Nota Universiteitsraad

Transcriptie

1 Nota Universiteitsraad UR nummer Corsanummer 12/041 FCA / Aan : Universiteitsraad Van : College van Bestuur Opsteller : Michel de Bekker Onderwerp : Aanpassing universitair verdeelmodel i.v.m. dynamisering vaste voet onderzoek Status : ter advisering Behandeling in : commissie FHI UR met CvB d.d. d.d. 16 april mei 2012 Kern van de inhoud In het jaar 2011 is op voorstel van de Task Force Verdeelmodel (bestaande uit decanen, directeuren en portefeuillehouder CvB) en na positief advies van de URaad een aanpassing doorgevoerd in het Universitair Verdeel Model (UVM) van de UU in verband met doorgevoerde aanpassingen in het landelijke bekostigingsmodel voor de rijksbijdrage. Deze aanpassing had betrekking op de variabele bekostiging van het onderwijs en het onderwijs gebonden onderzoek. In de kaderbrief 2012 is deze aanpassing geëffectueerd. De effecten van dat nieuwe model zijn in de startsituatie budgettair neutraal doorgevoerd in afwachting van de aangekondigde uitwerking van een voorstel voor een tweede aanpassing in het UVM met betrekking tot de onderzoekbekostiging. In de bijgevoegde notitie is het voorstel voor de aanpassing van de onderzoekcomponent van het UVM weergegeven. Voorgesteld wordt de middelen uit de vaste voet onderzoek (ca. 51 miljoen euro) en de 2 e geldstroomcomponent (ca. 15 miljoen euro) m.i.v op een andere wijze te verdelen: 25 % in de vorm van een basisfinanciering onderzoek en 75 % t.b.v. de ondersteuning onderzoek naar rato van de gerealiseerde onderzoek-omzet in de 1 e geldstroom (onderwijsgebonden onderzoek en promotiebekostiging) + omzet 2 e en 3 e geldstroom. Verzoek aan de universiteitsraad De universiteitsraad wordt gevraagd advies te geven over het voorgenomen besluit.

2 Aan: Universiteitsraad; Van: College van Bestuur d.d Voorstel aanpassing universitair verdeelmodel inzake dynamisering vaste voet onderzoek. I. Adviesvraag aan Universiteitsraad. 1. Inleiding. In het jaar 2011 is op voorstel van de Task Force Verdeelmodel (bestaande uit decanen, directeuren en portefeuillehouder CvB) en na positief advies van de URaad een aanpassing doorgevoerd in het Universitair Verdeel Model (UVM) van de UU in verband met doorgevoerde aanpassingen in het landelijke bekostigingsmodel voor de rijksbijdrage. Deze aanpassing had betrekking op de variabele bekostiging van het onderwijs en het onderwijs gebonden onderzoek. In de kaderbrief 2012 is deze aanpassing geëffectueerd. De effecten van dat nieuwe model zijn in de startsituatie budgettair neutraal doorgevoerd in afwachting van de aangekondigde uitwerking van een voorstel voor een tweede aanpassing in het UVM met betrekking tot de onderzoekbekostiging. In deze notitie is het voorstel voor de aanpassing van de onderzoekcomponent van het UVM weergegeven. In het huidige UVM is een deel van de onderzoekbekostiging van faculteiten geregeld d.m.v. de vaste voet onderzoek. De verdeling van deze vaste voet onderzoek over de faculteiten is historisch gegroeid en rationele onderbouwing hiervoor is niet goed te geven. Het algemene uitgangspunt bij het UVM is dat de werking van het UVM aansluit bij die van het landelijke OCW-verdeelmodel. Ook in het landelijke model is een vaste voet onderzoek aanwezig (de zgn. Onderzoekopslag Procentueel, voorheen de Strategische Overwegingen Component, kortweg SOC). De verdeling van deze vaste component tussen de universiteiten is in het OCW-model een historisch gegeven, maar ook hiervoor bestaat geen rationele onderbouwing. De vaste voet onderzoek in het OCW-model is in de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen, omdat de vele budgettair-neutraal doorgevoerde wijzigingen (feitelijk gericht op verdere dynamisering van het model) steeds zijn afgeregeld op de vaste voet onderzoek. In het Bestuursoverleg is uitgesproken - en door het College van Bestuur overgenomen - dat intern bij de UU het ontbreken van een onderbouwing voor de verdeling van de vaste voet onderzoek beleidsmatig ongewenst is en dat gestreefd moet worden naar het benoemen van de functies die de hoogte van de vaste voet en de dynamisering ervan in het UVM bepalen. Het College van Bestuur heeft in verband hiermee de Task Force Verdeelmodel verzocht hiervoor een voorstel uit te werken, rekening houdend met de algemene uitgangspunten van het UVM (zie toelichting deel II). Het voorstel van de Task Force is in het Bestuursoverleg twee maal besproken. De conclusie was dat het voorliggende voorstel bij de kaderbrief 2013 zou moeten worden ingevoerd. Het College van Bestuur heeft die conclusie overgenomen. Het College van Bestuur vraagt advies aan de Universiteitsraad ten aanzien van het voorgenomen besluit tot de hieronder omschreven wijziging van het verdeelmodel. 1

3 2. Voorgenomen besluit. Het College van Bestuur vraagt de URaad advies ten aanzien van het volgende voorgenomen besluit: a. De huidige toedeling van onderzoekmiddelen via de zgn. vaste voet (ca. 51 miljoen euro) en via de 2 e geldstroomcomponent (ca. 15 miljoen euro) komt m.i.v te vervallen. b. Deze middelen zullen m.i.v als volgt worden verdeeld: o 25 % in de vorm van een vaste basisfinanciering voor onderzoek, waarbij aan elke faculteit 1/7 e deel van deze 25 % wordt toegekend; o 75 % zal worden verdeeld naar rato van de gerealiseerde omzet voor onderzoek in de 1 e geldstroom (onderwijsgebonden onderzoek en promoties) en het driejaarlijks gemiddelde van de 2 e en 3 e geldstroom en 3 e geldstroom; o de omzet van de faculteiten geneeskunde en diergeneeskunde zal daarbij voor resp. 50 % en 75 % worden gewogen; o Aan de bètafaculteit wordt een additioneel bedrag toegekend ter grootte van de basisfinanciering. 2

4 II. Toelichting aanpassing verdeelmodel + indicatie uitkomsten. 1. Algemene uitgangspunten. De algemene uitgangspunten, vastgesteld in 2005 en van toepassing voor het huidige UVM zijn als volgt (zie UR-nota 06/255): a. Het verdeelmodel is financieel gezien, kaderstellend voor de omvang en aard van de activiteiten van onderdelen; b. Het model moet aansluiten bij het landelijk verdeelmodel; c. Transparant en controleerbaar; d. Robuust en eenvoudig; e. De lumpsum benadering blijft van kracht: faculteiten verdelen zelf intern de middelen; f. Het model stimuleert rendement en efficiënt onderwijs; en het zo goed mogelijk gebruik maken van landelijke bekostiging, faciliteert vernieuwing. Vervolgens is, gebruik makend van deze uitgangspunten, voor de onderwijsbekostiging bij de UU in 2007 het studiepuntbekostigingssysteem ingevoerd. In 2011 zijn bij de wijziging van de variabele bekostiging voor onderwijs en onderwijs gebonden onderzoek deze uitgangspunten gehandhaafd. Ook bij de huidige UVM-aanpassing zijn de algemene uitgangspunten ongewijzigd. 2. Onderzoekbekostiging in de UU. Binnen de UU bestaan momenteel de volgende geldstromen voor de bekostiging van onderzoek: Tabel: huidige geldstromen onderzoek UU. Geldstroom Compartiment UVM Omvang 2011(in k ) KB12: 2013 a. 1e geldstroom: Onderwijs Gebonden Onderzoek Vergoeding Promoties e Geldstroomcomponent Vaste Voet Onderzoek Toekenningen Beleidsruimte (incl. Focus & Massa) Specifieke Toewijzingen (incl. Top-OZ-scholen) Werkplaatsfinanciering Onderzoek p.m. p.m (+ p.m.) (BG 2011) b. 2e geldstroom: (JR 2010) p.m. c. 3e geldstroom: (JR 2010) p.m. Totaal: (+ p.m.) Toelichting: Ad a: dit betreft de onderzoekbekostiging vanuit de aan de UU toegekende rijksbijdrage, e.e.a. conform het bijgestelde UVM volgens de kaderbrief 2012 (basisjaar begroting 2011) 1 ; 1 In het bijgestelde UVM dient voor diergeneeskunde nog een budgettair neutrale- aanpassing te worden doorgevoerd door conform de werkwijze voor geneeskunde het toegekende bedrag voor de ophoging van de numerus fixus toe te delen aan onderwijs en de vaste voet onderzoek. Voor zowel geneeskunde als 3

5 een deel van de middelen voor het onderzoek is afkomstig vanuit de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie van de faculteiten geneeskunde en diergeneeskunde (vooralsnog als p.m. vermeld). Ad b: dit is de gerealiseerde omzet van de faculteiten volgens de jaarrekening 2010 bij het NWO + KNAW + de omzetgegevens bij FOM en STW, welke afkomstig zijn van de desbetreffende stichtingen. Ad c: dit is de omzet contractonderzoek van de faculteiten volgens de jaarrekening 2010 (excl. NWO/KNAW). 3. Functies onderzoekbekostiging. Binnen de onderzoekbekostiging kunnen de volgende functies worden onderscheiden: a. Bekostiging voor themagebonden onderzoekgebieden: is niet gericht op een specifiek project maar bestrijkt een breder onderzoekterrein met het doel op dat terrein het onderzoek verder tot ontwikkeling te brengen. Het betreft hier geoormerkte toewijzingen (met name Focus & Massa), top-onderzoekscholen, specifieke sectorgebonden overheidssubsidies e.d. b. Bekostiging voor begeleiding van promotie-onderzoek. c. Onderwijs gebonden onderzoekbekostiging: stelt wetenschappelijk personeel in staat naast hun onderwijstaak een deel van hun tijd te investeren in onderzoek inclusief het begeleiden van studenten bij het opdoen van onderzoekervaring. d. Projectgebonden onderzoekbekostiging: geoormerkte bekostiging voor een specifiek omschreven onderzoekproject: met name 2 e en 3 e geldstroom-projectbekostiging. De functies a t/m d zijn herkenbaar in de huidige bekostigingsstructuur. De volgende functies zijn niet expliciet herkenbaar en in feite ondergebracht in de vaste voet onderzoek en/of de werkplaatsmiddelen voor onderzoek: e. Een basisfinanciering voor het onderzoek, bedoeld voor de meest basale inrichting c.q. organisatie van de onderzoekgebieden (niet zijnde de benodigde infrastructuur, zie f), waarbij de hoogte niet afhankelijk is van de geleverde output. Deze basisfinanciering moet er tegelijkertijd voor zorgen dat voor een deel van de onderzoekbekostiging stabiliteit is ingebouwd. f. De ondersteuning voor de uitvoering van onderzoek in de vorm van w.p.-begeleiding, infrastructuur (niet zijnde huisvesting), obp-assistentie, benodigde middelen voor matching voor projectsubsidies dan wel het valoriseerbaar maken van onderzoekresultaten. De omvang hiervan beweegt mee met de omvang van de primaire, niet geoormerkte onderzoekbekostiging (zie hierboven bij b t/m d). Een deel van de kosten sub f bij geneeskunde en diergeneeskunde wordt gefinancierd vanuit de werkplaatsmiddelen. In het rapport van Capgemini t.b.v. het ministerie van OCW ( Besteding van het werkplaatsbudget d.d ) is dit voor de werkplaatsmiddelen UMC s nader geanalyseerd (zie voor de uitkomsten van dit onderzoek: bijlage 2). Voor wat betreft de inzet van de werkplaatsmiddelen bij de faculteit Diergeneeskunde is door de faculteit een verantwoording opgesteld, waaruit blijkt dat de inzet van deze middelen niet geheel vergelijkbaar is met de situatie bij het UMC (zie bijlage 3). Bij de verdeling van de vaste voet onderzoek dient met de inzet van onderzoekmiddelen uit het werkplaatsbudget rekening te worden gehouden. diergeneeskunde is dit hiermee op dezelfde wijze verwerkt. Voorts zijn hier nog enkele andere technische aanpassingen (eveneens budgettair neutraal) van toepassing. Zie voor een nadere toelichting bijlage 1. 4

6 4. Verdeling van de vaste voet onderzoek. De omvang van de vaste voet bedraagt in 2013 volgens de kaderbrief 2012 een bedrag van 51 miljoen euro, na verwerking van de generieke bezuinigingen door OCW. De functie van de zgn. 2 e geldstroomcomponent van 14,7 miljoen euro (2013) is min of meer dezelfde als hierboven is beschreven voor de vaste voet. Voorgesteld wordt deze middelen bij elkaar op te tellen en volgens een nieuw mechanisme te verdelen. Daarbij kan bovendien worden overwogen dat de 2 e geldstroomcomponent niet meer voorkomt in het huidige externe OCWbekostigingsmodel. We kunnen er dus van uitgaan dat een bedrag van 65,7 miljoen euro (situatie 2013) beschikbaar is voor de hierboven genoemde functies e en f. Voorts wordt nog onderzocht of enkele specifieke onderzoek-gerelateerde toewijzingen kunnen vervallen. Deze vrijvallende middelen zouden vervolgens aan het te verdelen bedrag kunnen worden toegevoegd. Bij het initieel verdelen van dit bedrag wordt vooraf opgemerkt dat hierbij geen sprake kan zijn van een tot in detail onderbouwde uitkomst. Het gaat om een meer globaal verdeelmechanisme, dat recht doet aan de inspanningen die de faculteiten op onderzoeksgebied leveren, dat daardoor bestuurlijk als rechtvaardig en billijk moet worden ervaren en dat bovendien een meerwaarde biedt ten opzichte van de huidige, niet-transparante situatie. Basisfinanciering onderzoek. Een deel van de ondersteuningsorganisatie bij de faculteiten is (semi-)vast en niet direct gerelateerd aan de omvang van het onderwijs en onderzoek. Functies zijn o.a. de decaan, de directeur, de controller, een departementshoofd en het vaste management en secretariaat voor onderwijs en onderzoek. De bekostiging voor onderwijs en onderzoek vanuit de 1 e geldstroom kent zowel landelijk als bij de UU een 50/50-verdeling. Dit betekent dat bij de faculteiten ca. 50 % van deze vaste ondersteuningsorganisatie (obp) wordt ingezet voor onderzoek. Er is geen geijkte norm beschikbaar voor de kosten van deze basisorganisatie. Voorgesteld wordt 25 % van het beschikbare bedrag voor de bekostiging van de basisorganisatie onderzoek toe te delen, hetgeen per faculteit een bedrag oplevert van 2,3 miljoen euro. Dit staat gelijk aan ca. 20 à 25 f.t.e., inclusief secretariële ondersteuning en materiële kosten. Dat lijkt een redelijke aanname. De introductie van deze (semi-) vaste bekostigingscomponent, welke niet wordt beïnvloed door de ontwikkeling van de feitelijke omvang van de onderzoekportefeuille draagt tevens bij aan stabilisatie in het verdeelmodel. Op advies van het Bestuursoverleg en op nadrukkelijk verzoek van de decaan van de Bètafaculteit is voor de Bètafaculteit een dubbele basisfinanciering van toepassing, d.w.z. bovenop de modelmatig bepaalde 2,3 miljoen euro wordt aan Bèta additioneel 2,3 miljoen euro toegekend. De ratio achter deze keuze is gelegen in de substantieel grotere omvang van deze faculteit ten opzichte van andere faculteiten en de relatief hoge materiële lasten die het onderzoek vereist. Bekostiging ondersteuning onderzoek. De overige ondersteuningskosten voor onderzoek zijn variabel en derhalve wel gerelateerd aan de omvang van het onderzoek in de 1 e, 2 e en 3 e geldstroom. Voorgesteld wordt daarom om het restant na aftrek van de bekostiging voor de basisorganisatie, dat is dus 75 % van het beschikbare bedrag, toe te delen ten behoeve van de jaarlijkse bekostiging van de onderzoekondersteuning naar rato van de optelsom van het voortschrijdend driejaarlijks gemiddelde van de omzet in de categorie d (2 e en 3 e geldstroomonderzoek) en de UVMuitkomsten voor het 1 e geldstroomonderzoek in de categorieën b en c (promotie-onderzoek en onderwijs gebonden onderzoek). De kostenintensiteit van het onderzoek in de onderscheiden disciplines telt hier dus mee in de verdeling. Bij het onderwijsgebonden onderzoek zijn dat de bekostigingsgewichten alfa/gamma, bèta, medisch 1 : 1,5 : 3,0 en bij de 2 e en 3 e geldstroom zijn dit de feitelijke kosten zoals die in de projecten zijn begroot. Het model geeft op deze wijze ook een prikkel voor de verwerving van 2 e en 3 e geldstroommiddelen. 5

7 Bij geneeskunde wordt ervan uitgegaan dat minimaal de helft van deze ondersteuning ten laste van de werkplaatsmiddelen komt (zie bijlage 2). Daarom wordt in dit model de helft van b t/m d voor geneeskunde meegeteld als verdeelmaatstaf voor de middelen voor de onderzoekondersteuning. Bij diergeneeskunde wordt ervan uitgegaan dat minimaal een kwart van deze ondersteuning ten laste van de werkplaatsmiddelen komt (zie bijlage 3). Daarom wordt in dit model 75 % van b t/m d voor diergeneeskunde meegeteld als verdeelmaatstaf voor de middelen voor de onderzoekondersteuning. In de volgende paragraaf worden de indicatieve uitkomsten van dit nieuwe model weergegeven. 5. Uitkomsten per faculteit. In bijlage 4 zijn de berekeningen per faculteit weergegeven. Hieronder zijn de effecten samengevat. Daarbij worden de uitkomsten van deel 1 van de Task Force (reallocatie middelen onderwijs en onderwijs-gebonden onderzoek, de uitkomsten hiervan zijn in afwachting van deel 2 budgettair neutraal ingevoerd) samengenomen met de uitkomsten van deel 2 van de Task Force (reallocatie vaste voet onderzoek en 2 e geldstroom onderzoek), zodat een volledig beeld ontstaat van de effecten van het nieuwe verdeelmodel in Let op: dit zijn indicatieve uitkomsten (in k ). Bij implementatie van het nieuwe model in 2013 zijn de volgende zaken van belang: - Er zal nog een kwaliteitscheck worden uitgevoerd op de gebruikte gegevens; - Bij de berekeningen voor 2013 zullen recentere gegevens van 2011 worden gebruikt; - De omvang van de te verdelen middelen zal voor 2013 nog definitief worden bepaald bij de opstelling van de kaderbrief Reallocatie-effecten nieuwe bekostiging onderwijs en onderzoek 2013 (indicatief) OW OZ TOT BETA DGK GEO GNK GW REBO SW Toelichting: a. De kolom OW betreft de verschillen tussen de onderwijsbekostiging oud en nieuw volgens het eerste Task Force rapport cf. de kaderbrief 2012, voor het jaar b. De kolom OZ betreft de optelsom van het effect van het eerste Task Force rapport voor de OGO-bekostiging (OGO= onderwijs gebonden onderzoek) en het effect van het voorliggende concept tweede Task Force rapport voor de herverdeling van de vaste voet onderzoek en 2 e geldstroom component. c. Het totaalsaldo in de kolom TOT zal worden verrekend met het budget op concernniveau. De effecten sub a en sub b zijn op de volgende pagina s nader gespecificeerd. 6

8 Tabel: reallocatie effecten onderwijs en OGO vlgs. 1 e Task Force rapport, incl. technische aanpassing vwb inpassing NF-bekostiging DGK. TF1 Budgettair neutrale inregeling TF uitgangs- effect generieke uitsplitsing OW + OZ punt KB12 correcties korting OW OGO p.17 op uitgangs- -9,5% situatie cf KB12 a b c d e (b+korting) BETA DGK GEO GNK GW REBO SW Totaal Toelichting: - kolom a geeft de uitkomst van Task Force 1 in het basisjaar 2011; - kolom b geeft de berekening met 4 correcties : 1) verrekening onderwijsdiensten; 2) eliminatie studiepunten van niet-eer studenten en HBO-bachelors 3) toevoegiong studiepunten behaald in bijvakken buiten de UU en 4) verwerking NF-bedrag DGK analoog aan verwerkiing NF-bedrag van GNK. - Kolom c geeft de gecorrigeerde uitkomst TF1 in 2011 vertaald naar dwz inclusief de generieke OCW-bezuiniging (cf. kaderbrief 2012); - de kolommen d en e geeft de uitkomst van kolom c uitgesplitst in de afzonderlijke reallocatie-effecten voor onderwijs (OW) en OGO cf. TF 1. 7

9 Tabel: reallocatie-effecten volgens 1 e en 2 e Task Force rapport Reallocatie-effecten nieuwe bekostiging OW (TF1) en OZ (TF2) in 2013 TF1 TF2 TF1 + TF2 Budgettair neutrale inregeling TF1 reallocatie Totaal Uitsplitsing effect reallo- OW en OZ nieuwe OZ catie componenten effect uitgangs- effect generieke uitsplitsing OW + OZ TF2 punt KB12 correcties korting OW OGO 2013 OW OZ p.17 op uitgangs- -9,5% situatie cf KB12 a b c d e f g h i (b+korting) (c+f) (d) (e+f) BETA DGK GEO GNK GW REBO SW Totaal Inclusief BMW en UCU BMW UCU subtot TOTAAL Toelichting: - onder TF 1 staan dezelfde cijfers als in de vorige tabel op pagina 6; - in de kolom TF 2 is het indicatieve reallocatie-effect volgens het 2 e Task Force rapport weergegeven voor 2013; - onder TF1 + TF 2 is het totaal-reallocatie-effect 2013 weergegeven alsmede de uitsplitsing hiervan voor de bekostiging onderwijs(ow) en onderzoek (OZ). - In de onderste tabel is ook het effect op BMW en UCU meegenomen, zodat zichtbaar wordt dat de budgetneutrale inregeling van TF1 ook op nul sluit. 8

10 Bijlage 1: Correcties uitkomsten TF 1 (studiepuntbekostiging en OGO-bekostiging). Toelichting: in deze bijlage worden enkele correcties toegelicht die betrekking hebben op de startsituatie 2011 van het nieuwe verdeelmodel v.w.b. de onderwijsbekostiging op basis van studiepunten en de onderwijsgebonden onderzoekbekostiging (Task Force deel 1). Deze correcties leiden tot een wijziging in het budgettair inregelen van de startposities nieuw UVM A. Correctie UVM 2011 in verband NF Diergeneeskunde. In de rapportage van de Task Force Verdeelmodel is in verband met de opheffing van het NF-bedrag voor geneeskunde in het OCW-model een herverdeling van dat bedrag in het UVM gerealiseerd. Het oude NF-bedrag van 13,2 miljoen euro werd t.b.v. geneeskunde voor 35 % toegevoegd aan het onderwijscompartiment en voor 65 % aan de vaste voet onderzoek. In het nieuwe UVM werd vervolgens evenals in het OCWmodel de verhoogde bekostigingsfactor voor de onderwijsbekostiging van 3,0 toegepast als compensatie voor de opheffing van het NF-bedrag. Ook voor diergeneeskunde (DGK) werd de hogere bekostigingsfactor van 3,0 geïntroduceerd, maar zonder dat daar een verhoging van het onderwijscompartiment in de uitgangssituatie tegenover stond. Dit leidde in de einduitkomst van DGK tot een omvangrijk (budgettair neutraal te corrigeren) verschil tussen de uitgangssituatie en de nieuwe uitkomst van het UVM. Terugkijkend blijkt dat in het verleden ook voor DGK een verhoging van de numerus fixus te hebben plaatsgevonden welke in het OCW-model specifiek werd bekostigd. Deze specifieke NFpost ad 4,5 miljoen euro werd eerder opgeheven en technisch ondergebracht in de werkplaatsmiddelen DGK. Omdat in het OCW-model de DGK-werkplaatsmiddelen inmiddels niet meer 1 op 1 herleidbaar zijn naar de uitgangssituatie is het mogelijk om de opheffing van de specifieke NF-post voor DGK op een vergelijkbare wijze in het UVM te verwerken als voor GENK. Onderstaand is het resultaat hiervan weergegeven. Bepaling NF-bedrag DGK GNK DGK Oude fixus fixusverhogingen huidig aantal opledingsplaatsen NF-bedrag GNK in OCW-begroting bedrag per extra opleidingsplaats NF-bedrag DGK verwerken analoog aan GNK Naar vaste voet DGK % Overhevelen naar compartiment stp-bekostiging UVM % B. Correctie UVM 2011 in verband met telling studiepunten niet-eer en HBO-zijinstroom. In de Task Force rapportage deel 1 is uitgegaan van een nieuwe telling van het aantal te bekostigen studiepunten, uitgaande van de bekostigingsuitgangspunten in het landelijke OCW-model, maar tevens rekening houdend met het uitloopjaar voor langstudeerders in de BA- en MA-fase (dit laatste i.t.t. het landelijke model dat uitgaat van de bekostiging 9

11 van de nominale cursusduur C). Achteraf blijkt dat in de selectie van de te bekostigen studiepunten ten onrechte de studiepunten van niet-eer- en zij-instroom-hbo-studenten zijn meegeteld. Dit moet uiteraard worden gecorrigeerd. C. Correctie UVM 2011 in verband met telling studiepunten bijvakonderwijs bij andere universiteiten. In het UVM worden de studiepunten die studenten scoren op bijvakken buiten de UU in Osiris vastgelegd en in principe ook bekostigd. In de uitgangsituatie waren deze studiepunten per abuis niet meegenomen in studiepunttelling. In de berekeningen van de Taskforce is dit gecorrigeerd. D. Correctie UVM 2011 in verband met additionele vergoeding voor Onderwijsdienstverlening. Na afronding van de besluitvorming over deel 1 van de Task Force-rapportage is discussie ontstaan over de hoogte van de vergoeding voor onderlinge onderwijsdienstverlening tussen faculteiten. Omdat de hoogte van het studiepunttarief werd verlaagd is afgesproken dat hiervoor reparatie zal plaatsvinden. Inmiddels is via het MO overeenstemming bereikt over de reparatieregeling. Naast de reguliere vergoeding van het studiepunttarief wordt bij onderwijsdienstverlening ook een aanvullende vergoeding verstrekt voor de collegegeld-component en de OGO-component. Dit leidt tot een budgettair neutrale correctie in de berekening van de uitgangssituatie. In de volgende tabellen zijn de uitkomsten bijgesteld UVM oud en nieuw in verband met deze correctie met elkaar vergeleken. 10

12 Tabel 4 Aanpassingen UVM per faculteit (bekostiging studiepunten gedurende C+1). KB12 p. 17 HUIDIG MODEL NIEUW MODEL Verklaring verschillen Stp- NF- OGO Vaste TOT Stp- College OGO Correctie vaste TOT OUD-NIEUW bekost. bedrag 24% Voet bekost. geld ba = 65% budget- voet variabel OGO Totaal met tarief GNK van a met tarief ma = 130% neutrale onderwijs te corri- 77,47 37,23 inregeling geren nieuw UVM verschil a b c d e f g h j i k l m o BETA BMW DGK GEO GNK GW REBO SW UCU gewogen stp (f+g)-(a+b) (h-c) Tabel 4 Inclusief correcties: OW-dienstverlening; niet-eer en HBO-bachelors; bijvakken; NF-bedrag DGK HUIDIG MODEL NIEUW MODEL Verklaring verschillen Stp- NF- OGO Vaste TOT Stp- College verreke- OGO Correctie vaste TOT OUD-NIEUW bekost. bedrag 24% Voet bekost. geld ning OW ba = 65% budget- voet variabel OGO Totaal met tarief GNK van a met tarief diensten ma = 130% neutrale onderwijs te corri- 77,47 38,06 inregeling geren nieuw UVM verschil a b c d e f g x h j i k l m o (f+g+x)-(a+b) BETA BMW DGK GEO GNK GW REBO SW UCU gewogen stp (h-c) 11

13 Bijlage 2: Inzet werkplaatsmiddelen UMCU. Samenvatting onderzoek Capgemini besteding werkplaatsmiddelen UMC's Uit het werkplaatsbudget wordt bekostigd: bij UMCU (in M ) a. 25 % van de kosten van gebouwen/terreinen: 11,4 (cf.verantwoording UMCU) b. 25 % van de kosten van medische en overige inventaris: 7,6 (cf. verantwoording UMCU) c. toegerekende kosten voor onderzoek (incl. begeleiding/ondersteuning): 34,7 20 % van kosten van medisch specialisten, overige wetensch. staf ondersteunend personeel en indirecte kosten. ( landelijk totaal: M 247,7 x aandeel UMCU 14 %) d. vertragingskosten vanwege begeleiding van co-assistenten in de patiëntzorgpraktijk: 19,1 10 % van de directe personeelsinzet voor zorg. (landelijk totaal: M 136,5 x aandeel UMCU 14 %) e. overige kosten: wachtgeldverplichtingen oude regeling: 1,1 (cf. verantwoording UMCU) Totaal t.l.v. werkplaatsbudget: 73,9 12

14 Bijlage 3: inzet werkplaatsmiddelen diergeneeskunde. Uit het werkplaatsbudget Diergeneeskunde wordt bekostigd: in M a. kosten van gebouwen/terreinen: 9,6 (cf. huisvestingsmodel UU) b. 25 % van de kosten van medische en overige inventaris: 0,9 c. toegerekende kosten voor onderzoek, incl. begeleiding/ondersteuning: 4,9 (35 % van werkplaatsmiddelen na aftrek van a en b) d. kosten patiëntenzorg t.b.v. het onderwijs, incl. inkoop en verzorging dieren: 9,1 (65 % van werkplaatsmiddelen na aftrek van a en b) Totaal t.l.v. werkplaatsbudget: 24,5 13

15 Bijlage 4: berekening verdeling onderzoekmiddelen vaste voet en 2 e geldstroomcomponent. onderdeel GW REBO SW GEO BETA GNK DGK TOT 1 Beschikbaar voor herverdeling: vaste voet OZ en 2e geldstr.component Vaste voet OZ * e geldstroom component pct 2e geldstroom component dat wordt ingezet 100% vrijval specifieke toewijzingen onderzoek PM * inclusief correctie overheveling NF-bedrag DGK en alfa/gamma middelen bij GW, REBO en SW 2 Basis financiering aandeel in totaal van de beschikbare middelen 25% Gelijkelijk verdeeld over faculteiten Extra basisfinanciering Ondersteuning onderzoek Budget voor 'ondersteuning onderzoek' Verdeelsleutel: totaal OGO, promoties,omzet 2e en 3e gs 7,8% 5,6% 9,0% 8,8% 36,0% 24,6% 8,2% 100,0% Aandeel in budget voor 'ondersteuning onderzoek' Nieuwe OZ-bekostiging Nieuwe OZ-component tabel Reallocatie-effect invoering nieuwe onderzoeksbekostiging tabel 4 minus totaal tabel onderdeel GW REBO SW GEO BETA GNK DGK TOT Opm. de verdeelsleutels van tabel 4 worden toegelicht op de volgende pagina. 14

16 Bijlage 4 vervolg: berekening verdeelsleutels Verdeelsleutel voor component 'Ondersteuning onderzoek' Onderzoeksbekostiging 2013 cf KB12 GW REBO SW GEO BETA GNK DGK TOT Onderwijsgebonden onderzoek a Weegfactor OGO 100% Promoties b weegfactor promoties 100% e geldstroom opbrengsten Onderzoek 2e geldstroom JRK Onderzoek 2e geldstroom JRK Onderzoek 2e geldstroom JRK FOM/STW FOM/STW FOM/STW Totaal 2e geldstroom c Weegfactor 2e geldstroom 100% e geldstroom opbrengsten Onderzoek 3e geldstroom JRK Onderzoek 3e geldstroom JRK Onderzoek 3e geldstroom JRK Correcties opbrengst 3e geldstroom GNK Clinical Trial Clinical Trial d Totaal opbrengsten 3e geldstroom e Gemiddelde 2e + 3e geldstroom per jaar f Totaal a + b + e Weegfactor voor verdeling budget ondersteuning OZ 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 0,5 0,75 TOTAAL gecorrigeerd Aandeel in TOTAAL 7,8% 5,6% 9,0% 8,8% 36,0% 24,6% 8,2% 100,0% 15