Handel en innovatiebeleid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handel en innovatiebeleid"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 6 Handel en innovatiebeleid frank a.g. den butter inleiding Comparatieve voordelen vormen een belangrijke bron van handelsstromen. Volgens de traditionele theorie van de internationale economie betekent het dat goederen en diensten, bij een vrij handelsverkeer, daar geproduceerd worden waar dat relatief het goedkoopst is. Beschikbaarheid van grondstoffen en aanwezigheid van kapitaal, zowel fysieke kapitaalgoederen als menselijk kapitaal, zijn dan bepalend voor de comparatieve voordelen van een land. Vanuit dit perspectief kan innovatie bijdragen aan het handelsvoordeel dat een land bij productie van bepaalde goederen en diensten heeft. Zo n innovatie betekent dat bestaande goederen en diensten efficiënter worden geproduceerd, en ook dat er nieuwe producten worden ontwikkeld die zich een plaats op de wereldmarkt veroveren. De voorsprong bij de ontwikkeling en fabricage van dergelijke producten leidt dan tot een comparatief kostenvoordeel, dat overigens meestal van tijdelijke aard zal zijn. In die zin is ook een continue vernieuwing en innovatieve ontwikkeling van belang voor het behoud van de voorsprong en concurrentiepositie van een land. economische en monetaire theorie Toch levert deze traditionele verklaring van de internationale handelsstromen slechts een beperkt beeld op van de feitelijke determinanten die schuil gaan achter de moderne internationale handel. Trefler (1995) schrijft hierover: Factor endowments correctly predict the direction of the service trade about 50 percent of the time, a success rate that is matched by a coin toss. Bij de reeds lang bestaande, maar in de afgelopen periode versnelde trend van globalisering spelen andere aspecten (WRR, 2003). Dit betreft het feit dat handel niet gratis is, maar allerhande kosten met zich meebrengt, de transactiekosten. Deze transactiekosten kunnen zodanig hoog zijn dat hierdoor handelstransacties niet plaatsvinden. Verlaging van transactiekosten betekent zowel dat de bestaande handel goedkoper wordt, als dat nieuwe handelstransacties mogelijk worden gemaakt. In beide gevallen verhoogt deze reductie van transactiekosten de welvaart. (zie b.v. Den Butter en Visser, 2003). De vraagstelling in dit artikel is in welke zin innovaties kunnen bijdragen aan het verlagen van de transactiekosten, en wat daarbij de rol van de overheid kan zijn. Het is duidelijk dat innovaties die de transactiekosten verlagen een ander karakter hebben dan productinnovaties en op specifieke productie 95

2 een klassiek econoom met een brede blik gerichte procesinnovaties, die in directe zin de efficiency van de productie verhogen. Het laat zich aanzien dat voor een handelsland als Nederland dergelijke handelsinnovaties die de transactiekosten doen verminderen minstens net zo belangrijk zijn als de technologische innovaties waarop het traditionele innovatiebeleid zich richt. Het idee is dan dat deze handelsinnovaties comparatieve voordelen opleveren in het handelen zelf en in de regievoering van de productie (zie ook Den Butter, 2007). Sterk verwant aan deze handelsinnovaties zijn de organisatorische innovaties die de transactiekosten binnen bedrijven doen verminderen: zeker bij internationaal opererende bedrijven valt moeilijk te onderscheiden tussen deze verschillende vormen van innovaties die betrekking hebben op de transactiekosten. Een belangrijke karakteristiek van de globalisering is de steeds verder gaande fragmentatie van productie, waarbij de productieketen in steeds meer onderdelen wordt gesplitst en productie van de verschillende componenten verspreid over de wereld plaatsvindt. Het is evident dat er een sterk verband staat tussen transactiekosten en fragmentatie van productie. Dit verband wordt in de volgende paragraaf toegelicht. Daarna wordt besproken welke vormen de fragmentatie van productie kan aannemen en voor welke beslissingen bedrijven die hun productieketen (verder) opsplitsen, komen te staan. Het gaat daarbij om de make or buy-beslissing en om de locatiekeuze. Deze beslissingen hangen samen met onzekere en gecompliceerde afwegingen tussen de winst aan zuivere productiekosten die verdere fragmentatie oplevert en de hogere transactiekosten (coördinatiekosten, organisatiekosten), die de splitsing van productieonderdelen met zich mee brengt. Vanuit dit perspectief komt vervolgens de relatie tussen handel en innovatie aan de orde. De daarop volgende paragraaf in algemene zin wat volgens de leer van de economie van de collectieve sector de rol van de overheid is. Daarna wordt besproken welke invulling de overheid vanuit dat perspectief zou kunnen geven aan een innovatiebeleid dat verlaging van transactiekosten bevordert en in die zin een bijdrage levert (of zelfs een onderdeel vormt) van de handelspolitiek. De laatste paragraaf vat de bevindingen samen en trekt conclusies. fragmentatie van productie en transactiekosten Fragmentatie van productie Dankzij de voortschrijdende handelsliberalisatie en verlaging van transactiekosten in de handel, vindt de productie steeds meer daar plaats waar dankzij schaalvoordelen en comparatieve voordelen de kosten het laagst zijn. Tekenend hiervoor is dat de groei van de wereldhandel in de afgelopen decennia sterker is gestegen dan de economische groei, gemeten aan de groei van het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking. Zeker gezien de verdere mogelijkheden die informatisering en standaardisering nog bieden zal deze trend zich voortzetten. De trend van de voortgaande globalisering en daarmee samenhangende arbeidsdeling en specialisatie is niet van vandaag of morgen. Adam Smith toonde al in zijn voorbeeld van de speldenfabriek dat arbeidsdeling de essentiële bron van welvaart vormt. Immers, des te meer er specialisatie en (soms ook) schaalvergroting in de productieketen plaatsvindt, des te hoger wordt de productiviteit en daarmee de mogelijkheid om die produc- 96

3 6 handel en innovatiebeleid tiviteitsgroei in een welvaartsverbetering om te zetten. Natuurlijk betekent specialisatie een betere benutting van de technologische mogelijkheden en draagt een toegenomen technologisch vernuft bij tot verdere specialisatie en arbeidsdeling. Er is dus niets mis met kennisinvesteringen op technologisch gebied, en met technologiebeleid dat op internalisering van de externe effecten van zulke kennisinvesteringen is gericht. Maar uiteindelijk moeten al die schakels van de productieketen, die vanwege de specialisatie uit elkaar zijn gehaald, op elkaar afgestemd en aan elkaar gekoppeld worden. De toenemende fragmentatie van de productie, waarbij de productieketen steeds verder wordt opgesplitst, hangt samen met deze verdergaande, wereldwijde specialisatie en arbeidsdeling. Die onderdelen in de keten, waar productie goedkoop elders kan geschieden, worden uitbesteed. Dit heeft tot gevolg dat het aan elkaar koppelen van de schakels in de keten steeds belangrijker wordt. Juist in dit koppelen valt waarde te creëren. Het ligt voor de hand dat een handelsland als Nederland zich in toenemende mate gaat richten op dit koppelproces. Het impliceert dat, zeker in de industrie, er in ons land een transitie plaatsvindt van het zelf produceren naar het uitbesteden van de productie en naar aandacht voor de regievoering in de productie. In een industriële organisatie, waarin de productieketen in steeds meer schakels wordt opgesplitst, neemt het relatieve belang van de transactiekosten toe. De eigenlijke productiekosten dalen ten opzichte van de transactiekosten. Specialisatie en oriëntatie op waardecreatie via het koppelen van de schakels van de keten betekent een overgang van een op productie gerichte bedrijfsvoering naar een op regievoering en handel gerichte bedrijfsvoering. In de traditionele, op eigen productie gerichte bedrijfsvoering, maken de productiekosten het belangrijkste deel van de kostprijs uit. Alleen een deel van de input van de productie moet worden ingekocht en hiermee zijn transactiekosten gemoeid. De verkoop naar de productmarkt geschiedt door de verkoopafdeling binnen het bedrijf zelf. In deze organisatievorm van de bedrijfsvoering spelen de transactiekosten een betrekkelijk ondergeschikte rol, er van uit gaande dat binnen het bedrijf het management de verschillende fasen van de productie goed op elkaar weet af te stemmen. economische en monetaire theorie Daartegenover staat de bedrijfsvoering waar de productie veel verder is gefragmenteerd. Deels worden schakels uit de productieketen uitbesteed via de markt aan andere bedrijven (outsourcing, onderaannemerschap), en deels vindt productie plaats in vestigingen van het bedrijf zelf, al dan niet als zelfstandige dochterondernemingen (offshoring, directe buitenlandse investeringen). In deze bedrijfsvoering met een gefragmenteerde productie liggen de directe productiekosten veel lager dan in het eerste geval. Hierbij kan veel beter van de comparatieve voordelen en schaalvoordelen voor de afzonderlijke onderdelen van de productie worden geprofiteerd. De fragmentatie van de productie verzilvert op deze wijze de voordelen van de wereldwijde specialisatie, waar daar geproduceerd wordt waar dat het minste kost. Dit is de vorm van waardecreatie, waar een meer en meer op regievoering en handel gericht bedrijfsleven in Nederland in de toekomst van zal kunnen en moeten profiteren. Het betekent niet alleen dat het industriebeleid of liever het beleid voor nijverheid en handel beter dan nu het geval is op deze waardecreatie via transacties en de regievoering moet worden gericht. Deze fragmentatie van productie vereist ook een proactief arbeidsmarktbeleid, waarbij de uitslui- 97

4 een klassiek econoom met een brede blik tend op productie gerichte werkzaamheden langzamerhand worden vervangen door werkzaamheden die vooral in de sfeer van coördinatie en controle op uitbesteding liggen. Dat neemt overigens niet weg dat goede technische kennis onontbeerlijk blijft en dat vaardigheden in de productiesfeer niet mogen worden verwaarloosd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kennis van het assembleren van de onderdelen en de kwaliteitscontrole van het eindproduct. Ook al worden deze werkzaamheden uitbesteed, de verantwoordelijkheid ervoor ligt uiteindelijk bij het Nederlandse bedrijfsleven. De productiviteitsgroei die optreedt in het gunstige toekomstscenario van Nederland als vooraanstaand regievoerend handelsland, is dan ook een combinatie van technologische innovatie en handelsinnovatie. In de moderne kenniseconomie kan het één niet zonder het ander. In zo n industriële organisatie waarbij de productieketen steeds verder wordt opgesplitst, kan een onderscheid gemaakt worden tussen comparatieve voordelen binnen de verschillende schakels van de productieketen, en tussen de verschillende schakels van de productieketen. Dit onderscheid tussen de twee vormen van comparatieve voordelen kan als volgt worden begrepen. Schaalvergroting, technologische vernieuwing en proces- en productinnovatie binnen een schakel van de productieketen levert een voordeel in de productiekosten op. Daarmee wordt de productiviteit binnen de schakel verhoogd, hetgeen in een comparatief voordeel voor die productieschakel resulteert. In de transactie-economie van een handelsland zoals Nederland is het evenzeer van belang waarde te creëren door een betere koppeling tussen de verschillende schakels van de productieketen te bewerkstelligen. Dit leidt tot een verlaging van de transactiekosten en daarmee tot meer productiviteit in de regiefunctie. Het betekent een comparatief voordeel in de regievoering. Verderop in deze bijdrage beschrijven wij het belang van innovaties op dit gebied. De toenemende oriëntatie van het Nederlandse bedrijfsleven op de regiefunctie is onvermijdelijk. Alleen die onderdelen van de productieketen blijven voor Nederland behouden waar ons land echt comparatieve voordelen heeft. Dat zijn de onderdelen van de keten waar zeer specifieke, veelal hoogwaardige kennis nodig is en waar de coördinatiekosten bij splitsing niet opwegen tegen de voordelen van splitsing. De tendens is nu juist dat de voordelen van de splitsing wel steeds vaker tegen de coördinatiekosten opwegen. Dit is precies de reden dat veel van de feitelijke productie uit ons land verdwijnt. Het is bovendien een ontwikkeling die binnen vele traditionele bedrijfstakken plaatsvindt en waarbij de grenzen tussen de bedrijfstakken steeds verder vervagen. De benodigde kennis voor de regievoering heeft een algemene en een bedrijfsspecifieke component, maar het laat zich aanzien dat sectorspecifieke kennis daarbij aan belang inboet. Waarschijnlijk vloeit een flink deel van de toegevoegde waarde die in de op bedrijfstakken gerichte indeling van de Nationale Rekeningen aan de industrie wordt toegeschreven, voort uit de regievoering van de internationaal opererende ondernemingen (waaronder de multinationals). Maar hierover kan pas uitsluitsel worden verkregen via een functionele opsplitsing van gegevens waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen toegevoegde waarde in de sfeer van de directe productie en toegevoegde waarde in de sfeer van transacties en coördinatie. Een sterkte-zwakte analyse van de Nederlandse economie op basis van zo n functionele opstelling lijkt dan ook zinvoller dan SWOT-analyses 98

5 6 handel en innovatiebeleid op het niveau van bedrijfstakken. Het op deze basis benoemen van sterke en minder sterke bedrijfstakken is vanuit dit perspectief weinig leerzaam. Bovendien zijn er ook binnen de traditionele opstelling van de bedrijfstakken zoveel verschillen tussen individuele bedrijven, dat hier benchmarking en onderkennen van best practices meer informatie verschaft dan bedrijfstakgewijze SWOT-analyses. Transactiekosten In de industriële organisatie met een gefragmenteerde productie is het vanuit analytisch oogpunt van essentieel belang om te onderscheiden tussen productiekosten en transactiekosten, en om te benoemen welke vormen van transactiekosten er zijn. De productiekosten zijn alle kosten die binnen de schakels van de productieketen worden gemaakt. Inclusief de ontwikkelkosten. De transactiekosten voor een belangrijk deel gaat het daarbij om coördinatiekosten zijn de kosten om de verschillende schakels in de productieketen op elkaar af te stemmen. De transactiekosten hebben zowel betrekking op afstemmings- en overdrachtskosten binnen bedrijven, waar de coördinatie via de hiërarchie verloopt, als op kosten bij uitbesteding en handel tussen bedrijven, waar de coördinatie via de markt plaatsvindt. In dit laatste geval gaat het om transacties met overdracht van eigendomsrechten. In zo n echte handelssituatie bestaan de transactiekosten uit de kosten van het vinden van een geschikte handelspartner, het onderhandelen over en het afsluiten van een contract, het controleren van de naleving van het contract en het opleggen van sancties indien de afspraken worden geschonden. De transactiekosten worden voor een deel veroorzaakt door formele handelsbelemmeringen, zoals invoertarieven, maar voor een belangrijker deel door informele belemmeringen die het gevolg zijn van verschillen in taal en cultuur, gebrek aan kennis en onvoldoende vertrouwen. Zo zijn er harde en zachte transactiekosten te onderscheiden. Het laat zich aanzien dat deze zachte transactiekosten, die overigens niet altijd goed meetbaar zijn, en waar een goede handelsgeest nodig is om ze te kunnen inschatten, een steeds belangrijker onderdeel van de totale kosten gaan uitmaken. Dit sluit aan bij een ontwikkeling in het supply chain management (SCM) waar de aandacht voor deze zachte transactiekosten ook toeneemt (zie b.v. Commissie Van Laarhoven, 2006). economische en monetaire theorie Natuurlijk is de aandacht van de economische theorie voor transactiekosten niet nieuw: Coase formuleerde zijn denkbeelden hierover al 65 jaar geleden. Maar de uitwerking en toepassing van deze theorie voor ruiltransacties in de (internationale) handel, door bijvoorbeeld Greif (1993, 1994, 2000) en Rauch (2001), is van veel recentere datum. Dit vormt een toespitsing op de handel van de centrale stelling in het werk van Douglas North (1990), namelijk dat de voortdurende wisselwerking tussen spelregels en de spelers, dat wil zeggen tussen instituties en organisaties, ten grondslag ligt aan het succes of falen van een economie. Hierbij gaat het niet alleen om formele instituties, zoals wettelijke regels en voorschriften. Ook informele instituties zijn van groot belang. Deze omvatten sociaal-culturele verschijnselen zoals de heersende waarden en normen, het vertrouwen dat men in anderen heeft en de handels- of koopmansvaardigheden van een volk. Dit is waar de zachte transactiekosten in beeld komen. 99

6 een klassiek econoom met een brede blik Figuur 1 Transactiekosten in verschillende fasen van handelstransacties Fase Type Transactiekosten Verklaring Internationale Complicatie Contact fase Contract fase Controle fase Investering in informatie over afnemer/ leverancier of potentiële producent Investering in kosten van opstellen van overeenkomst (investerings-)kosten van naleving van overeenkomst Informatie is kostbaar Informatie is incompleet Informatie is onbereikbaar Verdeling van economische winst Vorm van overeenkomst Gehinderde communicatie Afwijkende verwachtingen tussen partijen, verifi catieproblemen en onzekerheid Door bestaan van: Verschillen in taal Verschillen in cultuur Verschillen in wijze van communicatie Verschillen in cultuur Verschillen in rechtssysteem Monitoren Grotere onzekerheid Informatieverschil door grotere afstand Afdwingen van bepalingen uit overeenkomst Probleem van interpretatie bij verifi catie Onbekendheid normen en waarden in rechtssysteem Figuur 1 geeft een schematische weergave van de verschillende fases in het regievoeringsproces waarin zich transactiekosten voordoen. De karakterisering van Nederland als handelsland toont dat Nederlanders traditioneel goed zijn in het bevorderen van (internationale) arbeidsdeling via lage transactiekosten. Ook dat wist Adam Smith al: Nederland gold bij hem als het lichtend voorbeeld van een handelsnatie. Het is van belang dat Nederland deze positie in de toekomst weet te handhaven. Daarom is het gewenst de kansen die de voortgaande globalisering en fragmentatie van productie aan ons land biedt niet alleen vanuit de theorie van de internationale handel, maar ook vanuit de leer van de industriële organisatie en de institutionele economie in beeld te brengen. Dat werpt een beter licht op de rol die innovatie en innovatiebeleid in dit perspectief spelen. make or buy en locatiekeuze Zoals de voorgaande beschouwingen aangeven, vindt fragmentatie van productie op verschillende manieren plaats (zie b.v. Gorter, Tang en Toet, 2005). Een eerste belangrijke keuze is die tussen coördinatie via de hiërarchie of via de markt: de make or buy 100

7 6 handel en innovatiebeleid beslissing. Deze keuze hangt af van de omvang van de transactiekosten aan de marge: zijn deze hoger bij productie in eigen beheer dan via de markt, dan vindt uitbesteding via de markt plaats. In die zin zijn de transactiekosten aan de marge bepalend voor de omvang van een bedrijf. Dalen de transactiekosten via de markt, dan zal het bedrijf in omvang afnemen, en/of worden bedrijfsonderdelen afgestoten. Wanneer de relatieve daling van de transactiekosten via de hiërarchie het grootst zijn, zal de bedrijfsomvang toenemen. In dat geval leveren ook fusies en acquisities waardecreatie op. De tweede belangrijke keuze is die tussen productie binnenlands en buitenlands, en meer in het algemeen waar men de afzonderlijke onderdelen van de productie wil laten verrichten. Dit is de locatiekeuze. Ook hier zijn transactiekosten aan de marge bepalend voor de keuze. De verplaatsing van productieactiviteiten naar het buitenland in algemene termen met outsourcing en/of offshoring aangeduid waarbij de transactiekosten van de verplaatsing opwegen tegen de afname van de productiekosten, vormt momenteel onderdeel van veel onderzoek. In geval van uitbesteding via de markt gaat het daarbij daadwerkelijk om outsourcing. In het geval de productie in het buitenland in eigen beheer, b.v. via een dochteronderneming of een productievestiging, betreft het een directe buitenlandse investering (DBI). Bij comparatieve voordelen in de productie valt hierbij in eerste instantie te denken aan een uitbesteding van die onderdelen van de productieketen waar productie in het buitenland veel goedkoper is, b.v. vanwege lage loonkosten. Dit zijn de verticale DBI s. De daaruit resulterende handelstromen kunnen direct uit de theorie van de comparatieve voordelen worden verklaard. Een groot deel van de DBI s heeft echter een horizontaal karakter: er worden in feite dezelfde goederen en diensten geproduceerd als in het moederland. Toegang tot de plaatselijke markt wordt daarbij als vaak aanleiding gezien, waarbij de voordelen van de directe markttoegang opwegen tegen de transactiekosten van de verplaatsing en mogelijke schaalnadelen. Hierbij moet worden bedacht dat de voordelen van de directe markttoegang ook als een vermindering van transactiekosten kan worden opgevat zodat vanuit dit perspectief zowel verticale als horizontale DBI s verklaard kunnen worden. Overigens geeft Helpman (2006) aan dat het onderscheid tussen horizontale en verticale DBI s langzamerhand verdwijnt en er sprake is van meer complexe integratie strategieën. economische en monetaire theorie De rol van transactiekosten en de productiviteitswinst bij outsourcen kan met een gestileerd getalvoorbeeld worden geïllustreerd. Stel een onderneming levert met 10 werknemers een productieniveau van 100 (geen kapitaalkosten). Bij een loonniveau van 10 zijn de loonkosten ook 100. Nu besluit de onderneming de productie te outsourcen naar een land waar de productiekosten de helft zijn van die in het moederland. De 10 werknemers vervullen in deze nieuwe situatie een regiefunctie en weten in het lage lonenland een productie van 400 te bewerkstelligen. De productiekosten zijn nu 200 (400 x 0,5) en de transactiekosten van uitbesteding 100 (loonkosten van de werknemers in de regiefunctie). Totale kosten zijn dus 300, waarbij een productiviteitswinst van 100% is bereikt. Die winst kan worden verdeeld onder de werknemers waardoor hun loonkosten tot 200 toenemen, of kan worden benut voor de verlaging van de prijs van het product. Hoe dit ook zij, in de huidige opstelling van de statistieken zal de productiviteitswinst zichtbaar zijn als toename van de productiviteit van de industrie, terwijl deze in werkelijkheid aan de regie- en handelsfunctie moet worden toegeschreven. Vandaar het 101

8 een klassiek econoom met een brede blik pleidooi in de voorgaande paragraaf voor een functionele opstelling van de Nationale Rekeningen bij toedeling van de toegevoegde waarde, in plaats van een bedrijfstakgewijze opstelling. Gemakshalve veronderstelt het getalvoorbeeld dat de werkgelegenheid in het thuisland niet verandert. De 10 werknemers die eerst zelf produceerden zijn volledig ingeschakeld bij de regievoering in het lage lonenland. In dit getalvoorbeeld neemt dus de werkgelegenheid in het lage lonenland wel toe; met hoeveel hangt af van de relatieve productiviteit en de lonen. Indien de productiviteit in het lage lonenland de helft is van die in het thuisland en de lonen dus volgens dit getalvoorbeeld een kwart van de lonen in het thuisland zijn, is de extra werkgelegenheid in het lage lonenland 80 (400/(1/2x10)). Het getalvoorbeeld laat zien welke factoren een rol spelen bij de beslissing om de productie naar het buitenland te verplaatsen: 1 De omvang van de transactiekosten bij de verplaatsing; hierbij dient ook met langetermijneffecten en risico s te worden gerekend. 2 De prijselasticiteit van de vraag; d.w.z. de mogelijkheid om meer product af te zetten en de ruimte die de productiviteitswinst biedt om de productprijs daartoe te verlagen; m.a.w. de verdeling van de productiviteitswinst tussen consument en producent. 3 De ontwikkeling van de loonkosten in het land van uitbesteding 4 De ontwikkeling van de loonkosten in het eigen land, inclusief de transitiekosten vanwege omscholing van de eigen productiewerkers tot regiewerkers (dit laatste vormt in feite een onderdeel van de transactiekosten). In het getalvoorbeeld is met deze omscholingskosten geen rekening gehouden. Bovendien is verondersteld dat de lonen van de regiewerkers gelijk zijn aan die van de productiewerkers. Het is duidelijk dat de strategische beslissing van ondernemingen om productie naar het buitenland te verplaatsen een moeilijke is en veel informatie en een goede intuïtie (handelskennis) vergt. Onderschatting van al de transactiekosten, die verbonden zijn aan een dergelijke outsourcing, kan er toe leiden dat de outsourcing uiteindelijk toch niet voordelig blijkt te zijn en dat de verplaatsing van de productie wordt teruggedraaid. In de recente literatuur worden deze verschillende keuzen en de factoren die daarbij een rol spelen vanuit een meer modelmatige benadering geanalyseerd. Zo bespreekt De Groot (2001) de macro-economische gevolgen van uitbesteding binnen het kader van een formeel model. Grossman en Helpman hebben een aantal papers geschreven waarin uitbesteding zowel in de nationale als in de internationale context wordt bezien (zie b.v. Grossman, Helpman en Szeidl, 2003). Kohler (2004) laat aan de hand van een algemene evenwichtsbenadering zien dat outsourcing naar het buitenland, ondanks het directe verlies aan werkgelegenheid, toch voor het land van waaruit de outsourcing plaats vindt, voordelig kan zijn. Gattai (2005) geeft een overzicht van de modellen die de verschillende mogelijkheden bij de keuze tussen zelf doen of uitbesteden, en de locatiekeuze analyseren. In beginsel zijn er dus 4 keuzevarianten: (i) zelf blijven produceren binnenlands, (ii) via een DBI het zelf in het buitenland produceren, (iii) via de markt binnenlands uitbesteden en (iv)via de markt buitenlands uitbesteden. Opmerke- 102

9 6 handel en innovatiebeleid lijk is dat volgens Gattai er nog maar weinig modellen zijn die alle keuzemogelijkheden in onderlinge samenhang bespreken, want de meeste modellen hebben betrekking op hooguit 2 van de eerder genoemde 4 keuzemogelijkheden. Conceptueel speelt in deze relatie tussen handel en outsourcing een aantal interessante vragen. Een belangrijke component van transactiekosten is dat het kosten zijn in het vertrouwd raken met je partner. Het zijn deels eenmalige kosten die bij het aangaan van de relatie moeten worden gemaakt en pas in de loop van de tijd terugverdiend kunnen worden. Dit creëert een aantal problemen. (i) Het leidt bijvoorbeeld tot mogelijke hold-up problemen wanneer de onderhandelingsmacht van de partners ongelijk is wat kan resulteren in sub-optimale investeringen in verlaging van transactiekosten. (ii) Het opbouwen van vertrouwen kost tijd. Een goede reputatie moet stapje voor stapje worden opgebouwd. Bij één misstap kan al het vertrouwen echter in één klap verdwijnen. Opbouw en afbraak vinden dus asymmetrisch plaats. (iii) Het vertrouwen in een individuele producent of handelaar kan beïnvloed worden door de collectieve reputatie van zijn bedrijfstak of land. Dit betekent dat het gedrag van het individu externe effecten met zich mee brengt, wat kan leiden tot liftersgedrag en sub-optimale investeringen in verlaging van de transactiekosten. (iv) Naast het informele vertrouwen dat op persoonlijke basis wordt opgebouwd, kan vertrouwen ook formeel van aard zijn. Formele instituties als een efficiënt werkend rechtsapparaat (inclusief heldere faillissementswetgeving), onafhankelijke kredietwaardigheidbeoordeling, beschikbaarheid van vrachtbrieven en kredietbrieven, en/of andere intermediaire functies van het bankwezen, kunnen aanvullend (en soms zelfs vervangend) werken ten aanzien van informeel, sociaal vertrouwen. Dit soort instituties heeft vaak netwerkeffecten, waardoor onderinvestering (liftersgedrag) en technologische insluiting dreigen. Al deze argumenten tonen dat hier vanuit het perspectief van de kenniseconomie en innovatiebeleid nog belangwekkende vragen liggen. economische en monetaire theorie Deze problematiek rond de uitbesteding is evenzeer uitermate relevant voor de positionering van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De opsplitsing van de productieketen in steeds meer componenten waar via specialisatie productiviteitswinsten worden verkregen, zal in het bijzonder plaatsvinden via (innovatieve) bedrijven die tot het MKB gerekend worden. Een dergelijke ontwikkeling is zeer duidelijk in de bouw gaande, waar een steeds groter deel van projecten via gespecialiseerde onderaannemers wordt verricht. Dit heeft tot gevolg dat het aantal staffunctionarissen dat voor coördinatie zorg draagt zich sterk uitbreidt, maar deze coördinatiekosten wegen kennelijk steeds meer op tegen de productiviteitswinsten van de arbeidsdeling via specialisatie. Enquêtes onder samenwerkende bouwbedrijven en onderaannemers laten zien dat de meeste knelpunten hier juist in de sfeer van de coördinatiekosten liggen (Sijpersma, 2004). Dit wettigt een belangrijke hypothese uit dit artikel, namelijk dat de tendens van voortschrijdende specialisatie voor een groot deel is toe te schrijven aan de innovaties in de sfeer van de coördinatie. Voor dit type innovaties is kennis van de structuur van vraag en aanbod in de keten van belang. In feite gaat het daarbij om kennis van het functioneren van, en de dynamiek in de desbetreffende netwerken. 103

10 een klassiek econoom met een brede blik handel en innovatie In een vorige paragraaf is aangeduid hoe er vanuit het perspectief van de fragmentatie van de productie twee bronnen voor comparatieve voordelen zijn. Proces- en productinnovatie binnen een schakel van de productieketen levert een voordeel in de productiekosten op. Daarmee wordt de productiviteit binnen de schakel verhoogd, hetgeen in een comparatief voordeel voor die productieschakel resulteert. Innovaties die een betere koppeling tussen de verschillende schakels van de productieketen bewerkstelligen, de transactiekosten verlagen en daarmee waarde creëren, leiden tot meer productiviteit in de regiefunctie. Dit betekent een comparatief voordeel in de regievoering. Een belangrijke empirische vraag is in hoeverre de productiviteitsverhoging in de industrie kan worden toegeschreven aan de productie-innovaties (binnen de schakels van de keten) of aan de transactie-innovaties (zoals Jacobs en Waalkens, 2001, ze noemen) in de koppeling van de schakels van de keten. Den Butter en Wit (2006) spreken in dit verband van handelsinnovaties en laten in een empirische studie op basis van zeer ruwe indicatoren zien dat de bijdrage van handelsinnovaties aan de productiviteitsgroei in Nederland minstens zo groot is als de bijdrage van investeringen in R&D. Dit wordt bevestigd in een studie van Den Butter en Pattipeilohy (2007) waar in een productiefunctie de bijdrage van offshoring aan de productiviteitsgroei wordt geschat. In de schatting waarin R&D als extra controlevariabele wordt opgenomen, levert dit nauwelijks extra verklaring voor de productiviteitsontwikkeling op. Vermeld zij dat de specificatie van de productiefunctie van Den Butter en Pattipeilohy inspiratie ontleent aan de recente theorie van Grossman en Rossi-Hansberg (2007), die niet zozeer de handel in goederen en diensten, maar veeleer de handel in taken als het belangrijkste verklaringsobject van de handelstheorie in dit tijdperk van globalisering ziet. Jammer genoeg hebben gegevens over investeringen in R&D voornamelijk betrekking op technologisch onderzoek dat tot productiviteitsverhoging binnen de schakels van de productieketen leidt. Het innovatiebeleid in zijn traditionele vorm richt zich dan ook vooral op de bevordering van dat soort onderzoek, en op de positieve externe effecten ervan. Dan blijven de investeringen in kenniskapitaal die tot meer productiviteit in de regiefunctie leiden, buiten beeld van het beleid. Opmerkelijk is dat ook de recente theorievorming de internationale handelsstromen die het gevolg zijn van fragmentatie van productie, vooral verklaart uit productiviteitsverschillen (en heterogeniteit van de productiviteit) binnen de schakels van de productie (zie Helpman, 2006). Hoewel de handelskosten ( trade costs ) in deze modellen wel degelijk een rol spelen, wordt, afgezien van aandacht voor onvolledige contracten, de mogelijkheid van productiviteitsverschillen en heterogeniteit van productiviteit in de regiefunctie het ene bedrijf is beter in staat de transactiekosten te beheersen dan het andere niet expliciet behandeld. Wel toont de recente literatuur dat er een flink empirisch verband tussen handel, productiviteit en economische groei bestaat. Zo laten Noguer en Siscart (2005) op basis van een gedetailleerde gegevensanalyse zien dat handel een eigenstandige positieve invloed op het inkomen heeft. Herrendorf en Texeira (2005) tonen dat internationale handelsbelemmeringen een negatief effect hebben op de productiviteit. Uit de analyse van Dollar en Kraay (2003) blijkt dat op de lange termijn de omvang van de handel in een land in 104

11 6 handel en innovatiebeleid samenhang met goede instituties een belangrijke determinant van de groei is; op de korte termijn is vooral de omvang van de handel zelf van belang. Een andere belangrijke reden voor deze oriëntatie van de productiviteitsanalyse op product- en procesinnovatie ligt in de economische groeitheorie. Volgens deze leer vindt productie plaats door inzet van kapitaal en arbeid (en soms ook energie) als productiefactoren. Een efficiënter benutting van deze productiefactoren maakt ons productiever. Met dezelfde inzet van kapitaal en arbeid kunnen dan betere, of meer producten worden gemaakt. Dat is technische vooruitgang. Werd vroeger deze technische vooruitgang nog in de woorden van Joan Robinson als manna from heaven given to us by God and the engineers, beschouwd, in de moderne groeitheorie ligt de nadruk op endogenisering van die technische vooruitgang. Daarbij worden investeringen in R&D als de stuwende kracht gezien. Voor de hand ligt om bij investeringen in R&D aan innovaties te denken: innovaties die tot verbetering van producten en van productieprocessen leiden, ontstaan dankzij investeringen in R&D, zo is de leidende gedachte. Daarmee kunnen producten met een betere prijs/kwaliteitsverhouding worden geleverd en neemt de productiviteit dus toe. Dit heeft een gunstige uitwerking op de concurrentiepositie, de economische groei en zodoende op de welvaart. Daarbij komt dat veel van de investeringen in R&D uitstralingseffecten ( spill-overs ) hebben. Dankzij de kennisinvesteringen en ook dankzij het leren werken met de nieuwe technologieën, neemt de menselijke kennis toe, zodat de inzet van de productiefactor arbeid efficiënter wordt en daarmee de arbeidsproductiviteit wordt verhoogd. Dit zijn positieve externe effecten die de overheid aanleiding geven om deze kennisinvesteringen te bevorderen (zie de volgende paragraaf) Ofschoon kennisinvesteringen ook negatieve externe effecten met zich mee kunnen brengen, bijvoorbeeld wanneer oude technologieën te snel door nieuwe technologieën worden vervangen terwijl de ontwikkelkosten van die oude technologieën nog niet zijn terugverdiend, vormen de positieve externe effecten toch het doorslaggevende argument voor de overheid om het technologie- en innovatiebeleid te richten op investeringen in R&D. Dit streven staat centraal in het huidige denken over de kenniseconomie. Opvallend is dat ook de moderne denkbeelden op het gebied van innovatie in het kader van de groeitheorie voornamelijk betrekking hebben op technologische innovatie die via R&D tot stand komt. In haar overzichtsartikel laat Sena (2004) zien dat naast de spill-overs naar de productiviteit, de verschillende vormen van samenwerking bij R&D en de mate waarin de intellectuele eigendomsrechten van de resultaten van R&D kunnen worden vastgelegd, de voornaamste onderwerpen van economisch onderzoek op dit gebied vormen. economische en monetaire theorie de rol van de overheid Deze paragraaf bespreekt wat, volgens de moderne inzichten van de leer van de economie van de collectieve sector, in algemene zin de taken van de overheid zijn (zie Den Butter, 2006a) Bij de argumentatie of overheidsingrijpen vanuit een economisch gezichtspunt gerechtvaardigd is moet men zich altijd de vraag stellen waarom de markt niet automatisch in de gestelde taak kan voorzien. Anders gezegd is er een antwoord nodig op de vraag waarom het ingrijpen van de overheid een hogere maatschappelijke 105

12 een klassiek econoom met een brede blik welvaart oplevert dan wanneer men de voorziening van de desbetreffende goederen en diensten volledig aan de markt had overgelaten. Overheidsbeleid vereist in dat opzicht een grondige argumentatie. Vanuit de economische leer worden verschillende argumenten aangevoerd waarom de markt niet (volledig) werkt en overheidsingrijpen dus op zijn plaats kan zijn. Met nadruk staat hier op zijn plaats kan zijn want het is niet noodzakelijkerwijs zo dat de overheid altijd moet ingrijpen bij onvolledige marktwerking. Soms is overheidsingrijpen vanwege efficiencyverlies, transactiekosten of foutieve inschatting van maatschappelijke preferenties zodanig kostbaar dat de welvaartswinst vanwege het ingrijpen in de markt niet opweegt tegen het welvaartsverlies dat het overheidsbeleid met zich meebrengt. In zo n geval van omvangrijk overheidsfalen is geen beleid beter dan een beleid dat zich richt op aanpassing van onvolledige marktwerking. Herverdeling Een eerste valide argument voor overheidsingrijpen is het herverdelingsargument. In dit geval levert de werking van de markt een verdeling van de welvaart op die vanuit maatschappelijk oogpunt kan worden verbeterd. Dit is het geval bij een te scheve verdeling tussen arm en rijk, waarbij te weinig recht wordt gedaan aan maatschappelijke opvattingen over solidariteit en rechtvaardigheid. Ten principale worden de opvattingen over maatschappelijke welvaart, en dus ook over de mate van herverdeling, bepaald door politieke preferenties. Het zijn deze maatschappelijke voorkeuren, die bepalend zijn voor de beleidskeuzes. Collectieve goederen Naast herverdeling is de voorziening van collectieve goederen een volgend argument voor overheidsingrijpen. Men spreekt ook wel van publieke goederen (public goods). Dit zijn goederen en diensten waarin de markt niet voorziet omdat ze niet-rivaliserend en nietuitsluitbaar (non-rival en zijn non-excludable) zijn. Bekende voorbeelden zijn defensie, de juridische infrastructuur en verschillende vormen van fysieke infrastructuur zoals zeeweringen en polderdijken. Bij een private voorziening van deze goederen en diensten speelt het probleem van free riderschap. Economische actoren zijn geneigd af te wachten totdat anderen de voorzieningen treffen en liften dan gratis mee. Wanneer iedereen dat doet, en het dilemma van de gevangen laat zien dat dit bij rationeel nietcoöperatief gedrag gebeurt, komen die voorzieningen er niet. De overheid is ervoor om dit dilemma te doorbreken. Marktfalen Een derde argument voor overheidsingrijpen dat aan het voorgaande verwant is, en dat vanuit het oogpunt van innovatiebeleid zeer relevant is, betreft het marktfalen. Dit betreft het optreden van externe effecten. Daarnaast kan een situatie van schaalvoordelen en monopolie aanleiding geven tot marktfalen. Externe effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. Van positieve externe effecten is sprake wanneer inspanningen van private actoren voordelen voor andere actoren opleveren waarbij zij geen vergoeding van die voordelen kunnen krijgen. Ten dele krijgen daardoor de resultaten van die inspanningen het karakter van een collectief goed.. Overheidsbemoeienis om dit soort 106

13 6 handel en innovatiebeleid marktfalen op te heffen kan de vorm hebben van aanvullende financiering (subsidies) of van fiscale tegemoetkoming. Bij negatieve externe effecten ondervinden andere actoren schade van de activiteiten van private actoren, zonder dat die private actoren daarmee rekening houden. Marktwerking Een laatste argument voor overheidsingrijpen biedt een situatie dat de markt niet goed, of zelfs helemaal niet werkt. In dat geval moet de overheid niet proberen de rol van de markt (structureel) over te nemen, maar moet zij juist alles in het werk stellen om de markt wel zijn werk te laten doen. Dit is het beleid ter bevordering van de marktwerking. Overigens heeft dit beleid veelal betrekking op het tegengaan van kartels en monopolieposities en sluit in die gevallen aan op het mededingingsbeleid. innovatiebeleid en handelspolitiek Hoe kunnen deze verschillende argumenten voor overheidsingrijpen nu worden vertaald naar het innovatiebeleid dat tot doel heeft om bij de voortgaande globalisering en fragmentatie van productie de kansen voor Nederland zo goed mogelijk te benutten? Al de genoemde argumenten kunnen relevant zijn voor de bemoeienis van de overheid met de overgang van productie naar regievoering. De herverdelingsaspecten treden daarbij het minst op de voorgrond maar kunnen toch niet geheel buiten beschouwing blijven. Immers, de overgang van productie naar regievoering zal tot waardecreatie in de sfeer van de transacties en organisatie van de productie leiden. De vraag is dan hoe de verdeling van de productiviteitswinsten die met die waardecreatie verbonden is, zal plaatsvinden, en of de overheid zich genoodzaakt ziet zich vanuit politieke preferenties met die verdeling te bemoeien. Daarbij gaat het zowel om de verdeling van de winsten over producenten en consumenten, maar ook om de verdeling tussen binnenland en buitenland (zie: WRR, 2003). Vanuit een (eng) nationaal belang is het daarbij de vraag hoe de welvaartsvoordelen van de innovaties in de transactiesfeer toevoegingen aan het consumenten- en producentensurplus voor ons land behouden kunnen blijven. De verdelingsproblematiek die de overgang naar regievoering oplevert zou meer dan nu het geval is, een aandachtspunt van het overheidsbeleid moeten zijn. Vanuit dit perspectief heeft Visser (2005) een literatuurstudie gemaakt naar de gevolgen van de uitgaande DBI voor de economische ontwikkeling in ons land. Daarbij bepleit Visser om de uitgaande DBI niet af te remmen aangezien dat een vorm van protectie is. Uiteindelijk levert het onbelemmerd laten verlopen van uitgaande DBI welvaartsvoordelen op. Het probleem is echter dat de voordelen van DBI niet direct waarneembaar zijn en op de lange termijn spelen, terwijl de nadelen op de korte termijn spelen en direct in het oog lopen. Dit geldt trouwens ook in meer brede zin voor de globalisering en fragmentatie van productie. Een onderbelicht aspect van overheidsbeleid in dit verband is wel dat de handelstechnologie zich, vanwege grote verzonken kosten en behaalde machtposities in een lock-in situatie bevindt die vanuit maatschappelijk oogpunt niet optimaal is. In dat geval heeft een alternatieve technologie, die vanuit maatschappelijk oogpunt beter voldoet, weinig mogelijkheid om de dominante technologie te verdringen. Dit is b.v. het geval met fair trade (zie: Den Butter, Hop en Visser, 2003). economische en monetaire theorie 107

14 een klassiek econoom met een brede blik Wat betreft de voorziening van collectieve goederen ligt er een meer directe band met het onderwerp van dit hoofdstuk. Twee aspecten kunnen hier worden onderscheiden. In de eerste plaats wordt in een land dat meer en meer op regievoering is aangewezen, het vertrouwen dat in het land gesteld wordt steeds belangrijker. Het gaat daarbij om wat met de merknaam Nederland wordt aangeduid: bekendheid van buitenlandse handelspartners en opdrachtgevers met wat als de goede eigenschappen van Nederlanders en Nederlandse bedrijven kan worden beschouwd, verlaagt de transactiekosten en bevordert de goede relaties die nodig zijn bij de regievoering. Hierbij is er een groot afbreukrisico met betrekking tot slechte gedragingen ( schandalen ) van individuele bedrijven. De overheid dient een actieve rol te vervullen om enerzijds zo veel mogelijk te pogen goede faam van de merknaam Nederland op te bouwen (als een vorm van maatschappelijk handelskapitaal) maar anderzijds via regelgeving en toezicht afbreuk door individuele bedrijven van dit opgebouwde handelskapitaal te voorkomen. De tweede vorm van collectieve voorzieningen in het kader van de overgang van de regievoering ligt bij het onderwijs. Deze transitie zal, zoals eerder aangestipt, betekenen dat productiewerkers die vooral competenties hebben in het zelf produceren van goederen en diensten, deze competenties zullen moeten aanvullen met competenties die nodig zijn om via zo min mogelijk transactiekosten anderen de productietaken te laten uitvoeren. De organisatie van het aanleren van deze aanvullende competenties is in beginsel een overheidstaak, maar ook koepelorganisaties van bedrijfstakken waar een dergelijk transitieproces plaatsvindt, kunnen deze taak via het aanbieden van specifieke beroepsopleidingen op zich nemen. Op het gebied van marktfalen is de rol van de overheid bij het innovatiebeleid in dit verband het meest relevant. Het voornaamste argument hierbij is dat investeringen in kennis veelal positieve externe effecten met zich meebrengen, waardoor individuele bedrijven te weinig in dergelijke vernieuwingen investeren omdat zij niet volledig de vruchten van die investeringen kunnen plukken. In het geval van de transitie naar de regiefunctie gaat het daarbij, zoals gezegd, niet alleen om de (gemeten) investeringen in R&D, maar om een veel ruimer arsenaal aan kennisinvesteringen die de transactiekosten doen verlagen. Afscherming van kennis via patenten en andere vormen van intellectueel eigendomsrecht is dan een mogelijkheid, maar vanuit maatschappelijk oogpunt veelal niet optimaal omdat daardoor goed gebruik door anderen van die kennis wordt geblokkeerd. Het innovatiebeleid dient dus in te spelen op deze externe effecten en samenwerking in het onderzoek en kennisoverdracht te bevorderen. Dat kan onder meer door een gerichte subsidiëring. Bij deze subsidiëring moet dan wel duidelijk zijn dat het om het bevorderen van investeringen met positieve externe effecten gaat. Het moet niet zo zijn, zoals in het huidige innovatiebeleid nog wel het geval lijkt, dat de regelingen vooral flink wat ambtelijke werkgelegenheid opleveren. De baten van de regelingen moeten worden afgewogen tegen de kosten. Die kosten van de regelingen bestaan niet alleen uit het uitgekeerde subsidiebedrag zelf. Immers, de regelingen gaan gepaard met allerhande transactiekosten voor aanvrager en subsidieverlener. Bovendien kan het zijn dat het desbetreffende bedrijf de investering ook had verricht wanneer er geen subsidie beschikbaar zou zijn. Dit is het deadweight loss dat bij het verlenen van subsidies speelt. 108

15 6 handel en innovatiebeleid Het betekent dat bij subsidiëring goed duidelijk gemaakt wordt, zowel door het subsidievragende bedrijf of belangenvereniging van een cluster bedrijven, als door de overheid, op welke wijze de subsidiëring inspeelt op positieve externe effecten en deze doet benutten. Anders gezegd, de transactiekosten die aanvraag en toekenning van innovatiesubsidies met zich meebrengen, dienen te samen met het subsidiebedrag lager te zijn dan de maatschappelijke voordelen van de positieve externe effecten. Het innovatiebeleid ontleent zijn legitimiteit voor een groot deel aan het tegengaan van marktfalen en het voorkomen van onderinvesteringen in innovatieve kennis. Vanwege de hiervoor genoemde redenen (beperkte definitie van gemeten R&D en op productiefunctie gerichte groeitheorie) wordt tot nu toe echter vrijwel uitsluitend gekeken naar innovaties in de sfeer van de productie en inrichting van het productieproces. Het gaat daarbij dus om productiviteitswinsten die via innovatie binnen de schakels van de productieketen zijn te bewerkstelligen. Dit soort innovatiebeleid past binnen het traditionele beeld van de op eigen productie gerichte maakindustrie. Echter, in een industriële organisatie die zich op de regievoering richt, worden innovaties in de sfeer van de transacties belangrijker. Ook in deze sfeer zijn er kennis spill-overs die tot positieve externe effecten aanleiding geven, zij het dat op dit punt nog verassend weinig onderzoek beschikbaar is. Wel is uit de literatuur meer bekend over de relatie tussen innovatie en de fragmentatie van productie. Buitenlandse concurrentie blijkt dan van belang bij het tot stand brengen van convergentie naar de meest efficiënte manier van produceren (technology efficiency frontier). Dit is mede het gevolg van de kennis spill-overs waartoe de internationale concurrerende aanzet. (zie b.v. Peter, Svejnar en Terrell, 2004). Een andere interessante ontwikkeling op dit gebied is dat bedrijven steeds meer de innovatie uitbesteden aan internationale netwerken (Naghavi en Ottaviano, 2006). Zo streeft Procter & Gamble er naar om in 2010 de helft van de ideeën voor nieuwe producten aan zulke netwerken te hebben uitbesteed terwijl dat in 2006 nog maar voor 20% het geval was. Deze uitbesteding van innovatie kan als een vorm van open innovatie worden beschouwd. Met het oog op deze ontwikkeling hebben Naghavi en Ottaviano een model opgesteld waarbij R&D volledig wordt uitbesteed en waarbij het uitbesteden van de productie additionele innovaties stroomopwaarts naar leveranciers, en stroomafwaarts naar afnemers vereist. Het blijkt dat additionele transactiekosten vanwege onvolledige contracten en de hold-up problematiek volgens deze modellering een belangrijke rol spelen. Deze kosten zijn mede afhankelijk van de onderhandelingsmacht van de leveranciers. economische en monetaire theorie Het is dus zaak dat het innovatiebeleid zich ook op mogelijk marktfalen bij dit soort kennis spill-overs richt. Daarbij dient de wijze waarop kennisinvesteringen in de transactiesfeer een maatschappelijk voordeel kunnen opleveren, goed in beeld te worden gebracht. Hierbij valt te denken aan het feit dat kennis in de transactiesfeer gedeeltelijk de echte handelskennis veelal een meer specifiek karakter heeft dan innovatieve kennis binnen de schakels van de productieketen. Dit geldt met name voor de kennis van, en vaardigheden met het omgaan met onvolledige contracten bij handelstransacties. Des te meer er in de handelsrelatie sprake is van specificiteit, des te groter wordt het open karakter van de contracten in de handelsrelatie (zie Nunn, 2005). Landen en 109

INNOVATIEBELEID. F.A.G. den Butter * Inleiding

INNOVATIEBELEID. F.A.G. den Butter * Inleiding INNOVATIEBELEID F.A.G. den Butter * Inleiding Economische structuurversterking vormt een belangrijke pijler onder het coalitieakkoord van het in februari 2007 aangetreden kabinet. Hoofdstuk II van het

Nadere informatie

Nederland als transactie-economie: regievoering en handel hebben de toekomst.

Nederland als transactie-economie: regievoering en handel hebben de toekomst. Gepubliceerd als Frank A.G. den Butter, 2007, Nederland als transactie-economie: regievoering en handel hebben de toekomst,, Haarlemse Voordrachten LXVII, Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen,

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

Patent strategieën en onderzoek & ontwikkeling in complexe producten industrieën

Patent strategieën en onderzoek & ontwikkeling in complexe producten industrieën Patent strategieën en onderzoek & ontwikkeling in complexe producten industrieën Samenvatting Dit proefschrift heeft tot doel het opvullen van een lacune in de literatuur. Het betreft een rechtseconomische

Nadere informatie

Internationale Handel. HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema

Internationale Handel. HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema Internationale Handel HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema Het fenomeen van Hyper Globalisering Subramanian, A., & Kessler, M. (2013). The hyperglobalization of trade and its future. ..vooral in opkomende

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Regiefunctie in de Maakindustrie: de Casus IHC Holland

Regiefunctie in de Maakindustrie: de Casus IHC Holland Regiefunctie in de Maakindustrie: de Casus IHC Holland Amsterdam, december 2006 Staalmeesters, Rembrandt, 1660-1669 De Staalmeesters van Rembrandt staan symbool voor Nederland als handelsland. Kwaliteitscontrole,

Nadere informatie

De bijdrage van supply chain management aan welvaarts- en productiviteitsgroei in Nederland

De bijdrage van supply chain management aan welvaarts- en productiviteitsgroei in Nederland Gepubliceerd als Butter, F.A.G. den, 2007, Beleidsimplicaties in economisch kader, in E.A.R. Levinga en F. Schreppers (red.), Supply Chain Management Meervoudig Beschouwd, Ministerie van Verkeer en Waterstaat,

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 11

Extra opgaven hoofdstuk 11 Extra opgaven hoofdstuk Opgave Van een landbouwbedrijf zijn de input- en outputrelaties in onderstaande tabel weergegeven. We veronderstellen dat alleen de productiefactor arbeid varieert. Verder is gegeven

Nadere informatie

Samenvatting ... 7 Samenvatting

Samenvatting ... 7 Samenvatting Samenvatting... Concurrentie Zeehavens beconcurreren elkaar om lading en omzet. In beginsel is dat vanuit economisch perspectief een gezond uitgangspunt. Concurrentie leidt in goed werkende markten tot

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten

Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten Globalisering houdt in dat landen steeds verder met elkaar geïntegreerd raken. Deze ontwikkeling

Nadere informatie

Lessen voor het Milieubeleid: het Tinbergen perspectief

Lessen voor het Milieubeleid: het Tinbergen perspectief Lessen voor het Milieubeleid: het Tinbergen perspectief Prof. dr. Frank den Butter VU, Den Butter Economisch Advies Seminar Netwerk Groene Groei 8 September 2015, Den Haag Vraagstelling Welke doelstellingen

Nadere informatie

Transactiemanagement: sleutelcompetentie voor Nederland bij een regierol in de globalisering

Transactiemanagement: sleutelcompetentie voor Nederland bij een regierol in de globalisering Versie boek SMO Transactiemanagement: sleutelcompetentie voor Nederland bij een regierol in de globalisering Prof.dr. Frank A.G. den Butter 1 WOORD VOORAF Twee ervaringen hebben inspiratie geboden voor

Nadere informatie

Examenprogramma economie vwo

Examenprogramma economie vwo Examenprogramma economie vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.

Nadere informatie

Examenprogramma economie havo/vwo

Examenprogramma economie havo/vwo Examenprogramma economie havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een bedrijf dat bereid is om te investeren in innovatie, zal er in de regel ook zeker van willen zijn dat het profiteert van deze innovatie zonder dat een concurrent de

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

3 Economische basis principes

3 Economische basis principes What is called economic progress is the joint effect of the activities of the three progressive groups, the savers, the scientist-inventors, and the entrepreneurs, operating in a market economy. Ludwig

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen

Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen Vrije Universiteit Seminar Netwerk Groene Groei 8 september 2015, Den Haag Netwerk Groene Groei

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Samenvatting Economie H.8 / H.3

Samenvatting Economie H.8 / H.3 Samenvatting Economie H.8 / H.3 Samenvatting door R. 1151 woorden 15 juni 2013 5,2 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode 8.1 is dit verzekeren? Begrippen H.8 Verzekering: Een manier om je te beschermen

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Technologieontwikkeling in de wegenbouw

Technologieontwikkeling in de wegenbouw Technologieontwikkeling in de wegenbouw - Hoe de rollen van de overheid het projectresultaat beïnvloeden - NL- Samenvatting van promotieonderzoek dr.ir JC Caerteling Deze dissertatie levert een bijdrage

Nadere informatie

Private belangen en overheidsfalen 1

Private belangen en overheidsfalen 1 Private belangen en overheidsfalen 1 Liberalen prefereren in beginsel de op individuele vrijheid gebaseerde markt boven een door de overheid verordonneerde productie van goederen en/of diensten. Liberalen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Innovatief verbinden door transactiemanagement.

Innovatief verbinden door transactiemanagement. Gepubliceerd (zonder foto s) als Butter, F.A.G. den, 2010, Innovatief verbinden door transactiemanagement, in J.P. van den Toren en F. Oude Voshaar (red.) Verbinden, Innoveren en Concurreren, Innovatieplatform,

Nadere informatie

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Tegenwoordig zoekt Europa de oplossing voor de lage productiviteitsgroei bij innovatie. De groeicijfers

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs

Nadere informatie

De bouwstenen van een geglobaliseerde economie

De bouwstenen van een geglobaliseerde economie De bouwstenen van een geglobaliseerde economie BTC Informatiecyclus Lodewijk Smets (KUL, UA) Overzicht KISS: de gesloten economie economische kringloop met huishoudens en ondernemingen Arbeidsverdeling

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie

2 Het nieuwe werken gedefinieerd

2 Het nieuwe werken gedefinieerd 2 Het nieuwe werken gedefinieerd Waar komt de trend van het nieuwe werken vandaan? De vele publicaties die er zijn over het nieuwe werken voeren vaak een white paper van Microsoft oprichter Bill Gates

Nadere informatie

ICT and economic growth. Nederlandse samenvatting

ICT and economic growth. Nederlandse samenvatting ICT and economic growth Nederlandse samenvatting ICT and economic growth Nederlandse samenvatting Nederlandstalige samenvatting van het rapport ICT and Economic Growth Opgesteld door het Centraal Bureau

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Examenprogramma economie havo

Examenprogramma economie havo Examenprogramma economie havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

Eindexamen economie pilot vwo II

Eindexamen economie pilot vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Tot slot. Aanbevelingen. Inleiding. Naar een lerende economie Investeren in het verdienvermogen van Nederland synopsis van WRR - rapport 90

Tot slot. Aanbevelingen. Inleiding. Naar een lerende economie Investeren in het verdienvermogen van Nederland synopsis van WRR - rapport 90 Hoe ziet dat er on de praktijk uit? (per sector / organisatie / afdeling / functie) Natuurlijke hulpbronnen en mensen zullen schaars zijn en de beschikbaarheid van kapitaal is niet te voorspellen. Met

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Eindexamen economie 1-2 vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl The Netherlands of 2040 www.nl2040.nl 1 Tijden veranderen 2 Tijden veranderen 3 Nieuwe CPB scenario studie Vraag Waarmee verdienen we ons brood in 2040? Aanpak Scenario s, geven inzicht in onzekerheid

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2

Nadere informatie

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging Week 5 rechtseconomie HC 9, 5-03-2018, Onvolledige mededinging Marktfalen: Marktfalen kunnen ervoor zorgen dat markten niet goed werken. Je hebt marktfalen op verschillende gebieden binnen de economie.

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 19

Extra opgaven hoofdstuk 19 Extra opgaven hoofdstuk 19 Opgave 1 In de bij deze opgave behorende figuur is de fietsenmarkt van een gesloten economie weergegeven. Door een reclameactie van de fietsenfabrikant nemen de vraag naar en

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs VIVES BRIEFING 2016/09 De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES 1 DE IMPACT VAN CONCURRENTIE OP DE PRODUCTMIX

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is:

Nadere informatie

Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie

Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie Onderzoeksmemorandum Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie Probleemstelling I Een aantal bedrijven uit de Achterhoek heeft bij provincie Gelderland het probleem aangekaart

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Deel I Omgevingsfactoren en micro-economie 1

Deel I Omgevingsfactoren en micro-economie 1 Inhoud Deel I Omgevingsfactoren en micro-economie 1 1 Omgevingsfactoren 3 1.1 Schaarste dwingt tot kiezen 3 1.2 De economische wetenschap 4 1.3 Produceren, productiefactoren 5 1.4 Participanten en omgevingsfactoren

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie pilot I

Eindexamen vwo economie pilot I Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de principaal te maken kan krijgen met keuzemogelijkheden en daardoor kosten moet maken om de kwaliteit van de zorgproducenten te kunnen beoordelen

Nadere informatie

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007 De groei voorbij Jaap van Duijn september 2007 1 Een welvaartsexplosie Na WO II is de welvaart meer gestegen dan in de 300 jaar daarvoor Oorzaken: inhaalslag, technologische verandering en bevolkingsgroei

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) onderhoudt middels de organisaties Kerk in Actie (KiA) en ICCO Alliantie contacten met partners in Brazilië. Deze studie verkent de onderhandelingen

Nadere informatie

De Toekomst van Europa. Hovo 2017 College 6 (6 november) Dr. Hein Roelfsema

De Toekomst van Europa. Hovo 2017 College 6 (6 november) Dr. Hein Roelfsema De Toekomst van Europa Hovo 2017 College 6 (6 november) Dr. Hein Roelfsema Opzet van het college 1. Balans tussen huidige problemen en de theoretische lens. 2. Politieke economie van Europese integratie.

Nadere informatie

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Frédéric Caruso, IWEPS 20 november 2018 Studiedag : de modellering van de regionale economieën in België Sessie 1 : Het HERMREG-project Verschillende

Nadere informatie

MKB-ondernemers met oog voor de toekomst

MKB-ondernemers met oog voor de toekomst M200803 MKB-ondernemers met oog voor de toekomst Bedrijfsstrategieën in het MKB drs. M. Mooibroek Zoetermeer, juli 2008 MKB-ondernemers met oog voor de toekomst Ongeveer de helft van de MKB-ondernemers

Nadere informatie

Loont kiezen voor Cleantech innovatie?

Loont kiezen voor Cleantech innovatie? Loont kiezen voor Cleantech innovatie? Investeren in Cleantech biedt de mogelijkheid om economische meerwaarde te creëren in combinatie met milieuvoordelen. Een Cleantech productiemodel dient in staat

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK

INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK INHOUD 1. Uitgangspunten 2. Doelgroep - achtergrondkenmerken 3. IMVO - algemeen 4. IMVO voor het eigen bedrijf/ bedrijf waar het voor werkt

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Algemene beschouwing

Algemene beschouwing Algemene beschouwing Arbeidsmigratiebeleid begint bij Nederlands arbeidsmarktbeleid Voor de Nederlandse economie en dus voor bedrijven en werknemers is het van belang om de juiste mensen op de juiste arbeidsplek

Nadere informatie

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4.1 Inleiding Deze bijlage geeft een toelichting bij de productie en verwerking van het Nederlands afval sinds 1985 plus een inschatting hiervan tijdens de komende planperiode.

Nadere informatie

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa 1 maximumscore 4 Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positieverwerving als de eigen keuze van de jongeren uitgaat naar flexibele arbeid in

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat verantwoord autogebruik wordt beloond met premiekorting / onverantwoord gebruik wordt gestraft met premieverhoging, zodat voorzichtig rijgedrag

Nadere informatie

Uitbesteden en innovatie in de bouw Het toenemend belang van de regie- en handelsfunctie

Uitbesteden en innovatie in de bouw Het toenemend belang van de regie- en handelsfunctie Faculty of Economics and Business Administration Uitbesteden en innovatie in de bouw Het toenemend belang van de regie- en handelsfunctie Research Memorandum 2005-5 F.A.G. den Butter O.K. van Megchelen

Nadere informatie

4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen

4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen 4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen Vb. werknemers en werkgevers CAO-onderhandelingen via vakbonden Stel: vakbond van werknemers eist arbeidstijdverkorting van 4 uur per week; van 40 uur

Nadere informatie

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit Samenvatting door een scholier 1633 woorden 8 juni 2007 6,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel. Hoofdstuk 1 Nederland handelsland. Nederland afhankelijk van handel omdat het

Nadere informatie

16 december 2010 Drs. Waddy Sowma

16 december 2010 Drs. Waddy Sowma 16 december 2010 Drs. Waddy Sowma MKB: bedrijven met aantal medewerkers < 50 Wereldwijd zijn economen het eens dat ondernemers door hun creativiteit en innovatievermogen een belangrijk aandeel leveren

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Samenvatting. Kort overzicht. Kartels

Samenvatting. Kort overzicht. Kartels Samenvatting Kort overzicht Dit proefschrift gaat over de economische theorie van kartels. Er is sprake van een kartel wanneer een aantal bedrijven, expliciet of stilzwijgend, afspreekt om de prijs te

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2013-I

Eindexamen vwo economie 2013-I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Economie en ontwikkeling

Economie en ontwikkeling Economie en ontwikkeling BTC Infocyclus Annelies Van Bauwel Overzicht Wat is Economie? Functioneren van economie L. Smets en D. Essers De economische kringloop Specialisatie en coördinatieproblemen Rol

Nadere informatie

FAIR TRADE AUTHORITY CURACAO - WAAR ONDERNEMINGEN OP MOETEN LETTEN IN DE STRIJD VOOR EERLIJKE CONCURRENTIE

FAIR TRADE AUTHORITY CURACAO - WAAR ONDERNEMINGEN OP MOETEN LETTEN IN DE STRIJD VOOR EERLIJKE CONCURRENTIE FAIR TRADE AUTHORITY CURACAO - WAAR ONDERNEMINGEN OP MOETEN LETTEN IN DE STRIJD VOOR EERLIJKE CONCURRENTIE Curaçao, 2 oktober 2017 1. UPDATE In oktober 2016 berichtten wij reeds over de Fair Trade Authority

Nadere informatie

Een eeuw innovatie in de bouw De specifieke rol van de handel en toelevering. Frens Pries, directeur Balance&Result Peter van Heijgen, directeur HIBIN

Een eeuw innovatie in de bouw De specifieke rol van de handel en toelevering. Frens Pries, directeur Balance&Result Peter van Heijgen, directeur HIBIN Een eeuw innovatie in de bouw De specifieke rol van de handel en toelevering Frens Pries, directeur Balance&Result Peter van Heijgen, directeur HIBIN De bouw staat te boek als een weinig innovatieve, conservatieve

Nadere informatie

Samenvatting. Beginselen van Productie. en Logistiek Management

Samenvatting. Beginselen van Productie. en Logistiek Management Samenvatting Beginselen van Productie en Logistiek Management Pieter-Jan Smets 5 maart 2015 Inhoudsopgave I Voorraadbeheer 4 1 Inleiding 4 1.1 Globalisering........................................... 4

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

200% Economie voor het vmbo Kerndoelen per leerjaar

200% Economie voor het vmbo Kerndoelen per leerjaar 00% Economie voor het vmbo Kerndoelen per leerjaar In onderstaande tabel zie je welke examen eindterm wanneer behandeld wordt in 00% Economie voor het vmbo. De getallen zoals 1.1 of. staan voor de paragrafen

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum

Nadere informatie

Bijlage 3: Budget impactanalyse

Bijlage 3: Budget impactanalyse Bijlage 3: Budget impactanalyse Inleiding Tijdens de ontwikkeling van de generieke module Arbeid als medicijn werd een budget impactanalyse uitgevoerd waarin de impact werd onderzocht van het toepassen

Nadere informatie

Samenvatting. economy.

Samenvatting. economy. Samenvatting 6 SAMENVATTING Samenvatting Door toenemende technologische kennis en innovatie is het steeds beter mogelijk om de verschillende bestanddelen van planten, bomen, gewassen en dierlijke reststromen

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II Opgave 1 Armoede en werk 1 Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-kok gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op

Nadere informatie

Geld en Macht. Een inleiding in de politieke economie Prof.dr.Luigi van Leeuwen, Nijenrode, 20 maart 2010

Geld en Macht. Een inleiding in de politieke economie Prof.dr.Luigi van Leeuwen, Nijenrode, 20 maart 2010 Geld en Macht Een inleiding in de politieke economie Prof.dr.Luigi van Leeuwen, Nijenrode, 20 maart 2010 Wat is economie? Definitie van economie: Het gaat erom schaars aanwezige middelen zo aan te wenden,

Nadere informatie

Aantekening Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Globalisering

Aantekening Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Globalisering Aantekening Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Global Aantekening door F. 617 woorden 6 maart 2013 5,9 5 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk 1: Wereldglobal 2,3 Global: Global verandert

Nadere informatie

NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) Agglomeratie, globalisering en regionale arbeidsmarkten Inzichten op basis van Nederlandse microdata

NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) Agglomeratie, globalisering en regionale arbeidsmarkten Inzichten op basis van Nederlandse microdata NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) Agglomeratie, globalisering en regionale arbeidsmarkten Inzichten op basis van Nederlandse microdata Deze dissertatie onderzoekt de gevolgen van agglomeratie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De economische geschiedschrijving van Westerse economieën in de afgelopen twee eeuwen heeft aangetoond dat deze landen een verschillend groeitempo hebben gehad. Het arbeidsproductiviteitsniveau

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg

Nadere informatie

Vergelijking tussen sectoren (In (Aandeel procenten) arbeidsplaatsen in procenten)

Vergelijking tussen sectoren (In (Aandeel procenten) arbeidsplaatsen in procenten) Staat van 2014 Sectorstructuur In welke sectoren is sterker vertegenwoordigd dan het s gemiddelde? Zakelijke diensten (16,5%), Informatie en Communicatie (6,5%), Financiële instellingen (4,5%) Vergelijking

Nadere informatie