#REM Bloktoets blok 2.1 #SUB ATHEROSCLEROSE/MYOCARDINFARCT
|
|
- Silke de Ruiter
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 #REM Bloktoets blok 2.1 #SUB ATHEROSCLEROSE/MYOCARDINFARCT #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l #PICTURE plaatje1.jpg 1 Klik op bovenstaande image-knop. Bij het ontstaan van atherosclerose worden verschillende stadia onderscheiden. De afbeelding geeft één van deze stadia schematisch het beste weer. Welk stadium wordt in de afbeelding het beste schematisch weergegeven? A. Endotheel dysfunctie. B. Gladde spiercelmigratie naar de intima. C. Opname van lipiden door macrofagen. D. Vorming van een fibreuze kap.
2 2 Tijdens de vorming van een atherosclerotische plaque treedt differentiatie op van monocyten naar macrofagen. Waar treedt deze differentiatie voornamelijk op? A. De bloedbaan. B. De ruimte tussen media en adventitia. C. De ruimte tussen media en intima. 3 Er zijn diverse groepen van middelen beschikbaar die ingrijpen in het lipidenmetabolisme. Een van deze groepen middelen is de groep van de fibraten. Op welk subtype van lipoproteinen hebben deze middelen het sterkste effect? A. HDL. B. LDL. C. VLDL. 4 Er zijn diverse groepen van middelen beschikbaar die ingrijpen in het lipidenmetabolisme. Een van deze groepen middelen is de statines. De laatste jaren is bekend geworden dat deze middelen buiten het verlagen van het cholesterol nog diverse andere effecten kunnen hebben. Welke van de volgende uitspraken over de effecten van statines is juist? A. Statines verslechteren de endotheelfunctie. B. Statines versterken de bloedstolling. C. Statines destabiliseren de atherosclerotische plaque. D. Statines bevorderen de vaatvorming in ischemisch weefsel. 5 Een veel gebruikte methode om een myocardinfarct vast te stellen is het meten van biomarkers, afkomstig uit de beschadigde hartspier, in de bloedbaan. Voorbeelden van zulke biomarkers zijn lactaatdehydrogenase, myoglobine en troponine T. Deze biomarkers bereiken op verschillende tijden na het infarct hun maximale plasmaspiegel. Wat is de juiste volgorde waarin deze biomarkers hun maximale plasmaspiegel bereiken? A. Eerst lactaatdehydrogenase, dan myoglobine, dan troponine T. B. Eerst lactaatdehydrogenase, dan troponine T, dan myoglobine. C. Eerst myoglobine, dan troponine T, dan lactaatdehydrogenase. D. Eerst myoglobine, dan lacaatdehydrogenase, dan troponine T. E. Eerst troponine T, dan myoglobine, dan lactaatdehydrogenase. F. Eerst troponine, T, dan lactaatdehydrogenase, dan myoglobine. 6 Welke van de onderstaande biomarkers is specifiek voor schade aan de hartspier? A. ASAT. B. Lactaatdehydrogenase. C. Myoglobine. D. Troponin T.
3 7 Mevrouw de Jong, een 60 jaar oude vrouw, heeft 8 weken geleden een hartinfarct gehad. De wordt nu door de huisarts ingestuurd naar de Spoedeisende Hulp vanwege ventriculaire arrhytmieën en een verminderde hartfunctie. Vraag: Welk proces levert waarschijnlijk de grootste bijdrage aan de arrhytmiën van mevrouw de Jong? A. Atherosclerose van de kransslagaderen. B. Fibrose buiten het infarctgebied. C. Hypertrofie van de cardiomyocyten. D. Ontstekingsreactie in het infarctgebied. 8 De organische nitraten zijn een groep van verbindingen die worden gebruikt om ischemie van het hart te behandelen. Welke van de volgende uitspraken over deze groep van middelen is juist? A. Organische nitraten geven relaxatie van het veneuze vaatbed. B. Organische nitraten werken via de second messenger cyclischamp. C. Organische nitraten verhogen de afterload van het hart. D. Metabolisme in de lever versterkt de werking van organische nitraten.
4 #PICTURE plaatje2.jpg 9 Klik op bovenstaande image-knop. In de grafiek zie je de relatieve aanwezigheid van 4 verschillende celtypen/weefsels (genummerd I, II, III en IV), weergegeven als functie van de tijd na een myocardinfarct in de mens. Het betreft de volgende celtypen/weefsels: extracellulaire matrix, macrofaag (myo)fibroblast en neutrofiele granulocyt. Een relatieve aanwezigheid van 100 geeft aan dat de maximale hoeveelheid is bereikt. Welk celtype/weefsel wordt het meest waarschijnlijk met IV aangegeven? A. Extracellulaire matrix. B. Macrofaag. C. (Myo)fibroblast. D. Neutrofiele granulocyt. 10 Wanneer een kransslagader langer dan een bepaalde tijd volledig wordt afgesloten door een trombus zal er permanente schade ontstaan aan het deel van de hartspier dat door deze kransslagader van bloed wordt voorzien. Hoe lang moet de kransslagader minimaal zijn afgesloten om deze permanente schade te veroorzaken? A minuten. B. 1-2 uur. C. 4-6 uur. D uur.
5 11 Gegeven: Het is belangrijk dat een patiënt met betaald werk na ziekenhuis opname voor een cardiaal incident, zoals een myocard infarct, het werk weer hervat. Bij welke van onderstaande opties ligt het percentage patiënten dat het betaalde werk na 1 jaar weer heeft hervat? A % B % C % D. minder dan 40% 12 In het artikel van Maas en Appelman uit 2010 wordt uitgelegd dat mannen en vrouwen verschillen met betrekking tot de belangrijkste risicofactoren voor coronaire hartziekten. Welke optie is correct ten aanzien van de verschillen tussen mannen en vrouwen? A. Het risico door diabetes is kleiner voor vrouwen dan voor mannen. B. Het risico door diabetes is groter voor vrouwen dan voor mannen. C. Het risico door diabetes verschilt niet voor vrouwen en mannen. #SUB KLEPPEN EN KLOPPEN #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 13 Gegeven: bij een patiënt sluit de tricuspedalis klep niet volledig. Vraag: wat is het gevolg van deze tricuspedalis insufficiëntie voor het rechterventrikel? A. De preload van het rechterventrikel gaat omhoog. B. De preload van het rechterventrikel gaat omlaag. C. De preload van het rechterventrikel blijft gelijk.
6 #PICTURE plaatje3.jpg 14 Klik op bovenstaande image-knop. Gegeven: In de figuur is een meting weergegeven van het volume in het linkerventrikel. Tijdens de periode met de groene lijn ('intervention') wordt een bepaalde interventie gepleegd. Welke van de volgende interventies past het best bij deze figuur? A. Verhoging preload. B. Verlaging preload. C. Verhoging afterload. D. Verlaging afterload. 15 Gegeven: Bij patiënten met paroxysmaal atrium fibrilleren is er vaak een plaats in de buurt van de pulmonaal venen die met een hoge frequentie activatie golven uitzendt. Vraag: Wat is de meest correcte omschrijving van het mechanisme dat deze ritmestoornis veroorzaakt? A. Ectopie. B. Extrasystole. C. Geleidingsblok. D. Reentry. 16 Gegeven: ritmestoornissen zoals atriumfibrilleren (AF), ventrikel fibrilleren (VF) en ventrikel tachycardie (VT) hebben gevolgen voor de pompfunctie van het hart. Wat is de correcte volgorde voor de mate van verslechtering van de pompfunctie; van meeste verslechtering tot minste verslechtering ( '>' betekent 'slechter dan')? A. AF > VF > VT B. AF > VT > VF C. VF > AF > VT D. VF > VT > AF E. VT > AF > VT F. VT > VF > AF
7 #PICTURE plaatje4.jpg 17 Klik op bovenstaande image-knop. Gegeven: Bij een patiënt met een ritmestoornis wordt een ECG opgenomen (zie afbeelding). Welke ritmestoornis heeft deze patiënt het meest waarschijnlijk? A. Atrium fibrilleren. B. AV blok. C. Ventrikel fibrilleren. D. Ventrikel tachycardie. #SUB NIER EN ZUUR/BASE EVENWICHT #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 18 Gegeven: Het onderscheid tussen psychogene hyperventilatie en Kussmaulse ademhaling kan het best worden gemaakt door een bloedgas te prikken. Mevrouw van Dijk heeft last van Kussmaulse hyperventilatie en wordt geprikt voor een bloedgas bepaling. Welk van onderstaande meetgegevens past in dit geval het meest waarschijnlijk bij mevrouw van Dijk? A. ph 7,6, pco2 2,3 kpa, HCO3-20 mmol/l B. ph 7,6, pco2 5,5 kpa, HCO3-34 mmol/l C. ph 7,3, pco2 2,3 kpa, HCO3-16 mmol/l D. ph 7,3, pco2 7,5 kpa, HCO3-26 mmol/l
8 19 Mevrouw Berends heeft al 3 dagen last van diarree. Het lab laat het volgende zien: Kreatinine 120 umol/l (60-115), bloedgas: ph 7,30, HCO3-17 mmol/l. De aniongap is normaal Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor haar bloedgas? A. Diabetische keto-acidose. B. Diarree. C. Hyperventilatie. D. Nierinsufficiëntie. 20 Mevrouw van de Ven, een 21-jarige vrouw, komt erg tachypnoïsch op de eerste hulp. Zij heeft de volgende bloedwaarden: ph 7,10; pco2 2,5 kpa; po2 14,0 kpa; HCO3-12 mmol/l; Saturatie 97%; Cl- 100 mmol/l; Na+ 134 mmol/l; glucose 7,0 mmol/l en kalium 4,0 mmol/l. Wat is op basis van deze gegevens de aniongap van Mw van de Ven? A. 19 B. 22 C Wat is een normale ademhalingsfrequentie? A. 7 maal per minuut. B. 18 maal per minuut. C. 22 maal per minuut. #SUB RAAS #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 22 Op welk deel van de tubulus werken de thiazide diuretica in? A. De distale tubulus. B. Het opstijgende been van de lis van Henle. C. De proximale tubulus. D. De verzamelbuis.
9 23 Meneer de Bruin, een man van 40 jaar, heeft een kreatinine van 200 µmol/l. Een week geleden was zijn kreatinine nog 80 µmol/l. Hij heeft een blanco voorgeschiedenis en gebruikt geen medicijnen. Het urine natrium is 5 mmol/l. Welke van onderstaande opties is het meest waarschijnlijk in dit geval? A. Een prerenale nierinsufficiëntie. B. Een acute tubulusnecrose (shocknier). C. Een postrenale nierinsufficiëntie. 24 Door welke structuur in de nier wordt renine geproduceerd? A. De glomerulus. B. Het juxtaglomerulaire apparaat. C. De proximale tubulus. D. De verzamelbuis. 25 De verschillende klassen van diuretica werken elk in op een andere transporter in de tubulus. Op welke transporter werken lisdiuretica in? A. De Na+/K+/2Cl- cotransporter. B. De Na+/Cl-/K+/NH4- transporter. C. De Na+/H+ transporter. D. De Na+/Cl- cotransporter. 26 Gegeven: bij patiënten met hartfalen wordt vaak een ACE remmer voorgeschreven. Welk van de volgende mechanismen is primair verantwoordelijk voor het gunstige effect van een ACE remmer op het linkerventrikel in deze patiënten? A. Verhoging van de contractiliteit. B. Verhoging van de preload. C. Verlaging van de afterload. D. Verlaging van de compliantie. #SUB GLOMERULONEFRITIS #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l
10 27 Dhr van den Berg (70-jaar) heeft een acute nierinsufficiëntie. Welke bevinding pleit het sterkst voor een postrenale oorzaak? A. Dysmorfe erytrocyten in het sediment. B. Normaal gevormde erytrocyten in het sediment. C. Een natriumgehalte in de urine (portie) van < 5 mmol/l. 28 Welke van onderstaande opties is de meest waarschijnlijke oorzaak van pre-renale nierinsufficiëntie? A. Nierstenen in het nierbekken. B. Nierstenen in de ureter. C. Een vernauwing van de nierarterie. D. Een neurogene blaas. 29 Welk van de volgende kenmerken past HET MINST bij een nefritisch syndroom? A. Erytrocytencilinders. B. Proteïnurie. C. Erytrocyten met afwijkende vorm (dysmorf) in de urine. D. Erytrocyturie met normale vorm in de urine. #SUB RESPIRATOIR FALEN/ASTMA #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 30 De alveolaire druk PA is bij een open glottis en in afwezigheid van luchtstroom gelijk aan een bepaalde waarde. Bij welke van de onderstaande waarden ligt de PA het dichtst? A. De atmosferische druk. B. De intrapleuraal druk. C. De luchtwegdruk. D. De transpulmonale druk.
11 31 Een moeder brengt haar 9-jarig dochtertje Eva naar de Eerste Hulp met een astmaaanval. Eva heeft moeite met het in- en uitademen. Ze heeft een piepende ademhaling, spant haar halsspieren aan en ziet er cyanotisch uit. Wat is de rol van de halsspieren in de ademhaling? A. De halsspieren worden gebruikt om actief lucht uit te ademen. B. De halsspieren dienen als ondersteuning van de borstademhaling. C. De halsspieren dienen als ondersteuning van de abdominale ademhaling. D. De bijdrage van de halsspieren aan de ademhaling is te verwaarlozen. #PICTURE plaatje5.jpg 32 Klik op bovenstaande image-knop. Het volume-tijd diagram is afkomstig van een spirometrie test. Het toont een geforceerde uitademing vanaf maximale inademing. Inspiratie is in het diagram naar boven uitgezet. Bij welke van onderstaande waardes ligt de zogenaamde Tiffeneau-index het dichtst, in deze spirometrie test? A. 0.2 B. 0.4 C. 0.5 D. 0.6 E. 0.7
12 33 Een proefpersoon heeft een vitale capaciteit van 6 liter, een inspiratoir reserve volume van 3.5 liter, een expiratoir reserve volume van 1.5 liter, een residuaal volume van 2 liter en een functionele residuale capiciteit van 3.5 liter. Deze proefpersoon heeft een ademfrequentie van 10 per minuut. Wat is het ademminuutvolume bij deze proefpersoon? A. 5 liter. B. 7 liter. C. 10 liter. D. 15 liter. E. 20 liter. F. 60 liter. #PICTURE plaatje6.jpg 34 Klik op bovenstaande image-knop. De pleuraal druk verandert tijdens inspiratie en expiratie. In de figuur staat deze verandering weergegeven. Welke curve geeft pleuraal druk verandering onder normale omstandigheden (gezond persoon, rustige ademhaling) het beste weer? A. Curve A. B. Curve B. C. Curve C. D. Curve D.
13 35 Hoe vindt uitademing tijdens een normale, rustige ademhaling plaats? A. Contractie van de externe intercostaal spieren. B. Contractie van het diafragma. C. Relaxatie van de externe intercostaal spieren. D. Relaxatie van het diafragma. 36 Astma patiënten gebruiken vaak een piekstroommeter, een simpel apparaatje om te helpen bij het doseren van medicatie. Waarvoor geeft de piekstroom een maat aan? A. De luchtwegweerstand. B. De 'forced vital capacity'. C. De expiratoire capaciteit. D. Het residuale volume. 37 In verband met dyspnoe klachten krijgt een patiënt een spirometrie test. Bij de flow-volume curve in zittende positie is de FVC 60% van de voorspelde waarde en de FEV1 70% van de voorspelde waarde. De Tiffeneau index is 83%, de reversibilliteit met salbutamol is 9%. In liggende positie daalt FVC ten opzichte van zittend met 31%. Welke van de volgende diagnoses past het best bij deze uitslagen? A. COPD. B. Astma. C. Longfibrose. D. Diafragma spierzwakte/ parese. 38 Een patiënt met astma bronchiale wordt behandeld met 800mcg/d inhalatiesteroiden en een kortwerkende luchtwegverwijder. De compliance en inhalatietechniek zijn goed, maar toch houdt de patiënt klachten van hoesten en er is geen andere verklaring dan astma. Welke van onderstaande opties is de eerstvolgende stap, die volgens het 'stappenplan' bij de behandeling van astma wordt voorgeschreven? A. De inhalatie steroiden ophogen tot 3400 mcg/dag. B. Toevoegen van een langwerkend beta-2 mimeticum. C. Starten met IgE therapie. D. Toevoegen theophiline. E. Intraveneuze therapie met prednison.
14 #SUB SHOCK #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 39 Meneer Barends komt naar de Spoedeisende hulp met als klacht pijn op de borst. Zijn bloeddruk is 60/40, zijn pols 110/min. De centraal veneuze druk is niet verhoogd. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? A. Myocardinfarct. B. Ruptuur van een thoracaal aneurysma. C. Harttamponade. 40 Een jonge man ligt na een brommerongeval in shock op de SEH. Hij heeft zojuist antibiotica via een infuus toegediend gekregen. Zijn CVD is verhoogd. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? A. Anafylactische shock. B. Hypovolemische shock. C. Septische shock. D. Spanningspneumothorax. 41 Bij hypovolemie zal een aantal compensatiemechanismen tot een bloeddrukstijging leiden. Op de korte termijn is een van de mechanismen: A. verhoging aldosteronproductie door activatie van het RAAS systeem; B. stimuleren sympathische invloed op het hart via arteriole baroreceptoren in het hart; C. verhoging ADH synthese door prikkeling lage druk sensoren #SUB SKILLSLAB #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l
15 42 Bij de aanwezigheid van een hartgeruis (souffle) worden een aantal verschillende aspecten van het betreffende hartgeruis beoordeeld zoals bijvoorbeeld de fase waarin het geruis optreedt en de uitstraling. Door dit zo nauwkeurig mogelijk te doen is het vrijwel altijd mogelijk op grond van deze aspecten de onderliggende pathologie op te sporen. Welke van onderstaande kenmerken past het best bij een mitralisinsufficiëntie? A. Het geruis treedt op in de diastole. B. Het geruis straalt uit naar de linker oksel. C. Het geruis heeft een punctum maximum op de 4e/5e intercostaalruimte rechts parasternaal. 43 Bij lichamelijk onderzoek hoor je over het hart een systolische souffle met een punctum maximum in de tweede intercostaal ruimte rechts parasternaal. Bij welke diagnose past deze bevinding het best? A. Mitralisklepstenose. B. Tricuspidalisklepstenose. C. Aortaklepstenose. D. Pulmonalisklepstenose. 44 Op de spoedeisende hulp zie je een 30-jarige man die zich presenteert met klachten van kortademigheid. Bij percussie van de longen vind je links basaal een demping. Bij auscultatie hoor je links basaal een bronchiaal ademgeruis. Welke van onderstaande diagnosen is op basis van deze combinatie van bevindingen bij lichamelijk onderzoek het meest waarschijnlijk? A. Pneumothorax. B. Pneumonie. C. Astma aanval. D. COPD 45 Bij lichamelijk onderzoek neem je een inspiratoire stridor waar. Welke van onderstaande opties is in dit geval het meest waarschijnlijk? A. Obstructie van larynx of trachea. B. Obstructie van bronchioli. C. Ontsteking van het longparenchym (pneumonie). D. Ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchitis). 46 Bepaalde bevindingen die in het algemeen bij de palpatie van het been kunnen worden gevonden passen beter bij een veneuze insufficiëntie, andere passen beter bij een arteriële insufficiëntie. Welke van onderstaande bevindingen past beter bij een veneuze dan bij een arteriële insufficiëntie? A. Afname van de huidtemperatuur. B. Afname van de omvang van de spierlaag. C. Pitting oedeem. D. Verminderde capillary refill.
16 47 Pathologie van arteriën kan soms zowel middels palpatie als auscultatie worden opgespoord. Bij andere arteriën kan dit niet. Met welke van onderstaande opties wordt pathologie van de arteria renalis opgespoord? A. Uitsluitend palpatie. B. Uitsluitend auscultatie. C. Zowel palpatie als auscultatie. 48 Over het algemeen beschouwt men een systolische bloeddruk als te laag als deze ligt onder een bepaalde grenswaarde. Wat is deze ondergrenswaarde? A. 120 mm Hg B. 100 mm Hg C. 90 mm Hg D. 60 mm Hg #SUB STATISTIEK #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l 49 In een studie is onderzocht of er een verband is tussen de diastolische bloeddruk van een moeder en haar oudste dochter. De onderzoeker heeft lineaire regressie analyse toegepast op de gegevens van 90 moeders en hun oudste dochter. Hierbij is de diastolische bloeddruk van de dochter (DB_dochter, in mmhg) de afhankelijke variabele en is de diastolische bloeddruk van de moeder (DB_moeder, in mmhg) de onafhankelijke variabele. Onderstaande gegevens horen bij deze analyse: Correlatie r = 0,20. R-kwadraat = 0,04. Intercept b0 = 60,70, SE(b0) = 6,88, p-waarde = 0,001. Helling b1 = 0,13, SE(b1) = 0,09, p-waarde = 0,182. Als we een significantiegrens alpha van 0,05 hanteren, welke conclusie met betrekking tot de relatie tussen DB_moeder en DB_dochter is dan juist? A. Er is een significante relatie tussen DB_moeder en DB_dochter, want R-kwadraat is kleiner dan 0,05. B. Er is een significante relatie tussen DB_moeder en DB_dochter, want de bijbehorende p-waarde is gelijk aan 0,001. C. Er is geen significante relatie tussen DB_moeder en DB_dochter, want de correlatie is groter dan 0,05. D. Er is geen significante relatie tussen DB_moeder en DB_dochter, want de bijbehorende p-waarde is gelijk aan 0,182.
17 50 Voordat je met behulp van lineaire regressie toetst of er een relatie is tussen twee variabelen (X en Y) moet er voldaan zijn aan een aantal aannamen. Welke van onderstaande opties is een voorwaardelijke aanname bij lineaire regressie? A. De variabelen X en Y zijn onafhankelijk van elkaar. B. De onderliggende relatie tussen X en Y is lineair. C. De variabelen X en Y zijn op meerdere momenten gemeten. D. Er zitten invloedrijke uitschieters in de data. #SUB invulschema's #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l De onderstaande vragen zijn gebaseerd op de testvragen behorende bij de casuïstiek.
18 #PICTURE plaatje7.jpg 51 Klik op bovenstaande image knop. Op de afbeeldingen zie je drie verschillende stadia van de wondgenezing na een hartinfarct. Het betreft een kleuring met hematoxyline/eosine. Zet de plaatjes in de juiste volgorde qua stadium van infarctheling, dus van een recent naar een ouder infarct. Welke van onderstaande opties geeft de juiste volgorde van de afbeeldingen qua stadium van infarctheling, dus van een recent naar een ouder infarct? A. = A - B - C B. = A - C - B C. = B - A - C D. = B - C - A E. = C - A - B F. = C - B - A
19 52 Hier volgen een aantal uitspraken. 1. Het merendeel van de capillairen zijn gevuld met erythrocyten. 2. Het merendeel van de cardiomyocyten dat wordt getoond in de afbeelding is levend. 3. Het merendeel van de ontstekingscellen in het infarctgebied zijn polymorfonucleaire neutrofielen. 4. Er is een uitgebreide depositie van extracellulaire matrix waarneembaar. 5. Er is neovascularisatie van het infarctgebied zichtbaar. 6. De patiënt is minder dan 24 uur na het ontstaan van het infarct overleden. 7. De patiënt is na meer dan een maand overleden aan de gevolgen van zijn hartinfarct. Welk plaatje hoort bij uitspraak 1? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. 53 Welk plaatje hoort bij uitspraak 2? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. 54 Welk plaatje hoort bij uitspraak 3? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. 55 Welk plaatje hoort bij uitspraak 4? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. 56 Welk plaatje hoort bij uitspraak 5? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. 57 Welk plaatje hoort bij uitspraak 6? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C.
20 58 Welk plaatje hoort bij uitspraak 7? A. Plaatje A. B. Plaatje B. C. Plaatje C. #PICTURE plaatje8.jpg 59 Klik op bovenstaande image knop. Een geïsoleerd werkend hart wordt geperfundeerd in een meetopstelling. Een onderzoeker bestudeert de effecten van Acetylcholine (ACh) en Noradrenaline (NA) op verscheidene parameters: het RR interval, PQ interval en de QRS duur in het ECG en de linker ventriculaire dp/dt, een maat voor de contractiliteit van het ventrikel. Welk effect hebben ACh en NA op deze parameters wanneer ze worden toegediend in een gebruikelijke dosering? Geef voor elk van de genummerde vakjes aan of er sprake is van een stijging, een daling of geen verandering (blijft gelijk) van de betreffende parameter. Bij cel nummer 1 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 60 Bij cel nummer 2 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 61 Bij cel nummer 3 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling.
21 62 Bij cel nummer 4 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 63 Bij cel nummer 5 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 64 Bij cel nummer 6 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 65 Bij cel nummer 7 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling. 66 Bij cel nummer 8 is er sprake van: A. een stijging; B. geen verandering; C. een daling.
22 #PICTURE plaatje10.jpg 67 Klik op bovenstaande image knop. De figuur stelt een glomerulus met omgeving voor. Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: efferente arteriole. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 68 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: afferente arteriole. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid.
23 69 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: proximale tubulus. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 70 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: distale tubulus. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 71 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: podocyt. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 72 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: macula densa cel. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid.
24 73 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: juxtaglomurulaire cel. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 74 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: lis van Henle. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 75 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: verzamelbuis. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. 76 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: kapsel van Bowman. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid.
25 77 Welke letter in de figuur hoort bij de structuur: filtratiespleet. A. A B. B C. C D. D E. E F. F G. G H. H I. Deze structuur wordt niet met een letter aangeduid. #PICTURE plaatje11.jpg 78 Klik op bovenstaande image knop. De figuur geeft een schematisch overzicht van de activatie van het RAAS systeem en de stoffen die hierbij betrokken zijn. Een 6-tal vakjes, gemarkeerd met de letters A t/m F, is afgeschermd. Welke stof hoort bij vakje A? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline
26 79 Welke stof hoort bij vakje B? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline 80 Welke stof hoort bij vakje C? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline 81 Welke stof hoort bij vakje D? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline 82 Welke stof hoort bij vakje E? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline
27 83 Welke stof hoort bij vakje F? A. aldosteron B. ADH C. angiotensine I D. angiotensine II E. renine F. angiotensinogeen G. angiotensine converting enzyme H. adrenaline 84 Op drie plaatsen in de figuur staan vraagtekens. Welke verandering past op de plaats effectief circulerend volume (als oorzaak): A. deze stijgt B. deze daalt C. blijft gelijk 85 Welke verandering past op de plaats Na+ excretie: A. deze stijgt B. deze daalt C. blijft gelijk 86 Welke verandering past op de plaats H2O excretie: A. deze stijgt B. deze daalt C. blijft gelijk
28 #PICTURE plaatje13.jpg 87 Klik op bovenstaande image knop. In de grafiek staan longfunctie metingen tijdens een geforceerde, maximale uitademing bij een drietal patiënten afgebeeld. Bij de bovenste figuur is de luchtstroomsnelheid uitgezet tegen het longvolume. In de onderste drie figuren is het longvolume uitgezet tegen de tijd. Een van de patiënten heeft een normale longfunctie, de andere twee hebben een obstructieve of een restrictieve longziekte. Welke van de curves 1, 2 of 3 in de bovenste figuur komt het best overeen met curve B in de onderste figuur? A. Curve 1 in de bovenste figuur. B. Curve 2 in de bovenste figuur. C. Curve 3 in de bovenste figuur. 88 De Tiffeneau Index geeft aan welk deel van de FVC (forced vital capicity) in 1 seconde kan worden uitgeademd. Welke van de curves A, B of C in de onderste figuur heeft de hoogste Tiffeneau Index? A. Curve A. B. Curve B. C. Curve C.
29 89 Bij welke van de curves A, B of C is de luchtwegweerstand het hoogst? A. Curve A. B. Curve B. C. Curve C. 90 Wie van deze drie patiënten A, B of C zal het meeste moeite hebben met uitademen? A. A. B. B. C. C. #CASUS 56 #PICTURE plaatje14.jpg 91 Klik op bovenstaande image knop. De stoffen in de tabel beïnvloeden de systemische vaatweerstand (SVR), de contractiliteit van het hart en/of de hartfrequentie via hun werking op receptoren. Geef bij genummerd vaktje 1 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 92 Geef bij genummerd vaktje 2 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering.
30 93 Geef bij genummerd vaktje 3 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 94 Geef bij genummerd vaktje 4 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 95 Geef bij genummerd vaktje 5 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 96 Geef bij genummerd vaktje 6 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 97 Geef bij genummerd vaktje 7 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering.
31 98 Geef bij genummerd vaktje 8 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 99 Geef bij genummerd vaktje 9 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering. 100 Geef bij genummerd vaktje 10 aan of er bij toediening van een gebruikelijke dosis van de aangegeven stof sprake is van een stimulatie/verhoging, een afremming/demping of geen verandering van de aangeduide parameter. A. stimulatie/verhoging. B. afremming/demping. C. geen verandering.
32 #PICTURE plaatje9.jpg 101 Klik op bovenstaande image knop. Een geïsoleerd werkend hart wordt geperfundeerd in een meetopstelling, waarbij de hartfunctie kan worden gemeten in afwezigheid van autonome innervatie. Een onderzoeker maakt een grafiek waarin hij de linkerventrikel druk uitzet tegen het linkerventrikel volume (zie figuur). Het ventrikel wordt gepaced, zodat de hartfrequentie onder alle omstandigheden gelijk blijft. Welke van de lussen geeft het effect van noradrenaline correct weer? A. Afbeelding A. B. Afbeelding B. C. Afbeelding C. D. Afbeelding D. 102 De stippellijnen 'R 1' en 'R 2' die in de diagrammen zijn weergegeven, geven belangrijke relaties in de ventrikelfunctie weer. Welke eigenschap geeft lijn 'R 1' weer? A. inotropie. B. lusitropie. C. dromotropie. D. compliantie. E. preload. F. afterload. G. resistantie. H. capaciteit. I. relaxatie.
33 103 Welke eigenschap geeft lijn 'R 2' weer? A. inotropie. B. lusitropie. C. dromotropie. D. compliantie. E. preload. F. afterload. G. resistantie. H. capaciteit. I. relaxatie. #SUB open vraag #HEAD Bij deze toets worden de volgende normaalwaarden gehanteerd: ph: pco2 4,5-5,9 kpa po2 8,7-13,1 kpa HCO mmol/l zuurstofsaturatie 93-98% Natrium: mmol/l Kalium: 3,6-5,0 mmol/l Chloride: mmol/l Kreatinine: µmol/l De onderstaande vraag is gebaseerd op de testvragen behorende bij de casuïstiek.
34 #PICTURE plaatje12.jpg 104 Klik op bovenstaande image knop. In de figuur zijn een aantal onderdelen (A t/m E) aangeven met witte vakjes. Herhaal de letters in onderstaande open ruimte en daarachter de bijbehorende term.
Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk
Anatomie / fysiologie Circulatie Bloeddruk 1 Stellingen n.a.v. vorig college Het ventrikelseptum van het hart is dikker dan het atriumseptum van het hart. Een hart dat over de top van de Frank Starling-curve
Nadere informatieTussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03. Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30
Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03 Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator
Nadere informatieb l o k t o e t s b l o k t o e t s
2014-2 0 1 5 b l o k t o e t s 2. 1 2 0 1 4-2 0 1 5 b l o k t o e t s 2. 1 1 2 0 1 4-2 0 1 5 b l o k t o e t s 2. 1 2 Atherosclerose en myocardinfarct De volgende twee vragen horen bij elkaar 1. In de
Nadere informatieDe P, RR, adh,t, en vochtbalans
De P, RR, adh,t, en vochtbalans Een lezing Presentatie: Alfons Huisintveld Principe van de pols? Hart contractie linker ventrikel Slagvolume 70 100 ml Meten vd pulsatie Pols = a.r Hals = a.c Lies = a.f
Nadere informatieCOPD. Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??
COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? Bij een patiënt kunnen verschillende longfunctie testen worden gedaan om te kijken of er sprake is van COPD. Je kunt met de testen de ernst van de COPD bepalen.
Nadere informatieRespiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner
Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie Bart van Silfhout Ventilation Practitioner Doel & inhoud Het uitwisselen van ideeën, kennis en gedachten en vooral een leuke voordracht!!! Gasuitwisseling
Nadere informatievwo bloed en bloedsomloop 2010
vwo bloed en bloedsomloop 2010 Integratie In de afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het constant
Nadere informatieDyspnoe, een adembenemend symptoom. Drs. R. Hoekstra Longarts Klinische avond
Dyspnoe, een adembenemend symptoom Drs. R. Hoekstra Longarts Klinische avond 12-06-2018 (potentiële) belangenverstrengeling geen voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven geen sponsoring
Nadere informatieOrganisatie van de urinewegen
Urine wegen Informatie bij les 3 De stof in deze presentatie is een samenvatting uit het boek Anatomie en fysiologie; een inleiding van uitgeverij Pearson Organisatie van de urinewegen Functies van de
Nadere informatieCOPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??
COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? De lengte en het gewicht vragen aan de patiënt is voldoende. Iedereen weet toch hoe lang en zwaar hij/zij is. Juist/Onjuist Bij een patiënt kunnen verschillende
Nadere informatievwo gaswisseling en ademhaling 2010
vwo gaswisseling en ademhaling 2010 Machinale kunstmatige beademing Machinale kunstmatige beademing wordt toegepast als een patiënt, bijvoorbeeld tijdens of na narcose, niet zelf kan ademhalen. De principes
Nadere informatieKlinische les Links Hartfalen. IC/CC specialisatie Marco van Meer
Klinische les Links Hartfalen IC/CC specialisatie Marco van Meer Inhoud Definitie Gradaties Oorzaken (patho)fysiologie Gevolg Diagnostiek en monitoring Therapie Er komt een man bij de dokter: Definitie
Nadere informatiePresentatie Casus 1b. Victoria Janes & Yvonne Poel
Presentatie Casus 1b Victoria Janes & Yvonne Poel Casusbeschrijving Vrouw: 55 jaar wordt door de ambulance naar de SEH gebracht, waar u als arts-assistent assistent werkzaam bent. Dezelfde ochtend heeft
Nadere informatieRespiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen.
Respiratie 2 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 Het uitwisselingsproces van O 2 en CO 2 tussen de cellen en de bloedbaan vindt eerder
Nadere informatieBloedgasanalyse. Doelstelling. Bloedgasanalyse. 4 mei 2004 Blad 1. Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht. Zuur base evenwicht Oxygenatie
Bloedgasanalyse Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht Doelstelling De student kan de 4 stoornissen in het zuurbase evenwicht benoemen. De student kan compensatiemechanismen herkennen en benoemen. De
Nadere informatieReis door het Nephron. Hilde de Geus
Reis door het Nephron Hilde de Geus Anatomie De nier Het nephron Het nephron Wat is nierfunctie? Vermogen om bloed te zuiveren referentie stof volume bloed per tijdseenheid (ml-min) Bloeddruk regulatie
Nadere informatieHartfalen. in een notendop. Dr. Riet Dierckx 22/05/2018
Hartfalen in een notendop Dr. Riet Dierckx 22/05/2018 Hartfalen definitie en classificatie Hartfalen is een klinisch syndroom gekarakteriseerd door symptomen en/of tekenen van congestie objectieve vaststelling
Nadere informatieDe behandeling van hartfalen bij de oudere patiënt. Loes Klieverik WES 11-03-2010
De behandeling van hartfalen bij de oudere patiënt Loes Klieverik WES 11-03-2010 Wat is oud?? Definitie Hartfalen Tekortschieten van de pompwerking van het hart en veranderingen in de neurohumorale activatie
Nadere informatieProf. dr. F. C. Visser Cardioloog Erasmus Medisch Centrum. Electrocardiografische & fysiologische veranderingen tijdens inspanning
Prof. dr. F. C. Visser Cardioloog Erasmus Medisch Centrum Electrocardiografische & fysiologische veranderingen tijdens inspanning Indicaties voor inspannings ECG Evaluatie van patienten met pijn op de
Nadere informatieCasusschetsen astma/copd
Casusschetsen astma/copd 7 augustus 2000 Casusschets 1 Mevr. N, is een 26 jarige adipeuze Surinaamse vrouw die sinds 1994 in Nederland woonachtig is. Sinds haar komst naar Nederland heeft zij in wisselende
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
9 Nederlandse Samenvatting F.S. de Man 1,2, N. Westerhof 1,2, A. Vonk-Noordegraaf 1 Departments of 1 Pulmonology and 2 Physiology, VU University Medical Center / Institute for Cardiovascular Research,
Nadere informatiePT HEEFT NIEUWE ARTERIELIJN GEKREGEN, LI ART RAD
PT HEEFT NIEUWE ARTERIELIJN GEKREGEN, LI ART RAD Pt krijgt donker gekleurde vingers maar is ook gestart met norepinefrine 10 mg/50 ml st 8 inmiddels. Wat doe je? De curve op de monitor is Figuur 1. De
Nadere informatieZuurbase evenwicht. dr Bart Bohy http://www.medics4medics.com
Zuurbase evenwicht 1 Zuren 2 Base 3 4 5 6 7 oxygenatie / ventilatie 8 9 Arteriële bloedgaswaarden Oxygenatie PaO2: 80-100mmH2O SaO2: 95-100% Ventilatie: PaCO2: 35-45mmHg Zuur-base status ph: 7.35-7.45
Nadere informatieCasus 14 : Quinckslag. Casus bibliotheek
Je bent als huisarts voor een geplande visite in een zorginstelling aanwezig. Plotseling word je door een verpleegkundige naar een andere patiënt geroepen die acuut onwel is geworden. Het betreft een 40-jarige,
Nadere informatieBloedgassen. Homeostase. Ronald Broek
Bloedgassen Homeostase Ronald Broek Verstoring Homeostase Ziekte/Trauma/vergiftiging. Geeft zuur-base en bloedgasstoornissen. Oorzaken zuur-base verschuiving Longemfyseem. Nierinsufficientie Grote chirurgische
Nadere informatieInhoud. Verpleegkunde Cardiologie. Symptomen. Diagnose. Verpleegkunde Cardiologie 1. Indeling New York Heart Association (NYHA)
Inhoud Verpleegkunde Cardiologie Han van der Borgh Verpleegkundige aspecten bij: Angina Pectoris Acuut coronair syndroom Prinz Metal Decompensatie cordis Cardiogene shock P.C.I./STENT/ spoed CABG in perifeer
Nadere informatieWater, elektrolyten en zuur-base balans. Verdeling en compositie van lichaamsvloeistoffen
Water, elektrolyten en zuur-base balans Clinical Medicine Kumar & Clark (hoofdstuk 13 in de 8e druk, hoofdstuk 9 in de 9e druk) Verdeling en compositie van lichaamsvloeistoffen Het lichaamsgewicht van
Nadere informatieThema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem
Take-home toets Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem 1. Welke van de onderstaande spieren speelt (spelen) een rol bij de ademhaling? a. diafragmaspieren b.
Nadere informatieNEDERLANDSE SAMENVATTING
NEDERLANDSE SAMENVATTING Het acute hartinfarct Hart- en vaat ziekten zijn een van de grootste doodsoorzaken wereldwijd. In Nederland sterven er gemiddeld 107 mensen per dag aan hart- en vaatziekten, waaronder
Nadere informatieTentamen Biostatistiek 2 voor BMT (2DM50), op dinsdag 5 april 2011 9.00-12.00 uur
Faculteit der Wiskunde en Informatica Tentamen Biostatistiek 2 voor BMT (2DM50), op dinsdag 5 april 2011 9.00-12.00 uur Bij het tentamen mag alleen gebruik worden gemaakt van een zakrekenmachine. Het gebruik
Nadere informatieHartfalen. Programma 1-11-2012. UFO 1 november 2012 Tom Schalekamp
Hartfalen UFO 1 november 2012 Tom Schalekamp Programma Verschijningsvormen, epidemiologie, diagnostiek Behandeling hoofdlijnen Behandeling in relatie tot pathofysiologie Afzonderlijke middelen bij hartfalen
Nadere informatieErgometrie: interpretatie. Strategie. Volgorde. Fietsergometrie: Interpretatie op Tijdbasis. Waarom alle variabelen als functie van de tijd?
Ergometrie: interpretatie Fietsergometrie: Interpretatie op Tijdbasis NVALT Assistentendag Juni 11 j.g.vanden.aardweg@mca.nl Hart-Long Centrum Medisch Centrum Alkmaar 1 2 Strategie 1. Logische en consequente
Nadere informatieHartfalen. Manon van der Meer AIOS cardiologie
Hartfalen Manon van der Meer AIOS cardiologie Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium
Nadere informatieHartfalen: medicatie in de 1 e lijn en interacties
Hartfalen: medicatie in de 1 e lijn en interacties Disclosure Bart Kremers Werkzaam bij Apotheek Ravenstein en GIC-helpdesk van de KNMP Geen contacten/belangen mbt farmaceutische industrie Hartfalen-medicatie
Nadere informatieWie ben ik. Alain Dubois K.U. Leuven: basis opleiding Erasmus MC: vervolg opleiding tot longarts
Longgeluiden 1 Wie ben ik Alain Dubois K.U. Leuven: basis opleiding Erasmus MC: vervolg opleiding tot longarts 2 Geen (potentiële) belangenverstengeling Disclosure Belangen Spreker 3 Overzicht Geschiedenis,
Nadere informatieKorte casus II Prof. dr. S. Droogmans EBM II 2014-2015. Julia Schwarze & Nathan Bormans Tutor: Chelsey Plas Prof. dr. N. Pouliart. 12/3/14 pag.
Korte casus II Prof. dr. S. Droogmans EBM II 2014-2015 Julia Schwarze & Nathan Bormans Tutor: Chelsey Plas Prof. dr. N. Pouliart 12/3/14 pag. 2 Inhoudstafel Casus Probleemlijst Differentiaaldiagnoses Acuut
Nadere informatieVraag 1: Welk onderzoek laat u verrichten om pulmonale hypertensie aan te tonen of uit te sluiten?
ROIG 22-11-06 Leerstof Murray and Nadels s textbook of respiratory medicine, 4 de editie Volume 1 Hfst 4: Ventilation, blood flow and gas exchange Hfst 24: Pulmonary function testing Hfst 36 en 37: COPD
Nadere informatieAanwezig zijn huisartsen en hun praktijkondersteuner, een longarts, longverpleegkundige van het ziekenhuis, kaderarts astma/copd van zorggroep ELZHA.
Notulen Transmuraal overleg Haga Ziekenhuis 8 oktober 2018 Inleiding: Het doel van dit overleg is het verder verhogen van de kwaliteit van astma/copd zorg door o.a. bespreken van actualiteiten, casuïstiek
Nadere informatieAangeboren hartafwijkingen. Ulrike Kraemer kinderarts-intensivist / kindercardioloog Erasmus MC-Sophia, Rotterdam WES symposium
Aangeboren hartafwijkingen Ulrike Kraemer kinderarts-intensivist / kindercardioloog Erasmus MC-Sophia, Rotterdam WES symposium 29.03.2018 Aangeboren hartafwijkingen 0.6-0.8% aller pasgeborenen kinderen
Nadere informatieCasus 5. Kavita Ramdien, Rob Vermond, Jurre Stens
Casus 5 Kavita Ramdien, Rob Vermond, Jurre Stens Inleiding casus 5 U gaat als co-assistent mee met de ambulance die gewaarschuwd is door de buren (die een sleutel hebben) van een 70-jarige man, die zij
Nadere informatieElektrolytstoornis tijdens ALS. samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH
Elektrolytstoornis tijdens ALS samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH Inhoudsopgave Doelstelling Context: 4 H s en 4 T s Kalium Hyperkaliëmie Hypokaliëmie Samenvatting Vragen/discussie Doelstelling Inzicht
Nadere informatieRespiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen
Respiratie 3 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 5+6 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 De totale dode ruimte is in rust kleiner dan bij inspanning. De anatomische dode
Nadere informatieNaam leereenheid: volumeaanbod / veneuze return. Domein: zorgvrager gebonden. Thema: Cardiovasculaire systeem
Naam leereenheid: volumeaanbod / veneuze return Domein: zorgvrager gebonden Thema: Cardiovasculaire systeem Leereenheid: veneuze return VVO Fontys HSZ MMC azm Versie: 31-8-2009 pag. 1 Inhoud leereenheid
Nadere informatieNormale histologie van het nefron
Normale histologie van het nefron Prof. Dr. J. Bogers Cel- en weefselleer Overzicht histologie Algemene kenmerken Bloedvoorziening Nefron - Glomerulus Bouw» Podocyt» Glomerulaire basaalmembraan» Endotheel
Nadere informatieLongfunctieonderzoek op de longfunctieafdeling. Informatie voor ouders en/of verzorgers
Longfunctieonderzoek op de longfunctieafdeling Informatie voor ouders en/of verzorgers Inhoudsopgave Informatie voor ouders... 1 1. Inleiding... 1 2. Longfunctieonderzoek... 1 3. Voorbereiding... 1 4.
Nadere informatieIk ben zo benauwd. Titia Klemmeier/Josien Bleeker
Ik ben zo benauwd Titia Klemmeier/Josien Bleeker dyspneu ademnood kortademigheid benauwdheid Bemoeilijkte ademhaling Programma Inventarisatie leerdoelen Kennis over de praktijk? Alarmsymptomen Achtergrond
Nadere informatieLongvolumes en capaciteit
Longvolumes en capaciteit Meten van het longvolume is een instrument om de functie van de longen te controleren en onderzoek bij longziekten te doen. De ademhalingscyclus begint bij het uitzetten van de
Nadere informatieHyperglycemie Keto-acidose
Hyperglycemie Keto-acidose Klinische les Marco van Meer SJG 20 06 2007 (acute) ontregeling van diabetes Doel Op het einde van mijn presentatie is jullie kennis over glucose huishouding en ketoacidose weer
Nadere informatieDyspneu poli; samenwerking longziekten en cardiologie. Annelies M. Slats
Dyspneu poli; samenwerking longziekten en cardiologie Annelies M. Slats Ontstaan Cardiologie reeds lopende poli voor pijn op de borst buitenpoli in Lisse Wens gecombineerd spreekuur longziekten ten cardiologie
Nadere informatieDe casus is bedoeld voor medisch studenten in de doctoraalfase van de opleiding.
Casus 05A Fase A Titel Pijn op de borst Onderwerp Angina Pectoris Inhoudsdeskundige Drs. M.C.J. Schreuder Technisch verantwoordelijke Drs. R. Sijstermans Opleidingsniveau studenten De casus is bedoeld
Nadere informatieTussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013
Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00 Maandag 11 maart 2013 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator
Nadere informatieVerder bordurend op bovenstaande. Je koos optie 2 en herhaalde de tensie en MDRD na 3 maand: MDRD nog steeds 50 ml/min; RR 140/85.
Casusschets 1 De heer. H. is 55 jaar. Hij is bekend met DM type 2, goed gereguleerd met metformine en tolbutamide. De bloeddruk heb je recent een paar keer achter elkaar gemeten en bedroeg gemiddeld 150/90.
Nadere informatieHET ADEMHALINGSSTELSEL
HET ADEMHALINGSSTELSEL ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Functies van het ademhalingsstelsel De functies van het ademhalings-stelsel Gasuitwisseling tussen bloed en lucht Verplaatsen van lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken
Nadere informatieNormale histologie van het nefron. Prof. Dr. J. Bogers Cel- en weefselleer
Normale histologie van het nefron Prof. Dr. J. Bogers Cel- en weefselleer Overzicht histologie Algemene kenmerken Bloedvoorziening Nefron - Glomerulus Bouw» Podocyt» Glomerulaire basaalmembraan» Endotheel
Nadere informatieDiabe&sche ketoacidose. Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015
Diabe&sche ketoacidose Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015 Casus 38- jarige man VG: blanco Buiten bewustzijn aangetroffen, onduidelijk of hij voordien klachten had Bij verdenking hypoglycemie in ambulance
Nadere informatieOpname en ontslag bij COPD
Opname en ontslag bij COPD Inleiding U bent opgenomen op de afdeling Longziekten met COPD-gerelateerde klachten. In deze brochure krijgt u informatie over de aandoening maar ook over de behandeling tijdens
Nadere informatieph pco 2 po 2 BE SaO2
ph pco 2 po 2 HCO BE SaO2 zuurgraad bloed maat voor partiële koolzuurspanning (H 2 CO ) partiële zuurstofspanning bicarbonaat base excess arteriële zuurstofsaturatie (O 2 verzadiging van Hb) Birgit Nienhaus
Nadere informatieVijf gedragsthema s lopen als een rode draad door de begeleiding van de patiënt met astma/copd:
Praktijkondersteuning bij COPD en astma Doel van praktijkondersteuning is het ophogen en/of verdieping van kennis bij de patiënt en het daaraan verbonden zelfmanagement 1. De begeleiding richt zich in
Nadere informatieNierinsufficiëntie bij DM en CVRM
Nierinsufficiëntie bij DM en CVRM Dr. Tom Geers, internist - nefroloog en opleider St. Antonius ziekenhuis Nieuwegein Nierfunctie beloop met de leeftijd 1 Hoge sterfte bij dialyse patiënten Prevalentie
Nadere informatieObesitas en COPD. Er is een complexe relatie tussen Obesitas en COPD. Er is een complexe relatie tussen Obesitas en COPD.
Robbert Kerseboom Kaderhuisarts astma-copd De prevalentie van obesitas (BMI > 30 kg/m 2 ): (in 2012) 11 % bij mannen 14 % bij vrouwen. De prevalentie van COPD is 20/1000 Nederlanders KADERHUISARTS SCHAKEL
Nadere informatieSamenvatting in het Nederlands
Samenvatting in het Nederlands Samenvatting Men schat dat in 2005 ongeveer 40.000 mensen in Nederland een nieraandoening hadden. Hiervan waren ruim 5500 patiënten afhankelijk van dialyse. Voor dialysepatiënten
Nadere informatieMAAR OOK ABCDE ELDERS
VANDAAG CIRCULATIE SHOCK Stukje herhaling ABCDE Shock Bewaking hemodynamiek Jan Hoefnagel IC-verpleegkundige Canisius Wilhelmina Ziekenhuis 1 Monique Bonn (IC-verpleegkundige UMCN) Jeroen Verwiel (Intensivist
Nadere informatieMedicatie bij atherosclerose. Yvette Henstra Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde OLVG
Medicatie bij atherosclerose Yvette Henstra Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde OLVG Wat heeft de patiënt? Cerebrovasculair lijden Perifeer arterieel vaatlijden Coronairlijden Inhoud Trombocytenaggregatieremmers
Nadere informatieACUTE CORONAIRE SYNDROMEN
ACUTE CORONAIRE SYNDROMEN Definitie, pathofysiologie, symptomatologie en diagnostiek Dr. Marcel Daniëls Jeroen Bosch Ziekenhuis s-hertogenbosch ACUTE CORONAIRE SYNDROMEN pathofysiologie Definitie symptomatologie
Nadere informatiehebben op de mate van eventuele autonome dysfunctie. Verder ondersteunen de resultaten uit dit proefschrift het groeiende bewijs voor het feit dat
Van alle aangeboren afwijkingen komt een aangeboren hartafwijking het meest voor. Ongeveer 1 op 100 baby s wordt geboren met een hartafwijking. Dankzij de (chirurgische) technieken die tegenwoordig beschikbaar
Nadere informatieHypertensie. Huug van Duijn Spiegelavond 15 april 2013
Hypertensie Huug van Duijn Spiegelavond 15 april 2013 Waarom bloeddruk? Bloeddruk: niet te laag Bloeddruk: niet te hoog Het verband tussen bloeddruk en cardiovasculaire complicaties heeft als drempel
Nadere informatieLeft Ventriculair Assist Device
Left Ventriculair Assist Device Hans Tempelman Tim Lisman 8 december 2011 Inhoud Inleiding Indicatie LVAD Opvang op de IC na implantatie LVAD Monitor LVAD, wat houden die getallen in Problemen (RV, trombus
Nadere informatieNederlandse samenvatting Liesbeth van rensen
Nederlandse samenvatting Liesbeth van rensen Wat is astma? Patiënten met astma hebben het regelmatig benauwd. Kenmerkend voor de ziekte is dat de benauwdheid gepaard gaat met een piepende ademhaling, hoesten
Nadere informatieAstma: de laatste ontwikkelingen S.R.J. VAN OORD LONGARTS - LANGELAND ZIEKENHUIS
Astma: de laatste ontwikkelingen S.R.J. VAN OORD LONGARTS - LANGELAND ZIEKENHUIS Longen Longen Longen Wat doen longen precies? Zuurstof opnemen Koolstofdioxide afscheiden Longblaasjes Astma: de laatste
Nadere informatieBoezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart
Boezemfibrilleren Boezemfibrilleren is een stoornis in het hartritme. Uw hartslag wordt onregelmatig. U kúnt dit voelen, maar dat hoeft niet. Van alle mensen met boezemfibrilleren voelt ongeveer 10 tot
Nadere informatieACUUT CORONAIR SYNDROOM
ACUUT CORONAIR SYNDROOM Doelen ACS pathofysiologie begrijpen Risicofactoren voor ACS kunnen herkennen Diagnostische stappen kunnen volgen 12 februari 2015 Esther de Haan, verpleegkundig specialist cardiologie
Nadere informatieNIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015
INTERLINE NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015 Inleiding Leden werkgroep: Mevrouw H.P.E. (Hilde) Peters, internist-nefroloog De heer J. (Joan) Doornebal, internist-nefroloog Mevrouw M.P.E. (Ria) Couwenberg,
Nadere informatieThoracale pijn:het acute coronaire syndroom. Marielle Eefting-Koper Interventiecardioloog
Thoracale pijn:het acute coronaire syndroom Marielle Eefting-Koper Interventiecardioloog Indeling Cardiale oorzaken thoracale pijn Stabiele AP IAP/Acuut coronair syndroom (ACS) Pericarditis Small-vessel
Nadere informatieOorzaken shock. Hypovolemie Compressie van hart en vaten (tamponade) Cardiogene shock (hartfalen) Sepsis Neurogeen (verlies autonome bezenuwing)
Oorzaken shock Hypovolemie Compressie van hart en vaten (tamponade) Cardiogene shock (hartfalen) Sepsis Neurogeen (verlies autonome bezenuwing) Diagnose Klinische omstandigheden Klinisch onderzoek Hemodynamisch
Nadere informatieCardiologie. Verder na het hartinfarct.
Cardiologie Verder na het hartinfarct. Machiel van de Wetering Sylvia de Waal 18-3-2014 presentatie 1 inleiding 2 Richtlijn/protocol aan de hand van voorbeelden 3 samenvatting / discussie inleiding - Informatieoverdracht
Nadere informatieLongfunctieonderzoek bij kinderen
Longfunctieonderzoek bij kinderen Uw zoon of dochter wordt binnenkort verwacht voor een longfunctieonderzoek. In deze informatiefolder kunt u lezen wat dit onderzoek inhoudt en hoe de gang van zaken is
Nadere informatieRobert Bolderman cardioloog - PhD - fellow electrofysiologie. Palpitaties
Robert Bolderman cardioloog - PhD - fellow electrofysiologie Palpitaties Een belangrijk probleem? Palpitaties - Hartkloppingen gevoel van abnormaal hartritme of een abnormale kloppende sensatie als normaal
Nadere informatieWorkshop: Reversibiliteitstest
Workshop: Reversibiliteitstest Kevin De Soomer Longfunctie UZA VVLR, Colloquium 2016 Bronnen: Standaardisatie rapport ATS/ERS 2005 GINA richtlijnen GOLD richtlijnen Stellingen: JUIST / FOUT 1. Om de reversibiliteit
Nadere informatieLongziekten en respiratoire revalidatie. Prof Dr W. Janssens
Longziekten en respiratoire revalidatie Prof Dr W. Janssens Definitie Respiratoire revalidatie is gericht op patienten met chronische longaandoeningen met klachten en gereduceerde activiteiten van het
Nadere informatieSpirometrie uitvoering
Z 1 2 3 4 5 14 15 16 17 18 19 2 21 22 23 27/3/218 Spirometrie uitvoering Daniël Schuermans Longfunctielaborant Biomedical research unit Vrije Universiteit Brussel Het principe van longfunctie Wat willen
Nadere informatieSessie Electrofysiologie
Multidisciplinaire aanpak van de cardiale patie nt Sessie Electrofysiologie Dr Vanhuffel Christian Situatie Man, 68j Sociaal: Gepensioneerd Sportief, loopt nog frequent Geen ethyl abusus, occasioneel roker
Nadere informatieTiener met abdominale klachten. Pauline Naessens ASO Pediatrie
Tiener met abdominale klachten Pauline Naessens ASO Pediatrie Oproep 14-jarig meisje Koorts tot 42 C Braken en waterige diarree Collaps Presentatie A : Vrije luchtweg B : AF 25/min, Kussmaul-ademhaling,
Nadere informatieAllemaal Beestjes. Eline van der Hagen Kcio 15 juni 2017
Allemaal Beestjes Eline van der Hagen Kcio 15 juni 2017 Voorgeschiedenis Vrouw, 68 jaar Diabetes type 2 (1995), hypertensie (2010), chronische nierinsuffiëntie (2012) Presentatie op de SEH In de nacht
Nadere informatieCASE REPORT FORM. (1) Bronovo (2) MCH (3) Haga Ziekenhuis (4) LUMC (5) Maasstad zks (6) Lucas Andreas (7) St. Antonius Nieuwegein.
CASE REPORT FORM Patientgegevens Ziekenhuis (1) Bronovo (2) MCH (3) Haga Ziekenhuis (4) LUMC (5) Maasstad zks (6) Lucas Andreas (7) St. Antonius Nieuwegein Studienummer patient Patientidentificatie in
Nadere informatieWerkwijze Spirometrie/Flowvolume meting
Werkwijze Spirometrie/Flowvolume meting Document ID NVLA 160412 ww S/FV lf Document titel Spirometrie/Flowvolume meting Publicatiedatum April 2016 Versie 2.0 Herzieningsdatum Januari 2020 Doel Het meten
Nadere informatieUitgebreid longfunctieonderzoek
Uitgebreid longfunctieonderzoek Inleiding De kinderarts heeft afgesproken dat er binnenkort bij uw kind een longfunctietest gedaan wordt. In deze folder kunt u lezen wat dit onderzoek inhoudt en hoe de
Nadere informatieMevr. A, 38 jaar. Inspanningstesten bij pulmonale vasculaire ziekten. Conclusie 27/11/2017. Mevr. A, 38 jaar Eerste hart-longhulp PET-CT
Mevr. A, 38 jaar Inspanningstesten bij pulmonale vasculaire ziekten Verpleegkundige, vraagt via de wandelgangen een X-thorax aan: Mathias Leys Joost van den Aardweg Mevr. A, 38 jaar Eerste hart-longhulp
Nadere informatieDIABETISCHE NEFROPATHIE
DIABETISCHE NEFROPATHIE Onderdeel van de micro-angiopathie bij diabetes mellitus. Insuline-afhankelijke DM 30% vd ptn krijgt nefropathie Niet-insuline-dependente DM 5% vd ptn Pathogenese: Meerdere factoren
Nadere informatieWaar staat de afkorting PiCCO voor?
Waar staat de afkorting PiCCO voor? Pulse Contour Cardiac Output..en de i..die is verzonnen Hemodynamische monitoring d.m.v. PiCCO is a) Invasief b) Minimaal invasief c) Niet invasief Antwoord: B CVL PULSIOCATH
Nadere informatieLongfunctieonderzoek op de polikliniek kindergeneeskunde. Informatie voor ouders en/of verzorgers
Longfunctieonderzoek op de polikliniek kindergeneeskunde Informatie voor ouders en/of verzorgers Inhoudsopgave Inleiding... 1 Voorbereiding thuis... 1 Longfunctieonderzoek... 2 Onderzoeken... 2 Spirometrie
Nadere informatieDokter op Dinsdag. Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis
Dokter op Dinsdag Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis Het hart is voornamelijk gemaakt van speciale spier. Het hart pompt bloed in de slagaders (bloedvaten) die het bloed naar alle
Nadere informatieSPIROMETRIE. Dr. Geert Tits Dr. Valérie Van Damme. 24 mei 2016
SPIROMETRIE Dr. Geert Tits Dr. Valérie Van Damme 24 mei 2016 Spirometrie: Theorie Belang van spirometrie Vroegtijdige detectie van obstructieve longaandoeningen (vroegere CARA) Spirometrie is gevoeliger
Nadere informatieInleiding. Afbeelding 1: Het hart
Boezemfibrilleren Inleiding Het hart is een holle spier, ongeveer even groot als een vuist. Het hart bestaat uit vier holle ruimtes: Rechterboezem Linkerboezem Rechterkamer Linkerkamer De boezems vangen
Nadere informatieDuiken en longziekten. Dr. S. Kloeppel Adembenemend februari 2015
Duiken en longziekten Dr. S. Kloeppel Adembenemend februari 2015 Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of
Nadere informatieChapter. De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie. Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie. Nederlandse samenvatting
Chapter 9 Nederlandse samenvatting De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie Samenvatting Pulmonale arteriële hypertensie is een ziekte van de longvaten,
Nadere informatieDE CARDIORENALE INTERACTIE
SAMENVATTING 143 144 Samenvatting DE CARDIORENALE INTERACTIE Chronisch nierfalen is een wereldwijd gezondheidsprobleem en een voorname oorzaak van morbiditeit en mortaliteit. De ziekte ontwikkelt zich
Nadere informatieDagonderzoek atriumfibrilleren
Dagonderzoek atriumfibrilleren Ziekenhuis Gelderse Vallei U bent door uw huisarts verwezen voor verder onderzoek naar de ritmestoornis atriumfibrilleren ook wel boezemfibrilleren genoemd. Het atrium is
Nadere informatie