AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 31 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 7 oktober 2011 in zaak nr. 11/31406 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V oktober Procesverloop Bij besluit van 28 september 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 7 oktober 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 13 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V oktober Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; " wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Vonk ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober Verzonden: 31 oktober 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 1j-iu-i 1 It. Jü t, 07/ :18 PM vrqomdôllabqjibowarlnb -SU!UJUJIJOU ray. >* 12] 0002/0005 uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht zaaknummer; A\VB U/31406 uitspraak van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemese wet bestuursrecht, beroep vrijbejdsontneniende maatregel in de zaak tossen. V-nummer. vreemdeling (gemachtigde: mr. R. Heringa, advocaat te Amstelveen), en de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder (gemachtigde; J.F. Huising, ambtenaar ten departemente). Procesverloop Op 28 september 2011 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. De openbare behandeling van het beroep hoeft plaatsgevonden op 7 oktober 2011, De vreemdeling is aldaar verschenen; bijgestaan door zijn gemachtigde, Verweerder beeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig M Demir, tolk in de Turkse taal. Overwegingen 1 De vreemdeling heeft gesteld to zijn geboren op en de Turkse nationaliteit te hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 28 september 2011 waarbij de vreemdeling de vrijheidsontnemesde maatregel is opgelegd, 2 Verweerder beeft de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en Onder a. Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in het belang van de openbare orde en met bet oog op de uitzetting; in bewaring gesteld. Verweerder beeft bet ernstige vermoeden dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken gebaseerd op de volgende gronden. De vreemdeling is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs, heeft zich niet aangemeld bij de Korpschc heeftfierderniet rechtmatig in Nederland verbleven en heeft zich niet aan zijn vertoktarmjjn gehouden, 3 De gemachtigde van de vreemdeling stelt zich op het standpunt dat de maatregel onrechtmatig is en heeft daartoe aangevoerd dat uit het proces-verbaal van staandehoudiflg niet blijkt dat er ten aanzien van de vreemdeling een redebjk vermoeden van illegaal verblijf bestond voordat hem werd gevraagd zich te legitimeren. Voorts zijn de vreemdeling m strijd met de ambtsinstructies handboeien omgedaan brj de overbrenging en is onvoldoende gemotiveerd waarom verweerder met heeft volstaan met bet opleggen van een lichter middel dan bewaring. De vreemdeling moet voorts op medische gronden detentiecflgesebikt

5 LU 1U il IC.07 07/ U:10 FAX vreeradelineonbewarln«s ûû03/oo05 zaaknummer: AWB11/ worden geacht en verweerder heeft de uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand genomen. 4 Verweerder heeft hetgeen is aangevoerd gemotiveerd weersproken. 5 Ér is geen grond voor het oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vw 2000, dan wel brj afweging van allo daarbij betrokken belangen ut rcdehjkheid niet gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt de rechtbank bet volgende. Blijkens het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 28 september 2011 wilde de verbalisant een snackkar controleren op de aanwezigheid van de benodigde hcrecaveigiummgen. In dit kader hoeft hij de vreemdeling, die op dat moment als enige persoon by de snackkar aanwezig was, naar de benodigde vergunningen gevraagd. De vreemdeling heeft hierop telefonisch contact opgenomen met de eigenaar en na dit gesprek verklaard geen werknemer van de snackkar te zijn en alleen voor de afsluiting van de zaak aanwezig te zijn. Na meermalen om een geldig identiteitsdocument te zijn gevraagd heeft de vreemdeling een Turks paspoort overgelegd. Navraag wees uit dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland beeft, waarop de verbalisant hem heeft staandegehouden op grond van artikel 50 van de Vw Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit genoemd proces-verbaal genoegzaam dat de verbalisant de vreemdeling niet heeft aangesproken op grond van do Vw 2000, maar in het kader van een controle op grond van de horecawetgeving. De rechter in vreemdelingenzaken kan niet oordelen over de aanwending van een niet bij of krachtens de Vw 2000 voorziene bevoegdheid. De omstandigheid dat bij het transporteren van de vreemdeling van de cd naar de cellenbus gebruik is gemaakt van handboeien kan evenmin tot het oordeel leiden dat de bewaring onrechtmatig moet worden geoordeeld, nu door verweerder schriftelijk is uiteengezet dat de locatie waar dit plaatsvond niet is voorzien van een kooiconstructie en ervaring hoeft geleerd dat arrestanten aldaar regelmatig hebben gepoogd te vluchten. Gelet op de aan de bewaring ten grondslag gelegde gronden, welke overigens niet zijn betwist, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op bet standpunt heeft kunnen stellen dat met een lichter middel dan bewaring niet kan 'worden volstaan. Verweerder heeft hierbij in het bijzonder gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat de vreemdeling eerder niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven en zich niet aan zijn vertrekterrojjn heeft gehouden. Gelet op laatstgenoemde omstandigheden heeft verweerder eveneens mogen arzion van het opleggen van een lichter middel per 3 oktober 2011, zijnde het moment waarop voor hem de mogelijkheid was ontstaan om Nederland zelfstandig to verlaten als bedoeld in artikel 59, derde h'd, van de Vw Er bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat de vreemdeling op grond van zijn medische situatie niet in bewaring had mogen worden gestold. De vreemdeling beeft immers geen medische stukken overgelegd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat hij detentieongeschikt dient te worden geacht 6 De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat en dat door verweerder voldoende voortvarend is gehandeld. De vreemdeling is op 29 september 2011 overgeplaatst naar het dctcno'cplatfbnn te Zmmdam» alwaar op 3 oktober 2011 een vertrekgesprek mot hem is gehouden. Bij dit gesprek is de vreemdeling in de gelegenheid gesteld telefonisch contact op te nemen met zyn zwager hier te lande, Deze hcer\ naar verweerder ter zitting niet heeft weersproken, op 3 oktober 20II de originele Nürua van de vreemdeling bij verweerder bezorgd, alsmede een vliegticket ten

6 ij-iu-11 li.jy - ufiidujuuu ray. u 07/ :20 FAX vreemdonnffenbewarln«00004/0005 zaaknummer: AWB U/31406 behoeve van de uitreis naar Turidjc van ds vreemdeling. Daarmee was, naast het verlopen paspoort van de vreemdeling dat reeds beschikbaar was, een tweede reisdocument beschikbaar, zodat de vreemdeling met deze beide reisdocumenten kon worden uitgezet Op 4 oktober 2011 is de vreemdeling daarop overgeplaatst naar het Uitzetcentrum SchipboL De uitreis van de vreemdeling staat gepland voor 7 oktober 2011 te uur. Kaar het oordeel van de rechtbank kan verweerder bij deze gang van zaken geen gebrek aan voortvarendheid worden verweten, te minder nu het vliegticket voor de vreemdeling met door verweerder, doch door diens familie is geboekt 7 Het beroep is derhalve ongegrond r is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. 8 Voor een proceskostsnveroordeling bestaat geen aanleiding,

7 u-iu-ii i^:av VU/UJUOI.JÖU Pag. / 07/ iß:20'fax 0703S13051 vrcûattûuoflonbcffarlna 00005/0005 zaaknummer AWB 11/31406 Beslissing De rechtbank 's-gravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst bet verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.RB. Sentrop, rechter, ia aanwezigheid van J J. Brands, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober Afschrift verzonden aan partyen op: Q 7 Qj(J t 2011 Rechtsmiddel Krachtens artikel 95 Vw 2000 staattegendeze uitspraak voor partijen hoger beroep open. De termen voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven togen do uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie: wwwjaadvaostatcnj)

8 l3-i0-itl 12:57 ->07GJ65138D Pag. 1 RAAD VAN STATE INGEKOMEN Raad Vân State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus EA Den Haag ZAAKNR. AAN: 1/3 3EHANDELD: DD: 1 3 OKT 2011 <ïy E2ZZ PAR: PER POST EN PER TELEFAX: Inzake : hoger beroep vreemdelingenbewaring Hoorn, 13 oktober 2011 Hogerberoepschrift Geen: eerbiedig te kennen: Namens jeboren op van Turkse nationaliteit, woonachtig ir Turkije, die ondergetekende, advocaat mr. R. Heringa, bepaaldelijk heeft gevolmachtigd tot het indienen van dit hoger beroepschrift, met het recht van substitutie en te dezer zake domicilie kiezend ten kantore van mr. R. Heringa, Startbaan 8, (1185 XR) te Amstelveen, tekent ondergetekende hierbij hoger beroep aan tegen de uitspraak van de rechtbank 's-qravenhage, AWB 11/31406, van 7 oktober 2011, verzonden op dezelfde datum (productie 1) en dient tegen die uitspraak de volgende grieven in, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang: O GRIEF l De rechtbank heeft ten onrechte de ter zitting naar voren gebrachte beroepsgrond, dat uit hetgeen aan de maatregel van bewaring ten grondslag is gelegd, niet kan worden afgeleid dat de vreemdefing de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert, onweersproken gelaten. Toelichting Ter zitting is namens appellant naar voren gebracht dat, gelet op artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlrjn (Ri 2008/115/EG), alsmede de jurisprudentie van uw Afdeling, vreemdelingenbewaring alleen is toegestaan indien er risico Op onderduiken bestaat, of de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwyderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Aangevoerd is dat uit hetgeen aan de maatregel van bewaring ten grondslag is gelegd niet kan worden mr. Rufljer Heringa advocaat j Immigration lawyar Startbaan XR Amstelveen o contactigrni.au t: f: kvk;

9 u-iu-ii i^:3ö -^UYUJOOIJOU Hag. L afgeleid dat daarvan sprake is. Namens appellant is gesteld dat uit zijn persoonlijk gedrag niet kan worden opgemaakt dat hij de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure zou ontwijken of belemmeren. De rechtbank is in de uitspraak van 7 oktober 2011 niet op deze beroepsgrond ingegaan. Appellant is van mening dat hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd, had behoren te leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Gelet op het arrest van het EU Hof van Justitie van 29 april 2011 inzake (C61/1 ], r.o. 34) kan enkel tot inbewaringstelling kan worden besloten indien tenuitvoerlegging van het terugkeerbes lu it - door middel van verwijdering - in gevaar dreigt te komen door het gedrag van betrokkene, hetgeen per geval moet worden beoordeeld. Aan de maatregel van bewaring zijn in casu geen persoonlijke omstandigheden ten grondslag gelegd, maar enke) door verweerder als algemeen geldend beschouwde conclusies. Daar staat tegenover dat appellant bij zijn staandehouding zijn (verlopen) Turkse paspoort aan de politie heeft overhandigd en tijdens het gehoor heeft verklaard op het adres van zijn zwager, te verblijven en over voldoende geld te beschikken om een ticket naar Turkije te kunnen betalen. Ajdus heeft hij (impliciet) te kennen gegeven zelf terug te willen naar Turkije. Dat wordt bevestigd door het feit dat zijn zwager voor hem een vliegticket naar Turkije heeft gekocht voor 30 september 2011, en de zwager op' 3 oktober 2011 denürus van appellant en een vliegticket voor 7 oktober 2011 naar het detentiecentrum Zaandam heeft gebracht Nu verweerder voorts op de hoogte was van het adres waar appellant in Nederland voorafgaand aan zijn inbewaringstelling verbleef, bestond geen grond om aan te nemen dat appellant do voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure zou ontwijken of belemmeren. GRIEF n De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met een lichter middel dan bewaring niet kan worden volstaan. Toelichting Uit het bepaalde in de artikelen 6 en 8 van de richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 15, eerste lid, aanhef, van de richtlijn, volgt dat, alvorens tot bewaring kan worden overgegaan, onderzocht dient te worden of een minder dwingende maatregel dan bewaring doeltreffend kan worden toegepast om de verwijdering van een illegaal verblijvende vreemdeling te verzekeren. Uit de uitspraak van uw Afdeling van 28 april 2ÛÏ1 ( /1/V3) volgt dat met betrekking tot de toepassing van minder dwingende maatregelen verweerder geen beoordelingsvrijheid is toegekend, maar wel enige beoordelingsruimte, en de toetsing door de rechter in zoverre enigszins terughoudend dient te zijn. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte marginaal getoetst of een lichter middel was geïndiceerd. Appellant is van mening dat, gelet op hetgeen in de toelichting op grief 1 is aangevoerd, de rechtbank had moeten oordelen dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling konden worden toegepast. Appellant stelt zich in dit verband subsidiair op het standpunt dat de inbewaringstelling had moeten worden opgeheven nadat, op 28 september 2011, door zijn gemachtigde aan de arrestanten wacht te kennen was gegeven dat appellant gezondheidsklachten heeft. Door de gemachtigde is verzocht appellam door een arts te laten onderzoeken, maar dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden.

10 ij-iu-11 il. JU " UfUJUdlJOU ray. j GRIEF UI De rechtbank heeft voorts ten onrechte geoordeeld dat door verweerder voldoende voortvarend is gehandeld. Toelichting Appellant is op 7 oktober 2011 geheel op eigen gelegenheid, zij het vanuit vreemdelingen bewaring, vertrokken naar Turkije. Hij heeft immers gereisd op door hem overgelegde identiteitsdocumenten, en met een vliegticket dat door zijn zwager heeft gekocht. Verweerder hoeft dus helemaal niets gedaan» laat staan voortvarend gehandeld. Gelet op het feit dat appellant in het bezit was van een verlopen paspoort, had verweerder zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee dagen na de inbewaringstelling, moeten onderzoeken of voor appellant een vlucht naar Turkije kon worden geboekt. GRIEF IV De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen grond is voor het oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vw 2000, dan wel bij afweging van allo daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. Toelichting Gelet op het voorgaande moet geoordeeld worden dat de inbewaringstelling onrechtmatig is. GRIEF V De rechtbank heeft het beroep ten onrechte ongegrond verklaard, heeft ten onrechte het verzoek om schadevergoeding afgewezen en heeft ten onrechte geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Toelichting Gelet op het voorgaande is appellant van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. CONCLUSIE De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven. Appellant verzoekt u op grond van het bovenstaande het hoger beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van7 oktober 2011, met kenmerk AWB 11/31406 te vernietigen en, alsnog recht doende, het beroep gegrond te verklaren en de minister te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten, subsidiair de zaak terug te wijzen naar de rechtbjßkt R. Heringa 3-