarisch groen (17%) en de parken (9%) blijven een aanzienlijk aandeel vertegenwoordigen. Opvallend is het belang van de specifieke terreinen (6,7%) op dit niveau. Dit is een gevolg van het meenemen van alle specifieke terreinen die onder voorwaarden toegankelijk zijn, o.a. de sportterreinen. 63

67 Kaart 1: Buurtgroen (inclusief recreatief medegebruik), 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte

68 Kaart 14: Wijkgroen, 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte

69 Kaart 15: Stadsdeelgroen, 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling/Ruimte

70 5 Energie 5.1 Grootte van het voertuigenpark Voertuigen en hun brandstofverbruik zijn bepalend voor de luchtkwaliteit. In augustus 2011 telt Antwerpen voertuigen. Dit zijn ongeveer voertuigen meer dan in Uit de onderstaande figuur blijkt dat het aantal voertuigen in de stad Antwerpen sinds 1995 min of meer stabiel blijft rond de voertuigen. Antwerpen neemt 5,7 % van het Vlaamse wagenpark voor zijn rekening. In 1995 was dit nog 7,2%. Het aantal voertuigen steeg in Vlaanderen dus sterker dan in de stad Antwerpen. Opvallend is wel de sterke daling van het aantal benzinevoertuigen enerzijds en de sterke stijging van het aantal dieselvoertuigen anderzijds. Dieselmotoren hebben een meer negatief effect op het fijn stof gehalte in de lucht. Figuur 28: Het aantal voertuigen in de stad Antwerpen naar type brandstof Stad Antwerpen Benzine Diesel Bron: Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en vervoer, FOD economie Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Alternatieven voor benzine- en dieselmotoren zijn vooralsnog niet erg populair in de stad. Zoals onderstaande figuur aantoont, blijft het aantal elektrische wagens na een daling in 2005 stabiel op een laag niveau: het gaat om 119 voertuigen in Verder blijken ook LPG-wagens aan aantrekkingskracht te hebben ingeboet: sinds 2006 daalde het aantal LPG- wagens in de stad van naar eenheden in

71 Figuur 29: Het aantal voertuigen in de stad Antwerpen naar type brandstof LPG Elektrisch Niet nader vermeld Bron: Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en vervoer, FOD economie Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Onderstaande tabel en grafiek geven het aantal voertuigen naar type voertuigen weer. In de periode stijgt het aantal personenwagens in de stad Antwerpen met ongeveer eenheden. Vanaf 2000 daalt het aantal personenwagens in Antwerpen om vanaf 2008 opnieuw te stijgen. Het aantal voertuigen voor het goederenvervoer vertoont nagenoeg een constante stijging in de periode Vooral het aantal moto s stijgt sterk tussen 1995 en

72 Tabel 17: Evolutie van de grootte van het voertuigenpark in Antwerpen naar type voertuig Vlaanderen Stad Antwerpen Aandeel Antwerpen 7,2% 6,7% 6,1% 6,0% 5,8% 5,8% 5,8% 5,7% 5,7% Personenwagens Autobussen en autocars Voertuigen goederenvervoer* Trekkers** Landbouwtrekkers Speciale voertuigen Moto's*** * Vrachtwagens, bestelwagens, terreinwagens en tankwagens ** Trekkers zijn bedrijfsmotorvoertuigen waaraan opleggers (voertuig zonder voorste as) gekoppeld worden *** Alle motorrijwielen die 40 km/u of sneller rijden. Dit zijn alle motorfietsen en de meeste bromfietsen Bron: Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en vervoer, FOD economie Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 69

73 Figuur 30: Evolutie van het aantal personenwagens in Antwerpen Bron: Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en vervoer, FOD economie Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 5.2 CO²-emissie De stad Antwerpen bracht in 2013 voor de derde keer haar emissie-inventaris uit. De stad beschikt nu over een cijferreeks voor de jaren 2005, 2007 en De stad rapporteert over de uitstoot van de broeikasgassen, waaronder op het volledige grondgebied van de Stad Antwerpen. Hieruit blijkt dat de ETS-industrie en ETS-energieproductie samen goed is voor Kton CO² equivalent. Dit is 79% van de totale emissies. ETS-emissies vallen niet onder de Covenant of Mayors. De totale CO²-emissies op het stedelijk grondgebied Antwerpen die onder de rapportering van Covenant of Mayors vallen, bedroegen kton in 2010, een daling met 6,2 % ten opzichte van De Stad Antwerpen streeft, een reductie met 20% tegen 2020 ten opzichte van de emissies in 2005 na. 70

74 Tabel 18: kton Co²-equivalent op het stedelijk grondgebied Antwerpen per bron kton Industrie (ETS CO²-eq Residentieel Handel & diensten Transport Industrie (ETS Industrie (niet-ets) Corr.2 bedrijven Energieproductie niet ETS Energieproductie ETS Natuur & landbouw % verschil tov 2005 % verschil tov % -5% -3% -11% -13% 103% 129% -5,7% -5% -20% -5% 4% -19% 3% 167% 1,0% Bron: Emissie-inventaris Stad Antwerpen 2010, Futerproofed i.o.v. Stad Antwerpen: Stadsontwikkeling/energie en milieu Totaal Tabel 19: kton Co²-equivalent op het stedelijk grondgebied Antwerpen onder de rapportering van Covenant of Mayors per bron Handel & Stedelijke Industrie Energieproductie Residentieel Stadsdiensten Transport kton CO²-eq diensten vloot (niet-ets) niet ETS Totaal % verschil tov % 1% -17% -5% 15% 3% -14% -6,2% % verschil tov % -12% -19% -7% 18% 23% -19% -8,1% Bron: Emissie-inventaris Stad Antwerpen 2010, Futerproofed i.o.v. Stad Antwerpen: Stadsontwikkeling/energie en milieu 71

75 Wanneer we die reductie lineair zouden uitzetten en vertrekken vanuit de reductie van 6,67% in 2010 als ijkpunt nemen, zit de stad net niet op koers om de doelstelling te halen, maar een aantal factoren verdienen toch de aandacht: - De Belgische emissiefactor voor elektriciteit is gedaald sinds 2005 om zijn laagste waarde te bereiken in Daarna (2010) is er terug een lichte stijging merkbaar. De verdere evolutie van deze emissiefactor bepaalt voor een gedeelte mee het resultaat en trends zoals kernuitstap en aandeel hernieuwbare energie op Belgisch niveau zullen hun invloed laten gelden. - Industrie en handel & diensten behalen een eerder beperkte reductie, doch hier dient de interactie met lokale energieproductie opgemerkt te worden. In 2010 is deze sterk toegenomen. Dit heeft een effect op de scope van de verbruikende sectoren: we zien een kleine shift in emissies van residentieel, handel & diensten en industrie (vnl. niet-ets) naar de sector energieproductie. - De transportsector hinkt lichtjes achter op de ambities. De ambitie van de Stad Antwerpen voor de stedelijke diensten is een halvering (-50%) van de emissies van de stedelijke diensten. Om die doelstelling over een periode van 15 jaar ( ) te halen zou, in een lineaire vertaling, in 2010 een reductie van -16,67% moeten vastgesteld zijn om op koers te zitten. Dit is nu -17%, wat betekent dat de stad momenteel op koers zit om de doelstelling van -50% te behalen. De lokale energieproductie is verdubbeld sinds 2005: het grootste deel is afkomstig van de categorie WKK-ETS. Windenergie nam toe van MWhe naar MWhe en energieproductie door PVpanelen nam toe van 4 MWhe in 2007 naar MWhe in Premies De stad Antwerpen keert premies uit aan haar burgers om milieubewuste keuzes te stimuleren. De meeste premies zijn bedoeld om particulieren te stimuleren het energiegebruik van hun woning te verminderen. Hieronder vallen premies voor dakisolatie, de installatie van een zonneboiler, de installatie van een regenwaterput, de aanleg van een groendak, de installatie van een condensatieketel en de premie voor een lage energiewoning. Lage energiewoningen zijn energie- en milieusparende woningen. De verwarmingskosten bedragen hoogstens de helft van die van een gemiddeld gezin. De Stad Antwerpen keert premies uit voor woningen met een E-peil van 60 of minder Energiepremies De stad Antwerpen keert vier premies uit voor energiebesparende maatregelen. Het gaat om premies voor dakisolatie, de installatie van een zonneboiler, de installatie van een condensatieketel en voor een lage energiewoning. 72

76 Sinds 1 januari 2009 geeft de stad Antwerpen enkel nog een premie voor dakisolatie en niet langer voor superisolerende beglazing. Hierdoor zijn de cijfers voor 2009 niet vergelijkbaar met deze van voorgaande jaren. De premie voor dakisolatie bedraagt 6 euro/m² indien het dak geïsoleerd wordt met behulp van een aannemer. Indien bovendien gebruikt wordt gemaakt van nagroeibare materialen (houtwol, cellulose, vlas, hennep of schapenwol) wordt een extra premie van 2 euro/m² voorzien. Tabel 20: Energiepremie superisolerende beglazing en dakisolatie (tot 2009) Aantal Totaal premiebedrag ( ) Gemiddeld bedrag per premie ( ) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu Tabel 21: Energiepremie dakisolatie (vanaf 2009) Aantal Totaal premiebedrag ( ) Gemiddeld bedrag per premie ( ) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu De stad Antwerpen voorziet ook een premie voor de installatie van een zonneboiler. De zonneboiler bestaat uit een zonnecollector, een opslagvat en een pomp. De zonnecollector (een zwarte plaat) staat op het dak en vangt de zonnestralen op. In de buisjes van deze plaat zit een vloeistof die door de zon wordt opgewarmd. De pomp voert de vloeistof naar een boiler of opslagvat. In het vat wordt tenslotte het water opgewarmd. De premie van de stad Antwerpen bedraagt 25 euro/m². Uit onderstaande tabel blijkt dat het aantal aanvragen voor deze premie duidelijk in de lift zit. Tabel 22: Premie installatie zonneboiler door particulieren Aantal Totaal premiebedrag ( ) Gemiddeld bedrag per premie ( ) Oppervlakte zonnepanelen (m²) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu Een condensatieketel is de meest zuinige manier om een woning te verwarmen. Hij is efficiënter dan een hoogrendementsketel omdat hij energie recupereert uit de rookgassen. Door de installatie van een condensatieketel bespaart de gebruiker gemiddeld 30% ten opzichte van een klassieke ketel en 73

77 11% ten opzichte van een hoogrendementsketel. De premie wordt toegekend sinds 2009 en is een forfaitair bedrag. Tabel 23: Premie condensatieketel Aantal Totaal premiebedrag ( ) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu Lage energiewoningen zijn energie- en milieusparende woningen. De verwarmingskosten bedragen hoogstens de helft van die van een gemiddeld gezin. Een passiefhuis gaat nog een stapje verder en heeft amper of geen extra verwarming nodig. Warmteverliezen zijn door een doorgedreven isolatie zo beperkt dat een kleine na-verwarming op de ventilatie volstaat. De stad Antwerpen wil een doorbraak van lage energiewoningen en passiefwoningen in de stad en voorziet een premie voor lage energiewoningen met een energieprestatie van E-60 of minder. De premie bedraagt 10% op de premie van de netbeheerder. Tabel 24: Premie E-peil Aantal Totaal premiebedrag (in ) Gemiddeld bedrag per premie ( ) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu De premie voor de energiezuinige toepassingen bestaat niet langer en werd vervangen door de het project Energiesnoeiers. Een Energiesnoeier is speciaal opgeleid en bekijkt op vraag van de bewoner hoe deze energie in huis kan besparen door middel van kleinere aanpassingen. Dit advies is gratis. Tevens ontvangt de bewoner gratis een pakket met energiebesparende artikelen (spaarlampen, radiatorfolie, waterbesparende douchekop en leidingisolatie) die de Energiesnoeier indien de bewoner dat wenst- gratis kan plaatsen. Tot slot bekijkt de Energiesnoeier of de bewoner in aanmerking komt voor andere energiepremie of een subsidie voor grotere maatregelen Milieupremies De stad voorziet een premie voor de installatie van een regenwaterput of de infiltratievoorziening bij bestaande woningen. De regenwaterput of infiltratievoorzieningen moet voldoen aan een aantal technische eisen die door de Vlaamse overheid werden vastgelegd in de code van de goede praktijk: hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen. Bij nieuwbouw is de installatie van een regenwaterput of infiltratiesysteem verplicht en wordt er geen premie uitgekeerd. 74

78 Tabel 25: Premie regenwaterput Aantal Totaal premiebedrag ( ) Bedrag per premie ( ) Inhoud regenwaterputten (l) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu De stad Antwerpen keert een premie uit om de aanleg van groendaken bij particulieren te stimuleren. Deze premie bedraagt 31 euro per m² groendak met een maximum van euro. De premie kan nooit meer bedragen dan het totaalbedrag van de aanvaarde facturen. Tabel 26: Premie groendaken Aantal Totaal premiebedrag ( ) Bedrag per premie ( ) Opp. groendaken (m²) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu Groene leningen Inwoners die niet over de middelen beschikken om te investeren in energiebesparende maatregelen zoals dakisolatie, kunnen een beroep doen op het Energiebesparingsfonds voor goedkope leningen. Het Energiebesparingsfonds leent een bedrag van maximum euro waarmee de aanvrager energiebesparende investeringen kan uitvoeren. Na maximum vijf jaar wordt de lening terugbetaald. Inwoners die aan bepaalde voorwaarden voldoen kunnen een renteloze lening aangaan via het principe van interestbonificatie De interestbonificatie wordt rechtstreeks in mindering gebracht bij de kredietgever. De kredietgever wordt hiervoor door de overheid vergoed. 75

79 Wie aan één van de volgende voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor een renteloze lening: - Rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering - Een jaarlijks bruto gezinsinkomen dat niet hoger is dan , verhoogd met per persoon ten laste - De aanvrager is in schuldbemiddeling en kan de verwarmingskosten niet betalen - De aanvrager wordt door het OCMW begeleid omwille van betalingsmoeilijkheden met gas en elektriciteit. Tabel 27: Aanvragen groene lening Aantal aanvragen Aantal goedkeuringen Totaal bedrag groene lening ( ) Bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Duurzame Stad, Energie en Milieu 76

80 6 Afval 6.1 Evolutie huishoudelijk afval Tussen 1997 en 2008 schommelt de grootte van de huishoudelijke afvalberg. De laatste drie jaar lijkt deze eerder stabiel te blijven. De hoeveelheid afval dat selectief wordt ingezameld nam sterk toe in Hierdoor wordt recyclage, hergebruik... mogelijk. Vanaf 1998 worden namelijk 'groente-, fruit- en tuinafval', 'papier en karton' selectief ingezameld en behoorde dit type afval niet meer tot huisvuil. Vanaf 2001 wordt ook 'plastieken flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons' selectief ingezameld. Opvallend is ook dat de totale afvalberg sinds 2006 opnieuw toeneemt. Figuur 31: Evolutie van het totaal huishoudelijk afval (onderscheid selectief opgehaald en restafval) Bron: OVAM Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst In onderstaande tabel is het belangrijk rekening te houden met het gegeven dat kringloopgoederen enkel op Vlaams niveau worden bijgehouden door OVAM. Er wordt een Vlaams gemiddelde verrekend naar het aantal inwoners van de stad Antwerpen weergegeven. Eveneens wordt vanaf 2011 het Vlaamse gemiddelde voor sorteerresidu toegepast op elke gemeente. Dit verklaart de sterke daling in de stad Antwerpen. 77

81 Tabel 28: Evolutie van het huishoudelijk afval volgens fracties (in ton) Totaal Selectief afval Glas Papier en karton Metalen (incl. metalen verpakkingen) Kunststoffen (incl. flessen en flacons) Groenafval + GFT Drankkartons Afgedankte elektronische apparaten Textiel Bouw- en sloopafval Houtafval Autobanden Kringloopafval KGA Terminaal afval Huisvuil Grof vuil Gemeentevuil Sorteerresidu PMD : Dit houdt in dat het afval nog niet selectief werd ingezameld. Ofwel was er dat jaar geen aparte registratie mogelijk. * : Data ontbreken nog voor textiel en deel van afgedankte elektrische en elektronische apparaten. Bron: OVAM 78

82 Figuur 32: Evolutie van het huishoudelijk afval per inwoner, Bron: OVAM Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst De stijgende hoeveelheid afval vertaalt zich ook in een stijging van de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner. Het betreft het aantal kg restafval per ingeschreven inwoner. Naast de ingeschreven inwoners zijn er echter nog tal van groepen die ook bijdragen tot de huishoudelijke afvalberg: studenten, kamerbewoners, toeristen, bezoekers van evenementen, personen die werken in de stad maar er niet wonen. Steden hebben een aparte context: het afval van 'niet in het bevolkingsregister geregistreerde' personen. Hierdoor is het beeld van 216 kg restafval per inwoner deels verkeerd. Afvalhoeveelheden van gemeenten met een grootstedelijke functie (grote toeristische sector, groot aantal inwonende studenten) zullen eerst gecorrigeerd worden. De 'gecorrigeerde' cijfers houden nog niet met al de niet-geregistreerde groepen rekening. Correctiefactoren worden enkel gebruikt voor het restafval 12. De streefwaarde voor de Vlaamse gemeenten is gemiddeld 150 kg restafval per inwoner. Het aantal kg restafval (na correctie) per inwoner bedraagt voor het jaar 2011 gemiddeld 164 kg per inwoner. We zien dat dit stijgt sinds We moeten hierbij opmerken dat het gft-afval sindsdien bij het restafval mocht aangeboden worden. 12 De correctiefactor voor 2002 bedraagt 1,1. Voor 2003 tot en met 2007 bedraagt deze 1,11 en voor 2008 tot en met ,4. 79

83 6.2 Containerparken Er zijn negen containerparken in de stad Antwerpen. Particulieren kunnen er terecht voor alle huishoudelijk afval, uitgezonderd restafval en GFT. De parken zijn toegankelijk voor alle particulieren die in Antwerpen wonen. Bedrijven, zelfstandigen, verenigingen, vzw's,... moeten - conform de regels van het materialendecreet en het huishoudelijk reglement van de recyclageparken - zelf instaan voor de verwerking van hun afvalstoffen. Het afval dat naar het containerpark mag, is beperkt tot maximum 2 m³ per week per gezin per voertuig. De ligging van de containerparken wordt weergegeven in onderstaande kaart. De onderstaande figuur geeft de evolutie van het aantal bezoekers van de containerparken sinds 1998 weer. In 1998 het jaar dat grof vuil ophaling werd afgeschaft- ligt het aantal dubbel zo hoog als in Na een piek van bezoekers in 1999, vertoont het aantal bezoekers een dalende lijn. Figuur 33: Evolutie van het aantal bezoekers van containerparken in Antwerpen, Bron: Stad Antwerpen, Stads- en buurtonderhoud Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 80

84 Kaart 16: Kringloopwinkels en containerparken in Stad Antwerpen,

85 6.3 Kringwinkels Naast de containerparken zijn er in de stad Antwerpen ook 5 Kringwinkels. De Kringwinkels (zie bovenstaande kaart) zijn te vinden in Antwerpen-centrum, Borgerhout-centrum, Deurne-zuid, Antwerpen-Kiel en Merksem. De Kringwinkels staan in voor het ophalen, opknappen en verkopen van herbruikbare spullen. Ook herbruikbare spullen die in de recyclageparken terechtkomen, worden opgehaald door de Kringwinkels. Hiervoor krijgen de Kringwinkels een vergoeding van de stad. Zo werken stad en Kringwinkel vzw samen om de afvalberg te beperken. De integrale bulkinzameling betreft afgedankte elektrische toestellen ingezameld bij de Antwerpse containerparken en via de Antwerpse sluikstortcel. De andere ingezamelde goederen vallen in de categorie selectieve inzameling. Onderstaande tabel geeft aan dat het aantal kilogram selectief ingezamelde goederen steeds hoger ligt dan het aantal kilogram integrale ingezamelde bulkgoederen. Tabel 29: Evolutie opgehaalde goederen door De Kringwinkel vzw (enkel stad Antwerpen) Totaal inzameling (kg) Selectieve inzameling (kg) Integrale bulkinzameling (kg) Jaarlijkse stijging inzameling 100% 98% 103% 104% Bron: De Kringwinkel vzw Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst 6.4 Sorteerstraatjes Bewoners van een aantal wijken in de stad kunnen hun afval in een sorteerstraatje kwijt. Ze krijgen daarvoor een toegangspasje. Sorteerstraatjes zijn er in buurten waar veel bewoners klein behuisd zijn, en daarom geen plaats hebben om de verschillende afvalfracties een hele week bij te houden. Daarnaast worden sorteerstraatjes prioritair geplaatst in buurten met een grote gevoeligheid voor sluikstort en in verkeersarme (meestal nieuwe) wijken. Er zijn twee soorten sorteerstraatjes: bovengrondse en ondergrondse. Bij bovengrondse sorteerstraatjes gaat het afval in een aparte container. Het afval mag los aangeboden worden. Er zijn containers voor: - PMD (Plastieken flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons) - GFT (Groente-, Fruit-en Tuinafval) - Papier en Karton. 82

86 Bij ondergrondse sorteerstraatjes wordt het afval in een zuil gedeponeerd, en komt dan terecht in een ondergrondse container. Door middel van een gepersonaliseerd toegangspasje krijgt ment toegang tot de verschillende containers: - PMD (Plastieken flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons) - GFT (Groente-, Fruit-en Tuinafval) - Papier en Karton - Restafval - Glas. De data omtrent deze materie wordt volop op punt gesteld en is momenteel niet volledig. We kunnen hieronder wel een kaart meegeven van de ondergrondse sorteerstraten. In totaal werden er reeds 55 van de 77 ondergrondse sorteerstraatjes gerealiseerd. Per sorteerstraat wordt bepaald welke bewoners er toegang toe hebben. Indien de reguliere afvalinzameling wordt afgeschaft, varieert het aantal bewoners dat toegang krijgt tot een sorteerstraatje tussen 350 en 500 inwoners. Wordt het sorteerstraatje aangeboden als een extra service, dan gaat het om 1200 inwoners per sorteerstraatje. De sorteerstraatjes zijn te vinden in Hoboken, Antwerpen-Noord, Antwerpen-centrum, Borgerhout, Linkeroever, en Antwerpen-Kiel. De locaties worden weergegeven op onderstaande kaart. 83

87 Kaart 17: Sorteerstraatjes in Antwerpen

88 6.5 Sluikstort/zwerfvuil Sluikstorten Sluikstorten zijn alle vormen van niet reglementair aangeboden afval. Het kan huishoudelijk afval zijn, maar ook grof vuil zoals puin of oude meubelen. Sinds januari 2000 kunnen de Antwerpenaren op een gratis nummer sluikstorten melden. Naast meldingen van burgers worden ook meldingen van politie, wijktoezichters en straatvegers geregistreerd. De sluikstortcel van het stadsbedrijf stads- en buurtonderhoud werd opgericht om efficiënt te kunnen optreden tegen sluikstorten. Deze cel streeft ernaar om alle gemelde sluikstorten de volgende werkdag te verwijderen. Tot 90% van het gemelde sluikstort wordt opgeruimd binnen de 24 uur na de melding. Binnen de 48 uur na de melding wordt al het gemelde sluikstort opgeruimd 13. Elke dag worden alle meldingen genoteerd, met het uur van de melding, plaats, adres en nummer (of een benadering van de plaats), en een korte beschrijving van het sluikstort en de melder (burger, buurttoezichter, politie, ). Deze data worden verwerkt tot tabellen en kaarten en geven een indicatie van de meest problematische buurten inzake sluikstorten. De onderstaande kaart geeft het aantal sluikstortmeldingen op buurtniveau weer. De meeste meldingen inzake sluikstortmeldingen situeren zich duidelijk in de binnenstad. Vooral de buurten in Antwerpen-Noord kennen een hoog aantal meldingen inzake sluikstorten. Daarnaast wordt ook een hoog aantal sluikstortmeldingen genoteerd in Deurne-Noord en het Kiel. De tweede kaart geeft het aantal sluikstortmeldingen per km² weer. Uit deze kaart blijkt dat indien wordt rekening gehouden met de grootte van de buurt, ook hier zien wij dat de meldingen van sluikstorten zich vooral concentreren in de binnenstad. 13 Cijfers afkomstig van 85

89 Kaart 18: Aantal sluikstortmeldingen op buurtniveau in 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stads en Buurtonderhoud Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst, 86

90 Kaart 19: Aantal sluikstortmeldingen per km² op buurtniveau in 2012 Bron: Stad Antwerpen, Stads en Buurtonderhoud Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst, In volgende tabel zien we dat het aantal meldingen van sluikstorten is gestegen met meer dan sinds District Antwerpen neemt het grootste deel voor zich, maar ook Deurne en Borgerhout nemen een groot deel voor hun rekening. Het minst aantal meldingen komt van Berendrecht- Zandvliet. De tabel leert ons dat het aantal sluikstortmeldingen in Berendrecht-Zandvliet sterk is toegenomen maar in verhouding met de andere districten nog altijd zeer laag ligt. We merken ook een stijging op in Wilrijk en Ekeren. Deze stijgende evolutie in district Antwerpen is veel kleiner, net zoals in Borgerhout, Merksem en Hoboken. 87

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP 17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP Geïnspireerd door het verschil in O 3 -concentratie tussen werkdagen en niet-werkdagen werd het concentratieverloop van de gemiddelde week berekend. Bij de berekening van het concentratieverloop

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2012 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2012 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Luchtkwaliteit in Vlaanderen Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Overzicht Welke stoffen meet de VMM? Wetgevend kader Toetsing aan regelgeving Evolutie luchtkwaliteit Inzoomen op afzonderlijke

Nadere informatie

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde)

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde) IRCEL CELINE Berekening en implementatie van een nieuwe luchtkwaliteitsindex naar aanleiding van de nieuwe EU dochterrichtlijn betreffende grenswaarden voor SO 2, NO 2, PM10 en lood in de lucht en de toekomstige

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Koen Toté - VMM Overzicht presentatie Luchtkwaliteit 2017 getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van fijn stof en stikstofdioxide

Nadere informatie

Smog in zomer van 5

Smog in zomer van 5 Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september. Voor ozon zijn er in deze periode 6 smogdagen geweest. De dagen vielen voornamelijk

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen?

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen? Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen? Amsterdam, 30 mei 2013 Christine Matheeussen Overzicht 1. Welke stoffen meet de VMM? 2. Toetsing aan Europese regelgeving 3. Inzoomen op NO 2 PM 4. Besluit

Nadere informatie

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit. Aantal dagen met goede luchtkwaliteit Indicatorgegevens Naam Definitie Meeteenheid Situering Beleidsdomein Bekommernis Aantal dagen met goede luchtkwaliteit. Percentage dagen met goede luchtkwaliteit.

Nadere informatie

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

- 1 - april mei juni juli augustus september maand - 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7

Nadere informatie

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Na een oproep van de Stad Gent stelden vijftig Gentenaars hun gevel ter beschikking om de invloed van het verkeer op de Gentse luchtkwaliteit te onderzoeken.

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel in 2013 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel in 2013 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst

Nadere informatie

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) 4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) Het gehalte vluchtige organische stoffen in de omgevingslucht wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 6 verschillende plaatsen gemeten, n.l. te Molenbeek

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven Meer weten?

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven Meer weten? Meer weten? Mocht u nog vragen hebben, aarzel dan niet de VMM te contacteren. Meer informatie vindt u op onze website, www.vmm.be. Specifieke vragen kunt u stellen aan het Infoloket, info@vmm.be, tel 053

Nadere informatie

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL 41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL 1.Algemene luchtkwaliteitsindex Om de graad van luchtvervuiling op eenvoudige en voor het grote pubiek verstaanbare wijze voor te stellen, werd in 1996 een

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen. Tabel 1 geeft

Nadere informatie

luchtkwaliteit in de antwerpse haven

luchtkwaliteit in de antwerpse haven Vlaanderen is milieu luchtkwaliteit in de antwerpse haven jaarrapport 2014 Vlaamse MilieuMaatschappij www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2014 Samenstellers

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS - ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS 2004 STAAT VAN HET LEEFMILIEU 2011-2014 - CONTEXT - HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 19 gemeenten, 161 km 2 1.163.486 inwoners

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie Vlaanderen is milieu Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie jaarrapport 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse

Nadere informatie

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1 Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en

Nadere informatie

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Bijlage III c plan-mer Om de luchtkwaliteit te evalueren, toetsen we de berekende immissieconcentratie van een

Nadere informatie

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit IP/97/853 Brussel, 8 oktober 1997 Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn met nieuwe

Nadere informatie

Jeroen Lavrijsen Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid

Jeroen Lavrijsen Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid 1 of 5 Geluidsoverlast is een belangrijke vorm van hinder: in Vlaanderen wordt 27% van de bevolking in enige mate gehinderd door geluid (bron: SLO 2008, zie artikel 'Beleving van geluidshinder in Vlaanderen').

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). kenmerk: 653847/687260 Memo Aan Kopie aan Datum Van Telefoon E-mail Onderwerp: College van GS 4 juni 2015 Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). In deze

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005

Nadere informatie

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten (/Zoeken) Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten wetenschappelijk comité CurieuzeNeuzen Vlaanderen, Universiteit Antwerpen Vlaamse Milieumaatschappij VITO et citizen-scienceproject

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen Frans Fierens, Gerwin Dumont (*) (*)Medewerkers van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gedetacheerd naar de Intergewestelijke Cel voor

Nadere informatie

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide IP/98/1049 Brussel, 2 december 1998 De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide De Europese Commissie heeft een voorstel voor een richtlijn

Nadere informatie

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL. Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL. Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Van alleen

Nadere informatie

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht. MIRA 211 VERPREIDING VAN ZWARE METALEN Emissie van zware metalen naar lucht P index emissie lucht (1995=1) 12 1 8 6 4 2 1995 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21* doel 21 * voorlopige cijfers Doel (niet) gehaald

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en 2016. Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Stedelijk geluidsactieplan Antwerpen. Rebecca Beeckman Energie en Milieu stad Antwerpen,

Stedelijk geluidsactieplan Antwerpen. Rebecca Beeckman Energie en Milieu stad Antwerpen, Stedelijk geluidsactieplan Antwerpen Rebecca Beeckman Energie en Milieu stad Antwerpen, Inhoud Situering stedelijk geluidsactieplan Omgevingslawaai Effecten Geluidskaarten Antwerpen Stedelijk geluidsactieplan

Nadere informatie

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL. GreenAir Workshop, 12 juni 2018

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL. GreenAir Workshop, 12 juni 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL GreenAir Workshop, 12 juni 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Van alleen meten

Nadere informatie

Samenvatting resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving

Samenvatting resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving Samenvatting: resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving Stuurgroep Genk-Zuid 27 juni 213 Meetplaatsen De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen. Tabel 1 geeft informatie

Nadere informatie

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (1995=100) 120 100 80 60 40 P landbouw N landbouw N huishoudens P huishoudens CZV huishoudens N

Nadere informatie

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode 2001-2010 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode 2001-2010 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht Inhoud

Nadere informatie

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden: 4.9 ZWARTE ROOK (BSM) De meetposten voor Zwarte Rook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden zich in de Kroonlaan te Elsene (2FR002), te Ukkel (2FR012) en in het metrostation St.-Katelijne (2FB004).

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en 2018. Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Geert Pillu Adviesverlener LNE afdeling Milieuvergunningen Brugge Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Kennis

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en 2017. Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? De annual air quality kaarten tonen het resultaat van een koppeling van twee gegevensbronnen: de interpolatie van luchtkwaliteitsmetingen (RIO-interpolatiemodel)

Nadere informatie

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting Overzicht gegevens Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Doel 3 2 Algemeen 4 2.1 Gebruikte gegevens 4 2.2 Welke stoffen zijn betrokken? 4 2.3 Normen

Nadere informatie

Algemene beschrijving

Algemene beschrijving Algemene beschrijving Lokalisatie De wijk Vogelenzang ligt ten zuidwesten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het grondgebied van de gemeente Anderlecht. Het gebied van het zwarte punt heeft betrekking

Nadere informatie

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt: Notitie Aan Ester Kardienaal (gemeente Alblasserdam) Kopie aan Datum Documentnummer Project Auteur 18 maart 2013 21539712 13-058 ir. J.W.T. Voerman en ir. P.B. van Breugel Onderwerp Fijnstofmetingen in

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016 Luchtkwaliteit in Menen 24 mei 2016 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM 4. Nieuwe meetresultaten 5. Trend 6. Resultaten nabij andere schrootbedrijven

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 12 november 2018 DATUM 20 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083725337 A VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin Inleiding Op

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring en vermesting

Meetresultaten verzuring en vermesting /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring en vermesting ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2013/36106] 19 NOVEMBER 2013. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de percelen gelegen in Kortrijk als

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

PM-problematiek, invloed van diffuus

PM-problematiek, invloed van diffuus PM-problematiek, invloed van diffuus Febem Infodag inerte materialen februari 2010 Mirka Van der Elst Mirka.vanderelst@lne.vlaanderen.be 02 553 11 23 Inhoud 1. Wat is beleidsmatig relevant stof? 2. Oorsprong

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18879 13 april 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 8 april 2016, nr. IENM/BSK-2016/75666,

Nadere informatie

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ] 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritaire stoffen, vermeld in annex I van de EGrichtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te verwaarlozen

Nadere informatie

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

MIRA 2012 Verspreiding van POP s MIRA 212 Verspreiding van POP s Emissie van dioxines naar lucht dioxine-emissie (g TEQ) 6 5 4 overige** energie huishoudens 3 2 1 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21 211* * voorlopige cijfers ** overige: landbouw

Nadere informatie

Wouter Lefebvre, Martine van Poppel en vele anderen

Wouter Lefebvre, Martine van Poppel en vele anderen 05/09/2014 Tools voor het in kaart brengen van bronnen van fijn stof en evalueren van maatregelen Wouter Lefebvre, Martine van Poppel en vele anderen Probleemstelling» VMM-metingen van fijn stof => overschrijding

Nadere informatie

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen Wat doen gemeenten en GGD Amsterdam op het gebied van luchtkwaliteit? De GGD Amsterdam informeert en adviseert de inwoners en het bestuur van Amsterdam

Nadere informatie

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Luchtvervuiling in Nederland in kaart Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage 2013 Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2016/36469] 29 SEPTEMBER 2016. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Haacht als site

Nadere informatie

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit 73 Bijlage L Indicatieve bepaling effect alternatieven N 377 op luchtkwaliteit Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 377 Lichtmis Slagharen (verder

Nadere informatie

Ter herinnering herneem ik enkele elementen uit het antwoord van minister Weyts op bovenvermelde vraag nr. 152:

Ter herinnering herneem ik enkele elementen uit het antwoord van minister Weyts op bovenvermelde vraag nr. 152: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 232 van JORIS VANDENBROUCKE datum: 3 november 2016 aan BEN WEYTS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN Fly-over B401 Gent - Stand

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen

Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen Harelbeke - Jabbeke Overzicht 1. Waarom luchtmetingen? 2. Welke stoffen meet de VMM? 3. Toetsing aan regelgeving 4. Evolutie polluenten 5. Polluenten in detail (fijn

Nadere informatie

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten 21 3.12 KWALITEIT OPPERVLAKTEWATER P Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (2=1) 12 P landbouw N landbouw P huishoudens N huishoudens

Nadere informatie

Persbriefing. College van 3 juli 2015

Persbriefing. College van 3 juli 2015 Persbriefing College van 3 juli 2015 Stad Antwerpen creëert ruimte voor industrie en logistiek en pakt kantoorleegstand aan... 2 Antwerpen brengt stille stukjes stad onder de aandacht... 5 Persbriefing

Nadere informatie

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof. 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritair te volgen stoffen, vermeld in annex I van de EG-richtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 6 oktober 2018 DATUM 2 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083701871 B VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin 1. Inleiding Op

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Utrecht brengt geluid in kaart

Utrecht brengt geluid in kaart Utrecht brengt geluid in kaart Geluidskaarten en tabellen over het jaar 2016 Ontwikkelorganisatie Ruimte Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid datum: 12 december 2017 Europese Richtlijn Omgevingslawaai

Nadere informatie

SITES OP PARTICULIERE GRONDEN

SITES OP PARTICULIERE GRONDEN Vlaanderen is bodembewust SITES OP PARTICULIERE GRONDEN WWW.OVAM.BE Risicogronden In het verleden kregen oude stortplaatsen of fabrieksterreinen een andere bestemming zoals woon- of landbouwgebied. Ook

Nadere informatie

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 ) Luchtkwaliteit 1.1. Toetsingskader Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide

Nadere informatie

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk Gemeente Deventer Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk Datum 31 augustus 2009 DVT352/Cps/1543 Kenmerk Eerste versie 1 Inleiding De gemeente Deventer is bezig met de planvorming

Nadere informatie

BESLUIT: Hoofdstuk I. Vaststelling site. Hoofdstuk II. Uitvoering van het site-onderzoek door de OVAM

BESLUIT: Hoofdstuk I. Vaststelling site. Hoofdstuk II. Uitvoering van het site-onderzoek door de OVAM BESLUIT: Hoofdstuk I. Vaststelling site. Artikel 1. Er wordt een site vastgesteld 'Woonzone Klapgat en school Don Bosco in Haacht' voor de gronden opgenomen in de lijst van bijlage 1. Hoofdstuk II. Uitvoering

Nadere informatie

Algemene beschrijving

Algemene beschrijving Algemene beschrijving Lokalisatie Het gebied van het zwarte punt betreft een stuk spoorlijn 5OA, gelegen langs de tuinwijk «Het Rad», op het grondgebied van de gemeente Anderlecht, ter hoogte van de Bergensesteenweg.

Nadere informatie

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE Methodologische fiche TOESTANDSINDICATOR: TROPOSFERISCHE OZONCONCENTRATIE: JAARGEMIDDELDE EN AANTAL DAGEN WAAROP DE MAXIMALE 8- URENCONCENTRATIE DE EUROPESE DREMPEL OVERSCHREED THEMA: LUCHT 1 BELANG VAN

Nadere informatie

RISICOGRONDEN ONDERZOEKEN

RISICOGRONDEN ONDERZOEKEN RISICOGRONDEN ONDERZOEKEN WWW.OVAM.BE Eénmalig onderzoeksmoment tegen 2021, 2023 of 2027 Een risicogrond is een grond waarop vervuilende activiteiten worden of werden uitgevoerd. Gezien het verhoogd risico

Nadere informatie

basisonderwijs: overzicht in cijfers

basisonderwijs: overzicht in cijfers basisonderwijs: overzicht in cijfers Schooljaar 2010-2011 Sara Vertommen Samenvatting verkennende analyse basisscholen en leerlingen in Antwerpen, schooljaar 2010-2011 voor het Lokaal Overlegplatform basisonderwijs,

Nadere informatie

A28 Hoevelaken - Holkerveen

A28 Hoevelaken - Holkerveen Geluid en luchtkwaliteit A28 Hoevelaken - Holkerveen Twee problemen: Geluidhinder Grotere geluidsbelasting ineens sinds de komst van het Vathorst scherm en vrees voor een grotere geluidsbelasting bij Corlaer

Nadere informatie

basisonderwijs: overzicht in cijfers

basisonderwijs: overzicht in cijfers basisonderwijs: overzicht in cijfers Schooljaar 2007-2008 Ellen Schryvers Samenvatting verkennende analyse basisscholen en leerlingen in Antwerpen, schooljaar 2007-2008 voor het Lokaal Overlegplatform

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 69119 VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2011/35925] 28 OKTOBER 2011. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de percelen gelegen in de woonzone

Nadere informatie

Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 20 juni 2013 tot 30 september 2014

Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 20 juni 2013 tot 30 september 2014 van 2 juni 213 tot 3 september 214 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 2 juni 213 tot 3 september 214 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst

Nadere informatie

GOK in het Antwerpse basisonderwijs

GOK in het Antwerpse basisonderwijs GOK in het Antwerpse basisonderwijs Telling 1 februari 2011 Sara Vertommen Datum: april 2012 Verantwoordelijke uitgever:studiedienst Stadsobservatie Inleiding 3 Hoofdstuk 1: algemene analyses op de GOK-tellingen

Nadere informatie

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017)

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017) Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017) analyse Henri de Ruiter, Ernie Weijers Februari 2018 Sinds juli 2017 meten burgers met behulp van goedkope sensoren de luchtkwaliteit in Schiedam.

Nadere informatie

Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen

Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen Notitienummer Datum 3 juni 206 Onderwerp Eerste uitkomsten onderzoek luchtkwaliteit langs Nijenoord Allee Wageningen. Inleiding Buro Blauw voert in opdracht van de gemeente Wageningen luchtkwaliteitsmetingen

Nadere informatie

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep De Vlaamse Milieumaatschappij stelt de resultaten van het eerste grootschalige onderzoek naar de samenstelling van fijn stof in

Nadere informatie

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald : 4.5 POLYAROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (P.A.K.) In de loop van het jaar 1997 werd een procedure op punt gesteld voor de bepaling van het gehalte aan polyaromatische koolwaterstoffen in de lucht. Tussen eind

Nadere informatie

LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN

LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN WAALWAARDWONEN 30 september 2011 075989560:0.4 B01055.000230.0120 Inhoud 1 Luchtkwaliteitonderzoek 2 1.1 Inleiding 2 1.1.1 Huidige situatie

Nadere informatie

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Wat kunt u verwachten? Hoe is úw kennis van luchtverontreiniging? Inzicht in normen en techniek Wat is de invloed van sjoemelsoftware? Casestudy A13 Overschie

Nadere informatie

NOTA AAN DE EUROPESE COMMISSIE

NOTA AAN DE EUROPESE COMMISSIE / nota NOTA AAN DE EUROPESE COMMISSIE uit hoofde van artikel 10 lid 2 van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai Betreft: Rapportering van de gegevens vervat in de

Nadere informatie

Algemene beschrijving

Algemene beschrijving Algemene beschrijving Lokalisatie De perimeter van het zwarte punt heeft betrekking op het stuk van de spoorlijnen gelegen tussen de brug van de Vrijwilligerslaan en de Fernand Demanybrug, ter hoogte van

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID 2365 VLAAMSE OVERHEID Omgeving [C 2017/32217] 12 DECEMBER 2017. Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen aan het Koning Albertpark in Kortrijk

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 december 2014

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 december 2014 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 december 2014 Besluit KENNIS GENOMEN A-punten stadsontwikkeling Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling

Nadere informatie

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3)

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3) 1.Inleiding 10. TROPOSFERISCHE OZON (O3) Ozon is een secundaire polluent, wat betekent dat de stof niet rechtstreeks in de omgevingslucht wordt geproduceerd door de activiteiten van de mens. Ozon wordt

Nadere informatie

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer parkeren Spoorzone te Winterswijk Versie 2 december 2008 opdrachtnummer 08-159lucht datum 2 december 2008 opdrachtgever Gemeente Winterswijk Postbus 101 7100 AC Winterswijk

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem januari 2019

Toestand van het watersysteem januari 2019 Toestand van het watersysteem januari 2019 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - januari 2019 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³ Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 1 -concentratie groter is dan 5 Indicatorgegevens Naam Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 1 -concentratie groter is dan 5 Definitie Het op een jaar waarop de

Nadere informatie