UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar VETERINAIRE EPIDEMIOLOGIE, OPVOLGEN BVD CONTROLE PROGRAMMA. door.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar VETERINAIRE EPIDEMIOLOGIE, OPVOLGEN BVD CONTROLE PROGRAMMA. door."

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar VETERINAIRE EPIDEMIOLOGIE, OPVOLGEN BVD CONTROLE PROGRAMMA door Jeroen DAMS Promotor: Dr. S. Sarrazin Medepromotor: Prof. dr. J. Dewulf Klinische casus in het kader van de Masterproef 2014 Jeroen Dams

2 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of erantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

3 VOORWOORD Ik wil graag iedereen bedanken die geholpen heeft bij het tot stand komen van deze literatuurstudie. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Dr. Steven Sarrazin bedanken, voor het mij toekennen van deze erg interessante casuïstiek, die een mooi vervolg was op mijn literatuurstudie over het effect en belang van vaccinatie in de BVD-bestrijding. Hij was steeds bereid mijn werk te verbeteren en bij te sturen waar nodig met zeer goede suggesties en altijd snel bereikbaar om mijn vragen te beantwoorden. Ten tweede bedank ik al mijn vrienden en familie voor de grote morele steun en bemoedigende schouderklopjes. Hierbij een speciale vermelding voor de groepen de knuffelbosvriendjes en Geel voor de nodige ontspanningsdagen en avonden, en mevr. M. Hendrickx voor het verbeterwerk.

4 Inhoudsopgave SAMENVATTING... 1 I. INLEIDING... 2 II. LITERATUURSTUDIE Wat is BVD? Wat zijn de beschikbare testen? Hoe gebeurt de bestrijding op bedrijfsniveau? Bioveiligheid Verwijderen van PI-dieren Continue monitoring Vaccinatie... 9 III. CASUS Analysemethoden Monitoring BVDV-antigen incidentie Oormerk biopten (ear notch) Resultaten Monitoring BVDV-antigen, PI en abortus incidentie op bedrijfsniveau Oormerk biopten (ear notch) IV. Bespreking V. CONCLUSIE REFERENTIES... 18

5 SAMENVATTING Boviene Virale Diarree (BVD) wordt veroorzaakt door het Boviene Virale Diarree Virus, dat wereldwijd voorkomt in de rundveehouderij en grote economische verliezen kan veroorzaken. In deze casus werd de BVDV-controle op 69 Belgische rundveebedrijven onderzocht. Dit gebeurde op basis van BVDVgegevens beschikbaar bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) tussen 2010 tot januari De bedrijven werden bezocht tussen februari 2011 en maart 2013, en werden verondersteld op dat moment BVDV-vrij te zijn. Er werd een vergelijking gemaakt tussen wat de veehouders beweerden aan BVDV-monitoring te doen en welke onderzoeken effectief werden uitgevoerd op basis van de DGZ-gegevens. Daarnaast werd de incidentie van bedrijven waar antigen positieve dieren, PI-dieren en abortussen werden gedetecteerd, over gans de periode bepaald. En ook of er bedrijven waren, waar PI-dieren gedetecteerd werden nadat ze verondersteld werden BVDV-vrij te zijn. Als laatste werd het gebruik van BVDV oormerk biopten onderzocht. Het aandeel van de veehouders die beweerden aan BVDV-monitoring te doen op hun bedrijf en waar ook effectief BVDV-monitoring werd uitgevoerd, was 46,3%. De incidentie van bedrijven met antigen positieve dieren, PI-dieren en abortussen tussen 2010 en januari 2014, was 34,8%. Op 10,1% van de bedrijven werden PI-dieren gevonden nadat ze werden verondersteld BVDV-vrij te zijn. Het gebruik van BVDV oormerk biopten werd door 39,1% van de bedrijven toegepast, waarvan 40,7% zowel bij vrouwelijke als mannelijke dieren. De oormerken werden in 47,3% van de gevallen binnen de 7 levensdagen geplaatst. 1

6 I. INLEIDING In 1994 werd Boviene Virale Diarree (BVD) voor het eerst beschreven als een nieuwe overdraagbare ziekte bij het rund (Olafson et al.). Het virus dat deze ziekte veroorzaakte werd geïsoleerd in 1957 en werd Boviene Virale Diarree Virus (BVDV) genoemd (Lee en Gillespie). BVDV kan naast diarree ook respiratoire infecties, immunosuppressie, vruchtbaarheidsstoornissen en aangeboren afwijkingen veroorzaken. Het verloop van een infectie is meestal subklinisch, maar kan ook dodelijk zijn (Moerman et al., 1994; Goyal en Ridpath, 2005). De economische kost die BVDV-infecties veroorzaakt op rundveebedrijven, is reeds meermaals onderzocht en zou vooral het gevolg zijn van de vruchtbaarheidsstoornissen die worden veroorzaakt (Fourichon et al., 2005; Lindberg et al., 2006). Het virus wordt vooral gekenmerkt door zijn capaciteit om persisterende infecties (PI) te veroorzaken bij de foetus tijdens het eerste derde van de dracht. Dit kan aanleiding geven tot de geboorte van PIkalveren (Dubovi, 1994). PI-dieren zijn de belangrijkste oorzaak van verspreiding en retentie van BVDV-infecties op bedrijven, omdat ze constant grote hoeveelheden virus uitscheiden (Lindberg en Houe, 2005). De controle en eradicatie van BVDV is dan ook gebaseerd op het opsporen en verwijderen van PI-dieren, samen met het toepassen van bioveiligheid, continue monitoring en optioneel vaccinatie (Lindberg and Houe, 2005). BVDV werd zo reeds geëradiceerd in de Scandinavische landen en in verschillende andere Europese landen zoals Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland worden BVDV-controleprogramma s momenteel toegepast (Presi et al., 2011; Houe et al., 2006). In België zal vanaf 2015 een nationaal BVDV-controleprogramma van start gaan, gebaseerd op het verplicht testen van alle nieuwgeboren kalveren op persisterende infectie met antigen-elisa op oormerk biopten (Belgisch Staatsblad ). De noodzaak van dit programma is groot, aangezien er in België een BVDV-antistof en antigen seroprevelantie is van 47.4% en 4.4% op bedrijfsniveau bij jongvee (Sarrazin et al., 2013). Het is dus te verwachten dat er grote schade geleden wordt ten gevolge van vele BVDV-infecties. Momenteel is er dus nog geen verplicht BVDV-controle programma in België, en is het dus aan de veehouder en bedrijfsdierenarts om hier werk van te maken. In deze casus worden, via BVDVgegevens beschikbaar bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) van 2010 tot januari 2014, 69 rundveebedrijven geanalyseerd. De bedrijven zijn bezocht tussen februari 2011 en maart 2013, en werden verondersteld op dat moment BVDV-vrij te zijn. Er werd onderzocht welke BVDVcontrolemaatregelen werden toegepast op het vlak van monitoring, wat de incidentie van antigen positieve dieren, PI-dieren en abortussen was, en het gebruik van BVDV oormerk biopten. De casus wordt voorafgegaan door een literatuurstudie waarin het virus zelf wordt besproken, welke diagnostische testen beschikbaar zijn, en hoe de bestrijding gebeurt op bedrijfsniveau. 2

7 II. LITERATUURSTUDIE 1. Wat is BVD? Boviene Virale Diarree (BVD) is de term die gebruikt wordt om een acuut klinische infectie veroorzaakt door het Boviene Virale Diarree virus (BVDV) te beschrijven. Deze infectie gaat gepaard met leukopenie, koorts, depressie, diarree, anorexie, gastrointestinale erosies en bloedingen. BVDV kan echter ook aanleiding geven tot subklinische infecties, immunosuppressie, vruchtbaarheidsstoornissen en aangeboren afwijkingen (Ridpath, 2010). BVDV behoort tot het genus Pestiviridae, binnen de familie van de Flaviviridae. Er bestaan 2 genotypes, BVDV-1 en BVDV-2 die als 2 verschillende soorten worden beschouwd binnen de Pestiviridae (Fauquet et al., 2005, Goyal en Ridpath, 2005). In Europa komt hoofdzakelijk BVDV-1 voor en in kleine minderheid BVDV-2 (Ridpath, 2010). Beide genotypen kunnen verder onderverdeeld worden in subgenotypen en stammen. BVDV kan ook onderverdeeld worden op basis van het biotype in vitro als cytopathogeen (cp) of niet-cytopathogeen (ncp). Deze cytopathogeniciteit is niet gerelateerd aan virulentie in vivo, maar is wel belangrijk voor de pathogenese van BVDV (Carman et al. 1998, Ridpath et al. 2006). Enkel de ncp-biotypen kunnen een persisterende infectie veroorzaken (Harding et al., 2002). Het verloop van een BVDV-infectie kan zich op 3 verschillende manieren manifesteren: acute infectie, foetale infectie en persisterende infectie (Figuur 1). Fig. 1 De 3 mogelijke manieren waarop een BVDV-infectie zich kan manifesteren: acute infectie, foetale infectie en persisterende infectie (uit Rodning en Givens, 2010). 3

8 De acute transiënte infectie (TI) bij immunocompetente, seronegatieve dieren kan met de typische BVD-symptomen zoals diarree, depressie, nasale uitvloeiingen, orale ulceraties, anorexie en leukopenie gepaard gaan, maar verloopt in de meeste gevallen subklinisch (Baker, 1995). Dit is voornamelijk afhankelijk van de virusstam, leeftijd van de gastheer en immuniteit (Fulton, 2010). De infectie kan ook vruchtbaarheidsproblemen veroorzaken en door immunosupressie kunnen andere kiemen makkelijker aanslaan. BVDV speelt een grote rol in het Boviene Respiratoir Syndroom (BRS) (Fulton et al., 2002; Campbell, 2004). Er is een synergistisch effect vastgesteld tussen BVDV en virale en bacteriële oorzaken van BRS zoals BRSV, IBR, parainfluenza en Mannheimia haemolytica (Brodersen and Kelling, 1999; Castrucci et al., 1992; Aly et al., 2003; Booker et al., 2008). Ook op zich kan BVDV een respiratoire infectie veroorzaken (Liebler-Tenorio et al., 2002). Een BVDV-infectie tijdens de dracht leidt bijna in 100% van de gevallen ook tot een intra-uteriene infectie (Dubovi, 1994). Het effect hiervan is afhankelijk van het drachtstadium en het biotype van het virus. Reeds bij inseminatie daalt de kans op conceptie en stijgt de embryonale sterfte (McGowan et al., 1993). Foetale sterfte met resorptie, mummificatie of doodgeboorte kan gedurende gans de dracht optreden (Grooms, 2004). Een infectie vanaf dag 18 tot aan de ontwikkeling van het foetale immuunsysteem op dag 125 kan leiden tot de geboorte van een persisterend geïnfecteerd (PI) kalf (Grooms, 2004). Dit kan enkel als het om een BVDV stam van het niet-cytopathogeen biotype gaat (Harding et al., 2002). Tussen dag 80 en 150 van de dracht kan een infectie congenitale defecten veroorzaken bij de foetus (Lanyon et al., 2014). Door de overlap met de tijdsperiode voor het ontstaan van een persisterende infectie kunnen deze kalveren zowel persisterend als transiënt geïnfecteerd geboren worden. Na dag 125 van de dracht worden foetussen immunocompetent en zullen ze antistoffen aanmaken tegen BVDV. Hoewel deze kalveren het virus zullen geëlimineerd hebben, hebben ze toch een tweemaal grotere kans om zwaar ziek te worden tijdens de eerste 10 levensmaanden (Muñoz-Zanzi et al., 2013). PI-dieren maken niet meer dan 2% uit van de totale veestapel (Houe, 2003) Ze kunnen klinisch gezond lijken, maar ook aangeboren afwijkingen vertonen, of klein en zwak geboren worden en later een slechte groei en grotere ziektegevoeligheid vertonen (Voges et al., 2006). Hoewel ze meestal niet ouder dan 2 jaar worden, wordt toch vastgesteld dat 10% langer dan dat kan overleven (Presi et al., 2011). Als deze PI-dieren een superinfectie ondergaan met een cp-bvdv, of een mutatie, of recombinatie van de persisterende ncp-stam zullen ze mucosal disease (MD) ontwikkelen (Brownlie et al., 1984). Deze infectie gaat gepaard met koorts, depressie, anorexie, gedaalde melkproductie, profuse tot bloederige diarree, ptyalisme, mucopurulente oculonasale uitvloeingen en orale erosies (Baker 1995). De mortaliteit bedraagt bijna 100%, de weinigen die overleven zullen chronische MD ontwikkelen (Loehr et al., 1998). De belangrijkste bron van BVDV bij verspreiding van infectie zijn PI-dieren omdat zij gedurende hun ganse levensperiode grote hoeveelheden virus uitscheiden via alle lichaamssecreten en excreties. Daarnaast zullen drachtige PI-dieren altijd nieuwe PI-kalveren ter wereld zetten (Moennig en Liess, 1995). Bij TI-dieren is de virus uitscheiding laag en van korte duur (ongeveer 1 week) en daarom van ondergeschikt belang (Lindberg en Houe, 2005). De kans op verspreiding van het virus via indirect 4

9 contact via personen, vaccins, sperma en embryo transfer is klein, maar het belang ervan wordt groter naarmate de bioveiligheid toeneemt (Hult en Lindberg, 2005). 2. Wat zijn de beschikbare testen? Wegens de verscheidenheid aan, en vaak afwezigheid van symptomen is een BVDV-infectie enkel met zekerheid vast te stellen via laboratorische testen. Men kan ofwel het virus zelf, of antistoffen detecteren (Goyal en Ridpath, 2005; Sandvik, 2005). De voornaamste indirecte testen zijn antigen- Enzyme Linked ImmunoSorbent Assays (ELISA), Reverse Transcriptase Polymerase Chain Reaction (RT-PCR) en antistof-elisa. Daarnaast zijn er de directe testen virus-isolatie en virus-neutralisatie die beschouwd worden als de gouden standaard voor virus-detectie en antistoffen-detectie. Deze testen zijn echter duur en traag en worden daarom als back-up en referentietest gebruikt voor de indirecte methoden (Sandvik, 2005). De antigen-elisa kan gebruikt worden op individuele bloedstalen, serum, melk en ear notches : huidstalen van het oor (Sandvik, 2005). De RT-PCR heeft de hoogste sensitiviteit (Weinstock et al., 2001) en kan gebruikt worden bij individueel en gepoold bloed, serum, tankmelk en allerlei biologische materialen (Radwan et al., 1995; Muñoz-Zanzi et al., 2000; Sandvik, 2005). Bij het gebruik van deze testen moet men rekening houden met mogelijk vals-negatieve resultaten wegens interferentie met colostrale antistoffen bij kalveren jonger dan 2 maanden (Fux en Wolf, 2012). Deze interferentie treed op bij antigen-elisa op bloed en serumstalen als ook bij RT-PCR op gepoolde bloedstalen. Antigen- ELISA op ear notch stalen zou hier geen hinder van ondervinden, recent is echter gebleken dat dit wel het geval is tot dag 90 en 158 na geboorte bij gebruik van de NS3-antigen ELISA (Fux en Wolf, 2012). Enkel met RT-PCR op individuele bloed, serum en ear notch stalen kan steeds BVDV aangetoond worden. De antistof-elisa geeft de mogelijkheid om BVDV-antistoffen aan te tonen, deze antistoffen zijn het gevolg van een voorgaand met het virus. Het aantonen van deze antistoffen bij meerdere dieren kan wijzen op een mogelijke bedrijfsinfectie. Zowel directe als indirecte ELISA s kunnen gebruikt worden op bloed serum, plasma en tankmelk (Niskanen, 1993). Met de indirecte ELISA kan men semikwantitatieve antistof bepalingen doen (Houe et al., 2006). 3. Hoe gebeurt de bestrijding op bedrijfsniveau? De basis van elk BVDV-controleprogramma bestaat uit 3 cruciale elementen zijnde: bioveiligheid, verwijderen van PI-dieren en continue monitoring (Figuur 2). Vaccinatie is een optioneel vierde element, maar enkel als de 3 voorgaande ook worden toegepast (Lindberg and Houe, 2005). 5

10 Fig. 2 Algemeen model voor de systematische controle van BVDV (uit Lindberg en Houe, 2005). 3.1 Bioveiligheid Het doel van bioveiligheid op een bedrijf is om (her)-infectie met BVDV te voorkomen. Omdat PIdieren de belangrijkste oorzaak zijn van transmissie van het virus moet men introductie van deze dieren op het bedrijf en zowel direct als indirect contact met dieren in het eerste derde van de dracht ten allen tijde proberen te voorkomen (Lindberg and Houe, 2005). Vooral bij aankoop van dieren dient men zich ervan te verzekeren dat deze niet persisterend geïnfecteerd zijn. Ze worden best getest op het bedrijf van oorsprong, of in quarantaine gehouden tot de uitslag gekend is. Bij de Trojaanse koe : een dier drachtig met een PI-foetus en zelf niet viremisch, stelt zich het probleem dat men dit niet kan testen op het moment van aankoop. Daarom moet men het kalf onmiddellijk testen na geboorte met een ear notch of precolostraal genomen bloed. 3.2 Verwijderen van PI-dieren Een volledige eradicatie van BVDV is mogelijk door het opsporen en verwijderen van PI-dieren (Lindberg en Houe, 2005). Dit gebeurt in 2 fases waarbij eerst wordt nagegaan of er al dan niet een BVDV-infectie op het bedrijf aanwezig is en vervolgens het effectief opsporen van de PI-dieren. Het voordeel van de initiële testen in fase 1 is dat niet alle dieren op een bedrijf meteen individueel getest moeten worden wat veel tijd en geld zou kosten. Het bepalen van de initiële BVDV-bedrijfsstatus op melkveebedrijven is mogelijk met een indirecte antistof-elisa op tankmelk. Het BVDV-antistof gehalte in de tankmelk is sterk met de aanwezigheid van PI-dieren gecorreleerd op bedrijven waar niet gevaccineerd wordt (Houe et al., 2006). Valsnegatieve resultaten kunnen voorkomen bij recente infecties waarbij nog maar een kleine proportie van de aanwezige dieren een seroconversie heeft ondergaan. Dit kan men vermijden door de test enkele maanden later te herhalen. 6

11 Om een meer recent beeld van mogelijk contact met BVDV te verkrijgen is het mogelijk een serologisch jongveevenster uit te voeren. Een serologische jongveevenster is een indirecte test met een hoge gevoeligheid om de aanwezigheid van PI-dieren op een bedrijf aan te tonen. Bij deze test wordt bloed van 3 tot 10 dieren tussen de 8 en 12 maanden oud getest op aanwezigheid van BVDVantistoffen (Houe, 1994). Indien het jongvee wordt gehuisvest in aparte groepen, moet op elke groep een jongveevenster worden uitgevoerd. Als 60% van de geteste dieren seropositief is voor BVDV, is de kans op aanwezigheid van PI-dieren zeer groot (Houe, 1994). Indien minder dan 60% seropositief test kan er beter hertest worden na 3 maanden. Deze serologische test kan ook aangevuld worden met serologie van 5 gekalfde vaarzen, om aanwezigheid van PI-dieren onder de lacterende groep te detecteren (Houe et al., 2006). Het combineren van deze testen verhoogt de gevoeligheid. Als de uitslag van een serologisch jongveevenster of tankmelk onderzoek wijst op de aanwezigheid van PI-dieren op een bedrijf moeten deze geïdentificeerd worden. Dit kan door het opsporen van BVDV met RT-PCR of antigen-elisa. De RT-PCR heeft de hoogste sensitiviteit, maar ook een hoge kostprijs. Daarom worden er eerst bloedstalen gepoold getest met RT-PCR en ook tankmelk. De grootte van een pool is afhankelijk van de gebruikte RT-PCR. Als een pool of tankmelk positief is, wordt elk dier individueel getest met de goedkopere antigen-elisa (Figuur 3) (Hanon et al., 2012). Om registratiefouten te vermijden is het best op het zelfde moment stalen te nemen van alle dieren aanwezig op het bedrijf (Laureyns et al., 2010). Fig. 3 Een voorstel van een detectie procedure voor BVDV PI-dieren op bedrijfsniveau opgesteld door de Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent (uit Laureyns et al., 2010). 7

12 Op een melkveebedrijf wordt een RT-PCR uitgevoerd op de tankmelk. Voor een betrouwbaar resultaat mogen er max. 400 koeien bijdragen per tankmelk staal (Saliki en Dubovi, 2004). Daarnaast wordt een RT-PCR uitgevoerd op gepoolde bloedstalen van alle niet lacterende dieren ouder dan 3 maanden, inclusief droogstaande koeien, dekstieren en koeien die wegens behandeling met geneesmiddelen met een wachttijd niet aan de tankmelk bijdragen. Dieren die te jong zijn op het moment van staalname worden getest als ze de leeftijd van 3 maand bereiken om interferentie met colostrale antistoffen te vermijden. Slechts een fractie van elk bloedstaal wordt gebruikt om gepoold getest te worden met RT-PCR. Indien deze pool positief test, wordt elk bloedstaal apart getest met een antigen- ELISA om het PI-dier te identificeren (Mars en Van Maanen, 2005; Hanon et al., 2012). Indien het tankmelk staal positief test, worden individuele bloedstalen genomen van alle dieren die tot het staal hebben bijgedragen en met een antigen-elisa getest. Indien een dier positief test op de antigen- ELISA, wordt het 3 weken later hertest om de persisterende infectie te bevestigen. Dit gebeurt ook met een antigen-elisa om vals-positieve resultaten te vermijden (Laureyns, 2014), want een RT-PCR kan gedurende een lange periode na een transiënte infectie nog positief testen op inactief virus (Givens et al., 2009). Op een vleesveebedrijf worden bloedstalen genomen van alle jongvee ouder dan 3 maand en dekstieren en gepoold getest met een RT-PCR. Als de pool positief test, wordt een antigen-elisa uitgevoerd op elk individueel bloedstaal. Als een nakomeling negatief test, kan men er vanuit gaan dat het moederdier ook geen PI-dier is, want PI-dieren geven altijd PI-nakomelingen. Indien een nakomeling wel positief test, moet ook bij de moeder een antigen-elisa op een bloedstaal worden uitgevoerd om te controleren of het om een PI moederdier gaat, of een moederdier dat in het eerste derde van haar dracht een transiënte infectie heeft ondergaan (Houe et al., 2006). Vervolgens moeten enkel nog de aanwezige vrouwelijke dieren zonder nakomelingen getest worden. Dit kan eerst gepoold met een PCR of rechtstreeks individueel met een antigen-elisa afhankelijk van de grote van deze groep. Onafhankelijk van het resultaat van de voorgaande testen, moeten vanaf dat de gehele kudde getest werd 1 jaar lang alle nieuwgeboren kalveren getest worden op een persisterende infectie. Dit kan met een antigen-elisa op precolostraal genomen bloed, oormerk biopten (ear notch), of 2 maanden na de geboorte met ELISA. Doordat bij het gebruik van oormerk biopten de staalname gelijktijdig gebeurt met de identificatie van het dier, verkleint de kans op registratiefouten (Laureyns et al., 2010). Indien er opnieuw een PI-dier wordt ontdekt, betekent dit dat er gedurende een periode van 1 jaar verder getest moet worden. Dit omdat zelfs een korte aanwezigheid van een PI-kalf door zijn hoge virus uitscheiding voor virus transmissie en nieuwe infecties kan zorgen (Lindberg and Houe, 2005). 3.3 Continue monitoring Omdat het mogelijk is dat een PI-dier aan detectie ontsnapt of er een (her)introductie van het virus optreedt, is continue monitoring van cruciaal belang om een BVDV-vrije bedrijfsstatus te behouden (Lindberg en Houe, 2005). Omdat antistoffen tegen BVDV meestal levenslang aanwezig blijven, zal jongvee na het verlies van de colostrale immuniteit het eerst seronegatief worden. Hierdoor is een 8

13 serologisch jongveevenster het best geschikt om het beeld van een resterend PI-dier of de mogelijke (her)introductie van BVDV op een bedrijf te weerspiegelen. Het is ook goedkoop omdat maar enkele dieren op een bedrijf getest moeten worden. Omdat men na het verwijderen van het laatste PI-dier op een bedrijf toch nog gedurende 1 jaar alle geboren kalveren moet testen op een persisterende BVDV-infectie, kan men gedurende die periode het gebruik van oormerk biopten ook als een vorm van monitoring zien (Lindberg en Houe, 2005). Het is hierbij van belang zowel de vrouwelijke als mannelijke dieren te testen, anders daalt de kans op het detecteren van PI-dieren met de helft. Ook het gepoold serologisch testen van jongvee op antigen met RT-PCR is een mogelijke vorm van monitoring onmiddellijk na het BVDV-vrij maken van een bedrijf (Goyal, 2005). Het gebruik van oormerk biopten en serologisch gepoolde jongvee antigen onderzoeken kan men na een jaar lang bevestigd BVDV-vrij te zijn, vervangen door serologische jongveevensters. Dit is veel goedkoper omdat maar een klein aandeel van de dieren getest moet worden. Op melkveebedrijven kan men ook tankmelk onderzoeken gebruiken als BVDV-monitoring. Dat kan met de directe test op BVDV met een RT-PCR, of met een indirecte test op BVDV-antistoffen met een antistof-elisa (Houe et al., 2006). Tankmelk antistof detectie is wel enkel bruikbaar als monitoring op bedrijven waar voordien geen BVDV werd vast gesteld wegens de langdurige immuniteit die na een BVDV-infectie wordt opgebouwd. De BVDV-monitoring onderzoeken moeten steeds halfjaarlijks herhaald worden, zodat PI-dieren snel gedetecteerd worden en grote schade veroorzaakt door nieuwe infecties wordt vermeden (Lindberg en Houe, 2005). Het gebruik van oormerk biopten gebeurt natuurlijk doorlopend in een jaar. 3.4 Vaccinatie Vaccinatie is het optioneel vierde element in de controle van BVDV op bedrijfsniveau. Door de immunisering daalt de incidentie van acute en persisterende infecties op populatie niveau, maar niet elke individuele infectie kan worden voorkomen (Ridpath, 2013). Hierdoor werkt vaccinatie nooit als een alleenstaande maatregel en moet het steeds met de drie andere maatregelen geïmplementeerd worden zijnde: bioveiligheid, verwijderen van PI-dieren en continue monitoring (Lindberg en Houe, 2005). Vaccinatie kan gezien worden als een extra vorm van bioveiligheid omdat de immuniteitstatus van het bedrijf de kans op verspreiding van BVDV sterk verminderd. Het wordt dan ook aangeraden om te vaccineren in gebieden waar veel in levend vee gehandeld wordt, er een grote veestapel densiteit is en een hoge BVDV prevalentie (Houe et al., 2006). Dit is zeker het geval voor België waar de BVDV-antistof prevalentie bij jongvee op bedrijfsniveau 47.4% bedraagt (Sarazin et al., 2012). In België is er momenteel nog geen verplicht BVDV-bestrijdingsprogramma, een persisterende BVDVinfectie is wel reeds opgenomen in de lijst met koopvernietigende gebreken (Belgisch Staatsblad ). Vanaf 1 januari 2015 gaat het verplicht nationaal bestrijdingsprogramma tegen BVDV van start (Belgisch Staatsblad ). De hoofdlijnen uit dit programma omvat volgens Dierengezondheidszorg Vlaanderen (2014) volgende hoofdpunten: 9

14 Alle pasgeboren kalveren dienen binnen de 7 dagen na de geboorte onderzocht te worden op een persisterende BVDV-infectie. Er wordt geprefereerd gebruik te maken van antigen- ELISA s op ear notches (BVD-oormerken). Kalveren geboren na 1 januari 2015 en afkomstig uit handelsverkeer of geïmporteerd, moeten onderzocht worden op een persisterende BVDV-infectie, tenzij ze over een BVD-certificaat beschikken. In geval van doodgeboorte of verwerping dient zoals steeds de bedrijfsdierenarts gecontacteerd te worden voor staalname in het kader van het abortusprotocol. De foetus of het doodgeboren kalf wordt vervolgens onderzocht op aanwezigheid van BVDV. Bij een positief virologisch resultaat van foetus of doodgeboren kalf, krijgt het moederdier het statuut IPI-verdacht (immunotolerant persistently infected). Het bloedstaal dat samen met de foetus of het doodgeboren kalf werd binnen gestuurd, wordt in dat geval automatisch onderzocht op aanwezigheid van BVDV. In geval dat het moederdier negatief test krijgt deze het statuut IPIvrij door onderzoek. Indien echter het moederdier positief test, dan krijgt zij het statuut IPI toegekend. Alle runderen krijgen een BVD-statuut, raadpleegbaar voor alle partijen. Op basis van het onderzoeken van pasgeboren kalveren krijgen de moeders van negatief geteste kalveren een IPI-vrije status ( IPI-vrij door afstamming ). Moeders van positief geteste kalveren worden IPI-verdacht en van deze dieren dient bloed genomen te worden voor BVDV-onderzoek. Bij een negatief resultaat wordt dit moederdier IPI-vrij door onderzoek ; in geval van een positieve test krijgt het moederdier het IPI -statuut. Alle runderen die naar aanleiding van een BVDV-onderzoek het statuut IPI toegekend krijgen (= BVDV-drager) worden beperkt in hun bewegingen en geblokkeerd in Sanitel. 10

15 III. CASUS In deze casus werden de BVDV-gegevens van 69 rundveebedrijven, die beschikbaar waren bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) van 2010 tot januari 2014 geanalyseerd. Alle bedrijven werden bezocht tussen februari 2011 en maart 2013, en werden verondersteld op dat moment BVDVvrij te zijn, op basis van vroegere analyses en de beoordeling van de bedrijfsdierenarts. De veehouders werd tijdens het bedrijfsbezoek gevraagd of ze al dan niet aan BVDV-monitoring deden en met welke diagnostische testen. In de analyse van de BVDV-gegevens van DGZ werd gekeken welke BVDV-monitoring effectief werd uitgevoerd en hoe vaak. Dit werd vergeleken met de beweringen van de veehouders. Er werd ook onderzocht of er op de bedrijven BVDV-antigen positieve dieren, PI-dieren, of abortussen gedetecteerd werden in de periode van 2010 tot januari 2014, of op het moment van het bedrijfsbezoek. Daarnaast werd ook gekeken hoeveel bedrijven reeds oormerk biopten gebruikten bij kalveren. Er werd gekeken of dit zowel bij vrouwelijke als mannelijke dieren werd toegepast en op welke leeftijd de oormerken werden geplaatst. 1. Analysemethoden 2.1 Monitoring Voor analyse van BVDV-monitoring op de bedrijven werden 4 testen inbegrepen: serologisch jongveevenster (SJV), serologisch gepoold jongvee antigen onderzoek (SGJAO), oormerk biopten en tankmelk onderzoek. Deze testen werden reeds besproken in de literatuurstudie. De veehouders werd gevraagd of ze al dan niet BVDV-monitoring toepasten op hun bedrijf en met welke van de 4 testen dit hoofdzakelijk werd uitgevoerd. In deze analyse werden SJV s en SGJAO s vanaf 3 dieren mee in berekening genomen. Om te bepalen of er op de bedrijven een goede halfjaarlijkse of jaarlijkse BVDV-monitoring werd uitgevoerd, werden alle SJV s, SGJAO s en tankmelk onderzoeken uitgevoerd tussen 2010 en januari 2014 opgeteld. Indien er gedurende deze periode meer dan 5 testen werden uitgevoerd, werd dit als een halfjaarlijkse BVD-monitoring beschouwd. Indien er 3 of 4 testen werden uitgevoerd, werd dit als jaarlijkse BVDV-monitoring beschouwd. Op bedrijven die oormerk biopten gebruikten als BVDVmonitoring, werd dit als een vorm van halfjaarlijks monitoring meegerekend. 2.2 BVDV-antigen incidentie De incidentie van bedrijven met BVDV-antigen positieve dieren werd afgeleid uit het aantal positief geteste RT-PCR s en antigen-elisa s op individuele stalen. In deze analyse werden dieren die 3 weken na de eerste test terug positief testen op een antigen-elisa, beschouwd als persisterend geïnfecteerd. Van deze PI-dieren werd ook de leeftijd bepaald. Er werd gekeken of deze antigen positieve en PI-dieren aanwezig waren op het moment van het bedrijfsbezoek toen geacht werd 11

16 BVDV-vrij te zijn, of werden geboren na het bedrijfsbezoek. Daarnaast werd ook gekeken naar het aantal abortussen die BVDV positief testten. 2.3 Oormerk biopten (ear notch) Uit de gegevens van DGZ werd nagegaan hoeveel bedrijven reeds gebruik maakten van oormerk biopten en of dit zowel bij vrouwelijke als mannelijke dieren werd toegepast. Ook werd gekeken naar de leeftijd van de kalveren wanneer de oormerken werden geplaatst. 2. Resultaten 2.1 Monitoring Het al dan niet toepassen van BVDV-monitoring en met welke test dit hoofdzakelijk werd uitgevoerd, werd bevraagd op het moment van het bedrijfsbezoek. De resultaten van deze bevraging zijn te zien in tabel 1. Tabel 1 BVDV-monitoring op de bedrijven volgens de veehouders en gebruikte testen. BVDV-monitoring? Aantal Percentage Nee 22/69 31,9% Ja 47/69 68,1% SJV 26/47 55,3% SGJAO 15/47 31,9% Oormerk biopten 5/47 10,6% Tankmelk onderzoek 1/47 2,1% De beweringen van de veehouders betreffende BVDV-monitoring werden vergeleken met de gegevens van DGZ, dit is te zien in tabel 2. Van de 47 veehouders die beweerden aan BVDVmonitoring te doen, waren er 5 (10,6%) die geen enkele test hadden uitgevoerd en 9 (19,1%) die slechts 1 of 2 testen hadden uitgevoerd. 12

17 Tabel 2 Vergelijking BVDV-monitoring volgens veehouders met BVDV-monitoring volgens DGZ. Monitoring volgens veehouder Monitoring volgens DGZ Ja Nee Ja 32/69 (46,3%) 11/69 (15,9%) Halfjaarlijks 13/69 (18,8%) 8/69 (11,6%) Jaarlijks 19/69 (27,5%) 3/69 (4,3%) Nee 15/69 (21,7%) 12/69 (17,4%) 2.2 BVDV-antigen, PI en abortus incidentie op bedrijfsniveau Uit de gegevens van DGZ kon niet afgeleid worden, wanneer dieren al dan niet, gedurende de periode tussen 2010 en januari 2014 van het bedrijf verwijderd waren. Wat wel geweten is, is of de dieren dood waren op het moment van aanmaak van de data (januari 2014). Daarom werd er vanuit gegaan dat dieren die positief testen op BVDV voor het moment van het bedrijfsbezoek en dood zijn verklaard in januari 2014, reeds verwijderd waren door de veehouder op het moment van het bedrijfsbezoek. Dit is echter geen zekerheid. Het aantal bedrijven waar BVDV antigen positieve dieren, PI-dieren en abortussen werden vastgesteld tussen 2010 en januari 2014, of tijdens of na het bedrijfsbezoek ziet u in tabel 3. In totaal werden er 57 BVDV Ag positieve, 18 PI-dieren en 4 abortussen vastgesteld. Op 34,8% (24/69) van de bedrijven werd minstens 1 BVDV positieve test vastgesteld, op 65,2% (45/69) van de bedrijven geen enkele BVDV positieve test. Op 1 bedrijf werd enkel abortus vastgesteld. Tabel 3 Aantal bedrijven waar BVDV antigen positieve en PI-dieren werden vastgesteld en abortussen. Bedrijven met: Ag+ dieren PI-dieren Abortus Tussen 2010 en januari /69 (33,4%) 12/69 (17,4%) 3/69 (4,3%) Aanwezig tijdens of geboren na bedrijfsbezoek 12/69 (17,4%) 7/69 (10,1%) 3/69 (4,3%) Van de 12 bedrijven met antigen positieve dieren aanwezig tijdens of geboren na het bedrijfsbezoek, hadden 11 bedrijven niet alle dieren hertest om te bevestigen of het om een PI-dier ging. 8 niet herteste dieren van 7 bedrijven waren nog steeds in leven in januari Van de 12 Pi-dieren waren er 2 nog steeds in leven in januari Van alle PI-dieren had 16,7% (3/18) een leeftijd ouder dan 2 jaar op het moment van ontdekking. 13

18 >30 Frequentie (%) 2.3 Oormerk biopten (ear notch) Het gebruik van oormerk biopten werd door 27 van 69 (39,1%) bedrijven toegepast. Van deze 27 bedrijven namen er 11 (40,7%) zowel bij vrouwelijke als mannelijke dieren oormerk biopten. Ook de leeftijd waarop de oormerken werden geplaatst werd onderzocht. De frequentie van de leeftijd waarop deze oormerken werden geplaatst ziet u in grafiek 1. 47,3% van de oormerken werden geplaatst binnen de 7 dagen na geboorte, 48,3% tussen dag 8 en 30 en 4,4% na 30 dagen. Grafiek 1 Frequentie van de leeftijd waarop de ear notch werd geplaatst. 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 Tijdstip van plaatsen ear notch Aantal dagen na de geboorte 14

19 IV. Bespreking In deze casus werd de BVDV-monitoring, BVDV incidentie en gebruik van ear notch op 69 bedrijven geanalyseerd. Deze bedrijven werden niet random geselecteerd, maar op BVDV-vrij zijn volgens de bedrijfsdierenarts op het moment van het bedrijfsbezoek. Extrapolatie van de resultaten als referentie voor de situatie op Vlaams of Belgisch niveau moet dus genuanceerd worden. Het eerste wat opvalt bij de bevraging van de veehouders is het hoge percentage (31,9%) dat niet aan BVDV-monitoring doet. Een goede halfjaarlijkse monitoring is nochtans van cruciaal belang in de BVDV-bestrijding om snel een (her)infectie van een bedrijf vast te stellen, vooraleer er grote schade kan worden aangericht (Lindberg en Houe, 2005). Dit is zeker het geval in België waar de kans op (her)infectie zeer groot is door de hoge BVDV prevalentie, grote rundveedensiteit en handel in levende dieren (Laureyns et al., 2010). Het kan zijn dat de veehouders niet geïnformeerd zijn over het belang hiervan, of het nut er niet van inzien omdat ze veronderstellen BVDV-vrij te zijn. Uit de vergelijking van de BVDV-monitoring tussen wat de veehouders beweerden en de gegevens van DGZ, blijkt ook nog eens dat veel veehouders gewoon niet weten wat monitoring eigenlijk is. Want 21,7% van de veehouders die wel beweerden aan monitoring te doen, deden het eigenlijk niet. En 15,9% van de veehouders die beweerden niet aan monitoring te doen, deden het wel. Dit laatste percentage kan verklaard worden door het feit dat 6 van de 22 veehouders die niet beweerden aan monitoring te doen, wel oormerk biopten gebruikten. Ze zullen dit waarschijnlijk hebben ingevoerd na het bedrijfsbezoek, aangezien de zogenaamde BVD-oormerken pas vanaf maart 2012 in Vlaanderen beschikbaar waren. De gebruikte testen zijn alle 4 besproken als effectieve BVDV-monitoring methoden in de literatuurstudie. Het heeft dus niet zo n groot belang welke methode wordt gebruikt als ze maar correct wordt toegepast. Wat wel van groot belang is, is hoe dikwijls de testen werden herhaald. Bij het gebruik van oormerk biopten, mogen we er vanuit gaan dat er meer dan halfjaarlijks een kalf op de bedrijven geboren werd en getest. Maar zelfs met de bedrijven die oormerk biopten gebruiken ingecalculeerd, is het totaal aantal bedrijven dat de aangeraden halfjaarlijkse monitoring uitvoert, met 30,4% laag en zelfs net iets kleiner dan het aandeel (31,8%) bedrijven dat aan jaarlijkse monitoring doet(zowel bedrijven die wel, als niet beweren te monitoren). De hoge incidentie van 34,8% van bedrijven met antigen positieve dieren, Pi-dieren of abortussen tussen 2010 en januari 2014 staat in sterk contrast met de antigen prevalentie bij jongvee op bedrijfsniveau van 4,4% die gevonden werd door Sarrazin et al. (2013). Dit is logisch aangezien de incidentie gelijk is aan het aantal nieuwe bedrijven waar een PI-dier wordt vastgesteld per tijdseenheid, in dit geval 4 jaar, op een totaal van 69 bedrijven. De prevalentie gevonden door Sarrazin et al. (2013) was gelijk aan het aantal bedrijven waar gelijktijdig een PI-dier aanwezig was, op een totaal van 773 random geselecteerde bedrijven. Wat we wel kunnen concluderen uit de gevonden incidentie van 34,8% is dat er op veel van de bedrijven nog BVDV circulatie was op die 4 jaar tijd. 15

20 Het belang van continue monitoring werd ook nogmaals bewezen door het feit dat op 10,1% van de bedrijven toch nog PI-dieren aanwezig waren of geboren na het bedrijfsbezoek, terwijl ze op dat moment zogezegd BVDV-vrij waren. Het kan hier zowel om een herinfectie gaan, als een gemist PIdier bij het BVDV-vrij maken van het bedrijf. Deze prevalentie wordt waarschijnlijk onderschat omdat niet alle antigen positieve dieren werden hertest om een PI-status te confirmeren. Dit bewijst nogmaals dat de aanwezigheid van BVDV op een bedrijf vaak niet door de veehouders wordt onderkend. Ook in de studie van Sarrazin et al. (2013) gaven 83.4% van de veehouders aan geen BVDV gerelateerde problemen op het bedrijf te hebben, hoewel op 47.4% van de bedrijven BVDVantistoffen en 4.4% van de bedrijven BVDV-antigen werd vastgesteld bij het jongvee. Omdat we uit de gegevens van DGZ niet konden opmaken of en wanneer runderen de bedrijven hadden verlaten, weten we niet of de nog levende 8 niet-herteste antigen positieve dieren en 2 PIdieren nog steeds op de bedrijven aanwezig waren. Het kan dus zijn dat deze dieren zijn verkocht. Omdat het nu nog niet verboden is niet-herteste antigen positieve dieren of PI-dieren te verplaatsen of verkopen, is dit een groot gevaar voor transmissie van BVDV tussen bedrijven. En als ze toch nog steeds op het bedrijf zelf aanwezig zijn zal dit voor grote financiële schade zorgen door het ontstaan van steeds nieuwe BVDV-infecties. De incidentie van het aantal ontdekte PI-dieren ouder dan 2 jaar is met 16,7% wel veel groter dan de 10 % gevonden door Presi et al. (2011) in Zwitserland. Dit kan voor namelijk verklaard worden door puur toeval, omdat het hier maar om een beperkt aantal (18) dieren gaat en in het onderzoek van Presi et al. (2011) werd gans de populatie onderzocht. De BVD-oormerken zijn beschikbaar in Vlaanderen sinds maart Volgens DGZ maakte ongeveer 35% van de Vlaamse rundveebedrijven gebruik van deze BVD-oormerken in juni Onze gegevens waren maar beschikbaar tot januari Dus het gebruik van BVD-oormerken bij deze onderzochte bedrijven is met 39,1% reeds betrekkelijk hoger in de vergelijking met de rest van Vlaanderen. Deze bedrijven werden verondersteld BVDV vrij te zijn voor maart Dit kan het hoger aandeel op deze bedrijven misschien verklaren, omdat het aangeraden wordt een jaar lang na het verwijderen van het laatste PI-dier alle geboren kalveren te testen met BVD-oormerken om een BVDV-vrije status te garanderen. Het gebruik hiervan in België zal worden verplicht vanaf Het is dus te verwachten dat het aandeel van de bedrijven dat de oormerken gebruikt zal stijgen tot 100%. Van de bedrijven die wel reeds BVD-oormerken gebruiken doet minder dan helft dit zowel bij vrouwelijk als mannelijke dieren. Hierdoor daalt de kans op het detecteren van PI-dieren met de helft. Zelfs al zijn deze mannelijke dieren gedurende maar een korte periode aanwezig op het bedrijf, bestaat er toch een kans dat als het PI-dieren zijn, ze voor virus transmissie zullen zorgen door het hoge aantal virus dat ze uitscheiden (Laureyns et al., 2010). Het plaatsen van de BVD-oormerken zal in 2015 verplicht moeten gebeuren binnen de eerste 7 levensdagen. Dit was slechts in minder dan de helft van de geplaatste oormerken het geval. De leeftijd waarop de BVD-oormerken worden geplaatst is van belang omdat er toch interferentie met colostrale antistoffen optreed. In een onderzoek van Fux en Wolf (2012) werd gevonden dat PI-dieren toch vals-negatief kunnen testen op oorbiopten als men gebruik maakt van de NS3-antigen ELISA tot dag tot 158 dagen na de geboorte. 16

21 V. CONCLUSIE We kunnen concluderen dat de invoering van het verplicht nationaal BVDV-bestrijdingsprogramma in 2015 bestaande uit het verplicht gebruik van BVD-oormerken en het verbod op verplaatsen van niet herteste antigen positieve dieren en PI-dieren, essentieel is om in de eerste plaats BVDV te controleren en later te kunnen eradiceren. Door het gebruik van de BVD-oormerken bij zowel mannelijke als vrouwelijke dieren binnen de 7 levensdagen te verplichten, is de kans op het niet detecteren van PI-dieren klein. Het invoeren van het gebruik van BVD-oormerken alleen, zal echter niet leiden tot de eradicatie van BVDV op een bedrijf op korte termijn. Hiervoor moet eerst via een SJV en, of tankmelk onderzoek bepaald worden of er reeds BVDV circulatie op het bedrijf is. En vervolgens moeten de aanwezige PI-dieren worden opgespoord en verwijdert. Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid nog steeds bij de bedrijfsdierenarts om de veehouder hiervan te informeren en overtuigen. Doordat het verwijderen van PI-dieren niet verplicht is in het bestrijdingsprogramma zal men BVDV nooit kunnen eradiceren op nationaal niveau. Ook hier zal de bedrijfsdierenarts de veehouder moeten overtuigen van de schade die de aanwezigheid van deze dieren veroorzaakt. Bedrijven die hun PI-dieren niet verwijderen, houden een groot risico in voor zowel directe als indirecte transmissie van BVDV naar andere bedrijven. Vaccinatie is dan ook ten sterkste aangeraden om dit risico te beperken en zolang de BVDV prevalentie in België hoog blijft. Halfjaarlijkse monitoring via SJV s of tankmelk onderzoek is in de eerste fase van dit programma niet opgenomen. Dit is ook niet nodig aangezien het gebruik van BVD-oormerken wel wordt verplicht. 17

22 REFERENTIES Aly, N. M., Shehab, G. G., & Abd, E. R. I. (2003). Bovine viral diarrhoea, bovine herpesvirus and parainfluenza-3 virus infection in three cattle herds in Egypt in Revue scientifique et technique (International Office of Epizootics), 22(3), Baker, J. C. (1995). The clinical manifestations of bovine viral diarrhea infection.the Veterinary clinics of North America. Food animal practice, 11(3), Belgisch Staatsblad ( ). 11 januari 2009 Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij verkoop of ruiling van huisdieren, p Belgisch Staatsblad ( ). 18 juni 2014 Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree, p Booker, C. W., Abutarbush, S. M., Morley, P. S., Jim, G. K., Pittman, T. J., Schunicht, O. C.,... & Janzen, E. D. (2008). Microbiological and histopathological findings in cases of fatal bovine respiratory disease of feedlot cattle in western Canada. The Canadian Veterinary Journal, 49(5), 473. Brodersen, B. W., & Kelling, C. L. (1999). Alteration of leukocyte populations in calves concurrently infected with bovine respiratory syncytial virus and bovine viral diarrhea virus. Viral immunology, 12(4), Brownlie, J., Clarke, M. C., & Howard, C. J. (1984). Experimental production of fatal mucosal disease in cattle. The Veterinary Record, 114(22), Carman, S., van Dreumel, T., Ridpath, J., Hazlett, M., Alves, D., Dubovi, E.,... & Anderson, N. (1998). Severe acute bovine viral diarrhea in Ontario, Journal of Veterinary Diagnostic Investigation, 10(1), Castrucci, G., Ferrari, M., Traldi, V., & Tartaglione, E. (1992). Effects in calves of mixed infections with bovine viral diarrhea virus and several other bovine viruses. Comparative immunology, microbiology and infectious diseases, 15(4), Dierengezondheidszorg Vlaanderen. (2014). Stop BVD!, Regelgeving. Internetreferentie: (geconsulteerd op 3 augustus 2014). Dubovi, E. J. (1994). Impact of bovine viral diarrhea virus on reproductive performance in cattle. The Veterinary clinics of North America. Food animal practice, 10(3), Fauquet, C. M., Mayo, M. A., Maniloff, J., Desselberger, U., & Ball, L. A. (Eds.). (2005). Virus taxonomy: VIIIth report of the International Committee on Taxonomy of Viruses. Academic Press. Fourichon, C., Beaudeau, F., Bareille, N., & Seegers, H. (2005). Quantification of economic losses consecutive to infection of a dairy herd with bovine viral diarrhoea virus. Preventive veterinary medicine, 72(1), Fulton, R. W., Cook, B. J., Step, D. L., Confer, A. W., Saliki, J. T., Payton, M. E.,... & Blood, K. S. (2002). Evaluation of health status of calves and the impact on feedlot performance: assessment of a retained ownership program for postweaning calves. Canadian journal of veterinary research, 66(3),

23 Fux, R., & Wolf, G. (2012). Transient elimination of circulating bovine viral diarrhoea virus by colostral antibodies in persistently infected calves: a pitfall for BVDV-eradication programs?. Veterinary microbiology, 161(1), Givens, M. D., Riddell, K. P., Edmondson, M. A., Walz, P. H., Gard, J. A., Zhang, Y.,... & Stringfellow, D. A. (2009). Epidemiology of prolonged testicular infections with bovine viral diarrhea virus. Veterinary microbiology, 139(1), Goyal S.M. (2005). Diagnose. In: Goyal S.M. & Ridpath J.F. Bovine Viral Diarrhea Virus: Diagnosis, Management and Control. First edition. Blackwell Publishing, Iowa, p Grooms, D. L. (2004). Reproductive consequences of infection with bovine viral diarrhea virus. Veterinary Clinics of North America: Food Animal Practice, 20(1), Hanon, J. B., Stede, Y., Antonissen, A., Mullender, C., Tignon, M., den Berg, T., & Caij, B. (2012). Distinction Between Persistent and Transient Infection in a Bovine Viral Diarrhoea (BVD) Control Programme: Appropriate Interpretation of Real Time RT PCR and Antigen ELISA Test Results. Transboundary and emerging diseases. Harding, M. J., Cao, X., Shams, H., Johnson, A. F., Vassilev, V. B., Gil, L. H.,... & Donis, R. O. (2002). Role of bovine viral diarrhea virus biotype in the establishment of fetal infections. American journal of veterinary research,63(10), Houe, H. (1994). Bovine virus diarrhoea virus: detection of Danish dairy herds with persistently infected animals by means of a screening test of ten young stock. Preventive Veterinary Medicine, 19(3), Houe, H. (2003). Economic impact of BVDV infection in dairies. Biologicals, 31(2), Houe, H., Lindberg, A., & Moennig, V. (2006). Test strategies in bovine viral diarrhea virus control and eradication campaigns in Europe. Journal of Veterinary Diagnostic Investigation, 18(5), Hult, L., & Lindberg, A. (2005). Experiences from BVDV control in Sweden.Preventive veterinary medicine, 72(1), Lanyon, S. R., Hill, F. I., Reichel, M. P., & Brownlie, J. (2014). Bovine viral diarrhoea: pathogenesis and diagnosis. The Veterinary Journal, 199(2), Laureyns, J., Ribbens, S., & de Kruif, A. (2010). Control of bovine virus diarrhoea at the herd level: Reducing the risk of false negatives in the detection of persistently infected cattle. The Veterinary Journal, 184(1), Laureyns J. (2014). Challanges in the control of Bovine Viral Diarrhoea Virus - implications for a Belgian eradication programme. Doctoraatsthesis Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p. 31. Lee, K. M., & Gillespie, J. H. (1957). Propagation of virus diarrhea virus of cattle in tissue culture. American journal of veterinary research, 18(69), Liebler-Tenorio, E. M., Ridpath, J. F., & Neill, J. D. (2002). Distribution of viral antigen and development of lesions after experimental infection with highly virulent bovine viral diarrhea virus type 2 in calves. American journal of veterinary research, 63(11), Lindberg, A., & Houe, H. (2005). Characteristics in the epidemiology of bovine viral diarrhea virus (BVDV) of relevance to control. Preventive veterinary medicine, 72(1),

24 Lindberg, A., Brownlie, J., Gunn, G. J., Houe, H., Moennig, V., Saatkamp, H. W.,... & Valle, P. S. (2006). The control of bovine viral diarrhoea virus in Europe: today and in the future. Revue scientifique et technique (International Office of Epizootics), 25(3), Loehr, B. I., Frey, H. R., Moennig, V., & Greiser-Wilke, I. (1998). Clinical-virologic course after superinfection of persistently infected cattle with cytopathogenic bovine viral diarrhea virus strains. DTW. Deutsche tierarztliche Wochenschrift, 105(5), Mars, M. H., & Van Maanen, C. (2005). Diagnostic assays applied in BVDV control in the Netherlands. Preventive veterinary medicine, 72(1), McGowan, M. R., Kirkland, P. D., Richards, S. G., & Littlejohns, I. R. (1993). Increased reproductive losses in cattle infected with bovine pestivirus around the time of insemination. The Veterinary Record, 133(2), Moennig, V., & Liess, B. (1995). Pathogenesis of intrauterine infections with bovine viral diarrhea virus. The Veterinary clinics of North America. Food animal practice, 11(3), Moerman, A., Straver, P. J., De Jong, M. C. M., Quak, J., Baanvinger, T., & Van Oirschot, J. T. (1994). Clinical consequences of a bovine virus diarrhoea virus infection in a dairy herd: a longitudinal study. Veterinary Quarterly, 16(2), Muñoz-Zanzi, C. A., Johnson, W. O., Thurmond, M. C., & Hietala, S. K. (2000). Pooled-sample testing as a herd-screening tool for detection of bovine viral diarrhea virus persistently infected cattle. Journal of veterinary diagnostic investigation, 12(3), Muñoz-Zanzi, C. A., Hietala, S. K., Thurmond, M. C., & Johnson, W. O. (2003). Quantification, risk factors, and health impact of natural congenital infection with bovine viral diarrhea virus in dairy calves. American journal of veterinary research, 64(3), Niskanen, R. (1993). Relationship between the levels of antibodies to bovine viral diarrhoea virus in bulk tank milk and the prevalence of cows exposed to the virus. The Veterinary record, 133(14), Olafson, P., MacCallum, A. D., & Fox, F. H. (1946). An apparently new transmissible disease of cattle. The Cornell Veterinarian, 36, Presi, P., Struchen, R., Knight-Jones, T., Scholl, S., & Heim, D. (2011). Bovine viral diarrhea (BVD) eradication in Switzerland experiences of the first two years. Preventive veterinary medicine, 99(2), Radwan, G. S., Brock, K. V., Hogan, J. S., & Larry Smith, K. (1995). Development of a PCR amplification assay as a screening test using bulk milk samples for identifying dairy herds infected with bovine viral diarrhea virus.veterinary microbiology, 44(1), Ridpath, J. F., Neill, J. D., Vilcek, S., Dubovi, E. J., & Carman, S. (2006). Multiple outbreaks of severe acute BVDV in North America occurring between 1993 and 1995 linked to the same BVDV2 strain. Veterinary microbiology,114(3), Ridpath, J. F. (2010). Bovine viral diarrhea virus: global status. Veterinary Clinics of North America: Food Animal Practice, 26(1), Ridpath, J. F. (2013). Immunology of BVDV vaccines. Biologicals, 41(1), Rodning S.P., Givens M.D. (2010). Bovine Viral Diarrhea Virus. Internetreferentie: (geconsulteerd op 28 juli 2014). 20

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

BVD-bestrijding in België: een algemene aanpak lijkt er te komen.

BVD-bestrijding in België: een algemene aanpak lijkt er te komen. Auteur: Steven Sarrazin BVD-bestrijding in België: een algemene aanpak lijkt er te komen. Nu IBR een verplichte nationale aanpak kent bij rundvee, komt ook een bestrijding van BVD (Boviene Virale Diarree)

Nadere informatie

Een BVDV-bestrijdingsplan voor België. Jef Laureyns

Een BVDV-bestrijdingsplan voor België. Jef Laureyns Een BVDV-bestrijdingsplan voor België Jef Laureyns Inhoud Noodzakelijke elementen van BVD-controle Vereisten voor een nationaal BVD-programma Het Belgisch BVD-programma: huidig voorstel commentaar Conclusie

Nadere informatie

Heeft eens uweleens?

Heeft eens uweleens? u weleens Heeft uweleens abortus in uw koppel waargenomen 2 Embryonale sterfte 65 dagen drachtig Abortus 4 maanden drachtig Abortus 5 maanden drachtig Koe onverwacht niet drachtig Heeft uweleens kalveren

Nadere informatie

Heeft. ooit. V.U. SCS Boehringer Ingelheim Comm.V 2015/052

Heeft. ooit. V.U. SCS Boehringer Ingelheim Comm.V 2015/052 u V.U. SCS Boehringer Ingelheim Comm.V 2015/052 u abortussen vastgesteld in uw kudde Embryonale dood - 65 dagen dracht Abortus - 4 maanden dracht Abortus - 4 maanden dracht Abortus - 4,5 maanden dracht

Nadere informatie

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014 BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014 Voorstellen Ruben Tolboom Tot 1 mei 2014: rundveedierenarts Vanaf heden: Field Technical Service Manager Technische achtergrond produkten-dierziekten

Nadere informatie

Voorkomen en bestrijden van IBR en BVD

Voorkomen en bestrijden van IBR en BVD Voorkomen en bestrijden van IR en VD IR en VD zijn twee belangrijke infectieuze rundveeziekten die heel wat schade kunnen veroorzaken op het rundveebedrijf. Hoewel deze ziekten vaak in één adem worden

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2011-2012

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2011-2012 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2011-2012 EFFECT EN BELANG VAN VACCINATIE IN DE BVD-BESTRIJDING door Karolien CILISSEN Promotor: Dr. Jozef Laureyns Medepromotor: Dr. Steven Sarrazin

Nadere informatie

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Auteur: Steven Sarrazin Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Boviene Virale Diarree (BVD) is een aandoening met een veel ruimer ziektebeeld dan de naam laat vermoeden. Daarom is

Nadere informatie

Elke koe verdient bescherming. Eénmalige BVD vaccinatie, 1 jaar bescherming

Elke koe verdient bescherming. Eénmalige BVD vaccinatie, 1 jaar bescherming Elke koe verdient bescherming Eénmalige BVD vaccinatie, jaar bescherming BVD-vrij en beschermd Ondanks dat er jarenlang maatregelen zijn genomen, blijft BVD een belangrijk probleem in Europa met grote

Nadere informatie

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 Voorstellen Monique Driesse Rundveedierenarts 7 jaar praktijk, 5 jaar in Canada Sinds 2007 bij Boehringer Ingelheim Ruben Tolboom

Nadere informatie

toch ziektetekens opwekken. Anderzijds kunnen om dezelfde reden de symptomen van een ziekte erger worden dan ze zouden zijn zonder de bijkomende

toch ziektetekens opwekken. Anderzijds kunnen om dezelfde reden de symptomen van een ziekte erger worden dan ze zouden zijn zonder de bijkomende De BVD Boviene virale diarree of BVD is een aandoening bij runderen die zwaar onderschat wordt.de besmetting brengt veel meer schade toe aan de veestapel dan men over het algemeen aanneemt, maar komt ook

Nadere informatie

Focus op BVD. Praktische handleiding

Focus op BVD. Praktische handleiding Focus op BVD Praktische handleiding Met de steun van Voorwoord Beste veehouder, Beste dierenarts, Boviene virale diarree, kortweg BVD, is veruit de belangrijkste infectieziekte bij het rund. Goed de helft

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Villa IBR & café BVD. Gezondheidszorg Herkauwers

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Villa IBR & café BVD. Gezondheidszorg Herkauwers Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Villa IBR & café BVD Gezondheidszorg Herkauwers SAMEN WERKEN AAN DE TOEKOMST! De SECTOR wil IBR & BVD uitroeien gezien veel SCHADE voor elke veehouder Besmettelijk

Nadere informatie

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf Moeilijk te ontdekken infectieuze ziekten bij runderen Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf vooraleer ze ontdekt en aangepakt worden. Het gaat om besmettelijke

Nadere informatie

Gezondheidsprogramma s en monitoring ten dienste van een duurzame en gezonde melkveestapel in Vlaanderen Algemene vergadering MCC - 3 april 2019

Gezondheidsprogramma s en monitoring ten dienste van een duurzame en gezonde melkveestapel in Vlaanderen Algemene vergadering MCC - 3 april 2019 Dierengezondheidszorg Vlaanderen Gezondheidsprogramma s en monitoring ten dienste van een duurzame en gezonde melkveestapel in Vlaanderen Algemene vergadering MCC - 3 april 2019 Overzicht 1. Stand van

Nadere informatie

Hoe zal het BVD programma in België er uit zien?

Hoe zal het BVD programma in België er uit zien? Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Hoe zal het BVD programma in België er uit zien? Dr. Stefaan Ribbens 1 Onze missie DGZ is dé betrouwbare partner van de Vlaamse veehouder om met gezonde dieren op duurzame

Nadere informatie

Een BVDV type 2a-besmetting op een melkveebedrijf in België

Een BVDV type 2a-besmetting op een melkveebedrijf in België Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2018, 87 Casuïstiek 277 Een BVDV type 2a-besmetting op een melkveebedrijf in België A bovine viral diarrhea virus type 2a infection on a Belgian dairy farm 1 J. Maris,

Nadere informatie

Rendement verbeteren door samen te werken aan optimalisatie van de technische kengetallen

Rendement verbeteren door samen te werken aan optimalisatie van de technische kengetallen Rendement verbeteren door samen te werken aan optimalisatie van de technische kengetallen Landelijke aanpak IBR en BVD Per 1-4-2018 verplicht alle melkveehouders een status voor BVD en IBR (door sector)

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen. Actua DGZ. Dienstvergaderingen Gezondheidszorg herkauwers

Dierengezondheidszorg Vlaanderen. Actua DGZ. Dienstvergaderingen Gezondheidszorg herkauwers Dierengezondheidszorg Vlaanderen Actua DGZ Dienstvergaderingen 2015 Gezondheidszorg herkauwers Dierengezondheidszorg Vlaanderen Nieuwe fase IBR Besmettingsgraad IBR-bestrijding werkt 45.0% 17.8% Ongeveer

Nadere informatie

Trend aankoopprotocol

Trend aankoopprotocol aantal protocols Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw PERSARTIKEL Drongen, Torhout, 19 februari 2013 Auteur: Koen De Bleecker, Teamleider gezondheidszorg herkauwers, DGZ 2 jaar aankoopprotocol: resultaten

Nadere informatie

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij 10-11-2015. En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij 10-11-2015. En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR Besmet met IBR En hoe nu verder? Drs. Frederik Waldeck, dierenarts Congres Gezonde melkveeh Zwolle, 10 november 2015 Inhoud presentatie IBR Stand van zaken Besmet: hoe komt het, wat is het? Aanpak Boerderij,

Nadere informatie

IBR- EN BVD-BESTRIJDING ABORTUSPROTOCOL

IBR- EN BVD-BESTRIJDING ABORTUSPROTOCOL Dierengezondheidszorg Vlaanderen IBR- EN BVD-BESTRIJDING ABORTUSPROTOCOL LOKAAL NETWERK DIERENGEZONDHEID OKTOBER 2018 Maar eerst Evolutie dierenarts: van louter curatieve clinicus naar partner die veehouder

Nadere informatie

Tips & Tricks. Biosecurity. Bart, Geert & Maude s. Wat is bioveiligheid? Wat betekent dit concreet? Wordt bioveiligheid toegepast op rundveebedrijven?

Tips & Tricks. Biosecurity. Bart, Geert & Maude s. Wat is bioveiligheid? Wat betekent dit concreet? Wordt bioveiligheid toegepast op rundveebedrijven? Bart, Geert & Maude s Tips & Tricks Biosecurity Wat is bioveiligheid? Bioveiligheid bij rundvee is het geheel van maatregelen die genomen worden om een runderpopulatie te beschermen tegen schadelijke biologische

Nadere informatie

Focus op Neospora. Praktische handleiding

Focus op Neospora. Praktische handleiding Focus op Neospora Praktische handleiding Met de steun van Focus op Neospora Voorwoord Beste veehouder, Beste dierenarts, Neospora caninum is een parasiet die wereldwijd voorkomt. Neospora is vooral gekend

Nadere informatie

Transiënte infectie met het boviene virale diarree virus op een gesloten vleesveebedrijf via aangekochte melk

Transiënte infectie met het boviene virale diarree virus op een gesloten vleesveebedrijf via aangekochte melk UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2016 2017 Transiënte infectie met het boviene virale diarree virus op een gesloten vleesveebedrijf via aangekochte melk Door Filip GOEDHUYS Promotor:

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 09-2014 Onderwerp: Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree

Nadere informatie

Op een modern melkveebedrijf horen BVD en IBR niet thuis!

Op een modern melkveebedrijf horen BVD en IBR niet thuis! Op een modern melkveebedrijf horen BVD en IBR niet thuis! Bedrijfsinfectie BVD Bedrijfsinfectie Op dit bedrijf loopt een pink van ca. 9 maanden die drager is van het BVD-virus. Deze pink is drager geworden

Nadere informatie

THE EPI OF C TALE BOVELA

THE EPI OF C TALE BOVELA THE EPIC TALE OF BOVELA Er was eens een gevaar met de naam BVD, wat constant op de loer lag. Hoewel niemand het ooit echt had gezien, vormde BVD een continue bedreiging. Een voortdurende infectie cyclus

Nadere informatie

BVD aanpak in de praktijk. Pauline Athmer DAP Nijkerk-Wellensiek

BVD aanpak in de praktijk. Pauline Athmer DAP Nijkerk-Wellensiek BVD aanpak in de praktijk Pauline Athmer DAP Nijkerk-Wellensiek Inhoud presentatie Even voorstellen Waarom BVD? De BVD drager Hoe kom je aan BVD? Hoe kom je er weer vanaf? BVD aanpak in onze praktijk Enkele

Nadere informatie

Protocol voor het toezicht op laboratoria die diagnostiek uitvoeren voor bestrijding van BVD in Nederland

Protocol voor het toezicht op laboratoria die diagnostiek uitvoeren voor bestrijding van BVD in Nederland Protocol voor het toezicht op laboratoria die diagnostiek uitvoeren voor bestrijding van BVD in Nederland 1. Inleiding De Nederlandse rundveehouderij heeft het voornemen om Bovine Virus Diarree (BVD) in

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 29-2007

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 29-2007 WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 29-2007 Betreft : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree

Nadere informatie

Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving. Classificatie: intern

Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving. Classificatie: intern Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving Classificatie: intern Nieuwe BVD routes Linda van Duijn voorlichtingsbijeenkomsten IBR/BVD, januari/februari 2018 Actuele

Nadere informatie

Focus op Neospora. Praktische handleiding

Focus op Neospora. Praktische handleiding Focus op Neospora Praktische handleiding Met de steun van Focus op Neospora Voorwoord Beste veehouder, Beste dierenarts, Neospora caninum is een parasiet die wereldwijd voorkomt. Neospora is vooral gekend

Nadere informatie

Preventie van Gumboro

Preventie van Gumboro Dierengezondheidszorg Vlaanderen Preventie van Gumboro Studiedag Vlees Dierengezondheidszorg Vlaanderen DGZ Onze missie DGZ is dé betrouwbare partner van de Vlaamse veehouder om met gezonde dieren op duurzame

Nadere informatie

Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent

Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent PRAKTIJKDIERENARTS-MVBB02-2013 Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent Sommige vlees- en melkveebedrijven hebben de voorbije jaren te maken gehad

Nadere informatie

Klik om stijl te bewerken

Klik om stijl te bewerken Klik om stijl te bewerken Coxevac vaccinatie bij geiten 20-2-2019 1 Inhoud Voorstelling Ceva + mezelf Q-koorts: Wat is het? Q-koorts: Symptomen (mens + dier) Q-koorts: Diagnostiek Q-koorts: Preventie Q-Koorts:

Nadere informatie

BVD; doe er wat mee! Anita ten Wolthuis 26 september 2011

BVD; doe er wat mee! Anita ten Wolthuis 26 september 2011 BVD; doe er wat mee! Anita ten Wolthuis 26 september 2011 BVD en GD Monitoring Bekende en nieuwe ziekten Voor overheid en zuivel Vrijwillige programma s Wettelijke dierziekteprogramma s Ondersteuning

Nadere informatie

AGRIBEX 2013 Conditions sanitaires Sanitaire voorwaarden Version/versie 25/09/2013

AGRIBEX 2013 Conditions sanitaires Sanitaire voorwaarden Version/versie 25/09/2013 1. Algemene voorwaarden a. Op de verzameling zijn alleen dieren toegelaten die in orde zijn met de huidige Europese en Belgische wetgeving. b. Transport: i. Elke vervoerder moet een toelating hebben om

Nadere informatie

Relatie tussen BVDV-infectie en mastitis

Relatie tussen BVDV-infectie en mastitis UNIVERSITEIT GENT FACULTEITDIERGENEESKUNDE Academiejaar 2009-2010 Relatie tussen BVDV-infectie en mastitis Door Annelies Coomans Promotor: Jozef Laureyns Literatuurstudie in het kader van de masterproef

Nadere informatie

Team Gezondheidszorg Herkauwers. Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Enkele actualiteiten rond dierziekten bestrijding.

Team Gezondheidszorg Herkauwers. Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Enkele actualiteiten rond dierziekten bestrijding. Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Enkele actualiteiten rond dierziekten bestrijding Dr. Koen De Bleecker 1 Onze missie DGZ is dé betrouwbare partner van de Vlaamse veehouder om met gezonde dieren op

Nadere informatie

L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie 23.7.2004 BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het

Nadere informatie

VVK Wintervergadering Sectie Neonatologie 18 januari 2013

VVK Wintervergadering Sectie Neonatologie 18 januari 2013 VVK Wintervergadering Sectie Neonatologie 18 januari 2013 Congenitale Toxoplasmose: Hoe gebruik je de diagnostische informatie op een zinvolle manier? Filip Cools, MD, PhD Neonatologie, UZ Brussel Scenario

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Risico rapport dier

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Risico rapport dier Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Risico rapport dier Wat is een Risico rapport dier en waarvoor kan het gebruikt worden? Versie 20181025 Het Risico rapport dier vermeldt de BLOKKERINGSSTATUS van een

Nadere informatie

STAND VAN ZAKEN BRUCELLOSE 2012

STAND VAN ZAKEN BRUCELLOSE 2012 Federaal agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen STAND VAN ZAKEN BRUCELLOSE 2012 18-04-2012 Inhoud Historisch overzicht runderbrucellose in België Haarden Epidemiologische enquête Contactbeslagen

Nadere informatie

2 woorden 3 letters: BVD & BRD

2 woorden 3 letters: BVD & BRD 2 woorden 3 letters: BVD & BRD Bart Pardon Department of Large Animal Internal Medicine, Faculty of Veterinary Medicine, Ghent University Salisburylaan 133, Merelbeke, Belgium Bart.Pardon@UGent.be 1 150

Nadere informatie

Brachyspira hyodysenteriae:

Brachyspira hyodysenteriae: Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Brachyspira hyodysenteriae: prevalentie op een besmet bedrijf met klinische symptomen 1 Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Inhoud 1 Inhoud 1. Achtergrond 2. Doelstellingen

Nadere informatie

Heeft eens uweleens?

Heeft eens uweleens? weleens aborts in w koppel waargenomen afwijkende weleens kalveren in w koppel waargenomen Embryonale sterfte 65 dagen drachtig Aborts 4 maanden drachtig Kalf blijft achter in groei Kalf met aangeboren

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen PRRS: de aanpak begint bij monitoring. Dr. Ellen de Jong

Dierengezondheidszorg Vlaanderen PRRS: de aanpak begint bij monitoring. Dr. Ellen de Jong Dierengezondheidszorg Vlaanderen PRRS: de aanpak begint bij monitoring Dr. Ellen de Jong Varkensacademie, 27 november 2015 Dierengezondheidszorg Vlaanderen Monitoring Algemene inleiding Biggenbatterij

Nadere informatie

Overzicht. 1. Wat is PRRSv? 2. Welke ziektebeelden kan je zien? 3. Wat kunnen de financiële gevolgen zijn?

Overzicht. 1. Wat is PRRSv? 2. Welke ziektebeelden kan je zien? 3. Wat kunnen de financiële gevolgen zijn? Dierenarts Eva Claeyé 16 september 2016 Overzicht 1. Wat is PRRSv? 2. Welke ziektebeelden kan je zien? 3. Wat kunnen de financiële gevolgen zijn? 4. De PRRSv-status van een bedrijf 5. Wat is uw streefdoel?

Nadere informatie

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niettechnische samenvatting 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) in kalveren 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) Oktober 2015 oktober 2020

Nadere informatie

KAN BEDRIJFSBEGELEIDING ZORGEN VOOR EEN KALF PER KOE PER JAAR?

KAN BEDRIJFSBEGELEIDING ZORGEN VOOR EEN KALF PER KOE PER JAAR? VAKGROEP VOORTPLANTING, VERLOSKUNDE, BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE KAN BEDRIJFSBEGELEIDING ZORGEN VOOR EEN KALF PER KOE PER JAAR? Da. Hans Van Loo DOEL ZOOGKOEIENHOUDERIJ Zo snel mogelijk Zo veel mogelijk Vlees

Nadere informatie

Inzet van salmonellatesten in het plan van aanpak

Inzet van salmonellatesten in het plan van aanpak Inzet van salmonellatesten in het plan van aanpak Salmonella beheersen vergt een gerichte aanpak met voor dat doel gevalideerde testen. Een deel van de melkveebedrijven in Nederland is langdurig besmet

Nadere informatie

Focus op Q-koorts. Praktische handleiding. Met steun van:

Focus op Q-koorts. Praktische handleiding. Met steun van: Focus op Q-koorts Praktische handleiding Met steun van: Met de steun van Focus op Q-koorts Voorwoord Beste veehouder, Beste dierenarts, Q-koorts is een ziekte die wereldwijd voorkomt. Het is een bacteriële

Nadere informatie

Bovela lyofilisaat en oplosmiddel voor suspensie voor injectie voor runderen

Bovela lyofilisaat en oplosmiddel voor suspensie voor injectie voor runderen 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Bovela lyofilisaat en oplosmiddel voor suspensie voor injectie voor runderen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke dosis (2 ml) bevat: Werkzame bestanddelen

Nadere informatie

Bijlage 5.3.b. Bovine Virus Diarree (BVD)

Bijlage 5.3.b. Bovine Virus Diarree (BVD) Bijlage 5.3.b Bovine Virus Diarree (BVD) Document t.b.v. Stichting Geborgde Dierenarts Versie 17-01-2017 Inhoud 1. Introductie... 3 2. Pathogenese... 3 2.1 Virus... 3 2.2 Insleep... 4 3. Symptomen... 6

Nadere informatie

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Pieter Passchyn AMCRA seminarie: Vaccinatie, bioveiligheid en management als tools voor een verminderd antibacterieel gebruik, Brussel, 10-11 oktober 2013

Nadere informatie

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer van fokrunderen afkomstig uit België naar Marokko

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer van fokrunderen afkomstig uit België naar Marokko I. Toepassingsgebied Productomschrijving GN-Code Land Runderen 0102 II. Bilateraal certificaat Code FAVV EX.VTL.MA.05.01 Titel van het certificaat Veterinair certificaat voor de uitvoer van fokrunderen

Nadere informatie

De aanpak van rotkreupel in België Tussentijds verslag

De aanpak van rotkreupel in België Tussentijds verslag De aanpak van rotkreupel in België Tussentijds verslag 1. Inleiding en duiding Rotkreupel is een zeer besmettelijke en uiterst pijnlijke ontsteking van de tussenklauwhuid bij schapen. Ze wordt veroorzaakt

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. DGZ Drive-In

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. DGZ Drive-In Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw DGZ Drive-In Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw BEDRIJFSPROBLEEM Benadering: hoe? Inleiding Spreken over afweer spreken over ziekte infectiedruk immuniteit 3 Inleiding

Nadere informatie

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer naar Marokko van runderen bestemd voor de vetmesting afkomstig uit België

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer naar Marokko van runderen bestemd voor de vetmesting afkomstig uit België I. Toepassingsgebied Productomschrijving GN-Code Land Runderen 0102 II. Bilateraal certificaat Code FAVV EX.VTL.MA.04.01 Titel van het certificaat Veterinair certificaat voor de uitvoer naar van runderen

Nadere informatie

Droes-certificering werkwijze

Droes-certificering werkwijze Droes-certificering werkwijze Wat houdt het programma in? 1. Een vrijwillig programma voor paardenbedrijven, gebaseerd op serologische screening om eventuele besmetting met de bacterie Streptococcus equi

Nadere informatie

Flavivirus serologie. Jean-Luc Murk, arts-microbioloog

Flavivirus serologie. Jean-Luc Murk, arts-microbioloog Flavivirus serologie Jean-Luc Murk, arts-microbioloog Flaviviridae POWV TBEV Mogelijk grootste Familie onder de virussen ZIKV SLEV WNV MVEV Virus taxonomy 9 th ed 2012 Flaviviridae Zika virus Kunjin virus

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010-2011 EFFECT VAN BVD ERADICATIE OP HET SOMATISCH TANKMELK CELGETAL OP ENKELE VLAAMSE MELKVEEBEDRIJVEN door Lynn VERMEIRE Promotor: Dierenarts

Nadere informatie

Reglement Certificering IBR bij Runderen 1997 gewijzigd per 1 juli 2013

Reglement Certificering IBR bij Runderen 1997 gewijzigd per 1 juli 2013 Reglement Certificering IBR bij Runderen 1997 gewijzigd per 1 juli 2013 Reglement van de Gezondheidsdienst voor Dieren BV (GD) voor Certificering IBR bij runderen ter bestrijding van infecties met het

Nadere informatie

Stand van zaken en vooruitzichten. 1 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Stand van zaken en vooruitzichten. 1 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen BLAUWTONG Stand van zaken en vooruitzichten Jozef Hooyberghs FAVV DG Controlebeleid Gent, 21 november 2007 1 Federaal Agentschap voor de Inhoud Situatie in België Situatie in Europa Maatregelen in België

Nadere informatie

TOESTAND BETREFFENDE Q-KOORTS

TOESTAND BETREFFENDE Q-KOORTS Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen TOESTAND BETREFFENDE Q-KOORTS Gemeenschappelijke vergadering van het Wetenschappelijk comité en het Raadgevend comité 22 januari 2010 OVERZICHT

Nadere informatie

CHAPTER 9. Samenvatting

CHAPTER 9. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting Samenvatting Streptococcus suis is een belangrijke oorzaak van zenuwverschijnselen, kreupelheid en sterfte bij biggen. De infectie, die vooral bij biggen van speenleeftijd (rond

Nadere informatie

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree Auteur: Vanessa Meganck Inleiding Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree Voor het vermijden van diarree bij de jongste kalfjes dient er een evenwicht gevonden te worden

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Deel 1: Waar staan we met IBR-bestrijding in Vlaanderen? Een nieuwe fase start binnenkort!

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Deel 1: Waar staan we met IBR-bestrijding in Vlaanderen? Een nieuwe fase start binnenkort! PERSARTIKEL Drongen, 25/09/2015 Auteur: Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Deel 1: Waar staan we met IBR-bestrijding in Vlaanderen? Een nieuwe fase start binnenkort! Rundveehouders en dierenartsen maken

Nadere informatie

Nieuwsbrief Rundvee December 2016

Nieuwsbrief Rundvee December 2016 Nieuwsbrief Rundvee December 2016 Inhoud: 1. IBR en BVD vrij worden na tankmelkonderzoek 2. Aanpassingen BGP en BBP 3. BVD- virus-sneltest 4. Procapen in plaats van Penstrep-ject bij operaties 5. Nieuwe

Nadere informatie

Aan melkveehouders van wie de veestapel

Aan melkveehouders van wie de veestapel SPECIAL DIERGEZONDHEID De Scandinavische landen namen het voortouw. Inmiddels zij n ook Zwitserland, Duitsland, Ierland en België aan de slag met een verplichte bvd-bestrij ding. Voor de Nederlandse rundveehouderij

Nadere informatie

beschouwd als een aandoening bij jonge dieren, gekenmerkt door fibrineuze polyserositis, polyartritis,

beschouwd als een aandoening bij jonge dieren, gekenmerkt door fibrineuze polyserositis, polyartritis, De ziekte van Glässer De ziekte van Glässer wordt veroorzaakt door Haemophilus parasuis (Hps). De ziekte werd vroeger beschouwd als een aandoening bij jonge dieren, gekenmerkt door fibrineuze polyserositis,

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N. Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

1/8 WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 23-2006

1/8 WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 23-2006 1/8 WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 23-2006 Betreft: Ontwerp koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis

Nadere informatie

Ontwerp koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree (BVD)

Ontwerp koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree (BVD) WETENSCHAPPELIJK COMITE Van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ADVIES 03 2017 Betreft: Ontwerp koninklijk besluit betreffende de bestrijding van boviene virale diarree (BVD)

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze

Nadere informatie

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen Er valt veel te winnen met een langere levensduur Henk Hogeveen Lange levensduur is goed...... gevolg van betere gezondheid... gevolg van betere vruchtbaarheid... minder jongvee nodig minder kosten minder

Nadere informatie

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË Amendement van het eliminatieplan voor mazelen in België ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË Oktober 2006 Comité voor de eliminatie van mazelen en rubella in België INLEIDING In het nieuw `Strategisch plan

Nadere informatie

BRUCELLOSE 2012 Stand van zaken

BRUCELLOSE 2012 Stand van zaken Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen BRUCELLOSE 2012 Stand van zaken Luc Vanholme 19/04/2012 Inhoud 1. Brucellose: de ziekte 2. Historisch overzicht runderbrucellose in België 3.

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N.Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Bovilis Bovipast RSP 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per 1 dosis (5 ml) Actieve bestanddelen: geïnact. BRS-virus, stam

Nadere informatie

Bovine Virus Diarree (BVD)

Bovine Virus Diarree (BVD) Bovine Virus Diarree (BVD) Dit document is bedoeld om de kennis over BVD en BVD-bestrijding te bundelen en beschikbaar te stellen aan dierenartsen en andere belangstellenden, met het oog op landelijke

Nadere informatie

BIJSLUITER. Bovilis IBRmarker Live. Lyofilisaat en solvens voor suspensie voor runderen

BIJSLUITER. Bovilis IBRmarker Live. Lyofilisaat en solvens voor suspensie voor runderen Bovilis IBRmarker Live Lyofilisaat en diluens voor suspensie voor runderen. BIJSLUITER Bovilis IBRmarker Live Lyofilisaat en solvens voor suspensie voor runderen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING

Nadere informatie

Vraag het aan uw zorgverlener

Vraag het aan uw zorgverlener Een eenvoudig, veilig bloedonderzoek dat zeer gevoelige resultaten geeft Een geavanceerde niet-invasieve test voor de bepaling van foetale trisomie en evaluatie van het Y-chromosoom Vraag het aan uw zorgverlener

Nadere informatie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie 166 Samenvatting SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie Deel I Introductie In de introductie van dit proefschrift (Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting. Doel van het onderzoek

Samenvatting. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek Als klassieke-varkenspestvirus (KVPV), dat klassieke varkenspest (KVP) veroorzaakt, binnenkomt in de Nederlandse (gedomesticeerde) varkenspopulatie, dan kan dat tot grote KVP-epidemieën

Nadere informatie

Epidemiologie van HIV/AIDS en Testbeleid

Epidemiologie van HIV/AIDS en Testbeleid Epidemiologie van HIV/AIDS en Testbeleid W. Peetermans Algemene Interne Geneeskunde UZ Leuven HIV/AIDS : historiek Diagnose van een nieuw verworven immuundeficiëntie syndroom in 1981 Virale etiologie in

Nadere informatie

Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker. geel. Toelatingsexamen tandarts. 3 juli Generieke competenties (GC) VAARDIG 2

Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker. geel. Toelatingsexamen tandarts. 3 juli Generieke competenties (GC) VAARDIG 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker geel Toelatingsexamen tandarts 3 juli 2019 Generieke competenties (GC) VAARDIG 2 Figuur 1: Leeftijdsverdeling van de gemelde gevallen van mazelen in Italië

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Samenvattend rapport 1 ENQUÊTE 1.1 Opstellen van de enquête In kader van het demo-project verantwoord gebruik van antibiotica in de

Nadere informatie

Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk. 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest

Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk. 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk 11 mei 2010 Zaal Verploegen,

Nadere informatie

Is hepatitis C eliminatie in Nederland wel mogelijk? Andy IM Hoepelman Hoogleraar Interne Geneeskunde & Infectieziekten UMC Utrecht

Is hepatitis C eliminatie in Nederland wel mogelijk? Andy IM Hoepelman Hoogleraar Interne Geneeskunde & Infectieziekten UMC Utrecht Is hepatitis C eliminatie in Nederland wel mogelijk? Andy IM Hoepelman Hoogleraar Interne Geneeskunde & Infectieziekten UMC Utrecht Disclosures Gilead, Pfizer, ViiV Eliminatie van infectie: Incidentie

Nadere informatie

OPVOLGING BRUCELLOSE NAMEN

OPVOLGING BRUCELLOSE NAMEN Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de voedselketen OPVOLGING BRUCELLOSE NAMEN Raadgevend comité 28-03-2012 Historiek: Landbouwbedrijf te Franc Warêt, provincie NAMEN. Na kalving via keizersnede

Nadere informatie

BIGGENMONITOR. Verslag periode Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw

BIGGENMONITOR. Verslag periode Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw BIGGENMONITOR Verslag periode 2015-2017 Maatschappelijke zetel Site Lier Hagenbroeksesteenweg 167 2500 Lier Werkten mee aan dit verslag: Tamara Vandersmissen, Charlotte Brossé, Willem Van Praet, Eva Pierré

Nadere informatie

Detectie van occulte Hepatitis B bij bloeddonoren

Detectie van occulte Hepatitis B bij bloeddonoren Detectie van occulte Hepatitis B bij bloeddonoren Marco Koppelman 1, Theo Cuypers 2, Harry Bos 1, Maarten Koot 2, Hans Zaaijer 3 1 afdeling Nationaal Screening laboratorium Sanquin (NSS), divisie Diagnostiek

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Is er mogelijk gevaar voor omwonenden/mensen? Op basis van de beschikbare informatie concluderen experts van het RIVM dat overdracht

Nadere informatie

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012 DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012 Beste paardeneigenaar, Op het moment is het rhinopneumonievirus volop in het nieuws. Het virus is vastgesteld op verschillende plaatsen in Nederland. Aangezien

Nadere informatie

Schmallenbergziekte. DG Controlebeleid 9 maart Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire

Schmallenbergziekte. DG Controlebeleid 9 maart Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Schmallenbergziekte DG Controlebeleid 9 maart 2012 Historiek Eerste symptomen van deze ziekte : einde zomer 2011 in Duitsland en Nederland (en

Nadere informatie