vanstate /1/V3 Datum uitspraak: 7 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3 Datum uitspraak: 7 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 11 mei 2012 in zaak nr. 12/13254 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

2 /1/V3 2 7 juni Procesverloop Bij besluit van 25 maart 2012 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 11 mei 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de minister daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 16 mei 2012, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De vreemdeling heeft bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 mei 2012, een nader stuk ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V3 3 7 juni Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; " wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Vonk ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 7 juni Verzonden: 7 juni 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 6/ ;4.5 FAX :40 FAX Advocatenkantoor Roethof ra rtnrt, 0005/0018 vreemdelingenbewaring ig U uu^uw «, uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 12/13254 uitspraak van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep vrijheidsontnemende maatregel In de zaak tussen, V-nummer vreemdeling (gemachtigde: mr, M.R, Roethof). en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder (gemachtigde: mr. J.F. Huising). Procesverloop Bij kennisgeving van 20 april 2012 heeft verweerder de rechtbank op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet (Vw) 2000 bericht dat de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Hierdoor wordt de'vreemdeling geacht tegen de oplegging van deze maatregel beroep te hebben ingesteld. Het beroep behelst tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 mei De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Overwegingen 1 De vreemdeling heeft gesteld te zya geboren op en de Nederlandse nationaliteit té hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 25 maart 2012 waarbij de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. 2 Verweerder heeft de vreemdeling krachtens artikel 59» eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet (Vw) 2000 ia het belang van de openbare orde in bewaring gesteld omdat, er een risico bestaat dat betrokkene zich aan het toezicht zal onttrekkea Verweerder heeft zich daartoe gebaseerd op de volgende gronden. De vreemdeling is Nederland niet op de voorgeschreven wijze binnengekomen en heeft zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken, heeft zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vreemdelmgenbesluit (Vb) 2000 gehouden, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. 3 De vreemdeling stelt zich op het standpunt dat de maatregel onrechtmatig is en heeft aangevoerd dat hij voldoende heeft aangetoond Nederlander te zyn. 4 Verweerder heeft hetgeen is aangevoerd gemotiveerd weersproken.

5 16/ :46 FAX J Advocatenkantoor Roethof llr/ :41 FAï vreemdelingenbewaring IttJUlfUO/ Uuui zaaknummer: AWB 12/ De rechtbank overweegt dat de vreemdeling zich in eerste instantie heelt uhaegeven voor *» die zijn neef of broer zou zijn. Thans stcît hij te zijn. In de in kopie overgelegde stukken ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om van de Nederlandse nationaliteit van _ uit te gaan. In 2006 is aan deze persoon geen Nederlands paspoort afgegeven, omdat twijfel bestond over zijn Nederlanderschap. De overgelegde stukken bevatten bovendien Reen foto, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de vreemdeling daadwerkelijk Is. De twijfel die bestaat over de nationaliteit (en identiteit) van de vreemdeling bestaat derhalve nog immer zodat kan niet worden geoordeeld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd en onrechtmatig voortduurt 6 Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. i Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6 16/ ;47 FAX ,1/ :41 FAX Advocatenkantoor Roethof 0007/0018 vreemdelingenbewaring I UUU4/UUIM zaaknummer. AWB 12/ Beslissing De rechtbank *s-gravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. CJ.H. Kcrstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van drs. F J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is ïn het openbaar uitgesproken op ïl mei ' Afschrift verzonden aan partijen op: MEI 2ÖÏ? Rechtsmiddel Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus lal 13,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie.' wwwjaadvanstate.nl)

7 16/ >43 FAX, ADVOCATENKANTOOR ROETHOF CORRESPONDENTIEADRES: POSTBUS AJ ARNHEM KANTOORADRES: HEEMSKERCKSTRAAT ZE ARNHEM TEL.: FAX :026-37O45 9O info@roechof-advocatcn.nl RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR. IQI AAN: \ /.J BEHANDELD DO: 1 6 MEI 2012 msooz PAR: Advocatenkantoor 0001/0018 ADVOCATEN: MR. M.R (MAX) ROETHOF MR. MJ.R, (MACHTELD) ROETHOF MR. ORS. M.R. (RONALD) ROETHOF TEVENS MEDISCH ADVISEUR/ARTS PER FAX (en oosti De Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus BC DEN HAAG MR. S.R. (SANNE) VAN LAAR MR. B. A.(BENTE) JACOBS CHEF DE BUREAU L.R. DORAN M BETREFT : UW REF. DATUM : /IND Hoger beroep 16 mei 2012 Edelgrootachtbare heer / vrouwe, Hierbij zend ik u per fax en in tweevoud per post namens cliënt, de heer vreemdelingenbewaring verblijvende in het Detentiecentrum te Zaandam, een hogerberoepschrift met de daarin genoemde twee producties. i, in Ik verzoek u mij van het verloop van de procedure op de hoogte te houden. Hoogachtend, de dw., M.R.(Max) Roethof CA. VJ*. i.o. S.A. Stel (secr.) bijlagen als voormeld BTWNH. NL B01 * MAATSCHAP ADVOCATENKANTOOR ROETHOF KVKNR urr n«*,- rv»t IM VOORKOMEND GEVAL DOOR QNZ6 DEROEPSAANSPRAKELUKHEIOSVERŒKERJNG WORDT UITGEKEERD.

8 16/ ;43 FAX Advocatenkantoor Roethof 0002/0018 ADVOCATENKANTOOR ROETHOF PER FAX (en posfl De Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus BC DEN HAAG RAAD VAN STATE INGEKOMEN 1 6 MEI 2012 ZAAKNR. AAN: BEHANDELD DD: PAR: Geeft eerbiedig te kennen: geboren op te Suriname, wonende te., thans in vreemdelingenbewaring verblijvende in het Detentiecentrum Zaandam, te dezer zake woonplaats kiezende te Arnhem aan de Heemskerckstraat 2 (correspondentieadres: Postbus 30363,6803 AJ Arnhem) ten kantore van de advocaat mr. M.R. Roethof, die door verzoeker bepaaldelijk is gevolmachtigd namens hem hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak d.d. 11 mei 2012 van de Rechtbank Den Haag, waarbij het beroep tegen de op hem toegepaste maatregel van bewaring ongegrond is verklaard (productie 1). Verweerder in deze is de MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL, gevestigd te Den Haag. Verzoeker kan zich met deze beslissing en de gronden waarop de beslissing rust, niet verenigen. Vanaf zijn staandehouding en de daarop volgende aanhouding heeft verzoeker zijn juiste namen en geboortedatum, alsmede zijn nationaliteit verstrekt. Gegevens van zijn jongere broer, geboren, bevonden zich in de rugtas van zijn broer, die verzoeker bij zich had. Verzoeker heeft voor de openbare behandeling van het beroep bij brief d.d. 3 mei 2012 zowel de rechtbank als verweerder bescheiden doen toekomen, waaruit naar zijn mening genoegzaam blijkt dat hij degene is die hij zegt te zijn en waaruit opgemaakt kan worden dat hij evenals zijn broer de Nederlandse nationaliteit bezit en ten onrechte aan maatregelen wordt onderworpen die slechts aan vreemdelingen mogen worden opgelegd (productie 2). Daar verzoeker genoegzaam bescheiden ter onderbouwing van zijn standpunt heeft overgelegd, had verweerder niet kunnen volstaan met een (blote) ontkenning, alhans had de rechtbank verweerder zijn stelling middels bescheiden moeten laten staven. Blijkens artikel 4 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt de mindejarige vreemdeling, die door een Nederlander wordt erkend, Nederlander. Verzoeker heeft zijn geboorteakte overgelegd, alsmede een uittreksel uit het register van erkenningen, waaruit blijkt dat hij op 15 oktober 2001 door zijn vader, die het Nederlanderschap bezit, is erkend. Verzoeker was toen minderjarig. Naar de mening van verzoeker heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het Nederlanderschap bezit. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen en op grond daarvan, althans mede op,grond daarvan beslist dat verzoeker zich in eerste instantie voor heeft uitgegeven. Pagina I van 2 1

9 16/ ;44 FAX Advocatenkantoor Roethof 0003/0018 ADVOCATENKANTOOR ROETHOF Uit de in eerste instantie en in hoger beroep overgelegde bescheiden blijkt overduidelijk dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen en beslist onvoldoende aanleiding te zien om van de Nederlandse nationaliteit van verzoeker uit te gaan. Waaruit de rechtbank de wetenschap alhans het bewijs heeft geput dat aan deze persoon in 2006 geen Nederlands paspoort is afgegeven omdat twijfel bestond over zijn Nederlanderschap, blijkt niet uit de gedingstukken. Verzoeker heeft dit nimmer gesteld en voor zover verzoeker zich kan herinneren, verweerder ook niet. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen en geoordeeld dat nog immer twijfel bestaat over de nationaliteit (en identiteit) van de vreemdeling zodat niet kan niet worden geoordeeld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd en onrechtmatig voortduurt. Ten onrechte heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen grond voor het toekennen van schadevergoeding bevonden. Daargelaten dat de stelling dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling van verzoeker vordert, omdat het risico bestaat dat hij zich aan toezicht zal onttrekken, niet op feiten is gebaseerd, ontkent verzoeker zich aan toezicht te onttrekken. Verzoeker woont immers sinds zijn vestiging in 2002 in Amsterdam, heeft eeen partner en twee minderjarige kinderen. Het is ook in strijd met de waarheid dat verzoeker niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. Hoewel verzoeker als Nederlander daartoe niet gehouden was, heeft hij zich bij zijn vestiging in Nederland bij het Vreemdelingenloket gemeld alwaar toen zijn Nederlands paspoort werd ingenomen. REDENEN waarom verzoeker zich tot de Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak wendt met het eerbiedig verzoek de uitspraak van de rechtbank Den Haag, verzonden op 11 mei 2012, zaaknummer AWB 12/13254 te vernietigen en opnieuw te beslissen het beroep gegrond te verklaren, verweerder te veroordelen in de proceskosten met toekenning van schadevergoeding aan verzoeker voor de ten onrechte ondergane vreemdelingenbewaring. Hetwelk doende, etc. Arnhem, 16 mei 2012 ////Y\/1 ' /' /ivjfrr^coethof / Producties: 1. Uitspraak d.d. 11 mei Schrijven d.d. 3 mei 2012 met bijlagen. Pagina 2 van 2 2