FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (augustus 2013) NIVEAU 1

Transcriptie

1 FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (augustus 2013) NIVEAU 1

2 Inhoud A. ALGEMEEN REGLEMENT INDIVIDUELE WEDSTRIJD TEAMWEDSTRIJD SYNCHROONWEDSTRIJDEN OVERWINNING OEFENINGEN KLEDING VOOR DEELNEMERS EN VANGERS VEILIGHEID TELCOMMISSIE EN SECRETARIAAT... 5 B. WEDSTRIJDVERLOOP INSPRINGEN BEGIN VAN DE OEFENING HOUDINGSEISEN TIJDENS EEN OEFENING HERHALING VAN SPRONGFIGUREN ONDERBREKING VAN EEN OEFENING EINDE VAN EEN OEFENING PUNTENTELLING... 6 C. JURY JURYPANEL TAKEN VAN DE UITVOERINGSJURYLEDEN (NR. 1-5) TAKEN VAN DE SYNCHROONJURYLEDEN (NR. 8, 9 & 10) TAKEN VAN HET JURYLID VOOR TIME OF FLIGHT (NR. 8)... 9 DEEL II - JURY AANWIJZINGEN A. INTERPRETATIES ALGEMEEN B. INTERPRETATIES VOOR TRAMPOLINE C. AFTREK TIJDENS DE VLUCHTFASE VAN EEN SPRONG D. AFTREK TIJDENS DE OPENING (HET UITSTREKKEN) VAN EEN SPRONG E. AFTREK TIJDENS DE EINDFASE VAN EEN SPRONG F. AFTREK VOOR ARMEN DIE VAN HET LICHAAM AF BEWEGEN G. AFTREK VOOR DE AFZET VAN MEERVOUDIGE SALTO S MET OF ZONDER SCHROEF DEEL III - APPENDICES M. REKENVOORBEELDEN EN AFRONDING FIG CoP 1308

3 Deze wedstrijdreglementen zijn bindend voor alle wedstrijden en kampioenschappen van de FIG. In geval van tegenstellingen tussen dit reglement en het Technisch Reglement, heeft het Technisch Reglement de voorkeur. Bij het vertalen van dit reglement is uiterste zorgvuldigheid betracht. Mocht er echter toch discussie ontstaan dan is de Engelse versie van het reglement leidend. Nationale bonden zijn vrij om onder hun verantwoording wijzigingen in dit reglement aan te brengen als zij dit noodzakelijk achten om het Trampolinespringen in hun land verder te ontwikkelen. A. ALGEMEEN REGLEMENT 1. INDIVIDUELE WEDSTRIJD 1.1 Trampoline wedstrijden bestaan uit 3 oefeningen met 10 sprongfiguren in elke oefening Een trampoline oefening kenmerkt zich door een continue ritmische reeks sprongfiguren van voet naar voet en voet naar rug, buik of zit, zonder aarzelingen of rechtstandige tussensprongen Een trampoline oefening moet uit een verscheidenheid aan voorwaartse en achterwaartse sprongfiguren, met of zonder schroeven bestaan. De oefening moet een goede controle, houding, uitvoering, hoogte en behoud van hoogte tonen. 1.2 Voorronde De voorronde bestaat uit 2 oefeningen. De verplichte (voorgeschreven) oefening moet aan vooraf vastgestelde voorwaarden voldoen. De tweede oefening is een keuze oefening De startvolgorde voor de voorronde wordt bepaald door loting. De deelnemers worden in groepen van niet meer dan 16 personen verdeeld, waarbij elke groep hun eerste en tweede oefening uitvoert voordat de volgende groep met de voorronde begint. 1.3 Finale De finale bestaat uit 1 keuze oefening De deelnemers (paren bij synchroonwedstrijden) met de hoogste acht scores van de voorronde, gaan door naar de finale Bij de finale wordt gestart in de volgorde van het klassement, de deelnemer met het laagste puntentotaal na de voorronde begint. 2. TEAMWEDSTRIJD 2.1 Een trampolineteam bestaat uit minimaal drie dames of drie heren en maximaal uit vier dames of vier heren (in Nederland wordt in gemengde teams gesprongen). 2.2 Ieder lid van het team moet 3 oefeningen uitvoeren: 1 verplichte oefening en 2 keuze oefeningen. 2.3 Scoresysteem De teamscore per ronde wordt verkregen door het optellen van de drie hoogste scores behaald voor oefening 1 en de drie hoogste scores behaald voor oefening 2 etc. 3. SYNCHROONWEDSTRIJDEN 3.1 Een synchroonpaar bestaat uit twee dames of twee heren (A/B/C niveau) of een dame en een heer (D/E niveau) 3.2 Een deelnemer mag slechts deel uitmaken van één synchroonpaar. 3.3 Synchroonwedstrijden bestaan uit een voorronde en een finale. 3.4 De leden van een synchroonpaar moeten hetzelfde element gelijktijdig uitvoeren en moeten met het gezicht in dezelfde richting beginnen. Ze behoeven niet in dezelfde richting te schroeven. 4. OVERWINNING 4.1 Winnaar is de deelnemer, het synchroonpaar of het team met het hoogste puntentotaal. 3 FIG CoP 1308

4 5. OEFENINGEN 5.1 Elke oefening bestaat uit tien sprongfiguren/elementen De eerste oefening van de voorronde bestaat uit een verplichte (voorgeschreven) oefening. Alleen de uitvoeringsscore en de vluchttijd van worden bij elkaar opgeteld en geven de totaalscore van de oefening De tweede oefening en de finaleoefening zijn keuzeoefeningen. De uitvoeringsscore, moeilijkheidswaarde en vluchttijd worden bij elkaar opgeteld en geven de totaalscore van de oefening. 5.2 Een tweede poging van een oefening is niet toegestaan. 6. KLEDING VOOR DEELNEMERS EN VANGERS 6.1 Mannelijke deelnemers: Turnhemd zonder of met korte mouwen Turnbroek (in één kleur, uitgezonderd zwart of elke andere donkere kleur)of een gymshort. Trampolineschoenen en/of voetbekleding in dezelfde kleur als de turnbroek of wit. 6.2 Vrouwelijke deelnemers: Turnpakje of eendelig full-body turnpak met of zonder mouwen (moet nauw aansluitend zijn) Turnbroek in één kleur, in de kleur van het turnpakje, uitgezonderd zwart of elke andere donkere kleur (moet nauw aansluitend zijn) Elk ander kledingstuk dat niet nauw aansluitend is, mag niet gedragen worden. Uit veiligheidsoverwegingen is geen enkele vorm van gezichts- en of hoofdbedekking toegestaan. Trampolineschoenen en/of witte voetbekleding. 6.3 Sierraden en horloges mogen tijdens de wedstrijd niet worden gedragen. Het dragen van ringen zonder siersteen is toegestaan mits deze met tape zijn omwikkeld. Tape, bandages en andere ondersteunende artikelen moeten beige van kleur zijn. Elke andere kleur is niet toegestaan. 6.4 Elke overtreding van 6.1, 6.2 of 6.3 kan resulteren in 0,1 punt extra aftrek van de totaalscore in elke oefening waarin de overtreding plaatsvindt. Ernstige schending van deze regel kan resulteren in diskwalificatie van de ronde waarin deze plaatsvindt. Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 6.5 Teams: Leden van een team of synchroonpaar moeten uniform gekleed gaan. Elke overtreding van deze regel kan resulteren in diskwalificatie van het team of synchroonpaar voor de wedstrijd. Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 6.7 Vangers: Trainingspak en sportschoenen of gelijkwaardig. 9 VEILIGHEID Een deelnemer mag minimaal 3 eigen vangers opstellen. In geen geval mogen er meer dan 4 vangers rondom de trampoline staan Een spottermat mag alleen gebruikt worden aan de zijde van de trampoline tegenover het jurypanel. 4 FIG CoP 1308

5 10 TELCOMMISSIE EN SECRETARIAAT 10.3 Taken van de competitieleider: Toezicht houden op de telcommissieleden Bepalen van de startvolgorde van elke oefening en samenstellen van de inspringgroepen Invullen van de uitvoerings-, synchroon-, vluchttijd- en moeilijkheidsgraadscores Nauwkeurig nakijken en controleren van de berekeningen op de wedstrijdkaart en telstaten Ervoor zorgen dat alle jurycijfers en totaalscores van een oefening worden getoond Samenstellen van een volledige uitslagenlijst, waarop ten minste het totaalcijfer, de moeilijkheidsscore, de synchroonscore, de rangvolgorde en het eindtotaal vermeld staan. B. WEDSTRIJDVERLOOP 12. INSPRINGEN 12.1 De voor de wedstrijd geselecteerde apparatuur moet tenminste twee uur voor aanvang van de wedstrijd in de wedstrijdhal worden geplaatst, teneinde de deelnemers in de gelegenheid te stellen op de wedstrijdtrampolines in te springen. 13. BEGIN VAN DE OEFENING 13.1 De deelnemer zal op teken van het hoofdjurylid beginnen Nadat het teken is gegeven, moet de deelnemer binnen een minuut met de eerste sprongfiguur beginnen. Niet nakomen hiervan heeft, op aangeven van het hoofdjurylid, de volgende aftrek tot gevolg. Deze aftrek wordt toegepast door ieder uitvoeringsjurylid: o 61 seconden : aftrek 0,1 punt o 91 seconden : aftrek 0,2 punt o 121 seconden : aftrek 0,3 punt Indien deze tijd wordt overschreden ten gevolge van materiaalgebreken of andere wezenlijke oorzaken, zal er geen aftrek worden toegepast. De beslissing hierover wordt genomen door het hoofdjurylid. 14. HOUDINGSEISEN TIJDENS EEN OEFENING 14.1 In alle houdingen moeten de voeten en benen aaneengesloten zijn (uitgezonderd spreidhoeksprongen), en de voeten en tenen doorgestrekt worden Afhankelijk van de criteria van het sprongfiguur dient het lichaam duidelijk gehurkt, gehoekt of gestrekt te zijn In gehurkte en gehoekte houdingen moeten de bovenbenen zich dicht bij het bovenlichaam bevinden Bij de gehurkte houding dienen de benen onder de knie met de handen te worden aangeraakt Waar mogelijk dienen de armen gestrekt te zijn en/of dicht tegen het lichaam gehouden te worden De minimale eisen voor de specifieke lichaamshoudingen worden onderstaand gedefinieerd: Gestrekte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet groter zijn dan 135 graden Gehoekte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet gelijk of kleiner zijn dan 135 graden en de hoek tussen boven- en onderbenen moet groter zijn dan 135 graden Gehurkte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen en de hoek tussen boven- en onderbenen moet kleiner of gelijk zijn dan 135 graden. 5 FIG CoP 1308

6 15. HERHALING VAN SPRONGFIGUREN 15.1 Tijdens een oefening mag een sprongfiguur niet worden herhaald, anders zal de moeilijkheidswaarde van de herhaalde sprong niet meetellen Sprongen met een gelijk aantal schroeven, maar uitgevoerd in gehurkte, gehoekt een gestrekte houding worden als verschillende sprongfiguren beschouwd en gelden niet als herhalingen. 16. ONDERBREKING VAN EEN OEFENING 16.1 Een oefening wordt beschouwd als zijnde onderbroken indien de deelnemer : Duidelijk niet met beide voeten gelijktijdig op de trampolinemat landt (één beenlanding) Na een landing de vering van de trampoline niet gebruikt voor de onmiddellijke afzet van de volgende sprongfiguur Een rechtstandige tussensprong maakt Wanneer een deelnemer op een ander lichaamsdeel landt dan voeten, zitvlak, buik of rug Een sprongfiguur niet volledig tot een goed eind brengt Met enig lichaamsdeel iets anders dan de trampolinemat aanraakt Door een vanger of schuifmat ( spottermat ) wordt aangeraakt De trampoline ten gevolge van onzekerheid verlaat Bij het synchroonspringen een andere sprongfiguur uitvoert dan de partner Zijn verplichte oefening niet uitvoert zoals voorgeschreven Het sprongfiguur waarin de onderbreking plaatsvindt, wordt niet gewaardeerd De oefening wordt slechts beoordeeld over het aantal op de trampolinemat beëindigde sprongen Het hoofdjurylid stelt het maximum cijfer vast. 17. EINDE VAN EEN OEFENING 17.1 Een oefening moet onder controle worden beëindigd in rechtopstaande houding met beide voeten op de trampolinemat. Anders wordt er een aftrek gegeven Na de laatste landing op de trampolinemat moet de deelnemer ongeveer drie seconden rechtop en gecontroleerd blijven staan. Anders wordt een aftrek voor gebrek aan stabiliteit gegeven Het is de deelnemer bij een individuele wedstrijd toegestaan na de laatste sprongfiguur één extra rechtstandige sprong te maken, met gebruikmaking van de vering van de trampolinemat Bij synchroonwedstrijden moeten beide deelnemers een extra rechtstandige sprong maken (nasprong), of zij moeten beiden in één keer stilstaan. Afwijking hierop zal een aftrek van 0.2 punt van de synchroonjuryleden tot gevolg hebben. Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid Ingeval een deelnemer meer dan tien sprongen uitvoert, moet een aftrek van 1.0 punt worden toegepast. 18. PUNTENTELLING Er worden vier soorten scores gebruikt: D-score (Difficulty) = de moeilijkheidsgraad E-score (Execution) = de uitvoeringsscore en: bij individueel T-score (Time of Flight) = de vluchttijd (afgekort ToF) bij synchroon S-score = de synchroonscore. 6 FIG CoP 1308

7 18.1 Moeilijkheidsgraad Nationaal: In principe is de moeilijkheidsgraad in de A-klasse ongelimiteerd, bij B- t/m E-klasse is er sprake van een maximale moeilijkheidsgraad Scoresysteem De waardebepaling van uitvoering, moeilijkheid en synchroniteit geschiedt in tienden van punten. De ToF wordt gemeten in 1/1000 van seconden en afgerond tot 5/ Juryleden moeten hun aftrek onafhankelijk van elkaar noteren Op teken van het hoofdjurylid moeten de cijfers van alle juryleden gelijktijdig getoond worden Indien uitvoerings- of synchroonjuryleden verzuimen hun cijfer op teken van het hoofdjurylid te tonen, dan geldt het gemiddelde van de andere cijfers als ontbrekende cijfer(s). Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid Bepaling van de uitvoeringsscore (E-score): De aftrek voor uitvoeringstekortkomingen, maximaal 0,5 punt per sprong en de extra aftrek op aangeven van het hoofdjurylid wordt in mindering gebracht op het maximum cijfer dat door het hoofdjurylid vastgesteld is Bij de individuele wedstrijd: Het hoogste en laagste cijfer van de 5 uitvoeringsjuryleden wordt geschrapt. De som van de drie resterende cijfers vormt de uitvoeringsscore van de oefening (E+E+E) Bij het synchroonspringen: Het hoogste en laagste cijfer van de 4 uitvoeringsjuryleden wordt geschrapt. De uitvoeringsscore van de oefening wordt verkregen door de beide resterende cijfers op te tellen (E+E) Bepaling van de moeilijkheidsscore (D-score): De moeilijkheidsgraadjuryleden berekenen de moeilijkheidsgraad van een oefening (Dscore) Bepaling van de vluchttijd (T-score): De bepaling van de ToF gebeurt elektronisch. Het aangewezen jurylid nr. 8 is verantwoordelijk voor de controle op deze elektronische stopwatch Als het elektronisch systeem uitvalt, wordt het cijfer bepaald door analyse van de officiële video door jurylid nr. 8 onder toezicht van het hoofdjurylid Bepaling van de synchroonscore (S-score): De bepaling van het synchrooncijfer gebeurt elektronisch. Het aangewezen jurylid nr. 8 is verantwoordelijk voor de controle op dit elektronisch bepaalde cijfer Als het elektronisch systeem uitvalt, wordt het cijfer bepaald door een analyse van de officiële video door jurylid nr. 8 onder toezicht van het hoofdjurylid De aftrek voor synchroniteit wordt in mindering gebracht op het maximumcijfer dat door het hoofdjurylid is vastgesteld. Dit cijfer wordt verdubbeld en dit geeft de synchroonscore van de oefening (2xS) Als een elektronisch systeem niet beschikbaar is, wordt het middelste cijfer van de synchroonjuryleden (nr. 8, 9 en 10) verdubbeld en gebruikt als synchrooncijfer Bepaling van de door een deelnemer behaalde totaalscore in een oefening : Bij individuele wedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E- score, T-score en indien van toepassing D-score Bij synchroonwedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score, S-score en indien van toepassing D-score Alle scores worden op 3 (drie) cijfers achter de komma afgerond. Deze afronding wordt alleen toegepast op de door de deelnemer behaalde totaalscore voor een oefening De competitieleider moet de totaalscores op de telstaten controleren. 7 FIG CoP 1308

8 C. JURY 19. JURYPANEL 19.1 Jurysamenstelling : Individueel Synchroon Hoofdjurylid Uitvoeringsjuryleden - Bij individuele wedstrijden (nr. 1-5) - Bij synchroonwedstrijden (Trampoline 1: jury nr. 1 & 3) (Trampoline 2: jury nr. 2 & 4) Moeilijkheidsgraadjuryleden (nr. 6 & 7) Synchroon- en ToFjuryleden (nr. 8 (9& 10)) 1 1 (of 3) Assistent hoofdjurylid Totaal 9 9 (of 11) 19.2 Bij synchroonwedstrijden zal het assistent hoofdjurylid naast de moeilijkheidsjuryleden zitten Juryleden 1-7 moeten op een jurypodium zitten op een afstand van 5 tot 7 meter van trampoline 1 en op een hoogte van minimaal 1 meter en maximaal 2 meter Juryleden 8-10 zijn zodanig bij het jurypodium geplaatst zodat de trampoline op ooghoogte is Indien een jurylid te kort schiet in een bevredigende uitvoering van zijn taak, kan hij worden vervangen. Deze beslissing wordt genomen door de competitieleider Indien een uitvoeringsjurylid of synchroonjurylid wordt vervangen, kan de competitieleider beslissen dat de reeds door hem gegeven cijfers worden vervangen door het gemiddelde van de overgebleven cijfers Indien het synchrooncijfer elektronisch wordt bepaald, is het aangewezen jurylid nr. 8 verantwoordelijk voor het controleren van het elektronische systeem. 21. TAKEN VAN DE UITVOERINGSJURYLEDEN (NR. 1-5) 21.1 Beoordelen van de uitvoering (0,0-0,5 punt) volgens 21.3 en hun aftrek noteren Brengen hun aftrek in mindering op het door het hoofdjurylid aangegeven maximum cijfer (zie 16.4) Aftrek voor uitvoering : Gebrek aan houding, gelijkblijvende hoogte en aan controle tijdens elke 0,0-0,5 punt sprongfiguur: gebrek aan stabiliteit na de laatste (10 e ) sprongfiguur: (alleen aftrek geven voor de grootste fout): landen op beide voeten, echter met gebrekkige stabiliteit en/of niet 0,1-0,2 punt stilstaan gedurende ongeveer drie seconden. of op aangeven van het hoofdjurylid de volgende aftrek toepassen : aanraken van de trampolinemat met de knieën, handen of vallen tot 0,5 punt zit, buik of rug aanraken van of stappen op iets anders dan de trampolinemat. 0,5 punt landen of vallen op iets anders dan de trampolinemat, de trampoline 1,0 punt door onzekerheid verlaten of het maken van een extra salto Op aanwijzing van het hoofdjurylid de volgende extra aftrek toepassen : spreken tegen een deelnemer of het geven van enige vorm van een teken 0,3 punt door eigen vangers of coach gedurende de oefening, bij elke gelegenheid teveel uitgevoerde sprongen overeenkomstig 1,0 punt overschrijding van de tijdslimiet overeenkomstig (voordat 1 ste sprongfiguur wordt ingezet) 0,1-0,3 punt 21.5 Bij synchroonwedstrijden beoordelen de juryleden 1 en 3 de uitvoering op trampoline 1, juryleden 2 en 4 beoordelen de uitvoering op trampoline FIG CoP 1308

9 21.6 De beoordeling van de uitvoering bij synchroonwedstrijden gebeurt op dezelfde wijze als bij individuele wedstrijden. 24 TAKEN VAN DE SYNCHROONJURYLEDEN (NR. 8, 9 & 10) 24.1 Beoordelen van de synchroniteit (0,0 0,5 punten) en hun aftrek noteren Brengen hun aftrek in mindering op het door het hoofdjurylid aangegeven maximum cijfer Bepalen en noteren de volgende aftrek voor iedere niet-synchrone landing landingsverschillen van minder dan 80 cm. Hoogte 0,1-0,3 punt landingsverschillen van meer dan 80 cm. Hoogte 0,4-0,5 punt niet dezelfde oefeningsbeëindiging na de tiende sprongfiguur (rechtstandige opsprong of stilstand, op aangeven van het hoofdjurylid) 0,2 punt 24.4 Indien de synchroonscores elektronisch worden vastgesteld, houdt het aangewezen jurylid nr. 8 toezicht op het elektronische systeem Tonen van de synchroonscore 24.6 Meting van de synchroonaftrek gebeurt met een synchroonapparaat en bij het niet functioneren van het apparaat dient de synchroonaftrek te worden bepaald met behulp van videoanalyse Bepaling van het synchrooncijfer op basis van het door het hoofdjurylid aangegeven maximum cijfer. 25 TAKEN VAN HET JURYLID VOOR TIME OF FLIGHT (NR. 8) 25.1 Meten van de ToF van een oefening met behulp van elektronische meetapparatuur of in geval van het uitvallen van de meetapparatuur met behulp van videoanalyse Bepalen van de ToF over het aantal sprongen dat is aangegeven door het hoofdjurylid. Zie voor nadere uitleg van alle bovenstaande regels de FIG-juryaanwijzingen. 9 FIG CoP 1308

10 DEEL II - JURY AANWIJZINGEN (februari 2013) A. INTERPRETATIES ALGEMEEN NOOT : Deze interpretaties zijn uitgegeven door de Technische Commissie van de FIG als leidraad en nadere uitleg. In gevallen waarbij de interpretatie van de regels discutabel is, neemt het hoofdjurylid de definitieve beslissing. De tekeningen in deel 2 zijn bedoeld als handleiding en moeten niet letterlijk genomen worden Startgroepen 16 sporters per groep is het maximum, de TC adviseert 8 12 per groep. 6. Kleding Haar moet dicht tegen het hoofd vastgezet worden. Los haar is voor het risico van de deelnemer, kan veiligheidsproblemen veroorzaken en tot een oefeningsonderbreking leiden volgens Damesturnkleding: De neklijn aan de voor- en achterzijde van de kleding moet degelijk zijn. De opening is optioneel maar mag niet lager dan halverwege het borstbeen of lager dan de onderste lijn van de schouderbladen. Indien geen mouwen, dient de breedte van het schouderbandje minimaal 2 centimeter te zijn. De beeninzet van het turnpakje mag niet boven het heupbeen uit komen. De beenlengte van het turnpakje mag niet de horizontale lijn van de benen overschrijden en mag niet meer dan 2 centimeter onder de basislijn van de bilpartij komen. 17. Beëindiging van een oefening Met landing op beide voeten wordt bedoeld de zool van de voet. Indien een deelnemer de trampolinemat aanraakt met de voeten, maar er geen herkenbare voorbereiding op een landing plaatsvindt en daarbij zijn handen nodig heeft om een val op gezicht of buik te voorkomen, of daadwerkelijk valt op het gezicht, knieën, handen, rug of buik in dezelfde beweging, dan zal deze sprongfiguur niet worden meegerekend. Er zal geen extra aftrek voor de val worden toegepast Beoordeling van de uitvoering Vluchtfase van de sprong houding van de armen 0,0-0,1 punt houding van de benen (niet bijeen,gebogen,tenen) 0,0-0,2 punt houding van het lichaam 0,0-0,2 punt Eindfase en landing van de sprong uitstrekken na de salto en vasthouden houding 0,0-0,3 punt inclusief het niet op tijd beëindigen van de schroef op 90 (3 uur) helemaal niet uitstrekken geeft een aftrek van 0.3 punt horizontale verplaatsing 0,0-0,2 punt o duidelijk verplaatsing uit het vak 0,1 punt o duidelijk buiten het vak blijven o van het ene uiterste vak naar het andere uiterste vak verplaatsen 10 FIG CoP ,1 punt 0,2 punt Per sprongfiguur mag niet meer dan 0.5 punt worden afgetrokken voor de uitvoering Extra aftrek voor/bij landing Er wordt geen aftrek toegepast wanneer een oefening wordt onderbroken.

11 11 FIG CoP 1308

12 B. INTERPRETATIES VOOR TRAMPOLINE ALLEEN sprongfiguren waarbij op beide voeten, rug, buik of tot zit geland wordt zijn toegestaan Landen op één voet Het sprongfiguur waarbij op één voet geland wordt, wordt niet als sprong gerekend, de oefening is onderbroken, deze sprong telt niet meer mee. Deze regel is alleen van toepassing bij ongelijktijdige voetlandingen. Indien bij een rug- of buiklanding de voeten ongelijktijdig de trampolinemat raken, leidt dit niet tot een oefeningsonderbreking Gebrek aan stabiliteit bij of na het laatste sprongfiguur Ongecontroleerde bewegingen tijdens de opsprong worden gerekend als instabiliteit. Als de springer vergeet stil te staan en de trampoline binnen ongeveer drie seconden na de landing verlaat, moet het hoofdjurylid beslissen of dit het gevolg was van gebrek aan stabiliteit (aftrek punt) of dat dit kwam doordat hij vergat stil te staan (aftrek 0.2 punt). Voorbeeld van gebrek aan stabiliteit: ongecontroleerde bewegingen tijdens de opsprong (na 10 e sprong) 0,1 punt bewegingen met de armen tijdens de 3 seconden stilstaan op de mat 0,1 punt 1 stap of sprongetje 0,1 punt 2 stappen of sprongetjes 0,2 punt Let op!!! De extra aftrek is niet gekoppeld aan de lengte van de stap of sprong maar aan het aantal stappen of sprongen; Indien de springer na de laatste sprong een stap doet om stabiliteit te behouden (extra aftrek van 0,1 punt) dan MOET de springer de voet waarmee deze stap gemaakt is weer bijsluiten en daarna ongeveer 3 seconden stil staan. Alleen dan zal niet nog meer aftrek volgen voor instabiliteit. De totaalaftrek van bovenstaande instabiliteit mag nooit méér zijn dan 0, Extra sprongen Wanneer een deelnemer niet in staat is de vering van de trampoline te stoppen na de 10 e sprongfiguur of na de extra rechtstandige opsprong en een extra salto maakt, heeft dit een extra aftrek van 1.0 punt tot gevolg Niet dezelfde oefeningsbeëindiging (gestrekte nasprong of stilstand) In geval bij synchroonspringen één deelnemer gecontroleerd stilstaat terwijl de andere slechts gedeeltelijk stopt, leidt dit niet tot een overtreding van dit artikel aangezien de gedeeltelijke stop niet wordt gezien als een opsprong. 12 FIG CoP 1308

13 C. AFTREK TIJDENS DE VLUCHTFASE VAN EEN SPRONG De onderstaande plaatjes zijn alleen bedoeld als aanwijzing en dienen niet letterlijk te worden genomen. D. AFTREK TIJDENS DE OPENING (HET UITSTREKKEN) VAN EEN SPRONG De onderstaande plaatjes zijn alleen bedoeld als aanwijzing en dienen niet letterlijk te worden genomen. Aftrek voor verplaatsing 13 FIG CoP 1308

14 E. AFTREK TIJDENS DE EINDFASE VAN EEN SPRONG De onderstaande plaatjes zijn alleen bedoeld als aanwijzing en dienen niet letterlijk te worden genomen. 14 FIG CoP 1308

15 F. AFTREK VOOR ARMEN DIE VAN HET LICHAAM AF BEWEGEN De onderstaande plaatjes zijn alleen bedoeld als aanwijzing en dienen niet letterlijk te worden genomen. G. AFTREK VOOR DE AFZET VAN MEERVOUDIGE SALTO S MET OF ZONDER SCHROEF Voor de moeilijkheidsgraadjury is dit ook het moment (respectievelijk na 90 of 135 ) vanaf wanneer de houding van de sprong bepaald dient te worden. Dit is ook voor het bepalen van de houding van de sprong De onderstaande plaatjes zijn alleen bedoeld als aanwijzing en dienen niet letterlijk te worden genomen. 15 FIG CoP 1308

16 DEEL III - APPENDICES (februari 2013) M. REKENVOORBEELDEN EN AFRONDING 0. SCORE BEREKENEN Bij individuele wedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score, T- score en indien van toepassing D-score, verminderd met de extra aftrekken volgens 6.4, 6.6 en E1 E2 E3 E4 E5 D6 D7 T8 8,7 8,5 8,6 8,5 7,7 10,1 10,1 14,650 E1 E2 E3 E4 E5 E-score 8,7 8,5 8,6 8,5 7,7 = 25,60 E-score + D-score + T-score Totaalscore 25,60 10,1 14,650 50, Bij synchroonwedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score, S-score en indien van toepassing D-score, verminderd met de extra aftrekken volgens 6.4, 6.6 en E1 E2 E3 E4 D6 D7 S8 S9 S10 9,1 8,1 8,7 8,3 2,9 2,9 9,4 9,6 9,1 E1 E2 E3 E4 E-score 9,1 8,1 8,7 8,3 17,00 S8 S9 S10 S-score 9,4 9,6 9,1 = 2x 9,4 = 18,80 E-score + D-score + S-score Totaalscore 17,00 2,90 18,80 38, Bij teamwedstrijden wordt de teamscore per ronde wordt verkregen door de drie hoogst behaalde scores van de teamleden per ronde op te tellen Naam 1 e oefening 2 e oefening 3 e oefening Totaal Piet 25,90 32,40 33,00 91,30 Klaas 25,60 29,20 32,50 87,30 Jan 25,40 32,40 31,90 89,70 Truus 24,20 30,70 28,80 83,70 76,90 95,50 97,40 score 1 e score 2 e score 3 e Totale oefening oefening oefening teamscore 76,90 95,50 97,40 269,80 16 FIG CoP 1308

17 1. MISSENDE E-SCORE (18.2.4) Indien uitvoerings- of synchroonjuryleden verzuimen hun cijfer op teken van het hoofdjurylid te tonen, dan geldt het gemiddelde van de andere cijfers als ontbrekende cijfer(s). Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. E1 E2 E3 E4 E5 9,1 9,1 9,2? 9,2 In dit geval wordt het missende cijfer vervangen door het gemiddelde van de vier getoonde cijfers: (9,1+9,1+9,2+9,2)/4 = 9,15 E1 E2 E3 E4 E5 E-score 9,1 9,1 9,2 9,15 9,2 = 27,35 2. TIME OF FLIGHT (18.2.1) De waardebepaling van uitvoering, moeilijkheid en synchronisatie geschiedt in tienden van punten. De vluchttijd wordt gemeten in 1/1000 van seconden en afgerond tot 5/1000 Vluchttijd score 1: 16,233 Na afronding: 16,230 Vluchttijd score 2: 17,196 Na afronding: 17,195 Vluchttijd score 3: 14,978 Na afronding: 14, AFRONDING ( ) Alle scores zullen worden weergegeven met drie decimalen. Hierbij wordt niet afgerond, maar blijven de eerste drie decimalen staan. E-score D-score ToF Totale score: Afgerond FIG CoP 1308