Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor voorwaardelijke invrijheidstelling: En attendant Godot?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor voorwaardelijke invrijheidstelling: En attendant Godot?"

Transcriptie

1 1 Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor voorwaardelijke invrijheidstelling: En attendant Godot? Eric Maes en Carrol Tange 1. INLEIDING In 1952 publiceerde de Ierse schrijver Samuel Beckett zijn intussen wereldvermaarde toneelstuk En attendant Godot. Dit stuk vertelt het verhaal van twee vrienden, Vladimir en Estragon, die wachten op een zekere Godot. Het is niet alleen niet duidelijk waar dit verhaal zich afspeelt, maar ook niet wie Godot precies is en hoelang ze er op wachten. Tussen vaak bizarre en absurde conversaties door krijgen de twee hoofdrolspelers via een zogenaamde boodschapper verschillende keren te horen dat Godot vandaag helaas niet komt, maar morgen zeker wel. Godot zal echter nooit komen. Gevoelens van onzekerheid over de toekomst die hen te wachten staat, en terzelfder tijd ook van hoop op een ultieme bevrijding, besluipen ongetwijfeld ook gedetineerden die voor langere tijd achter de tralies verdwijnen. Wanneer definitief uitsluitsel bestaat over de strafmaat, zal in de meeste gevallen (uitgezonderd voor veroordeelden tot levenslange straf) ook de precieze datum van het bereiken van strafeinde bekend zijn. Er bestaat niettemin altijd enig perspectief op een eventuele vervroegde invrijheidstelling. Bij menig gedetineerde is de VI-datum - de datum waarop men in theorie toelaatbaar wordt voor voorwaardelijke invrijheidstelling (verder verkort tot VI) trouwens misschien wel één van de best gekende. Maar of men ooit überhaupt vervroegd zal vrij gaan, en wanneer dat dan in het voor hen beste scenario het geval zal zijn, blijft veelal een grote onbekende. Het is vooral die grote mate van onzekerheid die nogal eens punt van kritiek uitmaakt ten aanzien van ons VI-systeem. Zeker in de jaren tachtig van vorige eeuw, een tijdperk waarin de beslissing inzake VI nog in handen van de minister van Justitie lag en ook de (gebrekkige) rechtspositie van de gedetineerde meer en meer onder de aandacht kwam te staan, luidde ferm protest. Kanttekeningen werden geplaatst bij de ondoorzichtige en lange procedure, de onduidelijkheid van de criteria die meespeelden in de besluitvorming, het gebrek aan motivering van de beslissingen, de louter administratieve afhandeling en daarmee samenhangend de uitholling van de rechterlijke beslissing, (zie onder meer Eliaerts 1980; Neys & Peters 1988; Snacken 1997). Vanuit een rechtspositionele benadering gingen vanaf dan steeds meer stemmen op om de VI zoveel mogelijk om te vormen tot een recht, zij het onverminderd de mogelijkheid om VI - onder rechterlijke controle - uit te stellen op grond van gedragswetenschappelijke tegenindicaties (Neys & Peters 1988; Dupont & Verstraeten 1990). Deze kritieken hebben, zonder fundamenteel te raken aan het uitgangspunt van een discretionaire oordeelsvorming (i.p.v. VI als een automatisch te verlenen recht na het uitzitten van een bepaald strafdeel), gedurende de laatste decennia mee de weg bereid voor een hernieuwd VI-systeem. Dat laat zich kenmerken door een toenemende jurisdictionalisering, 1 door de invoering van een aantal procedurele waarborgen en door een grotere betrokkenheid van de figuur van de rechter bij de 1 Het begrip jurisdictionalisering valt hier te onderscheiden van juridisering. Met dit laatste begrip wordt in deze context bedoeld dat het systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling voorwerp uitmaakt van een formeel-wettelijke regeling. Voor de VI is dit in België al bij de invoering ervan in 1888 het geval.

2 2 besluitvorming inzake VI (commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in 1998 en strafuitvoeringsrechtbanken - verder verkort tot SURB - in 2006). Met de wet betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden uit (verder verkort tot WERV) is een voorlopig eindpunt gezet achter deze ontwikkeling. Belangrijk hierbij is eveneens dat de SURBs, in tegenstelling tot hun voorgangers (VI-commissies), niet enkel meer beslissen over VI, maar ook over een aantal andere bijzondere strafuitvoeringsmodaliteiten, zoals beperkte detentie en elektronisch toezicht. Aan de in 2006 goedgekeurde wetgeving is tijdens de huidige legislatuur nog herhaaldelijk gesleuteld. Onder meer op het vlak van de tijdsvoorwaarden voor VI en de besluitvorming en samenstelling van de SURB (ten aanzien van langgestrafte gedetineerden), de opstart van de procedure, de positie van het slachtoffer binnen het kader van de strafuitvoeringsmodaliteiten, (zie Van Den Berge & Verbruggen 2014 in dit boek). Enigszins naïef kan men er van uitgaan dat (justitieel) beleid wordt gevoerd op basis van beschikbare kennis over een bepaald fenomeen. Het heeft er echter alle schijn van dat dit bij de recente hervorming geen rol van betekenis heeft gespeeld. En dat het beleid, eerder vanuit de emotie dan op basis van rationele overwegingen, is gevoerd. Een aantal zaken of zogenaamde affaires wisten de laatste tijd de publieke opinie, en daarbij aansluitend de politieke wereld, te beroeren. Ze konden bovendien op ruime mediaberichtgeving rekenen (zaken Amrani, Martin). Deze zaken hebben een onuitwisbare stempel gedrukt op het VI-systeem zoals dat er vandaag uitziet. De zaak-dutroux was al een belangrijke katalysator voor de hervorming die in 1998 werd doorgevoerd (met onder meer de overdracht van beslissingsbevoegdheid over VI van de minister van Justitie naar VI-commissies). Vandaag is ze nog steeds bepalend, nu in het kader van de uitvoering van de straffen, die in de nasleep van deze affaire zijn opgelegd, stilaan de vraag opdoemt naar de mogelijkheid of waarschijnlijkheid van vervroegde invrijheidstelling van de direct betrokkenen (zie hierover ook Daems 2014 in dit boek). Markant is alvast dat de beleidsmakers anno 2013 blijkbaar toch niet meer helemaal akkoord gaan met de uitvoering die thans door de rechterlijke macht wordt gegeven aan een wet die, nauwelijks enkele jaren geleden, door een (grote) parlementaire meerderheid werd goedgekeurd. Erg veel is tot op heden nog niet bekend over de concrete toepassing van de VI onder de desbetreffende wetgeving, alleszins niet in kwantitatieve termen (zie voor een kwalitatief onderzoek naar VIbesluitvorming onder andere wel: Scheirs 2013, 2014). In eigen, eerder onderzoek analyseerden we gegevens over een groep veroordeelden aan wie in het eerste werkingsjaar van de SURBs een VI werd verleend (zie bijvoorbeeld Maes & Tange 2012a, 2012b). Veel aandacht werd in dat onderzoek besteed aan de zgn. overschrijdingsduur van de VI-toelaatbaarheidsdatum. Met andere woorden aan de vraag hoeveel extra detentietijd gedetineerden bovenop hun datum van toelaatbaarheid uitzitten voordat zij daadwerkelijk in VI gaan. Hoewel uit deze analyses een aantal interessante bevindingen naar boven zijn gekomen, waren er ook een aantal beperkingen (zie Maes & Tange 2012b: 174). Het ging om een relatief korte tijdsperiode die in beschouwing werd genomen (jaar 2007). Bovendien was het vizier enkel gericht op wie effectief VI had gekregen. Wie kandidaat was voor VI maar nog niet vrij was gegaan of via een andere weg de gevangenis uitstroomde, bleef buiten het blikveld van deze studies. Recente cijfers van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DGEPI) tonen aan dat de gevangenispopulatie de laatste jaren voortdurend is blijven aangroeien (DGEPI, diverse jaargangen). De toepassing van VI blijft vrij stabiel en fluctueert rond de 600 à 700 VIs per jaar. Daarnaast kan men echter 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, B.S. 15 juni 2006.

3 3 ook niet om de vaststelling heen dat vrijstelling op strafeinde, zeker in absolute aantallen, opnieuw in een opwaartse beweging zit (zie hierover ook Maes & Tange 2012a: 13). Al is het vanuit de officiële cijfers wel niet erg duidelijk af te leiden om welke categorie van veroordeelden het hier dan concreet gaat (veroordeelden tot een straftotaal tot en met 3 jaar, tot meer dan 3 jaar, of om veroordeelde vreemdelingen zonder recht op verblijf?). Onderzoek van Luc Robert wijst uit dat het strafeinde het afgelopen decennium vooral bij langgestrafte gedetineerden (meer dan 3 jaar) een erg sterke aangroei kent en zich in toenemende mate bij die groep concentreert (Robert 2009, ; Bauwens, Robert & Snacken 2012: 28). Onder andere ook in recente berichtgeving in de media wordt niet zelden gerapporteerd dat het almaar moeilijker lijkt te worden om nog vervroegd vrij te komen. De vraag rijst dus of het voor langgestrafte veroordeelden die in een VI-procedure gevat zitten, op dit vlak inderdaad veeleer is verworden tot een wachten op Godot. Na een verduidelijking van de gehanteerde methodologie en selectiecriteria voor onze onderzoekspopulatie (par. 2), trachten we in deze bijdrage voor wie de behandeling van adviezen binnen de VI-procedure nog onder het oude regime valt (d.w.z. vóór de recente wetswijziging van 17 maart 2013), wat meer inzicht te bieden in een aantal aspecten van de besluitvorming rond VI (par. 3). Afsluitend wordt een transversale blik geworpen op enkele van de meest opvallende voorlopige onderzoeksresultaten (par. 4). 2. METHODE De (beschrijvende) resultaten die in deze bijdrage worden gepresenteerd, zijn tot stand gekomen in het kader van een onderzoek naar de uitkomsten van VI-besluitvorming door de SURBs voor een populatie VI-kandidaten die tussen 2007 en 2012 voor de SURB zijn verschenen. Dit onderzoek maakt deel uit van een door de minister van Justitie in 2004 goedgekeurd onderzoeksprogramma naar de werking van de SURBs en de toepassing van de WERV, 3 met als doel te voorzien in een permanente, cijfermatige en beleidsrelevante monitoring van de toepassingspraktijk. Binnen dit programma sluit het huidige onderzoek aan bij eerder onderzoek dat betrekking had op een populatie veroordeelden die in 2007 door de SURBs voorwaardelijk invrijheidgesteld werd. Alvorens dieper in te gaan op enkele resultaten, geven we eerst enige nadere toelichting bij een aantal methodologische aspecten van dit vervolgonderzoek, nl. in verband met: de databron en inclusiecriteria bij de bepaling van de onderzoekspopulatie (par. 2.1.), consequenties van de registratiepraktijk naar uitval toe (par. 2.2.), de verschillende mogelijke analyseniveaus en uiteindelijke selectie van teleenheid (par. 2.3.), en de gegevens die mee in de verdere analyse zijn betrokken (par. 2.4.) Databron en inclusiecriteria bij de bepaling van de onderzoekspopulatie De gegevens die voor dit onderzoek zijn gebruikt, zijn gebaseerd op een data-extractie uit de penitentiaire databank SIDIS-Griffie, meer bepaald de module procedure SUR waarin de verschillende fasen in de (afzonderlijke) procedures voor de SURB worden geregistreerd. Als basis voor onze analyse selecteerden we alle gedetineerden die tot op datum van 27 september betrokken zijn geweest in 3 Binnen dit onderzoeksprogramma werd bijvoorbeeld ook een studie verricht naar de mogelijke werklast van de destijds nog op te richten strafuitvoeringsrechtbanken (zie hiervoor: Maes 2005). 4 De data-extractie werd op deze datum uitgevoerd. In de eerste helft van 2013 werden de verschillende gegevenstabellen uitgezuiverd, werden nieuwe variabelen aangemaakt, en werden relevante bestanden samengebracht in een globale dataset. De eerste verkennende analyses waarvan enkele resultaten hier verder worden gepresenteerd, vonden plaats in het najaar van 2013.

4 4 een VI-procedure voor de SURB en waarbij de SURB zich op zijn minst één keer heeft uitgesproken met betrekking tot VI (= minstens één geregistreerde beslissing in de module SUR; zie tabel 1 5 ). Het gaat dus om gedetineerden die vanaf 1 februari 2007 voor de SURB verschenen met het oog op VI, een straftotaal van meer dan drie jaar hadden, en beschikten over verblijfsrecht in België (dus exclusief de procedure met het oog op verwijdering van het grondgebied). Voor deze gedetineerden is de enige of in geval van meerdere detentieperiodes de eerste detentie geselecteerd waarbinnen de SURB een beslissing nam inzake VI (infra). Onze analyse beoogt zicht te bieden op de besluitvorming door de SURBs, en met name een antwoord te formuleren op de vraag of en wanneer een gedetineerde effectief VI krijgt. Daarom zijn gedetineerden ten aanzien waarvan de SURB zich (nog) niet heeft uitgesproken over een mogelijke vervroegde invrijheidstelling, niet weerhouden in onze dataset. Het gaat hier bijvoorbeeld om gedetineerden voor wie de directeur weliswaar advies heeft uitgebracht maar die nog niet voor de SURB zijn verschenen. Of, om gedetineerden die om een of andere reden uit het gevangenisregister zijn uitgeschreven, maar zonder dat de SURB is tussengekomen. Aangezien het hier gaat om de VI-procedure blijven andere invrijheidstellingsprocedures, met name de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering, in deze analyse uiteraard ook buiten beschouwing. Eén en ander kan hier dus ook wel van betekenis zijn voor wat betreft de interpretatie van geconstateerde evoluties inzake zgn. strafeinde. In tegenstelling tot de officieel gepubliceerde cijfers door het DGEPI gaat het in deze bijdrage bij strafeinde immers enkel om veroordeelden voor wie de SURB op enig ogenblik in de gelegenheid is geweest om zich uit te spreken over een eventuele VI; in het andere geval vallen de betrokken veroordeelden buiten het bereik van onze studie. 5 De weerhouden SURB-beslissingen in verband met VI zijn ingekleurd in tabel 1. De niet-ingekleurde velden in deze tabel hebben betrekking op andere stappen in de procedure, zoals de adviesverlening door de gevangenisdirectie.

5 5 Tabel 1. Overzicht van de procedurestappen (code_regles) binnen de module procedure SUR (VIprocedure) van de databank SIDIS-Griffie en van de geselecteerde beslissingen 2.2. Registratiepraktijk en uitvalpercentage Een analyse van de originele data-extractie en de door ons uiteindelijk samengestelde dataset wijst uit dat het hanteren van hoger vermeld selectiecriterium (op zijn minst een beslissing inzake VI door de SURB, geregistreerd in de module SUR), maakt dat niet alle gedetineerden waarvoor de SURBs in de praktijk een beslissing (in verband met VI) hebben genomen, in de uiteindelijke dataset worden opgenomen (zie figuur 1). Dit houdt verband met een onvolledige registratie in de module SUR, in het bijzonder in de beginfase van de inwerkingtreding van de SURBs. Wanneer wordt gekeken naar het aantal VIs, dan blijkt vooral dat voor het eerste werkingsjaar 2007 nogal wat VIs finaal aan het blikveld ontsnappen. Ook in de daaropvolgende jaren ontbreekt soms enige registratie van een beslissing, maar het verschil is hier minder uitgesproken dan voor het jaar Voor alle personen voor wie tussen februari 2007 en eind september 2012 een procedurestap (code_regle) werd geregistreerd in de module procedure SUR van de databank SIDIS-Griffie, werd voor

6 6 het jaar 2007 een totaal van 677 VIs opgetekend. 6 Met betrekking tot 635 van deze VIs werd minstens één geldige geregistreerde code_regle teruggevonden. En in 548 van deze gevallen was op zijn minst één SURB-beslissing geregistreerd. Dit verschil van 129 VIs die niet in onze uiteindelijke dataset zijn opgenomen, moet wel enigszins genuanceerd worden. Een aantal van deze VIs vond namelijk plaats vóór 1 februari 2007 (n=26 van de 677). 7 Globaal betekent dit voor het jaar 2007 dat er sprake is van een uitval van 103 door de SURBs toegekende VIs. Figuur 1. Totaal aantal geregistreerde unieke detenties met VIs als reden van afschrijving, en uitval naargelang gehanteerde selectiecriteria (periode ) N Jaar Reden van afschrijving VI Minstens één geldige coderegel Minstens één geldige beslissing Voor andere jaren ligt deze uitval toe te schrijven aan bovenvermeld selectiecriterium en onvolledige registratie aanmerkelijk lager: voor het jaar 2011 stellen we vast dat voor 780 VIs in 751 gevallen ook op zijn minst één beslissing door de SURB wordt geregistreerd. Beschouwd over de volledige periode ( ) blijft de uitval op het niveau van detenties met VI al bij al beperkt. Op een totaal van VIs werd in gevallen enig spoor van een beslissing door de SURB teruggevonden (uitval van 260 VIs waarvan 26 VIs vóór 1 februari 2007), d.w.z. voor bijna 94%. Een gelijkaardig resultaat wordt bereikt wanneer voor de betrokken gedetineerden enkel de enige of eerste detentieperiode wordt bekeken. In dit geval vinden we voor een totaal van voorwaardelijk invrijheidgestelde gedetineerden in gevallen de nodige informatie wanneer geselecteerd wordt op basis van een beslissing door de SURB (94,3%). 6 Dit totaal aantal VIs werd berekend door de gegevens uit de module procedure SUR te koppelen aan de gegevenstabel motif radiation. In deze laatste tabel is voor elke gedetineerde een volledige historiek (d.w.z. over de ganse detentiecarrière heen) geregistreerd van de redenen van afschrijving. 7 Het gaat hier om gedetineerden die in januari 2007 in VI zijn gegaan en voor wie later nog eens een procedurestap in de module procedure SUR is geregistreerd (dus na een wederopsluiting).

7 7 In de marge hierbij moet ook worden opgemerkt dat, zelfs wanneer er op zijn minst één beslissing geregistreerd werd waardoor deze cases worden opgenomen in de uiteindelijke dataset -, de feitelijk laatst genomen beslissing toch niet altijd geregistreerd blijkt te zijn. Dit kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit de vaststelling dat soms wel geregistreerd is dat een gedetineerde voorwaardelijk in vrijheid is gesteld (motif radiation HA13 met bijbehorende datum van afschrijving), maar in de module SUR als laatste beslissing een beslissing tot afwijzing VI is aangegeven Analyseniveaus en geselecteerde teleenheid De oorspronkelijke dataset had betrekking op in totaal geldig geregistreerde coderegels, verspreid over detenties (zie figuur 2). Deze detentieperiodes refereren aan unieke gedetineerden (die ooit in een procedure VI waren betrokken). Het verschil tussen het aantal detenties en het aantal unieke personen betekent dat sommige gedetineerden in de periode meermaals waren opgesloten. Wanneer nu enkel die detentieperiodes worden geselecteerd waarbinnen er sprake is van op zijn minst één geregistreerde beslissing door de SURB (zie voormeld selectiecriterium), dan gaat het in totaal om detentieperiodes (zie figuur 2). Deze detenties hebben betrekking op unieke gedetineerden, en het is deze populatie die hier het voorwerp uitmaakt van verdere analyses. Figuur 2. Overzicht van de verschillende mogelijke analyseniveaus en teleenheden Voor elk van deze gedetineerden onderzochten we de enige of - in geval van meerdere detenties - eerste detentieperiode met een beslissing (inzake VI) door de SURB. Voor diegenen die de gevangenis ook daadwerkelijk konden verlaten, ongeacht of dit gebeurde op grond van een beslissing tot toekenning van VI door de SURB (infra, par voor een overzicht van de verschillende uitstroommodaliteiten), werd bijkomend nagegaan of zij nadien opnieuw werden opgesloten, en hoe vaak en hoe snel dat in

8 8 voorkomend geval dan gebeurde. 8 Dit laatste luik van het onderzoek is niet opgenomen in dit hoofdstuk. In de hier voorliggende bijdrage richten we ons voornamelijk op het voorafgaande proces met betrekking tot al dan niet toekenning van VI Overzicht van in de verdere analyse betrokken data Uit verschillende gegevenstabellen uit SIDIS-Griffie werd voor deze onderzoekspopulatie informatie onttrokken, eventueel verder bewerkt, en gerelateerd aan belangrijke scharniermomenten binnen het detentietraject. Het gaat hierbij onder meer om: socio-biografische gegevens: geslacht, geboortedatum, nationaliteit, geboorteland; detentiegegevens: datum en plaats van opsluiting, aantal vroegere detenties, VItoelaatbaarheidsdatum, (ooit) toegekende intermediaire detentieregimes (beperkte detentie, elektronisch toezicht), datum van voorziene strafeinde, datum, reden en plaats van afschrijving, 9 aantal dagen strafrestant, datum van definitieve invrijheidstelling (d.w.z. na afloop van de VI-proeftermijn); data i.v.m. het advies- en besluitvormingsproces: datum en aard van (eerste en laatste) advies (door de gevangenisdirecteur), totaal aantal uitgebrachte adviezen, aantal positieve/negatieve adviezen, datum en aard eerste en laatst geregistreerde beslissing, aantal beslissingen, identificatie bevoegde SURB en SURB die effectief voorwaardelijk vrijstelt, 3. EERSTE BESCHRIJVENDE RESULTATEN In wat volgt presenteren we in kort bestek enkele van de belangrijkste resultaten voor die gedetineerden waarvoor de SURB in de periode van 1 februari 2007 tot en met 27 september 2012 op zijn minst één (geregistreerde) beslissing nam in het kader van de procedure tot VI. Achtereenvolgens geven we een aantal cijfers mee met betrekking tot: het profiel van de globale onderzoekspopulatie (par. 3.1.); het al dan niet afgeschreven zijn uit het gevangenisregister en de reden van die afschrijving (par. 3.2.); en een beschrijving van de VI-populatie en relevante termijnen (par. 3.3.). 8 Eventuele latere detentieperiodes van veroordeelden voor wie de SURB vroeger een beslissing in verband met VI heeft genomen, komen dus mee in beeld in dit andere onderzoeksluik. 9 De penitentiaire databank SIDIS-Griffie voorziet in een hele reeks van codes die verwijzen naar de reden van afschrijving (uitschrijving uit het gevangenisregister). Onder de rubriek invrijheidstellingen wordt een deel van deze codes door het DGEPI in zijn jaarlijks statistisch overzicht gegroepeerd in ruimere categorieën, nl.: voorlopige hechtenis, vreemdelingen (excl. voorlopige invrijheidstelling), strafeinde, geïnterneerden, voorwaardelijke invrijheidstelling, voorlopige invrijheidstelling (algemeen), voorlopige invrijheidstelling (bijzondere), minderjarigen en andere (zie DGEPI, Activiteitenverslag 2012, Brussel, FOD Justitie, 2013: ). Sommige codes in verband met de reden van afschrijving verwijzen niet naar een eigenlijke beslissing tot invrijheidstelling, maar hebben betrekking op andere omstandigheden in verband met het verlaten van de gevangenis (zoals overlijden/zelfmoord, ontvluchting) en worden door het DGEPI dan ook apart gepresenteerd (zie DGEPI 2013: 111). In de analyse waarover in deze bijdrage wordt gerapporteerd, hebben we de redenen van afschrijving als volgt gerubriceerd: voorwaardelijke invrijheidstelling, strafeinde, overlijden, ontvluchting, en andere (infra, par. 2.3., voor een cijfermatig overzicht en verdere toelichting).

9 Beschrijving totale onderzoekspopulatie De in de penitentiaire databank beschikbare gegevens laten vooreerst toe een algemeen beeld te schetsen van de populatie veroordeelden voor wie de opportuniteit van VI door de SURB werd beoordeeld. Het gaat hier onder meer om een aantal socio-biografische kenmerken (geslacht, leeftijd, nationaliteit/geboorteland), aspecten met betrekking tot de detentie(historiek) (jaar van opsluiting, wettelijke toestand bij binnenkomst en verdere evolutie ervan, penitentiaire antecedenten), gegevens in verband met de adviesverlening door de gevangenisdirecties (gevangenis van eerste advies, aard van eerste en laatste advies), en het verloop van het invrijheidstellingstraject (toepassing van intermediaire detentieregimes). De kenmerken van deze potentiële VI-populatie worden verder in deze bijdrage op een aantal punten vergeleken met deze van de populatie die ook daadwerkelijk vrij is gegaan, in het bijzonder via een door de SURB toegekende voorwaardelijke invrijheidstelling (d.i. de effectieve VIpopulatie; zie par ) Socio-biografisch profiel Wat het socio-biografisch profiel van de potentiële VI-populatie betreft, verwondert het niet dat het hier om een overwegend mannelijke populatie (96,6%) gaat. Vrouwen maken in ieder geval maar een zeer kleine minderheid uit van de gemiddelde dagpopulatie gedetineerden, met een aandeel dat nog geen 5% bedraagt. 10 Het gaat bovendien om een populatie die op vrij jonge leeftijd in de gevangenis terechtkwam (we spreken hier enkel om de detentieperiode waarbij de SURB voor het eerst is tussengekomen, niet om eventuele voorgaande detenties). De gemiddelde leeftijd op het ogenblik van de opsluiting bedraagt 33,0 jaar (mediaan: 31 jaar). 11 Op het ogenblik van de opsluiting is de jongste gedetineerde 16 jaar oud, de oudste 78 jaar. Ongeveer zes op de tien van de VI-kandidaten (60,5%) valt binnen de leeftijdsgroep 18 tot en met 34 jaar op het ogenblik van de opsluiting (zie figuur 3). De belangrijkste leeftijdscategorie is de groep jarigen (24,2% op het totaal), en een kleine groep gedetineerden is jonger dan 18 jaar op het ogenblik van de opsluiting (n=45). Zoals verder nog zal blijken (infra, par ), vormt vooral deze laatste groep van jongeren op het vlak van invrijheidstellingskansen en uitstroommodaliteiten een bijzondere categorie. 10 Binnen de gemiddelde dagelijkse gevangenisbevolking (excl. elektronisch toezicht) vertegenwoordigden vrouwelijke gedetineerden in ,3% (zie DGEPI 2013: 104). 11 De mediaanwaarde is de waarde van de middelste waarneming: concreet betekent dit dat de ene helft van de populatie een waarde heeft lager dan (of gelijk aan) de mediaanwaarde, terwijl de andere helft waarden laat optekenen die hoger zijn dan (of gelijk aan) de mediaanwaarde. Het rekenkundig gemiddelde daarentegen, een andere veel gebruikte centrummaat in de statistiek, is de som van de (waarden op de verschillende) waarnemingen, gedeeld door het totaal aantal waarnemingen.

10 10 Figuur 3. Leeftijdsverdeling (totale populatie, N=7.508) op het ogenblik van opsluiting, in categorieën 30,0 25,0 20,0 % 15,0 10,0 5,0 0,0 < Leeftijdscategorie Gedetineerden die niet (langer) verblijfsgerechtigd zijn en daardoor in een procedure tot voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied terechtkomen, vallen, zoals eerder aangehaald, buiten het blikveld van onze studie. In die zin is het niet geringe aandeel niet-belgen en in het buitenland geboren VI-kandidaten op het eerste gezicht wellicht opmerkelijk (ook al zijn nationaliteit en geboorteland uiteraard niet volledig gelijk te stellen met al dan niet recht op verblijf ): een kwart van de VI-kandidaten (25,8%; n=1.936) beschikt niet over de Belgische nationaliteit, en iets meer dan één op de vijf (22,2%; n=1.670) is in het buitenland geboren. Nadere analyse wijst niettemin uit dat van het totaal aantal veroordeelde vreemdelingen bijna vier op de tien in België is geboren (38,0%), en bijna drie op de tien van de in het buitenland geboren veroordeelden toch over de Belgische nationaliteit beschikt (28,1%) Enkele aspecten in verband met de detentie(historiek) Net zoals een toekenning van VI op de theoretische datum van toelaatbaarheid voor VI in de praktijk eerder uitzondering dan regel is (zie hiervoor ook eerder onderzoek: Maes & Tange 2012a, 2012b, en verderop in deze bijdrage, par ), zijn er ook een aantal gedetineerden voor wie perspectieven op een vervroegde invrijheidstelling stilaan utopisch lijken. Het overgrote deel van de hier bestudeerde onderzoekspopulatie VI-kandidaten die tussen 2007 en 2012 voor de SURB verscheen, is opgesloten in de jaren (79,1%; zie figuur 4). En een belangrijk deel ervan is intussen ook al vrij gegaan via één of andere vorm van invrijheidstelling (infra, par. 3.2.). Sommige gedetineerden die tussen met het oog op VI voor de SURB verschenen, verblijven echter al zeer lang in de gevangenis; in één geval gaat de opsluitingsdatum zelfs terug tot het jaar 1972, in meerdere gevallen betreft het zaken die dateren van vóór de eeuwwisseling (zie figuur 4). Van de VI-kandidaten die in 1990 of daarvóór in de gevangenis werden opgesloten (n=37), had eind september 2012 amper iets meer dan een kwart (27,0%) de gevangenis vroegtijdig kunnen verlaten (via VI: n=10) Eén gedetineerde overleed in de gevangenis, 5 bereikten strafeinde en 21 veroordeelden waren eind september 2012 nog steeds niet vrij.

11 11 Figuur 4. Overzicht jaar van opsluiting (totale populatie, N=7.508) 1200 N Jaar Voor de meeste van de hier bestudeerde VI-kandidaten geldt dat zij de gevangenis instroomden onder het statuut van beklaagde of gelijkgestelde 13 en pas nadien in de categorie van definitief veroordeelde met een straftotaal van meer dan drie jaar terechtkwamen (n=5.060 of 67,4%). Naast een groep van definitief veroordeelden die sowieso binnen het bevoegdheidsdomein van de SURBs vallen (straftotaal van meer dan drie jaar), is er ook een kleinere groep die onder het statuut van definitief veroordeelde met een straftotaal van minder dan één jaar in de gevangenis werd opgesloten (of de straf mogelijks eerst onder ET onderging): de tenuitvoerlegging tijdens de lopende detentie van vroeger opgelopen of nieuwe veroordelingen maakt dan dat zij uiteindelijk toch in het systeem voor de SURB zijn beland (4,4%). Het is verder ook zo dat bij een aantal gedetineerden voor wie de SURB op enig ogenblik binnen het detentieverloop een beslissing inzake VI heeft genomen (cf. omschrijving van de onderzoekspopulatie), de wettelijke toestand 14 op een bepaald moment zodanig evolueert dat zij hetzij in een andere procedure terecht komen, hetzij de SURB niet langer meer bevoegd is om over de invrijheidstelling te oordelen of een gebeurlijke invrijheidstelling alleszins niet meer uitsluitend afhangt van een beslissing van de SURB. Kijken we naar de laatst geregistreerde (prioritaire 15 ) wettelijke toestand, dan zien we 13 Hier worden volgende categorieën in ondergebracht: beklaagde in observatie wet bescherming maatschappij, opbrengingsbevel/aangehouden ter zitting (orde), beklaagde onder bevel tot aanhouding/ook voor uitlevering, in staat van beschuldiging, veroordeelde vonnis/arrest niet definitief, tijdelijke uitlevering aan België, bevel tot aanhouding met het oog op onmiddellijke verschijning, en niet-definitieve geïnterneerde ter bescherming maatschappij. 14 De wettelijke toestand houdt verband met de hechtenistitels die in uitvoering zijn gebracht (en de achterliggende wettelijke bepalingen die de detentie rechtvaardigen). Zo wordt in de penitentiaire statistiek bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen een aantal hoofdcategorieën waarin meerdere situaties zijn gegroepeerd: beklaagden (en gelijkgestelden), (definitief) veroordeelden, geïnterneerden, en een categorie andere (zie DGEPI 2013: ). Zuigelingen, minderjarigen opgesloten in de gesloten federale centra, en personen die onder elektronisch toezicht zijn geplaatst, worden apart weergegeven in de jaarlijkse gemiddelde dagbevolkingscijfers, en niet meegerekend in de totale populatie. 15 Het is mogelijk dat gedetineerden op eenzelfde ogenblik onder verschillende hechtenistitels in de gevangenis verblijven (bijvoorbeeld ter uitvoering van een definitieve veroordeling én geplaatst onder aanhoudingsmandaat). In dat geval wordt bij de registratie in de penitentiaire databank onderscheid gemaakt tussen zogenaamde prioritaire en bijkomende wettelijke toestanden. Nu wordt bijvoorbeeld de hechtenistoestand van beklaagde beschouwd als prioritair ten opzichte van het statuut

12 12 bijvoorbeeld dat een aantal veroordeelden intussen is geïnterneerd op basis van de wet tot bescherming van de maatschappij (als abnormaal misdrijfpleger, op grond van artikel 21, of als recidivist/gewoontemisdadiger ), een maatregel van terbeschikkingstelling van de SURB ondergaat, onder aanhoudingsmandaat is geplaatst, als vreemdeling ter beschikking van de openbare veiligheid is gesteld, of (opnieuw) in een lagere strafcategorie (met straftotaal van meer dan 1 tot 3 jaar) terechtkomt. De grootste groep onder de VI-kandidaten wordt uiteindelijk gevormd door de groep correctioneel veroordeelden met een straf(totaal) van meer dan 3 tot 5 jaar (als laatst geregistreerde wettelijke toestand; zie figuur 5). Ongeveer vier op de tien veroordeelden vallen binnen deze categorie (n=3.042; 40,5%). Ze worden gevolgd door de correctioneel veroordeelden met straffen van meer dan 5 tot 7 jaar (n=1.719; 22,9%) en van meer dan 7 tot 10 jaar (n=1.118; 14,9%). De kleinste groepen zijn hier de veroordeelden tot levenslange gevangenisstraf (n=203; 2,7%) en de correctioneel veroordeelden met een straftotaal van meer dan 15 jaar (n=185; 2,5%). Veroordeelden tot tijdelijke criminele straffen (n=600; 8,0%) en correctioneel veroordeelden tot straffen van meer dan 10 tot en met 15 jaar (n=453; 6,0%) vormen qua omvang een middencategorie. Zoals verder in deze bijdrage nog zal worden verduidelijkt, vormt de wettelijke toestand een belangrijk discriminerend kenmerk voor de invrijheidstellingskansen van VI-kandidaten (infra, par ), en speelt hij zoals ook al uit eerder onderzoek is gebleken (zie bijvoorbeeld Maes & Tange 2012b) eveneens een belangrijke rol bij de overschrijdingstermijn van de VI-toelaatbaarheidsdatum wanneer het finaal toch tot een VI komt (infra, par ). Figuur 5. Verdeling naar laatst geregistreerde prioritaire wettelijke toestand (enkel strafcategorieën van meer dan 3 jaar afgebeeld; N=7.508) corr. > j. 6.0% corr. > 15 j. 2.5% corr. > 7-10 j. 14.9% tijd. crim. 8.0% levenslang 2.7% corr. > 3-5 j. 40.5% corr. > 5-7 j. 22.9% van definitief veroordeelde. Gedetineerden die zich in deze situatie bevinden, zullen in de penitentiaire statistiek enkel geteld zijn als beklaagde. In deze bijdrage gaat het steeds om de prioritaire wettelijke toestand.

13 13 Een aantal van deze strafcategorieën weten zich in zekere mate van elkaar te onderscheiden op het vlak van penitentiaire antecedenten (infra, par voor een verdere uitdieping). Globaal genomen, en nog abstractie makend van dit verband tussen wettelijke toestand (of strafcategorie) en penitentiaire antecedenten, is het zo dat het voor vele veroordeelden binnen de populatie VI-kandidaten niet de eerste keer is dat zij in het penitentiaire circuit terecht zijn gekomen. Slechts voor 15,6% is dat wel het geval. De grote meerderheid van de potentiële VI-populatie is in het verleden dus wel al op zijn minst één keer opgesloten (ongeacht om welke reden). 16 Voor bijna de helft van onze totale onderzoekspopulatie gebeurde dat één tot drie keer (46,4%), voor sommigen al meer dan tien keer (6,4%). Helemaal verwonderlijk is het overigens niet dat het aandeel penitentiair primairen erg beperkt blijft. Gelet op het feit dat het hier per definitie gaat om veroordeelden met een straftotaal van meer dan 3 jaar, is het niet onaannemelijk dat zij ook vroeger al eens tot gevangenisstraf werden veroordeeld of onder een ander statuut (bijvoorbeeld als beklaagde) in de gevangenis verbleven Adviesverlening door de gevangenisdirecties als startblok richting VI Qua procedureverloop gebeurt de eerste stap richting een (eventuele) voorwaardelijke invrijheidstelling via een wettelijk verplicht advies dat de gevangenisdirecteur dient af te leveren, enkele maanden vóórdat de veroordeelde in de tijdsvoorwaarden voor VI zal verkeren (zie Van Den Berge & Verbruggen 2014 in dit boek; dit was alleszins de situatie vóór de wetswijziging van 17 maart 2013). En de gevangenis van waaruit dit advies wordt geformuleerd, bepaalt in beginsel dan ook meteen welke SURB bevoegd zal zijn voor de behandeling van de VI-aanvraag. Gelet op de omvang van de verschillende gevangenissen en hun specifieke bestemming (classificatie) is het logisch dat sommige gevangenissen meer VI-kandidaten aanleveren dan andere. De gevangenissen die op dit vlak het hoogst scoren (verblijfplaats van de veroordeelde op het ogenblik van eerste advies, > 400 veroordeelden), zijn de volgende: Lantin (n=645), Brugge (n=640), Ittre (n=578), Hasselt-nieuw (n=499), Andenne (n=443), Sint-Hubert (n=427), Merksplas (n=418) en Wortel/Tilburg (n=401). De sterke vertegenwoordiging van bepaalde inrichtingen maakt dat de dossierinstroom uiteenloopt naargelang bevoegde SURB. Voor onze populatie VI-kandidaten stellen we zo vast dat de meeste veroordeelden ressorteren onder de bevoegdheid van de SURB van Luik, Antwerpen en de Franstalige kamers van de SURB te Brussel. Een iets kleinere groep valt binnen de bevoegdheid van de SURB te Gent. De SURB van Bergen en de Nederlandstalige kamer van de SURB te Brussel nemen verhoudingsgewijs duidelijk een veel kleiner aandeel van deze veroordeelden voor hun rekening. Eén en ander wordt dus verklaard door het specifieke profiel van de populatie die in bepaalde inrichtingen verblijft (strafcategorie), alsook door het aantal gevangenissen waarvoor elke SURB bevoegd is. 17 Kijken we naar het aantal en de aard van de geformuleerde adviezen, dan zien we dat voor een groot deel van de veroordeelden door de gevangenisdirectie al meer dan eens een advies in verband met VI is uitgebracht (en hier dan nog enkel gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de SURBs). Voor gedetineerden gebeurt dat in het kader van de VI-procedure voor de SURB twee keer, voor gedetineerden meer dan twee keer, met in één geval een maximum van 9 adviezen. 16 Het kan ook gaan om strafuitboeting onder elektronisch toezicht, aangezien ET wordt beschouwd als modaliteit van uitvoering van gevangenisstraf. Ook in dat geval vinden er registraties plaats van opsluiting (en eventuele stafonderbreking), van voorziene strafeinde, datum van toelaatbaarheid tot vervroegde invrijheidstelling, enz. 17 Onder de bevoegdheid van de SURB te Bergen vallen bijvoorbeeld slechts vier inrichtingen (Bergen, Doornik, Jamioulx en Namen). Deze inrichtingen leveren voor een relatief beperkt aantal gedetineerden een VI-advies aan, wat maakt dat de SURB te Bergen nog geen tiende van de ganse populatie VI-kandidaten representeert.

14 14 Opvallend is dat het eerste (geregistreerde) advies in verband met VI bijna steeds negatief is, namelijk in niet minder dan acht op de tien gevallen. Het aandeel positieve adviezen (globaal 20%) varieert wel naargelang strafinrichting. Nemen we enkel die inrichtingen in beschouwing waar voor meer dan 200 veroordeelden een advies is uitgebracht (zie de in het donkerrood ingekleurde staven in figuur 6), 18 dan stellen we vast dat het aantal positieve eerste of enige adviezen vooral aan de lage kant ligt in Brugge (10,0%), Sint-Gillis (11,2%), Ittre (11,6%), Hasselt-nieuw (n=14,4%), Leuven-Centraal (15,4%), Andenne (15,8%) en Bergen (19,9%). Figuur 6. Aandeel positieve adviezen als eerste of enige advies, naargelang gevangenis (totale populatie, N=7.508) % 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 GFC Tongeren GFC St. Hubert Brugge St. Gillis / St. Gilles Ittre Tournai Oudenaarde Hasselt-nieuw Turnhout Leuven Centraal Ruiselede Andenne Arlon Jamioulx Dendermonde Mechelen Mons Lantin Gent Merksplas Namur Forest / Vorst Ieper Verviers Huy Leuven Hulp Nivelles Wortel Hoogstraten St. Hubert Marneffe Antwerpen Dinant Berkendael Gevangenis Is het eerste VI-advies vaak negatief, dan is er niettemin ook wel sprake van een zekere evolutie in de aard van het advies naarmate de detentie vordert. Indien er sprake is van meer dan één advies, is zowel het eerste als het laatste advies weliswaar vaak negatief (zie figuur 7). Daartegenover staat dat, binnen onze observatietermijn, in bijna een kwart van de gevallen een aanvankelijk negatief advies evolueert naar een positief advies (23,6%), en bij een kleine minderheid zowel het eerste als het laatste advies positief is (6,0%). Bovendien is er ook een groep waarvoor (nog) maar één advies is uitgebracht, en die verhoudingsgewijs vaker een positief advies krijgt (38,4%; zie figuur 7). In totaal geeft dit als beeld dat voor 64,6% van alle veroordeelden een negatief advies ook negatief is gebleven over de observatieperiode, en voor 15,4% een aanvankelijk negatief advies werd omgebogen in een positief advies. Voor veroordeelden was het enige of laatst (geregistreerde) advies uiteindelijk positief (in totaal 32,6% van de globale populatie, of respectievelijk 17,2% en 15,4%). Bij VI-ers ligt dit percentage veel hoger, voor wie bij strafeinde vrij gaat, geldt net het omgekeerde. 18 Bij de interpretatie van de gegevens in figuur 6 is omzichtigheid geboden, aangezien in sommige inrichtingen slechts een gering aantal adviezen is uitgebracht.

15 15 Figuur 7. Aard van het enige of van het eerste en laatste advies, naargelang aantal uitgebrachte adviezen (totale populatie, N=7.508) 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 38,4 61,6 23,6 6,0 66,3 64,6 17,2 15,4 4,1 2,7 Enige Eerste en laatste Totaal POS(-POS) NEG-POS POS-NEG NEG(-NEG) Deze resultaten in verband met de uitgebrachte adviezen geven weliswaar een belangrijke indicatie over het hindernissenparcours dat gedetineerden afleggen in hun invrijheidstellingstraject, maar moeten ook voorzichtig geïnterpreteerd worden. In de praktijk is de situatie vaak veel genuanceerder dan het zwartwit beeld van een negatief vs. een positief advies. Niet zelden is er eerder sprake van een advies dat geformuleerd is als positief, mits, of negatief, tenzij. Verder kunnen er verschillende redenen aan ten grondslag liggen waarom er een negatief advies wordt gegeven, zoals: het (nog) niet verkregen hebben van uitgaansvergunningen of penitentiair verlof om de reclassering voor te bereiden, een ongunstig profiel waardoor het recidiverisico van de veroordeelde als hoog wordt ingeschat, het nog niet beschikbaar zijn van een uitgebreide verslaggeving over het psychosociaal en persoonlijkheidsonderzoek (wat onder meer te maken kan hebben met een overbelasting van de psychosociale diensten), het voorkomen van mislukkingen bij eerder toegekende modaliteiten, Toepassing van intermediaire detentieregimes als noodzakelijk bevonden tussenstap Vrij frequent wordt door de SURB al dan niet op aangeven van de gevangenisdirectie (via haar advies) geopteerd voor de zgn. weg der geleidelijkheid, eerder dan onverkort te kiezen voor VI zonder gebruik te maken van een tussenliggend detentieregime dat een minder ingrijpend vrijheidsberovend karakter vertoont dan de klassieke vrijheidsberoving ( gewoon regime). Zoals ook al in eerder onderzoek werd vastgesteld (zie bijvoorbeeld Maes & Tange 2012a: 18) en trouwens eveneens af te leiden valt uit cijfers van het DGEPI (zie hierover ook Snacken 2014 in dit boek), is er sprake van een klaarblijkelijk steeds groeiende toepassing van intermediaire detentieregimes zoals beperkte detentie en elektronisch toezicht. Vooral de enorme vlucht die het elektronisch toezicht heeft genomen, springt hierbij onmiddellijk in het oog. Uit onze cijfers blijkt dat van de totale onderzoekspopulatie 14,0% ooit (d.w.z. op enig ogenblik binnen het detentieverloop) onder het regime van beperkte detentie stond (n=1.051), en 36,3% onder elektronisch toezicht (n=2.727; zie figuur 8). Van deze groep hebben 383 veroordeelden (5,1% op de totale populatie van veroordeelden) een deel van hun straf zelfs onder beide regimes ondergaan.

16 16 Dit betekent dat uiteindelijk gedetineerden (of 45,2% van de totale populatie) tijdens hun detentie ooit minstens van één van beide regimes (beperkte detentie of elektronisch toezicht) hebben genoten. Dat zoveel gedetineerden vóór hun eventuele invrijheidstelling van dergelijke regimes genieten is opmerkelijk, met name omdat de wetgever uit 2006 deze regimes destijds als bijzondere strafuitvoeringsmodaliteit heeft opgevat, d.w.z. als een mogelijke, maar daarom niet voor elke veroordeelde noodzakelijke tussenstap richting vrijheid (zie in dit verband ook Snacken 2014 in dit boek; Maes, Mine & Robert 2014: 40). Voor bijna drie op de tien gedetineerden (29,8%) is het elektronisch toezicht ook het laatst geregistreerde regime (zie figuur 8), nl. op het ogenblik van afschrijving of van data-extractie (d.i. het ogenblik van afsluiting van de observatieperiode voor onze analyse). Een vergelijking van het toepasselijke detentieregime op verschillende ogenblikken van het detentieverloop wijst uit dat, voor wie op het eind van de rit onder elektronisch toezicht staat, de plaatsing onder elektronisch toezicht in een niet onbelangrijk aantal gevallen tussenkomt nadat al een eerste beslissing over VI is genomen. Op het ogenblik van de eerste VI-beslissing staat immers nog maar 12,0% van de totale populatie onder elektronisch toezicht (op het laatst, 29,8%). Bij wie uiteindelijk VI krijgt, staat 22,4% bij de eerste VIbeslissing onder elektronisch toezicht, de helft (alle jaren samen genomen) van de VI-ers stroomt ook onder dit regime uit (zie figuur 8). Figuur 8. Proportie ET op diverse momenten binnen het detentietraject [totale populatie (N=7.508) vs. VI-populatie (N=3.644)] % , ALL Populatie VI ET binnen detentie ET eerste VI-beslissing ET laatste toestand Doorheen de loop der jaren, en vooral vanaf 2008, heeft het elektronisch toezicht meer en meer aan belang gewonnen, voornamelijk als een soort van tussenstap naar een VI toe (infra, figuur 11). Bij wie strafeinde doet, is het aandeel ET als uitstroomregime eerder marginaal (9,9%, tegenover 50% bij VI; globaal over de periode ). Later in deze bijdrage komen we nog terug op de rol van elektronisch toezicht voor de slaagkans op het verkrijgen van VI (infra, par ) en het effect van elektronisch toezicht op het tijdstip waarop uiteindelijk een VI wordt verkregen (infra, par ).

17 Al dan niet vrij en reden van afschrijving Wanneer we kijken naar het aantal gedetineerden dat uiteindelijk uit de gevangenis wordt afgeschreven (uitschrijving uit het gevangenisregister, al dan niet na toepassing van een intermediair regime) en naar de concrete modaliteiten van uitstroom, komen ook enkele opmerkelijke resultaten bovendrijven. Globaal zien we dat van de volledige groep van VI-kandidaten ongeveer een kwart nog steeds gedetineerd is op het ogenblik van de data-extractie (n=1.973; zie figuur 9). Iets meer dan veroordeelden verlieten wel al de gevangenis (eventueel na een regime van beperkte detentie) of stroomden uit na elektronisch toezicht (n=5.535, of 73,7%). Voor bijna de helft van alle VI-kandidaten (48,5%; zie figuur 9) gebeurde de uitstroom via VI (n=3.644). Figuur 9. Invrijheidstellingsgraad en uitstroommodaliteiten (totale populatie, N=7.508) Voortvluchtig 0,9% Overlijden 0,5% Andere 1,5% SE 22,1% Niet-vrij 26,3% Vrij-reden onbekend 0,2% VI 48.5% Indien het aandeel van VI wordt berekend op de groep van afgeschreven veroordeelden (N=5.535) - dus met uitsluiting van wie nog niet is vrijgesteld - haalt VI een aandeel van 65,8% (zie onderstaande figuur 10).

18 18 Figuur 10. Uitstroommodaliteiten van de afgeschreven populatie (N=5.535) Voortvluchtig 1,2% Overlijden 0,7% Andere 2,0% Vrij-reden onbekend 0,2% SE 30,0% VI 65,8% Een beperktere groep VI-kandidaten stroomde uit via een andere vorm van afschrijving. Een aantal gedetineerden (n=41) is namelijk overleden tijdens de hechtenis: 35 veroordeelden stierven een natuurlijke dood, 6 veroordeelden pleegden zelfmoord. Daarnaast zijn er 66 veroordeelden voor wie de SURB op zijn minst één beslissing inzake VI heeft genomen, op de datum van de data-extractie voortvluchtig: in 44 van de gevallen betreft het hier veroordeelden die zich niet terug hebben aangeboden in de gevangenis na een uitgaansvergunning (waarvan 22 gevallen in 2012, 10 in 2011). Een groep van 110 veroordeelden heeft de gevangenis via een of andere specifieke, en minder vaak voorkomende modaliteit verlaten (supra, par. 2.4., voor de door het DGEPI gehanteerde indeling van invrijheidstellingsmodaliteiten). Deze modaliteiten brachten we samen in een restcategorie, waarin onder meer vervat zit: de invrijheidstelling op proef van geïnterneerde recidivisten of gewoontemisdadigers of van geïnterneerde abnormale misdrijfplegers, de overbrenging van in België veroordeelden naar een buitenlandse gevangenis, de voorlopige invrijheidstelling, algemeen of omwille van een specifieke reden (bv. gezondheidsredenen, met het oog op verwijdering van het grondgebied), de opheffing van een aanhoudingsbevel of voorlopige invrijheidstelling van een beklaagde of beschuldigde, Zeer opvallend is zeker de plaats die het strafeinde 19 (als prioritaire of bijkomende reden van afschrijving) in heel dit verhaal inneemt. Uit onze analyse blijkt dat maar liefst 30,0% van de groep afgeschreven veroordeelden via strafeinde vrij gaat (zie figuur 10). En zelfs wanneer gekeken wordt naar de totale door ons onderzochte populatie (dus ook rekening houdend met wie nog niet vrij ging), 19 Als strafeinde nemen we hier de redenen van afschrijving die ook in de officiële penitentiaire statistiek als zodanig worden samengenomen, nl.: de invrijheidstelling bij het einde van de straf of de maatregel, en de invrijheidstelling na betaling van boeten en gerechtskosten. Wanneer één van beide modaliteiten niet als prioritaire maar wel als bijkomende reden van afschrijving werd geregistreerd (in totaal gaat het om 49 gevallen met een andere modaliteit als prioritaire reden), hebben we dit hier echter ook als strafeinde gedefinieerd. In de meeste gevallen gaat het dan om een voorlopige invrijheidstelling na betaling van een voorschot op boeten en gerechtskosten of een (algemene) voorlopige invrijheidstelling (m.a.w. na uitboeting van de hoofdgevangenisstraf).

19 19 haalt strafeinde nog steeds een score van meer dan één op vijf: van de VI-kandidaten verlieten er in totaal de gevangenis via strafeinde (22,8%; zie figuur 9). Qua evolutie doorheen de tijd constateren we - binnen de uit het gevangenisregister afgeschreven populatie (N=5.535) - een stijging van strafeinde tussen 2008 (29,0%) en (rond de 34,5%), maar nadien een grillig parcours (29,8% in 2011, 32,1% in 2012). Voor diegenen die vóór 28 september 2012 (d.w.z. ten laatste op de dag van de data-extractie zelf) strafeinde zouden bereiken (n=3.844), zijn de meesten ook effectief vrij. (Slechts) een kleine groep van 56 personen was dan nog niet vrij, meestal omdat zij nog een internerings- of TBS-maatregel ondergingen, of, eerder uitzonderlijk, onder aanhoudingsmandaat waren geplaatst. Binnen de groep van veroordeelden met een voorzien strafeinde vóór 28 september 2012 bedraagt het aandeel veroordeelden dat ook effectief op strafeinde vrij ging, 43,2% (tegenover 52% VIs). Het hoge percentage VIs en strafeindes wordt hier natuurlijk ook verklaard door het feit dat het in casu bijna per definitie enkel over een groep afgeschrevenen gaat, en, zoals hierboven aangehaald, de populatie die op dat ogenblik nog niet vrij was, quasi onbestaande is Beschrijving van de VI-populatie en relevante termijnen Van de kandidaten voor VI voor wie de SURB tussen 1 februari 2007 en 27 september 2012 op zijn minst één beslissing over de VI heeft genomen, zijn er uiteindelijk dus vrijgesteld via een VI (48,5%). In wat volgt, gaan we iets dieper in op deze populatie. Enerzijds bekijken we even hun algemene profiel en variaties in VI-toekenningsgraad naargelang profielverschillen (par ) en relevante termijnen in verband met de VI-populatie (par ). Anderzijds analyseren we, meer specifiek, variaties in de overschrijdingstermijn van de VI-toelaatbaarheidsdatum bij diegenen die effectief via VI de gevangenis hebben verlaten of aansluitend bij elektronisch toezicht VI verkregen (par ) Profielkenmerken van de VI-populatie en variaties in VI-toekenning Vooreerst blijkt dat de kansen op afschrijving en met name invrijheidstelling via VI variëren naargelang kenmerken zoals we die hierboven hebben beschreven (supra, par. 3.1.). Wanneer we het profiel van de effectieve VI-populatie vergelijken met dit van de globale (potentiële) populatie VI-kandidaten, dan constateren we inderdaad dat een aantal (sub)groepen in meer of mindere mate onder- dan wel oververtegenwoordigd zijn binnen de VI-populatie. Zo stellen we binnen de VI-populatie bijvoorbeeld een in sommige gevallen trouwens erg uitgesproken - ondervertegenwoordiging vast van: mannelijke veroordeelden; een aantal leeftijdsgroepen (gedetineerden van 24 jaar of jonger, en meer in het bijzonder de min 18-jarigen, alsook sommige oudere leeftijdsgroepen, zoals 65-plussers); in eigen land geboren Belgen en in het buitenland geboren veroordeelden met vreemde nationaliteit; Afzonderlijk beschouwd zijn de verschillen naar nationaliteit en geboorteland eerder miniem. Gecombineerd (kruising tussen nationaliteit en geboorteland) lijkt zich wel een sterker verband af te tekenen, in die zin dat Belgen die in het buitenland werden geboren (54,0% VI op het totaal aantal VI-kandidaten) en vreemdelingen die in België werden geboren (52,2%) een grotere kans op VI laten optekenen, in vergelijking met de andere groepen (in eigen land geboren Belgen 47,6% VI - en in het buitenland geboren vreemdelingen - 48,1% VI). Het is niet meteen duidelijk hoe deze verschillen verklaard kunnen worden, maar mogelijkerwijze hangt één en ander ook samen met variaties op andere achterliggende kenmerken (vandaar ook het belang van verdere multivariate analyses).

Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor VI

Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor VI Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor VI Eric MAES & Carrol TANGE Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie Databron en onderzochte populatie Module SUR SIDIS-Griffie (DGEPI)

Nadere informatie

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE V.U. Eric Beaucourt 9000 Gent stand januari 2018-1 I.DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK 1.Algemeen. De Belgische strafuitvoeringsrechtbanken

Nadere informatie

Wederopsluiting na vrijlating uit de gevangenis

Wederopsluiting na vrijlating uit de gevangenis Wederopsluiting na vrijlating uit de gevangenis Luc ROBERT & Eric MAES (promotor) 16 februari 2012 Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie OVERZICHT Intro: recidive-onderzoek in België

Nadere informatie

SENAAT. Schriftelijke parlementaire vraag van Mijnheer de Senator Bart LAEREMANS. Geregistreerd ter griffie van de Senaat op 07/05/2013

SENAAT. Schriftelijke parlementaire vraag van Mijnheer de Senator Bart LAEREMANS. Geregistreerd ter griffie van de Senaat op 07/05/2013 SENAAT Schriftelijke parlementaire vraag van Mijnheer de Senator Bart LAEREMANS Geregistreerd ter griffie van de Senaat op 07/05/2013 Onder het nummer 5-8964 Titel: Gedetineerden - Nationaliteit - Wettige

Nadere informatie

De strafuitvoeringsrechtbanken en de voorwaardelijke invrijheidstelling

De strafuitvoeringsrechtbanken en de voorwaardelijke invrijheidstelling De strafuitvoeringsrechtbanken en de voorwaardelijke invrijheidstelling Enkele empirische gegevens over de toepassing van VI tegen het licht van een steeds toenemende gevangenispopulatie en de roep om

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent foto s: Lieven Nollet tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent foto s: Lieven Nollet Strafuitvoeringsrechtbanken Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

De mythe van invrijheidstelling op VI-datum nogmaals doorprikt

De mythe van invrijheidstelling op VI-datum nogmaals doorprikt 1 De mythe van invrijheidstelling op VI-datum nogmaals doorprikt Enkele facts en figures over de voorwaardelijke invrijheidstelling in België 1 Eric Maes 2, m.m.v. Carrol Tange 3 Abstract De VI is sinds

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven Selectiecriteria Onderstaande selectie omvat alle klassieke ziekenhuisverblijven (definitie cfr.: Inleiding 2.2.) die voldoen aan de algemene selectiecriteria

Nadere informatie

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31)

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Persbericht van de Ministerraad Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad

Nadere informatie

penitentiair beambte

penitentiair beambte De Federale Overheidsdienst Justitie is op zoek naar integere, sterke persoonlijkheden die als een voorbeeldfunctie kunnen uitoefenen. Om je als potentiële kandidaat alvast een goed beeld te geven van

Nadere informatie

Analyse van de actuele praktijk en voorstelling van enkele alternatieve denkpistes. Onderzoeksnota. 26 september 2006

Analyse van de actuele praktijk en voorstelling van enkele alternatieve denkpistes. Onderzoeksnota. 26 september 2006 Département de Criminologie Hoofdafdeling Criminologie C @ riminologie J ust. Collection des rapports et notes de recherche / Collectie van onderzoeksrapporten & onderzoeksnota s n 18 Strafbecijfering

Nadere informatie

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR FOCUS : TOEKENNINGSDUUR 2013.2 1 De toekenningsduur: een nieuwe variabele van de POD Maatschappelijke Integratie 1. INLEIDING Onderzoek naar toekenningsduur binnen de Belgische bijstand werd eerder door

Nadere informatie

Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis

Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis 1. Inhoud van het CAP Het centraal aanmeldpunt drugs of kortweg CAP, wil alle gedetineerden met een drugprobleem ondersteunen in hun zoektocht

Nadere informatie

MAANDELIJKSE UITZONDERLIJKE PRESTATIES

MAANDELIJKSE UITZONDERLIJKE PRESTATIES Federale Overheidsdienst FINANCIEN 1040 Brussel, 28 maart 2007 THESAURIE correspondentieadres Kuntslaan 30 1040 BRUSSEL Betalingen Nota aan de Ordonnateurs uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlage(n)

Nadere informatie

Recidive na een rechterlijke beslissing

Recidive na een rechterlijke beslissing Recidive na een rechterlijke beslissing Nationale cijfers op basis van het Centraal strafregister Eric Maes & Luc Robert (zie artikel, pp.173-189) Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

NIET NALEVEN VAN DE RICHTLIJNEN = GEEN BETALING VAN DE UITZONDERLIJKE PRESTATIES

NIET NALEVEN VAN DE RICHTLIJNEN = GEEN BETALING VAN DE UITZONDERLIJKE PRESTATIES Federale Overheidsdienst FINANCIEN 1040 Brussel, 3 september 2009 THESAURIE correspondentieadres Kuntslaan 30 1040 BRUSSEL Betalingen Nota aan de ordonnateurs van de Strafinrichtingen uw bericht van uw

Nadere informatie

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Justitiehuizen - Werklastmeting De minister liet heeft eerder

Nadere informatie

JAARLIJKSE STATISTIEKEN

JAARLIJKSE STATISTIEKEN 1 JAARLIJKSE STATISTIEKEN STRAFUITVOERINGSRECHTBANK BRUSSEL 2017 Carine Das Griffier-Hoofd van Dienst Strafuitvoeringsrechtbank Brussel 2 2017 STRAFUITVOERINGSRECHTBANK Aantal dossiers : 2007 2.232 (FR

Nadere informatie

De psychiatrische hulpverlening in het Belgische gevangeniswezen

De psychiatrische hulpverlening in het Belgische gevangeniswezen R. VERELST - Psychiater coördinator PSD en psychiatrische zorg 2 Gedetineerden Gevangenisbevolking in de inrichtingen van het DG EPI (verlof en gesloten federale centra voor jongeren niet inbegrepen):

Nadere informatie

THEMA IV.2. Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long

THEMA IV.2. Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long THEMA IV.2. Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long Selectiecriteria Voor deze selectie worden alle ziekenhuisverblijven weerhouden die beantwoorden aan de algemene selectiecriteria (cfr. Inleiding

Nadere informatie

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 I. Algemene bepalingen II. Gerechtelijke fase van de internering III. Uitvoeringsfase van de internering IV. Definitieve invrijheidstelling V. Diverse bepalingen

Nadere informatie

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS ASIELZOEKERS Jaarlijkse statistieken 28-216 Dienst Vreemdelingenzaken : jaarlijkse statistieken asiel, 28-216 1. Inkomende aanvragen Tabel 1. Aantal asielzoekers 1 per type aanvraag, 28-216 Jaar Eerste

Nadere informatie

Transgender personen in België. die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2018

Transgender personen in België. die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2018 Transgender personen in België die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2018 Gegevens uit het Rijksregister (1 januari 1993 t.e.m. 30 september 2018) Wanneer een persoon bij de

Nadere informatie

FOCUS "Senioren en het OCMW"

FOCUS Senioren en het OCMW FOCUS "Senioren en het OCMW" Nummer 11 Mei 2015 1. Inleiding In België leeft 15,1% van de bevolking onder de armoededrempel. Dit percentage ligt nog hoger binnen de leeftijdsgroep ouder dan 65 jaar. 18,4

Nadere informatie

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende :

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende : I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON Inhoud I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON... 1 Inleiding... 1 Doel van de informatie... 2 Samenstelling... 2 Structuren... 2 Controles... 3 Opmerking

Nadere informatie

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING Maandelijkse statistieken voor het 2019 Dienst Vreemdelingenzaken : maandelijkse statistieken internationale bescherming 2019 1. Ingediende verzoeken 1 Tabel 1.

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2003 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

Uitgerust op rustpensioen

Uitgerust op rustpensioen Uitgerust op rustpensioen Eindeloopbaan en pensioenvorming in Vlaanderen Herremans, W. (2005). Uitgerust op rustpensioen. Eindeloopbaan en pensioenvorming in Vlaanderen. Steunpunt WAV, in opdracht van

Nadere informatie

Woord vooraf. en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (afgekort WERV), BS 15 juni 2006.

Woord vooraf. en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (afgekort WERV), BS 15 juni 2006. Op 1 februari 2007 werd het startschot gegeven voor wat een geheel vernieuwde strafuitvoering zou moeten worden. De multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbanken (SURBs) traden die dag in werking. 1 Ze

Nadere informatie

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS ASIELZOEKERS Jaarlijkse statistieken 29-217 Dienst Vreemdelingenzaken : jaarlijkse statistieken asiel, 29-217 1. Inkomende aanvragen Tabel 1. Aantal asielzoekers 1 per type aanvraag, 29-217 Jaar Eerste

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JUNI 2014 P.14.0929.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0929.N F A H, veroordeelde tot een vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Jürgen Millen, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) Eerste deel Evolueert de werkloosheidsduur naargelang de leeftijd van de werkloze? Hoe groot is de kans

Nadere informatie

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING Maandelijkse statistieken voor het 2019 Dienst Vreemdelingenzaken : maandelijkse statistieken internationale bescherming 2019 1. Ingediende verzoeken 1 Tabel 1.

Nadere informatie

Voorstelling KBM Brussel Lunchen met Justitie 24/10/ KBM Brussel - 24/10/2017

Voorstelling KBM Brussel Lunchen met Justitie 24/10/ KBM Brussel - 24/10/2017 Voorstelling Lunchen met Justitie 24/10/2017 1-24/10/2017 Inhoud Introductie De nieuwe interneringswet Verschillen tussen de KBM en de CBM Praktijk Vragen 2 Introductie door de Voorzitter 3 De nieuwe interneringswet

Nadere informatie

Vragen naar: Bernard Note Email: bernard.note@mi-is.be Tel. 02 509 81 62 POD Maatschappelijke Integratie SPP Intégration Sociale Aan de dames en heren Voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk

Nadere informatie

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie Selectiecriteria Onderstaande selectie omvat alle klassieke ziekenhuisverblijven (definitie cfr.: Inleiding 2.2.) die voldoen aan de algemene selectiecriteria

Nadere informatie

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

TOELICHTING BIJ DE KUBUS AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT" 1. Algemeen Deze tabellen geven aantallen migraties. In de "Inleiding

Nadere informatie

THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden

THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden Selectiecriteria Naast de algemene selectiecriteria (cfr. Inleiding 2.4.a.) die steeds in het kader van deze publicatie gehanteerd worden, is het specifieke selectiecriterium

Nadere informatie

*** Een nieuwe regeling van de externe rechtspositie van veroordeelde gedetineerden en de. de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken.

*** Een nieuwe regeling van de externe rechtspositie van veroordeelde gedetineerden en de. de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken. A CTUALIA RABG 2006/13-14 Adoptie door personen van hetzelfde geslacht http://www.strada.be/staatsblad/link.php?blz=31128&jaar=2006&seq=1 In het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2006 verscheen de wet van

Nadere informatie

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING Maandelijkse statistieken voor het 2018 Dienst Vreemdelingenzaken : maandelijkse statistieken internationale bescherming 2018 1. Ingediende verzoeken 1 Tabel 1.

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 no. 20 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 8 januari 2014, regelende de samenwerking

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven Selectiecriteria Alle ziekenhuisverblijven weerhouden in deze selectie voldoen aan de algemene criteria die betrekking hebben op woonplaats, leeftijd en geslacht

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Juli 2014 Statistisch verslag van de arbeidsongevallen van 2013 - Privésector 1 Aanpassing van de formule van de gevolgen van arbeidsongevallen 1.1 EVOLUTIE IN DE OVERDRACHT

Nadere informatie

De gevangenispopulatie en de situatie in gevangenschap: een penale en maatschappelijke contextualisering

De gevangenispopulatie en de situatie in gevangenschap: een penale en maatschappelijke contextualisering De gevangenispopulatie en de situatie in gevangenschap: een penale en maatschappelijke contextualisering Eric MAES Opleiding SUR, Leuven 14 oktober 2014 Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Factsheet 2010-2 Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Auteurs: G. Weijters, P.A. More, S.M. Alma Juli 2010 Aanleiding Een aanzienlijk deel van de Nederlandse gedetineerden verblijft

Nadere informatie

LEVEN MET VOORWAARDEN: EEN ONDERZOEK NAAR DE BELEVING VAN DE VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

LEVEN MET VOORWAARDEN: EEN ONDERZOEK NAAR DE BELEVING VAN DE VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID LEVEN MET VOORWAARDEN: EEN ONDERZOEK NAAR DE BELEVING VAN DE VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische

Nadere informatie

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994 Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994 24 MEI 1994. - Wet tot oprichting van een wachtregister voor vreemdelingen die zich vluchteling verklaren of die vragen om als vluchteling te worden erkend. ALBERT ll,

Nadere informatie

Internering. Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector

Internering. Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector Internering Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector Programma Functie coördinator extern zorgcircuit Registratie: vraag Uitstroom Extern aanbod wachtlijsten Perspectieven en uitdagingen

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Achter tralies in België

Achter tralies in België Achter tralies in België Tom Daems Peter Pletincx Luc Robert Veerle Scheirs Angela van de Wiel Karen Verpoest (eds.) Achter tralies in België Tom Daems Peter Pletincx Luc Robert Veerle Scheirs Angela van

Nadere informatie

b) Hoelang dient een justitiabele nu gemiddeld te wachten tot zijn straf met elektronisch toezicht van start gaat?

b) Hoelang dient een justitiabele nu gemiddeld te wachten tot zijn straf met elektronisch toezicht van start gaat? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 98 van LORIN PARYS datum: 5 november 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht - Werking Op 5 oktober 2015

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) Tweede deel In de vorige Stat info ging de studie globaal (ttz. alle statuten bijeengevoegd) over het verband

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus THEMA IV.3. Diabetes Mellitus Selectiecriteria Voor deze selectie worden alle ziekenhuisverblijven weerhouden die beantwoorden aan de algemene selectiecriteria (cfr. Inleiding 2.4.a) en bovendien als hoofddiagnose

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ] Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ] Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING Maandelijkse statistieken voor het 2018 Dienst Vreemdelingenzaken : maandelijkse statistieken internationale bescherming 2018 1. Ingediende verzoeken 1 Tabel 1.

Nadere informatie

Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal

Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal Samenvatting Onderzoek in opdracht van WODC 2009 WODC, Ministerie van Justitie, Auteursrechten voorbehouden. Z. Berdowski, P. Eshuis en A. Vennekens Zoetermeer,

Nadere informatie

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken Methodologie verdachten Politiële criminaliteitsstatistieken INHOUDSTAFEL VERDACHTEN: METHODOLOGISCHE HANDLEIDING... 3 Waarom?... 3 Wat verstaat men onder verdachten?... 3 Twee kenmerken: geslacht en leeftijd...

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Opsluiting brengt heel wat vragen en problemen. met zich mee. ... ook voor hen die achterblijven

Opsluiting brengt heel wat vragen en problemen. met zich mee. ... ook voor hen die achterblijven Opsluiting brengt heel wat vragen en problemen met zich mee... ook voor hen die achterblijven Informatiebrochure voor familieleden en naastbestaanden van gedetineerden uitgave van: Justitieel Welzijnswerk

Nadere informatie

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek 5. Verkrijgen en toekennen van de Belgische nationaliteit 1 5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek Sinds het ontstaan van het Koninkrijk stijgt het aantal vreemdelingen dat Belg wordt

Nadere informatie

Human Resources Sixco Policy

Human Resources Sixco Policy 1. Inleiding Wanneer u België verlaat naar aanleiding van een tewerkstelling in het buitenland, is het belangrijk om na te gaan of u na uw vertrek uit België belastbaar blijft in België en of u bij voortduur

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van Samenvatting De problematiek van de veelplegers staat momenteel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze categorie delinquenten beter aan te kunnen pakken.

Nadere informatie

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor Statistisch analisten van het Openbaar Ministerie College van Procureurs-generaal BRUSSEL College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor Persbericht 21 april

Nadere informatie

Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing. van gedetineerden in verband met de modernisering van het

Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing. van gedetineerden in verband met de modernisering van het Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de modernisering van het gevangeniswezen Advies 10 maart 2011 1 2 Inhoudsopgave Samenvatting 5 Inleiding

Nadere informatie

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21 VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21 Seppe Van Gils Kort samengevat In dit hoofdstuk volgen we de loopbaan van de voltijds en uit het tweede kwartaal van 1998 op tot en met het derde kwartaal

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Ministerie van Justitie j1 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Uitsluitend voor academisch gebruik. Gelieve steeds te verwijzen naar de gepubliceerde versie.

Uitsluitend voor academisch gebruik. Gelieve steeds te verwijzen naar de gepubliceerde versie. Uitsluitend voor academisch gebruik. Gelieve steeds te verwijzen naar de gepubliceerde versie. De Ridder, S. & Breuls, L. (2017). De vervroegde invrijheidstelling van buitenlandse gedetineerden zonder

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1153.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1153.N R S B, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

THEMA IV.1. Tuberculose

THEMA IV.1. Tuberculose THEMA IV.1. Tuberculose Specifieke selectiecriteria Voor deze selectie van tuberculose-verblijven worden alle ziekenhuisverblijven weerhouden die beantwoorden aan de algemene selectiecriteria (cfr. Inleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt Kusttoerisme West-Vlaanderen Werkt 3, 28 De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt Foto: Evelien Christiaens Rik De Keyser bestuurder-directeur en hoofd afdeling toerisme, WES Evelien Christiaens

Nadere informatie

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE ACADEMISCHE MIGRATIE elijkse statistieken Jaar 2019 1. Binnenkomende visumaanvragen 1 Tabel 1. Aantal aanvragen visa D, door de diplomatieke en consulaire posten ontvangen in het kader van academische

Nadere informatie

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Nadere informatie

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING Jaarlijkse statistieken 2010-2018 Dienst Vreemdelingenzaken : jaarlijkse statistieken internationale bescherming, 2010-2018 1. Ingediende verzoeken 1 Tabel 1. Aantal

Nadere informatie

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS ASIELZOEKERS Maandelijkse statistieken voor het 2018 Dienst Vreemdelingenzaken : maandelijkse statistieken asiel 2018 1. Inkomende aanvragen Tabel 1. Aantal asielzoekers 1 per type aanvraag en per maand

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie Inhoud Inhoud Ten geleide Avant propos Woord vooraf Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie 1 Intitiele opdracht 1.1 haalbaarheidscriteria 1.2 Definitie van het begrip integrale veiligheidszorg

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie. Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland

Vitamine B12 deficiëntie. Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland Vitamine B12 deficiëntie Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland In de periode januari 2010 tot en met december 2013 worden er in totaal 261.078 vitamine

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Studie (BRUGEL-STUDIE-20171208-25) Betreffende de OBERVATORIUM VAN DE PRIJZEN PROFESSIONELE KLANTEN 2009-2016-Executive summary Opgesteld

Nadere informatie

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België 2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België Martine Corijn D/2011/3241/020 Inleiding Het dalende aantal huwelijken en het stijgende aantal echtscheidingen maakt dat langdurende huwelijken soms minder

Nadere informatie