Katholieke Hogeschool Limburg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Katholieke Hogeschool Limburg"

Transcriptie

1 Katholieke Hogeschool Limburg Departement lerarenopleiding - leraar secundair onderwijs groep 1 Oude Luikerbaan Hasselt - (011) fax: (011) VLEERMUIZEN OP KERKZOLDERS IN MIDDEN-LIMBURG Scriptie aangeboden tot het behalen van het diploma van leraar secundair onderwijs groep 1 door: Wout Willems Promotor: Dr. M. Asperges Afdeling: Lichamelijke Opvoeding Optie: Biologie Academiejaar:

2 Woord vooraf In het maken van dit eindwerk werd zowel door mij als door een aantal andere mensen enorm veel tijd, moeite en inzet gestoken, zowel tijdens het veldwerk en de verwerking van de gegevens als tijdens het uitwerken van het didactisch gedeelte. Ik denk dat het resultaat best gezien mag worden. Ik zou dan ook dolgraag mijn oprechte dank willen betuigen aan alle mensen die op een of andere manier hebben meegeholpen aan het tot stand komen van deze scriptie: Dr. M. Asperges, mijn promotor, voor de vakkundige begeleiding; De familie Brys waar ik gedurende het onderzoek mocht logeren, en dan in het bijzonder de heer Rik Brys, die vrijwel elke kerkzolder mee bezocht heeft; De heren L. Crévecoeur, B. Vanderlee en J. Stevens en de overige medewerkers van het Groene Huis te Bokrijk voor de begeleiding tijdens de uitbouw van het didactisch gedeelte, voor de verspreidingskaartjes en voor het mogen publiceren van een artikel in het LIKONA-jaarboek; De Zoogdierenwerkgroep van de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming en haar leden voor medewerking tijdens het onderzoek en het uitlenen van materiaal; De heren A. Lefèvre en S. Verkem van de Vleermuizenwerkgroep voor het doorgeven van gegevens, materiaal en tips; De heer M. Van De Sijpe voor het bezorgen van sonogrammen; De Zoogdierenwerkgroep van LIKONA; De heer R. Jacobs van de Kerkuilenwerkgroep; De heer F. Jansen voor het maken van foto s; Alle verantwoordelijken van kerkgebouwen die toestemming verleenden om de zolder van hun kerk te mogen betreden; Alle anderen die rechtstreeks of onrechtstreeks aan dit werk hebben bijgedragen. 3

3 Inhoudsopgave WOORD VOORAF... 2 INHOUDSOPGAVE... 4 DEEL 1: ALGEMENE INLEIDING SYSTEMATIEK EN EVOLUTIE DE BOUW VAN EEN INHEEMSE VLEERMUIS FABELS EN WAARHEDEN ROND VLEERMUIZEN HET ECHOLOCATIESYSTEEM VOEDING LEVENSCYCLUS VLEERMUIZEN IN VLAANDEREN De waargenomen soorten Korte soortbesprekingen BEDREIGINGEN BESCHERMING Wettelijk statuut Andere beschermingsmaatregelen ONDERZOEK NAAR VLEERMUIZEN Inleiding Wintertellingen Bat-detectoronderzoek Het zoeken van kolonies Het tellen van uitvliegende dieren Zolderonderzoek DEEL 2: ONDERZOEK MOTIEVEN, DOEL EN METHODE BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN OP KERKZOLDERS: RESULTATEN Algemeen Aanwezigheid van levende vleermuizen Vondsten van dode vleermuizen Aanwezigheid van prooidierresten Aanwezigheid van fecaliën Korte soortbesprekingen De Laatvlieger Eptesicus serotinus (Schreber, 1774) De Grootoorvleermuis Plecotus auritus (Linnaeus, 1758) en de Grijze Grootoorvleermuis Plecotus austriacus (Fisher, 1829) De Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus (Schreber, 1774) en de Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii (Keyserling & Blasius, 1839) ONDERZOEK NAAR FACTOREN DIE HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN OP KERKZOLDERS BEÏNVLOEDEN: RESULTATEN Inleiding De invloeden van biotische factoren Invloed van vogels op de toren De invloed van vogels op het schip De invloed van vogels in het algemeen De invloed van duiven (Columba livia) De invloed van kerkuilen (Tyto alba) De invloed van kauwen (Corvus monedula) De invloed van zoogdieren De invloeden van abiotische factoren

4 4.3.1 De invloed van het bouwmateriaal De invloed van plankjes tegen de pannen De invloed van de kleur van de dakbedekking De invloed van de zoldergrootte De invloed van het licht Nabeschouwing SAMENVATTING DEEL 3: DIDACTISCH GEDEELTE LITERATUURLIJST... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGEN... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. 5

5 Deel 1: Algemene inleiding 6

6 Vleermuizen zijn voor vele mensen nog vaak dieren die geassocieerd worden met heksen, vampiers en andere nachtelijke creaturen. Steevast duikt ook het beeld op van de kerktoren waarrond zwermen vleermuizen fladderen. In werkelijkheid komen vleermuizen wel voor op kerken, maar zijn het kleine, schattige en vooral nuttige diertjes. 1 SYSTEMATIEK EN EVOLUTIE Over het ontstaan van vleermuizen is slechts weinig geweten. Dit ligt vooral aan het feit dat er weinig fossielen van bewaard zijn. Wegens de geringe grootte, de tengere lichaamsbouw, het leven in de lucht en het voorkomen in tropische streken is de vleermuis een van de gewervelden die zeer weinig kans hebben om in een fossilisatieproces te belanden. De oudst bekende fossiele vleermuis, gekend als Icaronycteris, dateert uit het vroeg Eoceen (ca miljoen jaar geleden) en is afkomstig uit Wyoming. Deze vleermuis vertoonde al vrijwel alle kenmerken van de hedendaagse vleermuizen, wat betekent dat we voor het ontstaan van de vleermuizen waarschijnlijk nog veel verder in de tijd moeten teruggaan. Vermoed wordt dat de vleermuizen ontstaan zijn uit kleine boombewonende zoogdieren, die net als de huidige vliegende eekhoorns, vliegende suikereekhoorns en vliegende katten van boom tot boom konden zweven door middel van huidplooien die als een soort parachute werkten. Gaandeweg verlengden de vingers van de zwevers, zodat de huidplooi tussen de steeds langer wordende vingers meer en meer evolueerde naar een vlieghuid, die actief vliegen mogelijk maakte: voor de eerste maal werd het luchtruim door zoogdieren veroverd. Dat de meeste vleermuizen s nachts vliegen is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan de overheersing door de vogels. Op het moment dat de eerste vliegende zoogdieren ontstonden, waren vogels al geruime tijd in staat om te vliegen, en in dat opzicht vormden zij veel te sterke concurrenten voor kleine, insectenetende vliegende zoogdieren. Insectenetende vogels waren echter vooral dagdieren, zodat de s nachts massaal rondvliegende insecten zomaar voor het grijpen waren voor de nachtactieve zoogdieren. Doordat men al vliegende in staat is meer insecten te vangen dan zwevend, evolueerden de kleine zwevende zoogdieren naar actief vliegende zoogdieren door middel van natuurlijke selectie. Op die manier veroverden de vleermuizen hun eigen ecologische niche en konden overleven. In de systematiek nemen de vleermuizen een aparte plaats in. In de 16 de eeuw situeerde Konrad Gesner in het boek Historia Animalium de vleermuis ergens tussen de muis en de vogel in. Linnaeus publiceerde in 1758 de tiende editie van zijn Systema Naturae. De 7 soorten vleermuizen die hij toen kende plaatste hij enerzijds goed en anderzijds totaal verkeerd. Het was juist om de vleermuizen in de klasse van de zoogdieren (Mammalia) in te delen; een dat feit was toen al 7

7 algemeen bekend was onder natuurvorsers. Vleermuizen vertonen immers alle kenmerken van zoogdieren. Het zijn gewervelde dieren met rood bloed, een dubbele, volledig gescheiden bloedsomloop, een ademhaling die met behulp van longen verloopt en een constant geregelde lichaamstemperatuur, die onafhankelijk is van de omgevingstemperatuur (uitgezonderd in winterslaap). Het wijfje brengt de jongen levend ter wereld in plaats van eieren te leggen. Na de geboorte worden de jongen geruime tijd gezoogd met melk van het moederdier. Vaak worden vleermuizen verward met vogels. Nochtans zijn er uiterlijk enkele duidelijke verschillen: vleermuizen zijn uitgerust met een vlieghuid, bezitten een harige vacht, oren en een gebit met tanden. Vogels daarentegen zijn bedekt met veren en bezitten een tandeloze snavel maar geen oorschelpen. Vleermuizen zijn dus volstrekt geen vogels: het zijn de enige vliegende zoogdieren. Tot zover had Linnaeus gelijk. Zijn grote fout was echter dat hij de vleermuizen, samen met de mensen en enkele primaten, rekende tot de orde van de primaten. Later werd deze vergissing recht gezet. De vleermuizen worden momenteel gerekend tot de Chiroptera (letterlijk: handvleugeligen), een aparte orde met een kleine duizend soorten. Deze orde splitst zich in twee onderordes, met name de Megachiroptera en Microchiroptera (mogelijk betreft het hier zelfs twee totaal verschillende ordes). Tot de Megachiroptera behoren de (voornamelijk) grote tropische en subtropische soorten van Afrika, Azië en Oceanië, in totaal een 175-tal soorten. De meeste van deze vleermuizen zijn beter bekend onder de naam vliegende hond, vleerhond of kalong. De Megachiroptera kenmerken zich vooral door hun grote ogen (waarmee ze zich oriënteren), vaak bonte kleuren en kragen en door het eten van vruchten of stuifmeel. Echolocatie komt (op een uitzondering na) niet voor. Omdat deze vleermuizen niet in onze streken voorkomen, worden ze hier niet verder besproken. De Microchiroptera zijn vrijwel allemaal vrij kleine vleermuizen die op alle continenten voorkomen, uitgezonderd op Antarctica en in de poolstreken. De Microchiroptera vormt een zeer gevarieerde orde met een groot aantal families en ongeveer 825 soorten. De meeste van deze vleermuizen zijn insecteneters en zij oriënteren zich s nachts door middel van een ultrasoon echolocatiesysteem. Al onze inheemse vleermuizen behoren tot de Microchiroptera, meer bepaald tot de familie van de Gladneuzen (Vespertilionidae) en de Hoefijzerneuzen (Rhinolophidae). 8

8 2 DE BOUW VAN EEN INHEEMSE VLEERMUIS Vleermuizen zijn gebouwd om te vliegen (Figuur 1). Zoals de meeste vogels (en vroeger de pterosauriërs) hebben zij een kiel op het borstbeen, waar de grote vliegspieren zich kunnen aanhechten. Voor de vorming van de vleugels zijn de vingerkootjes, met uitzondering van die van de duim, enorm uitgerokken. vingers duim dactylopatagium propatagium opperarm onderarm oor plagiopatagium tragus uropatagium achterpoot staart Figuur 1: de bouw van een vleermuis Tussen deze kootjes bevindt zich een vlieghuid (patagium). De vijfde vinger ( pink ) is eveneens door middel van een vlieghuid verbonden met de achterpoot. Tussen de achterpoten en de staart hangt (bij de meeste soorten) een staartvlieghuid (uropatagium), die als roer dienst doet tijdens het vliegen en als rem bij de landing. De vlieghuid is soepel en bevat een netwerk van kleine bloedvaten. Ze speelt niet alleen een rol bij het vliegen, maar ook bij het vergaren van voedsel (zie verder). 9

9 Het bezit van een vlieghuid op zich is niet voldoende om te kunnen vliegen. Als men de vleugel op doorsnede bekijkt, bemerkt men dat deze een asymmetrische vorm heeft, die vergelijkbaar is met de doorsnede van een vliegtuigvleugel. Als de vleermuis vliegt, zal de lucht die over de bovenzijde van de vleugel stroomt trager stromen dan de lucht aan de onderzijde van de vleugel. Als gevolg hiervan zal de opwaartse druk (lift) groter zijn dan de neerwaartse druk, en kan de zwaartekracht overwonnen worden. De stuwkracht waarmee de vleermuis zich voorwaarts kan verplaatsen wordt opgewekt door het neerwaarts slaan van de klauw vleugelvlieghuid. De achterpoten van een vleermuis zijn in het kniegewricht naar boven en buitenwaarts gedraaid, en de achterpoot en klauwen zijn naar achter gericht. De achterpoten kunnen gebruikt worden om te kruipen (samen met de duimen), maar zijn voornamelijk bedoelt om zich aan wanden vast te kunnen hechten. Een ingenieus blokkeersysteem (Figuur 2) zorgt ervoor dat de vleermuis aan de klauwtjes kan blijven hangen zonder dat dit hem energie kost. Zelfs dode vleermuizen kunnen zo blijven hangen. teenkootje retinaculum spiertje Figuur 2: teen van een vleermuis 3 FABELS EN WAARHEDEN ROND VLEERMUIZEN Door zijn verborgen nachtelijke en onbekende leefwijze is de vleermuis lang het onderwerp geweest voor verhalen, legenden en bijgeloof allerhande over de gehele wereld. Vaak werden vleermuizen ook in verband gebracht met heksen, de duivel of ander onheil. Ook nu hebben nog steeds zeer veel mensen angst voor vleermuizen, zij het dan eerder voor de angstaanjagende verschijning. Ik beperk mij hier tot het vermelden van bijgeloof en misvattingen over vleermuizen die in ons land het meest verspreid zijn. Vleermuizen vliegen in je haar en blijven daar in kleven of raken er in verstrikt. Vleermuizen kunnen in het donker uitstekend zien dank zij hun echolocatiesysteem, dat ervoor zorgt dat zij alle obstakels tijdig kunnen ontwijken. Vleermuizen zijn in staat om recht op je af te vliegen en op de laatste moment een grillige bocht te maken. Ze zullen echter nooit zomaar in of door je haar vliegen, tenzij je ze misschien in het nauw drijft zodat ze wel vlak boven je hoofd zullen moeten wegvliegen. Vleermuizen knagen aan hout en maken nesten. Vleermuizen zijn insecteneters en geen knaagdieren. Ze maken gebruik van bestaande spleten en gaten, maar zullen nooit knagen. Vleermuizen brengen ook geen nestmateriaal binnen. 10

10 Vleermuizen zijn zo angstaanjagend dat ze boze geesten de schrik op het lijf jagen. Voor dit bijgeloof werden nog niet zo lang geleden vleermuizen op stal- en schuurdeuren genageld. Gelukkig is dit gebruik nu (zo goed als) verleden tijd. Vampiers bestaan echt en zuigen bloed. Vampiervleermuizen bestaan echt en leven van bloed. Alleen zijn het niet de monsters ter grootte van een volwassen man die s nachts jonge meisjes in de hals bijt om vervolgens hun bloed op te zuigen. Nee, echte vampiers zijn kleine vleermuizen (9 cm). Deze diertjes vliegen s nachts rond op zoek naar grotere dieren. Eens zo n dier gevonden gaat een vampier met zijn vlijmscherpe snij- en hoektandjes een klein stukje huid wegbijten zodat er enkele druppels bloed verschijnen. Vervolgens worden die druppeltjes dan van de ondiepe wond gelikt (niet gezogen!). Op zich is dit volstrekt onschadelijk. Het gevaar voor secundaire infecties of overdracht van ziektekiemen zoals bijvoorbeeld rabiës is echter niet denkbeeldig. Schrik voor vampiers is evenwel niet aan ons besteed: de diertjes komen enkel voor in tropisch en subtropisch Amerika. 4 HET ECHOLOCATIESYSTEEM Dat onze inheemse vleermuizen zo goed in het donker kunnen zien danken ze zeker niet aan hun geweldige ogen. Met die twee kleine, weinig ontwikkelde speldenknopjes kunnen ze wel enige verschillen opmerken in helderheid en vormen, maar kleuren zien is niet aan hen besteed. Zien door middel van ogen impliceert dat er een minimum hoeveelheid licht beschikbaar moet zijn om de omgeving te kunnen waarnemen. Vleermuizen bleken echter in staat te zijn om rond te kunnen vliegen in volledig duistere kamers, grotten, ondergrondse gangenstelsels en zo meer. Jarenlang is het voor de wetenschap een raadsel geweest hoe deze dieren in staat waren om obstakels te vermijden terwijl ze in de duisternis vlogen. Oorspronkelijk dacht men dat vleermuizen een extra zintuig hadden gekregen. In de 18de eeuw deden wetenschappers pogingen om dit mysterie te ontsluieren. De Italiaan Lazaro Spallanzani spande draden in zijn verduisterde laboratorium, waarna hij er verschillende behandelde vleermuizen in liet rondvliegen. Hij merkte dat de door hem blind gemaakte vleermuizen geen probleem hadden om de draden te ontwijken. Vleermuizen met dichtgestopte oren daarentegen waren niet in staat om ook maar het minste obstakel uit de weg te gaan. Als besluit van dit onderzoek werd geformuleerd dat vleermuizen zich in het donker konden oriënteren door middel van hun oren. De juiste verklaring van hoe dit precies mogelijk was werd voor het eerst opgeworpen door de Engelsman Hartridge, die vermoedde dat vleermuizen hun omgeving konden waarnemen op grond van de echo s van geluiden die zij zelf konden uitzenden. Pas tijdens de tweede wereldoorlog, toen de techniek ver genoeg gevorderd was, ontdekten de Nederlander Dijkgraaf en de Amerikaan Griffin onafhankelijk van elkaar hoe het echolocatiesysteem van vleermuizen werkte. 11

11 Vleermuizen zenden ultrasone signalen uit, waarna ze de echo terug opvangen met hun oren om zo een beeld te kunnen vormen van de hen omringende objecten. Het auditief beeld dat ze zo krijgen van hun omgeving doet mogelijk weinig onder voor het visueel beeld dat andere zoogdieren overdag of in de schemering krijgen. Een grootoorvleermuis blijkt bijvoorbeeld in staat om s nachts zonder problemen al vliegend insecten van de boombladeren te plukken. Het uitstoten van ultrasone geluiden gebeurt bij de gladneuzen (Vespertilionidae) via de mond, wat impliceert dat deze vleermuizen steeds met open mond moeten vliegen. Een uitzondering hierop vormen de twee grootoorvleermuissoorten (geslacht Plecotus), die in staat zijn om geluiden via de neus te produceren. Dit laatste is normaal voor de hoefijzerneuzen (familie Rhinolophidae), de andere vleermuizenfamilie die in ons land voorkomt. Figuur 3: het echolocatiesysteem van de vleermuis Om zeker te zijn dat het uitgestoten signaal en de opgevangen echo elkaar niet overlappen gebruiken gladneuzen zeer korte pulsen, want het is onmogelijk om op hetzelfde moment te zenden en te ontvangen. Deze vleermuizen kunnen hun afstand tot vaste (of bewegende) objecten bepalen aan de hand van het tijdsverschil tussen het uitgestoten geluid en de opgevangen echo (zie Figuur 3). De richting van het object kan vastgesteld worden door het verschil van aankomsttijd van de echo tussen het linker- en rechteroor van de vleermuis. Ook de intensiteit en de frequentie van de echo zijn van belang. Het echolocatiesysteem van de hoefijzerneuzen verschilt iets van dat van de gladneuzen, maar wordt hier niet verder besproken omdat hoefijzerneuzen in Vlaanderen (zo goed als) uitgestorven zijn. 12

12 5 VOEDING Alle in Europa voorkomende vleermuizen zijn aangewezen op klein dierlijk voedsel, zijnde voornamelijk insecten, spinnen en andere geleedpotigen zoals miljoenpoten, schorpioenen etc. Er bestaan tussen de verschillende prooidiersoorten echter enorm veel verschillen, en dat is ook het geval bij de verschillende vleermuizensoorten. Iedere vleermuis heeft een eigen niche: watervleermuizen jagen op muggen en andere insecten die vlak boven het wateroppervlak vliegen, rosse vleermuizen jagen boven open terreinen op grote, snelvliegende prooien, grootoorvleermuizen jagen tussen bomen en boomkruinen, dwergvleermuizen jagen langs bosranden, in tuinen enzovoort. Vleermuizen verschillen qua voeding van soort tot soort in foerageerlocatie, tijdstip en manier van voedsel vergaren, prooidierkeuze en hoeveelheid voedsel. Omdat zowel vliegen als het gebruik van een echolocatiesysteem een geweldige hoeveelheid energie vragen, moeten vleermuizen elke nacht een enorm aantal insecten consumeren, gemiddeld een 30 tot 50% van het eigen lichaamsgewicht. Bij zogende vrouwtjes kan dit zelfs oplopen tot meer dan het gewicht van het eigen lichaam per nacht. Er bestaan vleermuizen die 600 muggen per uur kunnen verorberen. Op plaatsen waar vleermuizenpopulaties om één of ander reden werden gereduceerd, kunnen soms grote aantallen fruitvliegen of andere plagen ontstaan. De prooidieren - meestal vliegende insecten - worden met behulp van het echolocatiesysteem opgespoord. Het slachtoffertje belandt in volle vlucht in de als een vangscherm opengehouden staartvlieghuid. Daaruit wordt het dan bliksemsnel naar binnen gewerkt, want zolang er gegeten wordt kan er niet aan echo-oriëntatie gedaan worden. Hiervoor is de vleermuis uitgerust met een gebit van uiterst kleine, puntige en vlijmscherpe tandjes. Een andere vangstmogelijkheid is dat het insectje in de vleugelvlieghuid opgevangen wordt en in de staartvlieghuid wordt geslagen. Vanaf dan wordt weer het eerste scenario gevolgd. Grote delen zonder voedingswaarde zoals keverschilden en (nacht)vlindervleugels worden vaak afgebeten en vallen dan op de grond. Een relatief grote prooi kan eventueel meegenomen worden naar een rustplaats of dagverblijf om daar verorberd te worden. Drinken doen vleermuizen al vliegend, door vlak over het wateroppervlak te scheren en met hun bek water op te scheppen. Sommige vleermuizensoorten halen voldoende vocht uit hun voedsel om niet te hoeven drinken. 6 LEVENSCYCLUS Voor onze inheemse vleermuizen is de aanwezigheid van prooidieren van cruciaal belang. Naarmate de winter echter nadert, gaat deze voedselbron stilaan verdwijnen. Bovendien dalen de temperaturen dan, terwijl warmbloedige dieren als vleermuizen op die moment juist meer energie nodig hebben. De meeste 13

13 vogels lossen dit probleem op door weg te trekken naar het zuiden en daar te overwinteren in warmere streken. Voor onze vleermuizen is dit niet het geval. Zij kozen voor een alternatieve oplossing, namelijk een winterslaap. In het najaar, wanneer het aantal insecten begint terug te lopen, leggen de vleermuizen een vetreserve aan. Zij verplaatsen zich dan stilaan naar hun overwinteringsplaats. Voor cultuurvolgers zoals de dwergvleermuis en de laatvlieger zijn rustige zolders, spouwmuren of eventueel een boomholte hiervoor geschikt. Dendrofiele soorten zoals de rosse vleermuis vinden hun gading gewoonlijk in een holle boom. Troglofiele soorten, en dat zijn verreweg de meeste soorten, stellen heel wat meer eisen aan hun overwinteringsplaats. Deze moet, om echt geschikt te zijn, aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: 1. Er moet een min of meer constante temperatuur heersen tussen 0 en 10 C 2. De luchtvochtigheid moet voldoende hoog zijn. Is dit niet het geval, dan bestaat de kans dat de vleermuis uitdroogt (wegens het zeer grote verdampingsoppervlak van de vlieghuid). 3. Er moet een relatieve rust heersen, zodat de vleermuis niet te veel verstoord wordt (hier wordt later nog uitgebreider op ingegaan). De bekendste objecten die aan deze voorwaarden kunnen voldoen zijn natuurlijke grotten. In Vlaanderen zijn die jammer genoeg schaars, zodat de vleermuizen zich moeten zien te redden met soortgelijke overwinteringsplaatsen. De meest gebruikte hibernacula zijn ijskelders, kelders, bunkers en oude forten en mergelgroeven. Als een vleermuis in winterslaap gaat houdt dat in dat de vitale levensprocessen tot een minimum worden herleid. De stofwisseling verloopt in een sterk vertraagd tempo, de lichaamstemperatuur daalt van C vrijwel tot die van de omgeving, de ademhaling vertraagt en de hartslag valt terug van enkele honderden keren tot zo n 5 à 20 maal per minuut. Ook de functies van het zenuwstelsel zijn afgezwakt. Deze lethargische slaap wordt ongeveer om de twintig dagen door de vleermuis zelf onderbroken, daartoe aangezet door inwendig verlopende ritmische processen of door veranderingen in de omgeving. Op die moment controleert de vleermuis of de klimatologische omgevingsomstandigheden nog optimaal zijn, zo niet zal hij verhuizen naar een geschiktere locatie. Tijdens die onderbreking kan de vleermuis zich poetsen, drinken, rondvliegen en eventueel paren. De voortplantingscyclus verloopt bij de vleermuizen anders dan bij de andere zoogdieren. Vanaf eind augustus vindt paarvorming plaats. Deze paartijd loopt door tijdens de winterslaap. Deze paringen leiden echter niet direct tot bevruchting, omdat er nog geen rijpe eicellen aanwezig zijn. Het sperma van het mannetje wordt in de geslachtsorganen van het wijfje bewaard en gevoed tijdens de winterslaap. Pas in het voorjaar vindt dan de bevruchting plaats. Dit mechanisme van uitgestelde bevruchting verhindert dat er jongen zouden geboren worden tijdens de winterslaap, wat een vrijwel zekere dood voor de pasgeborenen tot gevolg zou hebben. Ook de moedervleermuizen zouden het dan moeilijk krijgen om de winter door te komen zonder extra voedsel. 14

14 Meestal komt er bij de ovulatie van de vrouwelijke vleermuis maar één eicel vrij. Vleermuizen krijgen gewoonlijk dan ook maar een jong per jaar. De zwangere wijfjes verplaatsen zich naar hun zomerverblijf en verzamelen zich daar in kraamkolonies. De jongen worden dan na een draagtijd van vier tot acht weken ter wereld gebracht in een kraamkamer. Dit is een redelijk droge, warme schuilplaats, waarin geen mannetjes worden toegelaten. Tijdens de geboorte hangt de moeder met de kop naar boven. De staartvlieghuid doet dan dienst als vangscherm. De jongen worden kaal, blind en (meestal) in stuitligging geboren; de navelstreng wordt afgebeten. Het jong klampt zich de eerste weken overdag aan de moeder vast en kan zo gezoogd worden; het wijfje kan op die manier zelfs met het jong rondvliegen. Als s nachts de moeders foerageren, blijven de jongen achter in de kraamkamer. Bij terugkomst kan de moedervleermuis haar eigen jong terugvinden aan de hand van de geur en vooral het geluid van de kleine vleermuis. De moedervleermuizen leren de jongen vliegen, zodat ze na een zestal weken zelfstandig op insectenjacht kunnen gaan. De mannetjes zijn geslachtsrijp in hun eerste jaar, de wijfjes gewoonlijk pas in hun tweede. Zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen moeten, net als de winterverblijfplaatsen, aan bepaalde voorwaarden voldoen. Alleszins moet de verblijfplaats in de nabijheid van een geschikt voedselgebied liggen. Vleermuizen verkiezen dan liefst hooggelegen, drogere plaatsen waar predators moeilijk bij kunnen. De vleermuizen zelf zijn hiervoor ook aangepast door middel van een zeer platte lichaamsbouw, waardoor ze kunnen wegkruipen in ongelooflijk kleine ruimten en smalle spleten. Een opening van 1 cm² is meer dan genoeg om als doorgang voor een kolonie dwergvleermuizen te kunnen dienen. Naargelang de voorkeur voor bepaalde zomerverblijfplaatsen kunnen we de vleermuizen in 3 grote groepen delen: Vleermuizen met een voorkeur voor holle bomen. Typische soorten zijn hier de rosse vleermuis, watervleermuis en franjestaart. Vleermuizen met een voorkeur voor gebouwen. Met gebouwen wordt hier niet enkel forten en bunkers bedoeld, maar ook gewone huizen, kerken, fabrieken etc. Kenmerkende soorten zijn onder andere de dwergvleermuis, laatvlieger en ingekorven vleermuis. Vleermuizen die zowel in bomen als gebouwen verblijven (soms bestaat er wel een voorkeur). Vertegenwoordigers van deze groep zijn de grootoorvleermuis, baardvleermuis en ruige dwergvleermuis. Overdag zijn de vleermuizen op deze verblijfplaatsen terug te vinden. Als de schemering intreedt verlaten de vleermuizen één voor één hun slaapplaats om op insecten te jagen. Het precieze tijdstip van uitvliegen is soortafhankelijk. De rosse vleermuis (ook vroegvlieger genoemd) vliegt uit als het nog nauwelijks schemert; hij wordt daardoor vaak als een zwaluw aanzien. De laatvlieger daarentegen zal zijn rustplaats pas verlaten wanneer het zo goed als donker is. Geruime tijd voor zonsopgang fladderen de vleermuizen terug naar hun dagverblijf. Een aantal soorten vertoont dan zwermgedrag, wat wil zeggen dat de vleermuizen nog geruime tijd (meestal in groep) rond de invliegopening blijven vliegen, waarna ze een voor een naar binnen kruipen. 15

15 7 VLEERMUIZEN IN VLAANDEREN 7.1 De waargenomen soorten In Vlaanderen zijn er momenteel een 19-tal soorten vleermuizen waargenomen. Deze soorten zijn de volgende: Familie Rhinolophidae - hoefijzerneuzen: Rhinolophus ferrumequinum (Schreber, 1774) - grote hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros (Bechstein, 1800) - kleine hoefijzerneus Familie Vespertilionidae - gladneuzen: Myotis mystacinus (Kuhl, 1817) - baardvleermuis Myotis brandtii (Eversmann, 1845) - brandts vleermuis Myotis daubentonii (Kuhl, 1817) - watervleermuis Myotis nattereri (Kuhl, 1817) - franjestaart Myotis emarginatus (Geoffroy, 1806) - ingekorven vleermuis Myotis dasycneme (Boie, 1825) - meervleermuis Myotis bechsteinii (Kuhl, 1817) - bechsteins vleermuis Myotis myotis (Borkhausen, 1797) - vale vleermuis Plecotus auritus (Linnaeus, 1758) - (gewone) grootoorvleermuis Plecotus austriacus (Fischer, 1829) - grijze grootoorvleermuis Pipistrellus pipistrellus (Schreber, 1774) - (gewone) dwergvleermuis Pipistrellus nathusii (Keyserling & Blasius, 1839) - ruige dwergvleermuis Eptesicus serotinus (Schreber, 1774) - laatvlieger Vespertilio murinus Linnaeus, tweekleurige vleermuis Nyctalus noctula (Schreber, 1774) - rosse vleermuis Nyctalus leisleri (Kuhl, 1817) - bosvleermuis Barbastella barbastellus (Schreber, 1774) - mopsvleermuis Bij deze lijst moet wel vermeld worden dat sommige soorten in Vlaanderen ondertussen uitgestorven of zo goed als verdwenen zijn. Wel kan er incidenteel nog eens een zwervend exemplaar waargenomen worden. Andere soorten kunnen eerder bestempeld werden als toevallige bezoekers, omdat hun eigenlijke verspreidingsareaal niet in Vlaanderen gelegen is. In de praktijk kan men een 12 tot 15-tal soorten met regelmaat in het veld aantreffen. 7.2 Korte soortbesprekingen Rhinolophus ferrumequinum (Schreber, 1774) - grote hoefijzerneus, en Rhinolophus hipposideros (Bechstein, 1800) - kleine hoefijzerneus 16

16 Deze twee soorten onderscheiden zich van de rest van de inheemse vleermuizen door het bezit van een merkwaardig hoefijzervormig neusaanhangsel, dat hen in staat stelt om de ultrasone geluiden uit te stoten via de neus in plaats van via de mond. Hoefijzerneuzen voldoen aan het beeld dat de meeste mensen hebben van een vleermuis: zij hangen namelijk steeds vrij aan de zoldering. Tijdens de winterslaap vouwen zij de vleugels rond het lichaam en beperken op die manier het warmteverlies. Verwarring tussen de twee op het eerste zicht zeer gelijkende soorten is vrijwel onmogelijk: de grote hoefijzerneus meet ongeveer 6 à 7 cm, de kleine hoefijzerneus is het kleine broertje met een lengte van gemiddeld slechts een 4,5 cm. Van de grote hoefijzerneus zijn er sinds 1965 slechts 3 waarnemingen uit Vlaanderen bekend. De laatste (en enige van de laatste 15 jaar) betrof een groepje van 12 exemplaren in Zuid-Limburg in Met de kleine hoefijzerneus is niet veel beter gesteld: voor de jaren 70 was de soort een vrij gewone verschijning in Zuid-Limburg. Ook in de rest van Vlaanderen kwam deze vleermuis toen voor, maar boven de lijn Samber-Maas was ze nergens echt talrijk. Momenteel wordt de soort in Vlaanderen als uitgestorven beschouwd, hoewel er zich niet zo ver over de Waalse grens nog een relictpopulatie bevindt. Myotis mystacinus (Kuhl, 1817) - baardvleermuis en Myotis brandtii (Eversmann, 1845) - brandts vleermuis Deze twee soorten lijken enorm hard op elkaar: zij kunnen slechts aan de hand van de schedel met zekerheid onderscheiden worden. In het veld worden zij meestal als een complex aanzien, aangeduid als de baardvleermuizen (Myotis mystacinus/brandtii). Het zijn vrij kleine vleermuizen met een donkere snuit en een puntige tragus. De buikzijde is, zoals bij vrijwel alle soorten van het geslacht Myotis, lichter dan de rugzijde. s Zomers kunnen ze zowel in bomen als op rustige zolders aangetroffen worden, in de winter kruipen ze weg in forten, bunkers, mergelgroeven en dergelijke, waar zij vrij koudebestendige soorten blijken te zijn. Myotis daubentonii (Kuhl, 1817) - watervleermuis De watervleermuis is een vrij algemene vleermuis, die zowat overal in Vlaanderen gevonden kan worden. De soort kenmerkt zich vooral door zijn jachttechniek: de vleermuis vliegt vlak boven het wateroppervlak van vijver, beek of meer en schept daar rondvliegende insecten weg. Dit is onder andere mogelijk door zijn grote achterpoten, waarmee hij prooien kan harken. Die poten vormen, samen met zijn doorgaans rozige snuit en lichte buikvacht, dat de soort in winterslaap redelijk gemakkelijk te herkennen valt. De zomerverblijfplaats bevindt zich meestal in een holle boom, in de winter kiest de watervleermuis voor kelders, groeven, forten etc. Myotis nattereri (Kuhl, 1817) - franjestaart 17

17 Deze soort lijkt erg op de watervleermuis, maar onderscheidt zich daarvan door de extreem witte buikzijde, de langere, min of meer doorschijnende oren en de langere tragus. Zijn naam heeft hij te danken aan de fijne haartjes waarmee de achterrand van de staartvlieghuid bezet is. Over de biologie van de franjestaart is weinig met zekerheid geweten. Onlangs werd in de provincie Antwerpen de eerste zomerkolonie in een holle boom gevonden. s Winters kan de franjestaart op dezelfde overwinteringsplaatsen gevonden worden als de watervleermuis. Op gegevens van wintertellingen afgaande is het aantal franjestaarten de laatste jaren sterk toegenomen; over de zomerpopulaties is weinig bekend. Myotis emarginatus (Geoffroy, 1806) - ingekorven vleermuis Ingekorven vleermuizen zijn vrij gemakkelijk te herkennen. De buikvacht is okergeel gekleurd en de vacht lijkt zeer warrig door het grote aantal dicht opeengepakte lange driekleurige haren. De soort heeft een typische insnijding halverwege de oorschelp waar hij zijn naam aan te danken heeft. De ingekorven vleermuis is een zeldzame en ernstig bedreigde vleermuis, waarvan de kraamkolonies voornamelijk aangetroffen kunnen worden op zolders van kerken, kastelen, abdijen en boerderijen. Myotis dasycneme (Boie, 1825) - meervleermuis De meervleermuis kan min of meer als het grote broertje van de watervleermuis aanzien worden. Qua uitzicht verschillen deze twee soorten weinig, behalve dan dat de meervleermuis ongeveer de helft groter is. Ook in jachttechniek is er weinig verschil: de meervleermuis harkt eveneens insecten weg boven het wateroppervlak, maar dan wel zo n twintig centimeter hoger dan de watervleermuis, en tegen een hogere snelheid. Kolonies van de meervleermuis bevinden zich vrijwel uitsluitend in gebouwen. De meervleermuis bereikt bij ons de zuidelijke grens van haar verspreidingsgebied en is bijgevolg weinig algemeen (slechts enkele overwinteraars); kolonies in Vlaanderen zijn wel mogelijk maar voorlopig zijn die nog niet gevonden. Myotis bechsteinii (Kuhl, 1817) - bechsteins vleermuis Deze soort valt onmiddellijk op door zijn grote oren met donkere uiteinden, die in grootte alleen maar overtroffen worden door de beide grootoorvleermuizen. De bechsteins vleermuis is een typische bosbewoner. Het is in Vlaanderen een zeer zeldzame vleermuis, die nooit echt algemeen geweest is. Myotis myotis (Borkhausen, 1797) - vale vleermuis De vale vleermuis is onze grootste inheemse vleermuis, die te herkennen is aan het grote formaat, de vrij grote oren en de dikke kegelvormige snuit. Deze soort jaagt vooral op grote insecten zoals mest- en meikevers. Van de vale vleermuis zijn de laatste jaren slechts enkele incidentele overwinteraars aangetroffen in Vlaanderen. 18

18 Plecotus auritus (Linnaeus, 1758) - (gewone) grootoorvleermuis Plecotus austriacus (Fischer, 1829) - grijze grootoorvleermuis Deze twee soorten onderscheiden zich van de rest van de inheemse vleermuizen door hun ongelooflijk lange oren: zij vormen ongeveer een derde van de totale lichaamslengte. Door deze grote oren kunnen zij enorm nauwkeurig werken met hun echolocatiesysteem. Een ander gevolg daarvan is dat grootoorvleermuizen veel minder hard geluidspulsen moeten uitzenden dan andere vleermuizen. De gewone en grijze grootoorvleermuis lijken uiterlijk zeer fel op elkaar. De voornaamste verschillen zijn de vachtkleur, de lengte van de duim en de kleur van de tragus, hoewel deze verschillen geen 100% uitsluitsel geven over de soort. Een uitgebreidere bespreking van deze twee soorten is te vinden bij de resultaten van het onderzoek. Pipistrellus pipistrellus (Schreber, 1774) - (gewone) dwergvleermuis De dwergvleermuis is onze kleinste Europese vleermuizensoort. Buiten het kleine formaat is hij te herkennen aan de bruine vachtkleur, die op de buikzijde slechts iets lichter is dan op de rug, aan de donkere snuit en oren en aan de kleine tragus. De dwergvleermuis is tevens onze meest algemene vleermuis, die dankbaar gebruik maakt van menselijke bouwwerken om zowel s zomers als s winters in te verblijven. Voor meer informatie over deze soort wordt verwezen naar de resultaten van het uitgevoerde onderzoek. Pipistrellus nathusii (Keyserling & Blasius, 1839) - ruige dwergvleermuis De ruige dwergvleermuis lijkt uiterlijk zeer sterk op voorgaande soort, maar onderscheidt zich daarvan door het gemiddeld iets grotere formaat. Het belangrijkste verschil is te vinden in de lengtes van de derde en de vijfde vinger. Deze vleermuis verkiest over het algemeen een meer bosachtig biotoop dan de gewone dwergvleermuis. Ook voor deze soort wordt voor meer informatie verwezen naar de resultaten van het uitgevoerde onderzoek. Eptesicus serotinus (Schreber, 1774) - laatvlieger De laatvlieger is een vrij grote, forse vleermuis met een zwartachtige snuit en dito oren. De rugvacht is donkerbruin, de buikvacht okergeel. De staart steekt een klein stukje (5-8 mm) uit de staartvlieghuid uit. De soort verblijft tijdens de zomer en in de winter voornamelijk in moeilijk bereikbare plaatsen (zoals bijvoorbeeld spouwmuren). Laatvliegers overwinteren ook wel in grotten en forten en dergelijke, maar in veel mindere mate dan bijvoorbeeld de meeste soorten van het genus Myotis. Deze soort wordt nog uitgebreider besproken bij de resultaten van het gedane onderzoek. Vespertilio murinus Linnaeus, tweekleurige vleermuis 19

19 De tweekleurige vleermuis is, evenals de laatvlieger waar hij wat op lijkt, vrij groot en fors gebouwd. Zijn rugvacht is donkerder dan die van de laatvlieger, en heeft goudkleurige haarpuntjes. De tweekleurige vleermuis komt in Europa voornamelijk in het noorden voor, maar zeer uitzonderlijk durft er wel eens een exemplaar tot in Vlaanderen geraken. Nyctalus noctula (Schreber, 1774) - rosse vleermuis Van grootte is de rosse vleermuis vergelijkbaar met de laatvlieger, waarmee hij verder geenszins te verwarren is. Zoals zijn naam al zegt bezit dit dier een opvallende rosbruine pels. Snuit en oren zijn donker gekleurd. De rosse vleermuis is een uitgesproken boombewoner, die slechts zeer uitzonderlijk in gebouwen zal aangetroffen worden. In vlucht is deze soort zelfs op zicht te onderscheiden van de laatvlieger door de langere, smalle vleugels die verraden dat hij een snelheidsvlieger is. De rosse vleermuis komt nog vrij algemeen voor maar wordt bedreigd door het verdwijnen van holle bomen. Nyctalus leisleri (Kuhl, 1817) - bosvleermuis De bosvleermuis lijkt sterk op een kleine versie van de rosse vleermuis met een bruine vacht. Hij kan meestal aangetroffen worden in grote loofbossen. Er bestaan wel meldingen van deze soort in Vlaanderen, maar hij werd er nog nooit met zekerheid aangetroffen. Barbastella barbastellus (Schreber, 1774) - mopsvleermuis De mopsvleermuis (of dwarsoor) is niet te verwarren met enige andere Europese vleermuizensoort. De brede, zwarte en naar voor gerichte oren raken elkaar op het midden van de kop. De mopsvleermuis bezit een zwarte vacht die door witte haarpunten geaccentueerd wordt. Deze soort was vroeger vrij algemeen in Vlaanderen, maar is daar nu zo goed als uitgestorven (slechts een 2 à 3 waarnemingen de laatste tien jaar). 8 BEDREIGINGEN Een groot aantal van de hierboven vermelde inheemse soorten zijn alles behalve algemeen. Sommige zijn zeer zeldzaam, terwijl andere (in Vlaanderen) al uitgestorven zijn. Sinds 1940 zijn in alle Westeuropese landen veel soorten spectaculair achteruit gegaan. De oorzaak van die terugval is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan een veelheid van factoren: Het gebruik van insectenbestrijdingsmiddelen De pesticiden die door de land- en tuinbouw worden gebruikt, eisen hun tol bij de vleermuizen, omdat deze diertjes de besmette insecten bij honderden consumeren. 20

20 Op zolders worden vaak houtconserveringsproducten gebruikt, die giftige stoffen bevatten. Vleermuizen zijn hier extra gevoelig aan omdat zij via hun naakte vlieghuid in rechtstreeks contact komen met het behandelde hout. Het verdwijnen van geschikte verblijfplaatsen Het gaat hier in de eerste plaats om de winterverblijfplaatsen: groeven, grotten, forten en dergelijke worden vaak gebruikt voor recreatieve doeleinden (o.a. door speleologen en jeugdbewegingen), wat verstoring van de vleermuizen tot gevolg heeft. In veel gevallen worden deze plaatsen ook afgesloten of gebruikt als stortplaats, en op een aantal plaatsen worden groeven op grote schaal afgegraven. Ook in de zomer krijgen de vleermuizen het niet gemakkelijk: oude gebouwen worden gerestaureerd of gerenoveerd, en holle of dode bomen worden nog steeds veel te intensief gekapt De lage voortplantingssnelheid van vleermuizen In tegenstelling tot de meeste andere kleine zoogdieren zoals bijvoorbeeld muizen, krijgen vleermuizen jaarlijks slechts één jong (uitzonderlijk twee). Dit houdt in dat, eens dat een bestaande kraamkolonie wordt vernietigd of om een andere reden verdwijnt, het vele jaren kan duren vooraleer de populatie terug haar oorspronkelijke omvang bereikt. Veranderingen in het landschap Iedere vleermuizensoort heeft zijn eigen voorkeur voor een bepaald type landschap. Sommige soorten jagen langs bosranden, andere soorten verkiezen bijvoorbeeld halfopen landschappen, begroeide oevers of oude boomgaarden. Veranderingen in het landschap (door onder meer schaalvergroting en intensivering van de landbouw en toenemende bebouwing) brengen ook veranderingen mee voor het voorkomen van de verschillende soorten vleermuizen. Het is overigens niet alleen de jachtplaats die belangrijk is: vleermuizen verplaatsen zich naar hun jachtplaats volgens een vaste route, waarbij kleine landschapselementen of lineaire structuren als bomenrijen, lanen, holle wegen of heggen onmisbare herkenningspunten zijn. Bij het plots verdwijnen van deze oriëntatiepunten gaan de vleermuizen geïsoleerd worden van hun versnipperde foerageerterreinen. Veranderde landbouwmethodes Buiten de eerder vermelde intensivering en schaalvergroting heeft ook de vermesting zijn invloed op de vleermuizenpopulaties. De achteruitgang van een aantal grote insectensoorten zoals meikevers, te wijten aan de vermesting, heeft op zijn beurt hoogstwaarschijnlijk geleid tot de achteruitgang van net die vleermuizensoorten die op die grote prooidieren aangewezen waren. 21

21 9 BESCHERMING 9.1 Wettelijk statuut Precies omdat vleermuizen zo kwetsbaar zijn, zijn ze bij wet beschermd: Het Koninklijk Besluit van 22 september 1980 en de wijzigingen daarop (3), dat werd genomen in uitvoering van de Natuurbehoudswet van 1973, regelt de bescherming van een aantal inheemse zoogdiersoorten. Binnen het Vlaamse gewest genieten alle vleermuizen volledige bescherming, dit wil zeggen dat het ten allen tijde en om het even waar verboden is: deze diersoorten te bejagen, te vangen om ze in gevangenschap te houden of te doden, ongeacht hun ontwikkelingsstadium; de woon- of schuilplaatsen van deze diersoorten te beschadigen of met opzet te verstoren; deze diersoorten, levend of dood, onder welke vorm ook te vervoeren, te verhandelen, of kosteloos of tegen betaling af te staan. Een aantal vleermuizen staat ook op de Rode Lijst van de zoogdieren in Vlaanderen: Onder categorie 1 (ernstig bedreigd) vallen volgende soorten: Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) Bechsteins vleermuis (Myotis bechsteinii) Vale vleermuis (Myotis myotis) Bosvleermuis (Nyctalus leisleri) Categorie 2 (bedreigd) behelst volgende soorten: Brandts vleermuis (Myotis brandtii) Meervleermuis (Myotis dasycneme) Grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus) Tot categorie 3 (vermoedelijk bedreigd) behoren volgende soorten: Baardvleermuis (Myotis mystacinus) Franjestaart (Myotis nattereri) Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) 9.2 Andere beschermingsmaatregelen Wettelijke bescherming alleen is niet voldoende als we van onze inheemse vleermuizensoorten levensvatbare populaties willen behouden. Hier speelt de vrijwillige inzet van natuurliefhebbers een grote rol, vooral voor het behouden en ontwikkelen van goede verblijfplaatsen. Een zeer belangrijk voorwaarde voor bescherming is het ontmythologiseren van vleermuizen. Nog steeds denken zeer veel mensen bij het woord vleermuis op de eerste plaats aan bloedzuigende monsters die in je haar verstrikt raken, in 22

22 plaats van aan onschuldige diertje die iedere nacht massa s schadelijke insecten verdelgen. Alle educatieve initiatieven die vleermuizen in een beter nachtlicht stellen zijn in dat opzicht positief te noemen. Buiten het verstrekken van informatie over vleermuizen kunnen er, vooral door vrijwilligers, nog tal van specifieke beschermingsmaatregelen voor vleermuizen getroffen worden. De voornaamste initiatieven worden hieronder vermeld. Het afsluiten en beschermen van winterverblijfplaatsen tegen menselijke bezoekers. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het ontoegankelijk maken van forten, grotten en mergelgroeven voor jeugdgroepen en andere recreanten. Voor forten volstaat het meestal de grote toegangspoort af te sluiten, omdat het fortgebouw voor de rest gewoonlijk door een brede gracht is omringd. Grotten en groeven kunnen afgesloten worden door middel van een traliewerk, waarin een toegangspoort (voor onder andere mensen die overwinterende vleermuizen tellen) verwerkt wordt. Dit heeft als voordeel dat de toegang, die voor menselijk indringers onmogelijk wordt, geen probleem vormt voor vleermuizen die met gemak tussen de spijlen door vliegen. Het inrichten van winterverblijfplaatsen Hierbij denk ik in de eerste plaats aan het geschikt maken van ijskelders. IJskelders zijn ondergrondse, eivormige bouwwerken die in vroegere tijden door (meestal) kasteeleigenaars gebruikt werden om ijs van een vijver of slotgracht in op te slaan tot de zomer. De belangrijkste uit te voeren werken om deze ijskelders in te richten als vleermuizenverblijfplaats zijn het verwijderen van afval, het stabiliseren van de temperatuur door (terug) een laag aarde over de ijskelder aan te brengen en door voldoende hang- en wegkruipmogelijkheden te voorzien. Het bevestigen van bijvoorbeeld holle bakstenen aan de wand of aan het plafond kan zelfs in forten gunstige gevolgen hebben voor het aantal overwinteraars. Ook andere objecten dan ijskelders kunnen aangepast worden voor vleermuizen: kelders, groeven, ruïnes, forten, bunkers, oude fabrieken, Het inrichten van zomerverblijfplaatsen Gebouwen waar vleermuizen s zomers verblijven of die in hoge mate daarvoor geschikt zijn kunnen vaak met een minimum aan moeite en materiaal zo ingericht worden dat ze als het ware mini-vleermuizenreservaten worden. Een eerste optie is het gebouw toegankelijk maken voor de vleermuizen. Mogelijkheden hiervoor zijn bijvoorbeeld het aanbrengen van speciale dakpannen of luiken met invliegopeningen, het aanbrengen van een invlieggat (type brievenbus ) in onder meer klokkentorens die met gaas afgespannen zijn, of een opening in of tussen bakstenen laten zodat de vleermuizen in spouwmuren kunnen kruipen. Uiteraard moet men er dan ook voor zorgen dat de spouwmuur niet volledig met isolatiemateriaal gevuld is. 23

23 In het gebouw zelf kunnen enkele aanpassingen voor vleermuizen van groot belang zijn. Het dichten van tochtgaten en het creëren van smalle spleten waar vleermuizen in kunnen kruipen zijn hier enkele voorbeelden van. Nog een mogelijkheid om gebouwen attractiever te maken is het vermijden van een aantal ongunstige factoren (geen toegang voor predators of duiven en dergelijke, geen menselijke verstoring, vermijden van toxische houtconserveringsproducten). Voor meer informatie over het inrichten van gebouwen voor vleermuizen wordt verwezen naar deel 2 ( Onderzoek ) van dit werk en naar de literatuur die daarin vermeld wordt. Een vleermuisvriendelijk bosbeheer Een groot aantal holle (loof)bomen biedt voor vleermuizen een uitgebreide keuze verblijfplaatsen. Wanneer men dus het kappen van oude en dode loofbomen met holen zoveel mogelijk vermijdt of uitstelt, zal het aantal potentiële schuilplaatsen voor vleermuizen stijgen. Ook de concurrentiedruk met onder andere veel holenbroedende vogelsoorten zal dan verminderd worden. Een grote afwisseling in de bestaande bosstructuur, door onder meer een grote variatie in de leeftijdsopbouw tussen en binnen verschillende bospercelen, open plekken, een gevarieerde struiklaag, kruidenrijke gradiëntvegetaties en gradaties in de kruindichtheid, creëert voor vleermuizen een rijk en afwisselend jachtterrein, waarin veel soorten hun gading vinden. Een selectief kapbeheer kan hier veel toe bijdragen. Een aangepaste landschapsinrichting Eerder werd reeds vermeld dat vleermuizen onder andere gebruik maken van lineaire elementen en oriëntatiepunten in het landschap om op hun foerageerterrein te geraken. De aanplant van bomenrijen of het laten begroeien 4van beekoevers en akkerranden zijn eenvoudige wijzigingen die het landschap vleermuisvriendelijker maken. Het ophangen van vleermuizenkasten De laatste jaren is het maken van vleermuizenkasten (Figuur 4) meer en meer in zwang. De gelijkenis met een klassiek nestkastje voor vogels gaat hier nauwelijks op. Vleermuizen zijn immers dieren die geen nest maken: we spreken dan ook over een vleermuizenkast in plaats van over een vleermuizennestkast. Een tweede groot verschil met een vogelnestkastje is de bezetting: hoewel vogels zoals mezen graag en veel gebruik maken van de houten timmerwerkjes, is dit voor vleermuizen veel minder het geval. Slechts een klein percentage van de vleermuizenkasten raakt bezet, en dan gewoonlijk slechts na een zeer lange periode. Hou ouder (en rotter) de kast, hoe meer kans er schijnt te zijn dat ze bewoond gaat worden door vleermuizen. Vleermuizen die Figuur 4: vleermuizenkast 24

24 gebruik maken van dergelijke kasten behoren vrijwel steeds tot de boombewonende soorten. Een vleermuizenkast hangt best men best in jonge bossen, die weinig natuurlijke boomholten bezitten, op enkele meters boven de grond (vooral om nieuwsgierige mensen de vleermuizen niet te laten verstoren). 10 ONDERZOEK NAAR VLEERMUIZEN 10.1 Inleiding Er zijn ontelbaar veel facetten die men bij vleermuizen kan onderzoeken. Als men echter naar het nut van de verschillende onderzoeken kijkt, dan blijkt dat het - met het oog op de bescherming van de vleermuizen - vooral interessant is om voor de verschillende soorten hun specifieke levenswijze en hun verspreiding na te gaan. Een aantal onderzoekstechnieken zijn enkel voor professionele onderzoekers weggelegd, maar het meeste werk dat gedaan wordt gebeurt nog steeds door vrijwilligers. De meest gebruikte onderzoekstechieken die door amateurs gebezigd worden, staan hieronder besproken Wintertellingen Een wintertelling houden betekent dat men tijdens de winterslaap de slapende vleermuizen gaat zoeken op die plaatsen waar men vermoedt de slapers aan te treffen: bunkers, kelders en ijskelders, forten, grotten en groeven zijn de meest onderzochte objecten. Omdat de vleermuizen tijdens hun slaap gewoonlijk vrij diep wegkruipen, is het belangrijk om in elk klein hoekje, achter elk haakje en in iedere voeg of barst te zoeken. Hoewel er tal van determinatiewerken bestaan, is meegaan met een ervaren teller de enige manier om een aantal soorten met zekerheid te leren onderscheiden Bat-detectoronderzoek Reeds eerder werd uitgelegd hoe vleermuizen hun omgeving kunnen waarnemen door middel van ultrasone geluiden. Deze geluiden zijn (nagenoeg) onhoorbaar voor mensen, maar kunnen door middel van een bat-detector (Figuur 5) wel omgezet worden naar een lagere frequentie, zodat deze geluiden wel binnen de menselijke gehoorgrens vallen en (gewoonlijk) hoorbaar zijn als een getik of geratel. Er bestaat een uitgebreid gamma van bat-detectors in alle soorten, maten en prijsklassen. Een breedbanddetector of een detector met time-expander bezitten bijvoorbeeld enkele technische snufjes die het mogelijk maken meer vleermuizen te ontdekken of om ze met vrij grote zekerheid tot op de soort te determineren. Voor een gewone amateur kosten deze detectors echter vrij veel geld. Andere 25

25 bat-detectors zijn misschien minder gesofisticeerd, maar zijn kwalitatief daarom niet slecht en ze verhinderen dat men zich een financiële aderlating moet laten welgevallen. De verschillende vleermuizensoorten kunnen met de bat-detector onderscheiden worden aan de hand van een aantal karakteristieken: 1. De frequentie van het uitgestoten geluid Deze ligt voor de inheemse vleermuizen tussen de 20 en 120 khz. Deze frequentie is af te lezen op de detector. Men kan dan verder het frequentiebereik en de piekfrequentie van de vleermuis gaan zoeken, die van soort tot soort verschilt. Wanneer men de detector afstelt op een bepaalde frequentie is het mogelijk gericht naar een aantal soorten te zoeken. Figuur 5: bat-detector 2. Het ritme van het uitgestoten geluid Het ritme waarmee de geluidspulsen elkaar opvolgen varieert per soort (1-50 tikken per seconde) en kan zowel regelmatig als onregelmatig zijn. 3. De geluidsklank Een klein beetje ervaring is nodig om de natte geluiden van de droge te onderscheiden. (Natte geluiden worden door sommige als spetterend of smakkend omschreven, en nog anderen vergelijken deze tikken met kokend frietvet). 4. De waarnemingsafstand Het volume waarmee vleermuizen hun geluidspulsen produceren verschilt van soort tot soort. Een logisch gevolg hiervan is dat soorten die hard roepen vanop een grotere afstand kunnen waargenomen worden dan zwakroepende soorten. Aan de hand van de maximale waarnemingsafstand kan men dus een aantal soorten van elkaar onderscheiden. Met bepaalde apparatuur is het mogelijk om de pulsen van een vleermuis weer te geven op sonogrammen, die van soort tot soort verschillen. Een voorbeeld van een dergelijk sonogram is te vinden in de bijlagen (Bijlage 1). Men kan tijdens bat-detectoronderzoek ook nog op een aantal andere kenmerken letten die de determinatie een grotere zekerheid verschaffen, zoals de biotoop, de hoogte en de snelheid van vliegen, het vliegpatroon, het tijdstip van waarnemen, eventueel zichtbare kenmerken, geluiden die met het blote oor waarneembaar zijn enzovoort Het zoeken van kolonies Doordat vleermuizen dagelijks gebruik maken van een vaste route naar ( s avonds) en van ( s morgens) de foerageerplaatsen, is het mogelijk om 26

26 kraamkolonies op te sporen door gedurende een aantal dagen bij stukjes en beetjes de vliegende vleermuizen te volgen tot aan hun verblijfplaats. Een aantal soorten vertoont ook zwermgedrag, wat betekent dat de vleermuizen s ochtends nog een tijdje rond de invliegopening zwermen alvorens naar binnen te kruipen. Dit zwermgedrag maakt de onderzoeker duidelijk dat hij zich vlak bij de kolonie bevindt Het tellen van uitvliegende dieren Deze methode wordt vooral gebruikt om aan aantalsonderzoek van vleermuizen te doen. Eens men weet waar zich een bepaalde kolonie bevindt en waarlangs de dieren s avonds de schuilplaats verlaten, kan men zich met verrekijker, batdetector en soms ook met nachtkijker op de uitkijk leggen. Op die manier kan men de grootte van een kolonie bepalen Zolderonderzoek Door systematisch de zolders van kerken, abdijen, kastelen en andere oude gebouwen te controleren op de aanwezigheid van vleermuizen, kan men vaak op een vrij snelle manier vleermuizenkolonies opsporen. Op dit onderwerp wordt hier niet dieper ingegaan omdat dit in het tweede deel van dit werk uitgebreid aan bod komt. 27

27 Deel 2: Onderzoek 28

28 1 MOTIEVEN, DOEL EN METHODE De bedoeling van deze studie is de verspreiding na te gaan van de inheemse vleermuizen in Midden-Limburg. Tevens wordt er bepaald naar welke standplaatsen en/of omgevingsomstandigheden op kerkzolders de voorkeur van vleermuizen uitgaat. Redenen voor dit onderzoek: Er is weinig bekend over het voorkomen en de verspreiding van vleermuizen in Midden-Limburg, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het zuiden en de Maaskant van de provincie, waar al geruime tijd gegevens over vleermuizen worden verzameld. Zowel qua wintertellingen (waar de mergelgroeven belangrijke hibernacula (winterverblijven) blijken te zijn) als qua zomeronderzoek (bat-detectoronderzoek, opsporen van zomerverblijven en kolonies) is men daar al veel verder gevorderd dan in Midden-Limburg. Momenteel is er aan de Universiteit Antwerpen een studie bezig rond het voorkomen, de verspreiding en de bedreiging van de vleermuizen in Vlaanderen, met als doel het opstellen van een soortenmonitoringsplan voor vleermuizen voor Vlaanderen. Deze studie kan hiervoor dan ook een bijdrage betekenen, temeer daar er weinig gegevens over Midden-Limburg beschikbaar zijn. In het jaar 2000 geeft de Zoogdierenwerkgroep van de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming de Atlas van de Vlaamse Zoogdieren uit, een uitgave die het vervolg moet zijn van de Verspreidingsatlas van de Vlaamse Zoogdieren Met dit doel zijn de leden van de Zoogdierenwerkgroep reeds enkele jaren bezig met het verzamelen van zoogdierwaarnemingen die sinds 1986 gedaan werden. In Midden-Limburg zijn er echter weinig mensen actief op het vlak van zoogdieren. Een betere kennis over de voorkeurs(zomer)verblijfplaatsen en - omstandigheden kan bijdragen tot het creëren van meer en betere plaatsen waar vleermuizen kunnen huizen, wat een betere bescherming van die dieren inhoudt. Deze kennis draagt onder andere bij tot een juistere interpretatie van gegevens voor andere onderzoeken. Als er meer en exactere gegevens bekend zijn over de verschillende onderzoeksmethodes rond vleermuizen, dan gaat de waarde van een onderzoek stijgen. In mijn vrije tijd ben ik vrij veel bezig met het bestuderen van vleermuizen (sinds mijn 12 jaar), waar ik dan ook een enorme interesse in vertoon. In die tijd heb ik de gelegenheid gehad om de nodige praktijkervaring op te doen die voor deze studie nodig is (o.a. herkennen en determineren van keutels of andere sporen, kunnen opsporen en juiste determinatie van eventueel aanwezige vleermuizen, gebruik van elektronische apparatuur zoals batdetector en GPS, etc.). 29

29 De methode die gebruikt werd voor deze studie was kerkzolderonderzoek. Van vleermuizen is geweten dat deze tijdens de zomer graag verblijven op droge, rustige en liefst hoger gelegen plaatsen zonder al te veel tocht. Een kerkzolder zou dus in veel gevallen een ideaal zomerverblijfoord kunnen zijn. In vele gevallen zijn er ook kraamkolonies bekend van vleermuizen die zich op kerkzolders bevinden. Als men aan kerkzolderonderzoek gaat doen, houdt dit in dat men in de toren en boven het schip van een kerk (tussen de gewelven en het dak) gaat zoeken naar sporen van vleermuizen. De mogelijke sporen die men hier kan aantreffen zijn: 1. fecaliën (keutels), 2. prooiresten (voornamelijk afgebeten vlindervleugels), 3. dode dieren, en 4. levende dieren. Het voordeel van dit soort onderzoek is vooral het feit dat men harde bewijzen heeft: aan de hand van de keutels kan men in veel gevallen bepalen welk vleermuisgeslacht er huist of huisde (in geval van oude keutels) op de zolder. Prooiresten geven minder zekerheid over de aanwezige soort. Bij de vondst van een levend individu kan men daarentegen - met enige kennis ter zake - de soort bepalen, wat uiteraard zeker geldt voor een (min of meer intact) dood gevonden exemplaar. Een ander voordeel is dat men op betrekkelijk korte tijd vrij veel gegevens kan verzamelen: het is mogelijk om meerdere kerken per dag te bezoeken. De redenen dat ik precies voor kerkzolderonderzoek heb gekozen zijn als volgt: 1. De mogelijkheid om in Midden-Limburg wintertellingen van vleermuizen te houden zijn vrijwel nihil, doordat er slechts zeer weinig geschikte overwinteringsplaatsen zijn - nagenoeg enkel bunkers en ijskelders - waar bovendien dan ook nog eens vrij weinig dieren overwinteren. Ter vergelijking: in de provincie Antwerpen bevinden zich bijvoorbeeld twee fortengordels; in sommige van deze forten kan men honderden vleermuizen vinden. Een groot aantal Limburgse hibernacula worden bovendien al geteld. 2. Nachtelijk onderzoek met een vleermuizendetector kan een schat aan gegevens opleveren. Jammer genoeg zijn vele soorten vrijwel nooit met zekerheid te determineren en men moet dan genoegen nemen met het bepalen van het geslacht. Andere soorten, met name de grootoorvleermuis (Plecotus auritus) en de grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus) hebben zo n zwakke roep dat deze slechts op zeer korte afstand te horen zijn (ter illustratie: op 10 juli 1997 werd in de St.-Hubertuskerk te Neerglabbeek een rondvliegende grijze grootoorvleermuis gevonden; deze was op de detector slechts te horen als de afstand minder dan 1m50 bedroeg). Omdat deze waarnemingen toch een waardevolle aanvulling kunnen zijn van het onderzoek (het betreft in vele gevallen soorten, zoals bijvoorbeeld de rosse vleermuis (Nyctalus noctula), die men nauwelijks of niet in kerken aantreft), heb ik een aantal waarnemingen van de laatste jaren opgezocht en ben ook een aantal nachten zelf met de detector het veld ingetrokken, zodat ik ook van die ontbrekende soorten een beeld kan geven. 30

30 3. Een alternatief voor het bezoeken van kerkzolders is het tellen van uitvliegende dieren met een bat-detector. Het voordeel is dat men dan een veel beter beeld heeft over het aantal vleermuizen dat zich daadwerkelijk in een gebouw (al dan niet een kerk) bevindt, omdat vleermuizen zich meestal op de meest onmogelijke plaatsen verstoppen. Bovendien hoeft men dan de koster of pastoor niet lastig te vallen, en bestaat er geen kans dat de dieren verstoord worden. Het nadeel van die methode is dat men maximaal 1 object per avond kan onderzoeken op uitvliegende vleermuizen, dat men dan ook nog eens moet weten waar de uitvliegopening zich precies bevindt (niet altijd eenvoudig te bepalen) en dat men bovendien nog vrij zeker moet zijn dat er zich ook daadwerkelijk vleermuizen in het gebouw bevinden. Daar komt dan nog eens bij dat de mogelijkheid bestaat dat (afhankelijk van de soort) de kolonie regelmatig van locatie kan veranderen Op een aantal kerkzolders bevinden (of bevonden) zich kerkuilen. Dit betekent dat in zeer vele gevallen ook braakballen worden gevonden, zowel oude als nieuwe. Wanneer deze braakballen uitgeplozen worden, kan men honderden resten van prooidieren vinden, wat, eens dat alle schedelfragmenten op naam gebracht zijn, tientallen nieuwe waarnemingen betekenen die onmiddellijk bruikbaar zijn voor de uit te komen Atlas van de Vlaamse Zoogdieren. Deze hebben zeker hun belang, aangezien Midden-Limburg niet alleen voor vleermuizen, maar ook voor overige zoogdieren een witte vlek op de kaart is. 1 DE WIJS W.J.R. Zoogdiermonitoring, een studie naar de haalbaarheid van een Meetnet Zoogdieren. Utrecht, VZZ; Wageningen, VLEN/SVO, 1994, p

31 2 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK Voor de start van het onderzoek werd eerst naar iedere kerk uit de regio die mogelijk bezocht kon worden een brief gestuurd met de vraag of het mogelijk was de kerkzolder te bezoeken, samen met een motivatie. In totaal werden daarvoor 73 aanvragen verstuurd naar al de kerken van de grondgebieden van Hasselt, Diepenbeek, Genk, Opglabbeek, As, Kinrooi, Meeuwen-Gruitrode, Bree, Bocholt en Maaseik. Een aantal van deze kerken kon om verscheidene redenen niet bezocht worden. In een groot aantal gevallen betrof het een moderne(re) kerk, waar geen zolder aanwezig is. Meestal is de toren dan ook niet meer dan een betonnen constructie. Deze kerken waren voor Hasselt de kerk van O.-L.-Vrouw der Armen, St.-Martinus, Heilig Kruis (Runkst), St.-Christoffel (Runkst), St.-Jan de Doper (Sint-Janswijk Kuringen) en de kerk van St.-Jozef (Tuilt Kuringen), voor Diepenbeek de kerk van de Koningin van de Vrede (Lutselus) 2, voor Genk de kerk van de H. Maria Goretti (Bokrijk), Maria, Moeder van de Kerk (Kolderbos), Maria Tenhemelopneming (Oud-Waterschei), O.-L.-Vrouw van Fatima (Bret) en St.-Albertus (Zwartberg), voor Opglabbeek de kerk van O.-L.-Vrouw der Kempen en St.-Jozef (Louwel), voor As de kerk van St.-Niklaas van Tolentijn (Niel bij As) en St.-Barbara (Terheide) en voor Maaseik de kerk van Neeroeteren (Waterloos) en St.-Donatus (Dorne, Opoeteren). Nog een aantal kerken kon helaas niet bezocht worden omdat de pastoor (of andere verantwoordelijke) dit te gevaarlijk vond (meestal wegens bouwvalligheid) of omdat de kerk in restauratie was. Dit waren de volgende kerken: de St.- Katharinakerk en St.-Gertrudiskerk (Kuringen) te Hasselt, de St.-Leonarduskerk te Kinrooi (Molenbeersel), de St.-Willibrorduskerk 3 (Reppel) te Bocholt en de St.- Jozefskerk (Voorshoven) te Neeroeteren. Tenslotte waren en nog een aantal kerken die door omstandigheden niet bezocht werden (zoals bijvoorbeeld pastoor in vakantie, ). Dit waren de kerk van St.- Hubertus (Runkst) te Hasselt, O.-L.-Vrouw van de Rozenkrans (Termien) te Genk, St.-Harlindis en Relindis (Ellikom) te Meeuwen-Gruitrode, St.-Trudo (Opitter) en O.-L.-Vrouw van het Heilig Hart (Gerdingen) te Bree en de kerk van St.-Catharina, St.-Laurentius (Wurfeld) en St.-Gertrudis (Heppeneert) te Maaseik. In totaal konden dus 41 kerkzolders wel bezocht worden. De data en uren van deze bezoeken, alsmede de namen van de onderzoekers zijn terug te vinden in bijlagen (Bijlage 2). Na een tweede contactname, indien mogelijk telefonisch, werd de kerkzolder en zo mogelijk de toren bezocht. Bijlage 3 toont twee foto s van een zolderbezoek. 2 In deze kerk bleken er toch een 30-tal vleermuizen te verblijven waarvan de grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austriacus) één soort is. Ook een tweede, kleinere soort is er aanwezig: in november 98 vloog er eentje in de kerk rond (Mededeling door Dr. M. Asperges, 4 december 1998). 3 Van deze kerk kon wel de toegangspoort van de 17 de eeuwse pastorij bezocht worden op 7 juli Hier werden keuteltjes gevonden van een dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus/nathusii) en werd een niet nader gedetermineerde vleermuis wegvliegend waargenomen. 32

32 De bouw van een schip is voor alle (traditionele) kerken nagenoeg hetzelfde (tekening zie Bijlage 4). Meestal moet eerst de trap naar het koor genomen worden, waarna deze iets verder gevolgd moet worden. Dan krijgt men gewoonlijk een opsplitsing: één trap gaat verder naar de toren, en één deur (al dan niet aanwezig) geeft toegang tot het schip. De vloer van de zolder bestaat meestal uit de bolvormige gewelven (die men vanuit de normale zitplaatsen in de kerk boven zich ziet), die op hun beurt bestaan uit een soort kalk die op of tussen dunne houten latjes werd gestreken. Op deze gewelven kan men (vrijwel) nooit staan; daarom liggen er op de meeste zolders loopbruggen, al of niet beveiligd met leuningen. Indien deze loopbruggetjes er niet zijn, moet men (uiterst voorzichtig!) van balk tot balk zien te geraken. Het dak steunt op een constructie van houten balken, die in een nok samenkomen. Deze constructie kan van kerk tot kerk vrij sterk verschillen. De toren van de kerk bezit gewoonlijk trappen in vrij goede staat tot en met de klokkentoren. Van daar moet men meestal verder klimmen op (vaak minder stabiele) houten ladders. Men kan dan van platform tot platform verder klimmen tot in de spits van de toren. Deze platformen verminderen in stevigheid en grootte naarmate men hoger komt; tegen de spits aan heeft men vaak niet meer dan een stuk plank. Wanneer naar vleermuizensporen werd gezocht, werd zowel op de zolder als op de toren gezocht. Om te vermijden dat er een vleermuis onopgemerkt weg zou kunnen vliegen, heb ik tijdens ieder bezoek een vleermuizendetector (Bat Box III) op mijn vest gehangen, ingesteld op 45kHz. Voor iedere kerk werd een apart potje met label gebruikt om keutels in op te bergen. Indien er een grote hoeveelheid keutels aanwezig was werd er een klein gedeelte van meegenomen dat representatief was voor de rest (dus zowel kleine als grote en verse als oude uitwerpselen). Indien de veiligheid dit toeliet heb ik ook gezocht naar levende vleermuizen tussen spleten en achter balken. Een klein spiegeltje was hierbij een dankbaar hulpmiddel. Tijdens het bezoek aan de kerkzolder werd niet alleen gekeken naar mogelijke sporen van vleermuizen, maar werden ook een aantal biotische en abiotische factoren opgenomen die een mogelijke invloed zouden kunnen hebben op het voorkomen van vleermuizen. Het betrof hier volgende factoren: 1. Het voorkomen van vogels Het betreft hier enkel dieren die zich binnen de muren van de toren of het schip zelf bevinden. Omdat toren en schip vaak gescheiden zijn, werd telkens genoteerd of er vogels op de toren, het schip of beide zaten. Daarbij werd ook telkens opgeschreven om welke soort vogel het ging, zodat er zou kunnen nagegaan worden of de aanwezigheid van vogels een invloed heeft op het voorkomen van vleermuizen, en zo ja, welke invloed dit op de verschillende vleermuizensoorten heeft. 2. Het voorkomen van zoogdieren Het gaat hier om de zoogdieren die mogelijk een invloed kunnen uitoefenen op de vleermuizenpopulatie: katten, marters e.d. die op de zolder of in de toren 33

33 verblijven, of daar ooit verbleven hebben en daardoor hun sporen daar hebben achtergelaten. 3. De aard van het bouwmateriaal Hiervoor werd voor elke kerk genoteerd uit welke materialen de kerkzolder en de toren bestaan. Vermoed wordt dat de aard van het bouwmateriaal niet alleen een invloed kan hebben op het voorkomen van vleermuizen in het algemeen, maar dat iedere vleermuizensoort op zich een voorkeur heeft voor een bepaald soort materiaal. 4. De kleur van de dakbedekking Het idee dat hierachter zit is dat een dakbedekking die donkerder gekleurd is een hogere temperatuur op de zolder tot gevolg zal hebben, wat mogelijk gunstiger is voor vleermuizen dan in geval van een lichter gekleurde dakbedekking. De temperatuur op de zolder zelf kan moeilijk gebruikt worden om de voorkeur van vleermuizen voor warme of koudere zolders te bepalen, omdat die temperatuur te sterk afhankelijk is van de buitentemperatuur. 5. De grootte van de zolder Net zoals bij de aard van het bouwmateriaal wordt vermoed dat bepaalde vleermuizensoorten een voorkeur hebben voor grotere zolders en andere soorten voor kleinere zolders. 6. De hoeveelheid licht Om de hoeveelheid licht te meten werd gebruik gemaakt van een relatieve lichtmeter, met name de voorpagina van een krant die men met gestrekte arm voor zich houdt. Naargelang hetgeen men kan lezen (naam krant, hoofdkop, kleine kop, kleine tekst) of zien (wel/geen krant) weet men dan ongeveer hoe licht het is op de zolder. De benamingen voor de hoeveelheid licht zijn als volgt: leesbaar: kleine tekst kleine kop grote kop naam krant krant niets benaming: zeer licht licht vrij licht vrij donker donker zeer donker 7. Plankjes tegen de dakbedekking Het is pas in de loop van het onderzoek zelf dat naar deze factor werd gekeken. Een aantal kerken bezat dergelijke plankjes, een aantal ook niet. Het viel mij op een gegeven moment op dat er blijkbaar meer keutels werden gevonden op kerkzolders die plankjes tegen de leien bezaten dan waar dit niet het geval was, zodat er vanaf dan ook genoteerd werd of er al dan niet zo n plankjes aanwezig waren. 34

34 3 ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN OP KERKZOLDERS: RESULTATEN. 3.1 Algemeen Wanneer alle gegevens naast elkaar gelegd worden, dan blijkt dat op 68,3% ofwel 28 van de 41 onderzochte kerken vleermuizen of sporen van vleermuizen gevonden werden (kaart 1, zie Bijlage 5). Dit was slechts in 17,6% van de 34 bezochte torens het geval. De 39 bezochte kerkschepen bleken voor vleermuizen meer geschikt: in 69,2% van de gevallen kon de (vroegere) aanwezigheid van vleermuizen vastgesteld worden. 3.2 Aanwezigheid van levende vleermuizen Levende vleermuizen werden in volgende kerken aangetroffen op volgende data: Kerk Plaats Datum Soort Wet. naam Aantal St.-Martinus Stevoort 17/07/ 97 Laatvlieger Eptesicus 1 serotinus St.-Martinus Kessenich 7/07/ 97 Grootoorvleermuis Plecotus auritus 1 St.-Martinus Meeuwen 7/07/ 97 Grootoorvleermuis sp. Plecotus sp. 1 St.-Hubertus Neerglabbeek 10/7/ 97 Grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus 1 St.-Michiel Bree 7/07/ 97 Grootoorvleermuis Plecotus auritus 2 (Voor de precieze bezoekuren en namen van de onderzoekers wordt verwezen naar de bijlagen.) De determinaties konden gebeuren op uitwendige kenmerken. De vleermuis die in de St.-Martinuskerk te Meeuwen werd gevonden werd enkel rondvliegend gezien en kon aldus niet met zekerheid tot op de soort bepaald worden, hoewel het volgens de waarnemers hoogstwaarschijnlijk om de gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) gaat. De grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus) die in de St.-Hubertuskerk werd gevonden, werd eveneens rondvliegend opgemerkt, maar deze kroop naderhand tussen 2 balken weg zodat de kenmerken duidelijk zichtbaar waren (donker masker, naar top toe donkerder wordende tragus, grijzige vacht). Bovendien gaf de lengte van de duim - gemeten met een schuifpasser - uitsluitsel over de soort. 3.3 Vondsten van dode vleermuizen In drie kerken werden verse dode exemplaren gevonden, nl.: 35

35 Kerk Plaats Datum Soort Wet. naam Aantal O.L.V. Visitatie Godsheide 15/07/ 97 Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 1 St.-Martinus Meeuwen 7/07/ 97 Grootoorvleermuis Plecotus auritus 1 St.-Laurentius Bocholt 7/07/ 97 Grootoorvleermuis Plecotus auritus 1 Bij deze doodvondsten dienen wel enkele opmerkingen gemaakt te worden: 1. De dwergvleermuis werd niet in de kerk zelf gevonden, maar wel tegen de buitengevel van het schip. 2. Bij de grootoorvleermuis die op de kerk van Meeuwen dood werd gevonden ontbrak de kop. Determinatie kon hier echter gebeuren aan de hand van de duimlengte en door de vachtkleur te vergelijken met de grootoorvleermuis die te Bocholt werd gevonden. 3. De grootoorvleermuis die op de kerk van Bocholt werd gevonden werd niet op de toren of het schip gevonden, maar wel naast de deurstijl van het orgelgedeelte, waar hij geklemd zat tussen (en rond) enkele elektriciteitsleidingen, wat de vermoedelijke doodsoorzaak is. In twee kerken werden ook vleermuizen gevonden die al geruime tijd dood waren: Kerk Plaats Datum Soort Wet. naam Aantal St.-Amandus Stokrooie 19/07/ 97 Grootoorvleermuis sp. Plecotus sp. 1 Heilig Hart (kerk) Rooierheide 16/07/ 97 Vleermuis sp. Chiroptera sp. 1 Te Stokrooie betrof het een zeer oud schedeltje van een juveniele grootoorvleermuis (Plecotus sp.). De precieze soort was niet te bepalen. Verdere uitleg hierover wordt gegeven bij de bespreking van de aparte soorten. Op het schip van de kerk van Rooierheide werden restanten van een skeletje van een vleermuis aangetroffen 4. Helaas was determinatie (zelfs tot op het geslacht) hier niet meer mogelijk. Wat alvast opvalt is het bijzonder kleine aantal (levende of dode) gevonden vleermuizen. Bovendien kon er in geen enkele kerk de aanwezigheid van een kolonie met zekerheid aangetoond worden (zie ook verder bij bespreking van vleermuizensporen). 3.4 Aanwezigheid van prooidierresten Afgebeten (nacht)vlindervleugels wijzen op het voorkomen van grotere, trager vliegende vleermuizensoorten 5. Zij nemen de gevangen prooi vaak mee naar een 4 Rooierheide is zeer dicht gelegen bij het natuurreservaat Dautenwijers te Diepenbeek. Bij een avondlijke excursie werden daar recent 15 laatvliegers, 35 watervleermuizen en een 10-tal rosse vleermuizen opgemerkt (Mededeling door Dr. M. Asperges, 4 december 1998). 5 W. SCHOBER, E. GRIMMBERGER. Bats of Britain and Europe. London, The Hamlyn Publishing Group Limited, 1993, p

36 beschutte plaats, waar de (weinig voedzame) vleugels worden afgebeten en het lijf verorberd. In Vlaanderen komen hier vooral de beide grootoorvleermuizen (Plecotus) voor in aanmerking, hoewel determinatie op deze basis nooit zeker is 6. Op veel kerken (zowel zolders als torens) werden (nacht)vlindervleugels aangetroffen. Het betrof hier voornamelijk vleugels van de huismoeder (Noctua pronuba) en de dagpauwoog (Inachis io). Helaas is het meestal moeilijk na te gaan of deze vlinders uit zichzelf binnen zijn gevlogen en tenslotte gestorven zijn (wat in een aantal gevallen te zien is aan het aanwezig zijn van het insectenlijfje of het liggen onder gesloten zolderraampjes), of dat ze werden opgegeten door vleermuizen. In die enkele gevallen dat het duidelijk is dat de vleugeltjes afkomstig zijn van verorberde dieren (grote concentraties op één of meerdere plaatsen), waren er ook steevast keutels van vleermuizen te vinden. Insectenvleugels op zich zijn in dit geval dus minder geschikt om bruikbare gegevens te leveren voor het al dan niet voorkomen van vleermuizen (vandaar dat er hier niet dieper op in wordt gegaan). Ze kunnen wel het vermoeden versterken dat bepaalde keutels van grootoorvleermuizen afkomstig zijn (zie ook onder). 3.5 Aanwezigheid van fecaliën In totaal werden in 22 van de 41 onderzochte kerken (53,7%) uitwerpselen van vleermuizen gevonden. In totaal waren het 6 torens en 21 schepen van kerken. Hierbij moet wel dadelijk opgemerkt worden dat, als er op een toren keutels gevonden werden, dit ook op het schip het geval was. De enige uitzondering vormt hier de kerk van O.L.V. Tenhemelopneming te Wijshagen, waar enkel de toren bezocht kon worden. De verzamelde keutels werden, in geval ze nog heel waren (oudere keutels zijn soms enorm broos), opgemeten en in 4 categorieën gerangschikt 7. Deze categorieën waren als volgt: Categorie 1: gemiddelde breedte 1,95 mm In dit geval zou men te doen hebben met de kleine hoefijzerneus (Rhinolophus hipposideros), een soort die inmiddels in Vlaanderen als uitgestorven wordt beschouwd. Wel heb ik gemerkt dat keutels van dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus/nathusii) vaak in deze categorie terechtkomen, zeker als ze wat uitgedroogd zijn. Categorie 2: 1,95 mm gem. breedte 2,53 mm Volgende mogelijk voorkomende soorten zouden uitwerpselen van deze breedte produceren: dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus en P. nathusii), baardvleermuis (Myotis mystacinus), watervleermuis (Myotis daubentonii) en grijze en gewone grootoorvleermuis (Plecotus austriacus en P. auritus). 6 R. LANGE e.a. Zoogdieren van West-Europa. Utrecht, KNNV uitgeverij, 1994, p R. LANGE e.a. Zoogdieren de Benelux. Gent, Jeugdbondsuitgeverij, 1986, p

37 Categorie 3: 2,53 mm gem. breedte 3,10 mm In deze categorie vinden we de beide grootoorvleermuizen (Plecotus austriacus en P. auritus) weer terug, samen met de meervleermuis (Myotis dasycneme) en de rosse vleermuis (Nyctalus noctula). Laatstgenoemde is een dendrofiele soort en zal dus vrijwel nooit op kerkzolders aangetroffen worden 8. Categorie 4: gemiddelde breedte 3,10 mm In dit geval heeft men te maken met keutels van de vale vleermuis (Myotis myotis) of de laatvlieger (Eptesicus serotinus). De vale vleermuis komt in Vlaanderen evenwel zo goed als niet voor (enkel een paar exemplaren die elk jaar overwinterend worden aangetroffen in de mergelgroeven van Sint- Pietersberg). Deze categorieën bieden jammer genoeg een aantal nadelen 9 : 1. Niet alle vleermuizensoorten zijn er in opgenomen (vooral een heel aantal Myotissoorten ontbreken). 2. De dikte van de keutels kan variëren naargelang de prooidiersoort of de leeftijd van de vleermuis. 3. In geval van weinig keutels kan moeilijk een bruikbaar gemiddelde worden berekend. 4. De keutels kunnen uitdrogen, waardoor ze (iets) dunner kunnen worden. 5. De keutels kunnen vochtig worden, waardoor ze in dikte kunnen toenemen. Hierdoor gaan zo ook gemakkelijker in stukken breken. 6. Het is mogelijk dat er zich keutels van meer dan 1 soort op dezelfde plek bevinden. Dit alles maakt dat determinatie tot op de soort aan de hand van fecaliën van vleermuizen nooit zeker is. Nochtans is het mogelijk van - zij het mits enige ervaring - de keutels van een aantal geslachten met beperkte zekerheid te onderscheiden 10. Keutels van grootoorvleermuizen (Plecotus auritus/austriacus) zijn in verse toestand licht glanzend ( vernist ) en bestaan vaak uit 2 of 3 aan elkaar hangende delen, waardoor ze een gelobd uiterlijk krijgen. Oudere keutels vallen gemakkelijk in die delen uiteen. In versere toestand lijken grootoorvleermuiskeutels vaak gedraaid en hebben (gewoonlijk) een bruinachtige kleur. Vaak worden er ook afgebeten vlindervleugels tussen gevonden. Uitwerpselen van dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus/nathusii) zijn smal en zeer fijnkorrelig, vaak spits toelopend aan één uiteinde. 8 Incidenteel kunnen wel overwinterende rosse vleermuizen aangetroffen worden in gebouwen: A. M. VOUTE. Gebouwbewonende rosse vleermuizen, Nyctalus noctula Schreber, Lutra, 19 de jrg. (1977), p S. BRAAKSMA, VAN WIJNGAARDEN A. Winterverblijfplaats van Rosse vleermuizen in een kasteel. Overdruk uit De Levende Natuur, nr. 72 (1969), p Een aantal van deze nadelen worden vermeld in: STEBBINGS R. Which bat is it? The Mammal Society, London, 2 de ed., 1993, p Deze kenmerken zijn deels afkomstig uit de eigen ervaring, deels uit de literatuur: P. RICHARDSON. Bats. London, Whittet Books Ltd., p

38 Keutels van laatvliegers (Eptesicus serotinus) zijn ovaal tot capsulevormig, vrijwel steeds met afgeronde uiteinden. Ze zijn grootkorrelig (bevatten duidelijk herkenbare insectenresten) en zijn bruin tot zwart van kleur, in verse toestand glanzend. Voor de Myotissoorten is het onderscheid moeilijker. Keutels van watervleermuis (Myotis daubentonii) zijn langwerpig en smal, met een vrij fijne korrel. Volgens sommige auteurs zouden deze naar waterplanten of slik ruiken 11. Strontjes van de baardvleermuizen (Myotis mystacinus/brandtii) zijn niet veel groter dan die van de dwergvleermuizen, maar hebben wel een iets grotere (grovere) korrelgrootte. Ze zijn gemiddeld kleiner dan de andere hier vermelde Myotissoorten. De franjestaart (Myotis nattereri) heeft vrij grove, korrelige uitwerpselen die vaak driedelig zijn en waarin regelmatig intacte vleugels van insecten (zouden) kunnen gevonden worden. Van de fecaliën van de overige soorten van het genus Myotis heb ik geen soortspecifieke beschrijving kunnen vinden. Bij het bepalen van de (vermoedelijke) soort werd zowel gelet op de gemeten breedte van de keutels als op de overige (lees: subjectievere) kenmerken, waarbij er ook rekening werd gehouden met het feit dat die overige kenmerken kunnen variëren naargelang het voedsel en de leeftijd van de vleermuis. Bovendien werd ook telkens genoteerd of het verse (glanzende), vrij verse (minder glanzende, vrijwel onbestofte) of oude (glansloze, bestofte, vaak uit elkaar vallende) keutels betrof. De combinatie van alle kenmerken geeft in de meeste gevallen de betrouwbaarste resultaten. Ter illustratie: Op de zolder van de kapel (net naast de kerk) van Rooierheide (Diepenbeek) werden 28 oude keutels gevonden die (nog) meetbaar waren. De gemiddelde breedte van de keutels betrof 2,88 mm, wat zou kunnen betekenen dat er een soort van categorie 2 zou gehuisd hebben: een van beide grootoorvleermuizen (Plecotus auritus/austriacus) of de minder algemene meervleermuis (Myotis dasycneme). In werkelijkheid behoort er van de 28 keutels slechts 1 tot categorie 2 (2,30 mm). Wanneer op overige kenmerken wordt gelet, blijkt dat ongeveer de helft van de keutels vrij groot, ovaal en rul is en redelijk grote fragmenten van insecten bevat. De andere helft is klein, vrij stevig, langwerpig en gepunt, en bevat nauwelijks herkenbare insectenresten. Hieruit kan besloten worden dat er niet één middelgrote, maar wel (minstens) een grote en een kleine soort op de kapelzolder heeft gezeten, hoogstwaarschijnlijk de laatvlieger (Eptesicus serotinus) en een soort dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus/nathusii), temeer omdat de afmetingen van de keutels van deze soorten perfect overeen stemmen met die van de gevonden keutels. Aangezien het hier enkel oude keutels betrof, is het onwaarschijnlijk dat deze vleermuizen zich nog vaak op deze kapelzolder ophouden. Mogelijk zijn ze verhuisd naar het schip van de vlak naast de kapel gelegen kerk: daar werden immers uitsluitend verse keutels gevonden. Kleine verse keutels zaten daar echter niet meer tussen, zodat het waarschijnlijk enkel 11 STEBBINGS R. Which bat is it? The Mammal Society, London, 2 de ed., 1993, p

39 nog de laatvlieger (Eptesicus serotinus) is die momenteel nog op de kerkzolder te Rooierheide verblijft. Bij het bepalen van de afkomst van de vleermuizenkeutels werd telkens gestreefd naar een zo groot mogelijke zekerheid. In geval van twijfel of te weinig keuteltjes werd er, om de resultaten zo juist mogelijk te houden, genoteerd of het om vrij verse, verse of oude uitwerpselen ging, samen met de vermelding vleermuis spec. (Chiroptera spec.). Op deze manier zijn die gegevens ook het meest bruikbaar. De resultaten van de uitwerpselen zijn als volgt: Kerk Plaats Datum Soort Wet. naam Staat Heilig Hart Hasselt 1/9/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus vers Heilig Hart Hasselt 1/9/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers O.L.-Vrouw Hasselt 3/9/97 Dwergvleermuis Pipistrellus vers spec. pipistrellus/nathusii O.L.V. T.H. Kermt 18/7/97 Grootoorvleermuis Plecotus spec. vers spec. St.-Amandus Stokrooie 19/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus spec. oud St.-Lambertus Kiewit 19/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Lambertus St.-L.-Herk 19/7/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus oud St.-Lambertus St.-L.-Herk 18/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Servaas Diepenbeek 19/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers H. Hart (kerk) Rooierheide 16/7/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus vers H. Hart (kapel) Rooierheide 17/7/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus oud H. Hart (kapel) Rooierheide 17/7/97 Dwergvleermuis Pipistrellus oud spec. pipistrellus/nathusii St.-Martinus Genk 15/7/97 Grootoorvleermuis Plecotus vers spec. auritus/austriacus Heilig Hart Winterslag 16/7/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus vers St.-Eventius Winterslag 11/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Lambertus Opglabbeek 7/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Aldegondis As 21/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus auritus/austriacus vers St.-Martinus Meeuwen 7/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus auritus/austriacus vers St.-Hubertus Neerglabbeek 10/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus auritus/austriacus vers O.L.V. T.H. Wijshagen 7/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Michiel Bree 7/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus auritus/austriacus vers St.-Petrus Tongerlo 20/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. vers St.-Lutgardis t Hasselt 8/7/97 Dwergvleermuis Pipistrellus vers spec. pipistrellus/nathusii 40

40 St.-Laurentius Bocholt 7/7/97 Grootoorvleermuis spec. Plecotus auritus/austriacus vers St.-Benedictus Lozen 20/7/97 Grootoorvleermuis Plecotus vers spec. auritus/austriacus St.-Benedictus Lozen 20/7/97 Laatvlieger Eptesicus serotinus vers St.-Lambertus Neeroeteren 9/7/97 Vleermuis spec. Chiroptera spec. oud Tot vers worden alle keutels gerekend die vers of vrij vers waren (d.i. ten hoogste enkele jaren oud). Bij deze tabel wil ik tenslotte nog eens benadrukken dat keutels nooit volledige zekerheid geven over bepaalde soorten of geslachten. De hier vermelde gegevens en de besprekingen daarvan moeten dus ook steeds zo bezien worden. 3.6 Korte soortbesprekingen (Enkel die soorten waarover vrij zekere gegevens verkregen konden worden, zijn hier besproken) De Laatvlieger Eptesicus serotinus (Schreber, 1774) De laatvlieger is in de streek zeker geen onverwachte soort, omdat hij de laatste jaren daar reeds meerdere malen op de bat-detector is gehoord 12. Bovendien is de soort een typische cultuurvolger, die vrij vaak op rustige (kerk)zolders kan gevonden worden 13. Op 7 (of 17,1%) van de 41 onderzochte kerken konden keutels aangetroffen worden (kaart 2, zie Bijlage 6). Op 1 van die plaatsen (kerk van Stevoort) kon ook een levend exemplaar bewonderd worden. Vermeldenswaard is misschien wel dat die kerk pas restauraties had ondergaan (gedeeltelijk nieuwe balken, deurtjes, loopbruggen, ). Laatvliegers hebben de gewoonte zich op ontoegankelijke, nauwelijks zichtbare plaatsen op te houden, vaak onder dakpannen of in spouwmuren. Zij zullen dus niet gemakkelijk opgemerkt worden. Enkel fecaliën die door kieren naar beneden vallen wijzen in dit geval op de aanwezigheid van laatvliegers 14. Plaatsen waar een grotere hoeveelheid keutels van (vermoedelijk) laatvliegers gevonden worden kunnen dus wijzen op het mogelijk voorkomen van een kolonie (eventueel een vroegere kolonie in het geval van uitsluitend oude keutels). Op de kerkzolders van volgende plaatsen was dit het geval: Sint-Lambrechts-Herk (enkel oude keutels), Stevoort, Rooierheide (kapelzolder, enkel oude keutels), Winterslag (Heilig Hart) en Lozen. De laatvlieger is een soort die vrij gemakkelijk samen met andere vleermuizensoorten kan gevonden worden. Dit was het geval op de kerk van het Heilig Hart te Hasselt (met een niet nader te determineren soort) en op de Sint- 12 T. ONKELINX. Voorlopige atlas van de Vlaamse zoogdieren. Euglena, 16 de jrg. (1997), nr. 6 (extra nr.), p J. FAIRON e.a. Guide pour l amenagement des combles et clochers des églises et d autres bâtiments. Brochure Technique N 4 uitgegeven door het Ministère de la Région wallonne Division de la Nature et des Forêts. Bruxelles, 1995, p K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p

41 Benedictuskerk te Lozen (met een grootoorvleermuizensoort (Plecotus auritus/austriacus)). Een ander mogelijk geval van cohabitatie is die met een dwergvleermuizensoort (Pipistrellus pipistrellus/nathusii) - de meest gebruikelijke soorten voor de laatvlieger 15 - op de kapelzolder te Rooierheide. In tegenstelling tot de 2 eerstvermelde gevallen, waar verse keutels werden gevonden, is deze laatste minder zeker omdat het hier enkel oude strontjes betreft. Laatvliegers kunnen dus gemakkelijk met andere soorten onder één dak aangetroffen worden. Nochtans zal in de verblijfplaats nooit vermenging optreden met kolonies van andere soorten: de soorten zullen op dezelfde kerkzolder ruimtelijk gescheiden blijven 16. Dit was zeer duidelijk te zien op de kerk van Lozen 17, en ook op de kapelzolder van Rooierheide was dit het geval. Op de kerk van het Heilig Hart te Hasselt was dit moeilijker na te gaan omwille van de constructie van het gebouw De Grootoorvleermuis Plecotus auritus (Linnaeus, 1758) en de Grijze Grootoorvleermuis Plecotus austriacus (Fisher, 1829) Ook de grootoorvleermuis (Plecotus auritus) was een te verwachten soort: over heel Vlaanderen kan zij regelmatig op kerkzolders worden aangetroffen, zoals nu in 4 kerken het geval was. Helaas betrof het in de helft van die gevallen een (vers) dood exemplaar. Van de grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus) zijn er slechts bitter weinig gegevens uit Limburg: van voor 1986 is er één waarneming uit Limburg bekend uit de omgeving van Boorsom (Maasmechelen) 18. Ook werd er een tiental jaren geleden een kleine kolonie grijze grootoorvleermuizen gevonden op de kerkzolder te Kessenich (Kinrooi) 19. Latere waarnemingen hebben enkel betrekking op de Sint-Pietersberg (uiterste zuidoosten van Limburg) 20. De waarneming van een levend dier te Neerglabbeek op 10 juli 1997 is dus de meest recente voor Midden-Limburg. Vaak is echter het onderscheid met de grijze grootoorvleermuis vrij moeilijk te maken, zodat in die gevallen meestal niet verder dan het geslacht kan gedetermineerd worden. Gewoonlijk wordt er dan gesproken over een grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austriacus). Op 9 van de onderzochte kerken werden sporen van niet nader gedetermineerde grootoorvleermuizen gevonden. Bovendien werd op 1 van die 9 kerken nog een rondvliegende grootoorvleermuis waargenomen, waarvan de precieze soort helaas ook niet kon bepaald worden. Een apart geval is de St.-Amanduskerk te Stokrooie, waar een enorm grote hoeveelheid oude keutels werd gevonden op 1 15 J. FAIRON e.a. Guide pour l amenagement des combles et clochers des églises et d autres bâtiments. Brochure Technique N 4 uitgegeven door het Ministère de la Région wallone Division de la Nature et des Forêts. Bruxelles, 1995, p K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p Cohabitatie op gescheiden plaatsen van laatvlieger met grootoorvleermuis werd door mezelf ook op een andere plaats waargenomen, met name op een kerk te Turnhout in juli 1998 (1 laatvlieger + 4 grijze grootoorvleermuizen met een 10-tal jongen). 18 L. HOLSBEEK e.a. Zoogdiereninventarisatie van Vlaanderen ( ). Gent, Jeugdbondsuitgeverij, 1986, p. 40. J. FAIRON e.a. Bulletin de centre de baguement et de recherche cheiropterologique de Belgique N 7. Bruxelles, publicatie uitgegeven door het KBIN, 1982, p A. LEFEVRE. Mondelinge mededeling (8 mei 1998). Vermeldenswaardig is dat tijdens dit onderzoek de kerk van Kessenich één van de 2 kerken was waar een levend exemplaar van de gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) kon aangetroffen worden. 20 T. ONKELINX. Voorlopige atlas van de Vlaamse zoogdieren. Euglena, 16 de jrg. (1997), nr. 6 (extra nr.), p

42 plaats (een tapijt rond de loopplank van 6 op 2m, met een dikte van 1 cm). Tussen deze uitwerpselen werd tevens een schedeltje gevonden van een jonge grootoorvleermuis spec. (Plecotus spec.), waarmee dus met zekerheid aangetoond wordt dat hier vroeger gedurende min of meer lange tijd een kraamkolonie niet nader gedetermineerde grootoorvleermuizen heeft verbleven. Mogelijk verdween de kolonie door de komst van een kerkuil. In totaal werden op 10 kerken 21 vleermuizen of sporen van vleermuizen van het geslacht Plecotus gevonden, d.i. op 24,4 % van de onderzochte kerken (kaart 3, Bijlage 7) De Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus (Schreber, 1774) en de Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii (Keyserling & Blasius, 1839) Van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) werd 1 zekere waarneming gedaan, met name de vondst van 1 dood exemplaar bij de kerk van Godsheide (zie ook onder vondsten van dode vleermuizen ). Determinatie was mogelijk aan de hand van het gebit en metingen van de opperarm en vingers. Op drie andere kerken konden strontjes gevonden worden die (waarschijnlijk) aan één van de beide dwergvleermuizensoorten toebehoren. De (gewone) dwergvleermuis is de meest algemene vleermuis in Vlaanderen. Nochtans kon ik slechts op een zeer klein aantal kerken keutels van dit dier vinden. De redenen dat er slechts zo weinig sporen van dwergvleermuizen aangetroffen werden zijn volgens mij de volgende: 1. Het onderscheid met keutels van andere vleermuizen (vooral Myotissoorten) is vrij moeilijk. In twijfelgevallen werd geopteerd om de fecaliën te noteren als zijnde van een niet nader gedetermineerde vleermuizensoort, liever dan een mogelijk fout gegeven op te schrijven. 2. Dwergvleermuizen zijn - in tegenstelling tot bijvoorbeeld grootoorvleermuizen - veel minder kieskeurig in het zoeken van een zomerverblijfplaats. Dit houdt in dat de dwergvleermuizen niet alleen in kerken, maar vooral in gewone huizen, appartementen, voorkomen in spouwmuren, rolluikkasten, achter dakpannen et cetera. 3. Dwergvleermuizen zullen minder de neiging vertonen om op een zichtbare plaats te hangen, waardoor ook de kans kleiner is dat de uitwerpselen op een duidelijk zichtbare plek terechtkomen. De gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) is in Midden-Limburg alleszins niet zeldzaam, wat duidelijk te merken is als men s nachts met de batdetector op onderzoek gaat. Op 2 avondexcursies tijdens de periode van onderzoek konden 4 jagende dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus) gevonden in Het Wik te Genk en nog eens 4 in de onmiddellijke omgeving (op 14 juli 1997), en 18 exemplaren in de buurt van het vijvercomplex van Bokrijk (op 16 juli 1997) 22 op nauwelijks enkele uren tijd. 21 Er is ook een waarneming van een grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austriacus) die in 1989 op de zolder van de kapel van Mariaburcht te Stevoort (Hasselt) verbleef (Mededeling door Dr. M. Asperges, 4 december 1998). 22 Determinaties door Rik Brys en de auteur met behulp van Bat Box III. 43

43 Van de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) zijn tot nu toe nog maar enkele relatief zekere waarnemingen bekend uit de provincie Limburg 23. De ruige dwergvleermuis is een dendrofiele soort die slechts sporadisch op kerkzolders zal aangetroffen worden. De soort is waarschijnlijk niet zo zeldzaam in Vlaanderen, maar het moeilijke onderscheid met de gewone dwergvleermuis maakt het niet eenvoudig om de verspreiding na te gaan. 23 T. ONKELINX. Voorlopige atlas van de Vlaamse zoogdieren. Euglena, 16 de jrg. (1997), nr. 6 (extra nr.), p

44 4 ONDERZOEK NAAR FACTOREN DIE HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN OP KERKZOLDERS BEÏNVLOEDEN: RESULTATEN 4.1 Inleiding Voor de invloed van de verschillende factoren die een invloed kunnen hebben op het voorkomen van vleermuizen werd voor iedere kerk een aantal biotische en abiotische factoren genoteerd, om dan deze gegevens naast die van de vleermuizen te leggen. Belangrijk is wel dat er een onderscheid werd gemaakt tussen de factoren op het schip en die op de toren: in veel gevallen is immers de toegang tussen die 2 door een deur afgesloten, wat betekent dat vogels en grotere zoogdieren niet vrij van de toren op het schip kunnen en omgekeerd (dit is uiteraard meestal ook het geval voor vleermuizen). Op voorhand dient er ook nog wel vermeld te worden dat het aantal torens waarop vleermuizensporen gevonden werden, veel kleiner was dan het aantal dergelijke schepen (zie ook bij resultaten van het onderzoek naar het voorkomen van de vleermuizen). 4.2 De invloeden van biotische factoren Invloed van vogels op de toren Wat de torens betreft zijn de resultaten eigenlijk heel eenvoudig: levende (of verse dode) vleermuizen werden er nooit gevonden, of er nu vogels waren of niet. vleermuizen (of sporen ervan) geen vleermuizen of vleermuizensporen duiven kerkuilen spreeuwen gierzwaluwen geen vogels Op de 18 torens waar er vogels hun toevlucht hadden gezocht, werden ook nergens sporen van vleermuizen gevonden (zie tabel). Als deze gegevens aan de ²-toets worden onderworpen, dan kan men met 95 % zekerheid stellen dat de aanwezigheid van vogels inderdaad een negatieve invloed heeft op het voorkomen van vleermuizen op de toren. Opmerkelijk is dat in slechts 45,5 % van die bezochte torens waar er geen vogels voorkwamen, sporen (uitwerpselen) van vleermuizen konden gevonden worden, tegenover 76% van de schepen in dezelfde situatie. Dit lagere percentage wordt hier dan niet meer geweten aan het voorkomen van vogels, maar aan de tocht die de galmgaten veroorzaken en het geluid van de klokken 24. Toch bieden 24 P. RICHARDSON. Bats. London, Whittet Books Ltd., 1985, p

45 sommige plekken van de toren blijkbaar in een aantal gevallen een vrij goed onderkomen voor vleermuizen, met name onder de klokkentoren en in de spits (uiteraard op voorwaarde dat daar geen vogels zitten). Op die plaatsen is meestal de tocht beperkt en het gegalm van de klokken iets minder hevig. Wat ook zeker niet onvermeld mag blijven is dat de kerkuil die op een toren werd aangetroffen zich vlak boven de klokkentoren ophield (het betrof hier zelfs een broedgeval), terwijl zich de verdieping eronder enorm veel duiven bevonden De invloed van vogels op het schip De invloed van vogels in het algemeen Van de 38 onderzochte kerkschepen waren er 10 waarop vogels gevonden werden. De aangetroffen vogels waren duiven, kerkuilen en kauwen. Onderstaande grafiek geeft hun invloed op het voorkomen van vleermuizen weer. 100% 80% 60% 40% 20% 0% Invloed van vogels 24,0 76,0 geen vogels geen vleermuizen vleermuizen/sporen 63,6 36,4 vogels Zoals reeds uit de grafiek blijkt, bevestigen de resultaten van het schip wat reeds eerder voor de torens kon besloten worden, namelijk dat de presentie van vogels op het schip een duidelijk negatieve invloed heeft op het voorkomen van vleermuizen. Enkel voor de kauw is dit mogelijk niet het geval (zie ook onder invloed van kauwen ) De invloed van duiven (Columba livia) In tegenstelling tot de toren, bevinden zich op het schip veel minder vaak duiven. Niet alleen omdat het er gewoonlijk donkerder is, maar wel omdat er vrijwel nooit een opening is die groot genoeg is om duiven binnen te laten. Voor een vleermuis, die slechts een zeer kleine spleet nodig heeft, geldt dit uiteraard veel minder. In totaal werden op 6 kerkschepen (levende) duiven aangetroffen. Slechts op één van die kerken (St.-Laurentiuskerk te Bocholt) kon op het schip een aantal verse vleermuizenkeutels geraapt worden, met name van een grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austriacus). Dit illustreert dat - net zoals op de toren - de aanwezigheid van duiven een zeer negatieve invloed uitoefent op de presentie van vleermuizen, waarschijnlijk omwille van het geluid en de rondvliegende stofpartikels. Als opmerking moet hier nog wel aan toegevoegd worden dat op 2 van die zes kerken waar duiven zaten tevens kerkuilen op het schip zaten. 46

46 De invloed van kerkuilen (Tyto alba) Op 6 bezochte kerkschepen verbleven er kerkuilen. 2 van deze kerken bezaten een afgesloten kerkuilenkast, zodat de aanwezige kerkuil(en) niet op het schip zelf kon(den) rondvliegen. Deze 2 kerken worden verder niet meer besproken, omdat de interactie tussen vleermuis en kerkuil daar vrijwel nihil is. In geen van de 4 overige kerken waar de kerkuilen vrij in het schip konden rondvliegen konden vleermuizen of sporen daarvan worden gevonden. Mogelijk heeft het voorkomen van de kerkuil dus een negatieve invloed op het voorkomen van vleermuizen, maar er zijn jammer genoeg te weinig gegevens voorhanden om iets met zekerheid te kunnen stellen 25. Volledigheidshalve moet hierbij ook vermeld worden dat op de helft van die kerken ook duiven vrij in het schip rondvlogen. Vleermuizen worden slechts zeer occasioneel door uilen als voedsel gevangen; daarvoor zijn vleermuizen een te moeilijk te verkrijgen prooi, die trouwens in vrij gering aantal te vinden zijn. Het blijkt dat het vooral de continue aanwezigheid van de uilen zelf is die ervoor zorgt dat de vleermuizen uit door kerkuilen bezette plaatsen verdwijnen 26. Volgens J. FAIRON (1995) 27 dient er alleszins voorrang verleend te worden aan vleermuizen ingeval deze samen met kerkuilen op een kerk voorkomen om volgende redenen: Vleermuizen zijn kwetsbare zoogdiertjes en hun huidige toestand is in vele gevallen alarmerend. De voortplantingscapaciteit van de vleermuizen is zeer beperkt: één jong per jaar, en dan niet noodzakelijk ieder jaar; de vrouwtjes van sommige soorten krijgen hun eerste jong pas na verscheidene jaren. Een vleermuizenkolonie is zeer kwetsbaar, de minste verstoring kan zeer snel het verdwijnen ervan tot gevolg hebben (de kerkuil is één van de verstorende elementen die men moet trachten te vermijden). Eén kolonie op zich kan een groot percentage van de totale reproductieve populatie van de streek vertegenwoordigen. Er is geweten dat de vorming van een kolonie een traag proces is, waarvoor meerdere jaren nodig zijn. Verjagen of vernietigen van een kolonie vraagt slechts enkele minuten tijd, deze herstellen vraagt meerdere jaren. Sommige soorten hebben een noodzakelijke behoefte aan grotere ruimtes. De schuur als alternatief is niet van toepassing op vleermuizen. Kerken zijn publieke gebouwen, zodat het mogelijk is om de toren en het schip als natuurreservaat in te richten, waarvoor een officieel statuut verkregen kan worden. Wat vleermuizen betreft op kerken, gelden dan de volgende richtlijnen: Indien een bepaalde plak reeds door vleermuizen bezet is, is het niet aanbevolen om te trachten de kerkuil daar eveneens aan te trekken. 25 Andere onderzoekers zijn er wel in geslaagd voldoende gegevens te verzamelen om het bovenstaande te bewijzen (zie volgende voetnoot) 26 FAIRON J. e.a. Contribution à l étude du problème de la cohabitation effraies-chiroptères. Studiedocumenten van het KBIN nr. 84, 1982, p. 15 en J. FAIRON e.a. Guide pour l amenagement des combles et clochers des églises et d autres bâtiments. Brochure Technique N 4 uitgegeven door het Ministère de la Région wallonne division de la Nature et des Forêts. Bruxelles, 1995, p ,

47 Indien er geïsoleerde exemplaren of uitwerpselen (oude of verse) aanwezig zijn, kan je besluiten dat de plek geschikt is voor vleermuizen en dus daarom voor hen moet voorbehouden worden. Waar een kerk nooit bezet is geweest door vleermuizen, kan een aangepaste inrichting deze attractiever maken voor hen. Voor wat betreft de kerkuil, dienen volgende richtlijnen in acht genomen te worden: Waar zich een broedplaats van de kerkuil bevindt, is er geen sprake van de uil daar te verwijderen. Er moet absoluut vermeden worden de kerkuil aan te trekken op plaatsen waar vleermuizen huizen. De bezetting van kerktorens en -schepen door kerkuilen is relatief zwak; hem aantrekken uit puur principe is verkeerd. Wenselijker is om het aanbod te variëren, zodat er verschillende types mogelijke nestplaatsen worden gecreëerd De invloed van kauwen (Corvus monedula) Voor de invloed van kauwen op het voorkomen van vleermuizen na te gaan heb ik eigenlijk te weinig gegevens: enkel op de St.-Benedictuskerk te Lozen kon een rondvliegende kauw in het schip opgemerkt worden. Het aantal dode kauwen op de zoldervloer (waaronder ook enkele juveniele exemplaren) doet veronderstellen dat deze rondfladderaar geen alleenstaand geval was. Merkwaardig is dat de aanwezigheid van de kauw (of kauwen) blijkbaar geen invloed had op de presentie van de vleermuizen: er konden (verse!) uitwerpselen verzameld worden van zowel laatvliegers als van (niet nader gedetermineerde) grootoorvleermuizen. In de literatuur wordt wel vermeld dat de aanwezigheid van kauwen in het geheel geen invloed hebben op het voorkomen van vleermuizen 28, maar dit slaat mogelijk enkel op het feit dat kauwen gewoonlijk enkel in de klokkentoren verblijven De invloed van zoogdieren. Slechts weinig zoogdieren hebben een invloed op het voorkomen van vleermuizen. Predatie van vleermuizen gebeurt slechts incidenteel, en door zoogdieren dan vooral bij vleermuizen die in winterslaap zijn. De meest voorkomende predators zijn de wezel (Mustela nivalis) 29, de hermelijn (Mustela erminea) 30, de bunzing (Mustela putorius), de bosmuis (Apodemus sylvaticus) en vooral de huiskat (Felis catus) - hoewel die zich eerder vergrijpt aan uitvliegende dan aan winterslapende vleermuizen 31 - en de steenmarter (Martes foina). Het is enkel van deze laatste dat er een spoor kon gevonden worden: op de kerk van O.L.V. Tenhemelopneming te Kermt kon een verdroogde drol van een steenmarter opgeraapt worden op de zolder boven het schip. Omdat het maar om 28 J. FAIRON e.a. Guide pour l amenagement des combles et clochers des églises et d autres bâtiments. Brochure Technique N 4 uitgegeven door het Ministère de la Région wallonne division de la Nature et des Forêts. Bruxelles, 1995, p J. GEBHARD. Nos chauves-souris. Bâle, uitgave van de Ligue suisse pour la protection de la nature, 1985, p P. RICHARDSON. Bats. London, Whittet Books Ltd., 1985, p K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p

48 1 stront ging (en dan nog een oude), ging het hier waarschijnlijk maar om een toevallig bezoek, aangezien steenmarters de gewoonte hebben hun uitwerpselen steeds op dezelfde plek te deponeren (vorming van latrines) 32. Uiteraard kan hier dan ook moeilijk gezegd worden dat de toevallige aanwezigheid van een steenmarter de vleermuizenpopulatie op de kerk te Kermt beïnvloed heeft. Van de kerk in Kermt zijn er trouwens al vleermuisgegevens bekend van meer dan 10 jaar geleden De invloeden van abiotische factoren De invloed van het bouwmateriaal Bij het nagaan van de invloed van het bouwmateriaal werden de 4 belangrijkste soorten bouwmaterialen van kerkzolders voor iedere zolder apart genoteerd. Het bouwmateriaal van de toren werd ook telkens opgeschreven, maar omdat er zo weinig sporen van vleermuizen op konden teruggevonden worden, was het niet mogelijk hier een degelijk besluit uit te trekken. Bovendien heeft de presentie van vogels (vooral duiven) hier zo n grote invloed dat het soort constructiemateriaal daar tegenover nauwelijks beduidend is. Voor de kerkzolders kon wel de aard van het bouwmateriaal vergeleken worden met de zolders waar er al dan niet vleermuizen voorkwamen. De resultaten daarvan worden weergegeven in onderstaande grafiek. Bij deze grafiek moet er wel opgemerkt worden dat van de 35 kerken er 32 (onder andere) met hout geconstrueerd waren, zodat er onder de kolom hout: niet gebruikt er slechts 3 kerkzolders beschreven worden, waar dan (per toeval of niet) telkens sporen van vleermuizen op konden aangetroffen worden. % bezette objecten Invloed van bouwmateriaal (schip) materiaal gebruikt ongebruikt ijzer beton baksteen hout Omdat mogelijk niet iedere vleermuizensoort dezelfde voorkeur heeft 34, kan het nuttig zijn voor de soorten met de meeste gegevens apart te kijken naar eventuele invloeden van het bouwmateriaal van de kerkzolder. 32 R. LANGE e.a. Zoogdieren van West-Europa. Utrecht, KNNV uitgeverij, 1994, p; A. LEFEVRE. Mondelinge mededeling. 34 IERSE VLEERMUIZEN KIEZEN MASSAAL VOOR KATHOLIEKE KERK. De Standaard, 19 november

49 Voor de laatvlieger (Eptesicus serotinus) geeft dit volgend resultaat: % bezette kerken Laatvlieger (Eptesicus serotinus) : invloed van het bouwmateriaal ijzer beton baksteen hout materiaal gebruikt niet gebruikt Hierbij valt vooral het hoge bezettingspercentage op bij kerken waar er een ijzeren (of metalen) constructie is in plaats van de klassieke houten, en het zeer lage bezettingspercentage op die plaatsen waar er geen ijzeren constructie is. Wel moet hierbij gezegd worden dat er slechts 5 kerken bezocht zijn waar dergelijke metalen balken aanwezig waren, maar dit is genoeg om na onderwerping van de gegevens aan de ²- toets met 95 % zekerheid te kunnen zeggen dat laatvliegers ook effectief een voorkeur hebben voor metalen constructies. Ook op te merken (maar niet te bewijzen) valt dat laatvliegers blijkbaar liever niet op kerkzolders met betonnen constructie verblijven (mogelijk omdat betonnen balken tegenover houten veel minder wegkruipspleten bezitten). Wanneer we kijken naar dezelfde grafiek voor de grootoorvleermuizen (Plecotus auritus/austriacus), dan valt op dat, in vergelijking met de laatvlieger, deze vleermuizensoorten een veel minder uitgesproken voorkeur lijken te hebben voor % bezette kerkschepen Grootoor gebruikt spec. niet (Plecotus gebruikt spec.) : ijzer invloed 20van bouwmateriaal 30 beton baksteen gebruikt hout niet gebruikt ijzer beton baksteen hout metalen constructies, en dat de mogelijke afkeer voor betonnen constructies hier blijkbaar niet geldt. Dit laatste kan mogelijk ook het gevolg zijn van het feit dat grootoorvleermuizen doorgaans veel minder diep in spleten wegkruipen dan 50

50 laatvliegers 35. Voor grootoorvleermuizen is het ook veel minder duidelijk welk soort kerkzolders zij in feite prefereren. Voor grootoorvleermuizen schijnt een rustige kerkzolder met weinig verstoring belangrijker te zijn dan een bepaald soort bouwmateriaal De invloed van plankjes tegen de pannen Aangezien ik pas naar de aanwezigheid van plankjes tegen de dakpannen (of leien) ben beginnen kijken toen het onderzoek al een tijd bezig was, zijn er hiervan uiteraard minder gegevens. Van de 12 kerken waar er gegevens van zijn, zijn er 9 kerken met plankjes en 3 zonder. De aanwezigheid van vleermuizen(keutels) wordt in volgende tabel weergegeven: % bezette kerkschepen plankjes Invloed van plankjes 89 tegen de pannen geen plank plankjes 67 geen plankjes Hoewel er te weinig gegevens voorhanden zijn om een degelijke conclusie te kunnen trekken of iets te bewijzen, kan toch opgemerkt worden dat er op 8 van de 9 kerken waar er plankjes aanwezig ware vleermuizenkeutels konden geraapt worden. Dit komt overeen met 89% (tegenover gemiddeld 69%). Dit zou logischerwijze verklaard kunnen worden door het feit dat, ingeval er plankjes aanwezig zijn, er meer wegkruipmogelijkheden zijn voor de vleermuizen. Moest ik over meer gegevens beschikken dan zou het interessant zijn om dit verschil eens na te kijken bij de laatvlieger, omdat dat precies een soort is die veelvuldig van spleten, spouwmuren en dergelijke gebruik maakt De invloed van de kleur van de dakbedekking Voor de kleur van de dakbedekking werd zowel gekeken naar het schip als naar de toren; de gegevens hiervan werden afzonderlijk in tabel gebracht. 35 K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p

51 % bezette objecten Invloed toren kleur dakbedekking schip rode panne 0 50 zwarte lei toren schip 74 rode pannen zwarte lei Wat onmiddellijk opvalt is dat de daken die met zwarte leien bedekt zijn, in meer gevallen vleermuizen onderdak lijken te bieden dan deze met rode daken. Als mogelijke verklaring kan hiervoor gegeven worden dat de temperatuur onder de daken met zwarte leien gemiddeld hoger is dan onder de daken met rode pannen. Hierdoor gaan de vleermuizen, die in het algemeen warmere plaatsen verkiezen als zomerverblijfplaats, waarschijnlijk meer geneigd zijn om hun intrek te nemen in gebouwen met donkerder gekleurde daken. Als zwak punt kan geopperd worden dat het aantal bezochte kerken met rode daken zeer beperkt was (slechts 4), zodat er in feite relatief weinig zekerheid bestaat over de voorkeur van vleermuizen voor donkergekleurde daken De invloed van de zoldergrootte De zoldergrootte van de bezochte kerken verschilde zeer sterk van kerk tot kerk: van ca. 92m³ (Spalbeek) tot meer dan 28000m³ (St.-Martinus te Genk). Daar waar het niet mogelijk was om de gehele zolder te bezoeken (Sledderlo, Godsheide) werd enkel de grootte van het onderzochte gedeelte opgeschreven. Wanneer de grootte vergeleken werd met de aanwezigheid van vleermuizen of vleermuizensporen, dan kon onderstaande grafiek opgesteld worden. Zoals uit deze grafiek blijkt, is het vrij moeilijk om na te gaan of de zoldergrootte al dan niet een invloed heeft op de aanwezigheid van vleermuizen. Ook wanneer de verschillende vleermuizensoorten afzonderlijk worden bekeken, is het niet zo eenvoudig om daar een besluit rond te kunnen formuleren. % bezette zolders <100 % bezette zolders 50 naargelang grootte , , > < >1500 grootte (m³) 52

52 Als de plaatsen waar (keutels van) laatvliegers gevonden werden uitgezet worden tegen de groottes van de respectievelijke zolders, dan bekomt men volgende grafiek: % bezette zolders <100 Laatvlieger (Eptesicus 0 serotinus) , , > < grootte zolder (m³) >1500 De laatvlieger werd op zowat alle groottes van kerkzolders aangetroffen, met uitzondering van de zeer kleine zolders en de zeer grote zolders. De grootoorvleermuizen daarentegen staan bekend als liefhebbers van grotere ruimten om ongehinderd rond te kunnen vliegen 37. Nochtans werden ook op kleinere kerkzolders keutels of rondvliegende grootoorvleermuizen aangetroffen. % bezette zolders <100 Grootoor spec. 0 (Plecotus auritus/austriacus) > < grootte zolder (m³) > De invloed van het licht De factor licht bleek een moeilijk te meten factor, die enkel op het schip werd gemeten (op de toren varieerde dit te fel naargelang de plaats van meting; bovendien werden er te weinig vleermuizensporen op de torens gevonden om eventuele invloeden op vleermuizen hiervan na te gaan). Over het algemeen is een kerkzolder donker tot vrij donker, maar een of twee kleine dakraampjes kunnen een felle lichtbron zijn, zodat de hoeveelheid licht sterk afhankelijk is van de plaats waar men dit gaat meten. Zo gaan de hoeken van de zijbeuken - voor zover er daar geen raampjes zijn - nagenoeg steeds donker tot zeer donker zijn. Indien er uitwerpselen van vleermuizen gevonden werden, werd de hoeveelheid 37 K. KAPTEYN. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, p

53 licht op die plek opgenomen. Lagen de keutels verspreid, dan werd de gemiddelde hoeveelheid licht genomen van de zolder. Dit gaf volgend resultaat: % bezette kerkschepen zeer Invloed licht van licht licht vrij (schip) licht vrij donker donker geen vleermuizen zeer donker geen vleerm 28,6 28, vleermuize 71,4 71, ,4 71,4 28,6 28,6 zeer licht licht 75 vrij licht 25 0 vrij donker 10 vleermuizen of -sporen donker zeer donker 80 Zoals de grafiek reeds laat vermoeden, kan er moeilijk een besluit uit getrokken worden. De mogelijke oorzaken daarvoor zijn volgens mij deze: Er zijn te weinig gegevens voorhanden om een degelijk besluit te kunnen trekken (onder de categorie vrij donker vallen bv. slechts 2 kerkzolders), waardoor het toeval een grote invloed heeft. Het kan zijn dat vleermuizen geen bepaalde voorkeur voor lichtere of donkerdere plaatsen hebben. Het voorkomen van vleermuizen is meer afhankelijk van andere factoren (zoals bouwmateriaal, aanwezigheid van vogels, ), zodat de hoeveelheid licht minder een rol speelt. Bovendien kunnen de verschillende factoren elkaar beïnvloeden (duiven gaan bijvoorbeeld nooit in zeer donkere stukken rondvliegen, zodat vleermuizen daar ook minder verstoord gaan worden). 4.4 Nabeschouwing Uit een aantal factoren kunnen er moeilijk conclusies getrokken worden. Denkelijk ligt dit vooral aan het feit dat de verschillende factoren elkaar grotendeels overlappen en beïnvloeden. Slechts wanneer een bepaalde factor een zeer grote invloed uitoefent (bijvoorbeeld de aanwezigheid van vogels) dan gaat dit duidelijk merkbaar zijn. Het is vooral de combinatie van gunstige factoren die ervoor lijken te zorgen dat vleermuizen in een bepaalde kerk gaan verblijven. 54

54 5 SAMENVATTING In juli 1997 werden 41 Limburgse kerkzolders en -torens onderzocht op het voorkomen van vleermuizen, voornamelijk aan de hand van keutels. Een eerste doel hiervan was op die manier de verspreiding van een aantal vleermuizensoorten na te gaan. Vooral van de laatvlieger (Eptesicus serotinus) en de grootoorvleermuizen (Plecotus auritus/austriacus) kon zo een vrij duidelijk beeld verkregen worden. De vleermuizen die - levend of dood - aangetroffen werden behoorden tot de volgende soorten: (gewone) grootoorvleermuis (Plecotus auritus), grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus), (gewone) dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en laatvlieger (Eptesicus serotinus). Er zijn ook heel wat gegevens waarbij de precieze soort niet met (vrij grote) zekerheid kon bepaald worden. Een tweede doel was na te gaan welke factoren er mogelijk een invloed kunnen uitoefenen op het voorkomen van vleermuizen op kerken. De toren en het schip van de kerk werden hier apart bekeken. De opgenomen factoren zijn de volgende: de aanwezigheid van verschillende soorten vogels of zoogdieren, de aard van het bouwmateriaal, de kleur van de dakbedekking, de grootte van de zolder, de hoeveelheid licht en de aanwezigheid van houten plankjes tegen de dakbedekking. Voor de meeste van deze factoren waren er te weinig gegevens om er vrij zekere conclusies uit te kunnen trekken, hoewel sommige resultaten in een bepaalde richting lijken te wijzen. De presentie van vogels, in de meeste gevallen duiven of kerkuilen, blijkt in ieder geval een zeer ongunstige invloed uit te oefenen op de aanwezigheid van vleermuizen. Een andere invloed die vrij grote zekerheid verschaft is die van metalen constructies. Deze lijken een uitgesproken positieve invloed te hebben op het voorkomen van laatvliegers (Eptesicus serotinus). 55

55 Deel 3: Didactisch gedeelte 56

56 Het didactisch gedeelte van dit eindwerk omvat twee grote delen. Het eerste deel is een artikel dat verschijnt in het LIKONA-jaarboek 1998 onder de titel Vleermuizen op kerkzolders in Midden-Limburg, en dat in feite een verkorte versie is van deel 2 ( Onderzoek ) van dit eindwerk. Hierover werd ook een korte voordracht gehouden voor de pas opgerichte Zoogdierenwerkgroep van LIKONA op de LIKONA-studiedag (16 januari 1999, Limburgs Universitair Centrum te Diepenbeek). Voor het tweede deel werd een werkboekje voor leerlingen en leerkrachten van de eerste graad opgesteld voor de tentoonstelling Wij zijn de mannen van de nacht (over het leven van dieren in de nacht) die te bezichtigen is in Het Groene Huis te Bokrijk. Deze boekjes zijn op de volgende bladzijden terug te vinden. 57

57 Literatuurlijst AHLEN I. Identification of Scandinavian Bats by their sounds. Uppsala, Rapport nr. 6 uitgegeven door de Sveriges Lantbruksuniversitet, 1981, 58 p. BRAAKSMA S., VAN WIJNGAARDEN A. Winterverblijfplaats van Rosse vleermuizen in een kasteel. Overdruk uit De Levende Natuur, nr. 72 (1969), p BRYS R. Kerkzolderonderzoek. De Egel, 15 de jrg. (1997), nr. 4, p. 11. BRYS R. Kerkzolderonderzoek. De Egel, 15 de jrg. (1997), nr. 5, p COBUT G., VAN DE VELDE I., VANDENDRIES H. Vleermuizen: een wereld op zijn kop. Uitgave van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, 1996, 31 p. CRIEL D. e.a. Rode lijst van de zoogdieren in Vlaanderen. AMINAL, Brussel, 1994, 79 p. DAAN S., e.a. De Nederlandse vleermuizen: bestandsontwikkelingen in winter- en zomerkwartieren. Lutra, 22ste jrg. (1980), nr. 1-3, 118 p. DAHLEN J. 50 jaar vleermuiswaarnemingen in de mergelgroeven van Vechmaal (Heers). Jaarboek LIKONA 1991, p DE WIJS W.J.R. Zoogdiermonitoring, een studie naar de haalbaarheid van een Meetnet Zoogdieren. Utrecht,VZZ; Wageningen, VLEN/SVO, 1994, 83 p. ENTWISTLE A.L., RACEY P.A., SPEAKMAN J.H. Roost selection by the brown-eared bat Plecotus auritus. Journal of Applied Ecology, 34ste jrg. (1997), p FAIRON J. e.a. Contribution à l étude du problème de la cohabitation effraieschiroptères. Studiedocumenten van het KBIN nr. 84. Brussel, 1996, 38 p. FAIRON, J. e.a. Bulletin du centre de baguement et de recherche cheiropterologique de Belgique N 7. Bruxelles, publicatie uitgegeven door het KBIN, 1982, 125 p. FAIRON, J. e.a. Guide pour l aménagement des combles et clochers des églises et d autres bâtiments. Brochure Technique N 4 uitgegeven door het Ministère de la Région wallone Division de la Nature et des Forêts. Bruxelles, 1995, 89 p. FAIRON, J., LEFEVRE A. Vleermuizenreservaten in België. Brussel, studiedocumenten van het KBIN nr. 69, 1991, 180 p. GABRIELS J. De kerkuil in de provincie Limburg. Jaarboek LIKONA 1991, p GEBHARD J. Nos chauves-souris. Bâle, uitgave van de Ligue suisse pour la protection de la nature, 1985, 56 p. GLAS G. H. Atlas van de Nederlandse vleermuizen , alsmede een vergelijking met vroegere gegevens. Leiden, Zoölogische bijdragen nr. 34, uitgegeven door het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden, 1986, 97 p. HOLSBEEK L. e.a. Zoogdiereninventarisatie van Vlaanderen ( ). Euglena, 5 de jrg. (1986), extra uitgave, 116 p. HUTSON A.M. Bats in houses. Uitgave van Conserving Britain s Bats, z.j., 32 p. HUTSON A.M., THE BAT CONSERVATION TRUST. Action plan for the conservation of bats in the United Kingdom. London, Plumpton Publications, 49 p. IERSE VLEERMUIZEN KIEZEN MASSAAL VOOR KATHOLIEKE KERK. De Standaard, 19 november INSTITUT ROYAL DES SCIENCES NATURELLES DE BELGIQUE. Découverte et Conservation des chauves-souris de la Région wallone. Uitgave van het Koninklijk 58

58 Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel, 1996, 71 p. KAPTEYN K. Vleermuizen in het landschap. Haarlem, Schuyt & Co, 1995, 224 p. KUNZ T.H., RACEY P.A. Bat biology and conservation. Washington and London, Smithsonian Institution Press, 1998, 365 p. LANGE R. e.a. Zoogdieren van de Benelux. Gent, Jeugdbondsuitgeverij, 1986, 193 p. LANGE R. e.a. Zoogdieren van West-Europa. Utrecht, KNNV uitgeverij, 1994, 400 p. LEFEVRE A. Situatie van Myotis emarginatus (Geoffroy, 1806) in Vlaanderen. Tekst bij voordracht op het eerste Belgische colloquium over de vleermuizen, Louvain-la- Neuve, 26 september 1998, 1 p. LIMPENS H., MOSTERT K., BONGERS W. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Utrecht, KNNV uitgeverij, 1997, 260 p. LINA P. Spelling and quoting of scientific names of European Bat species. Brochure verkrijgbaar op het eerste Belgische colloquium over de vleermuizen, 26 september 1998, 2 p. MOSTERT K., VAN DER KUIL R., WONDERGEM J. Ook s winters vleermuizen in Zuid-Hollandse kerken. Zoogdier, 7 de jrg. (1996), nr. 4, p MOSTERT K., VAN DER KUIL R., WONDERGEM J. Vleermuizen op kerkzolders in Zuid-Holland. Zoogdier, 7 de jrg. (1996), nr. 3, p ONKELINX T. Voorlopige atlas van de Vlaamse zoogdieren. Euglena, 16 de jrg. (1997), nr. 6 (extra nr.), 76 p. PUNT A., e.a. De Nederlandse Vleermuizen. Wet. med. KNNV nr Hoogwoud, KNNV, 1974, 48 p. RICHARDSON P. Bats. London, Whittet Books Ltd., 1985, 128 p. RYBERG O. Studies on bats and bat parasites. Lund, Berlingska Boktryckeriet, 1947, 330 p. SCHOBER W., GRIMMBERGER E. Bats of Britain and Europe. London, The Hamlyn Publishing Group Limited, 1993, 224 p. STEBBINGS R. Which bat is it? The Mammal Society, London, 2de ed., 1993, 49 p. VEREINIGUNG GRENZÜBERSCHREITENDER FLEDERMAUSSCHUTZ. Sonderheft Fledermäuse. Science & Nature, Sonderheft N 11(1997), 35 p. VERGOOSSEN W.G. Een kraamkamer van de ingekorven vleermuis in Midden- Limburg. Natuurhistorisch maandblad, 81 ste jrg. (1992), nr. 4, p VERKEM S. Vleermuizen op zolder. (Ongepubliceerde ontwerptekst), z.j. VLEERMUISWERKGROEP NEDERLAND/ ZOOGDIERENWERKGROEP VAN HET NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP. Vleermuisonderzoek in Limburg Jaarverslag Geleen, Stichting Natuurpublicaties Limburg, 1993, 61 p. VOUTE A.M. Gebouwbewonende rosse vleermuizen, Nyctalus noctula Schreber, Lutra, 19 de jrg. (1977), p VOUTE A.M., LINA P.H.C. Bescherming van vleermuizen. Wet. med. KNNV nr Hoogwoud, KNNV, 1986, 38 p. VOUTE A.M., SMEENK C. Vleermuizen. Zwolle, Waanders Uitgevers, 1991, 160 p. WAETERSCHOOT J. Vleermuizenbeenbreek. Beenbreek, 27ste jaargang (1995), nr. 5, juli-augustus 1995, 27 p. WILLEMS W. Vleermuizen op kerkzolders in Midden-Limburg. Tekst in voorbereiding voor jaarboek LIKONA

59 Internetsites: Bat Wings and Tails. (23 februari 1999). Chiroptera: Fossil Record. (23 februari 1999). Chiroptera: Life History and Ecology. (23 februari 1999). Chiroptera: More on Morphology. (23 februari 1999). Zur Ökologie von Fledermäusen in Mitteleropäischen Städten. redel/examen/titel.htm (20 oktober 1998). 60

60 Bijlagen 61

61 Bijlage 1 62

62 Bijlage 2: Onderzoekers en data van onderzoek Kerk Plaats Datum Uur Onderzoeker Toren/schip Heilig Hart Hasselt 1/09/ WW, RB Schip O.L.-Vrouw Hasselt 3/09/ WW, RB Beide St.-Quintinus Hasselt 3/09/ WW, RB Schip O.L.V. Boodschap Spalbeek 18/07/ WW, RB Beide O.L.V. Tenhemelopneming Kermt 18/07/ WW, RB Beide O.L.V. Visitatie Godsheide 15/07/ WW, RB Linker beuk St.-Amandus Stokrooie 19/07/ WW, RB Beide St.-Jozef Rapertingen 18/07/ WW, RB, RJ Beide St.-Lambertus Kiewit 19/07/ WW, RB Beide St.-Lambertus St.-Lambrechts-Herk 18/07/ WW, RB Beide St.-Martinus Stevoort 17/07/ WW, RB Beide St.-Niklaas Wimmertingen 18/07/ WW, RB, RJ Beide St.-Servaas Diepenbeek 19/07/ WW, RB Beide Heilig Hart (Kerk) Rooierheide 16/07/ WW, RB Beide Heilig Hart (Kapel) Rooierheide 17/07/ WW, RB Schip St.-Martinus Genk 15/07/ WW, RB Beide Christus-Koning Waterschei 16/07/ WW, RB Schip Heilig Hart Winterslag 16/07/ WW, RB Beide St.-Eventius Winterslag 11/07/ WW Schip St.-Jozef Sledderlo 16/07/ WW, RB Toren+zijbeuk St.-Jozef Werkman Hoevezavel?/07/97 WW, RB Toren St.-Lambertus Opglabbeek 7/07/ ZWG Beide St.-Aldegondis As 21/07/ WW, RB Beide St.-Theresia As 7/07/ ZWG Beide St.-Martinus Kinrooi 7/07/ ZWG Beide St.-Servatius Ophoven 7/07/ ZWG Beide St.-Lambertus Geistingen 7/07/ ZWG Beide St.-Martinus Kessenich 7/07/ ZWG Beide St.-Martinus Meeuwen 7/07/ MG, RB Beide St.-Gertrudis Gruitrode 7/07/97 ZWG Beide St.-Hubertus Neerglabbeek 10/07/ WW, DW, BV Beide O.L.V. Tenhemelopneming Wijshagen 7/07/97 ZWG Toren St.-Michiel Bree 7/07/97 ZWG Beide St.-Petrus Tongerlo 20/07/ WW Beide St.-Lutgardis t Hasselt 8/07/ WW Beide St.-Martinus Beek 20/07/ WW Beide St.-Laurentius Bocholt 7/07/ WW, GS Beide St.-Benedictus Lozen 20/07/ WW Beide St.-Anna Aldeneik 9/07/ WW, DW, BV Schip St.-Lambertus Neeroeteren 9/07/ WW, DW, BV Beide St.-Dionysius Opoeteren 9/07/ WW, DW, BV Beide Afkortingen: BV Bob Vandendriessche RB Rik Brys DW Diederik Willems RJ Rik Jacobs GS Geert Stevens WW Wout Willems MG Maarten Goossens ZWG Zoogdierenwerkgroep JNM 63

63 Bijlage 3: Bezoek aan een kerkzolder (Foto s: Fons Jansen) 64

64 Bijlage 4 Bouw van een traditionele kerkzolder 65

65 Bijlage 5 = bezochte kerk met vleermuizen of vleermuizensporen = bezochte kerk zonder vleermuizen of vleermuizensporen Kaart 1: Kerken met (sporen van) vleermuizen 66

66 Bijlage 6 = waarneming of spoor van laatvlieger Kaart 2: Verspreidingskaart van de laatvlieger (Eptesicus serotinus) 67

Cursus Vleermuizen. Zoogdieren : Evolutie. Bewerking: Joeri Cortens

Cursus Vleermuizen. Zoogdieren : Evolutie. Bewerking: Joeri Cortens Cursus Vleermuizen Bewerking: Joeri Cortens Zoogdieren : Evolutie Innovaties: * endotherm - haar * jongen zogen * voedselspecialisatie - tanden - kauwspieren 2 1 De Mythe voorbij Vleermuizen vliegen niet

Nadere informatie

Vleermuizen en de ruimte binnen de Flora- en faunawet

Vleermuizen en de ruimte binnen de Flora- en faunawet Vleermuizen en de ruimte binnen de Flora- en faunawet Strikte toepassing van Flora- en faunawet is contraproductief! Gerard Smit Wettelijke status Habitatrichtlijn Bijlage II: 7 soorten Habitatrichtlijn

Nadere informatie

DETERMINEREN VAN VLEERMUIZEN IN WINTERSLAAP

DETERMINEREN VAN VLEERMUIZEN IN WINTERSLAAP DETERMINEREN VAN VLEERMUIZEN IN WINTERSLAAP Eerste set René Janssen Erik Korsten VLEN-Dag 20-10-2010 1 2 3 4 5 6 Paul van Hoof 7 8 9 10 OPBOUW VAN DE WORKSHOP 1. 10 foto s om mee te beginnen 2. Waarom

Nadere informatie

VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel. 026-3705318, fax 026-3704038, email: zoogdier@vzz.

VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel. 026-3705318, fax 026-3704038, email: zoogdier@vzz. VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel. 026-3705318, fax 026-3704038, email: zoogdier@vzz.nl >> Concept januari 2005

Nadere informatie

Informatieles Vleermuizen

Informatieles Vleermuizen Informatieles Vleermuizen De les is bedoeld voor groep 5 t/m 8 van het primair onderwijs en leerjaar 1 en 2 van het voortgezet onderwijs. Er komen verschillende facetten over het leven van de vleermuis

Nadere informatie

Opbouw. Vleermuisherkenning in de hand. Woord vooraf. Leren determineren. Waarom? Competentie 4: Goede determinatie

Opbouw. Vleermuisherkenning in de hand. Woord vooraf. Leren determineren. Waarom? Competentie 4: Goede determinatie Opbouw Vleermuisherkenning in de hand Hanteerweekend 12 & 13 september 2008 Waarom? Leren determineren Algemene kenmerken Verschillen tussen de genussen Behandelen van de genussen Alles minus myotis Pauze

Nadere informatie

Vleermuizen DEN HAAG EN OMGEVING KAARTBIJLAGE. Kees Mostert, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland

Vleermuizen DEN HAAG EN OMGEVING KAARTBIJLAGE. Kees Mostert, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland Vleermuizen in DEN HAAG EN OMGEVING 2009-2011 KAARTBIJLAGE Kees Mostert, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland SAMENVATTEND RAPPORT VLEERMUIZEN ONDERZOEK DEN HAAG 2009 t/m 2011 K. Mostert Stichting Zoogdierenwerkgroep

Nadere informatie

Vleermuizen op kerkzolders op basis van DNAonderzoek

Vleermuizen op kerkzolders op basis van DNAonderzoek Vleermuizen op kerkzolders op basis van DNAonderzoek ANKONA-ontmoetingsdag 10 februari 2018 Kris Boers & David Halfmaerten Skip Sterling Project Vleermuizen op (kerk)zolders in de provincie Antwerpen Aanleiding

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE WATERVLEERMUIS IN DE OPSTALLEN VAN HET: SIEGERPARK. Projectnummer : 30.06.03 Datum : 07 juni 2010

ONDERZOEK NAAR DE WATERVLEERMUIS IN DE OPSTALLEN VAN HET: SIEGERPARK. Projectnummer : 30.06.03 Datum : 07 juni 2010 ONDERZOEK NAAR DE WATERVLEERMUIS IN DE OPSTALLEN VAN HET: SIEGERPARK Projectnummer : 30.06.03 Datum : 07 juni 2010 Onderzoek naar de Watervleermuis 1 Inhoudsopgave 1 ALGEMEEN 1.1 Watervleermuis algemeen

Nadere informatie

Vleermuizen in winterslaap determineren

Vleermuizen in winterslaap determineren Vleermuizen in winterslaap determineren Daan Dekeukeleire Herwerking: Lieselot De Vos VleermuizenWerkgroep Oost-Vlaanderen - JNM ZWG Opbouw Winterslaap en verstoring Leren tellen Leren determineren Verschillen

Nadere informatie

Vliegen met je handen

Vliegen met je handen Vliegen met je handen middelvinger wijsvinger duim ringvinger pink voet hielbeen staart Paul van Hoof Kijken met je oren EU: Insecteneters Wereldwijd 1000 vleermuissoorten. Verschillende voedselspecialismen;

Nadere informatie

Vleermuizen: ecologie, functie van laanbomen, wettelijke bescherming. Natuurbescherming is toch tijdloos?

Vleermuizen: ecologie, functie van laanbomen, wettelijke bescherming. Natuurbescherming is toch tijdloos? Vleermuizen: ecologie, functie van laanbomen, wettelijke bescherming Peter Twisk Natuurbescherming is toch tijdloos? Foto: Erik Korsten In Europa komen zo n 40 soorten voor, in Nederland 17 soorten. Ze

Nadere informatie

inhoud blz. Inleiding 1. Twee hoofdsoorten 2. Echo 3. Huid en vleugels 4. Jonge vleermuizen 5. Vleermuizen in Nederland

inhoud blz. Inleiding 1. Twee hoofdsoorten 2. Echo 3. Huid en vleugels 4. Jonge vleermuizen 5. Vleermuizen in Nederland Vleermuizen inhoud blz. Inleiding 3 1. Twee hoofdsoorten 4 2. Echo 6 3. Huid en vleugels 7 4. Jonge vleermuizen 8 5. Vleermuizen in Nederland 9 6. Andere soorten vleermuizen 11 7. Vleermuisweetjes 13 8.

Nadere informatie

Welke vleermuis is dat?

Welke vleermuis is dat? . Welke vleermuis is dat? Een succesmodel 4 Hoefijzerneuzen 24 Gladneuzen 32 Bulvleermuizen 74 Afkortingen in het determinatiegedeelte L = lengte; VS = vleugelspanwijdte; G = gewicht Links: watervleermuis;

Nadere informatie

Vleermuizen in Nederland

Vleermuizen in Nederland Vleermuizen in Nederland 1 Inhoud Watervleermuis (Myotis daubentonii)... 3 Meervleermuis (Myotis dasycneme)... 5 Baardvleermuis (Myotis mystacinus)... 7 Brandts vleermuis (Myotis brandtii)... 9 Franjestaartvleermuis

Nadere informatie

Een (t)huis voor vleermuizen. Waar kunnen ze zich verschuilen

Een (t)huis voor vleermuizen. Waar kunnen ze zich verschuilen Een (t)huis voor vleermuizen Waar kunnen ze zich verschuilen Aantal soorten Vlaanderen kent zo n 21 soorten vleermuizen waarvan slechts enkelen geregeld in gebouwen voorkomen. Meestal gaat dit om de gewone

Nadere informatie

Vleermuizen. in onze omgeving

Vleermuizen. in onze omgeving Vleermuizen in onze omgeving De meeste mensen komen nooit in aanraking met vleermuizen Toch kan het gebeuren dat een vleermuis uw huis als tijdelijke verblijfplaats kiest of per ongeluk in uw kamer terechtkomt.

Nadere informatie

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN...

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN... INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 2 1.1 INLEIDING... 2 1.2 HET GEBIED... 2 1.3 OPBOUW RAPPORT... 3 2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN... 4 3 METHODE... 5 4 RESULTAAT... 6 5 CONCLUSIE... 8 LITERATUUR... 9 Adviesbureau

Nadere informatie

6,6. Werkstuk door een scholier 1934 woorden 4 juni keer beoordeeld

6,6. Werkstuk door een scholier 1934 woorden 4 juni keer beoordeeld Werkstuk door een scholier 1934 woorden 4 juni 2002 6,6 329 keer beoordeeld Vak Biologie 1. Wat is een vleermuis. Vleermuizen zijn zeer boeiende en ongewone zoogdieren. Ze kunnen vliegen en zijn s nachts

Nadere informatie

Gevlederde Vrienden. Vleermuizen in en om het huis

Gevlederde Vrienden. Vleermuizen in en om het huis Gevlederde Vrienden Vleermuizen in en om het huis Nu de zomer in aantocht is en het terrasjesweer begint, zal je op mooie zomeravonden tegen valavond thuis de acrobatische toeren kunnen bewonderen van

Nadere informatie

Werkendam, 16 mei 2011 Onze referentie: 66532

Werkendam, 16 mei 2011 Onze referentie: 66532 De heer J.F.J. de Bont Luiten Ambachtstraat 26 4944 AT Raamsdonk Werkendam, 16 mei 2011 Onze referentie: 66532 Betreft: verslag vleermuisinspectie Geachte heer de Bont, Naar aanleiding van de door ons

Nadere informatie

Een netwerk voor vleermuizen

Een netwerk voor vleermuizen Een netwerk voor vleermuizen Herman Limpens Foto: Erik Korsten mmv Eric Jansen & Marcel Schillemans Een netwerk van leefgebieden met verschillende functies verblijfplaatsen + vliegroutes + jachtgebieden

Nadere informatie

De vleermuis. Colin ziet ze vliegen, jij ook? 2016 Colin Beekman Gebaseerd op presentatie 2013 van Harrie Pelgrim

De vleermuis. Colin ziet ze vliegen, jij ook? 2016 Colin Beekman Gebaseerd op presentatie 2013 van Harrie Pelgrim Colin ziet ze vliegen, jij ook? 2016 Colin Beekman Gebaseerd op presentatie 2013 van Harrie Pelgrim ! Programma Algemene info Soorten Onderzoek aan vleermuizen Video-opname(s) 2 Algemeen zoogdier zeer

Nadere informatie

Vademecum voor het tellen van uitvliegers

Vademecum voor het tellen van uitvliegers Vademecum voor het tellen van uitvliegers Vleermuizenwerkgroep Oost-Vlaanderen 2014 1 Telperiode Het tellen wordt best uitgevoerd eind mei/juni, vóór het spenen van de jongen. Daardoor kan het aantal volwassen

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2011 tijdvak 1 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. GT-0191-a-11-1-b Vleermuizen - Informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 41 tot en

Nadere informatie

SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN

SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN Gewone grootoorvleermuis (foto Paul van Hoof) Vleermuizen Vleermuizen zijn zoogdieren en wel de enige zoogdieren die kunnen vliegen. Er vliegen waarschijnlijk al

Nadere informatie

Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT

Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT oktober 2009 In opdracht van: RBOI-Middelburg BV Postbus

Nadere informatie

Prioriteiten voor vleermuisonderzoek. Anne-Jifke Haarsma

Prioriteiten voor vleermuisonderzoek. Anne-Jifke Haarsma Prioriteiten voor vleermuisonderzoek Anne-Jifke Haarsma Gebied of soortgericht onderzoek? Vanwege subsidie regelingen vaak soortgericht onderzoek Vleermuissoorten in Nld (16x) Dwaalgasten, verdwenen of

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b Bijlage VMBO-KB 2011 tijdvak 1 biologie CSE KB Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b Vleermuizen - Informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 50. Bij

Nadere informatie

Determinatie van vleermuizen ten behoeve van het meetnet Zoldertellingen Vleermuizen. R. Janssen, J.R. Regelink & J. Buys

Determinatie van vleermuizen ten behoeve van het meetnet Zoldertellingen Vleermuizen. R. Janssen, J.R. Regelink & J. Buys Determinatie van vleermuizen ten behoeve van het meetnet Zoldertellingen Vleermuizen R. Janssen, J.R. Regelink & J. Buys Colofon Samenstelling: René Janssen, Johannes Regelink & Jan Buys Redactie: Hans

Nadere informatie

Cursus Zoogdieren. Bewerking : Joeri Cortens

Cursus Zoogdieren. Bewerking : Joeri Cortens Cursus Zoogdieren Bewerking : Joeri Cortens Instelling voor natuur-en milieu-educatie in Vlaanderen Graatakker 11-2300 Turnhout Tel : 014 47 29 55 Fax: 014 47 29 51 educatie@natuurpunt.be - www.natuureducatie.be

Nadere informatie

Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:

Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Van: Erik Korsten [mailto:a.j.h.m.korsten@buwa.nl] Verzonden: vrijdag 21 september 2012 15:22 Aan: Beers, Erik van; Assema, Renée van Onderwerp: Vleermuizen in Belgenmonument! Dag Erik en Renée, bij deze

Nadere informatie

Bat-detector handleiding voor beginners

Bat-detector handleiding voor beginners Bat-detector handleiding voor beginners Determinatie van de meest voorkomende vleermuizen in Vlaanderen met behulp van heterodyne bat-detectoren Realisatie: Sven Verkem Verkem Faunaonderzoek Grote Steenweg

Nadere informatie

Wandeling n 23 : La porte Aïve : Hotton Bewegwijzering :

Wandeling n 23 : La porte Aïve : Hotton Bewegwijzering : Wandeling n 23 : La porte Aïve : Hotton Bewegwijzering : Deze wandeling, "porte Aïve" genoemd, is als het ware een speleologische uitstap : ze neemt u mee naar de rotsmeanders van de kalksteenrichel. Op

Nadere informatie

Nationaal Park Hoge Kempen

Nationaal Park Hoge Kempen !! Nationaal Park Hoge Kempen Wat is een vogel? Wat is het verschil tussen roofvogels en uilen? Zijn er grote verschillen tussen roofvogels? Hoe kan ik roofvogels herkennen? Wat is de grootste roofvogel?

Nadere informatie

Vleermuizen en de grote bonte specht in en rond het plangebied van drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH)

Vleermuizen en de grote bonte specht in en rond het plangebied van drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH) Vleermuizen en de grote bonte specht in en rond het plangebied van drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH) Vleermuizen en de grote bonte specht in en rond het plangebied van drie bebouwingslocaties te

Nadere informatie

Het verloop van het aantal vleermuizen in een winterverblijf

Het verloop van het aantal vleermuizen in een winterverblijf Het verloop van het aantal vleermuizen in een winterverblijf Anne-Jifke Haarsma (ahaarsma@dds.nl) Wanneer arriveren vleermuizen eigenlijk in hun winterverblijf? Is dit moment gekoppeld aan bijvoorbeeld

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN oktober

Nadere informatie

A bat friendly colour spectrum? Effecten van klimaatverandering op vleermuizen

A bat friendly colour spectrum? Effecten van klimaatverandering op vleermuizen A bat friendly colour spectrum? Effecten van klimaatverandering op vleermuizen Herman Limpens en Jasja Dekker Effecten van klimaatverandering op vleermuizen?? Vooral: analyserende speculerende verhalen

Nadere informatie

Jaarboek. Inventarisatie van vleermuizen op Vlaams-Brabantse zolders. Brakona jaarboek 2013-2014 27

Jaarboek. Inventarisatie van vleermuizen op Vlaams-Brabantse zolders. Brakona jaarboek 2013-2014 27 Brakona jaarboek 2013-2014 27 Inventarisatie van vleermuizen op Vlaams-Brabantse zolders Wout Willems Stijn Yskout Jaarboek 2013 2014 28 Brakona jaarboek 2013-2014 Inventarisatie van vleermuizen op Vlaams-Brabantse

Nadere informatie

Eindrapportage HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN AAN DE MAATWEG 1 TE AMERSFOORT

Eindrapportage HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN AAN DE MAATWEG 1 TE AMERSFOORT Eindrapportage HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN AAN DE MAATWEG 1 TE AMERSFOORT Eindrapportage HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN AAN DE MAATWEG 1 TE AMERSFOORT rapportnr. 2011.1247 september 2011 In opdracht van:

Nadere informatie

Zoetermeer. Vleermuizen in Zoetermeer Een jonge stad als leefgebied. Inventarisaties Waarom stadsbreed vleermuisonderzoek?

Zoetermeer. Vleermuizen in Zoetermeer Een jonge stad als leefgebied. Inventarisaties Waarom stadsbreed vleermuisonderzoek? Vleermuizen in Zoetermeer Een jonge stad als leefgebied Zoetermeer door Garry Bakker bureau Stadsnatuur Rotterdam www.bureaustadsnatuur.nl Waarom stadsbreed vleermuisonderzoek? Inventarisaties 2004-2010

Nadere informatie

! " # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, ".,,,,,!

!  # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, .,,,,,! ! " # $! % & %(#(#%) *+,,, &-,".,,,,! 1 Inleiding Het plangebied is gelegen op de hoek van het perceel Werkensedijk 69 en de Monnikenhoef te Werkendam. Ter plaatse is in de huidige situatie een voormalig

Nadere informatie

Natuurpunt Educatie vzw Graatakker Turnhout- 014/

Natuurpunt Educatie vzw Graatakker Turnhout- 014/ Opleiding Vleermuisgids Samenstelling : Joeri Cortens & Kris Boeckx Aanpassingen: Pieter Blondé vzw Graatakker 11 2300 Turnhout- 014/47 29 55 educatie@natuurpunt.be - www.natuureducatie.be Met de steun

Nadere informatie

Introductie. Introductie. Introductie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Herkenning en inventarisatie

Introductie. Introductie. Introductie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Herkenning en inventarisatie Herkenning en inventarisatie Introductie Inhoud Aanleiding Pauze Bescherming Inventariseren Even naar buiten! April 2013 Carola van den Tempel Introductie Introductie Inleiding Nachtdier en vampier? Onbekend

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b Bijlage VMBO-KB 2011 tijdvak 1 biologie CSE KB Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-11-1-b Vleermuizen - Informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 50. Bij

Nadere informatie

Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER

Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER rapportnr. 2011.1169 juni 2011 In opdracht

Nadere informatie

Bathopper project 2016

Bathopper project 2016 Bathopper project 2016 In 2016 is er door het vleermuisplatform een bathopperproject gestart in Zoetermeer. Daarbij heeft een batlogger op ca 27 adressen in totaal 51 nachten de vleermuispassages gemeten.

Nadere informatie

Dit werkstuk is slechts een voorbeeld en is te vinden op www.vleermuissitevoorkids.telebyte.nl Door: Sophie Reekers Uit: 1G 2005

Dit werkstuk is slechts een voorbeeld en is te vinden op www.vleermuissitevoorkids.telebyte.nl Door: Sophie Reekers Uit: 1G 2005 Door: Sophie Reekers Uit: 1G 2005 Dit werkstuk is slechts een voorbeeld en is te vinden op 1 Voorwoord inleiding Het ontstaan van de vleermuis Wat is echolocatie Soorten Hoe zit een vleermuis in elkaar

Nadere informatie

Vleermuizen in het Waasland

Vleermuizen in het Waasland Vleermuizen in het Waasland Informatie en tips voor bescherming Vleermuizen in het Waasland Informatie en tips voor bescherming Onbekend is onbemind. De vooroordelen tegenover vleermuizen zijn gelukkig

Nadere informatie

Vleermuizen in het bosbeheer: aantal verwijzingen per hoofdstuk in het referentiewerk uit 2010

Vleermuizen in het bosbeheer: aantal verwijzingen per hoofdstuk in het referentiewerk uit 2010 Vleermuizen en (oude) bossen in West-Vlaanderen: van bijna crash via strongholds naar herstel? Vleermuizen in het bosbeheer: aantal verwijzingen per hoofdstuk in het referentiewerk uit 2010-34, faunabeheer:

Nadere informatie

Concept rapportage ACTUALISEREND ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET GEBIED EN OMGEVING VAN GOLFCLUB HOOGE VORSSEL TE NISTELRODE

Concept rapportage ACTUALISEREND ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET GEBIED EN OMGEVING VAN GOLFCLUB HOOGE VORSSEL TE NISTELRODE Concept rapportage ACTUALISEREND ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET GEBIED EN OMGEVING VAN GOLFCLUB HOOGE VORSSEL TE NISTELRODE Concept rapportage ACTUALISEREND ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Vleermuizen in het Meerdaalwoud

Vleermuizen in het Meerdaalwoud 64 Brakona jaarboek 2003 Vleermuizen in het Meerdaalwoud In 2001 en 2002 werd het Meerdaalwoud geïnventariseerd op vleermuizen, voornamelijk met batdetectoren. De resultaten van dit onderzoek zijn op zijn

Nadere informatie

SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN

SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN SPREEKBEURTINFORMATIE OVER VLEERMUIZEN Vleermuizen Vleermuizen zijn zoogdieren die kunnen vliegen. De officiële naam voor vleermuizen is Chiroptera, dit betekent "handvleugelig". Ze vliegen met hun handen.

Nadere informatie

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet Datum: 08-11-2008 Auteur: A.H. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Kenmerk: vlm2008/10

Nadere informatie

Voorbereiding post 4. Nachtbrakers Groep

Voorbereiding post 4. Nachtbrakers Groep Voorbereiding post 4 Nachtbrakers Groep 5-6-7-8 Welkom bij IVN Valkenswaard-Waalre Dit is de digitale voorbereiding voor post 4: Nachtbrakers, voor groep 5,6,7 en 8. Inhoud: Algemeen Verhaal Spel Werkvel

Nadere informatie

Het belang van pand Kleine Gent 6-12 te Vught voor vleermuizen. September Peter Twisk, vleermuisdeskundige

Het belang van pand Kleine Gent 6-12 te Vught voor vleermuizen. September Peter Twisk, vleermuisdeskundige Het belang van pand Kleine Gent 6-12 te Vught voor vleermuizen September 2010 Peter Twisk, vleermuisdeskundige 2 Belang pand Kleine Gent 6-12 (Vught) voor vleermuizen Het belang van pand Kleine Gent 6-12

Nadere informatie

VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN DE AKKER EN DE DR. SCHAEPMANSCHOOL TE BARENDRECHT

VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN DE AKKER EN DE DR. SCHAEPMANSCHOOL TE BARENDRECHT VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN DE AKKER EN DE DR. SCHAEPMANSCHOOL TE BARENDRECHT VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN

Nadere informatie

De vleermuis in Schin op Geul

De vleermuis in Schin op Geul De vleermuis in Schin op Geul Het station van Schin op Geul heeft sinds de komst van de stoomtrein landelijk bekendheid gekregen. In het Jeugdjournaal is hier meerdere malen aandacht aan besteed. Ook is

Nadere informatie

Vleermuisonderzoek Kildijk

Vleermuisonderzoek Kildijk Vleermuisonderzoek Kildijk Onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen rond de dijkverbeteringslocatie langs de Dordtsche Kil Definitief Grontmij Nederland bv Houten, 28 augustus 2009 Verantwoording Titel

Nadere informatie

Profielwerkstuk door een scholier 4444 woorden 5 november keer beoordeeld

Profielwerkstuk door een scholier 4444 woorden 5 november keer beoordeeld Profielwerkstuk door een scholier 4444 woorden 5 november 2006 5 75 keer beoordeeld Vak Biologie Inhoudsopgave 1. de inleiding 1.1 waar gaat het over 1.2 oorsprong 2. verschillende soorten en orde 2.1

Nadere informatie

Vleermuizen ge dreven door het landschap

Vleermuizen ge dreven door het landschap Alex Lefevre, Brussel 15/12/16 Natuurpunt Studie vzw vleermuizenwerkgroep Scheuren, spleten, boomscors Hoe onderzoeken? Belang voor andere zoogdieren Beheer van dreven Holle bomen Vleermuizen ge dreven

Nadere informatie

www.natuurindewijk.nl

www.natuurindewijk.nl OPHANG- EN PLAATSINGSINSTRUCTIE Gefeliciteerd met Uw nestkast verblijfkast bijenhotel! Fijn dat U mee wilt werken aan het project. In de stad zijn er voor gebouw bewonende dieren steeds minder mogelijkheden

Nadere informatie

Geachte burgemeester Casteur, beste schepenen, 2010 was met het Internationaal Jaar van de Biodiversiteit al een

Geachte burgemeester Casteur, beste schepenen, 2010 was met het Internationaal Jaar van de Biodiversiteit al een Dinsdag 19 april 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Onthulling 100ste vleermuisvriendelijk schildje Outer (Ninove) Geachte burgemeester Casteur, beste

Nadere informatie

Stokstaartje. Inhoud. 1. Wat is een stokstaartje. 2. Mijn familie onder de grond

Stokstaartje. Inhoud. 1. Wat is een stokstaartje. 2. Mijn familie onder de grond Stokstaartje Inhoud 1. wat is een stokstaartje 2. mijn familie onder de grond 3. de jacht en het eten 4. de geboorte 5. het lijf 6. extra/vragen 1. Wat is een stokstaartje De wetenschappelijke naam van

Nadere informatie

Limburgs Landschap. natuurboekje van

Limburgs Landschap. natuurboekje van Limburgs Landschap natuurboekje van zomer 2011 Hoi! Ze heet vleermuis maar ze is geen muis. Ze vliegt als de beste maar ze is geen vogel. Ze heeft ogen maar ze kijkt vooral met haar oren. Ze maakt geluiden

Nadere informatie

Onderzoek vleermuizen

Onderzoek vleermuizen Onderzoek vleermuizen Hosterdstraat 4 Beuningen Titel: Opdrachtgever: Onderzoek Vleermuizen. Hosterdstraat 4 Beuningen familie Hendriks Auteur: Controle: Veldwerk: Eric Verkaik Elmar Prins Eric Verkaik,

Nadere informatie

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN rapportnr. 2016.2287 december 2016 In opdracht van: Rho

Nadere informatie

Inleiding In het najaar worden de dagen steeds korter en de nachten steeds langer. Kun je je voorstellen dat je in de maand november naar bed gaat?

Inleiding In het najaar worden de dagen steeds korter en de nachten steeds langer. Kun je je voorstellen dat je in de maand november naar bed gaat? Inleiding In het najaar worden de dagen steeds korter en de nachten steeds langer. Kun je je voorstellen dat je in de maand november naar bed gaat? Je valt in een diepe slaap en wordt in maart pas weer

Nadere informatie

Bathopper project 2016

Bathopper project 2016 Bathopper project 2016 In 2016 is er door het vleermuisplatform een bathopperproject gestart in Zoetermeer. Daarbij heeft een batlogger op ca. 27 adressen in totaal 51 nachten de vleermuispassages gemeten.

Nadere informatie

Voorbereiding post 4. Nachtbrakers Groep

Voorbereiding post 4. Nachtbrakers Groep Voorbereiding post 4 Nachtbrakers Groep 5-6-7-8 Welkom bij IVN Valkenswaard Dit is de Powerpointserie als voorbereiding op post 4: Nachtbrakers, voor groep 5, 6, 7 en 8. Inhoud: Algemeen Verhaal over de

Nadere informatie

Notitie vleermuisonderzoek herinrichting centrum Best

Notitie vleermuisonderzoek herinrichting centrum Best Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze tel: 0495 46 20 70 fax: 0495 46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Gemeente Best T.a.v. J. Crommentuijn Postbus 50 5680 AB Best Datum: 25 oktober 2011 Behandeld

Nadere informatie

1 ZOMERVERBLIJF. 1.1 Achtergrond. 1.1.1 Doelsoorten

1 ZOMERVERBLIJF. 1.1 Achtergrond. 1.1.1 Doelsoorten 1 ZOMERVERBLIJF 1.1 Achtergrond Onder de noemer zomerverblijfplaatsen vallen hier alle locaties waar vleermuizen, buiten de lethargische periode van de winterslaap, gebruik van maken om te slapen, te paren,

Nadere informatie

Themanummer: Vleermuizen in Vlaanderen

Themanummer: Vleermuizen in Vlaanderen Natuur.focusToelating gesloten verpakking Afgiftekantoor Antwerpen X P209602 Retouradres: Natuurpunt, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen V l a a m s D r i e m a a n d e l i j k s t i j d s c h r i f t o v e

Nadere informatie

Beschermde soorten in Hasselt (Overijssel)

Beschermde soorten in Hasselt (Overijssel) Beschermde soorten in Hasselt (Overijssel) Het belang voor de fauna van bestemmingsplan Hasselt binnen de veste Versie 1 25 november 2008 Zoon buro voor ecologie Colofon Titel Ondertitel Opdrachtgever

Nadere informatie

Vleermuizen in Ermelo

Vleermuizen in Ermelo Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Afdeling Noord-West Veluwe Vleermuizen in Ermelo Lex Groenewold November 2016 Inhoud Wat zijn vleermuizen Wat eten vleermuizen Waar wonen vleermuizen

Nadere informatie

Wat weten we over de laatvlieger?

Wat weten we over de laatvlieger? Wat weten we over de laatvlieger? Peter Twisk Foto s en afbeeldingen Peter Twisk, tenzij anders vermeld Even voorstellen: Foto: Erik Korsten 1 Aanleiding: Van zes soorten vleermuizen zijn soortenstandaards

Nadere informatie

Wat vliegt daar? Vleermuizen op en rond het kampeerterrein. Achter t Heezerenbosch, aangenaam primitief! Meer weten?!

Wat vliegt daar? Vleermuizen op en rond het kampeerterrein. Achter t Heezerenbosch, aangenaam primitief! Meer weten?! Meer weten?! Kijk op de website www.vleermuis.net Wat vliegt daar? Boeken voor volwassen: Gids van de vleermuizen van Europa, Azoren en Canarische eilanden; W. Schober, Eckhard Grimmberger ; Peter Lina

Nadere informatie

6.4. Boekverslag door V woorden 11 april keer beoordeeld. Inhoudsopgave. Inleiding. Groep van het dierenrijk

6.4. Boekverslag door V woorden 11 april keer beoordeeld. Inhoudsopgave. Inleiding. Groep van het dierenrijk Boekverslag door V. 1256 woorden 11 april 2006 6.4 729 keer beoordeeld Vak Biologie Inhoudsopgave Inleiding Groep van het dierenrijk Hoe is de koala opgebouwd? Waar leeft de koala? Welke leefgewoonte heeft

Nadere informatie

Trend van vleermuizen,

Trend van vleermuizen, Indicator 14 oktober 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Lange tijd zijn vleermuizen

Nadere informatie

Vleermuis in huis? Wat voor dieren zijn vleermuizen?

Vleermuis in huis? Wat voor dieren zijn vleermuizen? Vleermuis in huis? Vleermuizen duiken met enige regelmaat op in huizen en andere gebouwen. Dat leidt soms tot problemen. Bovendien zijn het wettelijk beschermde dieren, die niet zomaar verjaagd mogen worden.

Nadere informatie

Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk

Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk 9 maart 015 Aanleiding Er is het voornemen voor de renovatie, (gedeeltelijke)vervanging en nieuw- en uitbouw van de Hotels van

Nadere informatie

Zoogdieren in het Bos

Zoogdieren in het Bos Zoogdieren in het Bos Nederland Bos Bosrand Slaapplaats Kraamkolonies Totaal Percentage Rode Lijst Paarplaats 1994 inheems grondgebonden 41 9 16-25 61% 5 vleermuis 19 10 1 2 13 68% 6 verdwenen grondgebonden

Nadere informatie

Vleermuizen rond verzorgingstehuis Ruijschenbergh, Gemert

Vleermuizen rond verzorgingstehuis Ruijschenbergh, Gemert Vleermuizen rond verzorgingstehuis Ruijschenbergh, Gemert Peter Twisk oktober 2006 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van Staro Bos- en Natuurbeheer Vleermuizen rond verzorgingstehuis Ruijschenbergh,

Nadere informatie

Aantalsontwikkeling van vleermuizen

Aantalsontwikkeling van vleermuizen Indicator 24 september 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Lange tijd zijn vleermuizen

Nadere informatie

PUBLIEKSRAPPORT ECOLOGISCH ONDERZOEK OPENBARE RUIMTE KLAPWIJK

PUBLIEKSRAPPORT ECOLOGISCH ONDERZOEK OPENBARE RUIMTE KLAPWIJK PUBLIEKSRAPPORT ECOLOGISCH ONDERZOEK OPENBARE RUIMTE KLAPWIJK M I L I E U B E H E E R PUBLIEKSRAPPORT ECOLOGISCH ONDERZOEK OPENBARE RUIMTE KLAPWIJK Colofon Opdrachtgever: Gemeente Pijnacker-Nootdorp Oranjeplein

Nadere informatie

1. INLEIDING Inleiding Flora- en faunawet Opbouw rapport METHODE... 5

1. INLEIDING Inleiding Flora- en faunawet Opbouw rapport METHODE... 5 INHOUD 1. INLEIDING... 2 1.1 Inleiding... 2 1.2 Flora- en faunawet... 3 1.3 Opbouw rapport... 3 2. VLEERMUIZEN... 4 2.1 Inleiding... 4 2.2 Herfst & winter... 4 2.3 Bedreiging... 4 3. METHODE... 5 4. RESULTATEN...

Nadere informatie

Eindrapport VLEERMUIZEN IN EN ROND STADSDEELHART ANKLAAR TE APELDOORN

Eindrapport VLEERMUIZEN IN EN ROND STADSDEELHART ANKLAAR TE APELDOORN Eindrapport VLEERMUIZEN IN EN ROND STADSDEELHART ANKLAAR TE APELDOORN Eindrapport VLEERMUIZEN IN EN ROND STADSDEELHART ANKLAAR TE APELDOORN Rapportnr. 2009.1005 Januari 2010 In opdracht van: Gemeente Apeldoorn

Nadere informatie

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE BOUTENSLAAN TE EINDHOVEN

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE BOUTENSLAAN TE EINDHOVEN Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE BOUTENSLAAN TE EINDHOVEN Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE BOUTENSLAAN

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN GAGELDIJK 71 TE MAARSSEN

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN GAGELDIJK 71 TE MAARSSEN HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN GAGELDIJK 71 TE MAARSSEN HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN GAGELDIJK 71 TE MAARSSEN juni 2009

Nadere informatie

Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort Oktober 2011

Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort Oktober 2011 Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort Oktober 2011 Peter Twisk, vleermuisdeskundige Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort Oktober 2011 In opdracht van Architectenbureau Verkuylen,

Nadere informatie

Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen

Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen RBOI 11.027 augustus 2011 foto omslag

Nadere informatie

Eindrapport VLEERMUIZEN EN BROEDVOGELS IN EN DIRECT ROND DE VOERT 10 TE BERGEN

Eindrapport VLEERMUIZEN EN BROEDVOGELS IN EN DIRECT ROND DE VOERT 10 TE BERGEN Eindrapport VLEERMUIZEN EN BROEDVOGELS IN EN DIRECT ROND DE VOERT 10 TE BERGEN Eindrapport VLEERMUIZEN EN BROEDVOGELS IN EN DIRECT ROND DE VOERT 10 TE BERGEN rapportnr. 2010.1172 september 2011 In opdracht

Nadere informatie

Vleermuizen en natuurontwikkeling

Vleermuizen en natuurontwikkeling Vleermuizen en natuurontwikkeling Gepubliceerd in: De Nieuwe Wildernis, jg. 4, nr. 3, p. 28-35 (1998) Jan Buys & Herman Limpens Natuurontwikkeling heeft ruime ingang gevonden in de praktijk van het natuurbeheer.

Nadere informatie

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE INSTANDHOUDING VAN VLEERMUIZEN IN EUROPA. Londen, 4 december 1991

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE INSTANDHOUDING VAN VLEERMUIZEN IN EUROPA. Londen, 4 december 1991 OVEREENKOMST BETREFFENDE DE INSTANDHOUDING VAN VLEERMUIZEN IN EUROPA De Overeenkomstsluitende partijen, Londen, 4 december 1991 Verwijzend naar het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Nadere informatie

Tijger. Een machtige streepjeskat

Tijger. Een machtige streepjeskat Tijger Een machtige streepjeskat Aan de manier waarop tijgers sluipen en op hun prooi afspringen, is goed te zien dat ze uit de familie van katachtigen komen. De tijger is binnen die familie zelfs de grootste

Nadere informatie

Tussenrapportage VLEERMUIZEN EN VOGELS MET VASTE RUST- EN VERBLIJFPLAATSEN IN EN ROND EEN RECONSTRUCTIEGEBIED TE EMMEN

Tussenrapportage VLEERMUIZEN EN VOGELS MET VASTE RUST- EN VERBLIJFPLAATSEN IN EN ROND EEN RECONSTRUCTIEGEBIED TE EMMEN Tussenrapportage VLEERMUIZEN EN VOGELS MET VASTE RUST- EN VERBLIJFPLAATSEN IN EN ROND EEN RECONSTRUCTIEGEBIED TE EMMEN Tussenrapportage VLEERMUIZEN EN VOGELS MET VASTE RUST- EN VERBLIJFPLAATSEN IN EN ROND

Nadere informatie

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN GEBIED AAN DE J.P. GOUVERNEURLAAN 20 TE SASSENHEIM

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN GEBIED AAN DE J.P. GOUVERNEURLAAN 20 TE SASSENHEIM Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN GEBIED AAN DE J.P. GOUVERNEURLAAN 20 TE SASSENHEIM Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN GEBIED AAN DE J.P. GOUVERNEURLAAN

Nadere informatie

Een thuis voor de vleermuis Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant

Een thuis voor de vleermuis Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant Een thuis voor de vleermuis Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant Datum december 2006 Colofon Provincie Noord-Brabant Directie Ecologie Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch

Nadere informatie

Werkstuk door M woorden 15 juni keer beoordeeld. Wat zijn Pterosauriërs Inleiding:

Werkstuk door M woorden 15 juni keer beoordeeld. Wat zijn Pterosauriërs Inleiding: Werkstuk door M. 1487 woorden 15 juni 2001 7 70 keer beoordeeld Vak Biologie Wat zijn Pterosauriërs Inleiding: Dit werkstuk gaat over Pterosauriërs, ik heb hiervoor gekozen omdat ik dit nog de meest interessantste

Nadere informatie