FIG Code of Points Trampoline Gymnastics TRAMPOLINE GYMNASTICS

Transcriptie

1 FIG Code of Points Trampoline Gymnastics TRAMPOLINE GYMNASTICS FIG Code of Points Trampoline Gymnastics

2 FIG WEDSTRIJDREGLEMENT PER EDITIE FEBRUARI 2009 Deze wedstrijd reglementen zijn bindend voor alle wedstrijden en kampioenschappen van de Internationale Gymnastiek Federation (F.I.G.) en zijn leden. In geval van tegenstellingen tussen dit reglement en het Technisch Reglement, heeft het Technisch Reglement de voorkeur. Nationale bonden zijn vrij om onder hun verantwoording wijzigingen in dit reglement aan te brengen als zij dit noodzakelijk achten om het Trampolinespringen in hun land verder te ontwikkelen. D U B B E L M I N I T R A M P A. ALGEMENE REGELS 1. INDIVIDUELE WEDSTRIJD 1.1 Een DMT-wedstrijd bestaat uit vier doorgangen met twee sprongfiguren in elke doorgang Een DMT-doorgang wordt gekenmerkt door hoge, continue, ritmische voet-tot-voet sprongfiguren met rotaties, zonder aarzelingen of tussensprongen Een DMT-doorgang moet uit een verscheidenheid aan voorwaartse en achterwaartse sprongfiguren met of zonder schroeven bestaan. De doorgang moet blijk geven van goede controle, vorm, uitvoering en behoud van hoogte In een doorgang mag er drie keer contact zijn met het trampolinebed zonder tussensprongen tussen de verschillende sprongfiguren Elke doorgang moet eindigen met een dismountsprong die moet uitgevoerd worden vanuit de spotter/dismountzone naar het landingsoppervlak. 1.2 De kwalificatieronde De kwalificatieronde bestaat uit twee doorgangen De startvolgorde voor de kwalificatieronde wordt bepaald door loting. De deelnemers worden verdeeld in groepen van niet meer dan 16 per groep. Elke groep werkt eerst de eerste en tweede doorgang af voor de volgende groep aan de kwalificatieronde begint De startvolgorde van de tweede doorgang is gelijk aan die van de eerste doorgang De kwalificatieronde geldt zowel als kwalificatie voor de individuele als voor de teamfinale. De startvolgorde en groepen worden bepaald zoals beschreven in het FIG technisch reglement Reg , sectie De finale Er worden twee doorgangen gesprongen in de individuele finale, en één doorgang in de ploegenfinale De deelnemers met de hoogste acht scores in de kwalificatieronde gaan door naar de finale De startvolgorde voor de finale wordt bepaald door de score in de kwalificatieronde. De deelnemer met de laagste score in de kwalificatieronde springt als eerste.

3 2. TEAMWEDSTRIJDEN 2.1 Een DMT-team bestaat uit minimaal drie dames of drie heren en maximaal vier dames of vier heren. 2.2 Ieder lid van een ploeg voert twee doorgangen zoals beschreven in en één zoals in Scoringssysteem De ploegscore voor elke doorgang is de som van de hoogste drie scores behaald door de ploegleden in elke doorgang De vijf hoogst geklasseerde ploegen gaan door naar de finale, van alle teams slechts 3 deelnemers. Van alle drie tellen de scores. 3. OVERWINNING 3.1 De winnaar is de deelnemer, het paar of het team met de hoogste totaalscore. 3.2 Medailles worden uitgereikt zoals beschreven in het technisch reglement. 4. DOORGANGEN 4.1 Elke doorgang bestaat uit twee sprongfiguren (één mount- of spottersprong en één dismountsprong Een rechtstandige mountsprong zonder schroeven wordt niet beschouwd als zijnde een sprongfiguur. Indien een rechtstandig sprong gebruikt wordt als spotter- of dismountsprong, wordt de doorgang onderbroken ( ). 4.2 Een mountsprong of een rechtstandige sprong moet beginnen vanuit de mountzone en moet landen in de spotter/dismountzone. Een spottersprong moet beginnen en eindigen in de spotter/dismountzone. Een dismountsprong moet beginnen in de spotter/dismountzone en eindigen in het landingsoppervlak. Elke overtreding van 4.3 wordt bestraft met een onderbreking van de doorgang zoals beschreven in Sprongfiguren mogen enkel herhaald worden wanneer ze in een ander deel van de doorgang uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld als mount, als spotter en als dismount. 4.4 Tweede pogingen bij doorgangen zijn niet toegelaten Wanneer een deelnemer duidelijk gestoord wordt in een doorgang (slecht materiaal of duidelijke invloeden van buitenaf), kan het hoofdjurylid nog een poging toelaten. Kleding van een deelnemer wordt niet als "materiaal" beschouwd Geluid van toeschouwers, applaus en dergelijke kunnen normaal gezien niet als storing worden beschouwd. 5. KLEDING 5.1 Mannelijke deelnemers: Mouwloos turnhemd Korte turnbroek Witte trampolineschoenen en/of witte voetbekleding 5.2 Vrouwelijke deelnemers: Turnpakje met of zonder mouwen (moet nauw aansluitend zijn) Lange broeken mogen gedragen worden (moeten nauw aansluitend zijn) Een eendelig full-body turnpak mag gedragen worden (moet nauw aansluitend zijn) Een ander kledingstuk dat niet nauw aansluitend is, mag niet gedragen worden Trampolineschoenen en/of witte voetbekleding Uit veiligheidsoverwegingen is het niet toegestaan het hoofd of gezicht af te dekken

4 5.3 Het dragen van sieraden en horloges is niet toegelaten tijdens de wedstrijd. Ringen zonder stenen morgen gedragen worden mits met tape afgeplakt. 5.4 Elke overtreding van 5.1, 5.2 en 5.3 kan leiden tot diskwalificatie uit de doorgang waarin de overtreding plaatsvindt. Het hoofdjurylid neemt de beslissing. 5.5 Teams: de teamleden moeten uniform gekleed zijn. Elke overtreding zal bestraft worden met diskwalificatie uit de ploegenwedstrijd. Het hoofdjurylid neemt de beslissing. 5.6 Nationaal embleem: Op FIG-wedstrijden moet een nationaal embleem op het turnpak te zien zijn (conform de FIG-reglementen). Zo niet wordt 0.1 ptn. van de totaalscore afgetrokken voor de ronde waarin de overtreding zich voordeed. De beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 5.7 Vangers: trainingspak en sportschoenen of gelijkwaardig. 6. WEDSTRIJDKAARTEN 6.1 Elke doorgang, mét de moeilijkheidsscore van elk sprongfiguur, moet op de wedstrijdkaart ingevuld worden Bij het invullen van de wedstrijdkaarten mag enkel de numerieke FIG-code of een aanvaarde terminologie gebruikt worden om de sprongfiguren op de wedstrijdkaart te beschrijven. Zo niet, wordt de kaart niet geaccepteerd. 6.2 De wedstrijdkaarten moeten afgegeven worden op de plaats en tijd bepaald door het organisatiecomité. Gebeurt dit niet, dan kan de deelname aan de wedstrijd ontzegd worden. De secretaris zorgt ervoor dat de wedstrijdkaarten uiterlijk 2 uur vóór aanvang van de wedstrijd bij de juryleden aanwezig zijn. 6.3 Veranderingen aan de sprongen of aan de volgorde waarop ze genoteerd zijn op de wedstrijdkaart zijn toegelaten, maar ze moeten genoteerd worden op de wedstrijdkaart door de moeilijkheidsjury. Bij teamfinales wordt de uitgevoerde doorgang door de moeilijkheidsjuryleden op de wedstrijdkaart genoteerd. Sprongfiguren uit de kwalificatieronde mogen gebruikt worden. ( 14.2). 7. DUBBELE MINITRAMPOLINE 7.1 De gebruikte toestellen moeten voldoen aan de FIG-Normen. 8. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 8.1 De hoogte van de hal waarbinnen de wedstrijden plaatsvinden moet minstens 6 meter zijn. 8.2 Er moeten rondom de DMT matten voorzien zijn die voldoen aan de FIG-normen. 8.3 Een deelnemer mag één vanger (coach) bij zich hebben. 8.4 Een spottermatje mag enkel gebruikt worden door de eigen vanger/coach van de deelnemer.

5 9. TELCOMMISSIE & SECRETARIAAT 9.1 Er moet een goedgekeurd computerprogramma gebruikt worden voor het invoeren en printen van de resultaten. 9.2 Bij FIG en internationale wedstrijden moet een volledige kopie van de resultaten naar het secretariaat van de FIG gestuurd worden. 9.3 Taken van de secretaris: Ophalen en uitdelen van de wedstrijdkaarten zoals in 6.2 en de trekking van de startvolgorde uitvoeren. (zie ook & 1.3.3) Toezicht houden op de leden van de telcommissie De startvolgorde voor elke doorgang en voor de inspringgroepen bepalen De scores van uitvoering en moeilijkheid invoeren, evenals alle puntenverminderingen De berekeningen op de wedstrijdkaarten en scorebladen controleren Voor elke deelnemer de afzonderlijke scores per jurylid, aftrek en de totale score van de doorgang tonen Een lijst opmaken van de resultaten met minstens de totaalscore, de score voor moeilijkheid en het totaal aan aftrek voor elke doorgang, de plaats en het eindtotaal. 10. OPPERJURY & JURY VAN PROTEST 10.1 Zie Reg en van het technisch reglement, sectie Bij DMT-wedstrijden is er enkel een opperjury op en Wereldkampioenschappen, Worldgames en Worldcups. B. WEDSTRIJDVERLOOP 11. INSPRINGEN 11.1 Het wedstrijdmateriaal moet tenminste twee uur vóór de aanvang van de wedstrijd opgesteld worden in de wedstrijdhal om de deelnemers de kans te geven in te springen op het wedstrijdmateriaal Onmiddellijk voorafgaand aan de kwalificatieronde en de individuele finale krijgt elke deelnemer twee doorgangen warming-up op het wedstrijdmateriaal en één doorgang warming-up voor de teamfinale. In geval van misbruik van deze warming-uptijd kan het hoofdjurylid de wedstrijdsecretaris 0.3 punt laten aftrekken van de totaalscore van de eerstvolgende doorgang van de overtredende deelnemer ( 19.10) Warming-up op het wedstrijdmateriaal kan komen te vervallen wanneer in een aanliggende hal gelijkwaardig materiaal aanwezig is om in te springen. 12. BEGIN VAN DE DOORGANG 12.1 Elke deelnemer mag starten op het teken van het hoofdjurylid Nadat het signaal ( 12.1) gegeven is, moet de deelnemer met de eerste sprongfiguur beginnen binnen de 20 seconden, zoniet krijgt hij een aftrek van 0.1 punt van elk uitvoeringsjurylid. Het hoofdjurylid neemt de beslissing (20.4.4). Indien de tijdslimiet overschreden wordt als gevolg van slecht materiaal of andere substantiële oorzaken zal geen aftrek gelden. Het hoofdjurylid neemt de beslissing Wanneer de deelnemer bij een valse start de DMT niet aangeraakt heeft, mag hij zonder bestraffing opnieuw starten op het teken van het hoofdjurylid.

6 13. HOUDINGSEISEN TIJDENS EEN DOORGANG 13.1 In elke houding, behalve bij spreidsprongen, moeten de voeten en benen gesloten zijn en moeten de voeten en tenen gestrekt zijn Afhankelijk van de vereisten van de sprongfiguur moet het lichaam gehurkt, gehoekt of gestrekt zijn In de gehurkte en gehoekte positie moeten de bovenbenen dicht bij het bovenlichaam gehouden worden, behalve in de schroeffase van meervoudige salto s. (zie 13.7) 13.4 In de gehurkte positie moeten de handen de benen onder de knieën raken, behalve in de schroeffase van meervoudige salto s. (zie 13.7) 13.5 De armen moeten, wanneer mogelijk, gestrekt en/of tegen het lichaam gehouden worden Het volgende definieert de minimumvereisten voor een bepaalde lichaamshouding: Gestrekte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de bovenbenen moet groter zijn dan Gehoekte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de bovenbenen moet kleiner of gelijk zijn aan 135 en de hoek tussen boven- en onderbenen moet groter zijn dan Gehurkte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de bovenbenen moet kleiner of gelijk zijn aan 135 en de hoek tussen boven- en onderbenen moet kleiner of gelijk zijn aan In meervoudige salto s met schroeven mogen de hurk- en hoekpositie veranderd worden tijdens de schroeffase zoals beschreven in de tekeningen. (Puck & hoek schroefposities). 14. HERHALING VAN SPRONGFIGUREN 14.1 Een sprongfiguur wordt als een herhaling beschouwd wanneer hij tijdens een van de vier doorgangen meer dan één keer als een mount-, spotter-, of dismountsprong uitgevoerd wordt ( 4.4). De moeilijkheidsgraad van de herhaalde sprongfiguur wordt niet meegeteld Bij teamwedstrijden mogen de doorgangen of sprongfiguren van de kwalificatieronde herhaald worden in de teamfinale Sprongen met hetzelfde aantal rotaties maar uitgevoerd in gehurkte, gehoekte of gestrekte positie worden beschouwd als verschillende sprongen en worden niet als herhalingen gezien Gehurkte en puckpositie worden als gelijke houding beschouwd Meervoudige salto s (720 of meer) met hetzelfde aantal schroeven en salto s worden niet als herhaling beschouwd wanneer de schroeven in een andere fase van de sprong uitgevoerd worden. 15. ONDERBREKING VAN EEN DOORGANG 15.1 Een doorgang wordt onderbroken wanneer de deelnemer duidelijk niet gelijktijdig op beide voeten landt op de springmatras de elasticiteit van de springmatras na de landing niet gebruikt voor de onmiddellijke afzet van het volgende sprongfiguur aangeraakt wordt door een vanger of een spottermat tijdens de doorgang de DMT verlaat ten gevolge van onzekerheid met enig ander lichaamsdeel dan de voeten landt op de springmatras tijdens de doorgang op een ander deel dan de springmatras landt een mount, spotter of dismount niet uitvoert vanuit of naar de correcte zone ( 4.3) een rechtstandige sprong uitvoert als spotter of als dismount ( 4.1.1) Er wordt geen score toegekend voor de sprong waarin de onderbreking voorkomt zoals in Een doorgang wordt enkel gejureerd op het aantal sprongfiguren waarbij men op de beide voeten geland is Het hoofdjurylid bepaalt de maximumscore.

7 16. BEËINDIGING VAN DE DOORGANG 16.1 De doorgang moet eindigen met beide voeten in het landingsoppervlak en vanuit de dismountzone in een gecontroleerde, rechtopstaande positie worden beëindigd. Is dit niet het geval dan wordt het dismountsprong niet gewaardeerd De deelnemer moet na zijn dismount gedurende ongeveer drie seconden stil rechtop staan, zoniet krijgt hij een aftrek voor gebrek aan stabiliteit zoals in PUNTENTELLING Twee types van scores worden gebruikt: - het 'D-cijfer' (Difficulty) is de score voor de moeilijkheidswaarde van een doorgang ; - het 'E-cijfer' (Execution) is de score per jurylid voor uitvoering voor een doorgang. De totale score per doorgang zal dus bestaan uit één D-score en drie E-scores 17.1 Moeilijkheidsgraad. In principe is de moeilijkheidswaarde van elke doorgang vrij. Voor de FIG jeugd- en juniorwedstrijden zal de moeilijkheidswaarde per sprongfiguur beperkt zijn tot 4.6 pt. Sprongfiguren met een hogere waarde zijn toegestaan, maar de deelnemer zal enkel het maximum van 4.6 pt worden toegekend. De moeilijkheidsgraad van elke sprongfiguur wordt als volgt berekend: Enkel sprongen die beëindigd worden op de voeten, worden beoordeeld Elke ½ schroef (180 ) (met uitzondering van ) ptn Elke volledige salto (360 ) ptn Enkelvoudige salto's: Enkelvoudige salto's uitgevoerd in een gehoekte of gestrekte positie, zonder schroeven, krijgen een bonus van 0.1 ptn Bij enkelvoudige salto's met meer dan 1 schroef (360 ), wordt de moeilijkheid van het aantal schroeven als volgt bepaald: elke ½ schroef meer dan 1 schroef (360 ) ptn elke ½ schroef meer dan 2 schroeven (720 ) ptn elke ½ schroef meer dan 3 schroeven (1080 ) ptn elke ½ schroef meer dan 4 schroeven (1440 ) ptn Zijwaartse salto's en sprongen zonder salto- of schroefrotaties hebben geen moeilijkheidswaarde Meervoudige salto's - met of zonder schroeven: Dubbele salto's, uitgevoerd in gehoekte positie krijgen een bonus van 0.4 ptn en drievoudige salto's uitgevoerd in de gehoekte positie krijgen een bonus van 0.8 ptn Dubbele salto's, uitgevoerd in gestrekte positie krijgen een bonus van 0.8 ptn en drievoudige salto's uitgevoerd in de gestrekte positie krijgen een bonus van 1.6 ptn Bij dubbele salto's wordt de waarde van de sprongfiguur, inclusief het aantal schroeven, verdubbeld. De bonus voor gehoekt of gestrekt wordt daarna toegevoegd om zo de totale waarde van te komen Bij drievoudige salto's wordt de waarde van de sprongfiguur, inclusief het aantal schroeven, verdrievoudigd. De bonus voor gehoekt of gestrekt wordt daarna toegevoegd om zo de totale waarde van het sprongfiguur te komen In sprongen waar salto's en schroeven gecombineerd worden, worden de moeilijkheidswaarden van de salto's en de schroeven bij elkaar opgeteld Waarderingsmethode De evaluatie van de uitvoering en moeilijkheid gebeurt in tienden van punten De punten van de juryleden moeten onafhankelijk van elkaar opgeschreven worden Op het teken van het hoofdjurylid moeten de uitvoeringsjuryleden hun scores gelijktijdig tonen Wanneer op het teken van het hoofdjurylid een uitvoeringsjurylid zijn score niet toont, wordt het gemiddelde van de andere scores genomen als waarde voor de ontbrekende score(s). Het hoofdjurylid neemt de beslissing Evaluatie van de score van uitvoering:

8 De aftrek voor slechte uitvoering ( 20.3) en de bijkomende puntenverminderingen op instructie van het hoofdjurylid ( 20.4) worden afgetrokken van de maximumscore. (zie 15.4) Voor elke volledige doorgang moeten de juryleden 8.0 ptn bij hun score tellen om zo een score op 10.0 te komen. Voor doorgangen met slecht een sprongfiguur, tellen we 6.0 ptn bij De hoogste en de laagste score van de juryleden voor uitvoering vallen af. De drie overblijvende scores worden samengeteld. Zo ontstaat de score voor de uitvoering per doorgang (E+E+E) Evaluatie van de moeilijkheidswaarde: De moeilijkheidsjuryleden berekenen de moeilijkheidswaarde van een doorgang (zie 13, 14 en 17.1) en schrijven die neer op de wedstrijdkaart Evaluatie van de totale score per doorgang: Elke doorgang wordt afzonderlijk berekend en een totaal van uitvoering plus moeilijkheid wordt berekend voor elke doorgang De leden van het telbureau berekenen de totaalscore door 3 E-scores (uitvoering) en 1 D-score (moeilijkheid) bij elkaar op te tellen Alle scores worden afgerond op twee cijfers na de komma. Deze afronding gebeurt enkel bij de totaalscore per doorgang De secretaris moet de scores op de resultatenlijst controleren Het hoofdjurylid is verantwoordelijk voor het eindtotaal. C. JURY 18 JURY 18.1 Jurysamenstelling: Hoofdjurylid Uitvoeringsjuryleden (nrs. 1-5) Moelijkheidsjuryleden (nrs. 6 en 7) Totaal Juryleden 1-7 moeten apart zitten, 5 meter van de zijkant van de DMT verwijderd Wanneer een jurylid zijn taken niet naar behoren uitvoert, moet hij vervangen worden. Deze beslissing wordt genomen door de opperjury. Wanneer geen opperjury aanwezig is, neemt het hoofdjurylid de beslissing Wanneer een jurylid vervangen wordt, kan het hoofdjurylid beslissen dat al zijn vorige punten worden vervangen door de gemiddelden van de andere punten. (zie ) 19 TAKEN VAN HET HOOFDJURYLID 19.1 Controle van de faciliteiten Organiseren van de juryvergadering en de proefjurering Alle juryleden, vangers en de leden van het telbureau plaatsen en controleren De wedstrijd leiden Bijeenroepen van de jury 19.6 Beslissen of een tweede poging toegelaten is ( 4.5.1) 19.7 De kleding van de deelnemers controleren zoals in Beslissen of hulp geboden door een vanger noodzakelijk was Het maximumcijfer bekend maken in geval van een onderbreking van een doorgang De uitvoeringsjuryleden (nrs 1-5) informeren over bijkomende aftrekken. ( & 20.4) Beslissen of een jurylid zijn punten al dan niet direct toont. ( ) Beslissen over bestraffingen zoals in 5.6 en 11.2 en de secretaris hiervan op de hoogte stellen.

9 19.13 Alle scores, berekeningen en eindtotalen controleren en ingrijpen wanneer hij duidelijke fouten ontdekt bij de score voor uitvoering of moeilijkheid Een beslissing nemen voor het einde van de ronde, wanneer aangesproken door een officiële vertegenwoordiger van een federatie of een jurylid over duidelijke fouten in de berekening van de moeilijkheidsscore of telfouten bij de uitvoeringsscore. 20 TAKEN VAN DE UITVOERINGSJURYLEDEN (NRS. 1-5) 20.1 De uitvoering beoordelen van 0.0 tot 0.5 volgens 20.3 en de aftrekken neerschrijven De maximumscore verminderen met het totaal van de aftrekken. De maximumscore wordt aangegeven door het hoofdjurylid. (zie 15.4) Aftrekken voor uitvoering gebrek aan vorm, hoogte en controle in elke sprong p gebrek aan stabiliteit na de dismount enkel de grootste bestraffing telt: niet stil en stabiel rechtop staan gedurende ongeveer 3 seconden p. of volgende aftrekken op teken van het hoofdjurylid Na landing de DMT of de matten aanraken met één of twee handen p Na landing vallen op of raken met knieën of handen en knieën, zitvlak, rug of buik op het landingsoppervlak p Na de landing hulp krijgen van de trainer of vanger p Na landing in het landingsoppervlak, het oppervlak verlaten of iets aanraken buiten het landingsoppervlak of de vloer met een deel van het lichaam of vallen tegen de DMT p Volgende BIJKOMENDE aftrekken op teken van het hoofdjurylid: Landing binnen zone B (zie deel II - Guide to judging) p Landing binnen zone C (zie deel II - Guide to judging) p Stappen van zone A naar B of C, of van zone B naar C p. In geen enkel geval mag de aftrek voor landing de 1.0 ptn overschrijden! De eerste sprongfiguur niet inzetten binnen 20 seconden na het geven van het signaal door het hoofdjurylid p toespreken of geven van signalen door een trainer of vanger tijdens de doorgang per keer p aanraken van de rode zone (penaltyzone) in het midden van de DMT tijdens het uitvoeren van een mount, spotter of dismount (behalve in de take off van de mountsprong of rechtstandige sprong) per keer p. De roodgemarkeerde eind- en zijzones van de DMT zijn geen penaltyzones aanraken van iets anders dan de springmatras p De uitvoeringsscore tonen. 21 TAKEN VAN DE MOEILIJKHEIDSGRAADJURYLEDEN (NRS. 6&7) 21.1 De wedstrijdkaarten ophalen bij de secretaris ten minste twee uur voor het begin van de wedstrijd De sprongfiguren en hun moeilijkheidswaarde controleren Alle sprongfiguren benoemen en, samen met de moeilijkheidswaarde, noteren op de wedstrijdkaart (gebruik makende van het FIG numeriek systeem). Aangeven (openbaar) indien een deelnemer een andere sprong dan op de wedstrijdkaart uitvoert en de wijzigingen in een doorgang en de herhalingen noteren De moeilijkheidswaarde tonen.

10 FIG JURY AANWIJZINGEN PER EDITIE 2009 A. INTERPRETATIES ALGEMEEN NOOT: deze interpretaties werden opgesteld door de TC Trampoline van de FIG, dit om de juryleden te leiden en te helpen. In alle gevallen van onenigheid bij het interpreteren van de regels heeft het hoofdjurylid het laatste woord. De tekeningen in deel 2 zijn enkel een leidraad en mogen in geen geval te letterlijk opgevat worden. A. Interpretaties met betrekking tot Trampoline, Tumbling en Dubbele Minitrampoline Startgroepen 16 gymnasten is het maximum per groep, het TC Trampoline raadt echter 8-12 gymnasten per groep aan. 5 - Kleding Alle haren moeten dicht tegen het hoofd gebonden worden. Springen met losse haren is op eigen risico. Losse haren kunnen een gevaar vormen voor de deelnemers en kunnen resulteren in een onderbreking van de doorgang Vereiste houdingen Algemene beschouwingen: Om de lichaamshouding tijdens een sprong (gehurkt, gehoekt of gestrekt) te bepalen, zullen de moeilijkheidsjuryleden in het algemeen de minst moeilijke positie (strek wordt beschouwd als de moeilijkste en hurk als de minst moeilijke) in de middenfase van de sprong voor de positie van de hele sprong aannemen. Bij meervoudige salto s, zie ook trampoline Herhalingen Wanneer een sprong uitgevoerd wordt in verschillende lichaamshoudingen, worden twee factoren in beschouwing genomen om te beslissen over al dan niet herhaling van een sprongfiguur - hoeveelheid en fase van schroeven en hoeveelheid salto s. 1.Schroeven van graden Drie posities zijn mogelijk, mits er 270 graden of meer saltorotatie is Voorbeelden : ¾ salto achterover (schr = 0 ; sal = 270) 3 posities mogelijk ½ draai vanuit rug tot stand (schr = 180 ; sal = 90 ) 1 positie mogelijk barani vanuit rug (schr = 180 ; sal = 450) 3 posities mogelijk 2. Schroeven van 360 graden of meer Drie posities zijn mogelijk, mits er meer dan 450 graden saltorotatie is Voorbeelden : 1¼ salto vw met 1½ schroef (schr = 540 ; sal = 450) 1 positie mogelijk 1/1 salto met hele schroef (schr = 360 ; sal = 360) 1 positie mogelijk 2/1 salto met dubbele schroef (schr = 720 : sal = 720) 3 posities mogelijk 3. Meervoudige salto s In meervoudige salto s mag de deelnemer slechts één lichaamshouding per sprong opeisen: hurk of puck, hoek of strek. De moeilijkheidsjuryleden zullen de positie met de minste moeilijkheidswaarde aannemen als zijnde de positie gedurende de hele sprong, bv. Barani out Triffis: wanneer de eerste salto gehoekt en de tweede gehurkt is zal de jury de sprong waarderen als een gehurkte sprong.

11 4. Schroeven in verschillende fasen van de salto In salto s van 540 of minder wordt slechts één fase erkend en een sprong zal aanschouwd worden als een herhaling wanneer het niet voldoet aan de hierboven genoemde criteria. Bij salto s tussen 630 tot 900 zijn 2 fasen te herkennen: de vroege en late schroef. Maar, alle dubbele salto s met meervoudige schroeven in gestrekte of gehoekte positie met hetzelfde aantal schroefrotatie, uitgevoerd zonder herkenbare pauze tijdens het schroeven of zonder goed gedefinieerde positie, zullen als herhalingen beschouwd worden wanneer ze meer dan één keer gebruikt worden Onderbreking of beëindigen van de doorgang Met landen op beide voeten bedoelt men op de voetzolen. Wanneer een deelnemer de springmatras, de zone of het oppervlak aanraakt met de voeten tijdens de landing maar nooit een herkenbare landingsvoorbereiding toont en in één beweging door op het gezicht, de knieën, de handen en knieën, de buik, de rug valt, zal de sprongfiguur niet geteld worden. Er is geen extra aftrek voor de val Bijkomende landingsaftrekken Er zullen geen extra aftrekken gelden voor de landing van onderbroken doorgangen Moeilijkheid In geval van onenigheid tussen de moeilijkheidsjuryleden neemt het hoofdjurylid de uiteindelijke beslissing Taken van het hoofdjurylid In geval van duidelijke vergissingen in verband met het berekenen van de moeilijkheid- of uitvoeringsscores moet een jurylid, deelnemer, coach of een andere official het hoofdjurylid vóór het einde van de ronde hiervan op een professionele en vriendelijke manier op de hoogte brengen zodat hij dit voor de start van de volgende ronde in orde kan brengen Evaluatie van de uitvoering (vorm, behoud van hoogte en controle in elk sprongfiguur) positie van de armen ptn positie van de benen ptn positie van het lichaam ptn hoogteverlies ptn uitstrekken van de salto ptn helemaal niet uitstrekken 0.3 ptn horizontale verplaatsing ptn NOOT: Per sprongfiguur mag niet meer dan 0.5 punt worden afgetrokken voor de uitvoering!

12 D. Interpretaties voor Dubbele Minitrampoline Algemene definitie van de mount en dismountzone: De mountzone is het deel van de trampoline vóór de strafzone (rode zone, 3) (1+4) De spotter/dismountzone is het deel van de trampoline achter de strafzone. (2+5) 5.1 & Mount, spotter, dismount Een rechtstandige mountsprong of een mountsprong moet vertrekken in de mountzone en eindigen in de spotter/dismountzone. De spottersprong moet vertrekken en eindigen in de spotter/dismountzone. Wanneer één van deze sprongen (mount of spotter) in de verkeerde zone gesprongen wordt heeft de doorgang geen waarde. (Score 0.0) Een dismount niet uitgevoerd na een mount of spotter is niet geldig. Voorbeeld: Mount- of spottersprongen die correct uitgevoerd worden van en naar de correcte zones van de DMT worden ALTIJD beschouwd als sprongen ongeacht wat met de dismount gebeurt (stoppen, terug landen op de DMT, niet landen op beide voeten in de landingszone, streksprong,...) / Landen op of aanraken van iets anders dan het trampolinebed Gezien de breedte van het DMT-springmatras is het mogelijk dat de deelnemer iets anders dan de matras aanraakt met een deel van het lichaam ook al landen de voeten op het bed zoals gewenst, hier geldt Echter, wanneer een deel van de voet buiten het bed landt (frame, beschermranden) wordt de doorgang onderbroken zoals in Landingen DMT penaltyzone Voor elke aanraking van de penaltyzone (rode zone in het midden van de DMT) zal er een aftrek zijn van 0.3 ptn., behalve voor het vertrek van mountsprongen of rechtstandige insprongen.

13 MOEILIJKHEID DMT - VOORBEELDEN Voorwaartse sprongfiguuren Code Pos. MW Rugwaartse sprongfiguuren Pos. MW Voorwaartse salto (4 -) o 0.5 rugwaartse salto (4 -) o 0.5 Voorwaartse salto (4 -) < 0.6 rugwaartse salto (4 -) < 0.6 Voorwaartse salto (4 -) / 0.6 rugwaartse salto (4 -) / 0.6 Barani (4 1) o 0.7 Full (4 2) / 0.9 Barani (4 1) < 0.7 Double full (4 4) / 1.5 Barani (4 1) / 0.7 Triple full (4 6) Rudolph (4 3) / x full (4 8) Randolph (4 5) / x full (4 10) / 4.5 Adolph (4 7) / 2.8 dubbele salto rw. (8 - -) o 2.0 Half out (8-1) o 2.4 dubbele salto rw. (8 - -) < 2.4 Half out (8-1) < 2.8 dubbele salto rw. (8 - -) / 2.8 Half out (8-1) / 3.2 Half in half out (8 1 1) o 2.8 Half in (8 1 -) o 2.4 Half in half out (8 1 1) < 3.2 Half in (8 1 -) < 2.8 Half in half out (8 1 1) / 3.6 Half in (8 1 -) / 3.2 Full in (8 2 -) o 2.8 Full in half out (8 2 1) o 3.2 Full in (8 2 -) < 3.2 Full in half out (8 2 1) < 3.6 Full in (8 2 -) / 3.6 Full in half out (8 2 1) / 4.0 Full out (8-2) o 2.8 Rudy out (8-3) o 3.2 Full out (8-2) / 3.6 Rudy out (8-3) < 3.6 Full in full out (8 2 2) o 3.6 Rudy out (8-3) / 4.0 Full in full out (8 2 2) / 4.4 Full in rudy out (8 2 3) o 4.0 Half in rudy out (8 1 3) o 3.6 Full in rudy out (8 2 3) < 4.4 Half in rudy out (8 1 3) < 4.0 Full in rudy out (8 2 3) / 4.8 Half in rudy out (8 1 3) / 4.4 Randy out (8-5) o 4.0 Full in double full out (8 2 2) o 4.4 Randy out (8-5) < 4.4 Full in double full out (8 2 2) / 5.2 Half out triffis ( ) o 5.1 Half in randy out (8 1 5) o 4.4 Half out triffis ( ) < 5.9 Half in randy out (8 1 5) / 4.8 Double full in double full out (8 4 4) o 5.2 Double full in double full out (8 4 4) / 6.0 Drievoudige salto rw. ( ) o 4.5 Drievoudige salto rw. ( ) < 5.3 Drievoudige salto rw. ( ) / 6.1 Full in triple ( ) o 5.7 Full in triple ( ) < 6.5 Half in half out triffis (12 1-1) o 5.7 Half in half out triffis (12 1-1) < 6.5 Full full full ( ) o 8.1