Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Evaluatie Financieringsbeleid Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 februari 2001 Bijgaand zend ik u ten behoeve van de leden der Tweede Kamer de evaluatie van het financieringsbeleid die overeenkomstig de evaluatiebijlage van begroting IXB is uitgevoerd. De Minister van Financiën, G. Zalm KST51218 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 1

2 EVALUATIE FINANCIERINGSBELEID INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 3 2 Ontwikkelingen in het financieringsbeleid Het financieringsbeleid van 1975 tot 1 januari Wijzigingen sinds Het financieringsbeleid sinds 1 januari Activiteiten en resultaten van het financieringsbeleid sinds Streven naar liquiditeit Streven naar transparantie Streven naar standaardisatie Bevordering van distributie, promotie en de secundaire markt Herijking van het risicomanagement Risicomodel en resultaten risicosturing Internationale vergelijking rente en risico Conclusies 18 4 Begrippenlijst 19 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 2

3 SAMENVATTING EVALUATIE FINANCIERINGSBELEID Het financieringsbeleid betreft de regels en gebruiken die de Staat in acht neemt bij het beheren van zijn schulden en het lenen van geld. Evaluatie van dit beleid is aangekondigd in de evaluatiebijlage van begroting IXB van het Ministerie van Financiën. Door introductie van de euro per is voor de financiële markten in Europa een fundamenteel proces van wijziging gestart. Hierdoor is evaluatie van het financieringsbeleid in het bijzonder opportuun. De evaluatie richt zich op de vraag of het hoofddoel van het financieringsbeleid, het op efficiënte en effectieve wijze beheren van schulden en lenen van geld, is gehaald. Dit wordt getoetst door na te gaan of de van het hoofddoel afgeleide operationele doelen zijn gehaald. De evaluatie schetst in algemene termen het financieringsbeleid zoals dat van 1975 tot 1999 is gevoerd. Dieper wordt ingegaan op het beleid zoals dat sinds 1999 is gevoerd, op basis van de eind 1997 aangevangen Asset and Liability Management studie. Geconcludeerd wordt dat de operationele doelen zijn gehaald en dat het sinds 1999 gevoerde beleid een gepaste reactie vormt op het feit dat de guldensmarkt is verdwenen en de Nederlandse Staat in directe concurrentie is getreden met andere emittenten op de eurokapitaalmarkt. Concentratie van de Nederlandse schuldportefeuille in een geringer aantal, grotere leningen, het verhogen van het uitstaande volume per lening, het instellen van een Primary Dealer stelsel en het bevorderen van de secundaire markt hebben bijgedragen tot de verbreding van de geografische spreiding van de omzet en tot een goed emissieklimaat voor nieuwe leningen. Door herijking van het risicomanagement is het beheer van de bestaande schuld en de emissie van nieuwe leningen gegrond op een duidelijke strategie. Deze strategie bestaat erin dat, net als in de jaren tachtig en negentig, de soliditeit van het beleid voorop staat en dat de positie van de Nederlandse Staat als eersteklas debiteur geen schade wordt toegebracht. Onderdeel van deze strategie is dat een maximaal acceptabele fluctuatie in de rentelasten van de Staat wordt vastgesteld. Daaruit wordt, met behulp van een risicomodel, de meest economische lange termijn doelportefeuille afgeleid. Dit betekent in de praktijk dat sinds 1999 wordt gestreefd naar een geleidelijke verkorting van de portefeuille. De evaluatie bevat een internationale vergelijking van renteniveaus en schuldportefeuilles. Hieruit komt naar voren dat het risicoprofiel van de Nederlandse portefeuille in lijn is met dat van andere landen van de EU. In paragraaf 3.6 van de evaluatie worden de ervaringen met het sinds 1999 gevoerde beleid en de internationale vergelijking gerelateerd aan het hoofddoel van het financieringsbeleid. De conclusie die daaruit wordt getrokken is dat de per 1 januari 1999 ingevoerde wijzigingen een belangrijke bijdrage vormen tot de doelstelling van een efficiënt en effectief schuld- en emissiebeheer en dat het beleid ultimo 2000 op schema ligt. Aanbevolen wordt het sinds 1999 gevoerde beleid voort te zetten. 1 INLEIDING 1 De rentebetalingen op deze schuld bedroegen circa 7 miljoen gulden, hetgeen overeenkwam met 70 procent van de belastinginkomsten. In: Van Tresorier tot Thesaurier-Generaal, Hilversum, 1996, pagina 103. De term financieringsbeleid staat voor de regels en gebruiken die de Staat in acht neemt bij het beheren van zijn schulden en het lenen van geld. Het door Staten lenen van geld is reeds eeuwen gebruik. Rond 1650, ten tijde van de Republiek, had de provincie Holland bijvoorbeeld al een schuld van circa 130 miljoen gulden 1. De vraag welk financieringsbeleid gevoerd moet worden is ook reeds lang relevant. Raadspensionaris De Witt, geconfronteerd met de hoge schuldenlast rond 1650, had een voorkeur voor annuïteiten, dat wil zeggen leningen die door middel van een vast jaarlijks bedrag in bijvoorbeeld 20 of 40 jaar werden afbetaald. De Witts voorkeur was tegengesteld aan die van investeerders, die obligatiele- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 3

4 1 Bij obligaties wordt gedurende een aantal jaren alleen rente betaald en wordt de hoofdsom niet gelijkmatig over de looptijd afgelost. Idem, Pagina 106. ningen prefereerden 1. Naast de keuze voor de specifieke vorm van schulduitgifte omvat de term financieringsbeleid ook afwegingen omtrent de te kiezen looptijd, emissieomvang en dergelijke. Deze evaluatie bevat de uitkomst van het systematisch nalopen van de in het financieringsbeleid begrepen elementen. De probleemstelling is daarbij tweeledig, te weten, beschrijvend: hoe ziet het financieringsbeleid eruit; en analyserend: worden de doelstellingen van dit beleid bereikt? In deze evaluatie wordt niet ingegaan op de redenen die de Staat ertoe brengen om tekorten te hebben en schuld uit te geven. Voor het doel van deze evaluatie wordt het kapitaalmarktberoep als een extern gegeven beschouwd. Uiteraard beïnvloeden de hoogte van de schuld en het jaarlijkse kapitaalmarktberoep wel in zekere mate het financieringsbeleid; uit dien hoofde wordt hieraan wel aandacht besteed. De evaluatie vindt plaats overeenkomstig de evaluatiebijlage van begroting IXB van het Ministerie van Financiën. Gelet op de relevantie voor huidig en toekomstig beleid ligt het accent in de evaluatie op het financieringsbeleid zoals dat sinds eind 1997 is geformuleerd en uitgevoerd per Door beschrijving van de daaraan voorafgaande periode wordt de relatie gelegd tussen het beleid voor en na ingang van de derde fase van de EMU. Per is namelijk voor de financiële markten in Europa een fundamenteel proces van wijziging gestart. Introductie van de euro heeft de valutaire schotten tussen nationale kapitaalmarkten op onherroepelijke wijze opgeheven waardoor, afgezien van nog resterende handelsvoorkeuren en ordeningen, één kapitaalmarkt is ontstaan voor Eurolanden. De Staat opereert op deze nieuwe markt en dient zijn beleid hierop af te stemmen. Het belang van periodieke evaluatie wordt geïllustreerd door eerdere evaluatierapporten over het financieringsbeleid. Zo voerde de Algemene Rekenkamer in 1989 een onderzoek uit naar het toentertijd gevoerde financieringsbeleid. Beschouwing van het rapport anno 2001 illustreert de veranderingen die in de tussentijd zijn opgetreden. Als voorbeeld kan gelden dat in de jaren tachtig werd gevreesd dat het beroep van de Staat op de nationale kapitaalmarkt renteopdrijvend zou werken en dat private investeringen werden belemmerd. Reeds een aantal jaren is van deze vrees geen sprake meer: de nationale guldensmarkt is opgegaan in de euromarkt en daarnaast is het aandeel van souvereine emittenten op de kapitaalmarkt sterk gedaald. Bij de totstandkoming van de evaluatie is gebruik gemaakt van gegevens uit begrotingen IXA, aan de Tweede Kamer gezonden stukken, jaarrapporten en gegevens van het Agentschap van het Ministerie van Financiën en gegevens van financiële dienstverleners als Bloomberg. Een belangrijke verduidelijking vooraf betreft terminologie omtrent de schuld. Een drietal, enigszins van elkaar verschillende schuldbegrippen wordt en is veel gebruikt in documenten over de overheidsfinanciën, te weten: EMU-schuld, nationale schuld en gevestigde schuld. De EMU-schuld, een geharmoniseerde Europese definitie die sinds begin jaren negentig wordt gebruikt, meet schulden van de centrale en mede-overheden. De gevestigde schuld is langlopende schuld van alleen de centrale overheid, vaak ook aangeduid als staatsschuld. Het begrip nationale schuld omvat de gevestigde schuld en vlottende schuld, waarbij deze laatste categorie bestaat uit kasgeldleningen, Dutch Treasury Certificates en interne overheidsschulden met een kortlopend karakter. Het financieringsbeleid heeft betrekking op de nationale schuld. De evaluatie bestaat, naast deze inleiding, uit een drietal hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van ontwikkelingen in het financieringsbeleid sinds 1975 en de herformulering van dit beleid in Hoofdstuk 3 behandelt de resultaten van het gevoerde beleid en gaat in op de aan de probleemstelling ontleende onderzoeksvraag, te weten, de mate waarin hoofddoelstelling en operationele doelen zijn Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 4

5 bereikt. Het vierde hoofdstuk bevat een begrippenlijst van veelgebruikte termen. 2 ONTWIKKELINGEN IN HET FINANCIERINGSBELEID Het financieringsbeleid van 1975 tot 1 januari 1999 Het jaar 1975 wordt vaak als keerpunt gezien voor de economische ontwikkeling van Nederland. Tot dat moment verliep de na-oorlogse groei veelal voorspoedig, na dat moment werd een aantal problemen manifest. Voor wat betreft de ontwikkeling van de schuld kan 1975 met recht als een jaar van caesuur worden aangemerkt. Vanaf dat jaar nam het verschil tussen overheidsinkomsten en -uitgaven sterk toe. Als de overheid meer uitgeeft dan ze ontvangt, dient ze het tekort aan te vullen door leningen aan te gaan. Na 1975 steeg het jaarlijks door de overheid te lenen bedrag sterk, zeker in vergelijking met de periode voor 1975 toen de staatsschuld een vrij constante omvang had. De onderstaande grafieken tonen de toename van de jaarlijkse financieringsbehoefte sinds 1970 en de toename van de schuld. Ontwikkeling van de financieringsbehoefte in miljarden guldens Financieringsbehoefte Rijk Financieringsbehoefte gehele Overheid Ontwikkeling van de schuld in miljarden guldens Gevestigde Schuld Nationale Schuld EMU-Schuld Bron: Miljoenenota s, jaarberichten Agentschap, In de jaren tachtig steeg het jaarlijks door de Staat te lenen bedrag van circa 20 miljard gulden in 1980 tot circa 44 miljard gulden tien jaar later. In aanvulling op dit bedrag werd tevens geleend door de mede-overheden (bedragen die varieerden van 5 tot 24 miljard gulden per jaar). Het omvangrijke beroep van de overheid op de kapitaalmarkt vond zijn weerslag in het vanaf de begin jaren tachtig door de Staat gevoerde financieringsbeleid. Dit beleid laat zich samenvatten in het begrip «streven naar soliditeit». Gedurende de jaren tachtig heeft bij het vaststellen van het financieringsbeleid steeds een groot verantwoordelijkheidsbesef Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 5

6 voorop gestaan. Het grote beroep van de Staat op de kapitaalmarkt bracht de verantwoordelijkheid met zich om erratisch en ondoordacht handelen op de kapitaalmarkt, en mogelijk daaruit voortkomende problemen, te vermijden. Deze problemen zouden kunnen bestaan uit: het niet erin slagen het benodigde bedrag te lenen, het opdrijven van de rente voor de Staat en private partijen, het frustreren van het monetaire en wisselkoersbeleid, het stimuleren van inflatie en in zijn algemeenheid het aantasten van de status van de Nederlandse Staat als eersteklas debiteur. Als mogelijke uitvloeiselen van (onjuist) financieringsbeleid hebben al deze zaken een potentieel ontwrichtende werking op de Nederlandse economie en de Nederlandse kapitaalmarkt en zij dienden daarom te worden voorkomen 1. Het hoofdddoel van het financieringsbeleid in de jaren tachtig en negentig was daarom het dekken van de financieringsbehoefte. Niettegenstaande dat algemene doel werd steeds een afweging gemaakt tussen rentekosten en risico. Hierbij werd risicomijdend gedrag van de Staat voorgestaan. Kardinaal was de overtuiging dat een solide, risicomijdend beleid voor de langere termijn de laagste financieringskosten oplevert. Het risicomijdende karakter van het financieringsbeleid werd belichaamd in de vanaf 1983 tot 1997 nagestreefde operationele doelstelling van looptijdverlenging, dat wil zeggen, het uitgeven van schuld met een zo lang mogelijke looptijd. Daarnaast gold dat gestreefd werd naar front loading, het lenen van meer dan de helft van het jaarlijkse beroep in de eerste zes maanden van een jaar. Front loading werd voornamelijk toegepast om te voorkomen dat de Staat met de rug tegen de muur zou komen te staan en in geval van moeilijke marktomstandigheden in het tweede halfjaar niet voldoende zou kunnen lenen. Vanaf de kapitaalmarktliberalisatie in 1986 en gedurende de jaren negentig is de situatie van de Staat op de kapitaalmarkt verbeterd. De te lenen volumes stabiliseerden zich in de jaren negentig in absolute zin op een niveau van circa 35 tot 50 miljard gulden per jaar terwijl de kapitaalmarkt in omvang groeide en het renteniveau op de Nederlands markt steeds meer afhankelijk werd van internationale kapitaalmarkttarieven. Het gevaar dat de volledige behoefte niet gedekt zou kunnen worden werd hiermee kleiner. Om deze reden werd bijvoorbeeld in 1996 het beginsel van front loading losgelaten Wijzigingen sinds Zie onder andere: Algemene Rekenkamer rapport «Financiering van de Nederlandse Staatsschuld», TK , Het loslaten van front loading als doelstelling neemt niet weg dat er in de praktijk in enig jaar nog sprake kan zijn van het lenen van meer dan de helft van de jaarlijkse behoefte in het eerste half jaar. Dit komt voort uit aflossingsverplichtingen en het verloop van het schatkistsaldo binnen het jaar. 3 Overeenkomstig Artikel 104, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 4 Overeenkomstig Artikel 20, Bankwet Kortlopende leningen op discontobasis, internationaal aangeduid als T-bills of Treasury bills. De vorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU) werd in 1993 voor het eerst zichtbaar in het financieringsbeleid. In dat jaar werden wijzigingen doorgevoerd waarvan een aantal de vorming van de EMU weerspiegelen en andere toenemend marktgericht denken reflecteren. Ten eerste werden in 1993 Dutch Treasury Certificates geïntroduceerd. Per 1 januari 1994 startte de tweede fase van de EMU, hetgeen onder andere inhield dat centrale banken geen geld meer mochten uitlenen aan overheden 3. Voor Nederland betekende dit dat de Staat niet langer gebruik kon maken van het jaarlijkse financieringsarrangement 4. Dit arrangement hield in dat de Staat voor tijdelijke kastekorten gedurende het jaar kortlopend geld leende van De Nederlandsche Bank. Om na het vervallen van dit arrangement te voorzien in een marktconform kasmanagement instrument, werden eind 1993 Dutch Treasury Certificates (DTC s 5 ) geïntroduceerd. Door verkoop van deze certificaten trekt de Staat voor perioden van 3, 6, 9 of 12 maanden geld aan. Dit instrument wordt tot op heden gebruikt voor regulering van het schatkistsaldo van de Staat bij DNB. Ten tweede werd in 1993 de Voorinschrijvingsrekening (VIR) van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds opgeheven. Deze regeling hield in dat het ABP automatisch deelnam in iedere schuldemissie. Intrekking van deze regeling hield zowel verband met de sterke positie van de Staat op de kapitaalmarkt, die haar niet langer nodig maakte, en met de tweede fase Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 6

7 van de EMU, die verbood dat overheden bevoorrechte toegang krijgen tot financiële instellingen. De VIR werd per 1 januari 1994 opgeheven. Ten derde werd eind 1993 de emissieportefeuille geïntroduceerd. Dit instrument stelde de Staat in de gelegenheid zelf een deel (10, later 20 procent) van een emissie in portefeuille te nemen. Het doel hiervan was om de druk op de prijs rond het emissiemoment te verlichten en stabiele prijsvorming op de secundaire markt te vergemakkelijken. In 1998 werd dit in ongebruik geraakte instrument ingetrokken, mede omdat het effect ervan moeilijk te meten viel. Ten vierde werd vanaf 1993 niet meer onderhands geleend. Tot begin jaren negentig werd een aanzienlijk deel van de jaarlijkse financieringsbehoefte gedekt door middel van onderhandse leningen, vaak omdat onvoldoende obligaties openbaar geplaatst konden worden en de Staat op de onderhandse markt goede condities kon bedingen. Omdat deze vorm van staatschuld niet verhandelbaar is, werd vanaf 1993 besloten het accent te leggen op openbaar verhandelbare obligaties. Doordat de Staat zich in de jaren negentig zonder problemen op de openbare markt kon financieren, verloor de eerder genoemde doelstelling van looptijdverlenging in de praktijk aan belang. Het uitgiftebeleid in de tweede helft van de jaren negentig kan worden gekenschetst als het emitteren van een mix aan courante looptijden, waarbij het tienjarige segment het belangrijkste werd 1 en het belang van vergroting van leningen meer en meer duidelijk werd. Deze uitgiftepolitiek vond zijn belangrijkste oorzaak in de aanstaande aanvang van de derde fase van de EMU, die kon starten vanaf 1 januari 1997 tot en met 1 januari De laatste datum werd uiteindelijk gekozen. Door de flexibele invoeringsdatum stond sinds 1995 de gedachtevorming over het financieringsbeleid in belangrijke mate in het teken van voorbereiding op de girale euro en het daarmee samenhangende effect op de kapitaalmarkt. De genoemde voorbereidingen hebben ertoe geleid dat, met het oog op het ontstaan van de Europese kapitaalmarkt, de Nederlandse staatsschuld per is geredenomineerd in euro. Tevens werd gedurende 1998 het financieringsbeleid op een nieuwe leest geschoeid, waartoe onder andere eind 1997 een Asset and Liability Management studie werd gestart 2. Onderstaand worden de doelstellingen en uitgangspunten van het financieringsbeleid zoals dat sinds begin 1999 is gevoerd in detail beschreven. In hoofdstuk 3 wordt besproken in welke mate het voorgenomen beleid ten uitvoer is gebracht. 2.2 Het financieringsbeleid sinds 1 januari 1999 Onderstaand wordt door middel van de met de VBTB 3 terminologie overeenkomende doelenhiërarchie aangegeven hoe het financieringsbeleid sinds 1 januari 1999 is vormgegeven. Hoofddoel van het financieringsbeleid 1 Zie voor een uitgebreid overzicht van het midden jaren negentig gevoerde beleid het jaarverslag 1995 van het Agentschap van het ministerie van Financiën. 2 Zie onder andere de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer over «Schuld- en emissiebeleid in de EMU» van 15 maart 1999, Agentschap Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB), dat als doel heeft het begrotings- en verantwoordingsproces te verbeteren. Het hoofddoel van het financieringsbeleid is het effectief en efficiënt beheren van de nationale schuld en het lenen van gelden ten behoeve van de Staat. Binnen een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten is deze hoofddoelstelling geoperationaliseerd. Randvoorwaarden en uitgangspunten Leningen worden aangegaan in euro Leningen worden aangegaan ten behoeve van de Nederlandse Staat Leningen hebben een vaste looptijd en een vaste coupon, er is niet Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 7

8 sprake van vervroegde aflossingsclausules of andere ingebouwde kostbare opties. Leningen worden aangegaan op zodanige wijze dat de soliditeit van het beleid is gewaarborgd en de positie van de Nederlandse Staat als eersteklas debiteur geen schade wordt toegebracht Emissie tegen voor de Staat zo gunstig mogelijke condities is gebaat bij een brede en actieve secundaire markt. Een brede en actieve secundaire markt houdt in dat een groot aantal partijen Nederlandse staatsleningen (DSL s) vraagt en aanbiedt en dat prijsvorming tot stand komt zonder dat individuele partijen deze prijsvorming naar hun hand kunnen zetten. Belemmeringen en obstakels voor het functioneren van de secundaire markt, zoals complexe, ondoorzichtige producten en (voor buitenlandse beleggers) ingewikkelde uitgifte- of betalingsprocedures in de primaire of secundaire markt, zijn overeenkomstig dit uitgangspunt negatief. Operationalisatie van hoofddoelstelling Als uitvloeisel van de hooddoelstelling en gegeven de randvoorwaarden geldt een aantal afgeleide operationele doelen: Streven naar liquiditeit van de staatschuld Streven naar transparantie in het uitgiftebeleid Streven naar standaardisatie van het product Bevordering van distributie, promotie en de secundaire markt in DSL s Herijking van het risicomanagement van schuld en emissies met als operationeel doel in te lenen tegen de laagst mogelijke kosten binnen een aanvaardbaar risico op fluctuaties in de budgettaire rentelasten. In het volgende hoofdstuk wordt besproken tot welke activiteiten dit hoofddoel, de randvoorwaarden en geoperationaliseerde doelstellingen hebben geleid, welke prestatie-indicatoren daarbij relevant zijn, welke bench marking nuttige informatie oplevert, en in welke mate de genoemde doelen zijn gehaald. 3 ACTIVITEITEN EN RESULTATEN VAN HET FINANCIERINGSBELEID SINDS Streven naar liquiditeit Sinds 1999 heeft dit streven geresulteerd in een grote toename van de liquiditeit van DSL s. Onderstaand wordt ingegaan op activiteiten die tot dit resultaat hebben geleid. Met het oog op het maximaliseren van de liquiditeit is per 1 januari 1999 de eerder genoemde redenominatie van de bestaande staatsschuld uitgevoerd. Beleggers in binnen- en buitenland kunnen hierdoor gemakkelijk handelen in DSL s. Om de verhandelbaarheid van nieuwe leningen maximaal te doen zijn, zijn vanaf 1 januari 1999 nog slechts leningen uitgegeven met een uiteindelijk uitstaand volume van minimaal 10 miljard euro. Gedurende de tijd dat een lening dat uitstaande volume nog niet heeft gehaald, biedt de Staat de mogelijkheid aan Primary Dealers (zie hierna) om via een zogenoemde repo-transactie een deel van het nog niet uitgegeven bedrag te verkrijgen. Dit voorkomt dat een beperkt aantal partijen de handel in een lening kan «corneren», hetgeen neerkomt op het naar hun hand zetten van de marktcondities met het oogmerk hieruit voordeel te halen. Geconstateerd kan worden dat de repo-faciliteit een aantal malen is gebruikt. Marktpartijen zijn van mening dat «cornering» in de praktijk niet een groot probleem is, maar de repo-faciliteit wordt door marktpartijen op prijs gesteld als veiligheidsventiel. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 8

9 Om de liquiditeit van bestaande leningen te verhogen, die alle een omvang van minder dan 10 miljard euro aan uitstaand volume hadden, is in 1998 en 1999 een grote omruiloperatie uitgevoerd 1. Bij deze operatie werd een bedrag van 29,7 miljard aan oude leningen omgeruild naar 32,3 miljard aan nieuwe leningen 2. In vergelijking met eind 1998 is hierdoor eind 2000 de concentratie van de totale schuld in leningen met een uitstaand volume van 10 miljard euro sterk verbeterd. De staatsschuldportefeuille heeft hierdoor eind 2000 de volgende samenstelling: Aandeel van de Staatsschuld dat bestaat uit grote leningen 100% 80% 60% 40% 46,3% 54,9% 20% 0% 5,5% Bron: Agentschap Onderhands <5 miljard euro 5-10 miljard euro > 10 miljard euro De resterende schuld in leningen kleiner dan 10 miljard euro kan niet, of zeer moeilijk worden omgeruild. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat sommige leningen onderhands zijn aangegaan (niet openbaar verhandelbaar). Ook beleggersvoorkeuren, beleggingstrategieën en fiscale aspecten leiden ertoe dat investeerders staatspapier tot het einde van de looptijd aanhouden en niet voor omruil aanbieden. Door middel van vervroegde aflossing, die is toegestaan bij een aantal leningen, en door middel van inkoop van openbare leningen wordt in de komende jaren het beleid tot concentratie voortgezet. Zoals getoond is in 1999 en 2000 een zeer groot bedrag ineens beter verhandelbaar gemaakt. Naar verwachting zal in de komende jaren enkele miljarden per jaar hieraan worden toegevoegd. 3.2 Streven naar transparantie 1 Bij omruil van schuld verkrijgt de Staat van beleggers oude leningen in ruil voor nieuwe. Uit de omruil vloeien geen betalingen voort. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld inkoop van schuld, waarbij de Staat de lening van de belegger koopt. In te ruilen en nieuw uit te geven leningen worden in dergelijke transacties gewaardeerd tegen marktconforme rendementen. Omruil geschiedt daardoor op bedrijfseconomisch neutrale wijze. 2 De hoofdsombedragen zijn niet aan elkaar gelijk. Dit houdt verband met het feit dat de marktwaarde van leningen niet gelijk is aan de nominale waarde. Gecorrigeerd voor agio, disagio en gelopen rente zijn de geruilde bedragen wel aan elkaar gelijk, overeenkomstig het in de voorgaande voetnoot gestelde dat uit een omruil geen betalingen voortvloeien. 3 Dit bericht is en wordt ieder jaar aan de Tweede Kamer gezonden. Transparantie bevordert handelsmogelijkheden. Beleggers kunnen hierdoor anticiperen, hetgeen belangrijk is voor bijvoorbeeld het opstellen van beleggingsplannen. Vanaf 1999 is vastgehouden aan het beginsel dat in december een indicatieve kalender voor het jaar wordt afgekondigd, die daarna per kwartaal definitief wordt vastgesteld. In 1999 en 2000 is vastgehouden aan de reeds in 1993 ingezette lijn om per kwartaal aan te geven welke hoeveelheden de Staat wil uitgeven. Dit stelt de markt in staat zich hierop voor te bereiden; zo kunnen banken bijvoorbeeld hun klanten inlichten. In 1999 en 2000 is ook steeds vastgehouden aan het aanwijzen van de tweede dinsdag van iedere maand als vaste emissiedatum. Dit versterkt de voorspelbaarheid en regelmaat van de markt. Door middel van een kwartaalbericht dat de actuele positie van de staatsschuldportefeuille weergeeft, zijn marktpartijen in de gelegenheid inzicht te verwerven. Tevens wordt een jaarbericht over Nederlandse staatsobligaties uitgegeven, waarin wordt ingegaan op ontwikkelingen in de komende 12 maanden en waarbij wordt teruggeblikt op het voorgaande jaar 3. Het jaarbericht wordt breed verspreid onder financiële instellingen. Gedurende het jaar worden door middel van persberichten alle emissies en belangrijke gebeurtenissen op het gebied van de nationale schuld toegelicht. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 9

10 3.3 Streven naar standaardisatie Sinds 1999 is, zoals reeds uit het voorgaande is gebleken, de uitgifte van nieuwe leningen beperkt tot drie- en tienjarige bullet obligaties. Bullets zijn leningen gedurende wier looptijd een couponrente wordt vergoed waarna, aan het einde van de looptijd, de hoofdsom in één keer wordt afgelost. Voorheen werd gebruik gemaakt van meer diverse producten 1. De Staat heeft de nieuwe lijn in 1999 en 2000 consistent voortgezet. 3.4 Bevordering van distributie, promotie en de secundaire markt De Staat heeft sinds 1999 de distributie en promotie van DSL s verbeterd en bijgedragen aan het verbeteren van de secundaire markt. Onderstaand worden de tot deze resultaten leidende activiteiten toegelicht. Op 1 januari 1999 is de Staat gestart met een systeem van primary dealers. Dit systeem bestaat uit een dertiental banken, geselecteerd door de Staat, die de afname bij emissies verzorgen en de handel op de secundaire markt bevorderen 2. Bij het samenstellen van de groep primary dealers en bij de jaarlijkse selectie wordt veel aandacht besteed aan een goede balans tussen banken die zijn gericht op de lokale, de regionale, en de globale markten. Deze balans is gewenst met het oog op het bereiken van een brede spreiding aan eindbeleggers in Nederlandse staatsobligaties. In de emissies tijdens 1999 en 2000 hebben alle primary dealers deelgenomen, met percentages variërend van 4 tot 17 procent. Dit wijst op een brede spreiding van de afname, zeker in vergelijking met de situatie voor 1998 toen de vier grootste Nederlandse partijen circa tweederde deel van de emissies afnam. In 1999 werd circa 50 procent van het totaal geëmitteerde volume afgenomen door niet-nederlandse banken, in 2000 liep dit op tot 56 procent. Ook de relatieve omzetontwikkeling per land in de secundaire markt wijst, na een initiële stijging van de handel in Nederland door de omruiloperatie, in de richting van een verbreding van DSL s. Onderstaand diagram toont de relatieve afname van de omzet in Nederland gemeten ten opzichte van de omzet aan DSL s in andere landen. Secundaire marktomzet per land in 1999 en % 90% 80% 70% -Other -A sia -USA -UK -Italy -France -Germany -The Netherlands 1 Te noemen zijn: lotende leningen (waarbij ieder jaar een deel werd afgelost, te bepalen via loting), onderhandse leningen, leningen met een vervroegde aflossingsclausule (die de Staat het recht geeft om gedurende een bepaalde periode de lening vervroegd af te lossen). 2 Selectie van Primary Dealers vindt ieder jaar plaats in oktober en november, waarna de geselecteerde groep Primary Dealers een contract krijgt voor één jaar, beginnend op 1 januari. In 2001 zijn de volgende banken Primary Dealer: ABN-AMRO, Banca IMI, BBVA, Credit Suisse First Boston, Deutsche Bank, Fortis, ING Barings, JPMorgan, Merrill Lynch, NIB Capital, Rabobank, Schroder Salomon Smith Barney, Société Générale. In voorgaande jaren behoorden UBS Warburg Dillon Read en BNP Paribas tot de groep Primary Dealers. 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 61 % 56% 1999Q1 1999Q2 Bron: Agentschap 71 % 1999Q3 58% 56% 1999Q4 2000Q1 44% 44% 2000Q2 2000Q3 41 % 2000Q4 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 10

11 Opvallend hierbij is dat de afname van de omzet in Nederland niet is veroorzaakt door een toename in één specifiek ander land, maar dat de relatieve omzet in de VS, Azië en de Europese landen geleidelijk stijgt. Behalve de genoemde omzetcijfers geven ook cijfers over het houderschap van de Nederlandse schuld een indicatie van de mate waarin Nederlandse obligaties internationaal worden gebruikt als beleggings- en handelsinstrument 1. Houderschap gevestigde schuld Beleggingsinstellingen Particulieren Banken Institutionele beleggers Buitenland Totaal Bron: DNB Naast diversificatie zorgt het primary dealer stelsel ook voor het op peil blijven van de secundaire handel. De onderstaande grafiek toont het verloop van de omzet per maand die door de primary dealers is gerapporteerd sinds 1 januari Geconstateerd kan worden dat het totale omzetvolume per maand redelijk stabiel is, met flinke uitschieters in drukke maanden. Omzet ontwikkeling DSL s (mln. euro per maand) jan-99 jul-99 jan-00 jul-00 Omzet Primary Dealers Bron: Agentschap 1 Houderschap reflecteert welke categorie beleggers de DSL s in portefeuille heeft. Naar hun aard zijn cijfers over houderschap een momentopname. Ze geven de stand weer op een bepaalde balansdatum, in dit geval per jaarultimo. De secundaire markt in DSL s is het totaal aan vraag en aanbod van verhandelbare Nederlandse staatsobligaties. Het door vraag en aanbod totstandkomen van een aankoop of verkoop kan op verschillende manieren plaatsvinden: via de telefoon, via een effectenbeurs, of via een elektronisch handelsplatform. De Nederlandse Staat heeft geen direct belang in de secundaire markt. Zoals in de randvoorwaarden en uitgangspunten verwoord, is een liquide en efficiënte secundaire markt niettemin van groot belang voor het klimaat waarin nieuwe uitgiftes van DSL s plaatsvinden. Een 5 procent aandeelhoudersschap van de Staat in MTS Amsterdam symboliseert dat belang. MTS Amsterdam is een elektronisch inter-dealer broker systeem, waarvan naast de Staat de primary dealers en de leverancier van het elektronische platform MTS Spa aandeelhouders zijn. Het systeem vereist dat iedere primary dealer gedurende vijf uren per dag een aantal DSL s quoteert, dat wil zeggen, prijzen vermeldt waarop hij Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 11

12 bereid is te kopen of te verkopen. Naast de primary dealers handelt ook een tiental andere banken op MTS Amsterdam. Het aangaan van transacties via MTS Amsterdam houdt in dat de betaling en de levering van de stukken automatisch plaatsvindt. Dit geschiedt tegen aanzienlijk lagere kosten dan in het verleden gebruikelijk. Grotere liquiditeit en het op peil blijven van de handel is van dit alles het gevolg. Ter illustratie van de verhoogde liquiditeit kan gelden dat sinds de start van MTS Amsterdam de maximale bied/laat spread is verlaagd en de minimale orderomvang is gestegen. Zo hebben marktpartijen die aandeelhouder zijn van MTS Amsterdam gekozen voor reductie van bepaalde spreads van 8 tot 4 basispunten en geldt voor bijna iedere categorie DSL s dat het minimaal verhandelbare volume op dit wholesale platform per transactie 10 miljoen euro is. 3.5 Herijking van het risicomanagement Zoals in hoofdstuk 2 beschreven bestond het risicomanagement van de staatsschuld gedurende de jaren tachtig en negentig uit het streven naar een zo lang mogelijke looptijd van de portefeuille. De vorming van de eurokapitaalmarkt en het onder controle brengen van de budgettaire situatie hebben ertoe geleid dat begin 1999 is gestart met een aangepast, gedurende 1997 en 1998 voorbereid risicomanagement. De invoering hiervan is succesvol verlopen. Onderstaand wordt de werking van dit risicomanagement besproken, waarbij tevens de tot nog toe behaalde resultaten aan bod komen. De risicosturing wordt uiteengezet aan de hand van een aantal uitgangspunten en de daaruit volgende conclusies. Het eerste uitgangspunt voor risicomanagement is de constatering dat de renteuitgaven op de Rijksbegroting een aanzienlijke omvang hebben (circa 13,5 miljard euro in 2001) en dat grote fluctuaties in deze post ten gevolge van rentebewegingen niet wenselijk zijn. Een tweede uitgangspunt is de constatering dat renteniveaus niet zijn te voorspellen, maar dat wel iets gezegd kan worden over de kans dat, gegeven de op een bepaald moment geldende renteniveaus, fluctuaties boven een bepaalde waarde optreden. Een derde uitgangspunt is de uit de theorie en praktijk blijkende vorm van de yield curve en de volatiliteit van punten op die curve in de tijd. Kort gezegd heeft de yield curve meestal een «normaal» verloop, dat wil zeggen dat het voor korte tijd lenen van geld een lagere rentevergoeding vraagt dan het voor lange tijd lenen van geld. Omtrent de volatiliteit van punten op de curve geldt, samenvattend, dat korte rentes over het algemeen heftiger fluctueren dan lange rentes. Een vierde uitgangspunt is de constatering dat de Nederlandse overheid in beginsel toegang heeft tot alle marktsegmenten op de kapitaalmarkt. Dit stelt de overheid in de gelegenheid om te kiezen of ze lang of kort wil lenen. Schematisch geldt dat als de overheid haar hele schuld zou financieren door middel van leningen met een looptijd van één jaar, zij dus ieder jaar deze leningen zou moeten aflossen en het hiervoor benodigde geld opnieuw op de markt zou lenen (gegeven de hoogte van de staatschuld en gegeven de omvang van de markt voor kortlopend papier is dit overigens in de praktijk onmogelijk). Als de overheid haar schuld zou financieren door middel van leningen met een looptijd van tien jaar, dan zou ze per jaar slechts voor 1/10 deel van de schuld aflossingen betalen en nieuwe leningen sluiten. In combinatie met de onder het derde uitgangspunt genoemde grotere volatiliteit van korte rentes geldt dat, als de overheid ieder jaar haar hele schuld opnieuw zou lenen, zij erg gevoelig zou zijn voor het renteniveau op dat moment. De post renteuitgaven zou daardoor grote fluctuaties vertonen. Hoe langer de gemiddelde looptijd van de schuld, hoe lager het deel van de renteuitgaven dat van jaar op jaar kan fluctueren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 12

13 Indachtig de bovenstaande uitgangspunten kwam een operationeel doel voor het risicomanagement tot stand. Dit doel kan worden omschreven als het streven naar de laagst mogelijke rentelasten voor de staatschuldportefeuille binnen een aanvaardbaar risico op fluctuaties in de budgettaire rentelasten Risicomodel en resultaten risicosturing 1 Voor de goede orde zij opgemerkt dat het gebruik van dergelijke modellen wordt gesanctioneerd door bancaire toezichthouders. 2 Indien de staatsschuld, zoals in de jaren tachtig, snel stijgt, neem de CAR alleen om die reden al sterk toe. In die situatie, zeker als de mate waarin de schuld stijgt erg onvoorspelbaar is, past een zeer risicomijdende strategie omdat daarmee de ontwikkeling van het budgettaire risico wordt. 3 Overigens is van belang op te merken dat als een stijgende staatsschuld samenvalt met een evenredige stijging van het BNP, de relatieve CAR, dat wil zeggen de CAR als percentage van het BNP, stabiel kan zijn. 4 De duration is een maatstaf die de gewogen gemiddelde looptijd van een portefeuille weergeeft. Een tweetal duration definities wordt veel gebruikt: Macauley en modified duration. De Macauley duration wordt berekend door voor iedere toekomstige (rente of aflossings) betaling de contante waarde te berekenen, waarna deze contante waardes als gewichten dienen om de resterende looptijden van iedere betaling te wegen. De modified duration is een verhoudingsgetal dat uitdrukt in welke mate de contante waarde van een portefeuille wijzigt bij een verandering van de rentecurve met 1/100 procent. De modified duration is daarmee een maat voor de prijsgevoeligheid van een portefeuille bij een verandering in het rendement (een prijselasticiteit). 5 Aangezien durationberekeningen gebruik maken van contante waarden, hebben renteveranderingen invloed op de hoogte van de duration. 6 Kortlopende leningen op discontobasis. Gegeven het bovengenoemde operationele doel en op basis van de genoemde uitgangspunten is, met behulp van UBS Warburg Dillon Read in 1998 een risicomodel ontwikkeld. Dit model sluit aan bij een ontwikkeling in het commerciële bankwezen die erin bestaat dat steeds meer banken intern modellen gebruiken om risico s per dag of voor langere perioden vast te stellen 1. De belangrijkste variabele die wordt berekend met deze modellen wordt aangeduid met de term Value at risk (VAR). VAR meet de maximale fluctuatie, per dag, week, maand of jaar, die met een bepaalde waarschijnlijkheid, veelal 95 procent, op kan treden in de waarde van een bankportefeuille. Echter, voor de staatsschuldportefeuille is de VAR niet een belangrijke maatstaf; de overheid voert immers geen actieve beleggingsstrategie. Haar uitgiftebeleid komt neer op: uitgeven en aflossen aan het einde van de looptijd. Om deze reden is het voor de overheid beter om risico te meten in termen van CAR (Cash flow At Risk). De Cash flow at risk is een maat voor de fluctuatie in de post renteuitgaven op de rijksbegroting. Het model dat met UBS Warburg Dillon Read is ontwikkeld hanteert daarom het CAR begrip. Met behulp van het ontwikkelde model is een lange-termijndoelportefeuille berekend, waarbij onder andere begrotingsevenwicht is verondersteld. Deze laatste aanname is uiteraard van cruciaal belang 2. Een stijgende staatsschuld leidt immers, indien andere zaken gelijk blijven, automatisch tot een hogere CAR 3. De lange termijnportefeuille die in 1998 is gekozen wordt gekarakteriseerd door een tienjaars CAR van 4,2 miljard euro bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent. Deze portefeuille had, bij de rentestanden van 1998, een modified duration van 3,7 4. Gegeven de rentestanden eind 2000 heeft de lange termijnportefeuille een modified duration van 3,4 5. Teneinde de lange termijn doelportefeuille te bereiken is in 1998 gekozen voor het sturen van de jaarlijkse emissieverhoudingen tussen drie-, tien- en dertigjaars DSL s en DTC s 6 om de juiste balans tussen risico s tot stand te brengen. Het verloop van de modified duration geeft aan dat de portefeuille zich door dit beleid in de gewenste richting ontwikkelt. Kengetallen van de staatsschuld op basis van rentestanden eind 2000 Ultimo 1998 (realisatie) Ultimo 1999 (realisatie) Ultimo 2000 (realisatie) Ultimo (schatting) Steadystate Modified duration 4,3 4,3 2 4,2 4,0 3,4 Gemiddelde resterende looptijd 6,5 6,5 6,3 6,0 4,8 Bron: Agentschap, duraview.xls 1 Uitgaande van de renteniveaus eind Vanwege een meer nauwkeurige berekening verschilt de hier opgegeven waarde 0,1 van de in eerdere publicaties genoemde (4,4). Tijdens het jaar 2000 is gebleken dat het sturen van het risicoprofiel van de portefeuille wordt bemoeilijkt als door de verbeterde budgettaire situatie minder schuld wordt uitgegeven. Teneinde ook bij een dalend uitgiftevolume het risico van de portefeuille goed te kunnen sturen is daarom in 2000 besloten dat vanaf het jaar 2001 renteswaps kunnen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 13

14 worden ingezet 1. De bovenstaande ontwikkeling van de duration geeft aan dat de portefeuille zich, overeenkomstig het doel, in de juiste richting beweegt en de inzet van swaps biedt de instrumenten om het risico ook in de toekomst te sturen Internationale vergelijking rente en risico Het gebruik van het risicomodel garandeert dat het operationele doel, te weten het behalen van de laagste kosten bij een aanvaardbaar risico, wordt bereikt. Ten einde vast te stellen hoe het Nederlandse risicobeleid en de Nederlandse financieringskosten zich verhouden tot het beleid in andere landen, is onderstaand een internationale vergelijking van rentes en portefeuillerisico opgenomen. Een eerste element ter vergelijking betreft de renteniveaus waarop Staten lenen. De belangrijkste determinant hiervoor is kredietwaardigheid, daarnaast spelen eerder genoemde factoren als liquiditeit en secundaire handel een rol. Onderstaande grafiek geeft aan welke renteverschillen bestaan tussen overheden met verschillende ratings. Voor de goede orde zij opgemerkt dat uit de grafiek niet blijkt voor welk deel het renteverschil wordt veroorzaakt door kredietwaardigheid of door andere factoren. Rente op tienjaarsleningen eind % 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Duitsland (euro) Nederland (euro) Frankrijk (euro) Hongarije (euro) Brazilië (euro) Argentinië (euro) US ($) China ($) Chile ($) Mexico ($) Brazilië ($) Argentinië ($) Rusland ($) Bron: Agentschap, Bloomberg Uit de grafiek blijkt dat westerse overheden, die goede ratings hebben, 1 11 procent minder rente betalen dan landen in ontwikkeling. De volgende grafiek laat zien dat ook binnen de groep Europese landen verschillen bestaan, meestal in de orde van grootte van 0 tot 0,5 procent. 1 Zie tevens de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 3 november 2000 over de inzet van dit instrument. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 14

15 Rente op tienjaarsleningen eind ,400% 5,200% 5,000% 4,800% 4,600% 4,400% Duitsland Nederland Frankrijk Finland Oostenrijk België Portugal Italië Rente 4,851% 4,973% 5,001% 5,068% 5,167% 5,250% 5,255% 5,263% Bron: Bloomberg Voor de landen die vanaf 1 januari 1999 de euro als binnenlandse valuta hebben, geldt dat hun rentes in de loop der jaren sterk zijn geconvergeerd. Onderstaande grafiek illustreert dit. Ter illustratie van de convergentie van Zuid-Europese eurolanden zijn de rentes opgenomen voor Portugees staatspapier. Ontwikkeling tienjaarsrente sinds ,500% 8,000% 7,500% 7,000% 6,500% 6,000% 5,500% 5,000% 4,500% 4,000% 3,500% dec-94 mrt-95 jun-95 sep-95 dec-95 mrt-96 jun-96 sep-96 dec-96 mrt-97 jun-97 sep-97 dec-97 mrt-98 jun-98 sep-98 dec-98 mrt-99 jun-99 sep-99 dec-99 mrt-00 jun-00 sep-00 dec-00 Duitsland Nederland Frankrijk Portugal Bron: Bloomberg Uit de grafiek is af te lezen dat de convergentie in 1997 en 1998 erg snel ging. Onderstaande grafiek laat dit in meer detail zien. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 15

16 Tienjaars spreads ten opzichte van Duitsland 0,014 0,012 0,01 0,008 0,006 0,004 0, ,002 0,004 dec-90 apr-91 aug-91 dec-91 apr-92 aug-92 dec-92 apr-93 aug-93 dec-93 apr-94 aug-94 dec-94 apr-95 aug-95 dec-95 apr-96 aug-96 dec-96 apr-97 aug-97 dec-97 apr-98 aug-98 dec-98 apr-99 aug-99 dec-99 apr-00 aug-00 dec-00 Spread NL-Duitsland Spread Fr-Duitsland Spread Oostenrijk-Duitsland Spread Portugal-Duitsland Bron: Bloomberg De convergentie heeft in belangrijke mate te maken met gereduceerde wisselkoersonzekerheid. In december 1995 werd door de Europese regeringsleiders het tijdpad naar de EMU vastgesteld en werd het streven naar monetaire eenwording bekrachtigd. Convergentie van de Franse spread is sinds die tijd zichtbaar. Tijdens 1997 en 1998 groeide de verwachting bij marktpartijen dat de EMU daadwerkelijk per zou aanvangen. Deze verwachting reduceerde onzekerheden omtrent de grootte van mogelijke de- of revaluaties, hetgeen tot uitdrukking kwam in een sterke verlaging van de rentes die met name Portugal, Spanje en Italië betaalden. Overigens past de kanttekening dat in de jaren 1997 en 1998 nog steeds onzekerheden bestonden over mogelijke beperkte aanpassingen in de EMS 1 pariteiten, die dan ook tot uitdrukking kwamen in de destijds geconstateerde spreads. Zo geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de gulden DM verhouding dat marktpartijen niet uitsloten dat een lichte revaluatie van de gulden zou plaatsvinden, voorafgaand aan vaststelling per van de vaste verrekenkoersen. De Nederlandse rente, die beginjaren negentig soms tot 40 basispunten boven de Duitse lag, daalde daardoor gedurende 1997 bij herhaling onder de Duitse rente. Overigens speelden verwachtingen omtrent de Duitse budgettaire situatie hierin ook mee, getuige het verloop van de Franse rente. In de loop van 1998 kwam, mede door publicatie van de wijze waarop de verrekenkoersen van nationale valuta ten opzichte van de euro zouden worden bepaald, vast te staan dat een revaluatie van de gulden zeer onwaarschijnlijk was. Sinds april 1999 ligt de Nederlandse spread ten opzichte van Duitsland tussen de 10 en 18 basispunten en lijkt deze zich begin 2001 te stabiliseren op ongeveer 12 à 13 basispunten. 1 Europees Monetaire Stelsel. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 16

17 Tienjaars spreads ten opzichte van Duitsland 0,500% 0,400% 0,300% 0,200% 0,100% 0,000% 0,100% dec-97 feb-98 apr-98 jun-98 aug-98 okt-98 dec-98 feb-99 apr-99 jun-99 aug-99 okt-99 dec-99 feb-00 apr-00 jun-00 aug-00 okt-00 dec-00 Spread NL-Duitsland Spread Oostenrijk-Duitsland Spread Fr-Duitsland Spread Portugal Duitsland Bron: Bloomberg De belangrijkste reden voor het bestaand van de spread tussen de Duitse en Nederlandse rente dient niet te worden gezocht in de gepercipieerde relatieve kredietwaardigheid van beide landen, maar in de omvang en liquiditeit van de Duitse markt en met name het bestaan van bepaalde afgeleide producten. De Duitse (en Franse) staatsschuld is aanmerkelijk groter dan de Nederlandse, maar de belangrijkste factor is de Bund future, een contract waarmee op termijn Duitse staatsobligaties kunnen worden gekocht. Dit contract, dat door private marktpartijen is gecreëerd, wordt door financiële instellingen zeer intensief gebruikt als risicomanagement instrument. Hieruit komt extra vraag voort naar de onderliggende waarde van het futures contract, te weten de Duitse leningen. De markt doet hierdoor de Duitse rente op een lager niveau belanden dan voor andere Europese landen. Zoals eerder aangegeven is in antwoord op het grote belang van liquiditeit de bevordering hiervan voor Nederlandse staatsleningen een belangrijke activiteit geweest sinds Deze inspanning laten onverlet dat uiteindelijk op de markt de renteniveaus tot stand komen. Overigens is reeds onderzocht of de Nederlandse DSL s leverbaar kunnen worden onder het Bund contract. De private partijen die het contract beheren zijn hiertoe vooralsnog niet bereid gebleken. Bij deze houding speelt mee dat in financiële kringen het adagium geldt dat wijzigingen in een succesvol product risico s meebrengen. De bovenstaande grafieken leiden tot de conclusie dat Nederland internationaal een zeer goede debiteur is. Binnen het Eurogebied betaalt alleen de Duitse Staat minder rente. Nederland en Frankrijk betalen een vergelijkbare rentevergoeding. De overige Eurolanden moeten duidelijk meer betalen op hun schuld. Het bovenstaande geeft aan dat Duitsland, Nederland en Frankrijk het goedkoopst kunnen lenen. Of dit ertoe leidt dat deze landen ook de laagste rentelasten op hun begroting hebben (als percentage van hun schuld), hangt uiteraard af van de grootte en samenstelling van hun leningenportefeuille. Over de relatering van rentebetalingen aan schuldomvang bestaan onvoldoende internationaal vergelijkbare gegevens om conclusies te kunnen trekken. Het combineren van Eurostat gegevens over rentelasten met OESO cijfers over de staatsschuld suggereert dat de Duitse staat in 1998 circa 13 procent rente op zijn staatsschuld betaalde, hetgeen op voorhand als niet juist kan worden afgedaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 17

18 Een tweede element voor internationale vergelijking betreft de portefeuillesamenstelling. Alhoewel ook aan deze vergelijking enige voetangels en klemmen zijn verbonden, zo is niet voor alle landen duidelijk of zij een Macauley of een modified duration berekenen 1, kan uit deze vergelijking worden geconcludeerd dat de Nederlandse (doel)portefeuille een met andere landen vergelijkbare duration heeft. Onderstaand wordt voor de landen waarvoor deze gegevens bekend zijn de duration en gemiddelde looptijd van de schuld gegeven. Opvalt dat landen met een relatief lage duration bezig zijn te verlengen. Duration Gemiddelde resterende looptijd Staatschuld 1 (% BNP) België 5,8 105,8 Denemarken 4,4 4,0 60,8 Duitsland 5,7 5,8 34,6 Finland 3,9 3,4 5,0 4,6 55,9 Frankrijk* 6,2 6,2 45,0 Ierland 5,2 5,5 6,5 7,1 45,4 Italië** 5,0 5,5 108,6 Nederland 4,3 4,3 6,5 6,5 51,3 Oostenrijk 3,7 3,9 5,8 5,9 62,9 Portugal** 2,7 2,9 3,7 4,1 59,5 Spanje** 3,2 3,9 4,9 5,3 48,0 Zweden 3,2 3,2 4,0 4,0 71,3 VK 6,0 5,9 8,9 8,8 47,6 Noorwegen 3,3 3,3 21,9 IJsland 4,4 4,6 35,8 Canada 4,3 4,3 47,4 Australië 3,8 3,4 5,4 5,8 13,7 Nieuw Zeeland 3,7 4,3 46,6 USA 5,7 5,8 39,1 Bron: Agentschap * Streeft een gemiddelde resterende looptijd na tussen 6 6,5 jaar ** Streeft naar verlenging 1 De staatschuld is niet gelijk is aan de EMU-schuld. In de laatste kolom de hoogte van de staatsschuld van ieder land opgenomen in termen van het BNP. De cijfers geven aan dat er niet een duidelijk verband is tussen de hoogte van de staatsschuld en de hoogte van het risico dat een land loopt (duration en gemiddelde resterende looptijd worden hier als indicatie voor risico gebruikt). Geconcludeerd kan worden dat zowel de waarde van de Nederlandse duration in 1998 en 1999 als de waarde van de duration van de doelportefeuille overeenkomen met die van landen met een vergelijkbare staatsschuldquote. 3.6 Conclusies 1 Overigens is het verschil tussen beide methoden vaak relatief gering: de Macauley duration is veelal 0,1 tot 0,2 hoger dan de modified duration. De inleiding formuleerde de probleemstelling van deze evaluatie als tweeledig, te weten, beschrijvend: hoe ziet het beleid eruit; en analyserend: bereikt het beleid zijn doelen. Op basis van het beschrevene kan als volgt worden geconcludeerd. In het licht van de te verwachten wijzigingen door ingang van de derde fase van de EMU per 1 januari 1999, is eind 1997 door het Agentschap van het Ministerie van Financiën een studie gestart met het oog op een adequaat modern financieringsbeleid en risicomanagement. Op basis van de uitkomsten van die studie is het financieringsbeleid per 1 januari 1999 aangepast aan de vereisten van de nieuwe Europese kapitaalmarkt. In het nieuwe beleid wordt het beginsel van soliditeit, dat het beleid in de voorgaande periode karakteriseerde, uitdrukkelijk niet losgelaten. Wel wordt in het nieuwe beleid het streven naar een efficiënte secundaire markt en kwantificering van het risicobeleid sterker aangezet dan voorheen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 18

19 Het hoofddoel van het ingezette beleid, efficiënt en effectief schuld- en emissiebeheer, belichaamd in een targetportefeuille met de gekozen en aan de Staten Generaal gemelde combinatie van financieringskosten en begrotingsrisico, vergt een langjarige uitvoeringsperiode. Het hoofddoel is daartoe geoperationaliseerd in een vijftal kwalitatieve doelstellingen ten aanzien van liquiditeit, transparantie, standaardisatie, bevordering van de secundaire markt en herijking van het risicomanagement. De evaluatie beziet of daaraan in de afgelopen jaren is voldaan. Het antwoord daarop luidt bevestigend. Het streven naar liquiditeit heeft ertoe geleid dat 54,9 procent van de portefeuille eind 2000 bestaat uit leningen met een omvang groter dan 10 miljard euro (1998: 5,5 procent). Dit verhoogt de verhandelbaarheid van DSL s. Het streven naar transparantie heeft geleid tot de implementatie van strikte jaar- en kwartaalkalenders. Door middel van persberichten, kwartaal- en jaarberichten zijn financiële instellingen in staat inzicht te verwerven in het schuldbeleid en de portefeuille. Het streven naar standaardisatie heeft ertoe geleid dat in 1999 en 2000 uitsluitend bulletleningen van drie en tien jaar, alsmede eveneens gestandaardiseerde, kortlopende DTC s zijn uitgegeven. Het bevorderen van de promotie, distributie en de secundaire markt in DSL s heeft duidelijk effect gehad. In de loop van 1999 is MTS Amsterdam opgericht, dat financiële instellingen de mogelijkheid biedt om DSL s elektronisch te verhandelen. Dit komt de prijsvorming van DSL s op de secundaire markt ten goede. De omzetontwikkeling op MTS, de daling van bied-laatspreads en de toename van de minimaal verhandelbare volumes illustreren de positieve bijdrage van MTS Amsterdam. Tevens is door invoering van een primary dealer stelsel, dat een goede balans tussen nationale, lokale buitenlandse en globale partijen bevat, de geografische spreiding van de afzet verbeterd. In 2000 werd 56 procent van de emissies afgenomen door niet-nederlandse banken. Voor 1999 was dit circa 30 procent. Ook de secundaire marktomzet laat een verbrede spreiding zien: eind 2000 werd circa 59 procent van omzet van primary dealers buiten Nederland gehaald, begin 1999 was dit circa 44 procent. De herijking van het risicomanagement heeft geresulteerd in een risicomodel op basis waarvan budgettaire risico s en doelportefeuilles kunnen worden berekend. Overeenkomstig de gekozen lange termijn doelportefeuille is in 1999 en 2000 een verkorting van de portefeuille ingezet. Uit internationale vergelijking blijkt dat het Nederlandse risicobeleid niet onevenwichtig is. Het houdt het midden tussen de landen die doende zijn hun duration te verlengen en de lid-staten die streven naar een kortere portefeuille. Tevens blijkt dat Nederland inleent tegen gunstige voorwaarden: alleen de Duitse staat leende goedkoper in 1999 en Het verschil wordt goeddeels veroorzaakt door het voordeel dat Duitse staatsleningen ondervinden van het feit dat alleen zij leverbaar zijn in veelgebruikte afgeleide contracten. Samenvattend geldt dat het hoofddoel van een effectief en efficiënt schuld- en emissiebeheer door het nieuwe beleid is gewaarborgd, mits het beleid op de ingeslagen weg wordt voortgezet. Het geformuleerde nieuwe beleid zal tevens de basis dienen te vormen voor het in de komende jaren door middel van VBTB te formuleren en te verantwoorden financieringsbeleid. 4 BEGRIPPENLIJST Bund future Een contract voor de aan- of verkoop van Duitse staatsobligaties (Bunds) met levering in de toekomst (veelal 1 6 maanden). De toekomstige levering impliceert dat een partij door aan- of verkoop een risico aangaat ten aanzien van de renteontwikkeling (=waarde van de Bunds) gedurende de periode dat het contract wordt aangehouden. Dergelijke contracten Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 19

20 kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om risicoposities die uit andere hoofde zijn aangegaan, af te dekken. Cash flow at risk (CAR) Het bedrag waarmee, gegeven een bepaalde waarschijnlijkheid, een financiële post kan fluctueren. In het geval van het risicomodel voor de staatsschuld meet de cash flow at risk de maximale uitslag die, gegeven een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent, kan optreden in de post rentuitgaven. DSL s Dutch State Loans: langlopende leningen van de Nederlandse Staat. Het financieringsbeleid is erop gericht uitsluitend DSL s met een looptijd van 3, 10 en 30 jaar uit te geven. DTC s Dutch Treasury Certificates: kortlopende leningen op discontobasis waarmee de Staat geld leent voor 3, 6, 9 of 12 maanden. Duration Een maat voor de gewogen gemiddelde looptijd van een portefeuille. Een tweetal duration definities wordt veel gebruikt: Macauley en modified duration. De Macauley duration wordt berekend door voor iedere toekomstige (rente of aflossings) betaling de contante waarde te berekenen, waarna deze contante waardes als gewichten dienen om de resterende looptijden van iedere betaling te wegen. De modified duration is een verhoudingsgetal dat uitdrukt in welke mate de contante waarde van een portefeuille wijzigt bij een verandering van de rentecurve met 1/100 procent. De modified duration is daarmee een maat voor de prijsgevoeligheid van een portefeuille bij een verandering in het rendement (een prijselasticiteit). EMU schuld In Europees verband geharmoniseerde maatstaf voor de hoogte van de schuld van de centrale en decentrale overheden. In Nederland betekent dit: staatsschuld vermeerderd met schulden van medeoverheden. MTS Amsterdam Een elektronisch handelssysteem waarmee DSL s worden verhandeld. Dit betreft dus handel op de zogenoemde secundaire markt. Het systeem bestaat uit een bij iedere deelnemende instelling geplaatste PC en beeldscherm waarmee prijzen en transacties kunnen worden ingegeven. Banken kunnen lid worden van MTS Amsterdam om hun DSL transacties via dit systeem uit voeren. De primary dealers in DSL s zijn market maker op MTS Amsterdam, hetgeen inhoudt dat zij gedurende vijf uren per dag voor een aantal DSL s doorlopend zowel een bied als een laat prijs quoteren. Dit garandeert liquiditeit. Nationale Schuld Staatschuld (gevestigde schuld) + vlottende schuld (DTC s en andere verplichtingen met een looptijd korter dan twee jaar). Obligaties, Staatsobligaties Obligaties zijn schuldbewijzen. Obligaties kunnen worden uitgegeven door bedrijven of overheden. Staatsobligaties is een algemene benaming voor de specifieke naam DSL s. Primary dealers Financiële instellingen die, na zich hiervoor kandidaat te hebben gesteld, door de Staat zijn geselecteerd om de afname en distributie van DSL s te Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 20

7. BEGRIPPENLIJST. Basispunt Een honderdste deel van een procent (0,01%).

7. BEGRIPPENLIJST. Basispunt Een honderdste deel van een procent (0,01%). 7. BEGRIPPENLIJST Agio De premie die wordt betaald boven op de nominale waarde van een obligatie. Als de couponrente van een lening hoger is dan de marktrente, heeft de betreffende lening een agio. Amortisatie

Nadere informatie

BEGRIPPENLIJST. Basispunt Een honderdste deel van een procent (0,01%).

BEGRIPPENLIJST. Basispunt Een honderdste deel van een procent (0,01%). BEGRIPPENLIJST Agio De premie die wordt betaald boven op de nominale waarde van een obligatie. Als de couponrente van een lening hoger is dan de marktrente, heeft de betreffende lening een agio. Amortisatie

Nadere informatie

2. BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD. 2.1 Rentekosten in 2002

2. BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD. 2.1 Rentekosten in 2002 2. BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD In deze beleidsagenda wordt allereerst ingegaan op de hoogte van de rentelasten in 2002. Daarbij worden de belangrijkste beleidsmatige mutaties weergegeven. Daarna wordt

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 502 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1999 (wijziging samenhangende met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22126 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) voor het jaar 1991 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Rijksbegroting voor het jaar 1988 20200 Vaststelling begroting van uitgaven Hoofdstuk IX A Nationale Schuld Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. De

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009 9 De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin maart 29 Financiering via kapitaalmarkt moeilijker en duurder geworden Nederlandse ingezetenen hadden eind 28 voor het eerst meer dan eur 1. miljard aan schuldpapier

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22 066 Financiering van de Nederlandse Staatsschuld Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN, Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid

Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid 1 Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid Vraag 9: Hoe wordt in het nieuwe kader omgegaan met de neveneffecten die zich in

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Kwartaalbericht 2013 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2013 122,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m 30 juni 2012 Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad is gedaald van 110,0% naar 105,1% Beleggingsrendement

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 1 25 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 18 25 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 1 25 EE Den Haag www.dsta.nl Uw brief (kenmerk)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 565 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m ultimo juni 2012 Samenvatting: Nominale dekkingsgraad gedaald van 107,6% naar 101,9% Beleggingsrendement is 1,6%

Nadere informatie

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen 2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen Deze paragraaf gaat over het beheer van de financiële middelen (treasury). De kaders voor het op een verantwoorde manier beheren van de financiële middelen worden

Nadere informatie

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld 5. VERDIEPINGSBIJLAGE 5.1 Financiering staatsschuld In tabel 1 en 2 worden de opbouw van de uitgaven en ontvangsten en uitgaven sinds ontwerpbegroting 2001 toegelicht. Tabel 1: Opbouw uitgaven (x EUR 1

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012 Een vooruitblik op de schuld, de schuldenlastbetalingen in 2013-2045

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2014 129,5%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 31 maart 2014. Over de eerste zes maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Plan van aanpak beleidsdoorlichting artikel 11 Financiering staatsschuld

Plan van aanpak beleidsdoorlichting artikel 11 Financiering staatsschuld Plan van aanpak beleidsdoorlichting artikel 11 Financiering staatsschuld Inleiding De minister van Financiën heeft een uitvoerende rol bij de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld

Nadere informatie

Lijst van vragen en antwoorden bij Kamerstukken II 2008/09, 31 965 IXA, Nr.

Lijst van vragen en antwoorden bij Kamerstukken II 2008/09, 31 965 IXA, Nr. Lijst van vragen en antwoorden bij Kamerstukken II 2008/09, 31 965 IXA, Nr. Eerst suppletoire begroting Ministerie van Financiën IXA Vraag 1 Hoe hebben de spreads van de G20-landen en EU-lidstaten zich

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2014 130,4%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 30 juni 2014. Over de eerste negen maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 Sarajane Marilfa Omouth Paramaribo, juni 2015 1. Inleiding De totale

Nadere informatie

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website. Beleggingsrendement 4,2%

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 200 IXA Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1999 Nr. 3 BIJLAGEN Bijlagen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 090 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 605 IXA Jaarverslag en slotwet Nationale Schuld 2012 Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 12 juni 2013 De vaste commissie voor Financiën

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 480 IXA Wijziging van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2012 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 3 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 488 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1996 (slotwet) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gestegen van 105,7% naar 115,4%. Dit komt

Nadere informatie

Terugblik. Maandbericht mei 2018

Terugblik. Maandbericht mei 2018 Maandbericht mei 2018 Terugblik Crisis Italië had weinig vat op aandelen in mei, veilige havens floreren Ondanks de politieke onrust in Italië zijn alle modelportefeuilles met een positief rendement geëindigd

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2016-1 januari 2016 t/m 31 maart 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 106,3% naar 98,1%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

WSW-Agentschap workshop 21 april 2009

WSW-Agentschap workshop 21 april 2009 Financiering en cash management bij de Nederlandse Staat WSW-Agentschap workshop 21 april 2009 1 Inhoud I. Het Agentschap van de Generale Thesaurie (Peter Nijsse) II. Instrumenten en uitgiftetechnieken

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum. Betreft: Nadere invulling risicokader staatsschuld

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum. Betreft: Nadere invulling risicokader staatsschuld > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.dsta.nl

Nadere informatie

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Persbericht Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Hoofdpunten: Dekkingsgraad van 94% is te laag: aanvullende maatregelen nodig Beschikbaar vermogen stijgt met ruim 11 miljard Door gedaalde rente nemen

Nadere informatie

Obligaties een financieringsinstrument en een beleggingscategorie

Obligaties een financieringsinstrument en een beleggingscategorie Obligaties een financieringsinstrument en een beleggingscategorie Mr A. van Dijk RBA 1 Inleiding Wat zijn obligaties? Kenmerken Rendement Risico Obligatiesoorten 2 Kenmerken van Obligaties Vordering Vaste

Nadere informatie

2 BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD. 2.1 Rentekosten in 2003

2 BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD. 2.1 Rentekosten in 2003 2 BELEIDSAGENDA NATIONALE SCHULD In deze beleidsagenda wordt eerst ingegaan op de hoogte van de rentekosten in 2003. Daarbij worden de belangrijkste beleidsmatige mutaties weergegeven. Daarna wordt ingegaan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 800 IXA Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2000 Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 33 280 IXA Wijziging van de sstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) Nr. 2 HERDRUK 1 MEMORIE

Nadere informatie

Welkom bij het webinar over de beleggingsresultaten van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI in het derde kwartaal van 2015

Welkom bij het webinar over de beleggingsresultaten van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI in het derde kwartaal van 2015 Welkom bij het webinar over de beleggingsresultaten van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI in het derde kwartaal van 2015 Bas Endlich Jacob Vijverberg 1 Marktontwikkelingen derde kwartaal 2015 Geen renteverhoging

Nadere informatie

Beleggen in het Werknemers Pensioen

Beleggen in het Werknemers Pensioen Kwartaalbericht Beleggen in het Werknemers Pensioen Het Werknemers Pensioen van a.s.r. is een moderne DC-regeling. Het kent drie lifecycles: defensief, neutraal en offensief. Alle lifecycles van het Werknemers

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind maart 2017 is 112,6% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 110,5% naar 113,6%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken De Nederlandse bancaire vorderingen 1 op het buitenland zijn onder invloed van de economische crisis en het uiteenvallen van ABN AMRO tussen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 371 Kredietcrisis Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 november

Nadere informatie

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. Kwartaalbericht 2015 Samenvatting De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. De reële dekkingsgraad ultimo tweede kwartaal was

Nadere informatie

Rabobank (leden)certificaten

Rabobank (leden)certificaten Rabobank (leden)certificaten Investment case Jaap Koelewijn De Rabobank verhoogt haar kapitaalbuffers door voor nominaal 1,5 miljard nieuwe certificaten Rabobank uit te geven. Niet geheel toevallig valt

Nadere informatie

============================================================

============================================================ PERSBERICHTEN 2015 ============================================================ DE NEDERLANDSE STAAT INTRODUCEERT EEN NIEUWE 3-JAARS LENING EN ACTUALISEERT DE FINANCIERINGSBEHOEFTE VOOR 2015 Documentnummer:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Obligatielening II Windpark De Kookepan

Obligatielening II Windpark De Kookepan Belangrijkste informatie over de belegging Obligatielening II Windpark De Kookepan van Duurzame Energie Coöperatie Leudal U.A. Dit document is opgesteld op 19-mrt-2019 Dit document helpt u de risico s,

Nadere informatie

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting DNB-dekkingsgraad 125,2% per 31 december 2012, toename van 3,6%-punt ten opzichte van 30 september 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website Beleggingsrendement

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2013

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2013 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2013 Een vooruitblik op de schuld, de schuldenlastbetalingen in 2014-2050

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 16431 Zeescheepsnieuwbouw Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Nederlandse financiële instellingen, bedrijven en de overheid gaven het afgelopen jaar voor EUR 66 miljard aan schuldpapier uit.

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind juni 2017 is 115,7% en is gestegen ten opzichte van

Nadere informatie

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing. Opgave 2 Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing. VastNed Retail nv is een Nederlands vastgoedbeleggingsfonds dat met gelden

Nadere informatie

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Postbus 20017 2500 EA Den Haag

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Postbus 20017 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Postbus 20017 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.dsta.nl

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2013-1 oktober 2013 t/m 31 december 2013 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 120,6% naar 123,0% Reële

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 123 IXA Vaststelling van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010 Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN

Nadere informatie

2011D22666 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2011D22666 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2011D22666 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de minister van Financiën, d.d. 25 maart 2011 inzake

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind september 2017 is 117,8% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014 Samenvatting: dalende rente Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,6% naar 123,7% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,0% naar 123,6% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

ING Inflatie Protectie Note

ING Inflatie Protectie Note Protection Equity Interest Other Deze brochure is opgesteld voor de aanbieding van deze Note en is na sluiting van de inschrijvingsperiode niet meer geactualiseerd. Voor actuele informatie met betrekking

Nadere informatie

Algemene informatie 3. Verslag van de beheerder 4. Jaarrekening 6. Balans per 31 december Winst- en verliesrekening over

Algemene informatie 3. Verslag van de beheerder 4. Jaarrekening 6. Balans per 31 december Winst- en verliesrekening over Jaarverslag 2018 Inhoud Algemene informatie 3 Verslag van de beheerder 4 Jaarrekening 6 Balans per 31 december 2018 6 Winst- en verliesrekening over 2018 7 Toelichting op de jaarrekening 8 2 Algemene informatie

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 De maand dekkingsgraad ultimo juni is sterk gestegen t.o.v eind maart De beleidsdekkingsgraad is gedaald van

Nadere informatie

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 ... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Flexibel Spaarpensioen Stichting GE Pensioenfonds

Flexibel Spaarpensioen Stichting GE Pensioenfonds Worksheet A Factsheets Fondsen Flexibel Spaarpensioen Stichting GE Pensioenfonds Datum: ultimo juni 2009 In het kader van het Flexibel Spaarpensioen zijn door uw pensioenfonds 8 fondsen geselecteerd, waarin

Nadere informatie

BEGROTING 2014. Paragraaf Financiering

BEGROTING 2014. Paragraaf Financiering BEGROTING 2014 Paragraaf Financiering Ambtelijke programmamanager Afdelingshoofd Bedrijfsvoering Inleiding In de BBV 2004 (Besluit Beheer en Verantwoording Provincies en gemeenten) is een paragraaf financiering

Nadere informatie

FLuctuating EURibor Note. Profiteer van een potentieel hoge rentevergoeding

FLuctuating EURibor Note. Profiteer van een potentieel hoge rentevergoeding FLuctuating EURibor Note W a t i s d e F L E U R II N o t e? De FLEUR II Note (FLEUR II) is een vastrentend beleggingsinstrument met een maximale looptijd van 10 jaar waarmee de belegger kan profiteren

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 9 december 25 Beleggingen institutionele beleggers in 24 met 8,1 procent omhoog drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Rijksbegroting voor het jaar 1987 19700 Vaststelling begroting van uitgaven Hoofdstuk IX A Nationale Schuld IMr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. De

Nadere informatie

Vermogensfondsen Bijeenkomst 25 november 2015

Vermogensfondsen Bijeenkomst 25 november 2015 Vermogensfondsen Bijeenkomst 25 november 2015 Providence Capital NV is geregistreerd als beleggingsonderneming bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en legt zich onder meer toe op het verrichten van

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gedaald van 115,4% naar 103,7%. Dit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 792 IXA Wijziging van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2008 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2016-1 april 2016 t/m 30 juni 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 98,1% naar 97,9%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36912 29 december 2014 Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2014, CZW/S&B

Nadere informatie

De financiële situatie van Pensioenfonds UWV vanaf 31 augustus 2014

De financiële situatie van Pensioenfonds UWV vanaf 31 augustus 2014 De financiële situatie van Pensioenfonds UWV vanaf 31 ustus 2014 Op 31 ustus 2014 liep het kortetermijnherstelplan van Pensioenfonds UWV af. Tegen de verwachting in heeft het pensioenfonds de pensioenen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 105,7% naar 110,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak?

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak? QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak? Komt er QE in de eurozone? Sinds enige maanden wordt er op de financiële markten gezinspeeld op het opkopen van staatsobligaties door de Europese

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 33 548 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting DNB winstafdracht)

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2013-1 januari 2013 t/m 31 maart 2013 Nominale dekkingsgraad is gestegen van 116,5% naar 119,9% Beleggingsrendement is 2,2% Het belegd vermogen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Samenvatting: dalende euro en dalende rente Nominale dekkingsgraad gedaald van 117,4% naar 115,1%

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 113,6% naar 116,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015 Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Dekkingsgraad: 111,5% Beleidsdekkingsgraad: 112,6% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2014: 27,6%

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 371 Kredietcrisis Nr. 327 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 19 maart 2010

Nadere informatie

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Inleiding Door de opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologieën is het voor huishoudens eenvoudiger en goedkoper geworden om de vrije besparingen,

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2015-1 oktober 2015 t/m 31 december 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 103,7% naar 106,3%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

EMPEN C REDIT L INKED N OTE

EMPEN C REDIT L INKED N OTE EMPEN C REDIT L INKED N OTE per juli 2011 Profiteer van een aantrekkelijke rente met een beperkt risico Profiteer van een aantrekkelijke rente met een beperkt risico De Europese rente staat momenteel op

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Samenvatting: dalende euro en dalende rente door monetair beleid De beleidsdekkingsgraad is gedaald

Nadere informatie

De risico s van het vak Enkele ervaringen over risicomanagement uit de pensioensector

De risico s van het vak Enkele ervaringen over risicomanagement uit de pensioensector De risico s van het vak Enkele ervaringen over risicomanagement uit de pensioensector Ir. André ten Damme RC MCM, CFO APG VRC Congres Amsterdam, 17 maart 2011 2 Agenda 1. Het Nederlandse pensioenstelsel

Nadere informatie

Antwoorden Kamervragen Tweede Suppletoire begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) 2016

Antwoorden Kamervragen Tweede Suppletoire begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) 2016 Antwoorden Kamervragen Tweede Suppletoire begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) 2016 Vraag 1 Is de mutatie bij de post opbrengst verkoop vermogenstitels 3,2 miljard euro zoals in de budgettaire

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 800 IXA Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2000 Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1 Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De beleidsdekkingsgraad is gestegen van 114,6% naar 117,4%. Het beleggingsrendement

Nadere informatie

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten Levensverzekeringen worden in de regel voor een lange periode afgesloten. De rente speelt hierdoor voor levensverzekeraars een belangrijke rol. Bij een rentedaling daalt het eigen vermogen van deze sector

Nadere informatie

Informatie beleggingsfondsen per 30 juni 2015

Informatie beleggingsfondsen per 30 juni 2015 Levensloop Rendement Informatie beleggingsfondsen per 30 juni 2015 Productomschrijving Met Levensloop wordt geld gereserveerd waarmee in de toekomst (tussentijds) verlof kan worden gefinancierd. Door Loyalis

Nadere informatie