Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Rijksbegroting voor het jaar Hoofdstuk XII, Departement van Verkeer en Waterstaat Nr.48 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 8 februari 1984 De vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat 1 heeft op 21 december 1983 mondeling overleg gevoerd met de minister van Verkeer en Waterstaat over het Interimrapport mobiliteitsverkenning voor 1985 en 1990 van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer. Dit rapport is als bijlage bij dit verslag afgedrukt. De minister was vergezeld van de heer Kalhprn, de heer Rühl en de heer Van Dam, van het Directoraat-Generaal van het Verkeer, en de heer V. J. D. de Groot, van de Hoofddirectie Rijkswaterstaat. De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag te doen. Vragen en opmerkingen uit de commissie ' Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), De Beer (WD), De Boois (PvdA), Van der Doef (PvdA), Rienks (PvdA), voorzitter, Eversdijk (CDA), Castricum (PvdA), Blaauw (VVD), Hennekam (CDA), ondervoorzitter, Couprie (CDA), Zijlstra (PvdA), Veldhoen (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Blauw (VVD), Wolters (CDA), Nijland (CDA), Tommei (D'66), Te Veldhuis (VVD), Jorritsma- Lebbink (VVD). Plv. leden: Ubels-Veen (EVP), Korthals (VVD), Konings (PvdA), Spieker (PvdA), Van den Bergh (PvdA), Van Noord (CDA), Kosto (PvdA), Waalkens (VVD). Borgman (CDA), Schartman (CDA), Wallage (PvdA), De Waart (PvdA), Lauxtermann (VVD), Van den Toorn (CDA), De Visser (PvdA), Van Es (PSP), Keja (VVD), Van der Kooij (VVD). De heer Castricum (P.v.d.A.) was ervan overtuigd dat de veronderstellingen uit hettarievenplan openbaar vervoer (17600-XII, nr. 33) door de prognoses in dit interimrapport worden achterhaald. Hebben de bevindingen van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer enige rol gespeeld bij de opstelling van het tarievenplan en het meerjarenprogramma personenvervoer zoals die bij de begroting voor 1984 werden gepresenteerd? Als dit rapport daarbij een rol heeft gespeeld dan is het vreemd, zo vond hij, dat het nu pas aan de Kamer is toegestuurd. Als het waar is dat de minister de waarde van dit rapport beperkt acht voor haar beleid, welke waarde wordt dan gehecht aan de gegevens van het tarievenplan? Hij wilde voorts weten welke waarde de minister in het algemeen aan serieus onderzoek hecht. Het interimrapport werpt een compleet ander licht op de vervoersontwikkeling in het openbaar vervoer dan de tarievennota. Is de minister het eens met de omschrijving door de stuurgroep, dat het interimrapport de best mogelijke benadering van de toekomstige ontwikkelingen bevat? Zo ja, erkent zij dan dat de veronderstellingen uit de tarievennota zijn achterhaald? Het openbaar vervoer zal, zo blijkt uit de in bespreking zijnde rapportage, sterk aan terrein gaan verliezen. Dit staat haaks op het beleid dat tot nu toe ten aanzien van verkeer en vervoer is gevoerd. Er wordt, zo blijkt, een vicieuze cirkel in werking gezet van hogere tarieven, minder passagiers, minder voorzieningen, weer hogere tarieven, weer minder passagiers, weer minder voorzieningen enz. Daarnaast bestaat nog geen inzicht over de exacte gevolgen van de z.g. schaarbeweging Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48

2 als gevolg van aan de ene kant extreme tariefsverhogingen en aan de andere kant een niet onaanzienlijke inkomensdaling. Kan de minister daarover al iets meer zeggen? Ten slotte wilde dit lid weten of het waar is dat in de rapportage dubbeltellingen zitten waardoor het beeld nog somberder wordt. Zo ja, tot welke bijstelling zal er dan nog worden gekomen? De heer Van Vlijmen (C.D.A.) vond dat als men probeert het interimrapport op wetenschappelijke waarde te schatten daarvoor niet veel houvast te vinden is. De input van het rapport is nogal ongelijkwaardig. Volgens de inleiding is het dan ook een verkenning op basis van onzekerheden waarbij bovendien nog een aantal factoren buiten beschouwing dienden te blijven. Een interimrapport hoeft pas echt beoordeeld te worden als het, ondertekend door de minister, wordt aangeboden als onderbouwing van een beslissing. Het rapport is ceteris paribus. Als de tendensen zijn zoals uit het rapport blijkt dan is bezorgdheid op haar plaats. Hij sloot ook niet uit dat de resultaten nog zorgwekkender zouden kunnen zijn. Na evaluatie van een onderzoek naar de opgetreden effecten van het tarievenplan zal kunnen en moeten worden bekeken wat er met dat plan dient te gebeuren. Dit zal echter moeten geschieden op grond van effectmeting en niet op grond van des-research. Het gaat hier nu om een mobiliteitsverkenning, het vormt geen basis van een beslissing zoals het tarievenplan, waarbij gegevens zijn gepresenteerd waarop een beslissing werd genomen. De heer Lankhorst (P.P.R.) zag in dit rapport zijn bange vermoedens bevestigd. Hij sprak de hoop uit dat de minister dit rapport heel serieus zal nemen. Welke consequenties verbindt de minister aan de bevindingen van dit rapport voor het Tarievenplan openbaar vervoer, voor de aanleg van nieuwe wegen en voor de fietsvoorzieningen? Zullen deze onderwerpen nu opnieuw aan de orde worden gesteld? Uit de mobiliteitsverkenning blijkt dat de stijging van de mobiliteit, zoals die zich de afgelopen tientallen jaren heeft voorgedaan, eruit is. Dit is uit het oogpunt van natuurbehoud op zich niet zo erg, ware het niet dat de kansen op verplaatsing nog ongelijker worden dan ze al zijn. Kan verder worden uitgezocht wie er het meest de dupe van worden? In hoeverre kunnen de uitkomsten van dit rapport ook een rol spelen in relaties van het departement van Verkeer en Waterstaat met andere ministeries, bij voorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening, arbeidstijdverkorting en vrije-tijdsbeleid? Mevrouw Jorritsma-Lebbink (V.V.D.) vroeg zich af waarom er zoveel verwondering aanwezig is. Het gaat hier om een interimrapport. Er zal dus, zo meende zij, nog meer volgen. Is het wel goed om te spreken over een ambtelijk rapport, waar de handtekening van de minister niet onderstaat en waar geen regeringsstandpunt bij zit? Prognoses zijn altijd gebaseerd op veronderstellingen, maar dit rapport gaat wel van erg veel veronderstellingen uit. Een aantal aspecten is bewust niet meegenomen in het rapport, het is niet onmogelijk dat het meenemen van één van die aspecten leidt tot heel andere conclusies. Het leek dit lid zekerder om het tarievenplan zo nodig bij te stellen op grond van evaluatie na 1 jaar. De heer Tommei (D'66) was van mening dat regeren vooruitzien is. Op grond daarvan was hij van mening dat instelling van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer dient te worden toegejuicht. Eenmaal opgetreden effecten zijn vaak moeilijk terug te draaien, het is dus belangrijker om goede prognoses te maken. Een rapport heeft wetenschappelijke waarde of niet. Dat is niet afhankelijk van een ministeriële handtekening. Er is een technisch en een politiek Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 2

3 oordeel mogelijk. Volgens hem diende het technische oordeel doorslaggevend te zijn. Is de minister bereid om, als de waarde van het rapport onduidelijk is, dit door een extern en onafhankelijk bureau te laten doorlichten? Welke rol hebben de conclusies van dit rapport gespeeld bij het opstellen van het meerjarenprogramma personenvervoer ? Als gevolg van het tarievenplan daalt het aantal reizigers onrustbarend, volgens het interimrapport. Welke conclusies trekt de minister uit deze cijfers? Leidt dit tot herziening van het tarievenplan? Het autoverkeer zal niet meer stijgen, maar wel het aantal auto's. Hoe werkt dat door in het beleid? De heer Van Rossum (S.G.P.) vond dat het rapport volledig berust op veronderstellingen die weliswaar waarheidsgehalte kunnen hebben, maar die ook tot andere conclusies aanleiding kunnen geven. Hij was dan ook van mening dat aan dit interimrapport geen conclusies verbonden moesten worden. Het antwoord van de minister van Verkeer en Waterstaat De minister was van mening dat een kenmerk van een prognose is dat niet te zeggen is of die waar is of niet waar. De tijd moet dat leren. Ten aanzien van deskundigen en de interpretatie van prognoses door deskundigen meende zij te moeten opmerken, dat het vaak afhankelijk is van welke deskundige is gekozen en welke conclusies die aan de prognoses zal ontlenen. Een rapport als dit interimrapport heeft veeleer een knipperlichtfunctie. In het kader van de evaluatie van het tarievenplan zullen dergelijke knipperlichtsignalen mede gebruikt worden. Studie is nodig en de cijfers die eruit voortkomen mogen niet veronachtzaamd worden, maar er moet voor gezorgd worden geen slaaf te worden van'cijfers. Zonder prognoses is geen beleid uit te stippelen. Het is echter niet de bedoeling om de koers radicaal te veranderen zodra nieuwe cijfers ter beschikking komen. Bij de begrotingsbehandeling is afgesproken dat met ingang van het nu lopende begrotingsjaar een nieuwe vorm gegeven zal worden aan korteen middellange-termijnplanning. Het meerjarenprogramma personenvervoer (het MPP) was daarvoor een goed aangrijpingspunt. Het MPP en de memorie van toelichting op de begroting zijn nu dan ook geïntegreerd. Er zijn nogal wat onzekere factoren, daarom moeten externe ontwikkelingen meer dan voorheen geanalyseerd worden. Dat is een geleidelijk proces. De basis voor de mobiliteitsverkenning wordt gevormd door de kwalitatieve verkenning van vier externe factoren. Daardoor valt de verkenning ook in een aantal delen uiteen en is het pas op termijn mogelijk te differentiëren naar verschillende verwachtingen. Het is tot op dit moment niet mogelijk de cijfermatige marges aan te geven waarbinnen de effecten zich kunnen bewegen. De kwalitatieve aspecten van de mobiliteitsverkenning zijn in het MPP opgenomen en zullen ook in de toekomst daarin worden opgenomen. Deze aspecten nopen tot waakzaamheid. Er zijn nog geen vaststaande uitspraken te doen, dus ook niet ten aanzien van eventuele wijzigingen van de tarievennotas. De cijfermatige en illustratieve uitkomsten als neergelegd in deze mobiliteitsverkenning zijn niet opgenomen in het MPP, omdat onvoldoende zekerheid bestaat over het gezamenlijk effect van de positieve en negatieve factoren die de verandering in de mobiliteit bepalen. De verdienste van de mobiliteitsverkenning is dat er een begin wordt gemaakt met de ontwikkeling van een methodiek waarmee het effect van de maatschappelijke ontwikkeling op het verkeer en vervoer in de toekomst kan worden aangegeven. Bij de komende mobiliteitsverkenningen zal worden geprobeerd waar mogelijk verbetering aan te brengen ten aanzien van het aantal onzekere factoren. Echter, ook dan zullen niet alle onzeker- Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 3

4 heden kunnen worden weggenomen. De werking van de tariefsverhoging op de vervoersomvang, één van de genoemde effecten, is in de tarievennota en in de mobiliteitsverkenning, doordat dezelfde prijs- en frequentie-elasticiteiten worden gehanteerd, gelijk. Dat beide prognoses dan toch verschillend uitkomen, komt door een andere inschatting van de andere effecten die de mobiliteit beïnvloeden. De minister verwachtte geen begin van een negatieve spiraal in het stads- en streekvervoer op grond van de nieuwe cijfers. Wel moet bij iedere tariefsverhoging rekening worden gehouden met hetzij een zekere afname hetzij een geringere toename van het openbaar-vervoergebruik. De gevolgen van de tariefsverhoging zullen uit de evaluatie blijken. Als uit deze evaluatie blijkt dat de gevolgen desastreus zijn dan zal tot bijstelling moeten worden overgegaan. De conclusies van dit interimrapport hebben geen gevolgen voor de tarievennota, de aanleg van nieuwe wegen en de fietsvoorzieningen. Het openbaar vervoer blijft op een niveau dat bij deze samenleving past en dient ook zo te blijven. Indien nodig dient het zelfs verbeterd te worden. Bij vergelijking van openbaar vervoer en autovervoer, blijft het openbaar vervoer voordeliger. Hoe de keuze binnen de bestedingsruimte per persoon ten aanzien van het gebruik van openbaar vervoer is, is aan ieder voor zich. Een doorsnee van de Nederlandse samenleving maakt trouwens gebruik van het openbaar vervoer, dus ook mensen met hogere inkomens. Mochten er mensen door de tariefsverhoging in problemen komen, dan is het verkeerd om daarom tariefsverhogingen niette laten doorgaan. Daarvoor moet de eigenlijke weg worden gekozen en dan zou dus moeten worden nagegaan of ten aanzien van de bestedingsruimte van de allerlaagste categorieën veranderingen aangebracht zouden moeten worden. Er zijn op ambtelijk niveau contacten met andere departementen, daarin zullen de aspecten van dit rapport worden meegenomen. De voorzitter van de commissie, Rienks De griffier voor dit verslag, Hordijk Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 4

5 BIJLAGE INTERIMRAPPORT MOBILITEITSVERKENNING VOOR 1985 EN 1990 VOORWOORD In december 1982 iss in het kader van de voorbereiding van het Meerjarenprogramma Personenvervoer (MPP) door de Stuurgroep Verkeer en Vervoer een mobiliteitsgroep ingessteld met als opdracht toekomstverwachtingen op te stellen over de ontwikkelingen van de vraag naar personenvervoer in de komende jaren. De onderhavige nota geeft de bevindingen van de mobiliteitsgroep weer. Bij de opstelling van de nota is uitgegaan van de bij de rijksdiensten aanwezige kennis, aangevuld met de (soms voorlopige) resultaten van lopende studies. Om tot een samenhangend en redelijk onderbouwd toekomstbeeld te komen, zijn een drietal werkbijeenkomsten gehouden met externe deskundigen. Daarbij is onder meer gediscussieerd over de ontwikkeling van maatschappelijke factoren en hun invloed op het verkeersen vervoergebeuren. De huidige ontwikkelingen geven nog geen aanwijzingen of de veronderstellingen, waarvan in de nota is uitgegaan, juist zijn. Voorts is er nog onzekerheid over de relaties tussen de externe factoren en het verkeers- en vervoergebeuren. Evaluaties en onderzoekingen die meer inzicht moeten brengen in de wijze en de mate waarin de verschillende factoren op elkaar inwerken zijn gaande of worden opgestart. Voorzitter Stuurgroep Verkeer en Vervoer, G. H. A. Hoogenboom Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 5

6 INHOUDSOPGAVE Blz. 0. Inleiding 1. Bevolkingsontwikkeling 2. Huishoudstructuur 3. Werkgelegenheid 4. Inkomen 5. Gezamenlijke invloed van de omgeving factoren 6. Openbaar-vervoer tarieven 7. Variabele autokosten 8. Frequenties in streek- en stadsvervoer 9. Ruimtelijke verdeling en verdeling naa spits en dal 10. Fietsvei keer 11. Samenvattend overzicht Inleiding Deze nota is opgesteld door de mobiliteitsgroep van Werkgroep 8 mede op basis van een drietal gesprekken waaraan werd deelgenomen door een zevental externe deskundigen, leden van de directiegroep en leden van de mobiliteitsgroep. De verslagen van deze gesprekken zijn beschikbaar als documenten STVV/W8-Mob/83-49, 55a en 68. De inhoud van deze nota geeft de inzichten weer die op dit moment binnen de mobiliteitsgroep bestaan. Deze inzichten zijn bedoeld om te worden gebruikt bij de opstelling van het Meerjarenprogramma Personenvervoer , en de basis te vormen voor een in het MPP op te nemen beschouwing over de mobiliteitsontwikeling. Deze notitie beschrijft op nationaal niveau de verwachtingen ten aanzien van het verkeer en vervoer en een aantal maatschappelijke factoren die het vervoer beïnvloeden voor de jaren 1985 en Zij heeft het karakter van een verkenning omdat zowel ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkelingen als ten aanzien van verkeer en vervoer veel onzekerheid bestaat en ook een aantal factoren buiten beschouwing moest blijven. Dit is zo veel mogelijk in de nota aangegeven. Niettemin vormen de in deze nota gegeven verwachtingen naar de mening van de mobiliteitsgroep de, met de thans beschikbare kennis en binnen de beschikbare tijd, best mogelijke benadering van de toekomstige ontwikkeling. De opbouw van de notitie is als volgt. De mobiliteit in 1982 fungeert als uitgangspunt. Achtereenvolgens worden beschreven de verwachte ontwikkelingen en de effecten daarvan op verkeer en vervoer van - bevolkingsontwikkeling - huishoudstructuur - werkgelegenheid - inkomen - openbaar-vervoertarieven - autokosten. (Zie ook schema 1) Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48

7 Schema 1 SAMENHANG FACTOREN: 1. BEVOLKINGSONTWIKKELING KENGETALLEN MOBILITEIT 1982 AUTOBEZIT 1982: 4,3 MLN A 2. HUISHOÜDSTRUCTUUR 3. WERKGELEGENHEID/DEELTIJD WOON-WERK VERKEER 4. INKOMEN 5. TARIEVEN OPENBAAR VERVOER 6. VARIABELE AUTOKOSTEN KENGETALLEN MOBILITEIT 1985 EN 1990 De invloed van elke factor wordt afzonderlijk cumulatief ten opzichte van de voorgaande beschreven. Terugkoppelingen vinden niet plaats, maar zijn waar nodig verwerkt in de voor elke factor aangenomen ontwikkelingen, die in een iteratief discussieproces zijn vastgesteld. Voor de factoren die behoren tot het verkeers- en vervoerbeleid werden de volgende veronderstellingen gedaan: de openbaar-vervoertarieven zullen tot 1987 stijgen conform hettarievenplan, en daarna in reële waarden constant blijven; voor de autokosten zijn twee varianten gehanteerd: constant op het reële niveau in 1982, en 20% daarboven. De in de komende jaren te openen nieuwe spoorlijnen zullen het totale NS-vervoer positief beïnvloeden. De ramingen in deze notitie hebben echter alleen betrekking op het bestaande net. Ook de mogelijke invloed van nieuwe autowegen is niet verdisconteerd. Buiten beschouwing gebleven zijn verder factoren, die samenhangen met ruimtelijke ontwikkelingen. Hoewel de ruimtelijke structuur van groot belang is voor het verkeer en vervoer, zal deze tot 1990 niet op zodanige wijze veranderen, dat hiervan een noemenswaardige invloed kan worden verwacht op de op nationaal niveau beschouwde mobiliteit. Dit neemt niet weg dat er als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen variaties naar plaats en tijd kunnen optreden. Behalve de ruimtelijke ontwikkelingen zijn ook mogelijke veranderingen in afstandsgedrag of lokatiegedrag niet in beschouwing genomen. 1. Bevolkingsontwikkeling De bevolkingsgroei neemt af, maar is nog niet te verwaarlozen. Tot 1990 groeit de bevolking jaarlijks met ongeveer V2% (ca personen) tot bijna 15 min. (1980: ruim 14 min.). De leeftijdsopbouw wijzigt enigszins. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 7

8 Het aantal inwoners jonger dan 18 jaar neemt tot 1985 af, het aantal personen ouder dan 18 jaar neemt toe. Wat betekenen deze demografische ontwikkelingen voor het verkeer en vervoer? Allereerst de gevolgen voor het autobezit. In de periode , toen de inkomens nog niet daalden, groeide het autopark jaarlijks met 4 a 6%. In 1982 waren er 4,3 min. auto's (exclusief handelsvoorraad). Op basis van demografische ontwikkelingen (nl. de opbouw van de bevolking naar leeftijd en geslacht) zou deze groei in de periode tot 1990 afnemen tot ca. 2% per jaar (onder veronderstelde economische omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van vóór 1980). Dit betekent ca. 4,6 min. auto's in 1985 (7% meer dan in 1982) en 5,0 min. in 1990 (16% meer dan in 1982) 1. De raming uit genoemde DVK-notitie is opgebouwd uit twee aparte ramingen, één voor mannen en één voor vrouwen. De raming voor vrouwen is in het licht van de meest recente economische ontwikkelingen waarschijnlijk te hoog. In de DVK-notitie is verondersteld dat de groei van het autobezit onder vrouwen van 1980 tot 1990 gelijk is aan de helft van de groei van 1970 tot Dit impliceert (voor ) een groei van ruim 40% van het autopark van vrouwen. Autobezit bij vrouwen hangt sterk samen met het al dan niet werken van vrouwen. De sterke groei van het autobezit van vrouwen in de 70-er jaren zal dan ook verband houden met het toenemend aantal werkende vrouwen. Ten gevolge van de groeiende werkloosheid is het aantal werkende vrouwen de laatste jaren echter gedaald. Gezien de veronderstelde geringe groei van de werkgelegenheid tot 1990 (+ 7% bij een stijging van het arbeidsaanbod van + 14%, zie hoofdstuk 3) moet de aanvankelijk geraamde groei van het autobezit bij vrouwen te hoog worden geacht. (In 1982 bleek het aantal vrouwelijke kandidaten voor een rijbewijs van 20 jaar en ouder ten opzichte van 1981 met 30% te zijn teruggelopen). Verondersteld zal worden dat het autopark van vrouwen zich in eenzelfde tempo zal ontwikkelen als dat van mannen. Dit betekent dat de index van het autopark in 1990 ten gevolge van de bevolkingsontwikkeling 113 in plaats van 116 is. De mogelijke effecten van inkomensveranderingen op het autobezit worden besproken in hoofdstuk 4. De bevolkingsgroei en de veranderende leeftijdsopbouw zullen leiden tot een toemening van de mobiliteit. De meest mobiele leeftijdsgroepen (van 20 tot 50 jaar) nemen in omvang toe. Indien de invloed van alle andere factoren (inkomen, huishoudstructuur, relatieve prijzen vervoer, etc.) buiten beschouwing wordt gelaten en wordt verondersteld dat men in toekomstige jaren eenzelfde verplaatsingsgedrag zal hebben als in 1980, dan zou het volgende beeld van toekomstige mobiliteit ontstaan als gevolg van bevolkingsgroei en veranderende leeftijdsopbouw 2. Tabel 1. Raming vervoerprestaties Nederlandse bevolking ten gevolge van bevolkingsontwikkeling, ceteris paribus, indices, 1980 = Vervoerwijze Autobestuurder Autopassagier Openbaar vervoer Fiets Bevolkingsomvang ' A. van der Hoorn, A. A. J. van den Broecke, M.R. Mulder, «Recent onderzoek naar rijbewijsen autobezit door de Dienst Verkeerskunde van Rijkswaterstaat», CBS bevolkingsprognose 1981, middenvariant en berekeningen van DGV. De vervoerprestaties als autobestuurder nemen sterker toe dan de bevolking, hetgeen onder meer te verklaren is uit de relatief snelle groei van het aantal jarigen. Het openbaar vervoer neemt tot 1990 ongeveer in dezelfde mate toe als de bevolking. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 8

9 2. Huishoudstructuur Behalve de groei van de bevolking en de verandering van de leeftijdsopbouw kunnen ook wijzigingen ten aanzien van huishoudgrootte en samenstelling een rol spelen. Van 1980 tot 1990 groeit het aantal huishoudens van 4,9 min. tot 5,8 min. (ca. 1,7% of huishoudens per jaar). Het aandeel van de 1- en 2- persoonshuishoudens neemt toe van 50% in 1980 tot bijna 60% in Het aandeel van de huishoudens met 5 en meer personen neemt af van 12% tot 6%. Een en ander wordt weerspiegeld in een afneming van de huishoudgrootte van 2,81 tot 2,53 personen per huishouden. Een sterke groei wordt verwacht van het aandeel van de éénoudergezinnen in het totaal aantal huishoudens. Absoluut is dit aantal echter niet erg groot. Ook het aantal alleenstaanden en de twee volwassenen zonder kinderen zullen tot 1990 blijven groeien. Het aandeel van de huishoudens met twee volwassenen en kinderen zal slechts zeer geringe variaties te zien geven. De effecten van een wijziging in de huishoudstructuur zijn moeilijk te ramen. Uit onderzoek is bekend dat éénoudergezinnen relatief meer gebruik maken van het openbaar vervoer dan alleenstaanden en huishoudingen met twee volwassenen. Mede gezien het lage aandeel van deze gezinnen is hiermee geen rekening gehouden. Tabel 2 geeft de ontwikkeling van het gemiddeld aantal auto's per huishouden. Tabel 2. Raming van het gemiddeld aantal auto's per huishouden (alleen bevolkings ontwikkeling) Aantal auto's (x 1 min.) Aantal huishoudens (x 1 min.) Aantal auto's per huishouden ,3 5,1 0,84 4,5 5,4 0,83 4,9 5,8 0,84 Het gemiddeld aantal auto's per huishouden blijft ongeveer hetzelfde. 3. Werkgelegenheid Onderstaande tabel geeft een raming voor de komende jaren van het aantal werkenden en het aantal werklozen. Tabel 3. Arbeidsaanbod, werklozen en werkenden in 0 personen Arbeids- Werk- Werker iden Werkweek Volle aanbod lozen gemiddeld werkweek aantal index (uren) (uren) (101) () ( 99) (107) (116) De aantallen werklozen zijn per 1 januari. Na 1982 geldt een andere definitie van werkloosheid, waardoor het aantal werklozen met ca. 000 toeneemt. Begin 1983 is het aantal werklozen De verwachting is dat het aantal werklozen van 1983 tot 1985 nog met ca zal toenemen om daarna constant te blijven en na 1990 af te nemen. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48

10 Het aantal werkenden neemt tot 1985 enigszins af en neemt vervolgens weer toe. Bovenstaande verwachting hangt samen met de duur van de gemiddelde werkweek. Volgens tabel 3 neemt deze af van 37 uur in 1980 tot 30 uur in De duur van de werkweek is de resultante van het aantal deeltijdwerkers (en de arbeidsduur van deeltijdbanen) en de arbeidsduur van volle banen. In 1982 werkte ca. 15% van de afhankelijke beroepsbevolking in deeltijd, waarvan 80% minder dan 25 uur. Voor 1985 en 1990 wordt geraamd dat 20% respectievelijk 30% van het aantal banen in deeltijd zal worden vervuld. «Minder dagen per week» en «halve dagen» zullen de meest vóórkomende vormen van deeltijdarbeid zijn. De gevolgen van bovengenoemde ontwikkelingen op verkeer en vervoer worden beschreven voor het verplaatsingsmotief woon-werk en voor de overige verplaatsingsmotieven. Het aantal woon-werkverplaatsingen hangt uiteraard direct samen met het aantal werkenden en de mate van deeltijdarbeid. Het tot 1985 licht afnemend aantal werkers zal de omvang van het woon-werkverkeer enigszins verminderen. Tot 1990 groeit het aantal werkenden weer met 7% ten opzichte van De toenemende mate van deeltijdarbeid zal het woon-werkverkeer echter in mindere mate doen groeien. In het onderstaande wordt het effect van deeltijdarbeid op de ontwikkeling van het woon-werkverkeer geraamd. Beperken we ons tot de twee belangrijkste vormen van deeltijdarbeid, dan kunnen we constateren dat «halve dagen» werken het aantal verplaatsingen niet beïnvloedt, maar wel het tijdstip van minstens één van de dagelijkse werkgebonden ritten. «Halve dagen» werken komt in 1982 naar schatting voor bij 4,5% van de werkenden, in 1990 bij 9%. Als 75% van deze deeltijdwerkers 's ochtends werkt leidt de toeneming van deze vorm van deeltijdarbeid tot 3% minder werk-woonvervoer in de avondspits (waarvan het woon-werkverkeer overigens maar ca. 50% uitmaakt). De deeltijdvorm «Minder dagen per week» leidt tot evenveel minder woon-werkritten (retour) als het aantal dagen dat minder wordt gewerkt. (Het aantal verplaatsingen dat er weer bij komt doordat deeltijdarbeid meer banen creëert is reeds verwerkt in het totaal aantal werkenden). In 1982 werkt naar schatting 6% van de werkenden «minder dagen per week», in %. Als deze deeltijdwerkers gemiddeld 2Vz dag per week werken leidt de toeneming van deze deeltijdvorm tot gemiddeld 3% minder woon-werkverkeer. Deze vermindering behoeft niet gelijkmatig over de dagen van de week te zijn verdeeld. De vermindering kan, in het meest extreme geval, variëren van 0% tot 6%. (In dat extreme geval werken bij voorbeeld al deze deeltijdwerkers de eerste helft van de week). Samenvattend zijn de veranderingen in het woon-werkverkeer voor 1985 gering. Voor 1990 wordt ten gevolge van het toenemend aantal werkers meer woon-werkverkeer verwacht. De groei van het woon-werkverkeer ten gevolge van meer werkers wordt enigszins afgeremd door de toeneming van deeltijdarbeid. Gemiddeld wordt een groei van het woon-werkverkeer van 4% verwacht. Het is mogelijk dat het verkeer op sommige dagen van de week wat sterker toeneemt dan op andere dagen. Het werk-woonverkeer in de avondspits zal naar verwachting slechts met 1% groeien. Tabel 4 geeft nog eens de belangrijkste cijfers. Tabel 4. Raming woon werkverkeer in 1990, indices, 1982 = t.g.v. toenemend aantal werkers + toeneming «minder dagen per week» + toeneming «halve dagen» ' ' Werk-woonvei keer in avondspits, onder de veronderstelling dat 75% van de «halve-dagenwerkers» 's ochtends werkt. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

11 Ten slotte een enkele opmerking over de Niet-woon-werkverplaatsingen van werkers en niet-werkers. Er zijn aanwijzingen dat werklozen minder verplaatsingen voor de overige motieven maken dan werkenden. Het niet-woon-werkverkeer zou dus ten gevolge van toenemende werkloosheid minder kunnen stijgen dan kan worden verwacht op basis van de bevolkingsontwikkeling. Dit effect is verder niet in de ramingen opgenomen. 4. Inkomen De verwachting is dat de vrij besteedbare inkomens voor inkomenstrekkers tot 1985 zullen dalen (met 10% ten opzichte van 1982) en na 1985 constant zullen blijven. De ontwikkeling van deeltijdarbeid, de verschuivingen tussen aantallen werkers en uitkeringstrekkers en de wijzigingen in huishoudsamenstelling zullen de ontwikkeling van het gemiddeld inkomen per huishouden beïnvloeden. Verwacht wordt dat hierin een aantal elkaar compenserende tendensen werkzaam is, dit ertoe leidt dat ook het gemiddelde inkomen per huishouden met 10% daalt tot 1985, om daarna constant te blijven. Wat zijn de effecten van deze inkomensdaling op verkeer en vervoer? Op basis van vooral cross-sectie-analyse zijn inkomenselasticiteiten van het autobezit geconstateerd van 0,6. De verwachting is echter dat bij inkomensdaling, zeker gedurende een betrekkelijk korte periode van inkomensdaling, aanmerkelijk lagere elasticiteiten gelden. Veel bezuinigingen op de bestedingen aan de auto zijn mogelijk zonder een auto af te schaffen (vooral minder snelle vervanging en ook minder autogebruik). In verband hiermee is in eerste instantie voor de periode een inkomenselasticiteit van 0,2 verondersteld, en voor de periode een elasticiteit van 0,4. Ten gevolge van de inkomensdaling zou het autobezit in 1985 dan met 2% (in plaats van met 5%) zijn gegroeid en in 1990 met 9% (in plaats van met 13%). In bovenstaande raming van het autopark is geen onderscheid gemaakt tussen auto's waarvan de kosten ten laste komen van een bedrijf en auto's, waarvan de kosten door particulieren worden gedragen. Het is aannemelijk dat het aantal zakenauto's ongevoelig is voor inkomensveranderingen. Het aandeel zakenauto's is ca. 18%. Vanwege dit betrekkelijk geringe aandeel beïnvloedt een correctie voor zakenauto's niet het eindresultaat. Er kan aanleiding zijn een hogere waarde aan te nemen voor de inkomenselasticiteit van het autopark. Een belangrijke motivatie om lagere waarden dan 0,6 te hanteren is de genoemde besparingsmogelijkheid van uitgestelde vervanging. Echter, de inkomensdaling is reeds sinds 1980 aan de gang en heeft reeds geleid tot uitgestelde vervanging en dalende autoverkopen (zie tabel 5). Tabel 5. Jaarlijkse autoverkoop (x 0) sinds Het potentieel van uitgestelde vervanging lijkt voor een belangrijk deel reeds te zijn gebruikt. Dit pleit voor het hanteren van een hogere inkomenselasticiteit. Onderstaande tabel geeft de ramingen van het autopark bij hantering van enerzijds een inkomenselasticiteit van 0,2 voor 1985 respectievelijk 0,4 voor 1990 en anderzijds een inkomenselasticiteit van 0,6 voor de gehele periode tot Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

12 Tabel 5a. Raming van de omvang van het autopark in 1985 en 1990 ten gevolge van bevolkingsontwikkeling en inkomensdaling bij een inkomenselasticiteit van het autopark van 0,2/0,4 en van 0,6, indices, 1982 = Inkomens ongewijzigd Inkomensdaling e, = 0,2/0,4 e; «0, De benodigde jaarlijkse autoverkopen kunnen eveneens enige aanwijzingen geven voor een plausibele ontwikkeling van het autopark. Op basis van de samenstelling van het park naar leeftijd van de auto zijn de jaarlijkse autoverkopen berekend voor verschillende groeivarianten van het autopark. 3 Tevens zijn verschillende veronderstellingen ten aanzien van de levensduur van auto's gehanteerd. Onderstaande tabel geeft een indruk van de benodigde jaarlijkse verkopen. Tabel 5b. Benodigde jaarlijkse autoverkopen (x 01 ( respectievelijk ) bij vier groeivarianten ('82 '90) van het autopark en drie varianten van de mediaan van de levensduur Groei autopar k -5% 0% 5% 10% Mediaan levensduur 9 jaar jaar jaar Uit de tabel blijkt dat de benodigde verkopen nogal gevoelig zijn voor de mediaan van de levensduur. Hoe deze zich zal ontwikkelen is onzeker. De laatste jaren is de mediaan van de levensduur ca. 9 jaar. Als we aannemen dat de mediaan van de levensduur toeneemt tot 10 jaar, moeten ca auto's per jaar worden verkocht om het park op peil te houden. (Verwachte verkoop van 1 aug. '82-1 aug. '83 is auto's). Voor een parkgroei tot 1990 van 5% respectievelijk 10% moeten jaarlijks ca respectievelijk auto's worden verkocht. Het Centraal Planbureau geeft in het Centraal Economisch Plan 1983 (mei 1983) een verwachting van de ontwikkeling van het autopark (blz. 195). Vooral op basis van de benodigde verkopen concludeert het CPB dat voor de jaren na 1983 een daling van het autopark alleszins waarschijnlijk lijkt. Ten slotte een opmerking over de groei van het autopark in Volgens tellingen van de kentekenbewijzen is het autopark in 1982 nog iets toegenomen. De ontwikkeling van dit z.g. administratieve park loopt echter iets achter bij de feitelijke ontwikkeling. Volgens het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (CBS) zou het autopark in 1982 iets zijn afgenomen. Beide gegevensbronnen hebben hun onzekerheden. Geconcludeerd kan echter worden dat het autopark in 1982 niet of nauwelijks is gegroeid. Bovenstaande beschouwing over de inkomenselasticiteit, de benodigde verkopen en de ontwikkeling in 1982 leiden tot de verwachting dat het autopark tot 1990 zou kunnen toenemen met 0% a 6%. Uit deze beschouwing blijkt tevens de grote mate van onzekerheid van dit soort ramingen. Ten behoeve van de overzichtelijkheid van deze notitie zal voor de raming van de omvang van het autopark in het vervolg één getal worden 3 A. v.d. Broecke/Projectbureau ivvs «Moge- gehanteerd, zoals dat ook voor de andere ramingen is gedaan. Verondersteld lijke ontwikkelingen autopark », juli wordt dat het autopark tot 1990 met 3% zal groeien, waarbij men marges van plus of min 5 procentpunt in gedachte kan houden. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

13 Uitgaande van een groei van het autopark van 3% tot 1990 neemt het autobezit per huishouding af van 0,84 auto's per huishouding in 1982 tot 0,76 in Het aantal auto's per jarige daalt van 0,44 in 1982 tot 0,41 in Het aantal huishoudens met een auto behoeft niet in dezelfde mate te dalen als het bovengenoemde autobezit per huishouden. Circa 15% van het autopark wordt gevormd door «tweede» auto's, waarvan ca. 40% toebehoort aan inwonende kinderen. Als de daling van het autobezit vooral in deze categorieën zou optreden, daalt het aantal huishoudens met een (of meer) auto('s) minder snel. Bij de raming van het autopark is geen rekening gehouden met mogelijke ontwikkelingen in de aanschafprijs van auto's. De omvang van het autoverkeer hangt uiteraard nauw samen met het aantal auto's. De andere bepalende factor is het aantal kilometers dat per auto wordt afgelegd. In de jaren zestig en zeventig nam het gemiddelde jaarkilometrage voortdurend af vooral als gevolg van het afnemend aandeel auto's dat voornamelijk voor zakelijk verkeer wordt gebruikt (jaarkilometrage in 1975: km, in 1981: km). Eerder is gebleken dat het autobezit (aantal auto's per huishouding of per jarige) afneemt bij een parkgroei van 3%. Dit afnemend autobezit kan ertoe leiden, dat de in het verleden geconstateerde afneming van het kilometrage per auto minder wordt of dat het kilometrage per auto weer gaat toenemen. Bij een toenemend autobezit neemt het autobezit ook toe bij mensen die een auto relatief weinig gebruiken («tweede» auto's). Bij afnemend autobezit worden deze «marginale auto's» wellicht als eerste niet vervangen of afgeschaft, waardoor het gemiddelde kilometrage per auto minder snel daalt of misschien weer stijgt. Het gemiddelde jaarkilometrage wordt ook beïnvloed door het inkomen. Over de aard van deze invloed bestaat onzekerheid. Er zijn aanwijzingen dat inkomensdaling bij lagere inkomens leidt tot een vermindering van het kilometrage. Hogere inkomens zouden vooral besparen op de vaste autokosten. Bij onderzoeken, waar wordt gevraagd waarop men zou bezuinigen bij inkomensdaling, wordt autogebruik in het algemeen veelvuldig genoemd. Verondersteld wordt dat de inkomenselasticiteit van het kilometrage per auto 0,5 is. De hieruit resulterende daling van het kilometrage per auto van 5% kan geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd door de eerder genoemde mogelijkheid van een stijging van het jaarkilometrage per auto ten gevolge van het afnemende autobezit. We veronderstellen dat per saldo een geringe daling van het kilometrage per auto zal optreden. Tabel 6 vat een en ander samen. Tabel 6. Raming autopark en autoverkeer in 1985 en 1990 ten gevolge van bevolkings ontwikkeling en inkomensdaling, indices, 1982 = Autopa (1) k (2) Autoverkeer (2) (1) alleen bevolkingsontwikkeling. (2) + inkomensdaling. Correctie voor de ongevoeligheid van het kilometrage van zakenauto's voor het inkomen leidt niet tot wezenlijk andere resultaten. Wat betreft het fre/nv-ervoerzijn er aanwijzingen dat het reizen op abonnementen betrekkelijk ongevoelig is voor inkomensveranderingen, maar dat het reizen op enkele reizen en retours enigszins zou afnemen bij Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

14 dalende inkomens (elasticiteit van 0,3). Ongeveer de helft van de reizigerskilometers per trein wordt afgelegd op enkele reizen en retours. Een inkomensdaling van 10% zou kunnen leiden tot een vervoerverlies van 1,5%. Bij de raming van het autopark is geconstateerd dat het autobezit afneemt en dat ook het kilometrage per auto nog iets zal teruglopen. Verwacht moet worden dat een deel van het autoverkeer overgaat naar de trein. Als (arbitrair) wordt verondersteld dat van de ruim 50 mld. reizigerskilometers als autobestuurder 0,3 mld. (0,6%) overgaan naar de trein dan zou een toeneming van 2% van het treinvervoer resulteren (in plaats van een daling van 1,5%). Op basis van tijdreeksanalyses 4 van de omvang van het streekvervoer is een inkomenselasticiteit van 0,25 afgeleid. Daarnaast is het streekvervoer gevoelig voor het autobezit (elasticiteit -,58). Eerder is een inkomenselasticiteit van het autobezit van 0,6 gehanteerd. Een en ander resulteert in een inkomenselasticiteit van het streekvervoer van -0,1. Dit betekent, dat ten gevolge van een inkomensdaling van 10% het gebruik van de streekbus met 1% zal toenemen (alle overige omstandigheden gelijkblijvend). Ook in het streekvervoer kan ten gevolge van inkomensdaling een toeneming van het gebruik door autobezitters worden verwacht. Dit zou dan vooral geschieden op de zwaardere lijnen, die een met NS vergelijkbare functie vervullen (ca. 25% van het vervoer). Geraamd wordt dat het streekvervoer hierdoor met 2% zal toenemen (voor de helft te realiseren op de zwaardere lijnen, voor de helft op de rest van het net). Per saldo zou het streekvervoer in 1985 en 1990 met 3% toenemen ten opzichte van een situatie zonder inkomensdaling. Het stedelijk openbaar vervoer moet vooral concurreren met de vervoerwijzen lopen en fietsen (tijdens een staking van de HTM maakte ca. 45% van degenen die in normale omstandigheden de verplaatsing met het stedelijk openbaar vervoer maken, deze verplaatsing te voet of per fiets). De inkomenselasticiteit van het stadsvervoer zal daarom wat hoger zijn dan die voor streek en NS. Uit een tijdreeksanalyse 5 is een elasticiteit van 0,25 afgeleid. De inkomensdaling zou dan voor 1985 en 1990 leiden tot 2,5% minder vervoer (ceteris paribus). Een mogelijke overgang van auto naar stadsvervoer ten gevolge van een afnemend kilometrage per auto is voor het stadsvervoer niet geraamd. Verwacht wordt dat dit effect gering is. Groei van het NS-vervoer kan het stadsvervoer positief beïnvloeden via voor- en natransport. Op het totaal van het stadsvervoer is het voor- en natransport echter beperkt. Een raming van dit effect is verder niet gemaakt. De inkomensdaling zal ertoe leiden dat van alle genoemde vervoerwijzen een deel van het vervoer overgaat naar lopen en fietsen, uiteraard alleen voor de afstanden die zich daarvoor lenen. 5. Gezamenlijke invloed van de omgevingsfactoren 4 H. J. Rodenburg, «De vraag naar openbaar vervoer, een tijdreeksanalyse», H. J. Roodenburg, «De vraag naar openbaar vervoer, een tijdreeksanalyse», 1982 In het voorgaande is gepoogd de veranderingen in het verkeer en vervoer te ramen ten gevolge van demografische en sociaal-economische factoren. Er is er naar gestreefd zoveel mogelijk te kwantificeren. In het onderstaande wordt een en ander samengevat. De analyse van de arbeidsmarkt laat zien dat het aantal werkenden in 1985 nauwelijks minder is dan in 1982 en dat het in 1990 alweer toeneemt. De toeneming van het woon-werkverkeer in 1990 wordt door de effecten van arbeidstijdverkorting enigszins getemperd. Tabel 4 (blz. 10) vat de resultaten samen. Tabel 1 (blz. 8) geeft een raming van de ontwikkeling van het vervoer ten gevolge van bevolkingsgroei en veranderende bevolkingssamenstelling. In het onderstaande zal deze tabel worden aangevuld met de geraamde effecten van de veronderstelde inkomensdaling. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

15 Tabel 7 geeft de raming voor autobestuurder, tabel 8 de ramingen voor NS, streek en stad. Omdat tabel 1 openbaar vervoer niet splitst in NS, streek en stad, worden in tabel 8 voor alle drie de vormen van openbaar vervoer de in tabel 1 gegeven raming ten gevolge van bevolkingsontwikkeling gehanteerd. Tabel 7. Raming autoverkeer (autokilometers) ten gevolge van bevolkingsontwikkeling en inkomensdaling, indices = Autopark Autoverkeer (1) (2) (1) (2) (1) alleen bevolkingsontwikkeling. (2) + inkomensdaling. Tabel 8. Raming vervoerprestaties NS, streek en stad ten gevolge van bevolkings ontwikkeling en inkomensdaling, indices, 1982 = Vervoer ten gevolge van bevolkingsontwikkeling + ink omensdaling NS streek stad Openbaar-vervoertarieven De bespreking van de effecten van veranderende openbaar-vervoertarieven op de mobiliteit beperkt zich tot NS-, streek- en stadsvervoer. Tabel 9 geeft de stijgingen van de tarieven volgens het tarievenplan. Tabel 9. Tarieven openbaar vervoer van 1982 tot 1990 volgens tarievenplan, indices, 1982 = (tarieven 1990 zijn gelijk aan tarieven 1987) NS Streek abonnement scholieren overig Stad abonnement scholieren overig Bij het tarievenplan zijn voor NSde volgende prijselasticiteiten gehanteerd: 41 s: 40 km -0,4 80 km > 80 km Behalve een differentiatie naar afstand kan ook het onderscheid naar kaartsoort worden gehanteerd. De indruk bestaat dat enkele reizen en retours wat gevoeliger zijn voor prijsveranderingen dan abonnementen. De gemiddelde prijselasticiteit voor NS-vervoer zou liggen tussen -0,5 en -0,6. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

16 Voor streek- en stadsvervoer zijn onderstaande prijselasticiteiten toegepast: abonnementen 0,22 abonnementen (jeugd) 0,5 strippenkaarten -0,3 Hierbij kan worden opgemerkt dat de prijselasticiteiten in het streekvervoer voor korte afstanden hoger zullen zijn dan voor lange afstanden, in verband met de overgang naar de fiets. Voor het totale openbaar vervoer is het woon-werkvervoer naar verwachting minder gevoelig voor tariefsverhogingen dan de overige verplaatsingen. Tabel 10 geeft ramingen voor de ontwikkeling van het NS-vervoer op basis van de tariefsverhogingen en bovengenoemde prijselasticiteiten. Tabel 11 en 12 geven dergelijke ramingen voor streek- en stadsvervoer. Tabel 10. Raming vervoerprestaties NS ten gevolge van bevolkingsontwikkeling, inkomensdaling en tariefsverhoging, indices, 1982 (1) (2) (3) (1) bevolkingsontwikkeling. (2) + inkomensdaling. (3) + tariefsverhoging. Tabel 11. Raming vervoerprestaties streekvervoer ten gevolge van bevolkingsontwikkeling, inkomensdaling en tariefsverhoging, indices, 1982 =, (1) zonder, (2) met tariefsverhoging Abonnement Abonnement jeugd Overig (1) (2) (1) 121 (1) (2) Opmerkingen bij tabel 11: i. De indices in de kolommen zonder tariefsverhoging maken geen onderscheid naar abonnementen, jeugd en overig. Het is denkbaar dat de ontwikkelingen voor deze drie groepen ook zonder tariefsverhoging onderling verschillen. De afneming van het aantal personen jonger dan 18 a 23 jaar kan ertoe leiden, dat het vervoer op jeugdkaarten autonoom minder wordt. Toeneming van de opleidingsduur en concentratie van scholen kan deze afneming enigszins compenseren. ii. De tariefsverhogingen zijn nogal fors en het is de vraag in hoeverre de gehanteerde elasticiteiten dan zonder meer kunnen worden toegepast. Vooral de ontwikkeling van jeugdkaarten kan niet zonder meer met behulp van elasticiteiten worden geraamd. Aangenomen is dat het niveau in 1990 niet onder dat van 1985 zal zakken. Tabel 12. Raming vervoerprestaties stadsvervoer ten gevolge van bevolkingsontwikkeling, inkomensdaling en tariefsverhoging, indices, 1982, (1) zonder, (2) met tariefsverhoging Abonnement Abonnement jeugd Overig (1) (2) (1) (2) (1) (2) Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

17 Opmerkingen bij tabel 12: Zie de opmerkingen bij tabel 11. Bovenstaande ramingen kunnen worden samengevoegd tot één raming voor het streekvervoer en één raming voor het stadsvervoer. Op basis van een verdeling over de kaartsoorten (abonnementen 1/6, abonnementen jeugd 1/6 en overig 2/3) 6 ontstaan de volgende indices. (De verdeling over de kaartsoorten is gebaseerd op verkoopstatistieken die geen onderscheid maken naar streek en stad). Tabel 13. Raming streek en stadsvervoer ten gevolge van bevolkingsontwikkeling, inkomensdaling en tariefsverhoging, indices, 1982 = Streek Stad De stijging van de openbaar-vervoertarieven zal waarschijnlijk weinig invloed hebben op het autogebruik. De grootste tariefstijgingen vinden plaats onder scholieren (die nog geen auto bezitten) en onder streekvervoerreizigers (die een lage autobeschikbaarheid hebben). 7. Variabele autokosten Over de ontwikkeling van de autokosten is weinig met zekerheid te zeggen. Twee mogelijkheden zullen in beschouwing worden genomen: een stijging van de benzineprijzen met 20% en constante prijzen. Allereerst de effecten op het autoverkeer. Een vergelijking van benzineprijs en benzinegebruik tussen 21 landen suggereert een prijselasticiteit van het brandstofgebruik van -1,0. Omdat hogere prijzen leiden tot zuiniger auto's is de benzineprijselasticiteit van het autogebruik kleiner. De benzineprijsstijgingen tussen 1978 en 1980 hebben het autogebruik van de lagere inkomensgroepen verminderd, terwijl de hogere inkomensgroepen vooral op de vaste autokosten hebben bezuinigd. Op langere termijn worden echter de bezuinigingen op vaste kosten (uitstel van vervanging) minder. Dit zou op langere termijn kunnen leiden tot grotere prijselasticiteiten. Anderzijds wordt op langere termijn het specifiek brandstofgebruik lager, hetgeen prijsstijgingen in bepaalde mate kan compenseren. Als conform de coëfficiënten van het z.g. Simpersmodel wordt aangenomen dat de benzineprijselasticiteit van het autogebruik -0,66 is, zou het autogebruik bij een prijsstijging van 20% met 13% afnemen. De trein is voor bepaalde verplaatsingen een alternatief voor de auto en blijkt gevoelig te zijn voor de benzineprijs. Deze gevoeligheid is in de loop van de jaren groter geworden door het toegenomen autobezit en -gebruik. Tijdreeksanalyses wijzen op een benzineprijselasticiteit van het treingebruik van 0,4. Een benzineprijsstijging van 20% zou het NS-vervoer met 8% doen toenemen. Streek- en stadsvervoer zijn waarschijnlijk minder gevoelig voor veranderingen in de benzineprijs. Uit analyses met het hiervoor genoemde model is een benzineprijselasticiteit van het streek- en stadsvervoer van ca. 0,2 afgeleid. Een benzineprijsstijging van 20% zou het steek- en stadsvervoer 6 Opbrengstenbulletin, december 1982, DGV. met 4% doen toenemen. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48

18 De volgende tabellen vatten het voorgaande samen, waarin (1) bevolkingsontwikkeling (2) + inkomensdaling (3) + tariefsverhoging (4) + benzineprijsverhoging van 20% Tabel 14. Raming NS-vervoer; indices, 1982 = (1) (2) (3) (4) Tabel 15. Raming streekvervoer, indices, 1982 (1) (2) (3) (4) Tabel 16. Raming stadsvervoer. indices, 1982 = (1) (2) (31 (4) Tabel 17. Raming autoverkeer. indices = Autopark Autoverkeer (1) (2) (2) (4) Frequenties in streek- en stadsvervoer Via de werking van het normeringssysteem zal de frequentie van het streekvervoer worden aangepast aan het door de tariefsverhoging dalende vervoervolume. Deze frequentieverlaging zal op zijn beurt een negatieve invloed hebben op het vervoervolume. De verlaging van de frequentie zal niet proportioneel verlopen met de wijziging van de vervoeromvang maar circa de helft daarvan belopen, afhankelijk van de tijd van de dag en de soort lijn. De frequentie-elasticiteit van de vraag ligt volgens veronderstellingen bij de heroverweging tussen 0,3 en 0,5 (aangenomen gemiddelde 0,4). Te zamen leiden beiden verbanden ertoe dat het streekvervoer in 1985 en 1990 circa 2 punten lager uitkomt (bij verhoging benzineprijs 1 punt) dan in het voorgaande is aangegeven. Voor stadsvervoer is dit respectievelijk 3 en 2 punten. 9. Ruimtelijke verdeling en verdeling naar spits en dal Verwacht wordt dat het woon-werkverkeer\n de avondspits minder zal toenemen dan in de ochtendspits (zie hoofdstuk 3). Het treinvervoer zal in de Randstad en op de van de Randstad uitstralende baanvakken gemiddeld nog enige groei vertonen. De vervoersomvang zal zich gunstig ontwikkelen tussen intercity-stations en andere grote kernen. In perifere gebieden kan het vervoer enigszins afnemen. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr. 48 -\Q

19 Het zakelijk en woon-werkvervoer zal zich gunstiger ontwikkelen dan het sociale vervoer. De verdeling over de dagen van de week tendeert naar een toename op werkdagen en een afname op zaterdag en zondag. De verdeling over spits en dal op werkdagen zal - mede onder invloed van het daltarief - nauwelijks veranderen. Tabel 11 geeft ramingen van de vervoersontwikkelingen voor de verschillende kaartsoorten in het streekvervoer. Uit deze ramingen volgt voor de spits een grotere daling van het vervoer dan voor het dal (aannemende dat abonnementen vooral in de spits worden gebruikt). Ook voor het stadsvervoer zou op basis van de ramingen van tabel 12 een gunstiger spits/dal-verhouding ontstaan. Deze ontwikkeling in streeken stadsvervoer wordt vooral bepaald door de veronderstelling dat het vervoer op jeugdabonnementen vrij sterk zal afnemen. 10. Fietsverkeer Ten slotte iets over het fietsverkeer. Als gevolg van alleen de bevolkingsontwikkeling zou het fietsverkeer in omvang constant blijven. De veronderstelde inkomensdaling en tariefsverhoging zullen in het algemeen het fietsverkeer bevorderen. Van 1979 tot 1981 is het fietsverkeer al met 16% toegenomen van 8,5 tot 9,9 mld. reizigerskilometer. 11. Samenvattend overzicht De in de vorige paragrafen beschreven ramingen worden hier in de tabellen nogmaals samengevat. Tabel 4. Raming van woon werkverkeer indices, 1982 = (a) (b) (c) x (a) t.g.v. toenemend aantal werkers. (b) + effect toeneming «minder dagen per week». (c) + effect toeneming «halve dagen». x werk woonverkeer in avondspits. Tabel 17. Raming autoverkeer, indices, 1982 = Autopark Autoverkeer (1) (2) (2) (4) Tabel 14. Raming NS-vervoer, indices = (1) (2) (3) (4) Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

20 Tabel 15. Raming streekvervoer, indices, 1982 «(1) (2) (3) (4) (5) (6) Tabel 16. Raming stadsvervoer, indices, 1982 = (1) (2) (3) (4) (5) (6) (1) bevolkingsontwikkeling. (2) + inkomensdaling. (3) + tariefsverhoging. (4) + benzineprijzen + 20%. (5) (4) + effect van frequentieverlaging door minder vervoer; frequentie-elasticiteit van de vraag = 0,4; vervoerelasticiteit van de frequentie = 0,5. (6) (3) + effect van frequentieverlaging door minder vervoer. Tweede Kamer, vergaderjaar , 18 hoofdstuk XII, nr

NRM LIMBURG 2.1 REFERENTIEMATRICES Deel 3: Waar komt de groei vandaan?

NRM LIMBURG 2.1 REFERENTIEMATRICES Deel 3: Waar komt de groei vandaan? NRM LIMBURG 2.1 REFERENTIEMATRICES 2020 Deel 3: Waar komt de groei vandaan? Uitgebracht aan: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Limburg Uitgevoerd door: NEA Transportonderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1983-1984 17370 Taak en functie van de PTT met betrekking tot informatieen telecommunicatietechnologie Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 19 april 1984 De

Nadere informatie

Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland

Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland Indicatie van het potentieel van Mobility Mixx wanneer toegepast op het gehele Nederlandse bedrijfsleven Notitie Delft, november 2010 Opgesteld door: A.

Nadere informatie

BIJLAGE A KENGETALLEN In deze bijlage geven we in overzichtelijke tabellen de kengetallen weer die gebruikt zijn ter bepaling van de effecten van het kantoren- en bedrijventerreinenprogramma voor de regio

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-073 13 december 2012 9.30 uur Potentiële beroepsbevolking blijft straks op peil dankzij 65-plussers Geen langdurige krimp potentiële beroepsbevolking

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

J CONSlf. Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid. Rapport mobiliteitsontwikkelingen

J CONSlf. Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid. Rapport mobiliteitsontwikkelingen J CONSlf Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid Rapport mobiliteitsontwikkelingen Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid Rapport mobiliteitsontwikkelingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM

Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM Samenvatting belangrijkste resultaten Op verzoek van V&W heeft SZW een eerste inschatting gemaakt van de koopkrachteffecten

Nadere informatie

VERGRIJZING, verplaatsingsgedrag en mobiliteit

VERGRIJZING, verplaatsingsgedrag en mobiliteit PBL-notitie VERGRIJZING, verplaatsingsgedrag en mobiliteit Frank van Dam en Hans Hilbers PBL-publicatienummer: 1122 Juni 2013 Pagina 1 van 12 Vergrijzing, verplaatsingsgedrag en mobiliteit Tot aan het

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting... Treingebruik gaat stijgen Het treingebruik groeit in de periode 2000-2020 met gemiddeld 0,9 tot 1,5% per jaar. Deze verwachte groei is hoger dan de groei die tussen 1991 en 2006 daadwerkelijk

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026

Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026 Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026 Uitgevoerd door: Jan van Poorten Team Beleidsonderzoek & Informatiemanagement Gemeente Purmerend mei 2011 Informatie: Gemeente Purmerend Team Beleidsonderzoek & Informatiemanagement

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

Bevolkingsprognoses Deventer 2013

Bevolkingsprognoses Deventer 2013 Bevolkingsprognoses Deventer 2013 december 2013 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 3298 Mail : gj.stam@deventer.nl 1 1 Samenvatting en conclusies... 3 2 Inleiding...

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2011-2012 Inleiding Begin juni 2011 verscheen de rapportage UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2011-2012 Met een doorkijk naar 2016".

Nadere informatie

WMO-huishoudelijke hulp in natura Ontwikkelingen in Nijmegen. Analyse en vooruitblik

WMO-huishoudelijke hulp in natura Ontwikkelingen in Nijmegen. Analyse en vooruitblik WMO-huishoudelijke hulp in natura Ontwikkelingen in Nijmegen Analyse en vooruitblik Afdeling Onderzoek en Statistiek 8 maart 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Ontwikkeling 2008-2011, de cijfers...

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2012-2013 Inleiding Begin juni 2012 verscheen de rapportage UWV Arbeidsmarktprognose 2012-2013 Met een doorkijk naar 2017". Hierin worden

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 01 013 31 3 Kinderopvang Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22887 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met verlaging van de basisbeurs voor studerenden in het middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek

Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek CPB Notitie 1 november 2018 Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek CPB Notitie Aan: CBS, t.a.v. Dhr.

Nadere informatie

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een halve eeuw arbeidsmarkt 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een veranderende arbeidsmarkt sluiten instituties nog wel aan? 2 Mogelijke hervorming: basisinkomen Gegarandeerd onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Een Vlaming maakt in 2000 gemiddeld 2,8 (2,76) verplaatsingen per dag en legt hierbij gemiddeld 33 (32,7) km af.

Een Vlaming maakt in 2000 gemiddeld 2,8 (2,76) verplaatsingen per dag en legt hierbij gemiddeld 33 (32,7) km af. 9 Samenvatting 9.1 Schets van de steekproef Van januari 2000 tot januari 2001 werd bij 3.028 Vlaamse gezinnen een onderzoek naar het verplaatsingsgedrag uitgevoerd. Hierbij werd gevraagd een huishoudenvragenlijst

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Geslacht sexe Frequency mannelijk vrouwelijk

Geslacht sexe Frequency mannelijk vrouwelijk 3.2 Gaakpppd en socio-economische kenmerken Tabel 13: Gaakpppd volgens geslacht Geslacht sexe mannelijk 49.29611 vrouwelijk 34.28252 Opvallend is het grote verschil in de gemiddelde afgelegde afstand dag

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Postbus 1 3430 AA Bezoekadres Martinbaan 2 3439 NN www.nieuwegein.nl Communicatie, Juridische & Personeelszaken Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Raadsnummer Datum 7 mei 2012 Auteur Tineke Brouwers Versie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 808 Inkomensbeleid 1989 Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 28 oktober 1988 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft

Nadere informatie

53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk

53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk 30 FINANCIËLE SITUATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële situatie van de Leidse burgers. In de enquête wordt onder andere gevraagd hoe moeilijk of gemakkelijk men rond kan komen met het

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1424 Vragen van het lid

Nadere informatie

Mobiliteit in cijfers 2004

Mobiliteit in cijfers 2004 Mobiliteit in cijfers 2004 Resultaten uit het eerste jaar Mobiliteitsonderzoek Nederland Adviesdienst Verkeer en Vervoer Mobiliteit in cijfers 2004 Resultaten uit het eerste jaar Mobiliteitsonderzoek

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor Oktober 2010 (cijfers t/m augustus 2010) Inhoud: 1. Werkloosheid (algemeen) 2. Werkloosheid naar leeftijd (jongeren en ouderen) 3. Vacatures, bedrijven en leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006

Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006 CPB Memorandum Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006 Raming van het bijstandvolume in CEP 2006 In het CEP 2006 raamt het

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning CPB Notitie Datum : 27 augustus 2004 Aan : de SP, de heer E. Irrgang SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning 1 Inleiding De SP-fractie heeft het CPB gevraagd de budgettaire en koopkrachteffecten te

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen

Demografische ontwikkelingen DEEL 2.4 INFORMATIE Demografische ontwikkelingen: - Ontwikkeling inwonersaantallen; - Ontwikkeling migratiestromen; - Ontwikkeling huishoudens; - Prognoses en huishoudens; - Ontgroening en vergrijzing;

Nadere informatie

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard.

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard. Terugdraaien bezuinigingen 2013 mogelijk, effect voor 2013 al gehaald omdat bezuinigingen uit 2011 en 2012 meer opbrengen dan eerder geraamd Brancheorganisatie Kinderopvang, september 2012 De bezuinigingen

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Ontwikkelingen en trends in het vrijetijdsverkeer

Ontwikkelingen en trends in het vrijetijdsverkeer Ontwikkelingen en trends in het vrijetijdsverkeer Stand van zaken notitie Dr. H. Meurs, MuConsult bv Dr. N. Kalfs, Adviesdienst.Verkeer en Vervoer November 1995............... m.. I..... Ministerie van

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen 1. Inleiding Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en midden inkomens mogelijk moet maken de nominale

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) P VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 12 mei

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. 2 Ramingsmethodiek. CBS, t.a.v. Dhr. W. Bos & Dhr. F. Otten. Aan:

CPB Notitie. 1 Inleiding. 2 Ramingsmethodiek. CBS, t.a.v. Dhr. W. Bos & Dhr. F. Otten. Aan: CPB Notitie Aan: CBS, t.a.v. Dhr. W. Bos & Dhr. F. Otten Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM Den Haag T 088 9846000 I www.cpb.nl Contactpersoon Patrick Koot

Nadere informatie

4. Werkloosheid in historisch perspectief

4. Werkloosheid in historisch perspectief 4. Werkloosheid in historisch perspectief Werkloosheid is het verschil tussen het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid. Het arbeidsaanbod in Noord-Nederland hangt samen met de mate waarin de inwoners

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Remco Mocking Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Kernprognose : tijdelijk minder geboorten

Kernprognose : tijdelijk minder geboorten Bevolkingstrends 214 Kernprognose 213 : tijdelijk minder geboorten Dit artikel verscheen eerder, op 16-12-213, als thema-artikel en webartikel op de website. Coen van Duin Lenny Stoeldraijer januari 214

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (2016-2017) Analyserapport 1 INLEIDING Sinds 1994 voert de Vlaamse Overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek

Nadere informatie

Starters zien door de wolken toch de zon

Starters zien door de wolken toch de zon M201206 Starters zien door de wolken toch de zon drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Starters zien door de wolken toch de zon Enkele jaren nadat zij met een bedrijf zijn begonnen, en met enkele jaren financieel-economische

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Krista Hoekstra Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Je bent jong en je wilt wat... minder auto?

Je bent jong en je wilt wat... minder auto? - Je bent jong en je wilt wat... minder auto? Kim Ruijs Significance ruijs@significance.nl Marco Kouwenhoven Significance kouwenhoven@significance.nl Eric Kroes Significance kroes@significance.nl Bijdrage

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Andijk Opm eer Medem blik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën CPB Notitie Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën Budget deeltijd-ww 1 Inleiding Per 1 april 2009 is de regeling deeltijd-ww tot behoud van

Nadere informatie

10 SAMENVATTING 23. 10.1 Schets van de steekproef. 10.2 Kencijfers huishoudens. 10.3 Kencijfers personen

10 SAMENVATTING 23. 10.1 Schets van de steekproef. 10.2 Kencijfers huishoudens. 10.3 Kencijfers personen 10 SAMENVATTING 23 10.1 Schets van de steekproef Van december 2000 tot december 2001 werd er in Vlaams-Brabant een onderzoek naar het verplaatsingsgedrag uitgevoerd. Het onderzoeksgebied Vlaams-Brabant

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Lansingerland 2015

Bevolkingsprognose Lansingerland 2015 Bevolkingsprognose Lansingerland 2015 Auteur: Bart Waasdorp Afdeling: Team Planontwikkeling & RO Juridisch Versienummer: 1.0 Datum: 12 januari 2015 Corsanummer: T15.00406 Inleiding Lansingerland heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 322 Kinderopvang Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen CPB Notitie Datum : 28 september 2009 Aan : Tweede Kamer Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen 1 Inleiding Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 31 322 Kinderopvang Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 258 Wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet,

Nadere informatie

Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013

Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013 Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013 Tekstrapport Peil.nl/Maurice de Hond 1 Doelstelling en opzet van het onderzoek Het wetenschappelijk instituut van 50PLUS heeft ons de opdracht gegeven

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Datum 20 september Betreft Cijfers kinderopvang over tweede

Nadere informatie

Evaluatieprogramma de Deelauto in Nederland

Evaluatieprogramma de Deelauto in Nederland Evaluatieprogramma de Deelauto in Nederland Samenvatting onderzoeksresultaten Juni 1997 Evaluatieprogramma de Deelauto in Nederland Samenvatting onderzoeksresultaten Juni 1997 Colofon Uitgave: Ministerie

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 31 322 Kinderopvang Nr. 309 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 8 september 2016 Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aantal vooraanmeldingen voor 2 e graads opleiding stijgt, 1 e graads daalt en pabo blijft gelijk juni 2010 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Milieubarometer 2010-2011

Milieubarometer 2010-2011 NOTITIE Nr. : A.2007.5221.01.N005 Versie : definitief Project : DGMR Duurzaam Betreft : Milieubarometer 2010-2011 Datum : 6 januari 2012 Milieubarometer 2010-2011 Inleiding De milieubarometer is een instrument,

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie