PORT OF BRABANT: ONTWIKKELEN OP MAAT gezamenlijke ambitie van college B&W Moerdijk inzake streekplanproject Moerdijkse Hoek

Transcriptie

1 PORT OF BRABANT: ONTWIKKELEN OP MAAT gezamenlijke ambitie van college B&W Moerdijk inzake streekplanproject Moerdijkse Hoek In deze position paper formuleert het college van B&W van de gemeente Moerdijk een realistisch en duurzaam alternatief voor de Moerdijkse Hoek. Dit alternatief, genaamd Port of Brabant : 1. sluit aan bij de ambities van inwoners en bestuur van de gemeente Moerdijk; 2. past in de uitgangspunten van het Rijk en de Provincie; 3. wordt bindend ingebracht in de milieu effect rapportage. Overwegende dat: de gemeenteraad en het college van B&W van Moerdijk tegen de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek zijn en zich in het verlengde hiervan inzetten voor het behoud van het gebied tussen de A16 en A17 als buitengebied; de gemeenteraad en het college van B&W van Moerdijk unaniem van mening zijn dat nut en noodzaak van een bovenregionaal industrieterrein van 600 hectare bruto niet aangetoond is; het door het college van GS omarmde voorkeursalternatief (VKA) en meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) naar de mening van het college van B&W niet voldoen aan de oorspronkelijk gestelde uitgangspunten ten aanzien van het gebruik van de aanwezige modaliteiten (water, spoor, weg, buisleiding); het door het college van GS omarmde VKA en MMA naar de mening van het college van B&W allerminst kan worden beschouwd als een vernieuwend duurzame oplossing van door het college van GS ervaren tekort aan terreinen voor bedrijven met bijzondere vestigingscondities; het college van B&W - los van nut- en noodzaak - het voorkeursalternatief (VKA) en meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) derhalve volledig verwerpen: Voorts overwegende dat: de bases voor gewenste industriële ontwikkelingen in de gemeente Moerdijk vastgelegd zijn in de door de gemeenteraad van Moerdijk vastgestelde Visie industrie d.d. 19 december 2002; het college van B&W zich op basis van deze visie (onder meer) richt op een zo optimaal mogelijke benutting van het bovenregionale industrie- en haventerrein Moerdijk door middel van inbreiding, herstructurering, verplaatsing van bedrijven en indien mogelijk beperkte uitbreidingen; dit terrein door zijn centrale ligging, de ligging aan diep vaarwater en de uitstekende ontsluiting via weg, spoor en buisleiding uniek is in Brabant; de gemeente Moerdijk als deelnemer aan de gemeenschappelijk regeling Havenschap Moerdijk baat heeft bij een economisch gezond Havenschap in termen van werkgelegenheid, financiën, milieu, kennisontwikkeling en imago; 1

2 in het in opdracht van de raad opgestelde rapport De Moerdijkse Hoek: Analyse van een ambitieus plan (maart 2005) volgens de opstellers 1, de oplossing van de confrontatie tussen provincie-gemeente inzake Moerdijkse Hoek gelegen is in het richten van de aandacht op al dan niet gewenste bedrijfsvestiging als doel en afhankelijk daarvan de gewenste omvang op maximaal 390 hectare te bepalen, waarna vestiging van de Moerdijkse Hoek zal geschieden met in gebruikname van het nog braakliggende deel van het reeds bestaande industrieterrein Moerdijk ; de beschikbare dan wel op korte termijn, d.w.z. vóór 2010, beschikbaar te maken reserveruimte op het bovenregionale industrieterrein Moerdijk geraamd wordt op circa 300 hectare netto 2 (waarvan het leeuwendeel direct beschikbaar is); met de invulling van deze restruimte ruimschoots bijgedragen wordt aan gezamenlijke doeleinden van provincie, regio en gemeente voor de concentratie van bedrijvigheid en intensief ruimtegebruik; belangrijke (milieu)doelstellingen kunnen worden gerealiseerd door de inzet te richten op een optimaal gebruik van duurzame vervoersmodaliteiten op het huidige terrein Moerdijk (water, spoor, weg, buis); de inzet gericht moet zijn op het huisvesten van bedrijven met specifieke vestigingscondities (ligging aan diep vaarwater, multimodale bedrijven, grote kavels); de restruimte op het bovenregionale industrie Moerdijk hiermee bij uitstek geschikt is voor de huisvesting van door het college van GS beoogde doelgroepen voor Moerdijkse Hoek alsmede de bedrijven die een hoge bijdrage leveren aan de duurzame benutting van Moerdijkse Hoek. Tot slot overwegende dat: de rijksoverheid de aanleg van een bedrijventerrein Moerdijkse Hoek van nationaal belang acht voor een duurzame economische groei, getuige de Nota Ruimte; de rijksoverheid prioriteit geeft aan de ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen met een bovenregionale betekenis, waaronder de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek, getuige onder meer de nota Ruimte en het Actieprogramma bedrijventerreinen van het ministerie van Economische Zaken; de rijksoverheid de daad bij het woord voegt gezien enerzijds de diverse benoemde cq. aanstaande rijkspilots mede gericht op de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek (PPS-constructie, gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf) en anderzijds het recent ondertekende afsprakenkader Moerdijkse Hoek tussen het rijk en de provincie; de samenwerkende gemeenten in West Brabant -ondanks het standpunt van de gemeente Moerdijk- in het kader van het ontwikkelingsprogramma West Brabant zich blijven uitspreken voor de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek; tal van maatschappelijke en belangenorganisaties, waaronder de Brabantse Milieufederatie, voorstander zijn van verregaande concentraties van bedrijvigheid met het oog op het bereiken van (boven)regionale milieuwinst is het college van B&W van de gemeente Moerdijk bereid om mede in het belang van het welzijn van Moerdijkse inwoners - een constructieve en ambitieuze bijdrage te leveren aan het bieden van oplossingen voor nationale, provinciale en regionale economische knelpunten, en zodoende de eigen verantwoordelijkheid in realisatie te nemen. Aan deze oplossingen verbindt het college van B&W een concrete inzet en (rand)voorwaarden die de gemeente en haar inwoners ten goede komen. 1 prof. dr. C.J. Rijnvos, prof. dr. T.M.M. Verhallen, prof. mr. P.C.E. van Wijmen en prof.dr. A.C Zijderveld. 2 Uitgaande van netto-brutoverhouding van 70 % is sprake van een bruto-omvang van 430 hectare bruto. 2

3 Inzet college van B&W van Moerdijk het van de agenda krijgen van de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek, zoals thans voorgestaan door het college van GS, zijnde een terrein van 600 hectare bruto, gelegen in de oksel van de A16 en A17 en ingericht volgens het thans bekend zijnde VKA en MMA; het voor de komende 20 jaar (gefaseerd) leveren van alternatieve oplossingen voor de huisvesting van bedrijven met specifieke vestigingscondities, door middel van: Het optimaliseren van het huidige ruimtegebruik op het industrie- en haventerrein Moerdijk door middel van benutting van de aanwezige reserveruimte, inbreiding, het verplaatsen van bedrijven e.d. Binnen 5 à 10 jaar kan hiermee desgewenst 300 hectare netto 3 terrein op de markt worden gebracht voor bedrijven met specifieke vestigingscondities. Slechts voor klein deel van deze ruimtewinst is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk; Het optimaal uitbaten van de unieke ligging van het industrie- en haventerrein Moerdijk aan diep vaarwater, zijnde het onderscheidende vermogen van dit terrein ten opzichte van andere bovenregionale terreinen in Brabant. In dit kader wensen wij samen met de provincie in eerste instantie in te zetten op het optimaliseren van het gebruik van de huidige locaties aan het diep vaarwater door middel van een actief grondbeleid. Een dergelijk beleid, welke uitsluitend kan functioneren als over substantiële financiële middelen kan worden beschikt, kan in principe al in 2006 tot uitvoering worden gebracht. Aanvullend achten wij het wenselijk voor 1 januari 2007 samen met de provincie de uitbreiding van de haven van het Moerdijk-terrein op haalbaarheid te toetsen. Onze inzet hierbij is gericht op een tweeledig doel, namelijk: 1. landaanwinning tegenover de in ontwikkeling zijnde baggerslibdepot op de Sassenplaat, resulterend in een uitbreiding van circa 60 tot 70 hectare netto: 2. verlenging van de insteekhaven Roode Vaart, resulterend in uitbreiding van circa 50 tot 60 hectare netto; Wordt met andere woorden door de m.e.r. aangetoond dat voorgestane uitbreiding van in totaal 110 tot 130 hectare netto 4 verantwoord is, dan zetten wij ons volledig in voor een (gefaseerde) realisatie hiervan. Voor een visualisering van de door ons voorgestane ontwikkeling verwijzen wij naar de bijlage. Het optimaliseren van het gebruik van de op het industrie- en haventerrein aanwezige modaliteiten. Naast een betere benutting van het beschikbare diep vaarwater, wordt ingezet op een optimale benutting van het aanwezige spoor, buisleidingennet en rijkswegen. In kader van duurzaamheid zal het uitgiftebeleid er toe moet leiden dat zich met name bedrijven op Moerdijk vestigen die voor hun bedrijfsvoering ook daadwerkelijk gebruik zullen maken van de aanwezige modaliteiten. Het in samenspraak met de provincie en de regio West Brabant komen tot andere deeloplossingen, waarbij onder meer in de lijn van het Regionaal Ontwikkelingsperspectief West Brabant gedacht aan de mogelijke ontwikkelingen in Roosendaal en Bergen op Zoom (met name in relatie tot de kansen die de realisering van de A4 biedt); 3 Correspondeert met een bruto-omvang van 430 hectare, uitgaande van een netto-brutoverhouding van 70 %. 4 Correspondeert met een bruto-omvang van circa 160 tot 185 hectare, uitgaande van een netto-brutoverhouding van 70 %. 3

4 Het in samenwerking met de provincie en de regio West Brabant realiseren cq. bevorderen van een adequate afwikkeling van verkeers- en vervoersstromen. In dit kader wensen wij de potenties zoveel mogelijk te benutten als het gaat om de ligging tussen Rotterdam en Antwerpen, alsmede de ligging in de nabijheid van diep vaarwater en andere modaliteiten. Onze inzet zal in dit kader onder meer gericht zijn op bevorderen van het vergroten van de capaciteit van de A16, de verbreding van de Moerdijk-brug en de aanleg van een aparte goederenspoorlijn langs de A17, zoals in de studie ROBEL 5 reeds is aangegeven. Concluderend: Het college van B&W van Moerdijk neemt zijn eigen verantwoordelijkheid door een realistisch en duurzaam alternatief voor de Moerdijkse Hoek te bieden. Dit alternatief, genaamd Port of Brabant : voorziet in 410 tot 430 hectare netto industrieterrein, hetgeen correspondeert met een 585 tot 615 hectare bruto; realiseert tal van gezamenlijke doeleinden op gebied van zorgvuldig ruimtegebruik, economie, milieu en mobiliteit van het rijk, de provincie, regio en gemeente. Het college van B&W van Moerdijk verbindt wel een aantal randvoorwaarden aan de ontwikkeling van de Port of Brabant, ter compensatie van de meer dan evenredige bijdrage aan de nationale, provinciale en regionale economie. (Rand)voorwaarden college B&W van de gemeente Moerdijk Ervan uitgaande dat uit de m.e.r. blijkt dat de ontwikkeling van de Port of Brabant in alle opzichten aanvaardbaar is, dan eist het college van B&W dat deze ontwikkeling eveneens leidt tot versterking van de leefbaarheid van Moerdijkse woonkernen, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de aan het industrie- en haventerrein Moerdijk grenzende kernen Klundert en Moerdijk. Ter bewaking van de effecten van de industrie op omgeving, is voorts de opzet van een meetsysteem luchtkwaliteit een minimale vereiste; Naast het realiseren van de gangbare vormen van compensatie, zetten wij in dit kader onder meer in op het verkrijgen van 1000 extra woningcontingenten voor de periode alsmede het verkrijgen van omvangrijke recreatieve en daarmee ook economische impulsen (investeringen t.b.v. het behoud van bestaande recreatieve voorzieningen en attracties en investering in nieuwe toeristische ontwikkelingen) ten behoeve van het verhogen van de leefbaarheid in zijn algemeenheid en in de kernen Klundert en Moerdijk in het bijzonder. In het kader van versterken van de leefbaarheid van de kern Moerdijk, is de verlegging van het goederenspoor in zuidelijke richting een harde eis; 5 De studie RoBeL is een studie naar een duurzame oplossing voor het goederenvervoer op de corridor Rotterdam-Antwerpen (België). Deze studie is voortgekomen uit het Rijksproject VERA (Vergroting spoorcapaciteit Rotterdam-Antwerpen), welke aanvankelijk enkel betrekking had op de realisatie van een directe aansluiting van de goederenspoorlijn vanuit de haven van Antwerpen op het Nederlandse spoor (aanleg stukje spoor onder Bergen op Zoom). Onder druk van de regio is het vraagstuk van het goederenvervoer tussen Rotterdam en Antwerpen over spoor breder getrokken en is gekeken naar duurzame oplossingen voor de lange termijn, voor de gehele corridor. De realisatie van een afzonderlijke goederenspoorlijn langs de A17 wordt door de gemeente Moerdijk en de regio in dit kader als één van hoofdbestanddelen van de meest duurzame oplossing beschouwd. Alhoewel de minister deze oplossing heeft onderschreven, is gezien de nog beschikbare capaciteit op het bestaande spoor (en het beschikbare geld) deze oplossing volgens de minister voorlopig nog niet aan de orde. Zelfs het project VERA is inmiddels in de tijd opgeschoven. Gevolg hiervan is dat de belasting van het huidige spoor zal toenemen en met name in de kern Zevenbergen zal leiden tot de nodige hinder (geluid, barrièrewerking). 4

5 Ook willen wij bevorderen cq. borgen dat met name de kernen Klundert, Moerdijk en Zevenbergen zowel te voet, te fiets als met de auto goed bereikbaar blijven. Het verkrijgen van een optimaal functionerend en veilig onderliggend wegennet is met andere woorden de inzet. In dit kader zullen wij onder meer bevorderen dat in de periode in samenwerking met de provincie gefaseerd de rondweg ten noordoosten van Zevenbergen wordt gerealiseerd, voor onder meer het woonwerkverkeer met bestemming het industrie- en haventerrein Moerdijk; 5

6 BIJLAGE behorende bij POSITION PAPER PORT OF BRABANT: Achtergrondinformatie Nut en noodzaak Het college van B&W is met de gemeenteraad unaniem van mening dat nut en noodzaak van een bovenregionaal industrieterrein van 600 hectare bruto voor bedrijven met specifieke vestigingscondities niet aangetoond is. Het college van B&W heeft hierover meerdere malen uitvoerig haar standpunt onderbouwd- weergegeven. Mede op basis van de resultaten van de verrichte contra-expertise van bureau Louter stelt het college van B&W zich op het standpunt dat de door het college van GS gehanteerde onderbouwing allerminst overtuigend is. Eén van de voornaamste kritiekpunten betreft de constatering dat in de in opdracht van het college van GS opgestelde behoefteraming van BCI wordt uitgegaan van een veel ruimere doelgroep dan de in het kader van de MER geformuleerde doelgroepen. Zo wordt door Buck Consultants International (BCI) de vraag naar bedrijvigheid ingedeeld in categorieën op basis van de mate waarin bedrijven een bijdrage kunnen leveren aan de duurzame benutting van Moerdijkse Hoek. Dit leidt tot het onderscheid van een zestal groepen bedrijven met Duurzame Specifieke Vestingseisen, kortweg DSV-groepen genoemd. Geconstateerd kan worden dat de door BCI als doelgroepen voor Moerdijkse Hoek aangegeven DSV-groepen niet matchen met de doelgroepen zoals door in de startnotitie m.e.r. zijn verwoord. Vele bedrijfsactiviteiten in de onderscheiden DSV-groepen voldoen niet aan de gestelde criteria ten aanzien van milieucategorie (categorie 4 en 5) en kavelgrootte voor categorie 4-bedrijven (minimaal 5 hectare). Voorts bestempelt BCI de DSV-hoofdgroepen 1 tot en met 4 als doelgroepen voor Moerdijkse Hoek. Opgemerkt kan worden dat deze bedrijvigheid ruim 60% van de totale ruimtebehoefte in West Brabant vertegenwoordigd. Gezien het unieke karakter van Moerdijkse Hoek, dat vooral een opvangfunctie moet vervullen voor bedrijvigheid die elders in West Brabant moeilijk geplaatst kan worden, is dat een opmerkelijk hoog percentage. Wij stellen ons dan ook de vraag hoe uniek de vestigingscondities van Moerdijkse Hoek dan eigenlijk zijn. Als de uniciteit van Moerdijkse Hoek uitgangspunt is voor de bepaling van de doelgroepen en de invulling van het begrip vernieuwend duurzaam, dan dient de doelgroep naar de mening van het college van B&W van Moerdijk met name te bestaan uit de DSVhoofdgroepen 1 en 2 (de groepen met de hoogste gecombineerde scores op duurzaamheid en specifieke vestigingscondities). Volgens de berekeningen van BCI zou het dan gaan om een vraag in West Brabant van 105 tot 159 netto hectares in de periode Het betreft hier met andere woorden circa 10 procent van de totale ruimtebehoefte. Tot slot wijst het college van B&W van Moerdijk er op dat de in het Streekplan opgenomen omvang voor Moerdijkse Hoek afgeleid is van de nationale behoefte aan diep vaarwaterterrein. In de door het college van GS gehanteerde onderzoeksrapporten wordt echter geen inzicht gegeven in de feitelijke behoefte aan locaties aan diep vaarwater. In het verlengde hiervan wordt opgemerkt dat bij de behoefteraming van BCI aangenomen wordt dat Moerdijkse Hoek in de toekomst hetzelfde aandeel in de West Brabantse ruimtevraag zal halen als Moerdijk in de periode Als vastgehouden wordt aan de thans bekende ruimtelijke ontwerpen, waarin het creëren van locaties aan diep vaarwater en benutten van diep vaarwater nauwelijks aandacht krijgen, dan gaat deze redenering voor zeehavengebonden activiteiten in ieder geval niet op. Een niet ondenkbaar gevolg hiervan is dat er met deze insteek een voor de stedelijke regio s sterk concurrerend aanbod aan bedrijventerrein op de markt wordt gebracht, waardoor vooral ongewenste verdringing ontstaat. Alternatieven In het verlengde van de nut- en noodzaakdiscussie is van de zijde van het college van B&W van Moerdijk aangedrongen op het uitvoeren van een locatie-m.e.r., waarin verschillende locaties in West Brabant op haalbaarheid en effecten op de omgeving onderzocht worden. Hierbij is er op gewezen dat het onderscheidende vermogen van Moerdijkse Hoek gelegen is in beschikbaarheid van diep vaarwater. Nog afgezien van het feit dat het verzoek om een locatie-m.e.r. uit te voeren niet gehonoreerd is, kan thans worden geconstateerd dat zowel in het VKA als in MMA nauwelijks sprake is van een (ver)binding met het diepe vaarwater. Hierdoor verdwijnt een aanzienlijk deel van de uniekheid van Moerdijkse Hoek. Moerdijkse Hoek is dan in feite geen bedrijventerrein met zeehavenfaciliteiten meer. Het college van B&W van Moerdijk is derhalve van mening dat hierdoor alternatieve locaties weer in beeld komen, zeker indien het regionale achterland van Moerdijkse Hoek verruimd wordt met de regio Tilburg. 6

7 In dit kader zouden dan ook immers andere alternatieven ruime aandacht verdienen, waaronder Borchwerf II (Roosendaal), Auvergnepolder (Bergen op Zoom) en grootschalige bedrijventerreinen in de regio Tilburg. Het college van B&W van Moerdijk is overigens van mening dat eerst gekeken moet worden naar de nog beschikbare of beschikbaar te maken ruimte op bestaande industrieterreinen. Hierbij gaat zij haar eigen verantwoordelijkheid niet uit te weg. In dit kader zet het college van B&W van Moerdijk in op het volgende: 1. Optimalisering en intensivering van de bestaande ruimte op het Havenschap; 2. Landaanwinning tegenover de in ontwikkeling zijnde baggerslibdepot op de Sassenplaat; 3. Verlenging van de insteekhaven Roode Vaart met hieraan gekoppelde realisering van kavels voor kadegebonden c.q. kadegerelateerde activiteiten; 4. Realisering van een (groene) geluidswal ten westen van de kern Moerdijk in directe aansluiting op de (nieuwe) contouren van het industrieterrein; 5. Verlegging van de goederenspoorlijn in zuidelijke richting (bescherming kern Moerdijk); 6. Realisering van een toeristisch-recreatieve haven in de kern Moerdijk (compensatie). Op bijgaande tekening wordt de voorgestane ontwikkeling schetsmatig aangegeven. De m.e.r. zal moeten aantonen of deze ontwikkeling mogelijk is in termen van milieubelasting, leefbaarheid e.d. Restruimte Moerdijk Over de omvang van de restruimte op het industrie- en haventerrein als mede de hierop de vestigen type bedrijvigheid is tot op heden nog geen eenduidigheid. De diverse verrichte inventarisaties verschillen nogal en ook de hierop gebaseerde conclusies. Uit de inventarisaties kan echter worden opgemaakt dat de minimaal nog beschikbare ruimte op Moerdijk circa 300 hectare netto bedraagt. Door diverse partijen wordt aangegeven dat deze ruimte niet bedoeld is voor de voor Moerdijkse Hoek beoogde doelgroepen, maar in bijzonder bedoeld is voor categorie 6 bedrijven en kadegebonden bedrijven. Geconcludeerd wordt daarom dat deze restruimte geen alternatief voor Moerdijkse Hoek is. Het college van B&W van de gemeente Moerdijk bestrijdt deze redenering. Er kan immers duidelijk aangetoond worden dat voor alle segmenten van de vraag substantiële restruimte beschikbaar is of kan komen op het industrie- en haventerrein Moerdijk. Voorts kan er op worden gewezen dat gedurende het bestaan van Moerdijk zich tot op heden hier geen enkel milieucategorie-6-bedrijf heeft gevestigd. De vraag is dan ook of voor de komende 25 jaar het nog wel gerechtvaardigd is, zeker in een tijd waarin meer dan ooit gestreefd wordt naar zuinig en intensief ruimtegebruik, deze gronden te reserveren voor deze doelgroep. Hierbij tekent het college van B&W voorts aan dat de aanduiding van milieucategorie 6 in het vigerende bestemmingsplan niet inhoudt dat deze ruimte uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van milieucategeorie-6-bedrijven. Ook categorie 4 en 5 kunnen zich op betreffende locaties vestigen. Aanvullend wordt er op gewezen dat de 6 de herziening van het bestemmingsplan Havenschap in procedure is gebracht. In deze herziening is onder meer een inwaartse zonering opgenomen, waardoor het terrein dat thans maximaal categorie 6 kan huisvesten in omvang wordt teruggebracht. In dit verband is het tot slot van belang te wijzen op de recent gewijzigde stellingname van Shell Nederland Chemie Moerdijk (SNCM). SNCM wenst immers in samenwerking met het Havenschap over te gaan tot de uitgifte van 170 hectare netto restruimte. Was deze restruimte aanvankelijk hoofdzakelijk bedoeld voor activiteiten in de chemie, thans worden ook andersoortige bedrijven toegelaten, mits deze de bedrijfsvoering van SNCM niet belemmeren. Hiermee is het standpunt van SNCM gewijzigd in nee, tenzij tot ja, mits. Naast het vermarkten van 170 hectare netto houdt SNCM circa 70 hectare netto in reserve ten behoeve van de uitbreiding van eigen bedrijfsactiviteiten. Duurzaamheid Het college van B&W constateert dat het concretiseren van het begrip vernieuwend duurzaam een lastige opgave is. Het college van B&W is van mening dat in dit kader op zijn minst de kansen voor het intensiveren van ruimtegebruik (zie restruimte Havenschap) en het optimaliseren van het gebruik van aanwezige modaliteiten ten volle moeten worden benut. Is hiervoor door BCI in de vorm van onderscheiden van diverse DSV-groepen een eerste aanzet geleverd, in de tot op heden gepresenteerde ruimtelijke modellen wordt hieraan echter minimaal aandacht besteed. 7

8 Van het gebruik van het aanwezige diep vaarwater en buisleidingennet wordt niet of nauwelijks meer gesproken. Verlegging van de spoorlijn ten zuiden van de kern Moerdijk wordt door het college van GS niet nodig geacht, vanwege de inschatting dat het gebruik van deze spoorlijn als gevolg van de aanleg van Moerdijkse Hoek maar minimaal zal stijgen. Een opmerkelijke stellingname, gezien allereerst de gewenste huisvesting van onder meer industriële en chemische bedrijven, transport- en distributiebedrijven. Opmerkelijk ook, gezien de huidige inzet van provincie en gemeente, als gezamenlijke partners in de gemeenschappelijke regeling van het Havenschap, gericht op een intensivering van het transport over spoor. Immers binnen 5 jaar wordt getracht te komen tot een transport per spoor van 5 miljoen ton per jaar (dat is een vervijfvoudiging van het huidige gebruik). De eerste resultaten van deze inspanning wijzen er op dat hier sprake is van een realistische doelstelling. Met de door het college van B&W aangereikte varianten van de Port of Brabant, wordt in tegenstelling tot de VKA en MMA, optimaal gebruik gemaakt van het unieke karakter van het Havenschap en in het verlengde hiervan duidelijke bijdragen geleverd aan de gezamenlijke doelstellingen van provincie en gemeente, daar waar het gaat om concentratie van bedrijvigheid, intensief ruimtegebruik en optimaal gebruik van de beschikbare modaliteiten. Leefbaarheid 1. Als uitgangspunt geldt dat de compensatie in zijn geheel moet neerslaan binnen de grenzen van de gemeente Moerdijk. De Structuurvisie-Plus biedt hiervoor voldoende aanknopingspunten; 2. In dit kader is de inzet in het bijzonder gericht op het verkrijgen van 1000 extra woningen voor de periode , waarbij de verdeling zal geschieden aan de hand van de (t.z.t. mede op basis van de dorpsplannen te actualiseren) visie Woningbouw; 3. Natuurlijk is de directe omgeving van het industrie- en haventerrein Moerdijk in eerste instantie in beeld voor compensatie. Voor de leefbaarheid van de kern Moerdijk is in dit kader het behoud en verdere ontwikkeling van het eiland van Moerdijk, het gebied ten oosten van de kern, onmisbaar. De transformatie van de huidige haven in een toeristisch-recreatieve haven, met de daarbij behorende voorzieningen, is de minimale inzet. Bestaande bedrijven die thans deze ontwikkelingen in de kern belemmeren, zullen verplaatst worden. Aanvullend zal met name door middel van extra woningbouw getracht worden de leefbaarheid in de kern te verbeteren. In het verlengde hiervan is het van belang dat de relatie met de rest van de gemeente Moerdijk wordt versterkt. De Roode Vaart en de Koekoekendijk vormen hiervoor de voornaamste structuurdragers. Voorts zullen alle mogelijke vormen van mogelijke negatieve effecten van de intensivering en uitbreiding van het Moerdijk-terrein op de kern Moerdijk worden gecompenseerd dan wel tot een minimum worden gereduceerd. In dit kader wordt in ieder geval ingezet op de aanleg van hoge groene, geluidswal, in directe aansluiting op het industrieterrein alsmede de verlegging van de goederenspoorlijn in zuidelijke richting. Voor de aan het industrieterrein Moerdijk grenzende vestingstad Klundert willen wij in samenhang met de nabijgelegen jachthaven in Noordschans de kansen voor extensieve recreatie (rust, natuurbeleving) ten volle benutten. In dit kader denken wij onder meer aan het versterken c.q. herstellen van de contouren van de vesting, het zo veel mogelijk open houden van de schootsvelden en het optimaal benutten van de Aalskreek voor recreatieve doeleinden in samenhang met de jachthaven van Noordschans. De geschetste ontwikkelingen mogen niet worden belemmerd door de toekomstige zonering behorende bij de Port of Brabant; 4. Een deel van de compensatie moet neerstrijken in het westen van de gemeente. In dit kader willen wij met name de kansen voor extensieve recreatie in het buitengebied en aan de waterranden optimaal benutten. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar het optimaal te benutten van de vestingstad Willemstad en het nabij gelegen Fort Sabina; 5. In het kader van de leefbaarheid is ook een adequate afwikkeling van verkeers- en vervoersstromen van groot belang. In dit kader wensen wij de potenties zoveel mogelijk benutten als het gaat om de ligging tussen Rotterdam en Antwerpen, alsmede de ligging in de nabijheid van diep vaarwater en andere modaliteiten. Wat betreft de aanwezige infrastructuur voor het lokale verkeer geldt dat een goede ontsluiting van de kernen (onderling en op het hoofdwegennet) gewaarborgd moet zijn. 8

9 Port of Brabant: Hoofdlijnen: intensivering ruimtegebruik, landaanwinning en verlenging insteekhaven, aanleg geluidswal, realisatie toeristisch-recreatieve haven in de kern Moerdijk. 9