Omgevingsanalyse 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Omgevingsanalyse 2013"

Transcriptie

1 Technische versie Omgevingsanalyse 2013 Stad Gent - Strategie & Coördinatie

2 Inhoudstafel Deel I Gentenaars en Gentgebruikers 1 Deel II Externe omgevingsanalyse 69 Deel III Interne omgevingsanalyse 227 Besluit 263

3 DEEL I Gentenaars en Gentgebruikers

4 2

5 Gentenaars en Gentgebruikers Gentenaars en Gentgebruikers - inleidend... 5 Gentenaars Demografisch profiel Gent, 31 dec Steeds meer Gentenaars Gent combineert een blijvende gezinsverdunning met een toename van het aantal grotere gezinnen Nieuwe Gentenaars door geboorte en migratie Verjonging jarigen Evolutie aantal 0-2 jarigen jarigen op wijkniveau jarigen jarigen op wijkniveau jarigen op wijkniveau jarigen Evolutie middelbare school jeugd Middelbare school jeugd op wijkniveau jarigen Evolutie aantal jarigen jarigen op wijkniveau Vergrijzing in absolute aantallen en verwitting plussers Evolutie aantal 65-plussers plussers op wijkniveau plussers Evolutie aantal 90-plussers plussers op wijkniveau De link met de arbeidsmarkt: (potentieel) actieve bevolking Evolutie actieve bevolking Samenstelling potentiële beroepsbevolking Potentiële beroepsbevolking op wijkniveau

6 Groene druk en grijze druk Verkleuring Afbakening groep ECM Etnisch-Culturele Minderheden Profiel en evolutie Herkomst ECM Meest voorkomende origines in Bevolkingsregister Besluit Gentgebruikers Pendelaars Pendel becijferd Modal split Openbaar vervoer Scholieren en studenten Scholieren - Aantrekkingskracht secundair onderwijs Studenten hoger onderwijs Aantal Gent huisvest 5 hogeronderwijsinstellingen Bevolking die niet tot het officieel bevolkingscijfer behoort Geregistreerd: Asielzoekers in het wachtregister Moeilijk te registreren groepen Woonwagenbewoners Mensen zonder wettig verblijf : indicatieve registratie via medische kaart Dak- en thuislozen Toeristen Dagtoerisme Overnachtingen Slot Over stadsgewesten en centrumsteden Over centrumfuncties Centen in het spel Centrumfuncties gemeten in de stadsmonitor Andere centrumfuncties Uitleidend

7 Gentenaars en Gentgebruikers - inleidend Wie loopt er allemaal rond in Gent? is eens een andere insteek om het over Gent te hebben. Het antwoord op die vraag is ruimer dan enkel het profiel van de gedomicilieerde Gentenaar. Op die manier komen er meer groepen van mensen in beeld, die ook aanwezig zijn in Gent. De dynamiek in het stedelijk leven wordt immers bepaald door Gentenaars én Gent-gebruikers. Een eerste deel vangt aan met de Gentenaars, op de geijkte manier. De Dienst Burgerzaken beheert het Bevolkings- en Vreemdelingenregister (of kort: Bevolkingsregister genoemd) en zo is het eenvoudig om een duidelijk demografisch profiel op te maken, met historieken. Er zijn ook prognoses toegevoegd, opgemaakt door de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Het nieuwe tweede deel Gentgebruikers omvat twee groepen: mensen die in Gent wonen en er niet gedomicilieerd zijn, en mensen die Gent bezoeken. De eerste groep zijn die mensen, die naast de gedomicilieerde Gentenaars in de stad wonen. Het gaat dan om mensen die tijdelijk in Gent verblijven, zoals bijvoorbeeld (internationale) studenten of kotstudenten, of woonwagenbewoners. Anderzijds zijn er evengoed mensen die moeilijk te registreren zijn, zoals de dak- en thuislozen. De tweede groep zijn de bezoekers waarvan de pendelende werkenden, shoppers, studenten en toeristen de grootste groepen zijn. Voor deze groepen zijn er niet altijd transparante registraties of databanken en kan er dan enkel indicatief over volumegroottes worden beschreven. Over sommige groepen (zoals de shoppers ) zijn er geen gegevens beschikbaar en deze komen dan ook niet aan bod. Dit Gentgebruikers -luik is dus niet volledig. 5

8 Gentenaars Gentenaars zijn de in Gent gedomicilieerde inwoners, zoals geregistreerd in het bevolkingsregister, dat het bronmateriaal levert. In wat volgt vind je een demografische historiek, de toestand vandaag en de door Vlaanderen gemaakte stedelijke bevolkingsprognoses. Eerst wordt Gent in zijn totaliteit beschreven. Daarna volgt een selectie aan bevolkingsgroepen: een combinatie van leeftijdsgroepen gekoppeld aan doelgroepen (peuters, kleuters, lagere schoolkinderen, scholieren, studenten, beroepsbevolking, senioren) of een focus op een aparte bevolkingsgroep, zoals de etnisch culturele minderheden. Een bevolkingsprognose of - projectie is een voorspelling op basis van vooruitberekeningen van zowel de omvang als samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied. Bevolkingsprognoses vormen vaak de basis van beleidsvoornemens. Voorspellingen tot en met vijf jaar zijn relatief betrouwbaar, maar niet exact (De Groote & Truwant, 2003: 151). 6

9 Kaderstuk Prognoses De prognoses opgenomen in deze publicatie zijn berekend en overgenomen van de Studiedienst van de Vlaamse Regering SVR (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). De prognoses zijn uitgevoerd op gemeentelijk niveau. Bij de projecties werd rekening gehouden met berekende trends ( = hypothesen) betreffende aantallen geboorten, overlijdens en binnen- en buitenlandse migraties. Voor Gent en Antwerpen is rekening gehouden met de respectievelijke stedelijke trends, en niet met algemene Vlaamse trends. Ook het aantal private huishoudens werd geschat, alsook de huishoudgrootte. Voor het eerst is ook de berekening van de geboortes gebaseerd op longitudinale cijfers over een tijdspanne van 38 jaar. Daarnaast is er zoveel mogelijk rekening gehouden met regionale differentiatie: sterften en geboorteniveaus zijn in Gent niet dezelfde als bijvoorbeeld deze in Poperinge. Er is m.a.w. voor de eerste maal gewerkt met zeer specifieke hypothesen zoveel mogelijk afgestemd op het lokale niveau. Het resultaat van de projecties zijn vooruitzichten van 1 januari 2009 tot 1 januari Let wel, in deze publicatie worden enkel de projecties tot 2018 besproken (met name tot het einde van de legislatuur ). De startpopulatie bestaat uit het aantal inwoners naar leeftijd en geslacht in een bepaalde gemeente. Dat is het aantal inwoners de jure volgens de definities van het Rijksregister van de natuurlijke personen 1. De projecties zijn uitgevoerd in stappen van 1 jaar en zijn specifiek naar leeftijd en geslacht SVR 2008 Gent 2012 SVR 2012 Gent 2018 SVR (1 januari) (1 januari) (1 januari) (1 januari) (1 januari) 0-2 jarigen jarigen jarigen jarigen jarigen jarigen Totale bevolking Tabel 1: Vergelijking SVR prognose - wettelijke bevolking Gent (Bron: SVR en Bevolkingsregister Stad Gent) Tabel 1 toont aan dat de prognoses tot 2012 effectief een goed beeld geven, de werkelijke wettelijke bevolking ligt 0,7% hoger dan de prognoses. Zoals reeds aangegeven, voor het beleid zijn prognoses een noodzakelijke oefening, maar een heikele aangelegenheid. Het is geen exacte wetenschap, het zijn eigenlijk een soort "weersvoorspellingen". Vertrekkende vanuit waargenomen trends uit het verleden en huidige kennis rond sterfte, geboorte en migratie, wordt een schatting gemaakt van de toekomstige bevolking. Wat geboorten en sterftes betreft zijn de prognoses relatief 1 Het aantal personen dat ingeschreven is in het wachtregister is daar niet in opgenomen, evenmin als het aantal personen dat onwettig in het land verblijft. 7

10 betrouwbaar. Migratie is moeilijker te voorspellen, omdat het van teveel externe factoren (economische conjunctuur, politieke beslissingen) afhankelijk is. Voorbeeld: de prognoses door het Planbureau van 1985 toen het migratiesaldo ongeveer nul was. Toen was de Berlijnse muur nog niet gevallen en had niemand de uitbreiding van de EU tot 27 lidstaten voorzien met bovendien vrij verkeer van kapitalen, goederen en personen (verdrag van Maastricht). Op basis van de prognoses van 1985 van het Federaal Planbureau ging België nooit de 10 miljoen inwoners halen. Nu, 27 jaar later, telt België bijna 11 miljoen. Dit toont aan hoe voorzichtig er met prognoses moet worden omgesprongen. In de huidige prognoses is geen rekening gehouden met de economische crisis. Deze heeft namelijk invloed op het aantal geboorten en in mindere mate op de migratie. Het is dus plausibel dat de Gentse bevolking minder sterk groeit dan aangegeven in de projecties. Anderzijds wordt de toename van de Gentse bevolking in belangrijke mate bepaald door migratie. Laat dit nu net de moeilijkste voorspellende factor zijn bij bevolkingsprognoses. Zoals H. De Jouvenel (De Groote & Truwant, 2003: 151) aangeeft: bevolkinsgprognoses hebben niet als doel de toekomst te voorspellen maar om ons te helpen hem op te bouwen. 8

11 1. Demografisch profiel Gent, 31 dec 2011 Gent kent op 31 december inwoners. Bevolkingspiramide Gent (31/12/2011) - Vlaanderen (31/12/2009) bevolking herleid naar Vrouwen Vlaanderen Mannen Vlaanderen Vrouwen Gent Mannen Gent Figuur 1: Bevolkingspiramide Gent - Vlaanderen (Bron: bevolkingsregister Stad Gent - FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI)) Een bevolkingspiramide toont de opbouw van de bevolking in aantallen van leeftijden. In Figuur 1 zie je de opbouw van de bevolking in Gent vergeleken met de opbouw van de bevolking in Vlaanderen. Beide bevolkingsgroepen zijn herleid tot om gemakkelijk te kunnen vergelijken. Wat opvalt is de groep jarigen (en in het bijzonder de groep jarigen) die verhoudingsgewijs een veel grotere groep vormen in Gent in vergelijking met Vlaanderen. Ook de jonge kinderen (0-4 jaar) zijn relatief gezien talrijker aanwezig in Gent dan in Vlaanderen. Omgekeerd zien we dat Vlaanderen een grotere groep jarigen en jarigen heeft. De groep jarigen is quasi gelijk in Gent als in Vlaanderen. De groep 85+ is dan weer iets groter in Gent in vergelijking met Vlaanderen. 9

12 2. Steeds meer Gentenaars Figuur 2 geeft de evolutie weer van het aantal inwoners van 1977 tot De grafiek start op 1977 omdat dit het jaar van de fusie is. In dat jaar kreeg stad Gent zijn huidige vorm. Vanaf 1977 tot 1998 daalt het aantal inwoners in stad Gent. Vanaf 1999 tot 2010 zie je jaarlijks een stijging. Anno 2010 heeft Gent opnieuw het niveau bereikt van Met andere woorden, na een daling van 19 jaar bereikt Gent na 11 jaar weer het oorspronkelijke niveau. In 2011 is er nog een lichte stijging van het bevolkingsaantal, zodat het bevolkingsaantal boven het niveau van 1977 uitkomt Evolutie aantal inwoners Gent Figuur 2: Evolutie aantal inwoners Gent (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) 2 Alle cijfers in dit document hebben betrekking op 31/12 van het observatiejaar. Alle cijfers komen uit het bevolkingsregister van Stad Gent, behalve de bevolkingsprognoses of tenzij anders vermeld. 10

13 % 30 Groei totale bevolking Gent groei (%) t.o.v totale bevolking prognose totale bevolking Figuur 3: Evolutie en prognose bevolking (groeicijfers) (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Figuur 3 toont de procentuele groei van het bevolkingsaantal in Gent vanaf Anno 2011 is de bevolking (12 jaar later) met ongeveer 10% toegenomen. De prognoses voorspellen een groei van 15% tegen Dit wil zeggen dat we de sterkste stijging al hebben gehad. De toename van het bevolkingsaantal zal dus vermoedelijk verder aanhouden, maar zal minder sterk zijn. Procentuele groei bevolking Gent 2004 t.o.v Procentuele groei bevolking Gent 2011 t.o.v Legende -5,9 - -1,3-1,2-1,5 1,6-4,9 5,0-8,2 8,3-11,6-5,9 Legende -0,8-1,2 1,3-4,3 4,4-8,0 8,1-10,5 10,6-13,5-0,2 0,7 5,9 7,5 7,2 1,3-0,4-1,7 0,6 2,5 4 1,5 3,8 8,2 10,6 4,9 7 11,6-0,1 0,3 7,7 3,1 0,8-2,2 5,7 1-0,5 3,1 10,1 5,7 5,6 10,511,8 13,5 3,9 10,112,2 5,6 8 11,3-0,8 2,8 9,2-0,5 1,8 1,2 4,3-1,3 1,8 Figuur 4: procentuele groei wijken (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) 11

14 De aangroei van de bevolking is niet in elke Gentse wijk gelijk. In bovenstaande kaarten vind je respectievelijk de groeicijfers van 2004 t.o.v en 2011 t.o.v Het groeicijfer voor Gent voor 2004 (t.o.v. 1999) is 3,0%. In Kanaaldorpen en zone (-5,9%), Moscou- Vogelhoek (-2,2%), Sint Denijs Westrem (-1,7%), Zwijnaarde (-1,3%) daalt de bevolking met meer dan 1 % tussen 2004 en Tijdens de periode is er voor bijna elke wijk een toename, behalve voor de Stationsbuurten, Drongen en de Kanaaldorpen en zone. De grootste toenames situeren zich in de wijken in de negentiende-eeuwse gordel. De sterkste groeiers zijn in (>10%): Elisabethbegijnhof-Papegaai en Macharius-Heirnis. Voor de periode is dat opnieuw Macharius-Heirnis, en ook Brugse Poort-Rooigem, Rabot- Blaisantvest, Sluizeken-Tolhuis-Ham, Dampoort, Oud-Gentbrugge en Muide-Meulestede. Andere groeiers in (> dan 5% en <10%) zijn Sint Amandsberg, Oostakker, Nieuw Gent UZ en Bloemekenswijk. Voor zijn dat opnieuw Bloemekenswijk, Oostakker en Sint Amandsberg, en ook Ledeberg, Binnenstad, Wondelgem en Watersportbaan Ekkergem. 12

15 aantal gemiddelde huishoudensgrootte 3. Gent combineert een blijvende gezinsverdunning met een toename van het aantal grotere gezinnen. Parallel aan een toename van het aantal inwoners is er ook een toename van het aantal huishoudens tot In 2011 daalt het aantal huishoudens voor het eerst (1999: huishoudens 2011: huishoudens). Het gemiddeld aantal inwoners per huishouden is in 2011 (2,16) is iets hoger dan in 1999 (2,14). In Figuur 5 vind je de evolutie van het aantal huishoudens, het aantal inwoners en het gemiddeld aantal inwoners per huishouden. Het aantal huishoudens stijgt aanvankelijk sterker dan het aantal inwoners, waardoor je gezinsverdunning krijgt. Dit zie je in Figuur 5 doordat de gemiddelde huishoudensgrootte daalt tot Vanaf dan stijgt het aantal inwoners sterker dan het aantal huishoudens en zie je dus ook een stijging van het gemiddeld aantal inwoners per huishouden Evolutie huishoudens, inwoners en gemiddelde huishoudensgrootte 2,50 2,40 2,30 2,20 2,10 2,00 1,90 1,80 1,70 1,60 1,50 inwoners huishoudens gemiddelde huishoudensgrootte prognose inwoners prognose huishoudens prognose gemiddelde huishoudensgrootte Figuur 5: Evolutie gemiddelde huishoudensgrootte (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) In Figuur 6 vind je de groeicijfers van het aantal inwoners, het aantal huishoudens en de gemiddelde huishoudensgrootte. De prognoses voorspellen een gezinsverdunning in de komende jaren. 13

16 30 huishoudens totale bevolking Evolutie bevolking - huishoudens Groeicijfers [%] tov gemiddelde huishoudensgrootte prognose huishoudens prognose totale bevolking prognose gemiddelde huishoudensgrootte Figuur 6: Evolutie huishoudens (groeicijfers) (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Evolutie huishoudens Procentuele groei t.o.v Figuur 7: Evolutie huishoudens (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) Figuur 7 toont dat het aantal alleenstaanden van 1999 tot 2010 continu is toegenomen. In 2011 is er een daling van het aantal huishoudens ten opzichte van Het aantal eenoudergezinnen is vanaf 1999 tot 2006 vrij sterk gestegen, daarna is het quasi stabiel gebleven. Het aantal samenwonenden / 14 samenwonend/gehuwd alleenstaand eenoudergezin alle huishoudens

17 gehuwden is vrij stabiel gebleven van 1999 tot De laatste jaren is er wel een sterkere stijging zichtbaar. Anno 2011 is 43% van de huishoudens een eenpersoonshuishouden (alleenstaand); 49% van de huishoudens bestaat uit samenwonenden / gehuwden met of zonder kinderen en 8% van de huishoudens zijn eenoudergezinnen. Deze verhoudingen zijn stabiel gebleven sinds % van de huishoudens bestaat uit een een- of tweepersoonshuishouden (Stad Gent, 2012a: 87). In Figuur 8 zie je de evolutie van het aantal huishoudens, opgesplitst naar huishoudengrootte. De eenpersoonshuishoudens stijgen tot In 2011 is er plots een daling van het aantal alleenstaanden. Ook het aantal tweepersoonshuishoudens en driepersoonshuishoudens daalt lichtjes in Daarnaast is er een stijging van het aantal grote huishoudens, met op kop de huishoudens van 6 en 5 personen. 30 Evolutie aantal huishoudens naar huishoudensgrootte Groeicijfers t.o.v (%) hh=1 hh=2 hh=3 hh=4 hh=5 hh=6 hh=7 hh=8+ Figuur 8: Evolutie huishoudens naar huishoudensgrootte (Stad Gent, 2012a) 15

18 aantal 4. Nieuwe Gentenaars door geboorte en migratie De bevolking groeit aan door: natuurlijke groei (sterftes en geboortes) migratie of verhuisbewegingen (immigratie en emigratie) Van 1977 tot 1988 zijn er meer sterftes dan geboortes in Gent, bijgevolg is de natuurlijke groei negatief. Vanaf 1989 zijn er meer geboortes dan sterftes en is de natuurlijke groei positief (Figuur 9). Vanaf 2004 is er een hele sterke toename van het aantal geboortes, wat zich ook manifesteert in een sterke natuurlijke groei. Wat de migratiebewegingen betreft, zie je tot 2000 (op 1985 na) een grotere uitstroom (emigratie) dan instroom (immigratie) met als gevolg een negatief saldo (Figuur 10). Vanaf 2000 draait deze verhouding om. Elk jaar is er een grotere instroom dan uitstroom en dus een positief migratiesaldo. In 2011 is er plots een sterke daling van het migratiesaldo. Algemeen zien je ook dat er de laatste 20 jaar een toename is van het aantal migratiebewegingen, zowel immigratiebewegingen als emigratiebewegingen. M.a.w. er wordt meer verhuisd Evolutie natuurlijke groei Gent Figuur 9: Evolutie natuurlijke groei (Stad Gent, 2012a) geboortes sterftes natuurlijke groei 3 Het gaat hier enkel over de inkomende en uitgaande verhuisbewegingen. Niet over de verhuisbewegingen binnen de stad zelf. 16

19 aantal Evolutie migratiebewegingen Gent Figuur 10: Evolutie migratiebewegingen (Stad Gent, 2012a) immigratie emigratie saldo Het migratiesaldo voor niet-belgen is positief, wat betekent dat er meer niet-belgen naar Gent verhuizen dan dat er niet-belgen uit de stad vertrekken (Figuur 11). Omgekeerd is er een negatief saldo voor Belgen. Er vertrekken dus meer Belgen uit Gent dan dat er Belgen aankomen. De top 5 van nationaliteiten met het hoogste migratiesaldo in Gent (periode ): 1. Bulgaren (gemiddeld saldo: 805 personen per jaar of 3,3 per 1000 inwoners) 2. Turken (gemiddeld saldo: 254 personen per jaar of 1,1 per 1000 inwoners) 3. Slovaken (gemiddeld saldo: 160 personen per jaar of 0,7 per 1000 inwoners) 4. Polen (gemiddeld saldo: 120 personen per jaar of 0,5 per 1000 inwoners) 5. Nederlanders (gemiddeld saldo: 106 personen per jaar of 0,4 per 1000 inwoners) Opvallend is de enorme daling in 2011 van het migratiesaldo van niet-belgen 5 (Figuur 11). We merken ook op dat er een daling is bij de Belgen, maar die is minder uitgesproken dan bij de niet- Belgen. 4 Momenteel zijn dit de meest recente cijfers. Omdat het vaak lang duurt vooraleer een (buitenlandse) migratie effectief geregistreerd wordt, wachten we telkens 1 jaar om de cijfers op te vragen. M.a.w. begin 2012 zullen de migratiecijfers van 2010 opgevraagd worden. Omdat migratie nogal een grillig verloop kent, wordt met een jaargemiddelde gewerkt (hier voor de periode ). 5 De cijfers van 2011 hebben als extractie datum februari Het is dus goed mogelijk dat deze gegevens nog onderhevig zullen zijn aan minimale veranderingen, als we de cijfers februari 2013 opnieuw opvragen. 17

20 aantal 4000 Evolutie migratiesaldi naar nationaliteit saldo Belgen saldo niet-belgen totaal saldo Figuur 11: evolutie migratiesaldi naar nationaliteit (Stad Gent, 2012d) 18

21 totale bevolking 0-2 jarigen 5. Verjonging Verjonging of vergroening is een demografisch fenomeen dat in Gent vooral tot uiting komt in de gemaakte evolutie van de groep 0 tot 2-jarigen. Gent heeft een jonge bevolking. Dat is vooral te zien in de bevolkingspiramide van Gent en de vergelijking met Vlaanderen: in Gent is er een overduidelijk grotere aanwezigheid van jarigen. De volgende groepen komen hier aan bod: 0-2-jarigen, 3-11-jarigen, jarigen, jarigen, parallel aan peuters, kinderen met basisschoolleeftijd, scholieren, jongeren jarigen Evolutie aantal 0-2 jarigen Uit Figuur 12 kan je afleiden dat de totale bevolking de laatste 10 jaar een sterke stijging kent. Bijgevolg kan je ook een stijging van het aantal 0-2 jarigen verwachten. We zien dat het aantal 0-2 jarigen van 1999 tot 2003 stabiel blijft. Vanaf 2004 is er een continue stijging. Evolutie (absolute cijfers) totale bevolking - aantal 0-2 jarigen Gent totale bevolking 0-2 jarigen Figuur 12: Evolutie totale bevolking en 0-2 jarigen Gent (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) 0 Die stijging zal zich als we uitgaan van de prognoses doorzetten tot 2016 (Figuur 13). 19

22 aantal Evolutie en prognose 0-2 jarigen Gent jarigen prognose 0-2 jarigen Figuur 13: Evolutie en prognose aantal 0-2 jarigen Gent (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Het aantal 0-2 jarigen is sterk beïnvloed door het aantal geboortes. Uit de algemene demografische evolutie van Gent (Figuur 9) zien we dat Gent in 2006 een record aantal geboortes kent. Deze stijging houdt aan tot In 2011 is er voor het eerst sinds lange tijd een heel lichte daling van het aantal geboortes. Het aantal geboortes in 2011 is vergelijkbaar met het aantal van 2009 en nog altijd zeer hoog. De stijging van het aantal geboortes de afgelopen jaren is op zich geen vreemde evolutie aangezien ook het totale aantal inwoners stijgt de laatste jaren. Een groei van het aantal geboortes resulteert automatisch in een groter aantal 0-2 jarigen. Opvallend is dat de procentuele groei van het aantal kinderen (0 tot 2-jarigen) veel sterker is dan de procentuele groei van de totale bevolking (Figuur 14). Dit was zo vanaf 2004 tot nu (geobserveerde cijfers) en zal zich vermoedelijk doorzetten tot 2016 (prognose cijfers). Terwijl de totale bevolking in 2011 met 10% is gegroeid t.o.v. 1999; - stijgt het aantal nuljarigen met 38% over dezelfde periode, - het aantal eenjarigen met 32% en - het aantal tweejarigen met 29%. De loop van de bevolking is het resultaat van twee elementen: de natuurlijke groei en migratie. Het migratiesaldo voor de 0- tot 2-jarigen is negatief. Dit wil zeggen dat er meer 0- tot 2-jarigen uit Gent verhuizen dan dat er naar Gent komen wonen. Het negatieve migratiesaldo is in absolute cijfers wel kleiner dan de positieve natuurlijke groei. Migratie zwakt de sterke groei van het aantal jongere kinderen - ten gevolge van de stijging van het aantal geboortes - lichtjes af, maar de stijgende trend blijft bestaan. De 0-2 jarigen zijn een belangrijke doelgroep om te monitoren voor de kinderopvang. 20

23 % 60 Groeicijfers (%) t.o.v totale bevolking en 0-2 jarigen totale bevolking prognose totale bevolking 0-2 jarigen prognose 0-2 jarigen Figuur 14: Groeicijfers (%) t.o.v totale bevolking en 0-2 jarigen (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) 0-2 jarigen op wijkniveau Volgende figuren geven respectievelijk het absoluut aantal 0-2 jarigen op wijkniveau en het percentage 0-2 jarigen (t.o.v. de totale bevolking per wijk). In absolute aantallen zijn er veel 0-2 jarigen in de wijken Brugse Poort Rooigem (N=900) Sint Amandsberg (N=721) Dampoort (N=628) Oostakker (N=517) en Binnenstad (N=466). De wijken waar de 0-2 jarigen het minst aanwezig zijn, zijn: Watersportbaan - Ekkergem (237), Moscou - Vogelhoek (213), Elisabethbegijnhof - Papegaai (199), Sint-Denijs Westrem (154) en Kanaaldorpen en zone(75). Figuur 15: Absoluut aantal 0-2 jarigen wijkniveau Figuur 16: Aandeel 0-2 jarigen wijkniveau Wanneer je het aandeel 0-2 jarigen op wijkniveau bekijkt, dan zie je de hoogste aandelen in de wijken in de 19 de -eeuwse gordel, nl. Rabot - Blaisantvest (5,6%), Muide - Meulestede - Afrikalaan (5,3 %), Dampoort (5,2 %), Brugse Poort - Rooigem (5,0%) en Ledeberg (5,0%). De laagste aandelen vind je terug in de wijken Kanaaldorpen en zone (3,1%), Elisabethbegijnhof - Papegaai (2,9%), Drongen (2,7 %), Binnenstad (2,6%) en Sint-Denijs Westrem (2,6%) 21

24 aantal jarigen De groep 3-11 jarigen zijn de kinderen met basisschool-leeftijd. We splitsen de groep op in 3- tot 5-jarigen, wat overeenkomt met de kleuters; de groep 6- tot 11- jarigen wat overeenkomt met de lagere school kinderen Evolutie en prognose aantal 3-5 jarigen en 6-11 jarigen jarigen 6-11 jarigen prognose 3-5 jarigen prognose 6-11 jarigen Figuur 17: Evolutie en prognoses aantal 3-5 jarigen en 6-11 jarigen (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Het aantal 3 tot 11 jarigen is van 1999 tot 2010 niet veel toegenomen. Bij de 3 tot 5 jarigen zien we een stijging vanaf 2007 (wat een gevolg is van de stijging van de geboortecijfers in 2004 en volgende jaren). Die trend zet zich bij de 6 tot 11-jarigen drie jaar later - in vanaf De prognoses laten zien dat beide groepen in de komende jaren nog zullen toenemen. 22

25 % Groeicijfers (%) t.o.v jarigen / 6-11 jarigen / totale bevolking jaar 6-11 jaar prognose 3-5 jaar totale bevolking prognose 6-11 jaar prognose totale bevolking Figuur 18: Groeicijfers (%) 3-5 jarigen / 6-11 jarigen / totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) De sterke stijging van respectievelijk het aantal 3-5 jarigen en 6-11 jarigen in 2007 en 2010 zien we ook in de groeicijfers. De prognoses voorspellen een nog sterkere stijging in de komende jaren. Dit alles is het gevolg van een stijging van het geboortecijfer de afgelopen jaren (cf. supra). Het migratiesaldo voor deze groep is immers negatief. 3-5 jarigen op wijkniveau Figuur 19: 3-5 jarigen op wijkniveau (absoluut) Figuur 20: 3-5 jarigen op wijkniveau (percentage) Figuur 19 toont het aantal 3- tot 5-jarigen op wijkniveau. Figuur 20 toont het aandeel 3-5 jarigen t.o.v. het totaal aantal inwoners op wijkniveau. De 19 de eeuwse gordel (donkerrood) zijn de gebieden met het hoogste aandeel kleuters. Dit betekent dus dat de hoogste aantallen 3- tot 5-jarigen terug te vinden zijn in de wijken: Brugse Poort - Rooigem (784), Sint Amandsberg (678), Dampoort (529), Oostakker (473) en Wondelgem (463). De laagste aantallen zijn voor de volgende wijken: Watersportbaan Ekkergem (179), Sint- 23

26 Denijs Westrem (166), Moscou - Vogelhoek (161), Elisabethbegijnhof - Papegaai (145) en Kanaaldorpen en -zone (76). De aandelen 3- tot 5-jarigen geven een ander beeld, zo zijn de grootste aandelen op te tekenen in de wijken: Rabot Blaisantvest (4,8%), Muide - Meulestede - Afrikalaan (4,6%), Brugse Poort - Rooigem (4,4%), Dampoort (4,4%) en Oud Gentbrugge (4,3%). De kleinste aandelen dan weer, vinden we terug bij de wijken: Stationsbuurt Zuid (2,7%), Watersportbaan - Ekkergem (2,5%), Stationsbuurt Noord (2,2%), Elisabethbegijnhof - Papegaai (2,1%) en Binnenstad (1,8%) jarigen op wijkniveau Figuur 21 en Figuur 22 tonen resp. het aantal en percentage 6- tot 11-jarigen in Gent. Het grootste aantal lagereschoolkinderen woont in de wijken Brugse Poort - Rooigem (1.281), Sint Amandsberg (1.240), Oostakker (921), Dampoort (879) en Wondelgem (829). De laagste aantallen wonen in de volgende wijken: Sint-Denijs Westrem (364), Moscou - Vogelhoek (339), Elisabethbegijnhof - Papegaai (254), Watersportbaan - Ekkergem (216) en Kanaaldorpen en zone (171). De hoogste percentages lagereschoolkinderen vinden we terug in Muide - Meulestede - Afrikalaan (8,4%), Bloemekenswijk (8,2%), Rabot - Blaisantvest (7,9 %), Dampoort (7,3%), Brugse Poort - Rooigem (7,2%), Kanaaldorpen en zone (7%) en Oostakker (7%). De laagste aandelen zien we in de wijken Stationsbuurt Zuid (4,8%), Elisabethbegijnhof - Papegaai (3,7 %), Stationsbuurt Noord (3,6%), Watersportbaan - Ekkergem (3,0 %) en Binnenstad (2,9%). Figuur 21: 6-11 jarigen (absoluut) Figuur 22: 6-11 jarigen (percentage) 24

27 aantal jarigen Evolutie middelbare school jeugd Evolutie en prognose aantal jarigen Gent jarigen prognose jarigen Figuur 23: Evolutie en prognose aantal jarigen Gent (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) De groep jarigen stijgt lichtjes van 1999 tot 2006, daarna blijft die groep stabiel tot eind De prognoses voorspellen de eerste jaren een status quo. Deze groep zal vermoedelijk pas in aantal toenemen vanaf De groeicijfers (Figuur 23) tonen dat de groep jarigen van 2001 tot 2006 een sterkere stijging kende dan de totale bevolking. Vanaf 2006 is er geen groei meer voor de jarigen. De prognoses verwachten terug een stijging vanaf

28 Groeicijfers (%) t.o.v groep jarigen en totale bevolking % jarigen prognose jarigen totale bevolking prognose totale bevolking Figuur 24: Groeicijfers groep jarigen en totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Middelbare school jeugd op wijkniveau Figuur 25: jarigen in de wijk (absoluut) Figuur 26: jarigen in de wijk (percentage) Deze kaarten geven het aantal jarigen op wijkniveau (links) en het percentage jarigen op wijkniveau. Er is een groot aantal jarigen in de wijken (in dalende volgorde) Sint-Amandsberg (1232) Drongen (950), Oostakker (932), Mariakerke(823) en Wondelgem (800) : de wijken in de rand van Gent (in het noordelijke deel). Atypisch is hier de wijk Brugse Poort Rooigem (1152). De wijken met de minste jarigen zijn: Stationsbuurt Zuid (312), Moscou - Vogelhoek (306), Elisabethbegijnhof - Papegaai (235), Watersportbaan - Ekkergem (218) en Kanaaldorpen en -zone (163). De kaart met het aandeel middelbare school jeugd geeft een duidelijker beeld: er zijn procentueel minder middelbare school kinderen in het centrum in vergelijking met de wijken in de rand en in de 19 de -eeuwse gordel. Dit resulteert in de volgende top 5: Bloemekenswijk (7,7 %), Rabot 26

29 aantal Blaisantvest (7,5 %), Drongen (7,4 %), Muide - Meulestede - Afrikalaan (7,3 %) en Oostakker (7,1 %). De kleinste aandelen vinden we terug in Stationsbuurt Zuid (4,1 %), Stationsbuurt Noord (3,5 %), Elisabethbegijnhof - Papegaai (3,4 %), Watersportbaan - Ekkergem (3,0 %) en Binnenstad (2,7 %) jarigen Evolutie aantal jarigen De groep jarigen kan omschreven worden als de jongvolwassenen. Deze groep is wellicht een onderschatting van de werkelijke populatie, aangezien de meeste kotstudenten deze leeftijd hebben, maar niet officieel gedomicilieerd zijn in Gent en dus niet zichtbaar zijn in de cijfers uit het bevolkingsregister Evolutie en prognose aantal jarigen Gent jarigen prognose jarigen Figuur 27: Evolutie en prognose jarigen (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Het aantal jarigen stijgt sterk vanaf De prognoses voorspellen dat deze groei zal stagneren de komende jaren. De groeicijfers tonen hetzelfde beeld: een sterk procentuele groei in 2008 en Als we deze groei vergelijken met de groei van de totale bevolking, dan is de groep aanvankelijk trager gegroeid maar heeft dan de laatste jaren een inhaalbeweging gekend, met als gevolg dat de beide groepen nu hetzelfde groeipercentage hebben bereikt. De groei van de is nu al sterker dan wat de prognoses voorspeld hebben. 27

30 Groeicijfers (%) t.o.v groep jarigen en totale bevolking % prognose jarigen totale bevolking prognose totale bevolking Figuur 28: Groeicijfers jarigen en totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) jarigen op wijkniveau Figuur 29: jarigen in de wijk (absoluut) Figuur 30: jarigen in de wijk (percentage) In absolute aantallen zijn er het meest jarigen in de wijken Binnenstad (1999), Brugse Poort Rooigem (1591) en Sint-Amandsberg (1531). De kleinste aantallen zie je bij de wijken Sint-Denijs Westrem (502), Watersportbaan Ekkergem (498), Moscou Vogelhoek (360) en Kanaaldorpen en zone (205). In relatieve aantallen zijn de grootste aandelen terug te vinden in de wijken Binnenstad (11,3%), Rabot-Blaisantvest (10,5%), Elisabethbegijnhof-Papegaai (10,2%) en Nieuw Gent UZ (9,8%). De kleinste aandelen zijn voor de rekening van Ledeberg (7,6%), Moscou-Vogelhoek (7,3%), Mariakerke (7,2%) en Watersportbaan Ekkergem (6,9%). 28

31 aantal 65-plussers % 65-plussers 6. Vergrijzing in absolute aantallen en verwitting plussers Vanaf 65 wordt men niet meer tot de potentiële beroepsbevolking gerekend. Het aandeel 65- plussers in de bevolking geeft een beeld van de vergrijzing. Toenemende vergrijzing kan het gevolg zijn van ofwel stijging van de gemiddelde leeftijd van een samenleving ofwel toename van het percentage ouderen. In België is er sprake van een dubbele vergrijzing, want zowel de gemiddelde leeftijd van de bevolking als het percentage ouderen stijgt (Sociale Zekerheid, 2012). In Gent, net zoals in andere studentensteden is er enkel sprake van toename van het aantal ouderen. Dit voornamelijk door de aanzienlijke verhoging van de levensverwachting en het ouder worden van de babyboomgeneratie. Verhoudingsgewijs tot de totale bevolking is er een lichte daling van het aandeel 65 plussers (van 18,49% in 1999 naar 16,95% in 2011). In Gent is er van vergrijzing van de bevolking geen sprake. Onderstaande grafiek toont dat de groep 65-plussers in de periode de afgelopen jaren vrij stabiel is gebleven. De prognoses voorspellen een stijging in de komende jaren. Evolutie aantal 65-plussers Evolutie en prognose aantal en aandeel 65-plussers Gent ,00% 22,00% 20,00% ,00% 16,00% 14,00% 12,00% 10,00% 65-plussers aandeel 65-plus prognose 65-plussers prognose aandeel 65-plus Figuur 31: Evolutie en prognose aantal 65-plussers (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) De groeicijfers tonen een status quo voor de 65-plussers. We verwachten pas vanaf 2014 een positieve groei. Het totaal aantal inwoners daarentegen is de afgelopen tien jaren wel met 10% toegenomen. De vergrijzing (stijgend aandeel 65-plussers) zal zich vermoedelijk inzetten vanaf 2017, maar dan nog aan een gestaag tempo (zie Figuur 31). 29

32 30 Groeicijfers (%) t.o.v groep 65-plussers en totale bevolking % plussers totale bevolking prognose 65-plussers prognose totale bevolking Figuur 32: Groeicijfers 65-plusers en totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) 65-plussers op wijkniveau Figuur 33: 65-plussers op wijkniveau (absoluut) Figuur 34: 65-plussers op wijkniveau (relatief) De wijk Sint-Amandsberg telt het grootste aantal 65 plussers (3.267). Mariakerke (2.930), Wondelgem (2.911), Binnenstad (2.803) en Drongen (2.654) huisvesten eveneens in absolute aantallen een groot aantal 65 plussers. Moscou-Vogelhoek (805), Muide-Meulestede-Afrikalaan (781), Macharius-Heirnis (698) en de Kanaaldorpen en zone (391) zijn de wijken die in aantal het minst aantal 65 plussers tellen. Relatief gezien, uitgedrukt in percentages t.o.v. de totale bevolking, hebben de wijken Watersportbaan-Ekkergem (26,3%), Sint Denijs Westrem (25.5%), Mariakerke (22.2%) en Gentbrugge (21,8%) het hoogste aandeel 65 plussers. De wijken Muide-Meulestede-Afrikalaan (13%), Dampoort 30

33 aantal (11,3%), Macharius Heirnis (10,4%) en Rabot-Blaisantvest (10,1%) hebben het laagste aandeel ouderen wonen plussers Veroudering binnen de veroudering wordt voornamelijk vanuit zorg oogpunt benaderd. Negentig plussers zijn grotendeels een zorgbehoevende populatie. Het aantal 90-plussers stijgt lichtjes tussen 1999 en Daarna zet zich een daling in tot 2008, om dan opnieuw te stijgen tot boven het niveau van De daling is een gevolg van het WOI-effect. In de periode is het aantal geboorten veel lager dan in de periode ervoor en erna. Reden hiervoor is Wereldoorlog I (Stad Gent, 2008). Dit effect zie je begin van deze eeuw in het aantal 90- plussers. De prognoses voorspellen dat deze stijging nog verder zal doorgaan in de komende jaren. Evolutie aantal 90-plussers Evolutie en prognose aantal 90-plussers Gent plussers prognose 90-plussers Figuur 35: Evolutie en prognose 90-plussers (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent - prognoses SVR) De trend van lichte stijging, daling en opnieuw stijging wordt ook zichtbaar in de groeicijfers. Van 1999 tot 2004 is er een sterkere groei van de groep 90+ in vergelijking met de groei van de totale bevolking. Daarna is er een daling tot In 2008 is de groep 90+ kleiner dan in Vanaf dan zien we de start van een (voorspelde) spectaculaire groei. De komende jaren mogen we een groei tot bijna 50% verwachten van het aantal 90-plussers. 31

34 100 Groeicijfers (%) t.o.v groep 90-plussers en totale bevolking % plussers prognose totale bevolking prognose 90-plussers totale bevolking Figuur 36: Groeicijfers 90-plussers en totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) 90-plussers op wijkniveau Figuur 37: 90-plussers op wijkniveau (absoluut) Figuur 38: 90-plussers op wijkniveau (relatief) In absolute aantallen vind je de 90-plussers vooral terug in de Binnenstad (213), Sluizeken Tolhuis Ham (141), Sint Amandsberg (135), Oostakker (120) en Watersportbaan Ekkergem (119). De laagste aantallen vind je terug in Macharius Heirnis (27), Moscou-Vogelhoek (26), Rabot-Blaisantvest (22), Muide-Meulestede-Afrikalaan (17) en de Kanaaldorpen en -zone(5). De hoogste percentages vind je in de wijken Watersportbaan Ekkergem (1,7%), Sint Denijs Westrem (1,5%), Sluizeken Tolhuis Ham (1,3%), Binnenstad (1,2%) en Elisabethbegijnhof - Papegaai (1,1%). De wijken met de laagste aantallen 90+ kent ook de laagste aandelen 90 plussers : Kanaaldorpen en zone (0,2%), Rabot- Blaisantvest (0,3%), Muide-Meulestede-Afrikalaan (0,3%) en Brugse Poort Rooigem (0,4%). 32

35 Aantal 7. De link met de arbeidsmarkt: (potentieel) actieve bevolking Naast vergroening en vergrijzing, twee leeftijds-gerelateerde evoluties, is het essentieel om de actieve bevolking in beeld te brengen, als sluitstuk bij deze leeftijdsspecifieke benadering. Met actieve bevolking wordt hier potentiële actieve beroeps bevolking bedoeld, met name de bevolking in de leeftijdscategorie van 18 tot 64 jaar, die zich op de arbeidsmarkt kan begeven. Niet iedereen uit die groep is daadwerkelijk beroepsactief (studenten, huisvrouwen/mannen, werklozen, vroeggepensioneerden, ). Van belang is in deze de potentiële draagkracht van deze groep in verhouding met de afhankelijke leeftijdsgroepen, in termen van groene druk en grijze druk. Evolutie actieve bevolking Figuur 39 geeft de evolutie en prognose van de potentiële beroepsbevolking, uitgezet ten opzichte van de evolutie en prognose van de totale Gentse bevolking. In 1999 maakt de potentiële beroepsbevolking 62,2 % uit van de totale bevolking. In 2010 is dit aandeel gestegen naar 64,1%. Figuur 40 toont aan dat de potentiële beroepsbevolking in de periode iets sterker is toegenomen dan de totale bevolking. De prognose cijfers laten zien dat de groei van de potentiële beroepsbevolking vroeger zal afnemen dan de groei van de totale bevolking met als gevolg dat het aandeel potentiële beroepsbevolking t.o.v. totale bevolking terug kleiner zal worden. Evolutie en prognose potentiële beroepsbevolking tot. bevolking prognose prognose tot. bevolking Figuur 39: Evolutie potentiële beroepsbevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) 33

36 Aantal % Evolutie en prognose potentiële beroepsbevolking groeicijfers (%) t.o.v ,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0, tot. bevolking prognose prognose tot. bevolking Figuur 40: Groei potentiële beroepsbevolking Gent (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent en prognoses SVR) Samenstelling potentiële beroepsbevolking Samenstelling potentiële beroepsbevolking naar leeftijd Leeftijd Figuur 41: Samenstelling potentiële beroepsbevolking 2010 (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) Figuur 41 toont aan dat de leeftijden 25 tot 35 jaar het grootste aandeel omvat binnen de potentiële beroepsbevolking. 34

37 Potentiële beroepsbevolking op wijkniveau In 2010 behoort 64% van de totale bevolking tot de groep potentiële beroepsbevolking. De kaart laat zien dat de hoogste percentages beroepsbevolking zich bevinden in het centrum van de stad. De wijk Binnenstad (74,1%) heeft een 10 procentpunten hoger aandeel jarigen dan het gemiddelde voor Gent, gevolgd door de wijken Elisabethbegijnhof-Papegaai (71,8%), Macharius- Heirnis (70,2%) en Stationsbuurt Noord (70,1%). De wijken Gentbrugge (60,3%), Drongen (60,2%), Bloemekenswijk (60,1) en Mariakerke (59,3%) hebben een aandeel potentiële beroepsbevolking dat rond de 60% bedraagt. De wijk Sint-Denijs-Westrem (56,3%) kent het laagste aandeel jarigen. Figuur 42: Potentiële beroepsbevolking t.o.v. de totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) Groene druk en grijze druk Zoals eerder aangegeven is het perspectief van de potentieel actieve bevolking van belang in termen van de potentiële draagkracht van deze groep in verhouding met de afhankelijke leeftijdsgroepen, de kinderen en jongeren, en de ouderen. Demografen drukken deze verhoudingen uit met de parameters groene druk en grijze druk. Grijze druk 6 is de verhouding tussen de leeftijdsgroep van ouderen en de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Groene druk 7 is de verhouding tussen de jeugdige bevolking en de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Voor Gent blijft de groene druk quasi constant. In Vlaanderen is er wel een stijging te zien. De grijze druk blijft zowel voor Gent als Vlaanderen quasi constant. 6 In de tabel zijn de afbakeningen 60+ en 20 tot 59 jaar (afbakeningen zoals op website Lokale Statistieken ) 7 In de tabel zijn de afbakeningen 0 tot 19 jaar en 20 tot 59 jaar (afbakeningen zoals op website Lokale Statistieken ) 35

38 1/01/2006 1/01/2007 1/01/2008 1/01/2009 1/01/2010 Gent groene druk 39,72 39,75 39,43 39,1 38,91 grijze druk 36,95 37,17 37,03 37,09 37,25 Vlaanderen groene druk 41,96 42,78 43,49 44,12 44,75 grijze druk 40,49 40,6 40,65 40,78 40,86 Tabel 2: Groene en grijze druk in Gent en Vlaanderen: Bron: ADSEI via lokale statistieken 36

39 8. Verkleuring 8.1 Afbakening groep ECM Etnisch-Culturele Minderheden Het integratiebeleid richt zich op de gehele samenleving en heeft daarbij, naargelang van het geval, speciale aandacht voor volgende personen : 1. Personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden; daarbij is een langdurig verblijf elk legaal verblijf dat niet beperkt is tot maximaal drie maanden 8, 2. Personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen 9 of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. 3. Daarnaast richt het integratiebeleid zich ook op vreemdelingen zonder wettig verblijf, meer bepaald vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. Gezien het toenemend aantal naturalisaties wordt het interessanter om diversiteit naar etnischculturele herkomst in de bevolking te beschouwen, in plaats van het duidelijk beperkter wordende begrip nationaliteit. De groep ECM bevat zowel niet-belgen als genaturaliseerde Belgen. Het zijn personen die hun origine hebben buiten de rijke Westerse landen. Het definiëren en operationaliseren van herkomst of origine is een moeilijk vraagstuk. Bij de Stad Gent gebruikt men een operationele definitie 10, gebaseerd op het bevolkings- en wachtregister, om een zo precies mogelijk beeld te verkrijgen over deze groep. Door deze operationele definitie worden een aantal keuzes gemaakt. Herkomst wordt geoperationaliseerd door de burgers in rekening te brengen die nu een Belgische nationaliteit bezitten, maar een oude nationaliteit hebben uit de reeks landen uit de in Gent gebruikte definitie van ECM. Door deze manier van werken wordt een deel van de 2 de generatie (als ze bij geboorte de Belgische nationaliteit krijgen) niet in rekening gebracht. Vraag blijft of, en hoelang, je kinderen van ouders met een diverse etnisch-culturele herkomst moet blijven beschouwen als ECM. Dienen we een deel van de tweede generatie te blijven traceren. Ongetwijfeld voer voor discussie de komende jaren. 8 Zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de eerste titel van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 9 als vermeld in artikel 2, 33, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode 10 Volgende personen behoren tot de groep Etnisch-Culturele Minderheden : - Alle personen van niet-belgische nationaliteit ingeschreven in het bevolkingsregister met uitzondering van de volgende nationaliteiten: o Alle lidstaten van de EU(15) o Monaco, Andorra, Japan, Noorwegen, Hong Kong, Zwitserland, Canada, San Marino, VSA, IJsland, Australië, Liechtenstein, Nieuw-Zeeland en Malta - Alle personen van vreemde origine uit het bevolkingsregister, die de Belgische nationaliteit verkregen hebben na 01/01/1985, uitgezonderd diegenen met een vorige nationaliteit uit bovenstaande uitzonderingslijst. - Alle personen ingeschreven in het wachtregister. 37

40 8.2 Profiel en evolutie Evolutie aandeel ECM Gent % ECM in bevolkingsregister ECM totaal Figuur 43: Evolutie aandeel Etnisch Culturele Minderheden in totale bevolking (Bron: Bevolkingsregister Stad Gent) Voor de groep ECM in het bevolkingsregister berekenen we het aandeel ECM in het bevolkingsregister (en houden we geen rekening met het wachtregister). Bij de groep ECM totaal wordt ook de groep asielzoekers, geregistreerd via het wachtregister, in rekening gebracht. We gebruiken deze twee groepen ECM omdat het wachtregister niet meetelt voor het officiële bevolkingsaantal. Beide percentages groeien naar elkaar toe, omdat het aantal asielzoekers over de jaren is gedaald 11. De laatste 10 jaar zien we een stijging van het aandeel ECM: ECM (totaal) stijgt van 12,0% in 2001 naar 18,8% in In absolute waarden zijn er in ECM ers, waarvan 932 asielzoekers. De ECM ers wonen ongelijk verdeeld over de Gentse wijken ( Figuur 44). De wijk met de hoogste concentratie aan ECM is Rabot-Blaisantvest met 51,2% ECM op de totale bevolking. De wijk met het laagste percentage is Drongen met 2,0% ECM. Figuur 44 toont een hoge concentratie aan ECM in de 19 de eeuwse gordel (Rabot-Blaisantvest (51,2%), Sluizeken-Tolhuis-Ham (44,1%), Muide-Meulestede-Afrikalaan (39,8%), Brugse Poort Rooigem (34,1%), Bloemekenswijk (32,6%), Dampoort (31,7%), Ledeberg (30,3%), Nieuw Gent UZ (29,2%) en Macharius-Heirnis (24,5%). 11 Zie algemeen stuk (Demografische evolutie Gent in een notendop) onder Evolutie niet-officiële bevolking 38

41 Figuur 44: ECM op wijkniveau (aandeel) Leeftijdspiramide totale bevolking en ECM herleid tot M totale bevolking V totale bevolking M ECM V ECM Figuur 45: Leeftijdspiramide ECM - bron: Bevolkingsregister Stad Gent De leeftijdspiramide van de groep ECM heeft een andere opbouw in vergelijking met de totale bevolking van Gent. 39

42 De categorieën uit de groep 0-9 jaar (dus zowel de groep 0-4 jarigen als de groep 5-9 jarigen) zijn ondervertegenwoordigd bij de ECM in vergelijking met de totale bevolking (voor de totale groep 0-9 jaar: 9,1% van de ECM ten opzichte van 11,4% van de totale bevolking). Alle categorieën uit de groep jaar zijn oververtegenwoordigd bij de groep ECM in vergelijking met de totale bevolking: zo staat de groep 10 tot 44 jaar voor 48% van de totale bevolking, terwijl deze groep bij de ECM de jaar 70,9% uitmaakt van de totale groep ECM. De groepen jarigen lopen gelijk (beide aandelen bedragen 6,6%), maar vanaf de leeftijd van 50 jaar zijn de categorieën uit de ECM telkens ondervertegenwoordigd in vergelijking met de totale bevolking. De groep 50 tot 99 jaar staat voor 34% van de totale bevolking, bij de ECM bedraagt deze groep 13,5% van de totale groep ECM. Als groep hebben de Gentse ECM dus een kleiner aandeel kinderen dan de totale Gentse bevolking en een kleiner aandeel medioren en senioren. Ook de man/vrouw verdeling is verschillend: bij de totale bevolking bestaat deze verdeling uit 49,2% mannen en 50,8% vrouwen. Bij de ECM is deze verhouding 51,4% mannen ten opzichte van 48,6% vrouwen. 8.3 Herkomst ECM In 2010 is 47% van de personen die binnen de groep ECM vallen genaturaliseerd tot Belg. 53% heeft een andere dan de Belgische nationaliteit. Voor de genaturaliseerde Belgen bekijken we de vorige nationaliteit, voor de niet-belgen naar de huidige nationaliteit, om een idee te krijgen van de herkomst van de groep ECM Belgen niet-belgen totaal herkomst Belgen niet-belgen totaal herkomst abs % abs % abs % abs % abs % abs % EU , , , , , ,1 rest Europa 171 1, , , , , ,1 Afrika , , , , , ,2 Azië , , , , , ,6 Amerika 223 1, , , , , ,6 onbekend 363 3,1 28 0, , , , , , , , , , ,0 Tabel 3: Herkomst ECM, vergelijking 2001 en 2011 (Bron: Bevolkings- en Wachtregister Stad Gent) Anno 2011 is 45% van de groep ECM van herkomst Aziaat. 22% komt uit de nieuwe EU-landen; 20% heeft zijn origine uit Afrika. We moeten wel opmerken dat Turkije bij Azië wordt meegerekend, hoewel Turkije vaak beschouwd wordt als Europees omwille van politieke, geografische, culturele, redenen. Wat opvalt is dat bij de personen met Aziatische origine het vooral genaturaliseerde personen (Belgische nationaliteit) zijn, in tegenstelling tot de personen met EU12-origine. De laatste groep heeft nog de nationaliteit van herkomst. In 2001 bestaat de groep ECM nog voornamelijk uit personen met Aziatische origine (55%). Personen uit de nieuwe EU-landen (die op dat moment nog niet tot de EU behoren) maken in 2001 slechts 11% uit van de groep ECM. 12 Nieuwe EU-landen 40

43 Meest voorkomende origines in Bevolkingsregister De 10 meest voorkomende origines in 2011 in Gent zijn Turken, Bulgaren en Marokkanen. Allemaal behoren ze tot de groep ECM. Gent Aantal personen van Turkse origine Aantal personen van Bulgaarse origine Aantal personen van Marokkaanse origine Aantal personen van Nederlandse origine Aantal personen van Slovaakse origine Aantal personen van Poolse origine Aantal personen van Ghanese origine Aantal personen van Tunesische origine 998 Aantal personen van Franse origine 956 Aantal personen van Algerijnse origine 807 Tabel 4: 10 meest voorkomende origines in 2011 (Bron: Bevolkingsregister) Personen van Bulgaarse, Slovaakse, Poolse en Ghanese origine zijn sterk toegenomen de afgelopen 10 jaar. Ter vergelijking: de groep personen van Turkse origine is nauwelijks toegenomen Evolutie enkel veel voorkomende origines in Gent Groecijfers (%) t.o.v % Aantal personen van Turkse origine Aantal personen van Slovaakse origine Aantal personen van Ghanese origine Aantal personen van Bulgaarse origine Aantal personen van Poolse origine Figuur 46: Groei van enkele origines in Gent (Bron: Bevolkingsregister) Gent kent de laatste jaren een hoog aantal aankomsten van nieuwe EU-burgers. 13 Zij komen voornamelijk uit Bulgarije (6088 op 31/12/2011, zie Tabel 5) Slovakije (1997) en Polen (1146). Deze groeipercentages moeten echter genuanceerd worden. Zo zijn er veel Slovaken die oorspronkelijk in het wachtregister stonden en overgeschreven zijn naar het bevolkingsregister, wat tot een 13 Onder de term nieuwe EU-burgers vallen alle mensen die afkomstig zijn uit de Europese landen die op 1 mei 2004 of op 1 januari 2007 lid geworden zijn van de Europese Unie, met uitzondering van Malta en Cyprus. Het gaat om tien landen: Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Bulgarije en Roemenië. 41

44 overschatting leidt van deze groeicijfers. Met andere woorden, deze groep was al in Gent aanwezig, maar werd niet officieel meegeteld in het bevolkingscijfer. Door een overschrijving van het wachtnaar het bevolkingsregister, duiken ze wel op in het officieel bevolkingscijfer. Om een zo correct mogelijk aantal buitenlanders te becijferen uit de nieuwe EU-landen, worden het aantal burgers uit het bevolkings- en wachtregister samengeteld, maar ook de bijlagen 3 ter. Het document bijlage 3 ter wordt afgegeven in het kader van een recht op kort verblijf aan vreemdelingen die de nationaliteit hebben van een EU lidstaat, of aan hun familieleden die het recht hebben hen te vergezellen of zich bij hen te voegen. Bevolkingsregister Totaal registers 3 TER Totaal bekend Bulgarije Estland Hongarije Letland Litouwen Polen Roemenië Slovakije Slovenië Tsjechië TOTAAL EU10 Tabel 5: Stand van zaken nieuwe EU-burgers, Gent 2011 De stijging van deze bepaalde migratie naar België na de recente uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 is de laatste jaren opvallend. Om een idee van haar grootorde mee te geven: voor hun toetreding in 2003 was de totale omvang van de immigratie uit de twaalf nieuwe lidstaten goed voor 7% van het totaal van binnenkomsten van vreemdelingen. In 2007 was hun aandeel goed voor 21%.(Groupe d'étude de Démographique Appliquée (UCL) & Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, 2009; Stad Gent, 2012c) 42

45 9. Besluit De bevolkingspiramide van Gent, in vergelijking met deze van Vlaanderen, toont in een oogopslag een aantal belangrijke kenmerken van de Gentenaars. Wat opvalt is de groep jarigen die groter is in Gent, net als de jonge kinderen (0-4 jaar). Omgekeerd is de groep jarigen en jarigen kleiner. De groepen jarigen zijn vergelijkbaar, terwijl de 85-plussers dan weer iets talrijker zijn in Gent. Er zijn steeds meer Gentenaars. Sinds 1977, het jaar van de fusie, tot 1998 daalt het aantal inwoners in stad Gent. Na een daling van 19 jaar bereikt Gent op 11 jaar tijd weer het oorspronkelijke niveau. In 2011 komt het bevolkingsaantal net boven het niveau van 1977 uit. Groei is er in alle wijken en is een combinatie van meer geboortes, minder sterftes en een immigratie van niet-belgen. De top 5 van nationaliteiten met het hoogste migratiesaldo in Gent ( ) zijn Bulgaren,Turken, Slovaken, Polen en Nederlanders. Gent combineert bovendien een blijvende gezinsverdunning met een groei van het aantal grote huishoudens. Gent kent een verjonging. Gent groeit in totaliteit de laatste jaren, maar de groep 0-2jarigen groeit sneller. Prognoses voorspellen een stop op die groei vanaf 2017, ook al zullen de grote volumes mogelijks aanwezig blijven vanaf dan. Die groei zet zich cohortegewijs door en bevindt zich nu ook reeds in de groep kinderen van basisschoolleeftijd: ook zij groeien als groep sneller dan Gent in totaliteit. De groep jarigen, of de zich domiciliërende jonge volwassenen, laten het niet afweten en volgen qua groeicurve mooi de Gentse totaliteit. De vergrijzing is nog geen feit. Vergrijzing kan het gevolg zijn van ofwel stijging van de gemiddelde leeftijd van een samenleving ofwel toename van het percentage ouderen. In België is er sprake van een dubbele vergrijzing, want zowel de gemiddelde leeftijd van de bevolking als het percentage ouderen stijgt (Sociale Zekerheid). In Gent, net zoals in andere studentensteden is er enkel sprake van toename van het aantal ouderen, maar niet eens van hun aandeel in de totale Gentse bevolking. Er kàn vergrijzing optreden in , eens de babyboomgeneratie de kaap van 65 bereikt. Verzilvering, of veroudering binnen de veroudering, is niet erg uitgesproken. Prognoses kondigen deze verzilvering wel aan voor Gent. De potentiële beroepsbevolking is in de periode sterker toegenomen dan de totale bevolking. Prognoses laten zien dat de groei van de potentiële beroepsbevolking eerder zal afnemen dan de groei van de totale bevolking. Verkleuring verwijst naar de toename van de etnisch-culturele diversiteit in het algemeen en de toename van het aandeel niet-belgen tout court. De laatste 10 jaar zien we een stijging van het aandeel Etnisch-Culturele Minderheden van 12,0% in 2001 naar 18,8% in In absolute waarden behoren er in Gentenaars tot een Etnisch-Culturele Minderheid. De helft daarvan is genaturaliseerd tot Belg. De 10 meest voorkomende origines in 2011 in Gent zijn Turken (15.600), Bulgaren (ca ) en Marokkanen (ca 3.200). 43

46 Gentgebruikers De groep Gentgebruikers verwijst enerzijds naar de groep andere mensen die in de stad wonen of die de stad bezoeken. Het zijn geen officiële Gentenaren, maar ze wonen ook, al dan niet tijdelijk, in Gent. Anderzijds zijn er veel bezoekers, waarvan werkende en studerende pendelaars, shoppers, zorggebruikers en toeristen de grootste groepen zijn. Anders dan het bevolkingsregister, zijn er voor deze groepen niet altijd transparante en allesomvattende registraties of databanken. Soms gaat het enkel indicatief over grootordes. 44

47 1. Pendelaars Pendelen of forenzen wordt doorgaans gelinkt aan woon-werkverkeer. Inhoudelijk kan pendel als volgt beschreven worden. Wanneer vacatures niet goed aansluiten bij het arbeidsaanbod in de stad, zullen bedrijven en instellingen werknemers van buiten de stad aantrekken. Wanneer deze werknemers niet in de stad (kunnen) wonen ontstaat inkomende pendel. Omgekeerd, zal dat deel van de beroepsbevolking dat geen passende arbeid in de stad kan vinden, trachten arbeid te vinden buiten de grenzen van de stad Pendel becijferd Er zijn cijfers over gemeentelijke pendel, op basis van twee verschillende bronnen. Deze twee bronnen geven niet steeds exacte aantallen en percentages aan, maar de grootordes lopen gelijkaardig. Het zijn twee betrouwbare bronnen met een belangrijke wetenschappelijke waarde, maar vertrekkende van een heel verschillende methodologie. Enerzijds is er de federale enquête woon-werkverkeer (van de FOD Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer) die om de drie jaar alle werkgevers bevraagd die gemiddeld meer dan 100 werknemers tewerkstellen. De betrokken werkgevers moeten een enquête invullen voor elk van hun vestigingseenheden met gemiddeld minstens 30 werknemers. De diagnostiek heeft dus zowel betrekking op de privé sector als op de openbare sector (FOD, Gewesten, provincies, gemeentes, scholen, OCMW's, politiezones,...). Op basis van deze pendel cijfers wordt ook de modal split - verdeling van de personen verplaatsingen over de vervoerwijzen (modaliteiten) - berekend. Een andere bron is het Steunpunt WSE (Werk en Sociale Economie). Met de integratie van pendelgegevens van de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) in de Vlaamse Arbeidsrekening, het raamwerk waarin verschillende arbeidsmarktstatistieken worden samengebracht, berekent het Steunpunt WSE hieruit pendelstromen van loontrekkenden. Die cijfers zijn ramingen, geen exacte cijfers 14. Aangezien bij zelfstandigen de werkplaats wordt gelijkgesteld met de woonplaats, zijn voor deze pendelstatistieken enkel de loontrekkenden weerhouden. Cijfers WSE De cijfers van het WSE (2009) geven aan dat er in Gent in mensen aan het werk zijn, waarvan er 66 % buiten de stad woont (Tabel 6). De cijfers van de FOD Mobiliteit en Verkeer (2008) komen neer op eenzelfde grootorde werkende personen in Gent ( loontrekkenden). Het aandeel pendelaars naar Gent wordt lager ingeschat door de FOD Mobiliteit (2008) met name 61% van de werknemers in Gent woont buiten Gent. Volgens de cijfers van het WSE werkt 55% van de actieve Gentenaars ook in Gent, m.a.w. de werkplek is dezelfde als de woonplaats. De cijfers van de FOD geven aan dat 60% van de actieve Gentenaars in Gent woont. De cijfers van het WSE zoomen verder in op de herkomst (bij inkomende pendelaars) en op de bestemming (bij uitgaande pendelaars) in termen van agglomeratie, banlieu, forensenzone en buiten de grenzen van het stadsgewest 15. De cijfers van de FOD bekijken de herkomst en bestemming op gemeenteniveau. Deze FOD-cijfers geven verder ook de modal split aan. 14 Vandaar dat het aantal Gentenaars waarbij de woonplaats gelijk is aan de werkplek niet hetzelfde is bij de inkomende en uitgaande pendel. 15 Volgende gemeenten behoren tot de agglomeratie van Gent: De Pinte, Merelbeke en Sint-Martens-Latem. Tot de banlieu van Gent behoren: Destelbergen, Evergem, Gavere, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Nevele, Wachtebeke en Zelzate. Tot de forensen 45

48 Samenstelling van de inkomende pendelaars (loontrekkenden vanaf 15 jaar) in Gent naar geografische situering (woonplaats) ten opzichte van de kernstad (2009) (n) (n) (%) (%) WOONPLAATS Cumulatief Cumulatief Gent ,3 34,3 (woonplaats=werkplaats) Agglomeratie (excl. Gent) ,3 38,7 Banlieue ,1 54,8 Forensenwoonzone ,1 64,9 Buiten het stadsgewest ,8 100,0 Tabel 6: Samenstelling inkomende pendel (Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Bewerking Steunpunt WSE)) Samenstelling van de uitgaande pendelaars (loontrekkende beroepsbevolking tussen jaar) uit Gent naar geografische situering (werkplaats) ten opzichte van de kernstad (2009) (n) (n) (%) (%) WERKPLAATS Cumulatief Cumulatief Gent ,4 55,4 (werkplaats=woonplaats) Agglomeratie (excl. Gent) ,1 57,5 Banlieu ,6 64,1 Forensenwoonzone ,3 67,5 Buiten het stadsgewest ,5 100,0 waarvan naar Brussel-stad ,6 Tabel 7: Samenstelling uitgaande pendel (Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Bewerking Steunpunt WSE)) Gent heeft een hoge inkomende pendel en een lage uitgaande pendel. Gent trekt uit de banlieu en forenzen woonzone meer loontrekkenden aan dan dat ze er Gentse loontrekkenden aan verliest. Vlaamse gemeenten met een hoge uitgaande pendel zijn vooral de (kleinere) gemeenten rond Brussel en rond de grotere centrumsteden. Het betreft hier vooral residentiële gemeenten met een uitgesproken woonfunctie, die voor hun werkzaamheidsgraad in sterke mate afhankelijk zijn van het job aanbod in de naburige gemeenten (Vanderbiesen, 2010). Een groot aandeel van de Brusselse jobs wordt ingevuld door loontrekkenden uit gemeenten van buiten Brussel en dan vooral vanuit steden in de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen (Gent en Aalst) of Antwerpen-stad (Vanderbiesen, 2010). 5% van de uitgaande pendel uit Gent is naar Brussel-Stad. Het aandeel uitgaande pendel naar de banlieu van Gent (d.i. Destelbergen, Evergem, Gavere, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Nevele, Wachtebeke en Zelzate) ligt net iets hoger (6,6%). woonzone behoren Aalter, Assenede, Deinze, Eeklo, Kaprijke, Laarne, Moerbeke, Oosterzele, Sint-Laureins, Waarschoot, Wetteren, Zingem en Zomergem. 46

49 Cijfers FOD Mobiliteit en Verkeer De gemeenten die de meeste werknemers leveren aan Gent zijn Evergem, Merelbeke, Lochristi, Destelbergen en Deinze (zie Figuur 47). Tabel Figuur 8: 47: Woonplaats personen tewerkgesteld in in Gent, 2008 (Bron: (Bron: FOD FOD Mobiliteit Mobiliteit en Vervoer, en Vervoer, Diagnostiek woonwerkverkeer woon- 2008) 60% van de actieve Gentenaren ( van de ) werkt in Gent. De gemeenten waar de andere actieve Gentenaren het meest naar toe trekken om te werken zijn Brussel, Antwerpen, Merelbeke, Destelbergen en Evergem (zie Figuur 48). 47

50 Figuur 48: Werkplaats actieve Gentenaaren (Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer, Diagnostiek woon-werkverkeer 2008) Het volume aan gegenereerde pendel maakt van de regio een pendelgewest. Dat er meer pendelaars uit de omliggende gemeenten naar Gent komen dan dat er Gentenaars gaan werken naar de omliggende gemeenten, wijst op de centrumfunctie van Gent inzake werk. Gemeente In (naar Gent) Uit (Gentenaars uit Saldo Gent) Evergem Merelbeke Lochristi Destelbergen Tabel 9: Saldo van inkomende en uitgaande pendel (Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer, Diagnostiek woon-werkverkeer 2008) 1.2 Modal split Vervoermodus Percentage Werknemers Wagen alleen/familie Wagen carpooling Trein Bus, tram, metro Privé bus Fiets Motor, bromfiets Te voet Totaal Tabel 10: Modal split - werknemers die in Gent werken (bron: FOD Mobiliteit en Vervoer diagnostiek woonwerkverkeer 2008) 48

51 Tabel 10 toont de modal split van alle werknemers die in Gent werken. 63,5% komt met de auto (alleen of met familie); 3,6% carpoolt. 16,7 % gebruikt het openbaar vervoer. 11,9 % gaat met de fiets naar het werk, 2,3% doet dit te voet. 2% gebruikt de motor of bromfiets. Tabel 11 toont de modal split voor de actieve Gentenaars. 58,2% gaat met de wagen naar t werk (alleen of met familie). 2,6% carpoolt. 18,1% gebruikt het openbaar vervoer, 15,3% de fiets en 3,4% van de Gentenaren gaat te voet naar het werk. Vervoermodus Percentage Werknemers Wagen alleen/familie Wagen carpooling Trein Bus, tram, metro Privé bus Fiets Motor, bromfiets Te voet Totaal Tabel 11: Modal split - werknemers afkomstig uit Gent (bron: FOD Mobiliteit en Vervoer diagnostiek woonwerkverkeer 2008) Bij uitbreiding, ook in het Leefbaarheidsonderzoek van Stad Gent (Stad Gent, 2010a) is gevraagd naar het belangrijkste vervoersmiddel voor woon-werkverkeer. Hier is de vraag gesteld naar het belangrijkste vervoersmiddel om naar het werk of de school te gaan (10-79 jarigen). Voor de verplaatsingen naar het werk of de school komt de auto op nummer 1 (44,6% van de Gentenaren gebruikt dit als belangrijkste vervoermiddel), gevolgd door het openbaar vervoer (26,2%) en de fiets (18,7%) Openbaar vervoer Het openbaar vervoer in Gent beschikt over een uitgebreid netwerk van trams en bussen en zorgt voor een sterke gebiedsdekking. De stations Gent-Sint-Pieters en Gent Dampoort vervullen een belangrijke verbindingsfunctie. Met (telling 2011) instappende reizigers per dag is Gent-Sint- Pieters het belangrijkste station in Vlaanderen (NMBS, 2012). De twee stations worden complementair ontwikkeld. Gent-Sint-Pieters is een troef bij het uitbouwen van Gent als kennisstad (de zuidelijke kennispoort ) en de kantoorontwikkelingen langs de Koningin Fabiolaan. Gent Dampoort situeert zich vlakbij de haven, de culturele cluster en de Kuip en ligt in een belangrijk woongebied (Stad Gent, 2010b). 49

52 2. Scholieren en studenten Gent vervult een centrumfunctie op het vlak van onderwijs. Door een ruime aanbod aan middelbare scholen, hogescholen en de Universiteit Gent komen veel jongeren van buiten Gent naar Gent om onderwijs te volgen Scholieren - Aantrekkingskracht secundair onderwijs De inschrijvingsgraad meet de aantrekkingskracht van het secundair onderwijs in een stad. Dit is het aandeel (%) jongeren dat is ingeschreven in een school voor secundair onderwijs in de stad, tegenover alle jongeren die in de stad wonen en ingeschreven zijn in secundair onderwijs (binnen of buiten de stad). Indien de verhouding groter is dan 100%, dan betekent dit dat er meer leerlingen ingeschreven zijn in de stad dan dat er leerlingen wonen. Dit is een indicatie van de centrumfunctie op het vlak van het secundair onderwijs (Bral, Jacques, Schelfaut, Stuyck, & Vanderhasselt, 2011). schooljaar Inschrijvingsgraad voltijds secundair onderwijs 166% 166% 166% 165% 163% Tabel 12: inschrijvingsgraad voltijd secundair onderwijs Gent - Bron: Stadsmonitor 2011 schooljaar Inschrijvingsgraad beroepssecundair onderwijs 127% 131% Inschrijvingsgraad buitengewoon secundair onderwijs 147% 149% Tabel 13: inschrijvingsgraad beroepssecundair en buitengewoon secundair onderwijs Bron: Departement Onderwijs en Vorming Vlaanderen - onderwijsstatistieken 2.2. Studenten hoger onderwijs Aantal De jongste decennia is de studentenpopulatie in Gent explosief gegroeid. In ruim een kwarteeuw steeg het aantal studenten van bijna tot ruim De laatste jaren besteedde de Gentse pers dan ook regelmatig aandacht aan deze populatie. Cijfers die verschijnen in pers gaan over het aantal inschrijvingen aan de Gentse hogeronderwijsinstellingen, niet over het aantal fysieke studenten. De studie Gent in cijfers 2012: Gent, stad voor Gentenaars én studenten heeft voor de eerste maal berekend hoeveel studenten hoger onderwijs er in Gent rondlopen. Deze berekening is gebeurd over alle hoger onderwijsinstellingen heen en op basis van de Databank Hoger Onderwijs (situatie ). Deze databank is beschikbaar sinds het academiejaar Enkel studenten ingeschreven voor een opleiding aan één of meerdere campussen op het Gentse grondgebied en de campussen in Melle en Merelbeke komen in aanmerking voor de telling 16. De inkomende uitwisselingsstudenten in Gent die via een erkend uitwisselingsprogramma gedurende drie maanden tot een academiejaar in Gent studeren, zijn niet in de studentenpopulatie opgenomen. Onderstaande tabel geeft het aantal volgens inschrijvingen, studiepunten, voltijds equivalent 17 (VTE) studenten en het aantal koppen, met name het effectief aantal studenten. Een student kan zich namelijk voor verschillende opleidingen inschrijven. Er wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen exclusief en inclusief uitschrijvingen. Een student kan zich namelijk gedurende het volledige 16 M.a.w. studenten ingeschreven aan een Gentse hoger onderwijsinstelling maar lessen volgt op de campussen Sint-Niklaas of Aalst, worden niet meegeteld. 17 Een voltijdse opleiding omvat 60 studiepunten. Maar een student kan meer of minder studiepunten opnemen. 50

53 academiejaar uitschrijven. De 5 Gentse hoger onderwijsinstellingen tellen in het academiejaar inschrijvingen, zo n inschrijvingen zijn stopgezet. Omgerekend naar koppen gaat het over studenten inclusief de uitschrijvingen, of studenten die het volledige academiejaar hebben afgewerkt studenten hebben zich gedurende het academiejaar uitgeschreven. Omgezet naar VTE studenten gaat het over studenten inclusief uitschrijvingen en studenten exclusief inschrijvingen. Tabel 14: Omvang van de studentenpopulatie, Totaal Studenten Inschrijvingen Studiepunten VTE studenten Exclusief uitschrijvingen Inclusief uitschrijvingen percentage uitschrijvingen 3,5% 5,2% 1,8% 1,8% Bron: Databank Hoger Onderwijs ( ) Internationale studenten Zoals reeds aangegeven zijn de inkomende uitwisselingsstudenten in Gent die via een erkend uitwisselingsprogramma gedurende drie maanden tot een academiejaar in Gent studeren, niet mee opgenomen in de telling van het aantal studenten. De uitgaande uitwisselingstudenten van een Gentse onderwijsinstelling die via een erkend uitwisselingsprogramma gedurende drie maanden tot een academiejaar aan een niet-gentse instelling studeren, worden wel meegeteld in bovenstaande tabel. Het is echter relevant voor het lokale beleid om te weten hoeveel van haar studenten jaarlijks in het buitenland studeren en hoeveel niet-belgische studenten er jaarlijks in Gent komen studeren. Dit enerzijds om de internationalisering van Gent als onderwijsstad te kunnen inschatten, maar ook om te weten hoeveel studenten er effectief in Gent rondlopen. Figuur 49 : Saldo en aantal uitwisselingsstudenten (naar inkomende en uitgaande studenten) via het Erasmusprogramma, Totaal UGent Art HS HOGent KAHO Uitgaande studenten Inkomende studenten Saldo Bron: Epos vzw ( ) 51

54 Epos vzw beheert statistieken aangaande de studenten die via een erkend uitwisselingsprogramma studeren aan een buitenlandse universiteit. Het geeft voor de verschillende onderwijsinstellingen in Vlaanderen de ingaande en uitgaande mobiliteit. Jaarlijks verblijven er een kleine duizend internationale studenten in Gent via het programma. Eenzelfde grootorde Gentse studenten kiest er voor om tijdelijk in het buitenland te studeren. Met andere woorden de tabel omvang van de studentenpopulatie is een goede telling van het aantal studenten, zelfs rekening houdend met internationale mobiliteit. Gent huisvest 5 hogeronderwijsinstellingen In Gent zijn er vijf instellingen voor hoger onderwijs gevestigd, met name de Universiteit Gent (UGent), de Hogeschool Gent (HOGent), de Arteveldehogeschool (Artevelde HS), de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (KAHO Sint-Lieven) en de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (W&K). De campussen van de Universiteit Gent liggen verspreid over de hele stad. De Faculteit Diergeneeskunde is gelegen in Merelbeke en het wetenschapspark Green bridge in Oostende. De Hogeschool Gent heeft naast meerdere campussen in Gent ook nog een campus in Melle en in Aalst. De vestigingen van de Arteveldehogeschool bevinden zich allemaal op Gents grondgebied. De Katholieke Hogeschool Sint-Lieven heeft haar centrale administratie en haar Technologiecampus in Gent. De school beschikt nog over twee andere campussen in Sint-Niklaas en Aalst. De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst heeft twee campussen in Gent: Sint-Lucas Architectuur Gent en Sint-Lucas Beeldende Kunsten. Het is de enige instelling wiens hoofdzetel niet in Gent is gevestigd. Onderstaande figuur geeft een beeld van de spreiding van de campussen van de vijf instellingen voor hoger onderwijs op het Gentse grondgebied. Figuur 50: Campussen hoger onderwijs in Gent Het Huis van de student, gelegen op het Sint-Pietersplein in het hart van dé studentenbuurt maximaliseert de visibiliteit van de Stad Gent naar de studenten. Eén herkenningspunt, één plaats waar studenten terecht kunnen met vragen over de stad, stadsdiensten en allerhande aanverwante 52

55 informatie. Het huis is de uitvalsbasis voor de verdere uitbouw van een geïntegreerd studentenbeleid. Domicilie Als student kan je je niet domiciliëren in Gent. In principe blijven studenten ingeschreven in de gemeente en op het adres van hun ouders. Ook al verblijven veel studenten tijdens de week en in de blokperiode op kot, dat verandert niks voor de wet. Zij worden beschouwd als tijdelijk afwezig uit hun hoofdverblijfplaats. Hoe studenten wonen is evenmin relevant: op een gewone kamer, in een gemeenschapshuis, in een studio, een appartement 13,9 % of 9000 studenten heeft een domicilie in Gent zelf. Dit zijn studenten die of bij hun ouders wonen, of doctoraatsstudent zijn of internationale studenten. Figuur 51: Verdeling studenten naar domiciliegemeente (%) (exclusief uitschrijvingen), Bron: Eigen verwerking (Stad Gent) op basis van Databank Hoger Onderwijs ( ) Zesentachtig procent van de studenten heeft een domicilie buiten Gent en is dus Gentgebruiker. Van de studenten met een domicilie in België is 81,2% gedomicilieerd in West- of Oost-Vlaanderen. Dit komt neer ongeveer studenten. De Franstalige gemeenten zijn amper vertegenwoordigd. Aantal kotstudenten: naar een realistische schatting Hoeveel studenten zitten in Gent op kot? Om deze eerste, schijnbaar eenvoudige vraag te beantwoorden, blijken de beschikbare bronnen ontoereikend 19. Volgens de Studentenmonitor Vlaanderen 2009 zit in Vlaanderen 36% van de studenten hoger onderwijs op kot; 54% van de universiteitsstudenten en 24% van de hogeschoolstudenten (ResearchNed, 2009). Volgens de Woonstudie Gent 2008 verbleven tijdens het academiejaar van de studenten in Gent op kot. Dat is ongeveer 40%. Uit de Studentenbarometer van de Universiteit Gent blijkt dat in ,6% van de universiteitsstudenten op kot zat. 19 De databank in het kader van het Politiereglement op kamerwoningen is niet gebruikt. Er wordt in de databank geen onderscheid gemaakt tussen kamers en studentenkamers. Bovendien bestaat een vermoeden dat de databank slechts een deel van het werkelijke aantal kamers bevat. 53

56 Gezien er geen correcte databron is voor het bepalen van het aantal kotstudenten in Gent, zijn bovenvermelde enquêtes en studies gebruikt om een schatting te maken van het aantal kotstudenten in Gent. Volgens de schatting zitten ongeveer of 43,5% van de studenten in Gent op kot. Op een Gentse bevolking van in 2011 is dit een aanzienlijk aantal. Het percentage kotstudenten onder de hogeschoolstudenten ligt vermoedelijk hoger dan 24%. Tabel 15: Schatting aandeel en aantal kotstudenten, Aandeel kotstudenten Aantal (kot)studenten UN 20 HS Totaal UN HS Totaal Totale studentenpopulatie (DHO ) Schatting aandeel en aantal 62,6% 24,0% 43,5% kotstudenten Bron: Studentenmonitor Vlaanderen 2009 en Studentenbarometer , eigen verwerking. Op basis van een analyse van surveydata is het aantal kotstudenten in Gent geschat op (43%). Spreiding studentenwoningen in beeld gebracht Van de studenten die in geregistreerd stonden als kotstudent beschikte de Dienst Wonen van de Stad Gent over kotadressen. Deze zijn door de dienst op kaart uitgezet (figuur 5 & figuur 6). De kaarten geven goed de spreiding van de studentenwoningen in 2007 weer. De wijk Binnenstad, de stationswijken en de wijk Watersportbaan-Ekkergem waren in 2007 de populaire studentenbuurten. In de wijk Binnenstad zijn vooral de buurten rond het Zuid, het Sint-Pietersplein en de Overpoortstraat populair bij studenten. In 2011, beschikt de Dienst Wonen nog steeds niet over alle kotadressen, en is de kaart van 2007 voorgelegd aan actoren die nauw betrokken zijn bij studentenhuisvesting 21 uit de sector. De kaart wordt nog steeds bevestigd, alleen is de concentratie van het aantal studentenwoningen in deze wijken toegenomen. De grootste wijziging is een toename van het aantal studentenverblijven in de Rabotwijk. Verantwoordelijk hiervoor is de Technologiecampus van de KAHO Sint-Lieven. Van een verspreiding van de kotstudenten naar de perifere Gentse wijken is dus geen sprake. De wijk Binnenstad blijft veruit de populairste buurt voor studenten. De studentenhuisvesting breidt er zich wel intern uit. Zo worden de buurten rond het Muinkpark en het Koning Albertpark steeds meer ingesloten door kotstudenten. Ondertussen is in de buurten rond de Overpoortstraat en het Sint- Pietersplein de dominantie van de studentenpopulatie compleet. In de vestigingskeuze van studenten telt naast de aanwezigheid van andere studenten en voorzieningen voor studenten ook de nabijheid van de onderwijsinstellingen. Dit verklaart de concentraties studentenwoningen rond iets meer afgezonderde campussen zoals het UZ Gent. Figuur 52: Spreiding van de studentenwoningen in Gent, UN: unief HS: hogeronderwijsinstellingen 21 Gaande van stadsdiensten, makelaars, koteigenaars en verantwoordelijken voor studentenvoorzieningen van onderwijsinstellingen. 54

57 _ Bron: Stad Gent (2009). Analyse van het woonaanbod in Gent (Stad Gent, 2009) Figuur 53: Aandeel studentenkamers t.o.v. totaal aantal woningen per wijk (%), 2007 Bron: Stad Gent (2009). Analyse van het woonaanbod in Gent 55

58 Ook nog: pendelende studenten Stad Gent beschikt niet over het exacte aantal studenten hoger onderwijs dat dagelijks pendelt naar Gent. Het onderzoek Gent, stad voor Gentenaars én studenten laat toe om een schatting te maken van het aantal pendelende studenten 22 die aan een Gentse hoger onderwijsinstelling studeren. Voor het academiejaar wordt dit geschat op : studenten (Stad Gent, 2012b). Er zijn geen cijfers hoe deze studenten pendelen naar Gent, noch over het aantal Gentse studenten die aan niet Gentse hoger onderwijsinstellingen studeren en pendelen. Kotstudenten verplaatsen zich niet dagelijks naar Gent, hun pendelgedrag is meer geconcentreerd op het begin en einde van de lesweek. De Kotenquête (Kot@gent, 2010) geeft inzicht in het pendelgedrag en vervoerswijze van de kotstudenten. Voor het academiejaar is het aantal kotstudenten geschat op Bijna drie kwart (of geschat op ) van de kotstudenten komt naar Gent met het openbaar vervoer, 12% (of geschat op 3.300) met de wagen. Tabel 16: Voornaamste transportmodus van en naar Gent Kotstudent Openbaar vervoer 73,3% Fiets 8,7% Carpooling (passagier) 4,8% Eigen wagen of wagen ouder(s) 11,8% Andere 1,4% Totaal 100,0% Bron: Kot@gent (2010). Marktonderzoek: homes UGent en privé-kotmarkt 22 Dit zijn studenten die niet op kot zitten en van buiten Gent naar Gent komen studeren. 23 De Kotenquête 2010 is een online enquête over studentenhuisvesting verspreid onder de Gentse studentenpopulatie, die verloopt in samenwerking met Kot@gent en de hogeronderwijsinstellingen. Het voordeel is dat de doelgroep van de bevraging de volledige studentenpopualtie omvat. Nadeel is dat de respons vooral van de universiteitsstudenten en logischerwijs) van de kotstudenten (70%) kwam. Vandaar dat er voor het inschatten van de voornaamste transportmodus van de studenten van en naar Gent gekozen is om enkel de resultaten voor de kotstudenten weer te geven. 56

59 3. Bevolking die niet tot het officieel bevolkingscijfer behoort Er zijn twee grote groepen die je niet terug vindt in de officiële bevolking van Gent. Dit zijn de asielzoekers (die geregistreerd staan in het Wachtregister) en de (kot)studenten die nog gedomicilieerd zijn bij hun niet-gentse ouders. Van deze groepen kunnen we een degelijke inschatting van hun aantal maken, ze worden momenteel niet bij het officiële bevolkingsaantal gerekend. Informatie over het wachtregister volgt. Studenten zijn eerder aan bod gekomen. Daarnaast zijn er ook mensen zonder wettig verblijf, doortrekkers en dak- en thuislozen aanwezig in de stad. Voor deze laatste groep is het veel moeilijker om een raming van hun aantal te maken. 3.1 Geregistreerd: Asielzoekers in het wachtregister Het bevolkingsregister bevat de officiële bevolking van Gent. Het wachtregister bevat alle asielzoekers die officieel asiel hebben aangevraagd, maar nog niet erkend werden als vluchteling 24 (na een positieve beslissing in hun asielprocedure). Vanaf 1 januari 2011 worden de nieuwe EUburgers ook eerst in het wachtregister ingeschreven en nadien overgeschreven naar het vreemdelingenregister. Dit heeft een vermeerdering van het aantal overschrijvingen als gevolg. Asiel aanvragen is hetzelfde als vragen om officieel erkend te worden als vluchteling. Zolang het onderzoek van de asielaanvraag loopt, noemen we deze persoon asielzoeker. Als de aanvraag goedgekeurd wordt, is de betrokkene geen asielzoeker meer maar een erkende vluchteling. De persoon verdwijnt dan uit het wachtregister en wordt opgenomen in het vreemdelingenregister (d.i. bevolkings- en vreemdelingenregister). Op die manier komt hij in de officiële bevolking terecht Personen in wachtregister Figuur 54: Evolutie personen in wachtregister (Bron: Wachtregister Stad Gent) Voor het wachtregister beschikken we slechts over cijfers vanaf Er is een jaarlijkse daling van het aantal asielzoekers tot In 2011 is er opnieuw een lichte stijging. 24 Of de status kregen van subsidiaire beschermde, met een tijdelijk verblijfsrecht omwille van vrees voor doodstraf, executie e.d. bij terugkeer 25 Als een aanvraag negatief wordt afgehandeld, verdwijnt deze persoon uit het wachtregister wanneer hij het Belgisch grondgebied heeft verlaten. Bij overlijden wordt de persoon eveneens uit het wachtregister verwijderd. Bron: Kruispuntbank Sociale Zekerheid, ml 26 Mogelijke redenen voor deze daling zijn een combinatie van een vermindering van de instroom en een vergroten van de uitstroom uit het wachtregister. Het verminderen van de instroom komt onder andere 57

60 Er zijn een aantal redenen waarom het aantal asielzoekers in Gent daalt. Tot 2007 was er ook een daling van het aantal in aanvragen in België. Vanaf dan is het aantal aanvragen terug gestegen van (2007) tot (2011). 27 Daarnaast heeft het CGVS (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen) dat de aanvragen onderzoekt een achterstand weggewerkt. In 2007 is de asielprocedure gewijzigd. Tot 2007 was er een asielprocedure in twee grote fases: (1) ontvankelijkheid en (2) gegrondheid van de aanvraag. Personen van wie de aanvraag ontvankelijk werd verklaard, verlieten de materiële opvang en stroomden door naar werk of financiële steun van het OCMW. Die verdeling werd geregeld door een spreidingsplan. Grote steden kregen hierdoor geen asielzoekers toegewezen, maar in de praktijk vestigden zich veel asielzoekers wel in de grote steden (waaronder Gent) terwijl zij steun kregen van een ander OCMW. Sinds de gewijzigde asielprocedure in 2007 blijven asielzoekers gedurende de hele periode in principe in materiële opvang in opvangcentra verspreid over het land, en dus minder in Gent waar het aantal opvangplaatsen in het stedelijk opvanginitiatief beperkt is. Personen van wie de materiële opvang ophoudt na te zijn erkend als vluchteling worden meteen ingeschreven in het vreemdelingenregister Moeilijk te registreren groepen Sommige groepen laten zich niet zomaar becijferen: dit is bijvoorbeeld het geval voor mensen zonder wettig verblijf, een groep die je als precair kan bestempelen en van wie deze precaire situatie mee aan de basis ligt van het moeilijk becijferen. Mensen zonder wettig verblijf zijn bijvoorbeeld niet opgenomen in het bevolkingsregister. Maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn: woonwagenbewoners associeer je niet automatisch met een precaire situatie: hun moeilijke becijferbaarheid heeft dan ook meer te maken met hun trekkende bestaan. Woonwagenbewoners Woonwagenbewoners worden als doelgroep vermeld in het Integratiedecreet en het Woondecreet. Er zijn residentiële en rondtrekkende woonwagenbewoners. De residentiële woonwagenbewoners verblijven op het terrein Vosmeers. Zij zijn ingeschreven in het bevolkingsregister. De rondtrekkende woonwagenbewoners kunnen terecht op het doortrekkersterrein aan de Drongensesteenweg. Zij zijn niet ingeschreven in het bevolkingsregister. Van januari 2011 tot januari 2012 werden 262 effectieve verblijfsperiodes van gezinnen op het doortrekkersterrein geregistreerd. Sommige gezinnen keren meermaals per jaar terug naar het doortrekkersterrein. In totaal zijn het 205 gezinnen die minstens eenmaal naar het Gentse doortrekkersterrein kwamen (in totaal gaat dit om ongeveer 802 personen ). doordat sinds 2007 het recht op opvang gekoppeld, waardoor asielzoekers in het wachtregister van de stad/gemeente van het opvangcentrum worden ingeschreven. In Gent zijn het aantal opvangplaatsen waarnaar Fedasil kan doorverwijzen beperkt tot het aantal plaatsen in het Stedelijk Opvanginitiatief (en een aantal plaatsen beheerd door Vluchtelingenwerk). Er is dus een beperkter aantal asielzoekers dat in Gent terechtkomt. 27 De stijging in 2011 is vooral te wijten aan het aantal asielaanvragen uit Afghanistan dit is een tendens waarmee ook andere Europese lidstaten werden geconfronteerd (concreet voor België: 1 op 10 aanvragen werd ingediend door een Afghaan, dit is bijna een verdubbeling tegenover 2010) Daarnaast was er een grote toename van het aantal asielaanvragen uit Guinee (vooral België en Frankrijk krijgen uit dit land veel aanvragen) en sinds 2008 is er een stijging in het aantal aanvragen uit Irak. Voorts was een stijging merkbaar van het aantal meervoudige asielaanvragen, vooral uit Rusland en Kosovo en een toename van niet- begeleide minderjarigen (vooral uit Afghanistan). 58

61 Mensen zonder wettig verblijf : indicatieve registratie via medische kaart Mensen zonder wettig verblijf zijn moeilijk te becijferen. Er is echter wel een regeling voor de gezondheidskosten van mensen zonder wettig verblijf. Mensen die wonen in Gent kunnen voor hun dringende medische kosten terecht bij het OCMW Gent voor de regeling van de medische kaart 28. Deze indicator is echter een onderschatting van het reëel aantal mensen zonder wettig verblijf voor diverse redenen. Vanuit cliëntzijde kan er een drempel bestaan om naar het OCMW te stappen voor een persoon zonder wettig verblijf. Het staat ook vast dat niet iedereen ziek wordt, laat staan dringende medische hulp nodig heeft. Een andere reden voor de onderschatting is het handhavingsbeleid dat vanuit het OCMW is ingevoerd begin Dit handhavingsbeleid betekent dat eerst andere rechten worden uitgeput, vooraleer er wordt overgestapt tot de regeling van de medische kaart. Toch blijft deze indicator de best passende keuze om een minimumschatting te maken voor mensen zonder wettig verblijf. Onderstaande grafiek toont ons aan dat in 2011 het handhavingsbeleid impact heeft gehad. Het aantal personen dat minstens 1 medische kaart heeft ontvangen is gedaald van 2746 personen naar 2187 personen. We kunnen dus met zekerheid zeggen dat er minstens zoveel mensen zonder wettig verblijf zijn. Aantal personen dat minstens 1 medische kaart heeft ontvangen Bron: OCMW Gent, 2011 Dak- en thuislozen Over de omvang van de groep dak- en thuislozen zijn er geen precieze cijfers gekend. Een schatting voor België is gemaakt door FEANTSA, de Europese federatie van organisaties die werken met daken thuislozen: zo zouden er in 2003 zo n mensen dak- en/of thuisloos zijn. Alhoewel men 28 De voorwaarden voor het bekomen van een medische kaart zijn: u verblijft onwettig in België (bijvoorbeeld asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn, clandestiene vreemdelingen); u woont en verblijft in Gent; u heeft onvoldoende financiële middelen; u ondertekent bij het sociaal onderzoek een "verklaring op eer"; Met een medische kaart kan u bij de apotheek en zorgverstrekkers (logopedist, opticien, vroedvrouw...) terecht voor uw dringende medische zorgen. Het OCMW betaalt dan de kosten van de dringende medische hulp aan de zorgverstrekker. 59

62 hierdoor een eerste beeld van de groep van daklozen krijgt, moet men zich er steeds van bewust zijn dat het werkelijke aantal daklozen hoger ligt, aangezien de daklozen die niet door de opvangvoorzieningen worden bereikt niet meegeteld worden. 29 Gent heeft er voor gekozen om geen telling te organiseren zoals in Brussel in Om beter inzicht te krijgen in de problematiek van de Gentse dak- en thuisloosheid is een bevraging georganiseerd van de gebruikers van de acute nachtopvang. 30 Elk jaar opnieuw rijst de vraag naar uitbreiding van de acute nachtopvangtijdens de winter en wordt dit in de werkgroep dak- en thuislozen van het Gentse Lokaal Sociaal Beleid besproken. Vier vragen worden daarbij steevast gesteld en bediscussieerd : (1) Hoe kunnen we vermijden dat mensen s nachts buiten zouden moeten slapen bij gebrek aan een eigen slaapplaats? (2) Hoe kunnen we vermijden dat de vraag naar acute nachtopvang net door het aan te bieden, gecreëerd wordt (o.a. door een verhoogde immigratie)? (3) Is acute nachtopvang de meest efficiënte en effectieve manier om buitenslapen te voorkomen en staat het een structurele oplossing niet in de weg? (4) Wat is het gevolg van een uitbreiding van de acute nachtopvang tijdens de winter op het algemeen daklozenbeleid in Gent Op basis van deze discussie, is besloten tot een gerichte uitbreiding van het aantal bedden in de winter onder bepaalde toelatingsvoorwaarden. Unieke gebruikers Het aantal unieke gebruikers in de acute nachtopvang schommelt sterk van maand tot maand. Globaal overnachten tussen de 200 en 300 daklozen maandelijks in de nachtopvang. Dit geldt het hele jaar door (met uitzondering van juli en augustus 31 ). Het aantal gebruikers is in de wintermaanden niet beduidend hoger of lager dan in de andere seizoenen. Ook het aantal kinderen en vrouwen schommelt sterk van maand tot maand. In de winter waren 10 tot 15 % gebruikers jonger dan 18 jaar, 20 tot 25 % van de daklozen waren vrouwen. Deze percentages liggen niet hoger of lager dan de andere seizoenen. 29 Bron: 30 Acute nachtopvang (voor daklozen) is een slaapvoorziening voor mensen die omwille van uitzonderlijke onvoorziene omstandigheden niet weten waar ze de komende nacht terecht kunnen. De opvang is enkel s nachts open. Er is naast een bed in een één- of meerpersoonskamer of slaapzaal, meestal ook een avondmaal, een ontbijt en de mogelijkheid tot douchen. Het beschut kunnen slapen in een bed is een humanitair recht. In Gent beiden twee organisaties acute nachtopvang: CAW Artevelde en Huize Triest Gemeenschapshuis Tabor. 31 In juli en augustus is Huize Triest volledig gesloten. CAW is gesloten tijdens de Gentse Feesten. 60

63 Het aantal nieuwe gebruikers per maand schommelde in de winter tussen de 20 en 40 %. Dit is lager dan in de rest van het jaar waar maandelijks tussen ca 40 en 50 % nieuwe gebruikers geregistreerd worden. Het aantal jaarlijkse gebruikers van de nachtopvang situeert zich tussen 1300 en 1400 (waarvan ca 1/3 tot ¼ eenmalige gebruikers). Overnachtingen Voorbije winter zijn er maandelijks ca 2500 tot 2800 overnachtingen geregistreerd. Dit is een bezetting van ca 100 %. Het aantal overnachtingen staat m.a.w. rechtstreeks in verhouding met de capaciteit aan bedden. Vorig winter was het aantal overnachtingen ca 10 % lager. Ook toen stond dit rechtstreeks in verhouding met de overnachtingscapaciteit. 32 Frequentie van gebruik Door het opheffen van het maximaal aantal nachten in de acute nachtopvang, stijgt in de winter het aantal overnachtingen naar gemiddeld 12 nachten per persoon. Ongeveer de helft van de gebruikers slaapt meer dan 10 nachten per maand in de acute nachtopvang. Deze chronische gebruikers gebruiken ca. 63% van de beschikbare bedden. Het aantal eenmalige gebruikers van de nachtopvang situeert zich maandelijks tussen de 25% en 30 %. Dit is in de loop van het jaar niet anders. De werking van de nachtopvang plus in de Vlaamse kaai is ook tijdens de winter blijven bestaan. Deze chronische nachtopvang had een bezetting van ca 70%. De bezetting van de chronische nachtopvang had te lijden onder de soepele regeling van de gratis winteropvang. Na het einde van de winteropvang half maart 2012, zien we opnieuw een toename in gebruik van de nachtopvang plus tot ongeveer 90 %. Daklozenprofiel Om een beter zicht te krijgen op wie er gebruik maakt van de nachtopvang, wordt door de organisaties waar de daklozen om de twee weken moeten langsgaan, een standaard vragenlijst afgenomen 33. Er worden hen tien vragen gesteld : Hoe oud ben je? 32 Huize Triest had tijdens de winter bedden ter beschikking. Dit is na de winter vorig jaar opgetrokken naar 22 bedden. 33 De vragenlijsten werden niet door alle toeleiders op dezelfde manier afgenomen. Hierdoor ontstaat er mogelijks een licht verschil tussen de resultaten en de werkelijkheid. Het groot aantal onbekende is een typisch verschijnsel voor de daklozenpopulatie, en wordt ook veroorzaakt door de manier van afname. Er wordt in de toekomst aan deze tekortkomingen gewerkt. 61

64 Ben je een man of een vrouw? Welke nationaliteit heb je? In welk land ben je geboren? Waar sliep je het laatst (voor je in de nachtopvang terecht kwam)? In welke stad, regio of land was dat? Waar heb je de voorbije maand overal verbleven? Met wie ga je in de nachtopvang slapen? Hoelang ben je al dakloos? Welke problemen heb je de voorbije maand allemaal gehad? De resultaten van deze bevraging zijn niet altijd uniform afgenomen. Hierdoor is er mogelijks een licht afwijkend resultaat t.o.v. de werkelijkheid. Deze foutenmarge brengt echter de grote vaststellingen niet in het gedrang. Grote tendensen in de bevraging zijn: De grootste groep van gebruikers is tussen de 30 en 40 jaar. Er zijn ook veel minderjarigen. Een grote groep gebruikers slaapt regelmatig in openlucht, openbare ruimte, caravans, kraakpanden en andere tijdelijke gebouwen. Een kwart van de gebruikers slaapt ook regelmatig bij vrienden of familie. Ongeveer een vierde van de daklozen zijn vrouwen. De intra-europese immigratiegolf is ook zichtbaar in de daklozenpopulatie. Ongeveer de helft van de daklozen komt alleen naar de nachtopvang, andere helft komt met partner, kinderen, familie. De meest voorkomende problemen (naast dakloosheid) zijn uithuiszetting, einde huurcontract, verslaving, schulden, migratieproblemen. 62

65 4. Toeristen 4.1. Dagtoerisme Toerisme Vlaanderen heeft panelleden (1.500 Vlamingen, 200 Brusselaars en 300 Walen) gedurende een 1 juli 2010 en 30 juni 2011 wekelijks bevraagd over hun daguitstappen 34. Het is het allereerste onderzoek waarin de activiteiten van Vlamingen, Walen en Brusselaars tijdens daguitstappen uitgebreid onder de loep is genomen. (Toerisme Vlaanderen, Steunpunt Toerisme en Recreatie, & provinciale toeristische organisaties, 2011) Uit het onderzoek blijkt dat ruim een kwart van de Vlamingen minstens één keer per maand een daguitstap maakt. Hun voorkeur gaat daarbij uit naar bestemmingen binnen het Vlaams Gewest (68%). Daarnaast trekken ze er ook wel vaker eens een dagje op uit naar Wallonië (11%), Brussel (8 %), en Nederland (6%). Binnen Vlaanderen gaan de daguitstappen van Vlamingen in één op de vijf gevallen richting Kust. Daarnaast zoeken de Vlamingen in belangrijke mate de Vlaamse regio s (44%) en de kunststeden (36%) op als dagtoeristische bestemmingen. Kunststad Gent geliefd bij Vlaamse dagtoeristen Vlamingen houden van Gent voor een dagje uit. Na Antwerpen en Brussel neemt de stad, ondanks de afwezigheid van topattracties zoals pret- en dierenparken, binnen de kunststeden over het onderzochte jaar heen een derde plaats in met een marktaandeel van 18%. Door de Gentse feesten krijgt de dagtoeristische attractiviteit van de stad tijdens de zomermaanden nog een flinke stimulans (2de meest populaire kunststad bij de Vlamingen met een marktaandeel van 21%). Ook bij de Brusselaars gaat een dagje uit naar één van de kunststeden wel vaker (13%) richting Gent, terwijl de Walen die keuze slechts in beperkte mate (2%) maken. Vlaamse dagtoeristen in Gent hebben een typisch stedelijk activiteitenprofiel: ze willen de stad ontdekken (38% stadsbezoekers), er de evenementen bijwonen (21% bezoekers evenementen), gaan winkelen (16% funshoppers), proeven van cultuur en erfgoed (14% cultuur- en erfgoedzoeker). Ze besteden tijdens zo n daguitstap in Gent gemiddeld 45 per persoon Overnachtingen Een aanzienlijk aantal toeristen blijven in Gent overnachten. Het aantal overnachtingen, zowel hotelals andere overnachtingen, neemt de laatste jaren sterk toe en bedraagt overnachtingen in Bijna tweederde van deze overnachtingen is in het kader van ontspanning, congrestoerisme en zakentoerisme nemen elk een zesde voor hun rekening. Congrestoerisme is in Gent sinds 2005 meer dan verzesvoudigd, en is in 2011 goed voor overnachtingen. Zakentoerisme, dat een dieptepunt kende in 2009, kent een heropleving en is in 2011 goed voor overnachtingen. Naast 33 hotels met in totaal kamers, een viersterren camping en een jeugdherberg met 106 slaapplaatsen zijn er in Gent ook een 70-tal kwalitatieve Bed&Breakfasts met 200 kamers. Dit laatste segment blijft groeien. Momenteel zijn hier nog geen overnachtingscijfers voor gekend. 34 Alle daguitstappen die op meer dan 20 km van huis plaatsvinden (behalve bij toertochten te voet, per fiets, per paard) én waarvoor men minimaal 4 uur van huis is, zonder dat daarbij een overnachting plaatsvindt, werden in rekening gebracht. Niet inbegrepen zijn: bezoek uitsluitend aan familie, vrienden en kennissen dagtochten vanuit een vakantieadres of tweede verblijf uitstappen met een routinematig karakter 63

66 5. Slot 5.1. Over stadsgewesten en centrumsteden Pendelaars, toeristen, scholieren en studenten: het zijn indicaties in wat doorgaans benoemd wordt met centrumstad en centrumfuncties, stadsregio of stads(pendel)gewest. Met de introductie van het grootstedelijk of regionaalstedelijk gebied volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, worden in het Vlaams Gewest 13 centrumsteden onderscheiden, waaronder Gent (Stad Gent, 2003). De introductie van stadsgewesten gebeurde veel eerder. Met de volkstellinggegevens van 1970 zijn 15 Belgische stadsgewesten afgebakend, met hun belangrijke structurerende rol in de Belgische ruimte door hun concentratie aan economische activiteiten en de fluxen van pendel die ze induceren (pendelgewesten).(van der Haegen & Pattyn, 1979) Hoewel deze stadsgewesten als uiterst dynamisch worden beschouwd en het vastleggen van een statische grens hiervoor principieel verworpen wordt, wordt een begrenzing als technische momentopname wenselijk voor zowel wetenschappelijk werk als voor beleidsdocumenten. In de decennia daaropvolgend kennen de begrenzingen van de stadsgewesten elke tien jaar een herziening - op basis van gegevens uit de volkstelling 1981, 1991 en Nog steeds zijn de stadsgewesten een realiteit in de Belgische ruimte : morfologische en functionele relaties tussen de geledingen zijn nog steeds van die aard dat ze duidelijk in kaart gebracht kunnen worden. (Luyten & Van Hecke, 2007) Kaart: De Belgische stadsgewesten, Of het nu om stadsgewesten of centrumsteden gaat: Antwerpen en Gent worden omwille van de schaalgrootte als grote steden benoemd. Daarna volgt de groep (andere) centrumsteden (11), en daarna een grote groep van kleinere regionale steden. 64

67 5.2. Over centrumfuncties Kortweg zijn centrumfuncties die functies met een breder bereik dan de grenzen van de stad/gemeente op wiens grondgebied de centrumfuncties gelokaliseerd zijn. En op die manier kunnen alvast centrumfuncties toegewezen worden aan zowel centrumsteden als kleinere regionale steden Centen in het spel Het delicate van dit verhaal komt bovendrijven als het over de verdeling van kosten en baten voor deze zogenaamde centrumfuncties gaat: het gevolg is immers dat de stad/gemeente kosten maakt waarvan het niet verantwoord zou zijn dat de financiering ervan volledig op de eigen belastingplichtige inwoners en bedrijven wordt verhaald. Zo benadert het Gemeentefonds vandaag (decreet 5 juli 2002) de centrumfunctie op twee manieren, nl. via een systeem van voorafnames op basis van het aantal inwoners (zoals Gent en Antwerpen) en via het honoreren van twee elementen van de centrumfunctie zelf: het aantal leerlingen middelbaar onderwijs, hoger onderwijs, deeltijds kunstonderwijs en volwassenenonderwijs en het aantal werkplaatsen op het grondgebied. Een werknota uit de VVSG (Leroy, 2011) argumenteert met cijfermateriaal dat kleinere regionale steden ook voor deze twee elementen hoger dan gemiddeld scoren. Het definiëren en meetbaar maken van centrumfuncties heeft duidelijke consequenties aan de inkomstenzijde van steden (en gemeenten) Centrumfuncties gemeten in de stadsmonitor In de stadsmonitor voor Vlaamse duurzame en leefbare steden (opgemaakt voor de 13 centrumsteden) is slechts één indicator als dusdanig gedefinieerd: Dit is een indicatie van de centrumfunctie op het vlak van het secundair onderwijs (Bral, et al., 2011: 96). Het gaat dan concreet over de aantrekkingskracht van het secundair onderwijs in de centrumsteden. Elders in de stadsmonitor wordt de stad-rand problematiek gevat in de volgende indicatoren regionale spreiding van lokale dienstencentra, regionale spreiding van voorschoolse kinderopvang, regionale spreiding van residentiële ouderenzorg en spreiding van sociale huurwoningen. Zo is bijvoorbeeld de spreiding van de lokale dienstencentra in de stad de verhouding van het aantal voorzieningen in de stad tegenover het aantal inwoners in de stad. De spreiding van de lokale dienstencentra in de stadsrand is de verhouding van het aantal voorzieningen in de stadsrand tegenover het aantal inwoners in de stadsrand. De stadsrand is de som van alle gemeenten die grenzen aan het grondgebied van de centrumstad zelf. Beide verhoudingen worden zelf een ratio. Wanneer in een stad meer lokale dienstencentra per inwoners aanwezig zijn dan in de randgemeenten, dan is de waarde groter dan 1. Een score van minder dan 1 betekent dat er meer dienstencentra per inwoners aanwezig zijn in de rand dan in de steden. Voor Gent is de score 1,59 voor 2011 (Bral, et al., 2011). Deze indicatoren over de regionale spreiding informeren vooral over de kansen van de inwoners om in de directe woonomgeving van de stad en de stadsrand over een zorginstelling te beschikken. Het evenwicht tussen de stad en de stadsrand komt in beeld. Door een evenredige spreiding over de stad en de stadsrand worden inwoners niet uitgesloten van deze basisvoorzieningen Andere centrumfuncties Naast het pendelgewest en het duidelijke positieve saldo aan inkomende pendel naar Gent onder werknemers, naast het duidelijke studentenstad en scholierenstad-verhaal, naast de cijfers rond 65

68 toerisme, naast wat in de stadsmonitor beschreven is, zijn er nog feiten en cijfers te vinden omtrent exponenten of indicaties van de Gentse centrumfunctie. Zo is Gent politioneel een ééngemeentenzone en de veiligheidsproblemen zijn stadsregionaal. De Brandweer is het enige beroepskorps in de regio met een aantal beschermde gemeenten. En zo zijn er vast nog te benoemen. De VVSG nota (Leroy, 2011) maakt een lange lijst van beschikbare statistieken die mogelijk ook samenhangen met de centrumfunctie. De vraag blijft: hoe maken we ze meetbaar, deze centrumfuncties, en vergelijkbaar met de andere centrumsteden en/of de gemeenten? De valkuil is ook dat ruwe cijfers en aantallen geen verhoudingen in kaart brengen. In die zin is de indicatoren-oefening en omkadering in de stadsmonitor genuanceerder dan de aantallen-lijst in de VVSG-nota, en schetst deze eerste een juister (maar nog erg partieel) beeld Uitleidend Bovenop of parallel aan de centrumfuncties kan een (centrum)stad een bijzondere aantrekkingskracht uitoefenen omwille van bijvoorbeeld een grotere anonimiteit die mogelijk is in een stedelijke omgeving (zie voorafgaand, bv. mensen zonder wettig verblijf, e.a.). Op die manier combineert een (grote) stad centrumfuncties met grotere/andere maatschappelijke problemen en dito kansengroepen. Het operationaliseren en dus meetbaar maken van centrumfuncties maakt dus idealiter de combinatie tussen schaalgrootte (zie stadsgewesten), centrumfuncties, en aanwezigheid van typische maatschappelijke problemen en kansengroepen. Het Steunpunt voor Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen SBOV ging in een onderzoeksproject (2010) op zoek naar een empirische onderbouw van de centrumfuncties in de stadsregio s. Een antwoord op de vraag in hoeverre centrumfuncties meetbaar zijn (Vermeersch, et al., 2009) is negatief. Een kwalitatieve bestuurlijke uitdieping en vergelijking (Decorte, Vermeersch, Wayenberg, & De Rynck, 2010) (Turnhout en Kortrijk) botst op de vaststelling van een gebrek aan datamanagement en het gebrek aan zicht op gebruikersgroepen en stromen binnen de door de steden aangeboden dienstverlening. Daarnaast blijkt dat er geen theoretische basis is om te spreken over de centrumfuncties in de stadsregio s. Tegen de achtergrond van de verdeelsleutel in het Gemeentefonds is het van belang om consensus te vinden in de oplossing van voorliggende onderzoeksvraag. 66

69 Bibliografie Bral, L., Jacques, A., Schelfaut, H., Stuyck, K., & Vanderhasselt, A. (2011). Stadsmonitor Een monitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden: Agentschap voor Binnenlands Bestuur. De Groote, P., & Truwant, V. (2003). Demografie & Samenleving. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Decorte, A., Vermeersch, T., Wayenberg, E., & De Rynck, F. (2010). Project: SBOV II: B-project: Empirische onderbouw van de centrumfuncties in stadsregio s. Onderzoek naar aspecten van stadsregionale verevening Groupe d'étude de Démographique Appliquée (UCL), & Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (2009). Migraties en migrantenpopulaties in België Kot@gent (2010). Marktonderzoek: homes UGent en privé-kotmarkt. Onderzoek i.o.v. Sociale raad. Leroy, J. (2011). De centrumfunctie van regionale steden - VVSG werktekst. Luyten, S., & Van Hecke, E. (2007). De Belgische Stadsgewesten NMBS (2012). van ResearchNed (2009). Studentmonitor Vlaanderen Socio-economische kenmerken van studenten in het hoger onderwijs. Bevraging in opdracht van het Departement Onderwijs Vlaanderen. Sociale Zekerheid (2012). Wat is de vergrijzing van de bevolking? : inleiding. BOUT_5_1.xml Stad Gent (2003). Ruimtelijk Structuurplan Gent. Gent: Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning. Stad Gent (2008). Gent in cijfers 2008: Verhuisbewegingen naar, uit en binnen Gent. Gent: Dataplanning en Monitoring. Stad Gent (2009). Gent: woonstad, nieuwe woontrends. Samenvatting van de Gentse woonstudie. Gent: Stad Gent. Stad Gent (2010a). Gent in cijfers: Gent gezien door Gentenaren: ABIS - Data-Analyse & GIS. Stad Gent (2010b). Het Ruimtelijk Structuurplan Gent - Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte: Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning. Stad Gent (2012a). Demografische gegevens 2011: Dienst Burgerzaken. Stad Gent (2012b). Gent in cijfers 2012 : Gent, stad van Gentenaars én studenten. Stad Gent (2012c). Onderzoek en cijfers - Bijlage 1 bij Beleidsplan Etnisch-Culturele diversiteit (Samen kan ook anders). Stad Gent (2012d). Studentenonderzoek - ongepubliceerde versie. ABIS - Data-Analyse & GIS. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2011). SVR-projecties van de bevolking en de huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, Toerisme Vlaanderen, Steunpunt Toerisme en Recreatie, & provinciale toeristische organisaties (2011). Pilootonderzoek naar daguitstappen van de Belg - Finale Rapportage 01/07/ /06/2011. Van der Haegen, H., & Pattyn, M. (1979). De Belgische stadsgewesten. Statistische en Econometrische Studieën, 59. Vanderbiesen, W. (2010) De Vlaamse centrumsteden in kaart gezet: lokale arbeidsmarktindicatoren en pendel als graadmeter van de lokale arbeidsmarktdynamiek.: Vol. 4: Steunpunt Werk en Sociale Economie. Vermeersch, T., Wayenberg, E., De Rynck, F., Reynaert, H., Steyvers, K., & Ackaert, J. (2009). Empirische onderbouw van de centrumfuncties in stadsregio's - Onderzoek naar aspecten van stadsregionale verevening. Rapport fase 1.: SBOV - Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen. 67

70 68

71 DEEL II Externe omgevingsanalyse

72 70

73 Externe omgevingsanalyse Gents imago Niet alleen Gentenaars houden van Gent Gent is veelzijdig Gent is compact Gent moet meer uitleggen en uitdragen wat het doet Besluit Diversiteit en sociale cohesie Diversiteit: een stedelijke realiteit Demografische diversiteit : verjonging, vergrijzing, verkleuring Verjonging Vergrijzing Inkomen Wonen Gezondheid Verkleuring Werk en inkomen Wonen Gezondheid Onderwijs Holebi s Geen cijfers maar schattingen Personen met een handicap Besluit Sociaal-economische diversiteit Een socio-economisch profiel in Gent De armoederapporten Armoede definiëren Groepen met verhoogd armoederisico vanuit demografische invalshoek Groepen met verhoogd armoederisico vanuit inkomen en arbeid Groepen met verhoogd armoederisicio vanuit onderwijs, gezondheid en huisvesting Moeilijk te registreren kansengroepen Budget- en schuldhulpverlening

74 Armoederapporten: neemt de armoede toe in Gent? En de andere steden? Focus op het leefloon en levensminimum Geografische diversiteit: een kijk op de wijken Indeling in wijken Diversiteit op wijkniveau Naar een clustering van de wijken Diversiteit in beleving Diversiteit in cijfers Diversiteit binnen de wijk Sociale cohesie De sociale cohesie is niet verdwenen De (maatschappelijke) effecten van sociale cohesie Sociale cohesie gemeten Contacten in de buurt Mate van buurtbinding Vertrouwen in de medemens Vrijwillige inzet in de buurt en lidmaatschap van verenigingen Een theoretische noot Sociale infrastructuur en sociale cohesie Sociale cohesie is niet verdwenen De Gentenaar blijft zich veilig voelen in de stad Besluit Druk op de ruimte Inleidend Ruimtelijke structuur globale kenmerken Druk op de ruimte in veelvoud Zoeken naar oplossingen: slim verdichten, duurzaam en integraal Stedelijk verdichten: duurzaam verdichten Duurzaam = integraal Besluit Focus op groen Natuur in Gent: een inhaalbeweging is nodig

75 Decreten en plannen Natuur en bos: oppervlakte is sinds 1999 gedaald Recreatief groen in Gent Geplande groene ruimte en groenstructuur Groenpolen in uitbouw Wijkparken en woongroen: stijgende trend Evolutie in het gebruik Stijgend parkbezoek Ander gebruik Tijdelijk gebruik Nieuwe functies voor groen - naar meer multifunctionaliteit Multifunctionaliteit Klimaat Stadslandbouw Besluit Focus op wonen Inleiding Vraag en aanbod Vraag Verruiming van het aanbod Vraag en aanbod Kwaliteit van de woning en woonomgeving Woonkwaliteit Tevredenheid over de woning en de woonomgeving Streven naar betere woonomgevingskwaliteit Betaalbaarheid Een woning voor iedereen Gezinnen Studenten Huurders als kwetsbare groep Sociale huisvesting Besluit Focus op mobiliteit

76 1 De actuele mobiliteitsproblematiek Duurzame mobiliteit: STOP-principe Stappen - Ruimte voor voetgangers Trappen - Fietsverkeer Het openbaar en collectief vervoer Druk van koning auto Autobezit en autogebruik Kwaliteit van de wegen Verkeersveiligheid Parkeerplaats gezocht Besluit Van peuter tot student : focus op kinderopvang en onderwijs Inleidend Kinderopvang Voorschoolse kinderopvang Buitenschoolse kinderopvang Onderwijs Aantrekkingskracht onderwijs versus capaciteitsprobleem Kwaliteit van het onderwijs Ongelijke kansen en problematische schoolloopbanen Gelijke kansen beleid Kleuterparticipatie Spijbelen Schoolse vertraging of zittenblijven Watervaleffect Ongekwalificeerde uitstroom Deelname aan het hoger onderwijs Aansluiting van onderwijs naar arbeidsmarkt Levenslang leren Besluit Focus op economie en werk Kredietcrisis en eurocrisis: onzekere tijden Kenniseconomie: ook de industrie is van groot belang voor de kenniseconomie

77 Economische hoofdsectoren: industrie als spil van werkgelegenheid Werkgelegenheid en groei: ondanks de hoofdstructuur scoort jobcreatie goed Concurrentievermogen: gemengde signalen Ondernemerschap: nood aan doorgroeiers Innovatie: op zoek naar resultaten Beroepsbevolking: socio-economische posities zijn voortdurend in beweging Werkloosheid: niet onveranderlijk hoog Arbeidsmarktparticipatie: werkzaamheids- en activiteitsgraden onder druk Knelpunteneconomie: gekneld tussen vraag en aanbod Arbeidsmarktkrapte: terug van niet weggeweest Pendel loontrekkenden: mobiliteit van werkenden blijft toenemen Besluit Focus op Milieu Immense uitdagingen voor bedrijven, woningen en vervoer op het vlak van klimaat en hernieuwbare energie Milieuverontreiniging Luchtkwaliteit verbetert licht maar knelpunten raken niet opgelost Concentratie fijn stof en verzurende emissies Goede luchtkwaliteit Van slechte naar matige waterkwaliteit door rioleringsinfrastructuur Bodemkwaliteit: probleemlocaties zitten in gebieden waar industrie plaats maakt voor wonen Huishoudelijk afval: laatste 10 jaar geen trendbreuk Milieuhinder Geluidshinder voornamelijk veroorzaakt door mobiliteit Zwerfvuil en sluikstorten blijven zeer frequent voorkomen, de opgehaald tonnages stijgen fors Eén op de tien Gentenaren geven aan (zeer) vaak last te hebben van geurhinder Toenemend milieubewustzijn Besluit Focus op gezondheid, gezond leven en gezondheidszorg Gezondheid Gezondheidsongelijkheid

78 1.2. Mortaliteit en beschavingsziektes (kanker, diabetes, obesitas, ) gerelateerd aan leefstijl (gezonde voeding, beweging, roken) Geestelijke gezondheidszorg staat voor uitdagingen: Leefstijl: gezonde voeding en gezond gedrag Obesitas epidemie? Valt er nog gezondheidswinst te behalen via eet- en bewegingsgewoonten van de Gentenaar? Middelengebruik: roken en alcoholgebruik, ingeworteld in onze cultuur? Gezondheidszorg Nakend huisartsentekort in Gent maar nu al tekorten in bepaalde wijken Oneigenlijk gebruik spoeddiensten en HWP Uitstellen van zorg Besluit Focus op vrije tijd: Cultuur, sport, recreatie en toerisme Het culturele landschap in Gent Podiumkunsten Bioscopen Erfgoed, musea en tentoonstellingen Muziekvoorstellingen Bibliotheek Gent stad van cultuur De toekomst verkennen met aandacht voor nieuwe inhouden Sport Infrastructuur Sportparticipatie en fysieke activiteit Recreatie en vrije tijdsbesteding Toerisme Besluit

79 Gents imago De jongste jaren blijft de Gentse bevolking toenemen. Zou dat betekenen dat het goed zit met het Gentse imago? Het ligt vast wat ingewikkelder. Imago is beeldvorming, zowel van Gentenaars als alle anderen. Imago is per definitie subjectief, valt sowieso moeilijk te onderbouwen met cijfers en wordt afgeleid uit een aantal onderzoeken. In wat volgt wordt Gent voorgesteld in termen van perceptie, gebaseerd op twee onderzoeken. 1 Niet alleen Gentenaars houden van Gent Van alle stedelingen uit de 13 centrumsteden positioneren de Gentenaren zich in de kopgroep wat betreft fierheid over de eigen stad (Luk Bral, Jacques, Schelfaut, Stuyck, & Vanderhasselt, 2011: 21). Vier vijfde van de Gentenaren (81,1%) is fier op zijn stad, 45% van de Gentenaren heeft vertrouwen in haar stadsbestuur. Een derde van de inwoners van Gent kan beschouwd worden als een echte Gent lover (Stad Gent, 2007a). Datzelfde onderzoek toont dat de Gentenaar zijn stad op de meeste dimensies, hoger scoort (zelfbeeld) dan wat uiteindelijk als totaal imago naar voor wordt geschoven. Dit kan op zich ook als fierheid geïnterpreteerd worden. Gent is niet alleen geliefd onder de Gentenaren, de aandacht voor Gent in regionale, nationale en internationale pers lijkt de afgelopen jaren toegenomen, maar is lastig te bewijzen. Diverse prijzen 1 en erkenningen tonen alvast dat Gent in de perceptie van mensen en instanties goed wordt gesmaakt (Stad Gent, 2007a: 9; 2007b). 1 Een greep uit de prijzenkast van de laatste 5 jaar: Gent is met haar parkprojecten verschillende malen laureaat voor Harmonisch Parkbeheer ( ) en wint ook prijzen. De Gentse openbare ruimte valt in de prijzen met het KoBra project en de Groenas Minnemeers-Keizerpark in Het historische centrum valt in de prijzen met de Water In Historic City Centres (2007). En daarenboven komt de Prijs Bouwheer voor Stad Gent in Parallel daaraan krijgt Gent de Climate Star Award in 2007 en Cultureel ontvangt de directeur van het Huis van Alijn in 2009 de prijs voor Cultuurmanager. Datzelfde jaar wint het Museum voor Schone Kunsten de Museumprijs voor Vlaanderen en tegelijk ontvangt de Bibliotheek Gent de Bib Bang marketingprijs. Het nieuwe stedelijke museum STAM krijgt in 2010 van Vlaanderen de Thuisindestad-prijs. In 2010 wordt Gent opnieuw verkozen tot Meest horecavriendelijke stad van Vlaanderen. De horeca-prijzen voor Gentse scholen en projecten zijn veelvuldig te noemen in de afgelopen tien jaar. In 2009 wordt Gent uitgeroepen tot Creative City of Music (lid van het Unesco Creative City Network). In 2008 benoemt het National Traveler Magazine Gent als derde meest authentieke historische bestemming van de wereld en in 2010 benoemt de Lonely Planet Gent als 7 e meest interessante reisbestemming van de wereld.in 2009 wint Gent de CIVITAS Award voor vooruitstrevend mobiliteitsbeleid, in 2011 won Gent dezelfde award voor publiek participatie. In 2012 wint Gent eveneens met het mobiliteitsbeleid de Ashden Award for Sustainable Travel.In 2010 ontvangt Gent de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie 2010 met de projecten Student in Gent: Onwijs verstandig! Geïntegreerde aanpak van studentenoverlast. Televisieseries en films (Aanrijding in Moskou, Tot altijd, Louis-Louise, Code 37, fictiereeks De Ridder,.) kiezen voor Gent niet alleen als decor maar ook als plaats die mee de verhaallijnen vorm geeft. Sinds de lancering van Donderdag Veggiedag in 2009, is Gent erin geslaagd zich op de kaart te zetten als veggiehoofdstad. Steden als Sao Paulo, San Francisco en Kaapstad volgden het Gentse voorbeeld. De campagne leverde een mediawaarde op van 20 miljoen euro dankzij de internationale berichtgeving op radio, tv, kranten, weekbladen en on line. 77

80 Vanuit deze invalshoek kan een overwegend positief imago geschetst worden maar dat is te eenzijdig. 2 Gent is veelzijdig Gent kan niet onder 1 noemer gevat worden. Die gelaagdheid en de mix van dimensies en contrasten is de samenvatting van een in 2008 gevoerd onderzoek dat peilt naar de identiteit, de ambitie en het imago van Gent. 2 Voor 17 stedelijke dimensies werd de beleidsambitie geformuleerd (ambitie/streefbeeld), werd het Gents aanbod op tafel gelegd (identiteit) en afgezet tegen wat er beweerd wordt over Gent (imago), door Gentenaars, door Vlamingen, door ondernemers. Voor elke dimensie werden de discrepanties en matches tussen streefbeeld (ambitie politiek en stakeholders), zelfbeeld (= perceptie van Gentenaren) en imago (= perceptie van Vlamingen en ondernemers) in beeld gebracht. Onderstaande figuur toont de resultaten van het onderzoek. Figuur 1: Spinnenweb: Discrepanties en matches imago Gent 2008 (Stad Gent, 2008c) Volgende dimensies worden sterk met Gent gelinkt: studentenstad, historische stad, culturele stad, evenementen stad en toeristische stad. Het zelfbeeld van de Gentenaars over hun eigen stad is op veel fronten uitgesprokener dan de perceptie van ondernemers en buitenstaanders. Het profiel van Gent voor ondernemers en niet-gentenaars is genuanceerder. Gent wordt in die zin minder gepercipieerd als industriestad, ondernemende stad, kennis- en innovatieve stad, havenstad. Dit onderzoek dient in 2008 de opmaak van een Stadsmarketingplan voor Gent, geformuleerd, in 3 speerpunten waarrond Gent zijn imago kan opbouwen en waar er nog een groeimarge is: 2 Onderzoek aan de hand van interviews, desk-research, focusgroepen, imago-onderzoek, online enquête bij Gentenaars, niet-gentenaars en ondernemingen, discussie en SWOT-analyse(Stad Gent, 2008c). 78

81 1. Kennis en innovatie Gent telt studenten hoger onderwijs en huisvest 14 wereldvermaarde kennisinstellingen. Aan deze hoger onderwijsinstellingen en centra wordt onderzoek verricht in zeer uiteenlopende domeinen. De uitdaging bestaat er in om de kennis en het talent te koppelen aan de creatieve bedrijvigheid die zich rondom de kennisinstituten groeperen, de hoogwaardige industrie waarover Gent beschikt en het haven- en transportcluster. De uitdaging zal er uit bestaan om de verbintenis tussen kennis, talent en economie waar te maken en deze kwaliteit zichtbaar en voelbaar te maken. 2. (de sfeer van het) stedelijk wonen De onderscheidende kracht zit hier voorlopig in de kwaliteit van de woonomgeving, de stedelijke ambiance en de voorzieningen die daar mee samenhangen. Wat betreft de kwaliteit van de woningen (als deelaspect van stedelijk wonen) is er een kwalitatieve inhaalbeweging nodig. Het speerpunt wonen is gelinkt aan het speerpunt kennis en innovatie. Met name: we moeten professionals aantrekken en laten wonen in Gent. Anders krijgen we niet het creatieve klimaat dat nodig is om dit speerpunt kennis en innovatie geloofwaardig te voeren. Ontwikkelen van hoogwaardige architectuur op beeldbepalende locaties en innovatieve woonconcepten is hiervoor een randvoorwaarde. 3. Cultuur Wat het culturele aanbod betreft, moet worden gesteld dat Gent al een zeer sterke positie heeft. De culturele assets die Gent bezit kunnen op autonome wijze het merk versterken maar zeker ook hun diensten bewijzen bij het uitbouwen van de speerpunten kennis en innovatie en stedelijk wonen. Cultureel aanbod kan helpen als pull-factor bij het versterken van het kennis- en innovatieve profiel van Gent en kan professionals doen bewegen om voor Gent te kiezen. 3 Gent is compact Gent is een compacte stad. Charles Landry, internationaal stedenconsulent, noemt Gent, in zijn studie over de Creative City Index, een pocket sized metropolis : een zeldzame combinatie van de intimiteit van een kleine stad en de openheid van een metropool (Stad Gent, 2011a). Gent verbindt dus veelzijdigheid met kleinschaligheid. Gent mag in Vlaanderen dan wel een grote stad zijn, van een grootstad kan geen sprake zijn. Ook in internationale netwerken horen die steden tot de middle sized cities die een bevolkingsaantal groter hebben dan hebben. Louter op dit criterium mag Gent zich met net (geen) inwoners dus net een middelgrote stad noemen. Kortom, er wordt met reden wel eens gezegd: Gent is te klein om groot te zijn en te groot om klein te zijn. Met pocket sized metropolis wordt dit Gentse kenmerk positief geformuleerd. Wat eerder in het speerpunt Kennis en Innovatie (Stad Gent, 2008c) naar voor kwam wordt in later onderzoek (Stad Gent, 2011a, 2011c) bevestigd De Gentse creatieve industrie blijkt diverse, bloeiende subsectoren te huisvesten. In totaal telt Gent namelijk meer dan vijfhonderd creatieve en innovatie bedrijven die samen meer dan zesduizend mensen tewerkstellen (Stad Gent, 2011c). Naast de feiten wordt door Landry evengoed de perceptie van deze feiten bevestigd: buitenstaanders, maar net zozeer Gentenaars, zijn zich onvoldoende bewust dat Gent vele internationale bekende bedrijven huisvest en dat er een enorm creatief potentieel is (De Graeve & De Tremerie, 2012). 79

82 De creatieve hartslag van een stad wordt immers niet alleen bepaald door culturele ontwikkeling en creatief ondernemerschap, maar ook door sociale innovatie, nieuwe vormen van organisatie en communicatie, visie op stedelijke ontwikkeling en zo voort (De Graeve & De Tremerie, 2012). Op die Index, als een uniek zicht op het creatieve stedelijke potentieel behaalt Gent 64,41%. Dit is de hoogste score van alle tot dusver geanalyseerde steden, waaronder Bilbao (Spanje), Freiburg (Duitsland), Canberra (Australië), Perth (Australië), Eindhoven (Nederland) Oulu (Finland) (De Graeve & De Tremerie, 2012) 3. Gent wordt als een uitstekende biotoop voor creativiteit beschouwd. 4 Gent moet meer uitleggen en uitdragen wat het doet. Maar Gent moet zichzelf als communicatie-apparaat gebruiken. Er moet continue gecommuniceerd worden over hoe Gent fysisch, visueel, praktisch is en hoe Gent aanvoelt. This is to communicate intent through every fibre of Ghent s being. It should see the city itself as a communications device so that when you navigate the city you know what it stands for. De stad moet haar creatieve en ethische intentie sterker communiceren. Anders gezegd, Gent mag zichzelf niet creatief noemen, maar moet haar acties/gedrag zo visualiseren en communiceren dat buitenstaanders zeggen dat Gent creatief is (walk the talk) (Stad Gent, 2011a). 5 Besluit Het imago is het beeld dat men over de stad heeft. Gent is mix van : veel dimensies en contrasten. Deze stedelijke veelzijdige lagen worden gelinkt met een ander kenmerk van Gent: haar compactheid. Een metropolis in zakformaat is kort en positief uitgedrukt hoe Gent in al zijn stadse aspecten kleinschaligheid hanteert. Zo is er voor de dimensie kennis en innovatieve stad een kloof tussen ambitie van de Stad en het imago. Blijkbaar wordt het imago voor deze dimensie niet gekoppeld aan de feitelijke realiteit van hoger onderwijs, industrie en haven een gezamenlijke potentieel aan creativiteit en innovatie. Op dit vlak moet Gent meer zichzelf uitdragen. De culturele dimensie en het stedelijk wonen zijn de 2 andere speerpunten waarrond en elkaar versterkend, Gent haar imago opbouwt en kan opbouwen. 3 De index is gebaseerd op een combinatie van kwantitatief materiaal en de kwalitatieve beoordeling die Landry verzamelde via een hele reeks diepte-interviews, focusgesprekken en projectbezoeken en die hij aanvulde op basis van een online vragenlijst. Het creatieve potentieel wordt bepaald door tien deelfacetten: het politieke en openbare kader; onscheidbaarheid, diversiteit, vitaliteit en expressie; openheid, tolerantie, participatie en toegankelijkheid; ondernemerschap, exploratie & innovatie; strategisch leiderschap, alertheid en visie; talent en leren; communicatie, connectiviteit en netwerking; de ruimte en de planning van de ruimte; leefbaarheid en welzijn; professionaliteit en doeltreffendheid. 80

83 Diversiteit en sociale cohesie Zijn Gentenaars gelukkige en tevreden stedelingen? Leefsituatie is een containerbegrip dat dit wil bevatten, maar wordt op zich ook weer beïnvloed door een aantal aspecten. Zowel persoonsgebonden als maatschappelijke factoren bepalen iemands leefsituatie en zijn een ingewikkeld samenspel die elkaar kunnen versterken maar ook elkaar kunnen tegenwerken. (Vanderleyden, Callens, & Noppe, 2009). In dit deel gaan we niet in op leefsituatie an sich, maar wel op de persoonsgebonden factoren. Deze zijn leeftijd, geslacht, sociale status, seksuele oriëntatie, etnisch culturele achtergrond en fysieke en verstandelijke eigenschappen en beperkingen van het individu in kwestie. Het gaat om eigenschappen waarmee een mens geboren wordt of die stabiel en weinig veranderlijk zijn. Leeftijd is hierop een uitzondering, maar de leeftijdsfase van een persoon houdt ook kansen en beperkingen in die uiteindelijk een invloed hebben op iemands leefsituatie. (Vanderleyden, et al., 2009). Diversiteit is een opvallend kenmerk van stedelijkheid. Daarnaast wordt de leefsituatie bepaald door de mate waarin een persoon toegang heeft tot en gebruik kan maken van bepaalde vormen van (materieel, menselijk, sociaal en cultureel) kapitaal of hulpbronnen. Hoe groter het kapitaal, hoe groter het succes. (Vanderleyden, et al., 2009) Dit hoofdstuk geeft zicht op sociaal-economische aspecten en sociale cohesie. 1. Diversiteit: een stedelijke realiteit 1.1 Demografische diversiteit : verjonging, vergrijzing, verkleuring Verjonging Demografisch Een bevolkingspiramide toont de opbouw van de bevolking in aantallen voor alle leeftijdsgroepen en voor mannen en vrouwen. Een momentopname (31/12/2011) toont dat die opbouw voor Gent verschillend is van Vlaanderen. Wat opvalt is de groep jarigen (en in het bijzonder de groep jarigen) die verhoudingsgewijs een veel grotere groep vormt in vergelijking met Vlaanderen. Ook de jonge kinderen (0-4) jaar zijn relatief gezien talrijker in Gent dan in Vlaanderen. (zie stuk Gentenaars en Gentgebruikers) Gent heeft, in globo, een jonge bevolking. In tijdsperspectief is er voor Gent een algemene groei van het bevolkingsaantal. Sinds 1999 is deze groei met 10% toegenomen. Prognoses voorspellen een groei, voor de gehele bevolking, van 15% tegen (zie stuk Gentenaars en Gentgebruikers) Verjonging is een demografisch fenomeen dat in Gent vooral tot uiting komt in de gemaakte evolutie van de groep 0-2 jarigen. Terwijl de totale bevolking in 2011 met 10% is gegroeid ten opzichte van 1999, (1) stijgt het aantal 0-jarigen met 38% voor diezelfde periode, (2) het aantal 1-jarigen met 32% en (3) het aantal 2-jarigen met 29%. De loop van de bevolking is het resultaat van twee elementen: natuurlijke groei en migratie. Het migratiesaldo voor de 0- tot 2-jarigen is negatief. Dit wil zeggen dat er meer 0- tot 2-jarigen uit Gent verhuizen dan dat er naar Gent komen wonen. Het negatieve migratiesaldo is in absolute cijfers wel kleiner dan de positieve natuurlijke groei. Migratie zwakt de sterke groei van het aantal jongere kinderen ten gevolge van de stijging van het aantal geboortes lichtjes af, maar de stijgende trend blijft bestaan. (zie stuk Gentenaars en Gentgebruikers) Deze groei zal zich gestaag doorzetten tot 2016, aldus de prognoses. Uiteraard werkt dit fenomeen onder de 0-2-jarigen door in deze en volgende jaren, voor kinderen op kleuter- en basisschoolleeftijd. 81

84 Sociale aspecten Volgens Kind en Gezin bedraagt het percentage geboortes in kansarme gezinnen voor de geboortejaren 2007/2008/ ,0% van de geboortes in Gent (Kind & Gezin, 2009). Opgroeien in armoede heeft een invloed op de ontwikkeling van een kind en legt een hypotheek op de toekomst (Dierckx, Vranken, Coene, & Van Haarlem, 2011). Kinderen die opgroeien in een kansarm gezin hebben een zwakkere ontwikkeling. Op de leeftijd van 1 jaar is er reeds sprake van een maand achterstand, 22% heeft gedragsproblemen (heeft zorgen, is bang, wordt gepest, is overactief, heeft moeite om zich te concentreren) (Pannecoucke, 2011). Onderzoek wijst uit dat een kind tot de leeftijd van 6 jaar het sterkste potentieel heeft om zich aan te passen. Indien een kind niet wordt gestimuleerd tijdens deze levensfase is het risico groot dat bepaalde capaciteiten zich niet zullen ontwikkelen.(vlaams Parlement, 2010) Een demografische verjonging, tegelijk met een relatief groot percentages geboortes in kansarme gezinnen, doet ook in aantallen de groep kansarme kinderen aan de schoolpoort toenemen. De percentages geboortes in kansarme gezinnen in Gent bevestigen dit beeld: ze stijgen jaar na jaar en evolueren van 10,3% (over de geboortejaren 2002, 2003 en 2004) tot de reeds vermelde 15,0% (over de geboortejaren 2007,2008,2009) (Kind & Gezin). Statistisch blijkt het te kloppen dat meisjes op school een voorsprong hebben op de jongens; vermenigvuldig die voorstelling dan met tien: dat is de voorsprong van de meest welstellende leerlingen op de armste (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007). Sociale verschillen zetten zich door tijdens de schoolloopbaan. In Gent is er een oververtegenwoordiging van leerlingen met een lage SES en allochtone leerlingen in het BSO en een hoge ongekwalificeerde uitstroom. 70% van de allochtone jongeren in Vlaanderen komt in het beroepsonderwijs terecht. Bijna 40% verlaat het secundair onderwijs zonder diploma, en nauwelijks 17% haalt een diploma van het hoger onderwijs (Duquet, Glorieux, Laurijssen, & Van Dorsselaer, 2006). De Vlaamse statistieken spreken van 14,2% van de jongeren die het onderwijs verlaten zonder kwalificatie (Van Landeghem & VAn Damme, 2011b). We kunnen dus zeggen dat één op zeven van de Gentse jongeren de schoolbanken verlaat zonder een diploma op zak Vergrijzing Vergrijzing in Gent is voornamelijk in aantallen aan de orde. Het aantal 65 plussers in Gent neemt lichtjes toe, voornamelijk ten gevolge van de steeds stijgende levensverwachting. In aandeel is er, in tegenstelling tot Vlaanderen, geen toename van de oudere bevolking. Bijna 1 op 3 inwoners van Gent is 55 jaar of ouder. Op het totaal aantal Gentenaars zijn er zo n 5% 80-plussers. Vergrijzing in Gent wordt verwacht vanaf (zie stuk Gentenaars en Gentgebruikers) De Gentse seniorensurvey (Verté, et al., 2011) werpt al wat meer licht op het profiel van de senior in Gent. In wat volgt over inkomen, wonen en gezondheid wordt veelvuldig uit de resultaten van dit onderzoek geput. Soms rijst de vraag of een bevinding nu meer, minder of niet afwijkt van wat als algemeen voor de totale bevolking geldt een gebrek aan ijkpunt. Dat neemt niet weg dat er een aantal pertinente dingen kunnen geschetst worden. 82

85 Inkomen Steeds minder senioren zitten in de laagste inkomenscategorie en steeds meer in de hogere, maar er is sprake van een schijnbare inkomenstoename (Verté, et al., 2011) 4 : het aandeel van de Gentse senioren dat goed rondkomt met zijn/haar inkomen is niet toegenomen. Zo kan 11% zijn/haar woning niet onderhouden omwille van financiële problemen. Vooral huurders geven bijna 50% van hun inkomen af aan woonkosten. Daartegenover staat dat het armoederisico van de Gentse senioren zakt, na huurimputatie 5, tot 12%. De twee in het oog springende vaststellingen met betrekking tot het (zelfgerapporteerde) inkomen uit het onderzoek, zijn de volgende: 10% van de jarigen heeft een inkomen lager dan 999 per maand tegenover 14 % van de 80- plussers; 64% van de jarigen heeft een inkomen hoger dan per maand, tegenover 47% van de 80-plussers. Wonen Uit ditzelfde surveymateriaal blijkt dat 62% van de Gentse senioren eigenaar is, 17% privé-huurder, 15% sociale huurder en 6% andere (Verté, et al., 2011). Het basiscomfort in de woningen is erop vooruitgegaan: het aandeel senioren dat geen centrale verwarming heeft, is geëvolueerd van 28% in 2005 tot 15% in (De Witte & Verté, 2005; Verté, et al., 2011). Toch is de woning niet steeds aangepast 6 aan de behoefte van de senior. Ruim een derde van de senioren ervaart zijn woning als onaangepast (Verté, et al., 2011). Senioren in de laagste inkomensklasse geven vaker aan in een ernstig onaangepaste woning te wonen. Iets meer dan de helft van de senioren heeft trappen in zijn woning, terwijl 38% van deze senioren beperkt blijkt te zijn op het vlak van trappen lopen (Verté, et al., 2011). Op zich hoeven trappen in de woning geen probleem te zijn. Maar men weet wel dat als men fysieke problemen begint te krijgen, trappen het eerste element zijn waarmee de senior begint te sukkelen (De Donder, Verté, & De Witte, 2007 ). 32% van senioren is in de laatste 12 maanden gevallen. (Verté, et al., 2011) Uit Vlaams onderzoek over ruimtebehoeften voor ouderen (Myncke & Vandekerckhove, 2007) blijkt dat 26% van de 60-plussers fysiek niet meer in staat is om de woning goed te onderhouden. Voor 36% van de respondenten met een hoge verhuisbereidheid is de woning te groot geworden. 6,6% van de 65-plussers in Gent woont in een woonzorgcentrum in 2740 gerealiseerde woongelegenheden (31/12/2011). Gezien een eerder geringe toename van het aantal senioren tot 2020 zou er zich geen acuut hoge nood mogen voordoen aan extra woongelegenheden in woonzorgcentra (Sette, 2011). Gezondheid 40% van de Vlaamse 65-plussers is niet tevreden over zijn gezondheid. Een tendens op gezondheidsvlak is onder andere het vaker voorkomen van overgewicht ten gevolge van te weinig beweging en ongezonde voedingsgewoonten. De psychische gezondheid van de senioren vertaalt 4 In deze passage wordt er regelmatig gerefereerd naar het ouderenbehoefteonderzoek. Een belangrijke kanttekening bij het behoefteonderzoek is dat de significantieberekeningen summier zijn opgenomen in de studie: alle berekeningen zijn gemaakt met een 95% betrouwbaarheidsinterval. We gaan er dus vanuit dat alle beschreven trends (stijgingen, dalingen en status quo s in deze studie significant zijn). 5 Een inkomen dat geïmputeerd wordt bij eigenaars van een woning omdat ze geen huur moeten betalen of geen afbetaling van een woonkrediet hebben. 6 De onaangepastheid van de woning gaat over een totaalpakket aan variabelen: de afstand tot winkels, of er al dan niet trappen aanwezig zijn in de woning, het energieverbruik, de grootte van de woning, enzovoort. 83

86 zich in volgende cijfers en trends: 15 tot 30% van de Vlaamse 65-plussers heeft last van depressieve symptomen daartegenover staat dat een vijfde van de Gentse senioren last heeft van ernstige eenzaamheidsgevoelens. Uit het behoefteonderzoek (2011) blijkt dat 4% van de bevraagde 60-plussers op niemand een beroep kan doen. Binnen deze groep zijn vooral alleenstaanden vertegenwoordigd. Ten slotte is nog een trend vernoemenswaardig die een uitdaging zal bieden voor de toekomstige zorg, namelijk het feit dat er in Gent meer gescheiden personen zijn bij de 60+ dan in andere steden in Vlaanderen (Verté, et al., 2011) Verkleuring Net als in België, is er in Gent het laatste decennia een immigratiepiek, voornamelijk na 2004 en 2007 nadat de EU met een aantal Midden- en Oost-Europese landen is uitgebreid. Het gevolg is een meer etnisch-cultureel diverse samenleving. In Gent heeft 12,2% van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit (31/12/2011). Indien we de definitie uitbreiden naar ECM, is hun aandeel in de Gentse bevolking in ,8%. In de periode van kent het aandeel ECM een stijging van 6,8 procentpunten. In absolute aantallen zijn er in ECM ers, waarvan 932 asielzoekers 7. Onderstaande tabel geeft de 10 grootste groepen (ECM) op basis van nationaliteit in Gent. Sinds 2010 heeft de groep met Bulgaarse nationaliteit de groep met Turkse nationaliteit ingehaald en is hiermee het talrijkst. 48% van de Etnisch-Culturele Minderheden heeft de Belgische nationaliteit. Tabel: ECM (zonder asielzoekers) in Gent, 2001, Etnisch Culturele Minderheden zonder Wachtregister NATIONALITEIT op 31 december % van ECM in 2011 Belg ,02% Bulgarije ,36% Turkije ,96% Slovaakse republiek ,18% Polen ,40% Marokko ,94% Rusland ,43% Ghana ,27% China ,04% India ,89% Werk en inkomen Algemeen, in Vlaanderen, werken personen van allochtone herkomst vaker in sectoren die sterk beïnvloed worden door de economische conjunctuur, die minder goed betalen of een onzeker statuut hebben (Corluy & Verbist, 2010). Niet-Europeanen kennen een zwakke activiteitsgraad en 7 Voor een meer uitgebreide analyse van de ECM, verwijzen we naar Gentenaars en Gentgebruikers. 84

87 komen frequenter in de werkloosheid terecht (Corluy & Verbist, 2010). In Gent worden vooral mensen van Turkse en Marokkaanse herkomst zwaar getroffen door werkloosheid. In maart 2010 waren 2180 mensen van Turkse herkomst en 513 mensen van Marokkaanse herkomst op zoek naar werk (NWWZ, niet werkende werkzoekenden). Dat wil zeggen dat binnen deze categorie één op vijf werkloos is. Voor andere niet-eu-burgers zien we gelijkaardige resultaten, met een werkloosheid van 18%. Volgens de officiële cijfers scoren de nieuwe EU-burgers iets beter, met een werkloosheid van 14%. Volgens schattingen van de Integratiedienst van Stad Gent zou dit cijfer aanzienlijk hoger liggen, met een werkloosheid van één op drie. De hogere werkloosheidscijfers kunnen niet alleen worden toegeschreven aan een lager opleidingsniveau of een mindere kennis van de taal. Studies hebben aangetoond dat discriminatie op de arbeidsmarkt ook een rol speelt (Corluy & Verbist, 2010). Van alle nieuwe leefloon- en levensminimumgerechtigden 8 in 2011, heeft 59% een niet-belgische nationaliteit. Het aantal steungerechtigden niet geboren in België (5526 in 2011) is hoger dan het aantal steungerechtigden geboren in België (2728 in 2011). Wonen 58% van de personen van buitenlandse herkomst heeft in België geïnvesteerd in de aankoop van een eigen woning. Dit is slechts 10% lager dan de Belgen. Er zijn echter belangrijke verschillen in de nationaliteiten. Het aandeel eigenaars van Turkse herkomst ligt met 50% iets lager dan het gemiddelde. Bij mensen van Marokkaanse herkomst is slechts 29% eigenaar van het huis dat ze bewonen. (Van Robaeys, Vranken, Perrin, & Martiniello, 2007) Deze cijfers vertellen echter niet het volledige verhaal. Ze zijn vooral sterk aanwezig in het secundaire segment van de eigendomssector. Hoge private huurprijzen hebben geleid tot de aankoop van goedkope krotwoningen (Goossens & Winters, 2004). In Gent wonen Etnisch-culturele minderheden vooral in de 19 de eeuwse gordel en in Nieuw-Gent, maar hun aantal groeit ook in de perifere stadsgebieden. (Stad Gent, 2011h: 3, 9) Het aandeel inwoners met een woonquote 9 van meer dan 30% bedraagt in Gent bij de niet- Belgen 26,7%, bij de Belgen 18,6%. Gezondheid Verschillende studies tonen aan dat de algemene gezondheidstoestand van de niet-belgen slechter is dan die van de Belgische bevolking. Dit komt door de slechtere werkomstandigheden en door identiteitsproblemen van een deel van deze groep, maar ook door het sociaal-economisch achtergestelde milieu waartoe ze behoren (Van Robaeys, et al., 2007). Onderwijs Vlaanderen scoort nog steeds slecht wat betreft de verschillen tussen schoolprestaties van autochtone en allochtone scholieren. Vooral allochtone leerlingen lopen schoolachterstand op en verlaten het secundair onderwijs zonder diploma. Het laatste PISA onderzoek (Universiteit Gent, 2010: 87-90) 10 bevestigt dat autochtone leerlingen 11 beter scoren dan tweedegeneratieleerlingen 12, 8 Wat in Gent het levensminimum is, is voor het overgrote deel van de Vlaamse steden en gemeenten het equivalent leefloon 9 De woonquote is het aandeel van het totale inkomen dat besteed wordt aan huur of afbetaling van de woning. Een woonquote hoger dan 30% is een hoge woonquote (Luk Bral, et al., 2011). 10 PISA meet de kennis en vaardigheden van 15-jarigen in drie cognitieve domeinen en dat binnen raamwerken die volgende zaken bevatten: kennis, vaardigheden, contexten en attitudes. 85

88 die op hun beurt dan weer beter scoren dan de eerstegeneratieleerlingen 13. Vanuit internationaal perspectief is het verschil tussen de prestaties van autochtone en allochtone nergens zo groot als in Vlaanderen Holebi s De doelgroep holebi s en transgender maken evenzeer deel uit van de andere groepen van het diversiteitsbeleid zoals jongeren, senioren, personen met een lichamelijke of geestelijke beperking en personen van verschillende etnische origine. Geen cijfers maar schattingen Een eerste schatting van het aantal holebi s in Vlaanderen is gebaseerd op de Survey Gelijke Kansen (2004) 14. De resultaten zijn gebaseerd op twee vragen: één over seksuele voorkeur en één over zelfidentificatie. Ongeveer 93% van de mannen geeft aan dat hun seksuele voorkeur uitsluitend naar vrouwen uitgaat. Ongeveer 90% van de vrouwen zegt dat hun seksuele voorkeur enkel naar mannen uitgaat. De overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking (97%) noemt zichzelf heteroseksueel (zelfidentificatie), niettegenstaande de vraag naar seksuele voorkeur een ander antwoordpatroon gaf (93% bij mannen en 90% bij vrouwen). Experten wijzen echter op de tijdsgeest uit Dit, in combinatie met het zich niet willen blootgeven, zorgt voor de aanname dat de percentages die betrekking hebben op de holebi s onderschattingen zijn. Volgens Vincke en Stevens (Vincke & Stevens, 1999) varieert het aantal mensen die zich als holebi identificeren tussen 3% en 7%. Diverse internationale onderzoeken beschouwen 5 tot 10% als een realistische inschatting. Vermeldenswaard hierbij is wel dat het verschil tussen de onder- en bovengrens van deze schatting te maken heeft met de gehanteerde criteria en vraagstelling, zoals ook in Survey Gelijke Kansen te zien is. De hoge cijfers voor zelfdoding(pogingen) bij holebijongeren blijven noemenswaardig: Ze zijn dubbel zo hoog als bij heterojongeren. 33% tot 45% van de holebi s koesterde tijdens het opgroeien zelfdodinggedachten. Isolement is een andere valkuil: 11% van de jonge holebi s isoleert zich volledig van zijn leeftijdsgenoten (Van Heeringen & Vincke, 2000) Personen met een handicap Om de grootte van deze doelgroep te kennen, bestaan tal van handicap gerelateerde enquêtes. Helaas zijn deze regelmatig gedateerd. 15 Omdat het type enquête, de enquêtepopulatie en het enquêtejaar verschillen, is het niet verwonderlijk dat de vastgestelde percentages uiteenlopen tussen 16 % (SEE 2001) en 19 % (Gezondheidsenquête 2004). De meest recent beschikbare data vinden we terug in de survey Sociaal-culturele verschillen in Vlaanderen. In deze survey gaat het om 21% van de bevolking. 11 Autochtone leerlingen: leerlingen geboren in het land van de testafname van het PISA onderzoek en minstens één van hun beide ouders ook. 12 Tweedegeneratieleerlingen: leerlingen geboren in het land van de testafname, maar waarvan beide ouders in een ander land zijn geboren. 13 Eerstegeneratieleerlingen: leerlingen niet geboren in het land van de testafname, waarvan beide ouders ook in een ander land zijn geboren. 14 De Survey Gelijke Kansen is uitgevoerd door het Steunpunt Gelijkekansenbeleid in 2004 bij inwoners van het Vlaams Gewest tussen 30 en 70 jaar. 15 De omvangrijkste enquête, de SEE (socio-economische enquête), dateert van

89 Gegevens over personen met een handicap op stedelijk niveau zijn quasi onbestaand. Het aantal tegemoetkomingen voor personen met een handicap dekt maar een deel van deze doelgroep. Op 1 januari 2009 waren inwoners van Gent gerechtigd op een tegemoetkoming aan personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid ( 2012). Het aandeel van deze gerechtigden op een tegemoetkoming is 20,95 per 1000 inwoners van Gent of dus 2,1% van de totale bevolking. De Stad Gent gaf dan ook de opdracht voor een behoefteonderzoek naar personen met een handicap en personen met een chronische ziekte in Gent in De gehanteerde definitie was ruim: Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving (Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, New York, 13 december 2006). De resultaten van de bevraging wijzen op belangrijke uitdagingen op vlak van sociale participatie, het informeren en sensibiliseren van de doelgroep zelf en het tegengaan van vereenzaming. Uit het behoefte onderzoek hebben we indicaties dat het inkomen 16 van de doelgroep personen met een beperking lager ligt dan bij de Gentse bevolking. Daarnaast is het opvallend dat 39% van de bevraagden aangeeft veel tot heel veel uit te geven aan medische kosten: dit is meer dan het aantal bevraagden dat aangeeft veel tot heel veel uit te geven aan de huishuur of aan de afbetaling van de woning. 21% van de participanten geeft aan dat dit inkomen niet volstaat om comfortabel te kunnen leven. De werkzaamheidsgraad van deze doelgroep is in Vlaanderen duidelijk lager dan het gemiddelde (SAMOY, 2012). In Gent woont deze doelgroep minder vaak in een eigen eigendom en vaker in een afhankelijke situatie, in een huis waar aanpassingen vaker nodig zijn en in een woonomgeving die niet toegankelijk genoeg is. Met een blik op die woonomgeving heeft 24% het over de onmiddellijke woonomgeving die (helemaal) niet toegankelijk is, 19% verklaarde dat ook over de winkels en openbare gebouwen. 26 % van de bevraagden heeft het openbaar vervoer ervaren als (helemaal) niet toegankelijk. (Van Hove, et al., 2011) Besluit Rapporteren over de demografische diversiteit legt als vanzelf linken naar wat gemeenzaam als doelgroepenbeleid wordt aangeduid: jongeren, ouderen en etnische minderheden. Holebi s en Personen met een handicap maken deze lijst compleet. Niet alles is evengoed becijferd en er ligt nogal wat onontgonnen onderzoeksterrein, zeker op Gents niveau. 16 Het totale beschikbare inkomen per maand van een gezin, bestaande uit een netto-inkomen uit arbeid of bedrijfsinkomen; sociale uitkeringen en bijkomende uitkeringen (zoals interesten, verhoogd kindergeld, tegemoetkoming aan personen met een handicap) 87

90 1.2 Sociaal-economische diversiteit In dit deel wordt inleidend gestart met enkel de financiële insteek als indicatie van een algemeen socio-economisch profiel van de Gentenaars. De hoofdmoot in dit deel beschrijft de armoederapporten Een socio-economisch profiel in Gent. Het interkwartiel verschil geeft de inkomensspreiding rond de mediaan weer. Deze maat is zowel in Gent als in Vlaanderen toegenomen tussen 2005 en Het groter worden van deze maat houdt in dat het verschil tussen hogere en lagere inkomens groter wordt. Het interkwartiel verschil ligt in Gent in de periode over de ganse lijn iets hoger dan in Vlaanderen en er is dus sprake van een toename in inkomensongelijkheid in Gent, een evolutie in de lijn van de Vlaamse inkomensongelijkheid De armoederapporten Armoede definiëren Armoede is een complex, multidimensioneel gegeven: de meeste armoedesituaties betreffen niet enkel het inkomen, maar ook uitsluiting in verschillende domeinen zoals onderwijs, gezondheid, wonen, enz. Het is dus niet haalbaar om personen in armoede te definiëren aan de hand van hun socio-economisch profiel: er bestaan geen databanken die een volledige armoedesituatie in kaart brengt. Omwille van deze vaststelling wordt de definitie van Vranken 17 gebruikt: het becijferen van armoede resulteert dan in een set van indicatoren die als geheel de realiteit wat vereenvoudigt en overzichtelijker maakt en dit over verschillende domeinen heen. Om in te gaan op het frequent gehanteerde begrip armoederisico kan meegegeven worden dat armoederisico gedefinieerd is als het deel van de bevolking dat onder een bepaalde inkomensdrempel, ook wel de armoedegrens valt. Die grens is gerelateerd aan de verdeling van de inkomsten zelf en vastgelegd op 60 % van het nationaal mediaan equivalent inkomen. Onderzoek op bovenlokaal niveau (EU-Statistics on Income and Living Conditions) heeft op die manier een aantal bevolkingsgroepen afgebakend als groepen met verhoogd armoederisico. Die oefening is op Gents niveau niet opnieuw gemaakt: wel worden in de armoederapporten de afgebakende groepen met verhoogd armoederisico beschouwd als voor Gent te becijferen groepen enerzijds, en anderzijds als focus bij het bespreken van elk domein. De indicatoren geven aan of groepen van mensen met een verhoogd armoederisico -in relatieve termen- talrijker worden of net niet. De Stad Gent publiceerde 3 armoederapporten: het indicatorenrapport 2009, een actualisatie daarvan in 2012 en het kwalitatieve armoederapport Groepen met verhoogd armoederisico vanuit demografische invalshoek Alleenstaanden, alleenstaande ouders, etnisch-culturele minderheden en senioren kennen een verhoogd armoederisico. In Gent (2011) bedraagt het aandeel alleenstaanden 42,8 % van de gezinnen. Tussen 1999 en 2007 is deze indicator jaarlijks gestegen met enkele percentpunten. De totale stijging bedraagt in deze periode 2,3 % (van 41,3 % in 1999 tot 43,6 % in 2007). Het aandeel alleenstaanden is sinds Een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. (Vranken, 2006) 88

91 stabiel gebleven. In 2008 bedroeg dit aandeel - net als in 2009 en ,5%. In 2011 valt dus een lichte daling op te tekenen. Het aandeel eenoudergezinnen is in de periode vrij stabiel gebleven. In 2011 kwam dit aandeel uit op 7,9 %. De etnisch-culturele minderheden blijven toenemen in Gent tot 18,8% van de bevolking. Sinds waar deze indicator op 15,4 % stond - neemt deze groep met +/- een vol percent toe per jaar. Senioren zijn de vierde bevolkingsgroep die een verhoogd armoederisico kennen. Toch wordt deze groep als te heterogeen beschouwd en als niet eenduidig af te bakenen. Verder is een betere indicator beschreven die senioren in armoede bevatten. Groepen met verhoogd armoederisico vanuit inkomen en arbeid Voor de actieve bevolking is het interessant om het multifactoriële van armoede in te delen in 3 domeinen en circuits. Of, armoede ontstaat als 3 beschermingsmechanismen falen (Van den Bosch, Vandenbroucke, Cantillon, & Pacolet, 2009): Het eerste mechanisme valt onder demografische ontwikkelingen en gezinsvorming, zoals eerder aan bod gekomen. Gezinsvorming is van groot belang voor inkomens- en welvaartsverdeling. Ook personen zonder eigen inkomen kunnen bestaansonzekerheid mijden door samen te wonen met andere personen met voldoende inkomen. Het tweede mechanisme omvat inkomsten uit arbeid en maatschappelijke participatie via het hebben van werk, welke bestaanszekerheid en relatieve welvaart verzekert. Inkomen en de verdeling ervan zijn steevast eerste insteken als het om het meten van armoede gaat. Een derde mechanisme is dat van de sociale zekerheid in ruime zin, naast werkloosheidsuitkeringen, ook sociale bijstand, leefloon en levensminimum.(stad Gent, 2009c) Onder deze hoofding zijn volgende indicatoren opgenomen: de werkloosheidsdruk van een aantal kansengroepen zoals laaggeschoolden, jongeren, langdurig werkzoekenden en een aantal groepen van welbepaalde herkomst. Maar ook het percentage personen met overmatige schuldenlast, het aandeel gerechtigden op een Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden en de Inkomensgarantie voor Ouderen en ten slotte het aandeel rechthebbenden op een tegemoetkoming voor personen met een handicap. De rechthebbenden op het leefloon, een indicator die is geëvolueerd van 19 per 1000 inwoners (2006) naar 22 per 1000 inwoners (2011), zijn eveneens opgenomen binnen dit bestek. 18 De werkloosheidsdruk volgens herkomst geeft ons een beeld van welke groepen het meest getroffen worden door de werkloosheid. Zo is in 2011 de werkloosheidsdruk bij personen van Marokkaanse herkomst (19,3%) hoger dan bij de personen van Turkse herkomst (15,4%). Het is geen verrassing dat de werkloosheidsdruk bij de EU15 (9,1%, zonder de personen van Belgische herkomst) lager ligt dan bij de personen van een EU12 herkomst (14,0%) (Stad Gent, 2012e). 19 Schulden zijn vaak inherent aan armoedesituaties. Het aandeel personen met overmatige schuldenlast evolueert van 3,9 % (2008) tot 4,0 % (2009) in Gent. Overmatige schuldenlast betekent 18 Meer over het leefloon vindt u terug bij het luik Focus op het leefloon en levensminimum 19 De totale werkloosheidsdruk voor Gent bedraagt in 2011: 7,9%. 89

92 minstens één achterstand van minstens drie maanden op de afbetaling van een consumenten- of hypothecair krediet. In relatieve termen uitgedrukt is deze indicator als stabiel te bestempelen over de periode (Luk Bral, et al., 2011). De groep senioren met een precair inkomen brengen we in kaart aan de hand van de regeling van het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) en de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). Zowel het GIB als de IGO zijn bijstandsregelingen die de overheid verstrekt aan ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikt hebben en die door omstandigheden geen of onvoldoende loopbaan hebben kunnen opbouwen. Het is een soort leefloon dat wordt toegekend aan ouderen die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken. Het aandeel gerechtigden op het GIB en de IGO is als stabiel te bestempelen. Personen met een handicap wordt gemeten door het aantal rechthebbenden op een tegemoetkoming voor personen met een handicap uit te zetten per 1000 inwoners. Deze indicator blijft eveneens stabiel en bedraagt rond 21 personen per 1000 inwoners (2010). Groepen met verhoogd armoederisicio vanuit onderwijs, gezondheid en huisvesting In onderwijs is de kloof tussen sterke en zwakke leerlingen bijna nergens zo groot als in Vlaanderen (Campaert, 2008). Sociale ongelijkheid in de moderne samenleving wordt voor een groot deel bepaald door de kloof tussen laaggeschoolden en hooggeschoolden. De weerslag daarvan wordt zichtbaar in verschillende maatschappelijke domeinen, zoals de arbeidsmarkt, inkomen, vrijetijdsbesteding, sociale contacten en sociaal netwerk (Cantillon, 1999). De kans om uit armoede te breken gaat vaak gepaard met het behalen van een diploma, zodat toetreden tot de diplomagerichte arbeidsmarkt mogelijk is en de kans op inkomen door werk realiseerbaar is. Indicatoren zoals GOK-leerlingen, kleuterparticipatie, enz zijn relevant binnen dit kader. 20 Het laatste grote onderzoek rond gezondheid is de Belgische gezondheidsenquête uit 2004, waaruit blijkt dat de gezondheidstoestand gelinkt is met de socio-economische status en dat een persoon die zich lager op de socio-economische ladder bevindt en een lagere opleiding heeft over het algemeen een slechtere gezondheid heeft. Gezondheid bestaat uit vele componenten en voor elk van deze componenten is ongelijkheid te vinden. Het Leefbaarheidsonderzoek (2010) geeft een beeld van de gezondheid van de Gentenaren en bevestigt in Gent de relatie tussen een lager inkomen en de aanwezigheid van gezondheidsproblemen. 21 Ook voor het domein wonen wordt een selectie gemaakt uit het totale pakket woonaspecten. Focus is ook hier ongelijkheid in wonen en armoederisico voor groepen Gentenaars. Met de sterke link tussen huur en armoederisico, en beperkt materiaal over de private huurmarkt, valt de keuze voor het selecteren van een indicator op de deelmarkt van de sociale huur en het aandeel kandidaathuurders. 22 Het aantal kandidaat-huurders voor een sociale woning neemt globaal toe als we de periode 2005 tot 2009 bekijken. In 2009 bedraagt het aantal kandidaat-huurders in Gent 31,9 per 1000 inwoners. Een tweede indicator wordt gevonden bij het OCMW: de gerechtelijke procedure tot uithuiszetting, uitgezet per 1000 inwoners. Deze indicator kende tussen 2006 en 2010 een toename met een piek in 20 Zie het hoofdstuk Focus op kinderopvang en onderwijs 21 Voor een uitgebreide bespreking van de gezondheid van de Gentenaren, zie Focus op gezondheid 22 Van belang is de bemerking dat het cijfermateriaal zich beperkt tot de koepel van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en dus sociale huur van de Stad Gent en het OCMW niet in de cijfers opneemt. 90

93 2010 van 7,7 procedures tot uithuiszetting per 1000 huishoudens. In 2011 tekent zich een kentering af en neemt deze indicator voor de eerste keer af tot 6,6. Moeilijk te registreren kansengroepen Onder deze hoofding wordt de groep mensen zonder wettig verblijf geschat. Deze groep leeft vaak in diepe armoedesituaties. Omwille van hun statuut is de toegang tot (officieel) werk zo goed als onbestaand. Om de grootorde van deze groep te kennen, doen we een beroep op de regeling van de medische kaart van het OCMW. Deze indicator is echter een onderschatting omdat niet iedereen ziek wordt en niet iedereen naar het OCMW stapt wanneer hij/zij ziek is. Bovendien hanteert het OCMW de laatste jaren een handhavingsbeleid, waardoor mensen zonder wettig verblijf eerst wordt gevraagd om andere rechten uit te putten vooraleer ze een beroep kunnen doen op de medische kaart. Bijgevolg kent de tendens van deze indicator een dalende lijn. Maar dit wil niet zeggen dat de groep mensen zonder wettig verblijf kleiner wordt: de eerste maanden van 2012 vertonen echter terug een lichte stijging van het aantal toegekende medische kaarten. Aan de hand van deze indicator kunnen we stellen dat de groep mensen zonder wettig verblijf minstens 2187 personen telt in Budget- en schuldhulpverlening Om tot een nog beter zicht te komen op de situatie van personen die het moeilijk hebben om te budgetteren omwille van allerlei situaties zoals echtscheidingen, juridische schulden, ongevallen, zijn de cijfers van het Vlaams Centrum Schuldenlast eveneens opgenomen in de armoederapporten. Tussen 2007 en 2008 is een merkbare omwisseling gebeurd: daar waar tot 2007 het overgrote deel van de dossiers budgetbegeleiding betrof zonder schulden, is vanaf 2008 tot 2010 de situatie omgekeerd: het overgrote deel van de dossiers bestond uit schuldbemiddeling (zo n 16 per 1000 inwoners in 2010) en niet meer uit budgethulpverlening (zonder schulden: deze indicator bedroeg in 2010 zo n 3,5 dossiers per 1000 inwoners). Armoederapporten: neemt de armoede toe in Gent? Omdat er eenvoudigweg geen armen registratie bestaat, kan armoede niet gemeten worden door het aantal armen te tellen. De kern van de zaak bij de armoederapport is: neemt armoede toe of af in Gent? Het overgrote deel van de indicatoren geven voor de periode een verslechtering of een status quo aan geeft een iets meer genuanceerd beeld: zo zijn bijvoorbeeld de procedures voor uithuiszettingen afgenomen in Maar, algemeen kan gesteld worden dat armoede toeneemt in Gent. Twee zaken zijn hier het vernoemen waard. Een eerste fenomeen kan je bestempelen als de stijgende levenskost en onze consumptiegerichte maatschappij. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de veralgemeende stijging van de energiekosten die reeds enkele jaren aanhoudt. Talrijke indicatoren wijzen erop dat een steeds grotere groep betalingsmoeilijkheden ervaart. Hieronder valt ook een groep van werkende armen die vaak geconfronteerd worden met een tijdelijke en laagbetaalde tewerkstelling. De economische crisis speelt hier op de achtergrond. Het tweede fenomeen is de migratie. Talloze studies hebben al uitgewezen dat het armoederisico een stuk hoger ligt voor personen uit de etnisch- culturele minderheden. Deze zijn vaak achtergesteld op verschillende domeinen zoals tewerkstelling, onderwijs en huisvesting. Dit fenomeen wordt ook de gekleurde armoede genoemd. De laatste jaren is er bovendien een duidelijke migratiegolf vanuit de recente EU-landen naar de oudere en rijkere EU-landen, ook wel de intra-europese migratie genoemd. Vaak gaat het om mensen die hun land verlaten vanuit een weinig comfortabele situatie op zoek naar meer welvaart. Ook in Gent is een vrij grote groep nieuwe EUburgers neergestreken en dat hebben we gemerkt bij de indicatoren: er is voor een deel sprake van het importeren van armoede. 91

94 En de andere steden? In de Stadsmonitor editie 2011 is er een vergelijking gemaakt tussen Gent, de 13 centrumsteden (met inbegrip van Gent) en Vlaanderen voor een 5-tal armoede indicatoren. Onderstaande tabel toont ons dat Gent hoewel ze vrij slecht scoort op het vlak van de gerechtigden op het leefloon een eerder gemiddelde positie inneemt ten opzichte van de 13 centrumsteden. De 13 centrumsteden vertonen dan weer slechtere scores dan Vlaanderen. We kunnen dus besluiten dat de toename van de armoede in Gent wijst naar een algemene stedelijke realiteit, veel eerder dan een uitzondering te zijn. Bron: Stadsmonitor 2011(Luk Bral, et al., 2011) Focus op het leefloon en levensminimum 24 Voor mensen met een leefloon (of een inkomen van dezelfde grootorde als het leefloon) zijn basisbehoeften als wonen, energie en gezondheid onvoldoende betaalbaar. Het bedrag van het leefloon ligt immers systematisch onder de armoedegrens of onder de budgetnorm (Storms & Van den Bosch, 2009). Het aantal rechthebbenden op het leefloon is na een langere periode van stabiliteit met 19 rechthebbenden leefloon per 1000 inwoners van 2006 tot toegenomen in 2009 tot Het aantal gerechtigden op het leefloon wordt bij de Stadsmonitor berekend met gegevens van de POD Maatschappelijke Integratie en het Rijksregister. Een belangrijke kanttekening is dat in Gent het aantal rechthebbenden op het leefloon berekend wordt per 1000 inwoners, terwijl bij de Stadsmonitor het aantal rechthebbenden wordt afgezet op de bevolking van jaar. Daarnaast slaat het aantal gerechtigden in de Stadsmonitor op zowel het RMI als het equivalent leefloon. 24 Als je geen of een te laag inkomen hebt, dan kan je een basisinkomen krijgen: dat heet dan leefloon of equivalent leefloon (soms ook wel "levensminimum" genoemd) voor personen die niet voldoen aan de nationaliteitsvoorwaarde voor het leefloon. 92

95 rechthebbenden per 1000 inwoners in In 2011 is deze indicator lichtjes gedaald tot 22 per 1000 inwoners. De evolutie binnen het leefloon ziet er anders uit dan de evolutie binnen het levensminimum. Bij het leefloon vergroot ieder jaar tot 2010 het aantal rechthebbenden. In 2011 stellen we echter een daling vast. Bij het levensminimum zien we na een grote daling in 2008, vanaf 2009 een bijna onafgebroken stijging. Eind 2011 heeft het OCMW, in vergelijking met de vorige jaren, het hoogste aantal cliënten met een levensminimum. De 18- tot 24-jarigen vormen de grootste groep van de leefloon- en levensminimumgerechtigden. Als we de vijf meest voorkomende nationaliteiten oplijsten bij de nieuwe steungerechtigden (leefloon en levensminimum) in 2011, verkrijgen we het volgende beeld: de Belgen zijn het meest vertegenwoordigd met 41,2%, gevolgd door de Bulgaren met 6,8%, de Albanezen (5,5%), de Slovaken (4,8%) en de Turken (4,0%). Van alle nieuwe leefloon- en levensminimumgerechtigden in 2011, heeft meer dan 60% een van de bovenstaande nationaliteiten. Bron: OCMW Gent, 2012 Het aandeel steungerechtigden op het leefloon en levensminimum, in België geboren, kent een grotere daling in 2011 dan de voorgaande jaren. De sterke stijging tot in 2010 van de niet in België geboren steungerechtigden, stopt in De grootste groep van de cliënten leefloon en levensminimum zijn mensen niet in België geboren. Over de jaren heen vormen de cliënten niet geboren in België een steeds groter deel van de totale groep gerechtigden op leefloon en levensminimum. De nieuwe EU-burgers vertegenwoordigen 19.1% van het totale cliënteel voor het leefloon. Dit zijn vooral cliënten geboren in Bulgarije (52.1% van de nieuwe EU burgers) en in het voormalige Tsjecho- Slovakije (42.1%). 93

96 Bron: OCMW Gent, Het profiel van de levensminimumgerechtigden ziet er anders uit dan dat van de leefloongerechtigden. Hier zien we een publiek dat vooral geboren is in Azië, Europa niet EU en Afrika. Bron: OCMW Gent, Iemand is hernieuwde cliënt als hij opnieuw financiële steun krijgt na een minimale onderbreking van 3 maanden. 94

97 1.3 Geografische diversiteit: een kijk op de wijken Indeling in wijken Op basis van de ervaringen van Actie Samenspraak, startte Stad Gent in 2003 de gebiedsgerichte werking. Beiden hadden onder meer als doelstelling het bevorderen van inspraak van bewoners, handelaars, middenveld en stimuleren van samenwerking tussen de verschillende betrokken actoren (gemeenteraadsbesluit van juni 2003). Daartoe werd de stad Gent ingedeeld in gebieden ( stadsdelen ), die door een of meerdere regisseurs werden opgevolgd. Voor Actie Samenspraak werd de stad ingedeeld in 6 stadsdelen. Uit de evaluatie van Actie Samenspraak bleek dat het voor bewoners niet steeds evident was om zich betrokken te voelen bij een dergelijk vrij groot gebied. Daarom werd de stad Gent bij de start van gebiedsgerichte werking ingedeeld in 29 wijken met een beduidend kleiner oppervlak dan de vroegere stadsdelen. In 2006 werd deze indeling licht herzien, en kwam men tot de huidige indeling in 25 wijken (zie Tabel 1). Elke wijk bestaat daarbij uit meerdere statistische sectoren (hierna buurten genoemd). Vaak komen één of enkele statistische sectoren overeen met een buurt binnen een wijk. Bij het samenvoegen van statistische sectoren 26 tot één wijk werd rekening gehouden met het wijkgevoel van bewoners. Op die manier probeerde men tot min of meer homogene gebieden te komen, die voldoende aansloten bij de beleving van bewoners en andere wijkactoren Diversiteit op wijkniveau Naar aanleiding van de vorige editie van de stadsmonitor werd in een secundaire analyse de vraag gesteld of we wel kunnen spreken over de stad : zijn de verschillen binnen de steden niet groter dan deze tussen de steden zelf? Een gelijkaardige vraag kunnen we ons stellen op het niveau van Gent. Kunnen we wel spreken over Gent. Zijn er geen te grote verschillen tussen de wijken? Naar een clustering van de wijken Grosso modo kan men stellen dat de 25 wijken kunnen geclusterd worden in 3 zones: Gent centrum Gent (19 e eeuwse) gordel Gent rand Binnenstad Elisabethbegijnhof-Papegaai Watersportbaan-Ekkergem Stationsbuurt Noord Stationsbuurt Zuid Tabel 1: Indeling Gentse wijken in drie zones Sluizeken-Tolhuis-Ham Macharius-Heirnis Rabot-Blaisantvest Brugse Poort-Rooigem Bloemekeswijk Muide-Meulestede-Afrikalaan Dampoort Ledeberg Nieuw Gent-UZ Oud-Gentbrugge Sint-Denijs-Westrem-Afsnee Drongen Mariakerke Wondelgem Sint-Amandsberg Oostakker Kanaaldorpen en kanaalzone Gentbrugge Moscou-Vogelhoek Zwijnaarde Op basis van de verschillende indicatoren, kan je wijken clusteren met gemeenschappelijke kenmerken: een aantal 26 De statistische sectoren zijn een indeling van ADSEI (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie) die dateert van Deze indeling is niet meer volledig conform de huidige werkelijkheid, maar de gegevensontsluiting van bovenlokale overheid (federaal) gebeurt op dit niveau, waardoor deze indeling aangehouden wordt voor buurtanalyses. 95

98 - De wijken in Gent centrum liggen centraal in de stad. Zij zijn dicht bebouwd en dicht bevolkt. Het mediane inkomen in deze wijken situeert zich rond het mediaan inkomen voor Gent. Gent centrum telt relatief veel kotstudenten, voorts zijn er relatief weinig ECM. - De zone Gent gordel bestaat hoofdzakelijk uit de zogenaamde 19 e eeuwse gordel. Het gaat om dicht bevolkte en dicht bebouwde wijken. In deze wijken leven relatief veel ECM en ligt het inkomen lager dan het mediane inkomen voor Gent. - Gent rand bestaat enkel uit zogenaamde deelgemeenten. Dit is een minder dicht bebouwd en minder dens bevolkt gebied. Hier leven relatief weinig ECM of kotstudenten en ligt het inkomen hoger dan het mediane inkomen voor Gent. Diversiteit in beleving De wijken verschillen ook van elkaar in hun troeven en problemen 27 : Binnen de zone Gent centrum kan men genieten van historisch erfgoed, handel, cultuur, allerlei evenementen, onderwijs, openbaar vervoer. Deze voorzieningen liggen echter ook aan de basis van parkeerproblemen, geluidsoverlast, zwerfvuil, verkeersdruk. Gent centrum vervult een centrumfunctie voor de ruime regio, waardoor het bewaken van het evenwicht tussen wonen en de andere functies een voortdurende uitdaging inhoudt. De wijken binnen de zone Gent gordel liggen op een beperkte afstand van het stadscentrum met de daar aanwezige voorzieningen. Deze wijken worden echter vaak doorsneden door drukke wegen, de spoorweg en waterlopen. Hierdoor worden bepaalde buurten geïsoleerd en ondervinden sommige buurten last van een grote verkeersdruk (met problemen wat betreft doorstroming, sluipverkeer, verkeersveiligheid en parkeren tot gevolg). Het gaat vaak om multiculturele wijken, met een erg dichte bewoning en weinig groen. Sommige buurten kampen met achterstelling, met slechte woonkwaliteit en soms met samenlevingsproblemen. Gedurende de voorbije jaren zorgden stadsvernieuwingsprojecten in combinatie met sociaalculturele initiatieven en/of het lokale verenigingsleven in Brugse Poort-Rooigem, Rabot-Blaisantvest en Ledeberg voor een nieuwe dynamiek. Andere buurten werden opnieuw aantrekkelijk voor middenklasse door eerder uitgevoerde of geplande stadsvernieuwing en/of grote projecten (Macharius-Heirnis, Oud-Gentbrugge, Sluizeken-Tolhuis-Ham, Muide-Meulestede). Daar tegenover staat dat in sommige wijken (bv Nieuw Gent-UZ) de dynamiek beperkt blijft omdat men er wacht op reeds lang aangekondigde grote projecten. Gent rand is rustiger en groener dan voornoemde zones. De woningkwaliteit is er beter dan in Gent centrum of Gent gordel. Het aantal sociale woningen is er beperkt. Het aanbod aan voorzieningen (diensten, handel, onderwijs ) is er beperkter dan in Gent centrum of Gent gordel. Vooral in de Kanaaldorpen en in delen van Drongen is het aanbod aan diensten beperkt. De wijken bestaan er vaak uit een of meerdere dichter bebouwde dorpskernen, omringd door een groenere periferie bestaande uit tuinwijken, verkavelingen, landbouwzones... Het groen in deze wijken is vooral privé groen, het aandeel openbaar groen is er eerder beperkt. In meerdere wijken (Wondelgem, Zwijnaarde, Oostakker, Sint-Denijs-Westrem/Afsnee, Mariakerke, Kanaaldorpen, Gentbrugge, Drongen) is het verenigingsleven vrij actief. 27 Analyse op basis van de een oplijsting van de meest kenmerkende eigenschappen door de wijkregisseurs van de dienst Gebiedsgerichte Werking 96

99 De wijken van de rand zijn vlot bereikbaar via het hoger wegennet (autosnelweg of R4). Over het algemeen zijn het stadscentrum en de treinstations vlot bereikbaar via de fiets of het openbaar vervoer, niettegenstaande dat laatste minder sterk is uitgebouwd in Gent rand dan in de 2 andere zones. De wijken in Gent rand worden doorsneden door drukke steenwegen die vooral tijdens de spits voor een grote verkeersdruk zorgen (sluipverkeer, gebrekkige verkeersveiligheid voor fietsers en/of voetgangers, files, geluidshinder). Zwijnaarde, Wondelgem en Oostakker ondervinden bovendien last van economisch verkeer (zwaar verkeer, doorgaand verkeer), terwijl Oostakker en de Kanaaldorpen milieuhinder ondervinden veroorzaakt door de haven en de industrie. Diversiteit in cijfers Inname van de ruimte Een blik op de bevolkingsdichtheid en bebouwingsgraad illustreert dit al. De bevolkingsdichtheid van Gent op is 1565 inwoners per km². Op wijkniveau schommelt dit tussen inwoners per km² in Rabot Blaisantvest en 58 inwoners per km² in de Kanaaldorpen en zone. Figuur 2 toont de wijkverschillen in bevolkingsdichtheid. De dichtst bevolkte wijken situeren zich ten noorden van de binnenstad, voornamelijk in de 19 de -eeuwse gordel. De bebouwingsgraad is de verhouding van de bebouwde oppervlakte tot de totale oppervlakte van een gebied, uitgedrukt in procenten. Voor Gent was dit in ,3%. Op wijkniveau is er schommeling tussen 4,5% bebouwde oppervlakte in Drongen en 45,1% in Elisabethbegijnhof- Papegaai. Figuur 2: Bevolkingsdichtheid Gent 31/12/2011 Figuur 3: Bebouwingsgraad Gent 2008 Demografische kenmerken Ook een aantal demografische fenomenen verschillen van wijk tot wijk. Zowel de verjonging, vergrijzing als de verkleuring tonen een geografische diversiteit. Verjonging is een demografisch fenomeen in Gent dat vooral tot uiting komt in de evolutie van de groep 0 tot 2-jarigen (cf. stuk Gentenaars en Gentgebruikers). In 2011 is 4,0% van de Gentse bevolking tussen 0 en 2 jaar. Dit percentage schommelt op wijkniveau tussen 5,6% (in Rabot Blaisanvest) en 2,6% in Sint Denijs Westrem. Algemeen is er een hoger percentage 0-2 jarigen in de wijken in de 19 de -eeuwse gordel en meer algemeen in de wijken ten noorden, oosten en zuidoosten van het centrum. (cf. Gentenaars en Gentgebruikers). 97

100 Figuur 4: Aandeel 0-2 jarigen op wijkniveau, 2011 Het aandeel 65-plussers in de bevolking geeft een beeld van de vergrijzing. 17,0 % van de Gentse bevolking behoort tot de groep 65-plussers. Op wijkniveau zien we het omgekeerde beeld als bij de verjonging. Vooral de wijken ten zuiden en westen van het centrum hebben een hoog percentage 65- plussers: Watersportbaan-Ekkergem (26,3%), Sint Denijs Westrem (25,5%), Mariakerke (22,2%). (cf. Gentenaars en Gentgebruikers). Figuur 5: Aandeel 65-plussers op wijkniveau, 2011 Een andere demografische evolutie in Gent is de verkleuring. Nemen we het aandeel Etnisch- Culturele Minderheden t.o.v. de totale bevolking als indicator voor de verkleuring, zien we weer een duidelijk patroon. Het aandeel ECM in de totale bevolking in Gent is 18,8% ( ). De wijken in de rand van Gent hebben een aanzienlijk lager aandeel ECM: Drongen, Kanaaldorpen en zone, Sint Denijs Westrem, Zwijnaarde, Oostakker, Mariakerke, Gentbrugge en Wondelgem hebben amper 10% ECM. In het centrum en meer specifiek in de wijken in de 19 de -eeuwse gordel is het aandeel ECM een pak hoger. (cf. Gentenaars en Gentgebruikers) 98

101 Figuur 6: Aandeel Etnisch-Culturele minderheden op wijkniveau, 2011 Socio-economische schets Ook het socio-economisch profiel kent een ruimtelijke diversiteit. We nemen het fiscaal inkomen, de werkloosheidsdruk en het aantal rechthebbenden op een leefloon of levensminimum per 1000 inwoners als indicator hiervoor. Figuur 7: mediaan netto belastbaar inkomen op wijkniveau, 2009 Het mediaan netto belastbaar inkomen voor Gent (inkomstenjaar 2009) is Op wijkniveau schommelt dit tussen (Rabot-Blaisantvest) en (Drongen). Figuur 8: Werkloosheidsdruk op wijkniveau,

102 De werkloosheidsdruk (d.i. de verhouding tussen de niet-werkende werkzoekenden van 18 t.e.m. 64 jaar en de bevolking van 18 t.e.m. 64 jaar) voor Gent (31/03/2011) is 7,9%. De wijk met de laagste werkloosheidsdruk is Drongen met 3,0%; de wijk met de hoogste druk is Rabot-Blaisantvest met 14,6%. Figuur 9: Rechthebben op leefloon en levensminimum op wijkniveau, 2011 In Gent hebben (toestand ) 23 personen op 1000 recht op een leefloon of levensminimum bij het OCMW. Op wijkniveau schommelt dit tussen 2 en 63 rechthebbenden per 1000 inwoners (respectievelijk voor Drongen en Rabot-Blaisantvest). Op basis van deze drie indicatoren zien we dat we wijken in de rand van Gent gemiddeld een bevolking hebben met een betere socio-economische positie, terwijl de wijken in de (19 de -eeuwse) gordel gemiddeld de laagste socio-economische positie hebben Diversiteit binnen de wijk Voor de analyse van de situatie in de wijken wordt gebruik gemaakt van gemiddelden per wijk. Deze gemiddelden kunnen soms onderliggende verschillen op buurtniveau verdoezelen. Figuur 10 zoomt in op de wijk Nieuw Gent UZ. De bevolkingsdichtheid van deze wijk is inwoners per km², iets meer dan het gemiddelde voor Gent. Een gedetailleerder zicht op buurtniveau toont een grote verscheidenheid. De buurt Nieuw Gent heeft inwoners per km², wat een groot contrast is met de buurt Ottergemse Dries (2 600 inwoners per km²). Voor twee andere buurten Akademisch Ziekenhuis en Groothandelsmarkt is de bevolkingsdichtheid niet berekend, omdat dit geen woonzone is. Figuur 11 toont de bebouwingsgraad in de wijk Watersportbaan Ekkergem. De bebouwingsgraad in deze wijk is 12,7%, wat vergelijkbaar is met het gemiddelde voor Gent. Op buurtniveau zijn er grote verschillen: de buurten Ekkergem en Bijloke (meer dan 30% bebouwde oppervlakte) en Blaarmeersen logischerwijze gezien het gelijknamig recreatiedomein in deze buurt met nauwelijks 3% bebouwd. Het mediaan fiscaal inkomen voor Macharius-Heirnis is (iets lager dan het mediaan inkomen voor Gent: ). Op buurtniveau zijn er in deze wijk enorme verschillen. Visserij behoort met tot de buurten met een hoog mediaan fiscaal inkomen, dit in contrast met de buurt Sint- Macharius die met mediaan fiscaal inkomen bij de lager gerangschikte buurten behoort. 100

103 Figuur 10: Bevolkingsdichtheid in wijk Nieuw Gent - UZ, 31/12/2010 Figuur 11: Bebouwingsgraad in wijk Watersportbaan - Ekkergem, 2008 Figuur 12: Mediaan fiscaal inkomen in wijk Macharius - Heirnis, 2009 Deze voorbeelden illustreren dat ook binnen de wijk nog grote verschillen kunnen bestaan. 101

104 2 Sociale cohesie Sociale cohesie of sociale samenhang betreft de interne bindingskracht van een sociaal systeem. Deze wordt gekenmerkt door groepsidentificatie en samenhorigheidsgevoelens, frequente en intensieve contacten tussen leden, veel onderling vertrouwen tussen dezen, gedeelde normen en waarden en participatie in het groepsleven. (Huygen & de Meere, 2008: 7) Sociale cohesie manifesteert zich op diverse schaalniveaus: nationaal of regionaal niveau, plaatselijke gemeenschappen, groepen of organisaties. In het kader van deze omgevingsanalyse interesseert ons het niveau van de stad Gent en haar buurten. 2.1 De sociale cohesie is niet verdwenen De (maatschappelijke) effecten van sociale cohesie Uit onderzoek blijkt dat meer sociale samenhang bijdraagt aan een betere leefbaarheid en veiligheid in de buurt. In buurten met veel sociale cohesie zijn de inwoners meer tevreden met hun woonomgeving en de buurt. Sociale cohesie blijkt ook een positief effect te hebben op participatie van bewoners in een samenwerkend beleid. Er zijn ook indicaties dat meer sociale cohesie bijdraagt aan een betere gezondheid. Een omvangrijk netwerk van vrienden, kennissen en medeleden van verenigingen leidt bij mannen tot betere kansen op de arbeidsmarkt. (Huygen & de Meere, 2008) Sociale cohesie blijft een actueel maatschappelijk thema dat verder onderzocht moet worden. Specifieke vragen als wat bindt mensen onderling, hoe komen die bindingen tot stand en ook hoe kunnen die weer sterker of zwakker worden zijn hierbij aan de orde. Voor de overheid is het onmiddellijk de vraag in hoeverre die bindingen door beleid positief of negatief beïnvloed kunnen worden, in hoeverre zij maakbaar, houdbaar en vreedzaam zijn, en ingezet kunnen worden voor het belang van het algemeen (Schnabel, Bijl, & Hart, 2008) Sociale cohesie gemeten Uit bovenstaande definitie van sociale cohesie halen we de volgende indicatoren die ons een beeld kunnen geven van de sociale cohesie in Gent: contacten in de buurt mate van buurtbinding vertrouwen in de medemens vrijwillige inzet in de buurt en lidmaatschap van verenigingen Contacten in de buurt Frequentie van de contacten in de buurt Volgens het leefbaarheidsonderzoek 2010 blijkt de helft van de Gentenaars minstens één keer per week sociaal contact te hebben en zo n 37 procent heeft dagelijks sociaal contact. Het dagelijkse sociale contact is voor 17 procent van de Gentenaars met de buren: dit frequente burencontact daalt lichtjes in vergelijking met voorgaande jaren. Anderzijds, en positief, is dat er tussen 2006 en 2010 echter minder Gentenaars zijn die nooit contact hebben met de buren. Een grotere groep van mensen die niet-belg zijn of van wie hun ouders niet-belg zijn heeft nooit contact met de buren, dit geldt ook voor mindervaliden en ongeschoolde arbeid(st)ers. Sociaal contact is ook opvallend lager voor sociale huurders en ouderen. 102

105 Intensiteit/kwaliteit van de contacten in de buurt 53% maakt regelmatig een praatje met de buren, 12 % loopt wel eens binnen bij de buren en 4% bezoekt elkaar regelmatig. Eén op drie houdt het bij goedendag zonder elkaar eigenlijk te kennen. Belangrijk is dat één vijfde van de bevraagden nood heeft aan meer contact met de buren. Dit is vaker het geval voor niet-belgen en personen van wie hun ouders niet- Belg zijn, respondenten die hun levensomstandigheden als minder goed ervaren en ongeschoolde arbeid(st)ers. In vergelijking met voorgaand onderzoek hebben de Gentenaars opvallend meer behoefte aan contact met de buren. Dat goed contact met de buren belangrijk is voor Gentenaren blijkt ook uit het feit dat goede contacten met de buren één van de belangrijkste reden is voor tevredenheid over de buurt. In Gent blijkt één van de belangrijkste plaatsen voor contact met mensen met een andere culturele achtergrond de straat te zijn (naast werk en school). Voor Gent Centrum Rand blijken ook de buurtactiviteiten een ontmoetingsplaats te zijn. De omgang met personen met een andere herkomst wordt door 40% als aangenaam beschouwd, slechts 7% vindt het onaangenaam, maar opvallend is wel dat 27% van de respondenten zich niet uitspreekt over deze omgang. Algemeen wordt gesteld dat in Gent 74% van de respondenten iemand in zijn/haar omgeving met een andere culturele achtergrond kent. 36% daarvan heeft minstens elke week contact. Mate van buurtbinding Met buurtbinding wordt onder meer de mate van identificatie met de buurt bedoeld. Hoe meer iemand zich met zijn buurt of nabije omgeving identificeert, hoe hoger de sociale cohesie zal zijn (Forrest & Kearns, 2001). In 2010 bleken de meeste mensen zich zeer goed en erg thuis te voelen in hun buurt. De meerderheid wil niet gauw weg gaan uit hun buurt en is trots om er te wonen. Het valt op dat hoe ouder mensen worden, hoe groter de buurtbinding wordt. Dit geldt ook voor de nietberoepsactieve bevolking. Belgen voelen zich meer thuis dan niet-belgen en die laatsten vinden het belangrijker om in hun specifieke buurt te wonen (Stad Gent, 2010a). Secundaire analyses op het surveymateriaal van de Stadsmonitor in Antwerpen doet besluiten dat sociale cohesie in de buurt correleert met hoe lang men reeds in de buurt woont, en ook met het hebben van kleine kinderen. Vertrouwen in de medemens Vertrouwen is een belangrijke indicator voor sociale cohesie (Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, 2005). Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen politiek vertrouwen en sociaal vertrouwen. Op het vlak van sociaal vertrouwen geldt voor Gent anno 2010 dat zeven op de tien Gentenaars tevreden zijn over de mate waarop ze de buren kunnen vertrouwen, 6% is dat niet en 23% antwoordt neutraal. Tenslotte blijkt drie kwart van de Gentenaren tevreden te zijn met hun buren, slechts 6% is dat niet. In Nederlands onderzoek (Lancee & Dronkers, 2008) werd gevonden dat zowel de etnische diversiteit van buurten als het hebben van buren met een andere etniciteit het vertrouwen in de buurt en de kwaliteit van het contact met de buren doet verminderen. Deze negatieve effecten van de etnische diversiteit van buurten is echter niet geldig voor interetnisch vertrouwen. Lupi (Lupi, 2006) stelt daar tegenover dat buurten die homogeen zijn meer kans lopen om zich af te scheiden en intolerant te worden. Vrijwillige inzet in de buurt en lidmaatschap van verenigingen Uit de praktijk van het Gentse buurtgericht werken blijkt een tendens tot toenemende participatie van Gentenaars aan buurtinitiatieven. Dit merken we aan het stijgend aantal netheidscharters, 103

106 straatrecepties, kleine buurtfeesten, socio-culturele projecten, hobbyclubs...het betreft niet enkel initiatieven die op de openbare weg plaatsvinden maar we merken eveneens alsmaar meer activiteiten van buurtbewoners in de polyvalente zalen van onder meer buurtwerk. Er is dus geen sprake van een verminderde (vrijwillige) inzet van Gentenaars in de buurt, eerder van een verschuiving van het soort van inzet. Dit blijkt ook uit onderstaande cijfers uit het Leefbaarheidsonderzoek. We zouden kunnen stellen dat mensen vooral inspelen op inzet van kortstondige aard, inzet die dus afgebakend is in tijd én naar inhoud en gericht is op de directe leefomgeving (hoe kleiner het schaalniveau waarop de inzet zich situeert, hoe groter de bereidheid van mensen om zich hiervoor in te zetten). Tegelijkertijd blijkt die inzet toch niet zomaar vanzelf te ontstaan: activerende inspanningen zijn nodig. Recent onderzoek in Vlaanderen bevestigt deze praktijk. Het onderzoek wijst enerzijds op veranderingen in de wijze waarop mensen een engagement willen opnemen. Het aanbod van vrijwillige inzet blijkt meer divers en complexer geworden. Anderzijds blijken ook de motivaties om zich vrijwillig in te zetten meer divers geworden. Meer en meer vrijwilligers hebben minder behoefte aan grote verhalen. Deze vrijwilligers zouden zelf hun eigen verhaal willen schrijven. (Loose & Gijselinckx, 2009) Uit datzelfde onderzoek blijkt ook dat verschillende organisaties in de steden alsmaar meer wijkgericht gaan werken. Dit komt omdat men binnen de wijken gemakkelijker individuen kan mobiliseren die actief willen zijn rond problematieken die hen of hun omgeving rechtstreeks aanbelangen. (Loose & Gijselinckx, 2009: 29) Als we kijken naar vrijwilligerswerk in Gent anno 2010 dan zet 24% zich belangeloos in voor anderen (in 2005 was dit maar 18 %), in Gent Noordoost is dit zelfs 3 op de 10. Minder dan de helft (38 %) doet dit binnen een vereniging of organisatie en 48 % daarbuiten. In 2005 deed de meerderheid vrijwilligerswerk binnen een vereniging (Stad Gent, 2006, 2010a). Ten slotte neemt bijna de helft van de respondenten aan het Leefbaarheidsonderzoek 2010 nooit deel aan georganiseerde activiteiten in de nabije omgeving. 33% vindt dat er voldoende georganiseerde activiteiten zijn voor kinderen en jongeren, 39% vindt dit voor activiteiten voor volwassenen en 50% voor gepensioneerden. Een theoretische noot Onderzoek uit Nederland (Gijsberts, van der Meer, & Dagevos, 2008) toont aan dat een etnisch diverse buurt het burencontact negatief beïnvloedt. Putnam beaamt dit door de hypothese naar voor te schuiven dat sterk toegenomen etnische diversiteit in onze westerse samenlevingen op korte termijn leidt tot verminderde sociale solidariteit en sociaal kapitaal 28. Verder stelt hij dat we beter werken aan een nieuw en breder concept van wij. Wat Putnam betreft gebeurt dat allereerst door een tolerantie van verschillen die groeit door interactie in werk, onderwijs, vrijetijdsbesteding. Scholen, buurtgebouwen en sportclubs zijn daar het best voor geschikt. En werkgevers kunnen een belangrijke rol spelen in maatschappelijke vernieuwing door aan etnische sociale innovatie te doen. (Putnam, 2007) 28 Sociaal kapitaal bestaat uit hulpmiddelen waarmee een individu doelen kan bereiken of die de gemeenschap kan inzetten om de sociale organisatie vorm te geven. Sleutelelementen van sociaal kapitaal die vaak ook als indicatoren gebruikt worden zijn de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaatschap, netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en inzet voor de gemeenschap. 104

107 Ook al zijn er een aantal bedenkingen te plaatsen bij het werk van Putnam, zoals het niet betrekken van cultureel kapitaal in het debat over sociale cohesie en integratie, het ontmoeten wordt hier naar voor geschoven Sociale infrastructuur en sociale cohesie Volgens Talja Blokland zijn buurten gebaat bij plekken die mensen geregeld gebruiken zonder dat ontmoeting de essentie is, maar waar het ontmoeten als een bijproduct ontstaat. Door de herhaalde ontmoeting ontstaat publieke familiariteit. Daarvan is sprake wanneer je kennis over anderen opdoet en ze gaat herkennen, zonder dat je ze (al) tot je kennissen rekent. Ook sporadische ontmoetingen zijn volgens haar belangrijk. Deze bieden mensen de gelegenheid ons kortstondig met anonieme anderen te verbinden. Ook al leidt dit niet altijd tot de meest duurzame netwerken, het is zo dat waar alle ontmoetingskansen ontbreken, er in ieder geval geen netwerk kan ontstaan. (Blokland, 2008) Grootstedelijke stadsbuurten hebben volgens haar geen gebrek aan contact op zich. De vraag is veeleer hoe we de fysieke en sociale infrastructuur van buurten zo kunnen inrichten dat zij zowel sporadische als herhaalde ontmoetingen optimaal faciliteren, vooral ook in de meest vrijblijvende variant. In deze wordt het beeld geschetst van verweven, meer dan het densere verknopen. (Blokland, 2008) Ook Oosterlynck (Oosterlynck, 2012) vindt deze nieuwe basis in bij uitstek stedelijke categorieën: nabijheid en plaats. In de multiculturele en sociaal sterk ongelijke steden zijn gedeelde waarden en normen geen evidentie meer. Solidariteit en samenleven moeten daarom opnieuw gefundeerd worden. Bewoners en gebruikers hoeven niets gemeenschappelijk te hebben om een gedeelde visie te ontwikkelen, behalve de plaats die ze samen bewonen en/of gebruiken. Het komt er dan op aan om een buurt te voorzien van een diversiteit aan functies. Hierdoor ontstaat dan veel gelegenheid tot (sporadische) ontmoetingen. De aanwezigheid van groene publieke ruimte speelt een steeds grotere rol en is een voorbeeld van het groeiende belang van ontmoetingsplekken in het verhaal van sociale cohesie. Nederlands onderzoek toont aan dat de rol van groen groter is naarmate de verstedelijking toeneemt en dat het ertoe doet wélk groen er in de buurt aanwezig is: vooral kleine oppervlaktes groen spelen een grote rol op dit vlak. (Vreke, Saverda, & Langers, 2010). Ook in Gent is deze trend merkbaar Sociale cohesie is niet verdwenen Ook al blijkt sociale cohesie op zich niet meetbaar (enkel de afzonderlijke componenten zouden te meten zijn volgens (Lupi, 2006)), er zijn voldoende aanwijzingen om te stellen dat de sociale samenhang tussen Gentenaars niet verdwenen is, zo toont het leefbaarheidsonderzoek. Sociale cohesie is en blijft een complex gegeven. Vele elementen houden ermee verband. Van contacten tussen mensen tot gebruik van sociale (wijk)infrastructuur. Veel weten we nog niet over sociale cohesie en de culturele aspecten in sociale cohesie in de stedelijke context en dit zou nog verder onderzocht moeten worden. Feit is dat sociale cohesie een groot maatschappelijk belang heeft met belangrijke effecten op andere (maatschappelijke) domeinen. Al even complex is de Gentse sociaal-demografisch omgeving (verjonging, vergrijzing, verkleuring) waarbinnen die sociale cohesie zich afspeelt. Het verbinden van mensen en een focus op het samen leven blijft van belang in het voeren van stedelijk beleid. Het ontmoeten, in nabijheid en plaats, wordt naar voor geschoven als nieuw fundament om sociale cohesie op te bouwen. De inrichting van 105

108 de openbare ruimte en de inplanting van wijkinfrastructuur kan zodanig gebeuren dat optimale ontmoetingskansen tussen mensen ontstaan. 2.2 De Gentenaar blijft zich veilig voelen in de stad Beleving van veiligheid Ongeveer 1 op 14 Gentenaars (Luk Bral, et al., 2011) beweert zich altijd of vaak onveilig te voelen. Dit ligt in lijn met de voorbije vijf jaren en blijft een sterke daling ten opzichte van 2002, toen zich ongeveer één op zeven Gentenaars altijd of vaak onveilig voelde. Tezelfdertijd blijven twee op de drie Gentenaars zich zelden of nooit onveilig voelen. Daarmee onderscheidt Gent zich sterk van de andere grootsteden (Federale Politie, 2009). Leefbaarheid en (de perceptie van) veiligheid gaan hand in hand. De bovenstaande trend wordt dan ook bevestigd door het Gentse leefbaarheidsonderzoek van 2010 en door een aantal specifieke cijfers (Stad Gent, 2010a: 88). Zo schatten in % van de Gentenaars hun kans op slachtofferschap van inbraak hoog in. Eveneens schatten dan 15% van de Gentenaars hun kans op slachtofferschap van diefstal hoog in. Dat cijfer ligt lager dan in 2006 en eveneens lager dan in de peilingen door andere overheden. Ook het typische mijdingsgedrag blijft op hetzelfde peil als 5 jaar geleden: Gentenaars vermijden weliswaar dat de kinderen ergens naartoe gaan (19%), doen niet open voor onbekenden (22%), laten het na om bij duisternis weg te gaan (16%) en ontwijken bepaalde plaatsen in de stad (13%), maar ze doen dat minder vaak dan de inwoners van andere grootsteden. Slachtofferschap Slachtofferschapsgraad 29 haalt in 2008 opnieuw het niveau van 2000 na een daling tussen 2002 en Vermogensdelicten Bij het slachtofferschap (veiligheidsmonitor 2008) van Gentse huishoudens komen allerlei vormen van vernielingen het meest voor: de vernielingen aan auto, andere vernielingen (excl. auto/inbraak) en de vernielingen aan een motor maken 60% uit van de feiten waarvan huishoudens slachtoffer worden. Slachtofferschap van fietsdiefstal komt op de tweede plaats met 23%. In Gent ligt dit slachtofferschap van fietsdiefstal ook hoger dan in andere steden (Federale Politie, 2009). Het leefbaarheidsonderzoek 2010 laat eveneens zien dat heel wat huishoudens al het slachtoffer waren van beschadigingen en fietsdiefstallen. In beide gevallen gaat het om 33% van de respondenten. Uit de vergelijking met de vorige leefbaarheidsonderzoeken blijkt trouwens dat men in 2010 significant vaker vermeldt het slachtoffer te zijn van fietsdiefstallen en beschadigingen dan in 2003 (Stad Gent, 2010a: 90). Persoonsdelicten In de lijst van slachtofferschap op persoonsniveau (veiligheidsmonitor, 2008) staan bedreigingen met lichamelijk geweld met 45% op de eerste plaats. Daarna volgen de vluchtmisdrijven (15%), de diefstallen zonder geweld, zoals gauwdiefstallen (10%) en de lichamelijke geweldsdelicten (10%). De 29 Eén op vier van de Gentenaars wordt minstens één keer slachtoffer van diefstal buitenhuis, bedreiging met lichamelijk geweld, vluchtmisdrijf in verkeer, lastig gevallen om seksuele redenen en andere strafbare feiten. 106

109 voorbije jaren blijft het aantal inbreuken tegen de persoon opmerkelijk constant. (Federale Politie, 2009) Wel leert de vergelijking tussen de leefbaarheidsonderzoeken dat men in 2010 significant vaker vermeldt het slachtoffer te zijn van beledigingen en verkeersmisdrijven dan in 2003.(Stad Gent, 2010a) Politieregistraties. Het totaal aantal geregistreerde feiten stijgt tussen 2005 en 2010 met 6%. Sinds 2009 nemen vooral de registraties voor vermogensdelicten toe. In het bijzonder vallen hier de stijgingen op voor woninginbraak, autokraak en zakkenrollerij. Merkwaardig genoeg dalen tezelfdertijd de registraties voor fietsdiefstal met 10%. Eveneens registreert de politie 15% minder bedreigingen of slagen en verwondingen (Politiezone Gent, 2012). De politie maakt in 2011 samen met enkele stedelijke diensten registraties op voor een gemeentelijke administratieve sanctie (of GAS). Deze sanctie schrijft men vooral uit bij wildplassen (23%), nachtlawaai (11%), sluikstorten (8%) en boomcars (8%) (Stad Gent, 2012c). Contact met de politie Vier op de tien Gentenaars vinden dat er iets gedaan wordt aan de criminaliteit in hun buurt. Drie op de tien Gentenaars vinden dat de politie een oogje in het zeil houdt. In Gent Centrum en Gent Centrum Rand vinden de respondenten dat de politie nu meer een oogje in het zeil houdt dan vroeger (Stad Gent, 2010a: 90-92). Nog steeds is de wijkagent voor de helft van de Gentenaars een nobele onbekende, vindt een derde dat niet kunnen en zou dan ook graag meer contact hebben met de wijkagent. Doch, hierin verschilt Gent niet van andere steden in Vlaanderen of België (Politiezone Gent, 2012). Verder blijft de globale tevredenheid over het contact met de politie (72 tot 82% van de Gentenaars) hoger liggen dan de tevredenheid wanneer men als slachtoffer met de politiediensten in contact kwam (46 tot 66% van de Gentenaars) (Politiezone Gent, 2012). Aanvullingen over leefbaarheid, buurtproblemen, hinder en samenlevingsconflicten (cfr Veiligheidsmonitor 2008, Leefbaarheidsmonitor 2010 en Stadsmonitor 2011) Verkeershinder -> mobilitietsbedrijf Milieuhinder -> milieudienst Samenlevingsconflicten -> sociale cohesie & sociaal kapitaal: bevolking&welzijn Alcohol & drugs -> gezondheid Brandveiligheid, kwaliteit woningen -> brandweer Andere aspecten van veiligheid Elders komen andere aspecten van veiligheid al dan niet ruim aan bod. Voorbeelden zijn verkeersonveiligheid en hinder, milieuhinder, samenlevingsconflicten, alcohol & drugs en brandveiligheid. 3 Besluit Zowel vanuit demografisch oogpunt (groen grijs en veelkleurig) als uit socio-economisch oogpunt is Gent een diverse stad. Gent kent een relatief groot jong potentieel, maar moet ook rekening houden met een langzaam groeiend aantal ouderen. En er bestaan ook raakpunten tussen beide invalshoeken, want een combinatie van veelkleurig en socio-economisch legt het fenomeen van de 107

110 gekleurde armoede bloot. Armoede in zijn geheel neemt toe in Gent; gezinsvorming, werk en sociale zekerheid zijn belangrijke beschermingsmechanismen. Ook op geografisch gebied is Gent divers. Tussen bepaalde wijken bestaan er grote verschillen; zelfs binnen een wijk kan je nog diverse gebieden onderscheiden. We zouden de 25 wijken kunnen clusteren in 3 groepen. In Gent centrum, met zijn dichte bevolking en bebouwing situeert het mediaan inkomen zich rond het mediaan inkomen van Gent. In de zogenaamde 19 de eeuwse gordel, eveneens dicht bevolkt en bebouwd, worden relatief veel ECM gecombineerd met een mediaan inkomen dat lager ligt dan dat van Gent. En ten slotte is er Gent rand, dat minder bebouwd en bevolkt is, waar relatief weinig ECM of kotstudenten leven, en waar het inkomen hoger ligt dan het mediane inkomen voor Gent. Diversiteit is een stedelijke realiteit, een verrijking maar tegelijk een uitdaging. Sociale cohesie zorgt hierbij voor bindingskracht. In Gent is dat niet anders. Gentenaars zeggen zelf meer behoefte te hebben aan contact met de buren. Tegelijk zien we een tendens tot toenemende participatie aan buurtinitiatieven. Dit ligt in de lijn van de ontwikkeling naar een meer participatieve democratie, waarbij burgers verder gaan: van samen praten naar samen doen. Ontmoetingen kunnen leiden tot contacten die bijdragen aan de sociale cohesie. Hierin kan de inrichting van openbare ruimte een rol spelen en het multifunctioneel gebruik van ruimte, als aanzet om meer ontmoetingskansen te creëren. Gent wordt door zijn inwoners nog altijd gepercipieerd als een veilige stad, hoewel de beschikbare cijfers geen dalende trend in slachtofferschap tonen, integendeel. 108

111 Druk op de ruimte 1 Inleidend Dit hoofdstuk start met de globale kenmerken van de ruimtelijke structuur om vervolgens aan te geven op welke gebieden er druk op de ruimte wordt gesignaleerd. Er wordt een begin gemaakt met een gepast hedendaags antwoord op deze druk en enkele praktijkvoorbeelden uit het Gentse. 2 Ruimtelijke structuur globale kenmerken Gent is ontstaan op de plaats waar Leie en Schelde samenvloeien. Rond dit natuurlijk knooppunt is de stad gegroeid volgens welbepaalde ruimtelijke patronen. Globaal zijn er drie grote ruimtelijke eenheden te onderscheiden. 1. Een uitgestrekt stadslandschap dat in feite een samensmelting is van vele stukjes stad met zeer verschillende sferen. 2. Een open landschap waar onder andere de riviervalleien, het kouter- en bulkenlandschap rond Drongen en het straatdorpenlandschap in het noorden toe behoren. Door de losse bebouwing in de rand is de overgang van de stad naar open gebied op veel plaatsen onduidelijk geworden. 3. Een havenlandschap tenslotte langs het kanaal Gent-Terneuzen, dat gekenmerkt wordt door grote maritieme infrastructuren. 109

112 Deze ruimtelijke hoofdstructuur kan je verder uiteenleggen en verfijnen. De structuurbepalende elementen die we daarbij onderscheiden worden hierna beschreven. Het verstedelijkte gebied is zeer ruim en vertoont naar karakter en naar functioneren grote verschillen die de historische en maatschappelijke ontwikkelingen weerspiegelen. Beeldbepalend en centraal binnen de stedelijke ruimte is de historische binnenstad (grotendeels de Kuip van Gent ) die op regionaal en op internationaal niveau fungeert als een cultureel handels- en dienstencentrum. De binnenstad heeft grotendeels haar fijnmazig middeleeuwse stratenpatroon behouden, met een kluwen van steegjes en waterlopen. 110

113 De stadsring R40 omringt de historische Kuip en fungeert als ringvormige verkeersader met vooral grootschalige residentiële, commerciële en kantoorontwikkelingen. Rond de binnenstad ligt de 19de-eeuwse gordel. Deze oude arbeiderswijken zijn gegroeid binnen en buiten de voormalige stadswallen, nu grotendeels het tracé van de stadsring. Ze worden gekenmerkt door een zeer compacte bebouwing. Langs de steenwegen die dit gebied radiaal doorkruisen komt lokale handel voor. De stad waaiert via die radiale steenwegen (Antwerpsesteenweg, Evergemsesesteenweg, Brusselsesteenweg en Kortrijksesteenweg) verder uit over een ruim gebied met omvangrijke zones van aaneengesloten maar minder dense bebouwing. Deze steenwegen vormen de invalswegen naar Gent en verbinden Gent met de omliggende regio. Door de concentratie aan grootschalige kleinhandelszaken zijn het economische aders voor de omliggende woonomgeving en zelfs voor de gehele stedelijke ruimte. Ze lopen over in de stadsranden die rond vroegere dorpskernen ontstaan zijn, en waar we vier randstedelijke woongebieden herkennen. Daar zijn ook verkavelingen met een meer residentieel karakter. Deze lintvormige ontwikkeling langs de steenwegen stopt niet aan de gemeentegrenzen en kenmerkt ook de ruimtelijke structuur van de buurgemeenten (Lochristi, Destelbergen, Merelbeke, Melle, De Pinte, Sint-Martens-Latem en Evergem). De Kanaalzone vormt een eigen entiteit. Langs het kanaal Gent-Terneuzen en de R4-Oost (Kennedylaan) en de R4-West (langs Evergem) bepalen de grote havengebonden bedrijven en maritieme infrastructuur het beeld en de ruimte. ArcelorMittal en Volvo zijn er de grootste bedrijven. Gent ligt op een knooppunt van autowegen, tramlijnen, spoorwegen en waterwegen. Deze lijninfrastructuren zijn ook structuurbepalend. Een aantal werden hiervoor al benoemd: de stadsring R40 die de historische binnenstad omringt, de oude steenwegen die Gent met de omliggende regio verbinden en de haveninfrastructuur. Ook de diverse (internationale) wegverbindingen zijn beeldbepalend, o.a. de R4 en het kruispunt van de Europese snelwegen E17/B401 (waar E17 en E40 de stad binnenkomen) en E40. Deze zijn in het bijzonder belangrijk voor de (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen in het zuiden van de stad: The Loop, het Universitair Ziekenhuis, het Arteveldestadion, Eiland Zwijnaarde, het technologiepark Ardoyen, De omgeving waar deze verbindingen kruisen, is sterk gericht op gespecialiseerde productie, maar ook op logistieke en andere diensten. Verder doorkruisen diverse stads- en regiolijnen van tram en bus de stad en verbinden ze Gent met de omliggende regio. Centraal in dit openbaar vervoersnetwerk vervullen het Dampoortstation en vooral het Sint-Pietersstation een cruciale rol. Tenslotte zijn ook de waterlopen belangrijke lijninfrastructuren. De Ringvaart en het kanaal Gent- Terneuzen zijn de belangrijkste economische waterwegen op Gents grondgebied. De Leie- en Scheldevallei zijn ook vanuit recreatief, natuurlijk en landschappelijk oogpunt zeer belangrijk. Deze valleien liggen deels in de open ruimte, maar lopen ook doorheen het verstedelijkte gebied waar ze versneden zijn door bebouwing, allerhande infrastructuur en intensieve recreatie. In het centrum zorgen tuinen, openbaar groen en kleine stukjes natuur voor groen. In de stadsranden zien we grotere tuinen, maar ook landbouwgronden met akkers en weilanden. Vooral in het westen 111

114 zorgen de Leievallei en de Ringvaart voor een scherpe begrenzing van de verstedelijkte ruimte, waardoor Drongen van de stedelijke ruimte wordt gescheiden. Daarnaast vormt het gebied van de Bourgoyen Ossemeersen en Blaarmeersen een groter groengeheel. (Stad Gent, 2007b: 49-50; 2010b: 10-11) 3 Druk op de ruimte in veelvoud Gent staat voor een uitdaging op vlak van ruimte-indeling. De druk op de ruimte is geen louter stedelijk fenomeen. Het heeft maken met een aantal factoren. Onomkeerbare ontwikkelingen zoals de enorme groei van de mobiliteit, de economische transformatie, de toegenomen welvaart die mensen de mogelijkheid hebben gegeven om elders te wonen en te werken liggen hieraan ten grondslag. Belangrijke demografische evoluties die deze ontwikkelingen nog steeds mee bepalen zijn de algemene bevolkingsgroei, de migratiestromen en de gezinsverdunning. Bovenop de demografische evolutie is er ook de groeiende aanwezigheid van studenten. In hun onderlinge wisselwerking hebben wonen, werken, recreëren en mobiliteit een grote impact op de ruimte. Mobiliteit speelt hierin een sleutelrol (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2009a: ). Er is met andere woorden een behoefte aan bijkomende woningen maar ook aan groen en aan ruimte voor bedrijvigheid en recreatie (Stad Gent, 2003: 124). Het berekenen van deze druk op basis van objectieve statistieken is niet altijd mogelijk: soms bestaan er geen cijfers, daarnaast is er het verschil tussen de officiële Gentse bevolking en het effectieve aantal gebruikers van de stad 30. Het kader waarbinnen gewerkt wordt, is het Ruimtelijk Structuurplan Gent (RSG). Het RSG bepaalt al enkele jaren het ruimtelijke beleid van Gent en blijft ook in de toekomst het kompas. Het is een beleidsplan dat uitstippelt hoe de Stad Gent de grote ruimtelijke ontwikkeling en dynamiek van de stad wil ordenen en sturen (Stad Gent, 2010b). Het ruimtelijk structuurplan Gent is een permanent proces van visie- en beleidsvorming met betrekking tot de kwaliteit van de ruimte (Stad Gent, 2003). Een duurzame ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de behoeften van de huidige generatie, zonder de noden van de toekomstige generaties in gevaar te brengen. Wijken moeten kunnen blijven functioneren, ook op lange termijn. Dit betekent dat de beschikbare ruimte zuinig moet gebruikt worden en dat stedelijke kernen moeten versterkt worden zodat ze hun woon- en werkfunctie optimaal kunnen vervullen. In het RSG zijn een aantal concrete taakstellingen verwoord (o.a. naar wonen, natuurontwikkeling, groenvoorzieningen, ) waar Gent in de toekomst wil blijven in investeren. Druk op de ruimte: nood aan bijkomende woningen De Gentse woningmarkt heeft een aantal specifieke kenmerken waardoor ze op sommige punten anders evolueert dan de woningmarkt in andere Vlaamse grootsteden en centrumsteden. Zo kent Gent als oudste industriestad van Vlaanderen een oud woningbestand met relatief veel structurele gebreken. De Gentse woningmarkt is bovendien een relatief kleine markt in verhouding tot Brussel 30 Als grootste studentenstad van Vlaanderen heerst er in Gent een grote druk van studenten op vlak van woningen, maar ook op druk op openbaar domein. Studenten gebruiken ook parken om in te studeren. In alle berekeningen over parken, werd deze doelgroep niet meegenomen. 112

115 en Antwerpen, waardoor de effecten van een of enkele grotere projecten veel sterker voelbaar zijn. Zeker de laatste jaren is het ook een markt met vernieuwende architectuur (Stad Gent, 2009b). De druk op de woningmarkt is ook af te lezen uit de grote bevolkingstoename van het laatste decennium. Sinds 1999 kwamen er circa gezinnen extra naar de stad, en die trend blijft stijgen. Deze gezinnen hebben allemaal nood aan en recht op een goede woning 31. Als grootste studentenstad van Vlaanderen, heerst er in Gent een grote druk van studenten. De schatting is dat ongeveer studenten (Stad Gent, 2012k), of meer dan een tiende van de Gentse bevolking, in de stad op kamers wonen. Dit aantal komt dus bovenop de gedomicilieerde Gentse bevolking. Zij nemen een belangrijk deel van de goedkopere woningen in beslag en onttrekken woningen uit de gewone huizenmarkt, onder meer door de opsplitsing van huizen voor kamerverhuur (Stad Gent, 2009b). Een voorbeeld van het intens gebruik van de ruimte is de stijgende woningdichtheid. De cijfers van het aantal nieuwe woonentiteiten (zowel eengezinswoning als appartement) per hectare woongebied toont dat de woningdichtheid toeneemt. In de periode was er een dichtheid van 50 woningen per hectare bij nieuwbouw. In de voorgaande jaren was die dichtheid respectievelijk 56 woningen/ha ( ), 45 woningen/ha ( ) en 41 woningen/ha ( ) (Luk Bral, et al., 2011). Ook de bevolkingsdichtheid (het aantal inwoners per km²) stijgt: van 1418 inwoners/km² in 1999 naar 1565 in Druk op de ruimte: nood aan ruimte voor economische activiteiten Economische activiteit (bedrijven, kantoren, lokale handelaars, winkelcentra ) is de motor van onze maatschappij. Een goed draaiende economie zorgt voor werk maar ook voor andere activiteiten die eraan gelinkt zijn, en creëert zo inkomen en welvaart voor de bewoners. Optimale randvoorwaarden stimuleren de economie. Voldoende ruimte voor ondernemen is daar één van (Stad Gent, 2010b). De economische centrumfunctie van Gent gaat gepaard met een grote vraag naar ruimte voor economische activiteiten. Gent kampte de voorbije jaren immers met een tekort aan terreinen die onmiddellijk beschikbaar (uitgeefbaar) waren (Stad Gent, 2010b). Overheidsingrepen zoals de ontwikkeling van bedrijventerreinen zullen de ruimtelijke structuur ongetwijfeld wijzigen. Om continu aan de vraag naar bedrijventerreinen te kunnen voldoen, dient op elk moment voldoende bedrijventerrein direct beschikbaar te zijn. De vuistregel van 3 hectare direct beschikbaar bedrijventerrein per inwoners komt voor Gent op het moment dat het Ruimtelijk Structuurplan is opgesteld (2002) neer op het continu beschikbaar hebben van 60 tot 70 hectare voor de hervestiging en nieuwvestiging van bedrijven: de ijzeren voorraad 33 (Stad Gent, 2003). Stad Gent wil in elk jaar een aantal bedrijfsgronden effectief marktklaar maken voor verkoop, verhuur, concessieverlening of ingebruikname. Om dit te realiseren, wordt er op drie sporen tegelijk gewerkt (sinds de opmaak van het Ruimtelijk Structuurplan Gent, 2002) (Stad Gent, 2010b): - Het mobiliseren van leegstaande bedrijfspanden in woonweefsel; 31 Bron: Stad Gent: bevolkingsregister 32 Bron: Stad Gent: bevolkingsregister 33 De ijzeren voorraad is een reservevoorraad aan gronden die een economische bestemming hebben en al dan niet klaar zijn om uit te geven. Zo een voorraad dient om plotse vragen in de economie op te vangen en op zo een moment snel bedrijfsruimte beschikbaar te kunnen maken. 113

116 - Het ontwikkelen van terreinen die al een economische bestemming hebben en van de bedrijfspanden die er zich situeren: - Een aantal nieuwe bedrijfsterreinen bestemmen en ze ontwikkelen. In totaal werden in de periode bijna 120 ha bijkomende economische zones bestemd 34. Iets minder dan 30 ha aan bestaande economische zones kreeg een nieuwe niet-economische functie. De bijkomende herbestemde oppervlakte komt hiermee op ruim 90 ha. De (minimale) taakstelling (10 ha/jaar) uit de bindende bepalingen op niveau van de het Ruimtelijk Structuurplan Gent is daarmee gehaald. Voor nog eens 105 ha aan reeds bestaande bedrijventerreinen werd de bestemming in de periode verfijnd of gewijzigd in functie van hun toekomstig economisch gebruik. Toch is er geen bijdrage geleverd aan de opbouw van een ijzeren voorraad, maar deze is in tegendeel afgebouwd: de verschillende bedrijventerreinen die de laatste jaren uitgeefbaar werden gemaakt werden ook snel effectief in gebruik genomen waardoor deze geen bijdrage hebben geleverd voor de opbouw van de ijzeren voorraad. In de periode is er uiteindelijk voor slechts ca. 23 ha vergund voor het uitgeefbaar maken van terreinen en voor ruim 106 ha vergund (buiten het Havengebied) voor effectieve ingebruikname wat neerkomt op bijna 12 ha/jaar. Inrichtingswerken voor nieuw bestemde bedrijventerreinen kunnen dit op korte termijn keren (o.a. bedrijventerrein Oostakker I). De effectieve realisatie van een groot aantal projecten werd recent opgestart of wordt op korte termijn aangevat: - The Loop - Oostakker I (noord) 35 - Zwijnaarde I (Eiland Zwijnaarde) - ACEC - Zwijnaarde V (Wetenschapspark Technologiepark Ardoyen) - UCB-gronden op Gent-Zuid I - Project Station Gent-Sint-Pieters - Wiedauwkaai-Wondelgemse Meersen (Haven ) Het Gentse havengebied telt 5 dokken: Kluizendok, Rodenhuizedok, Mercatordok, Sifferdok, Grootdok. Het Kluizendok en de omliggende bedrijventerreinen beschikken samen over een totaal van 660 hectare bedrijventerreinen. Gent heeft hiermee een van de grootste maritieme bedrijvensites in Europa. Het dok beschikt over de nodige uitrusting voor de zeevaart en de binnenvaart. Het Havenbedrijf Gent onderhoudt en investeert in de haveninfrastructuur en kent concessies toe aan bedrijven (Havenbedrijf Gent, 2012). Druk op de ruimte: nood aan groen en buitenruimte voor recreatie Natuur en groen zijn belangrijke factoren in de leefomgeving. Ze zorgen voor een gevoel van openheid en rust en spelen een belangrijke recreatieve rol (zie: focus op groen). Zowel op stads-, buurt- als wijkniveau leeft de behoefte aan meer groen. Dit vraagt extra ruimte op verschillende 34 Bestemmen en herbestemmen in BPA s (Bijzondere Plannen van Aanleg) en RUP s (Ruimtelijke Uitvoeringsplannen). Deze RUP's vertrekken steeds vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. Zowel gemeenten, provincies als het Vlaams Gewest kunnen RUP's maken. De bestaande BPA's blijven echter geldig tot ze worden vervangen door een gemeentelijk RUP. 35 Voor het zuidelijk deel van Oostakker I wordt momenteel voorbereidend studiewerk uitgevoerd naar de ontwikkeling en ontsluiting van het gebied. 114

117 niveaus: op stadsniveau zijn dat bijvoorbeeld (wandel- en speel)bossen, fiets- en wandelpaden, natuurgebieden. In de directe woonomgeving is er dan weer behoefte aan meer private buitenruimte, meer bruikbare (groene) ruimte, private en openbare parken. In het groenstructuurplan werd het tekort aan groen en de evolutie op vlak van natuur, bos en groen geanalyseerd (zie verder Focus op groen ). De stadsmonitor (2011) heeft het in dit kader over speelruimte en overdekte/ open jeugdruimte, voor kinderen en jongeren, en over bereikbaar openbaar groen voor alle stedelingen. Objectief gezien bengelt Gent aan het staartje van de 13 centrumsteden als het gaat om het aandeel inwoners dat op 400m afstand van de woning over een formele speelplek beschikt: minder dan de helft van de Gentenaars woont in de nabijheid van publieke speelruimte. 4 op 5 Gentenaren beschikt over publieke groene ruimte in de buurt (zoals gedefinieerd in de Stadsmonitor). Belangrijk hierbij is dat er naast beschikbaarheid andere aspecten van belang zijn, zoals tevredenheid en noden. 48% van de Gentenaars is tevreden over speelvoorzieningen in de buurt (t.o.v. 57% voor de 13 centrumsteden. De tevredenheid over de speelruimte in de stadsmonitor wordt beantwoord door alle Gentenaars. Het onderzoek van de Stad Gent (2012) over de tevredenheid van de speelterreinen bevraagt de ouders van kinderen van 3 tot 12 jaar en levert andere en meer gedetailleerde informatie op. In deze studie geeft 65% van de ouders een score van 7 of meer (op 10) op de vraag of er voldoende speelterreinen zijn in Gent (Stad Gent, 2012b). Nood aan speelruimte en/of beschikbaar openbaar groen in de buurt zal ongetwijfeld anders zijn in de binnenstad en de 19 de -eeuwse gordel, dan in de perifere wijken van Gent, waar woningen vaker eigen speelruimte of groen hebben. Druk op de ruimte: nood aan binnenruimte voor recreatie, cultuur en onderwijs Naast de behoefte aan groen en buitenruimte, is er vanuit de culturele en sportsector ook vraag naar bijkomende infrastructuur (zie: focus op vrije tijd). Vanuit sport richt men zich hier o.a. naar het inplanten van buurtsporthallen. Vanuit de cultuursector wordt gewerkt aan het inventariseren en beschikbaar maken van bestaande repetitieruimten en toon- en werkplekken voor kunstenaars. Voor beide sectoren, net als voor de jeugdsector leeft de verzuchting naar multifunctioneel ruimtegebruik, naast een blijvende vraag naar extra ruimte voor infrastructuur. Ook de faciliteiten voor onderwijs oefenen druk uit op de ruimte. Door het capaciteitsprobleem in het basisonderwijs (cf. infra) is er nood aan een uitbreiding van de schoolinfrastructuur. In dichtbevolkte gebieden is hiervoor maar weinig ruimte over. Druk op de ruimte: nood aan vlotte mobiliteit De stijgende bevolking, het stijgend aantal studenten (zowel dagelijks pendelende studenten als kotstudenten) en de stijgende pendel van werkende personen (in 2009 woonde 68% van de personen werkend in Gent buiten Gent (Luk Bral, et al., 2011)), zorgt ervoor dat een vlotte mobiliteit onder druk komt te staan. Mensen willen Gent goed, snel en vlot kunnen bereiken en zich ook binnen Gent op die wijze verplaatsen. De verbindingen naar de stad en in de stad moeten echter ook veilig, comfortabel en aantrekkelijk zijn voor verschillende types weggebruikers: voetgangers, fietsers, gebruikers van het openbaar vervoer, auto s en motoren (Stad Gent, 2010b). 115

118 4 Zoeken naar oplossingen: slim verdichten, duurzaam en integraal 4.1 Stedelijk verdichten: duurzaam verdichten Duurzaamheid is een belangrijk criterium als het gaat om omgaan met ruimte. Bij stadsontwikkelingen vertaalt zich dit naar aandacht voor groene publieke ruimtes, voor de relatie met de binnenstad, voor meer voorzieningen voor alle doelgroepen en voor sociale huisvesting en ondersteuning van het openbaar vervoer. Stedelijke verdichting is bijna hierbij vanzelfsprekend. Verdichting is een concept dat ingang vond met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Aansluiting bij het bestaande bouwweefsel of versterking van de openbare ruimte staan centraal. Verweving van woningen met kantoren, winkels, groen, buurtvoorzieningen enzovoorts kan meerwaarde opleveren. Parkeervoorzieningen en doorsteken voor fietsers en voetgangers krijgen een doordachte oplossing. In verdichtingsprojecten gaat men op zoek naar plaatsen die onderbenut blijven maar toch geschikt zijn voor wonen. Door te verdichten kan het openbaar vervoerssysteem performanter worden. Het zorgt ervoor dat openbare infrastructuren zoals voorzieningen, rioleringen of energienetwerken beter benut worden. Het houdt waardevolle ecologische netwerken en overstromingsbekkens open. Waardevol groen en landbouwgebieden blijven gevrijwaard. Een stad vol activiteiten heeft bovendien een hogere belevingswaarde. Door functievermenging ontstaan andere interacties en toevallige ontmoetingen, die kunnen bijdragen tot een innovatieve stedelijke economie (ViA-Rondetafel Stedenbeleid, 2012: 13). Zomaar verdichten om te verdichten is geen strategie. Verdichten moet op een slimme manier gebeuren: bij voorkeur in de nabijheid van werkgelegenheid en voorzieningen, op plaatsen met een goede toegankelijkheid, waar er een potentieel is om hernieuwbare energie op te wekken,... Stedelijke verdichting stopt dan ook niet aan de administratieve grenzen van de stad. De administratieve grenzen van de stad vallen ook immers al lang niet meer samen met de reële grenzen van het stedelijk gebied (ViA-Rondetafel Stedenbeleid, 2012: 13). Verdichting wordt ook mogelijk gemaakt door het saneren en herontwikkelen van onbebouwde, verlaten of verontreinigde gronden (brownfieldprojecten). Slim verdichten gaat uit van duurzaamheidsprincipes. Een duurzame ruimtelijke ontwikkeling streeft naar een evenwicht tussen de economische, socioculturele en ecologische aspecten met respect voor de draagkracht van de ruimte (RWO Vlaanderen, 2012). Concreet is - om de duurzaamheid van projecten te vergroten - de duurzaamheidsmeter uitgewerkt. Dit maakt duurzaamheidsaspecten in ruimtelijke projecten (stadsprojecten en economische sites zoals bedrijventerreinen, kantoorzones, ) meetbaar. Tegelijk is het een instrument dat op een sturende en stimulerende manier alle aspecten van duurzaamheid in elk stedelijk ontwikkelingsproject behandelt, eerder dan verplichtend te werken. De duurzaamheidsmeter wordt nu al gebruikt als leidraad in verschillende stadsprojecten (Gasmetersite, Gent-Sint-Pieters, Oude Dokken) en economische sites (Eiland Zwijnaarde, Oostakker I Noord). In het kader van het project Gent-Sint-Pieters werd een gedetailleerde studie opgemaakt in verband met (regen)waterbeheer om de ruimtelijke nood aan buffer- en infiltratiemogelijkheden te bepalen. 116

119 Bij het project Oude Dokken en Gent-Sint-Pieters werden verder een aantal concepten op schaal van het projectgebied (herbruikbare energie, regenwaterbeheer, materiaalgebruik, groene ruimtes, mobiliteit) onderzocht en geëvalueerd. Bij de ontwikkeling van de Gasmetersite (Tondelier) is de duurzaamheidsmeter gebruikt bij de procedure tot het aanstellen van een pps-partner 36. In de komende jaren wordt op deze voormalige industriële site (brownfield) een nieuw stadsdeel ontwikkeld. Het accent ligt daarbij zeer sterk op duurzaamheid: tenminste 185 sociale passiefwoningen, hergebruik, buffering en infiltratie van regenwater op de site, duurzaam materiaalgebruik, beperken van het autoverkeer, Eiland Zwijnaarde tenslotte is een brownfield dat wordt herontwikkeld tot een bedrijventerrein. Hiervoor wordt ook een globale studie uitgewerkt in verband met de duurzaamheid, aangevuld met een gedetailleerd energie-onderzoek (laag energiegebouwen, warmtepompen, fotovoltaïsche panelen, warmtekrachtcentrale, ). 4.2 Duurzaam = integraal Duurzaamheid vereist een integrale aanpak. Een voorbeeld van deze integrale aanpak zijn de stadsvernieuwingsprojecten. Gent kent integrale stadsvernieuwingsprojecten en strategische projecten met groot belang voor de wijken. Hierbij maakt Gent gebruik van verschillende fondsen 37. Integrale stadsvernieuwingsprojecten Enerzijds zijn er de integrale stadsvernieuwingsprojecten gericht op een volledige wijk in de 19 de - eeuwse gordel, waarbij door middel van verschillende deelprojecten en actieplannen een integraal stadsvernieuwingsproject wordt op poten gezet. Na Zuurstof voor de Brugse Poort en Bruggen naar Rabot, is de voorbije zes jaar ook ingezet op Ledeberg leeft. In deze drie gebiedsgerichte projecten wordt om een geïntegreerde en samenhangende aanpak van stadsvernieuwing te garanderen telkens gewerkt rond drie grote pijlers. Dit alles wordt begeleid door een intensief inspraaktraject op maat van de buurt en het (deel)project. De fysiek- ruimtelijke pijler vormt een belangrijke onderlegger voor alle vernieuwing die zal plaatsvinden in de wijk. Het gaat hierbij niet enkel om ingrepen in de gebouwde omgeving: publieke projecten (zoals de bouw van nieuwe sociale woningen aan Acaciapark, Biezenstuk, De Nieuwe Molens, Gaardeniersbrug, nieuwe wijkgezondsheidscentra, het JOC, of private projecten zoals Tondelier, Cotton Island, Pogano, ). Ook de aanleg of nieuwe inrichting van parken (zoals Boerderijpark, Groene Vallei, Pierkespark, Kokerpark, Rabotpark, Bellevuepark, Keizerspark, ) en van het publiek domein (Fonteineplein, Rode Loper (Kastanjestraat), Moriaanstraat, Botermarkt, ) zijn belangrijke ingrepen van deze eerste pijler. De sociaal-economische pijler wordt opgebouwd rond de economische situatie van de wijk. Speerpunten hier zijn tewerkstelling in de wijk, aandacht voor kansengroepen, ondersteuning van het handelsapparaat,... Er wordt vertrokken van de concrete observaties voor een bepaald gebied, eerder dan van een standaard draaiboek. Op die manier kunnen we inspelen op de concrete noden en mogelijkheden van elke wijk. 36 Publiek-Private Samenwerking (PPS) is een samenwerkingsvorm tussen een overheid en een of meer private ondernemingen. 37 federaal Grootstedenbeleid, Europese doelstelling 2-programma, Vlaams Stedenfonds, Federaal Grootstedenbeleid Huisvesting, Vlaams Stadsvernieuwingsfonds, Europese interreg-projecten, Federaal Impulsfonds voor Migranten, Veiligheidscontract, Mercuriusfonds, subsidies via de Vlaamse Landsmaatschappij (VLM) 117

120 Een derde pijler is de sociaal-culturele invalshoek. Los van een aantal puur ruimtelijke problemen, staan veel industriële wijken in 19 de eeuwse stadsgordels voor een aantal uitdagingen die eerder gerelateerd zijn aan het samen-leven in de stad. De uitdaging is ervoor te zorgen dat alle inwoners zich ook na het stedelijk vernieuwingsproject thuis voelen in hun wijk. Binnen deze sociaal-culturele pijler moeten de verschillende doelgroepen (kinderen, jongeren, senioren, ) aan bod komen. Strategische projecten van (boven)lokaal belang Naast de integrale wijkgerichte projecten is een aantal strategische projecten - hoewel ze niet altijd de volledige wijk omvatten - voor de omgeving minstens van even groot belang. Deze worden samen met andere overheden gerealiseerd. Voorbeelden zijn Gent Sint-Pieters, The Loop, Oude Dokken. Het project Gent Sint-Pieters beoogt de grondige transformatie van het treinstation en zijn omgeving tot een vlotte duurzame en kwalitatieve leefomgeving. Met het project The Loop wordt een nieuw stadsdeel ontwikkeld waar werken, wonen en recreatie samen komen. Op de Oude Dokken is er ruimte voor 1500 nieuwe woningen met voldoende kwaliteitsvol groene openbare ruimte (parken en kaaivlakken), en voorzieningen (school, winkels, crèche, buurtsporthal ). Nieuwe voetgangers- en fietsbruggen verbinden dit nieuwe stadsdeel met de historische binnenstad. Het project voor de UCO-site is een ander voorbeeld van een lokaal project. Opgestart als een opportuniteitsaankoop van een terrein aan de rand van de stad groeit dit nu uit tot een strategisch project dat zorgt voor fysieke en sociale vernieuwing, om op die manier ook de buurt een nieuwe dynamiek te geven. Zo is het ook met het project De Porre rond het voormalig fabriekscomplex in de wijk Moscou-Vogelhoek. Met het project De Nieuwe Voorhaven wil de Stad Gent de beschermde industriële site rondom de oude havenloodsen aan het Voorhavendok herontwikkelen. 5 Besluit Globaal kunnen we in Gent drie grote ruimtelijke eenheden onderscheiden: een uitgestrekt stadslandschap, een open landschap aan de rand van de stad en een havenlandschap langs het kanaal Gent-Terneuzen. Het verstedelijkte gebied is zeer ruim en vertoont naar karakter en naar functioneren grote verschillen die de historische en maatschappelijke ontwikkelingen weerspiegelen. Door de losse bebouwing in de rand is de overgang van de stad naar open gebied op veel plaatsen onduidelijk geworden. Verstedelijking stopt niet aan de stadsgrenzen. Het bedieningsgebied van de stad is vaak ruimer dan het grondgebied, daarnaast vervult de stad een centrumfunctie op een aantal gebieden (zie hoofdstuk interne omgevingsanalyse alsook Gentgebruikers ), wat extra dynamiek met zich meebrengt. In hun wisselwerking hebben wonen, werken, recreëren en mobiliteit een grote impact op de ruimte. Demografische groei van Gent (inwoners, huishoudens en studenten) gecombineerd met de economische evolutie loopt uit in een groei van de pendel-, woon- en vrijwillige mobiliteit. Er is nood aan bijkomende woningen maar niet ten koste van natuur en groen en, er is nood aan ruimte voor bedrijvigheid en recreatie en vlotte mobiliteit om de stad leefbaar te houden. Een antwoord op deze dynamiek in de ruimte is het zogeheten slim verdichten vanuit duurzame principes en via integraal werken. 118

121 Een duurzame ontwikkeling streeft naar evenwicht tussen de economische, socioculturele en ecologische aspecten met respect voor draagkracht van de ruimte en verweeft dus aandacht voor groene publieke ruimtes, voor de relatie met de binnenstad, voor meer voorzieningen voor alle doelgroepen en voor sociale huisvesting en ondersteuning van het openbaar vervoer, en dit in de nabijheid van werkgelegenheid, op plaatsen met een goede toegankelijkheid, met een ecologisch potentieel. Slim verdichten houdt ook multifunctioneel gebruik van ruimte in. 119

122 Focus op groen Stad en natuur hebben elkaar nodig. Een stad moet immers doordrongen zijn van groen om leefbaar en duurzaam te zijn. Bomen, struiken en planten brengen kleur en rust in de stad. Ze spelen een grote rol in de bestrijding van luchtvervuiling, het klimaat van de stad en in het dempen van lawaai. Groen kan onder verschillende vormen voorkomen: natuur en bos, parken, plantsoenen, tuinen, bermen, groenassen Versterking van de natuur in Gent betekent niet altijd méér natuur, maar ook verschillende functies zoals recreatief groen, bos, natuur en landschap. Meer dan de helft van de bossen, parken en tuinen liggen buiten een groene bestemming en kunnen dus stilaan verdwijnen (omdat ze juridisch-planologisch niet beschermd zijn). In de gebieden met een bestemming als natuur, bos of groengebied wordt de natuur echter actief verder ontwikkeld. Gent mikt op een stand still : er moet evenveel natuur t.o.v behouden blijven. Concreet betekent dit dat nietbeschermde natuurelementen die verdwijnen, op een andere plaats zo goed mogelijk gecompenseerd worden. Die compensatie zal vooral gebeuren in de vier groenpolen, in de Leievallei en op kleinere terreinen. De groenpolen en parken spelen ook een rol in de ruimte voor ontspanning en cultuur. Gent wil een gevarieerd aanbod aan ontspanningsmogelijkheden creëren. Op vlak van cultuur en recreatie worden ontspanningsmogelijkheden die elkaar aanvullen of ondersteunen, en gericht zijn op dezelfde doelgroepen gebundeld in een cluster. (Stad Gent, 2010b) Natuur in Gent: een inhaalbeweging is nodig Steden worden als tegenhanger van natuur gezien: vervuiling, versnippering van groen en natuur, verstoring van fauna en flora,. Maar steden bieden ook een grote variatie aan biotopen of leefgebieden voor planten en dieren. Er zijn veel voedselarme bodems, waar soortenrijke gemeenschappen op kunnen ontstaan. Het spoor, kanalen en autowegen voeren allerlei planten en dieren aan. En ten slotte is het klimaat er warmer dan erbuiten. Dat alles maakt een stad aantrekkelijk voor natuur. De laatste jaren zijn steden en de ertoe behorende industriegronden ook uitwijkplaatsen geworden voor soorten zoals akkerkruiden of veldleeuweriken- die in intensief gebruikt landbouwgebied in de verdrukking komen. (Stad Gent, 2011e: 2). Decreten en plannen Het Natuurdecreet, het Bosdecreet en het Ruimtelijk Structuurplan Gent leggen bepaalde verplichtingen op. Het Natuurdecreet beoogt een standstill aan natuur. Het natuurbestand mag niet verminderen. Het decreet schrijft ook de zorgplicht voor. Dat houdt in dat iedereen al het nodige moet doen om schade aan de natuur te voorkomen of te herstellen. Verder verbiedt het Natuurdecreet om bepaalde vegetaties te wijzigen. Voor het wijzigen van andere vegetaties is het verplicht om een vergunning aan te vragen. Het Bosdecreet verbiedt in principe ook het rooien van bos. Ontbossen kan alleen onder bepaalde voorwaarden in woon- en industriegebied en als men er een stedenbouwkundige vergunning voor heeft verkregen. Wie ontbost moet bovendien voor een compensatie zorgen. Dat kan door bos zelf aan te planten of door een financiële bijdrage te betalen waarmee de overheid bos aanplant. Het Ruimtelijk Structuurplan Gent (Stad Gent, 2003) stelt de volgende twee taakstellingen in verband met natuur:

123 - De realisatie van een standstill aan natuur: de oppervlakte aan natuur moet minstens op het peil van 1999 behouden blijven en de kwaliteit ervan mag niet achteruitgaan. - Een stijging van de oppervlakte aan bos. Natuur en bos: oppervlakte is sinds 1999 gedaald Op basis van de geactualiseerde biologische waarderingskaart uit 2009 blijkt dat de totale oppervlakte aan biologische waardevolle en zeer waardevolle vegetaties voor het grondgebied van Gent afgenomen is met bijna 110 ha (iets minder dan 1% van het Gents grondgebied, ca 4 % oppervlakte natuur). In 2009 bedraagt de totale oppervlakte (zeer) waardevolle vegetaties ca ha (inclusief bos) of ca. 17,5% van het totale Gentse grondgebied. (Stad Gent, 2012d) Voor specifieke vegetaties (vennen, heiden, moerassen, waterrijke gebieden en duinvegetaties) en voor bijzondere kleine landschapselementen (holle wegen, grachten en bronnen) geldt overal een algemeen verbod om deze te wijzigen. Van dit verbod kan alleen worden afgeweken bij besluit van de bevoegde minister. Dit geldt ook voor historisch permanente graslanden en poelen in de groene gebieden van de gewestplannen. In 2009 bedraagt de oppervlakte verboden te wijzigen vegetaties 586 ha. In vergelijking met 1999 is deze oppervlakte afgenomen met ongeveer 40 ha. De analyse van natuur en bos naar bestemmingscategorie wordt de planjuridische analyse genoemd. Natuur die in een groene bestemming ligt, zal in omvang niet afnemen, er kunnen geen woningen of andere voorzieningen op worden gebouwd. Natuur die ligt in een gebied dat een andere dan groene bestemming heeft, kan in de toekomst bedreigd zijn. Ca. 40% (1.075 ha) van de waardevolle tot zeer waardevolle oppervlakte natuur heeft juridisch een groene bestemming. 42% van de natuur valt onder de bestemmingscategorie wonen en industriegebied, en kan dus potentieel evengoed afgebouwd worden (omdat deze niet juridisch planologische beschermd is). De categorie landbouwgebieden en recreatie en openbaar nut omvatten bijna een gelijkwaardig deel natuur (resp. 8 en 10%). De taakstelling i.v.m. een standstill inzake natuur is dus niet gehaald en blijft dan ook een aandachtspunt. Gent heeft nog steeds een aanzienlijk tekort aan bos. De bebossingsindex voor Gent is erg laag, het bosareaal wordt in 2009 geraamd op ca 859 ha of slechts 5,4% van het grondgebied. De Vlaamse bosindex bedraagt 10,8%. De bestaande bosstructuur in Gent is sterk versnipperd. Meer dan de helft van de bossen zijn kleiner dan 5 ha en zijn als privébos niet toegankelijk. Boskernen van meer dan 100 ha komen niet voor op het Gents grondgebied. De globale evolutie van de bosoppervlakte is nog steeds negatief, er is ca 21 ha bos verdwenen op 10 jaar tijd. De planjuridische analyse voor bos geeft gelijklopende percentages naar bestemmingscategorie als voor natuur. Met andere woorden het deel bos dat ligt in een gebied dat geen groene bestemming heeft, kan in de toekomst bedreigd zijn. 2 Recreatief groen in Gent 2.1 Geplande groene ruimte en groenstructuur Louter op basis van de goedgekeurde planningscontext is de beschermde groenoppervlakte in met 219,2 ha beduidend toegenomen ten opzichte van de ha groenbestemmingen uit het gewestplan (+ 17%). Het afbakenings-rup voor het grootstedelijk gebied heeft hierin een aanzienlijk 121

124 aandeel: natuurgebied 703 ha, bos 521 ha en parkgebied 142 ha.. Dit betekent niet dat deze groene bestemmingen al gerealiseerd zijn, maar wel dat bij realisatie de ruimtelijke structuur grondig zal wijzigen. Planning en uitvoering sporen evenwel tot op heden niet altijd samen. Ongeveer 40% van de actuele recreatieve groenstructuur (ca. 422 ha) heeft een groene bestemming. Bijna een derde heeft een bebouwbare bestemming (wonen of industrie) en loopt kans om op termijn te verdwijnen (omdat het niet juridisch-planologisch beschermd is). 2.2 Groenpolen in uitbouw Het Groenstructuurplan (Stad Gent, 2012d) heeft als doelstelling voldoende recreatief groen op de verschillende schaalniveaus te bekomen. De recreatieve groenstructuur moet aan alle bewoners groen op aanvaardbare afstand van de woning bieden. Hiervoor is geopteerd voor drie groenniveaus: groenpolen, wijkparken en woongroen. Om te voldoen aan de behoefte aan groen vanuit zowel recreatief als ecologisch belang, heeft Gent een aantal grote groengebieden nodig die toegankelijk zijn voor het publiek. Gent bouwt vier groenpolen aan de rand van de stad verder uit, als bos, als parkgebieden met een socio-educatieve en/of recreatieve functies, als natuurgebied, als speelbos... Verschillende groenassen verbinden de groenpolen met het centrum (Stad Gent, 2010b) (Stad Gent, 2012d). In het oosten is in de Scheldevallei gestart met de uitbreiding en inrichting van de groenpool Gentbrugse Meersen. De kasteelparken, de aansluitende boscomplexen en verspreide residentiële bebouwing karakteriseren samen met de landbouwactiviteiten de ruimtelijke structuur van de zuidelijke open ruimte tussen Sint-Martens-Latem, Sint-Denijs-Westrem, De Pinte en Zwijnaarde. De samenhang van dit gebied wordt verstekt door de herinrichting tot landschapspark, het Parkbos (ook één van de vier verder uit te bouwen groenpolen); dit gebied wordt toegankelijker gemaakt, er worden compacte bosvolumes ingeplant en de randen worden afgewerkt. De groenpool van de Vinderhoutse bossen situeert zich in de Oude Kalevallei. Samen met de reeds ingerichte Groene Velden (Mariakerke) en de omgeving rond De Campagne zijn de acties in deze groenpool vooral gericht op bosuitbreiding (ca. 155 ha), natuurbehoud en ontwikkeling, de inpassing van landbouw in het landschappelijk raamwerk en de inrichting van zachte recreatie (wandel- en fietspaden, onthaalinfrastructuur, ). In het noorden wordt ter hoogte van het oud vliegveld te Oostakker een vierde groenpool ingericht. Naast de groenpolen is er ook nog de Blaarmeersen, met een focus op recreatie. Figuur 13 toont de groenpolen en parken in Gent. Van de groenpolen is enkel het stuk op grondgebied Gent zichtbaar. De effectieve groenpolen zijn wel groter. Groenassen verbinden de groenpolen met het centrum. 122

125 Figuur 13: Gewenste recreatieve groenstructuur Gent (Stad Gent, 2012d) 123

126 2.3 Wijkparken en woongroen: stijgende trend Naast de groenpolen zijn er wijkparken en woongroen. Wijkparken zijn parken met een oppervlakte groter dan 1ha en op wandelafstand van 400m van de woning en dit met een minimale oppervlakte van 10m² per inwoner. Woongroen in lijn- en puntelementen is groen met een oppervlakte kleiner dan 1ha en op een afstand van minder dan 150m van de woning. In 1999 was er in totaal 360 ha recreatieve groene ruimte in Gent aanwezig. In de periode is 62 ha nieuwe publiekstoegankelijke parkruimte gerealiseerd ha daarvan betreffen nieuwe parkruimtes op wijkniveau (7 wijkparken), 14 ha is bijkomend woongroen (30 locaties). Hierdoor beschikt ondertussen 39% van de inwoners over een wijkpark op een aanvaardbare afstand (400 m) t.o.v. 31% in Het aantal inwoners dat beschikt over woongroen binnen de 150 m is in dezelfde periode gestegen van 34,7% naar 36,9%. De percentages vragen enige nuancering. Parken in de binnenstad zitten qua potentieel gebruik aan hun limiet, dit is een te kleine oppervlakte aan bereikbaar groen voor het aantal mensen die er een beroep op kunnen doen. Vooral het Baudelohof, het park bij de Sint-Baafsabdij en het Bijgaardepark zijn te klein voor de dichtbevolkte wijken. In het kader van het groenstructuurplan is aan de hand van een GIS-toepassing onderzocht in welke gebieden de nood aan extra wijk- en woongroen het grootst is 39. De wijken met een tekort aan woongroen komen grotendeels overeen met wijken met nood aan bijkomende parken. Uit deze analyse blijkt dat in het bijzonder in de binnenstad en de kernstad nog heel wat inwoners geen recreatief groen hebben op een aanvaardbare (wandel)afstand. Kortom, ondanks de planning is de natuur- en groenstructuur in het algemeen afgenomen, heeft deze tegelijk een grondige kwalitatieve impuls gekregen vooral door de nieuwe parken. Het opkrikken van het kwalitatieve niveau ten opzichte van 1999 is echter onvoldoende om het verlies aan areaal te compenseren. 2.4 Evolutie in het gebruik Stijgend parkbezoek Parken en groen in Gent worden de laatste jaren meer intens en multifunctioneler gebruikt. De enige data voor Gent die hierover beschikbaar zijn, zijn het aantal aanvragen voor feesten en activiteiten in parken. Zo steeg het aantal aangevraagde manifestaties georganiseerd in parken tussen 2009 en 2011 van 232 naar 394 of met 41% op 2 jaar tijd. Cijfers over parkbezoek in Gent zijn niet beschikbaar. Amsterdam heeft in het het Grote Groenonderzoek (Smets & Gaddet, 2008) op een structurele manier het parkbezoek in 1996 en 2008 onderzocht. Het parkbezoek, en dan voornamelijk de parken in het hart van de stad, is in deze periode sterk toegenomen. 38 Groenstructuurplan Gent: goedgekeurd door gemeenteraad op 27 februari Het gaat meer bepaald over volgende wijken: Brugse Poort, Bloemenkenswijk, Sluizeken-Tolhuis-Ham, Muide-Meulestede, Dampoort, Ledeberg en Stationsbuurt-Noord. Ook in alle andere wijken van de kernstad zijn er delen die onderbedeeld zijn wat betreft groen. In de randstad vallen Stationsbuurt-Zuid, Nieuw Gent-UZ en Moscou-Vogelhoek op. Ten slotte zijn ook de kernen van de deelgemeenten Drongen, Mariakerke en Wondelgem niet bediend door een wijkpark. Op Drongen centrum na bevinden al deze wijken zich in of aansluitend bij de kernstad 124

127 Ander gebruik Parken worden ingericht naar de behoefte van de stadsgebruiker, en deze is anders dan vroeger. Waar vroeger vooral esthetiek voorop stond, staat de bruikbaarheid van de parken nu centraal. Vroeger behoorden wandelpaden, speel- en sporttoestellen (in specifieke zones) tot de basis invulling van parken. De recente parkontwerpen en inrichtingen gaan uit van een intensiever en ander gebruik en worden daar ook op ingericht met o.a. avontuurlijke speelzones, fietspaden, barbecues, petanquezones, buitenfitnesstoestellen, verplaatsbare banken en meubilair, hondentoiletten, Uit de Amsterdamse studie bleek dat activiteiten als fietsen, honden uitlaten, aperitieven en lunchen, maar ook natuurstudie en waarneming, werken met laptop, lezen, meer beoefend werden. Tijdelijk gebruik Net als in andere steden (vb. Brussel) zoekt Gent naar manieren om de ruimte zo optimaal mogelijk te gebruiken. Het bruikbaar maken van tijdelijk braakliggende of onderbenutte zones is ook in Gent een stijgende trend (vb. Oude Dokken Dok vzw, Gasmetersite- Samenlevingsopbouw vzw, Muide, vzw RocSa). Het gaat hier niet alleen over het bruikbaar maken voor recreatie, maar ook voor bebossing en natuurontwikkeling. 2.5 Nieuwe functies voor groen - naar meer multifunctionaliteit Multifunctionaliteit Inrichten van multifunctioneel groen is al jaren de trend en past perfect in de trend naar slim verdichten. Multifunctioneel groen wordt gestimuleerd door de Vlaamse overheid door de opmaak van de visie Harmonisch Park- en Groenbeheer, waar de nadruk ligt op het combineren en integreren van een natuurgerichte, een mensgerichte en milieugerichte invulling. Door de druk op de open ruimte, het stijgende parkgebruik en de nieuwe vragen en uitdagingen voor openbaar groen wordt verwacht dat de multifunctionaliteit van parken nog zal stijgen. Klimaat Klimaatswijzigingen, vooral de wijziging van temperatuur en neerslag, hebben een belangrijke impact op de invulling en inrichting van groen. Groen kan een rol spelen in klimaatadaptatie ( voorbereiden op en aanpassen aan een veranderend klimaat met meer neerslagpieken en wateroverlast, langere droogteperiodes, hitte-effect in de stad. Groen in een stedelijke omgeving dempt de temperatuursextremen, buffert regenwater, werkt als windbegeleider en veraangenaamt het binnen- en buitenklimaat. Momenteel wordt heel wat onderzoek gedaan, naar de mogelijkheden en kansen die groen in dit debat kan spelen (Kuypers, 2010) voornamelijk als waterbuffer en temperatuurregulator. Stadslandbouw Uit onderzoek (Van Huylenbroeck, et al., 2005) blijkt dat er in de verstedelijkte omgeving een duidelijke maatschappelijke vraag is naar meer duurzame en multifunctionele landbouw. Ook in Gent is deze trend niet anders. Tal van al dan niet spontane initiatieven zoals het volkstuinenproject de Site, Boer n Brood, de begrazing van stedelijke bermen door schapen, de stadsimkerij Apicula, inrichting of uitbreiding van het volkstuincomplex in Gentbrugge, Sint-Amandsberg of in Drongen (De Boerse Poort), de steeds stijgende vraag naar gronden om te tuinieren, tonen dit aan. Stad en platteland kunnen beide veel voordelen halen uit elkaars nabijheid en dit biedt kansen voor de periurbane landbouw. In de schoot van de transitiearena van het klimaatverbond, is een werkgroep stadslandbouw actief die stadslandbouw in Gent verder wenst uit te bouwen. (Van Huylenbroeck, et al., 2005; Visser, Perdeck, van Balen, & Both, 2009) 125

128 Momenteel onderzoekt de Vlaamse overheid de aspecten inzake Volksgezondheid (oa fijn stof, pesticiden gebruik, verhandelen van deze groenten, enz ) in relatie tot stadslandbouw. 3 Besluit Groen in het algemeen en behoud van bestaand groen in het bijzonder zijn van essentieel belang in Gent, als groeiende en compacter wordende centrumstad. Groen als kwalitatieve ruimte is immers een voorwaarde voor slim verdichten en draagt bij tot een aangename leefomgeving en tot het emotioneel welbevinden en dus de gezondheid van de Gentenaar. Het Natuurdecreet en het Bosdecreet leggen bepaalde verplichtingen op: een standstill voor natuur met zorgplicht en ontbossing onder strikte voorwaarden mét compensatie. En deze decretale omkadering is voor Gent een noodzakelijke verplichting, en wel om twee redenen. In Gent, met haar erg lage bebossingsindex, liggen enerzijds meer dan de helft van de Gentse bossen, parken en tuinen niet in een groen bestemmingsgebied en kunnen deze dus stilaan verdwijnen, bij gebrek aan een juridisch beschermend kader. Anderzijds is in Gent de oppervlakte aan natuur en bos tussen 1999 en 2009 gedaald ondanks de decretale omkadering en de geëngageerde planningscontext via het Ruimtelijk Structuurplan Gent. Gent heeft nog steeds een aanzienlijk tekort aan bos en natuur en er is een ophaal- en inhaalbeweging nodig. Het gewestplan en het afbakenings-rup voor het grootstedelijk gebied geven een stijging van het beschermde groenoppervlakte aan, maar nog niet alles is gerealiseerd. Daarnaast is er een kwalitatieve groenimpuls gekomen door de toename in hectares van wijkparken en woongroen, door een wijzigende parkinrichting in functie van multifunctionele bruikbaarheid, door het bruikbaar maken voor recreatie, bebossing en natuurontwikkeling van tijdelijk braakliggende of onderbenutte zones in Gent en door een algemeen stijgend parkbezoek. Noot hierbij is wel dat parken in de binnenstad qua potentieel gebruik aan hun limiet zitten: te klein voor de dichtbevolkte wijken. Groen neemt ook een heel belangrijke rol op als stedelijke klimaatregulator en dus in het leefbaar houden van de stad - en is een belangrijke succesfactor in het versterken van de sociale cohesie. 126

129 Focus op wonen 1 Inleiding Wonen omvat fysische aspecten: woningen moeten een basiscomfort hebben en de woonomgeving mag ook kwaliteitsvol zijn. Qua woonmarktmechanisme is het belangrijk dat vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Betaalbaarheid van dit alles vervolledigt het plaatje. Een aantal factoren maakt huishoudens kwetsbaarder op de woningmarkt. Op dit moment spelen de sociale aspecten van wonen hun rol, mee bepaald door onder meer demografische samenstelling en evoluties. Wonen gaat om bewoners, huishoudens, woningen en de woonomgeving. De woonstudie uitgevoerd in 2008 (Stad Gent, 2009b) is voor dit thema de leidraad. 2 Vraag en aanbod 2.1 Vraag Op kende Gent inwoners verdeeld over huishoudens met gemiddeld 2,16 inwoners per huishouden. Anno 2011 is 43% van de huishoudens een eenpersoonshuishouden (alleenstaand); 49% van de huishoudens bestaat uit samenwonenden/gehuwden met of zonder kinderen en 8% van de huishoudens zijn eenoudergezinnen. Na een jarenlange daling van het aantal inwoners in Gent ( ), is er vanaf 1999 tot 2011 een continue stijging van het aantal inwoners. Op 10 jaar tijd is het aantal inwoners opnieuw gestegen tot het niveau van Bevolkingsprognoses voorspellen een verdere groei van dit bewonersaantal (zie Gentenaars en Gentgebruikers). Deze groei komt er zowel door een natuurlijke groei als door de aantrekkingskracht van migranten, voornamelijk van binnen Europa. Bovendien zullen huishoudens verder verdunnen en groeit de groep van de ouderen. De nodige extra wooneenheden moeten dus ook op maat gemaakt zijn van de diverse gezinssamenstellingen (ViA-Rondetafel Stedenbeleid, 2012). Uit de bevolkingsanalyse bij de Gentse woonstudie (Stad Gent, 2008f) blijkt dat er in de periode circa tot bijkomende woningen moeten gerealiseerd worden in Gent, om aan de toekomstige behoeften te voldoen, afhankelijk van het gekozen prognose scenario. 2.2 Verruiming van het aanbod In de periode worden circa extra woongelegenheden voorzien in geplande woonprojecten. Daarvan situeert zich 2/3 in het centrum en 1/3 in de rand van Gent. Eén derde wordt sociaal aangeboden (waarvan 60% in het centrum en 40% in de rand) (Stad Gent, 2009b: 54). Daarnaast kunnen er nog 3500 tot 6400 woongelegenheden (afhankelijk van de densiteit) gebouwd worden op vandaag onbebouwde percelen binnen en buiten verkavelingen. Deze onbebouwde percelen bevinden zich voor 70% in de rand van Gent (Stad Gent, 2009b: 60). Uit het register van onbebouwde percelen blijkt dat het aanbod langzaam afneemt wat betekent dat deze percelen geleidelijk aan op de markt komen. Van 3494 percelen toestand 31/12/2008 naar 3002 percelen op 31/12/

130 Het geplande woningenbestand komt in theorie dus tegemoet aan de geschatte huishoudenstoename in Gent. Veel hangt echter af van de economische situatie en de snelheid waarmee de projecten gerealiseerd worden. Door de economische crisis en de gewijzigde regelgevingen hebben vele projecten vertraging in de vergunningsverlening en/of uitvoering. Uit de cijfers op basis van de toegekende stedenbouwkundige vergunningen 40 blijkt dat er in de periode gemiddeld 978 bijkomende woningen per jaar worden gerealiseerd. Uit deze cijfers blijkt ook dat renovatie steeds meer aan belang wint. Aantal bijkomende woningen (Stad Gent, 2011f) Jaar Nieuwbouw Sloop Saldo bijkomende woningen Totaal Tabel 2: Stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwbouw en sloop (Stad Gent, 2011f) Jaar Huizen (nieuwbouw) Appartementen (nieuwbouw) Saldo bijkomende huizen (na aftrek van de sloop) Saldo bijkomende appartementen (na aftrek van de sloop) Tabel 3: Stedenbouwkundige vergunningen nieuwbouw opgesplitst naar huizen en appartementen (Stad Gent, 2011f) Zet dit aanbod tegenover de berekende vraag voor , dan zijn er voor de periode al bijkomende woningen gerealiseerd, waarvan 874 huizen en appartementen. 2.3 Vraag en aanbod Figuur 14 toont de toename van het aantal gezinnen en de toename van het aantal woningen in de periode : bijkomende gezinnen of iets meer dan per jaar. In dezelfde periode werden ruim bijkomende woningen gerealiseerd. Het totale aantal bijkomend vergunde woningen en het aantal bijkomende gezinnen is vrij goed in evenwicht. Enkel de opvallende toename van het aantal gezinnen in 2009 is niet weerspiegeld in het aantal bijkomende woningen. Deze cijfers zeggen niets over eventueel al bestaande krapte of overschot. 40 dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning 128

131 aantal toename woningen/ toename gezinnen jaar bijkomend vergunde woningen bijkomend aantal gezinnen Figuur 14: Evolutie aantal woningen en gezinnen in Gent (Bron: ROL Stad Gent Bevolkingsregister Stad Gent) Een andere manier om naar die balans van vraag en aanbod te kijken is via bestemmingsplannen voor nieuwe woonzones. Door in bestemmingsplannen nieuwe woonzones te bestemmen, worden mogelijkheden voor bijkomende woningen gecreëerd. De ruimte voor deze woningen is voorzien, ze zijn daarom nog niet gerealiseerd. In de periode werd een bijkomend juridisch aanbod gecreëerd van circa bijkomende woningen door (1) herbestemming van bijkomende woonzones en (2) detaillering van bestaande juridische woongebieden binnen BPA s en de RUP s. Meer dan de helft van dit aanbod (3.300 woningen) werd gecreëerd in de periode Tijdens deze periode zorgden het gewestelijk RUP Sint-Pietersstation (2006), het RUP Handelsbeurs (2007), het RUP Bruggen naar Rabot (2009) en het RUP Oude Dokken (2011) voor een groot deel van dit bijkomend aanbod. Eengezinswoningen Appartementen totaal Aantal % Aantal % Aantal % ,7% ,3% ,8% ,2% ,7% ,3% Evolutie Aantal Groei (%) Aantal Groei (%) Aantal Groei (%) ,2% ,5% ,3% ,8% ,2% ,3% ,0% ,5% ,1% Tabel 4: Tabel gemaakt op basis van gegevens van FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Kadastrale statistiek van het bestand van de gebouwen op 1 januari 2011, Uit Tabel 4 blijkt dat verappartementisering stelselmatig toeneemt. De eengezinswoningen zijn de afgelopen 9 jaar gestegen met 1.8%, de appartementen met 14.2%. Op bijna 20 jaar tijd is er een evolutie van 27.5% meer appartementen in Gent. 129

132 De vraag is of dit juist afgestemd is op de huidige samenstelling in de huishoudens, quid of dit parallel loopt aan de demografische trend in Gent die gezinsverdunning combineert met een toename van het aantal grote gezinnen. 3 Kwaliteit van de woning en woonomgeving 3.1 Woonkwaliteit De Vlaamse Wooncode is zowat de grondwet voor het woonbeleid in Vlaanderen. Het uitgangspunt is het recht op een behoorlijke huisvesting voor iedere burger. Via de Vlaamse Wooncode geeft de Vlaamse overheid aan de gemeenten een aantal instrumenten om de opgelegde veiligheids-, gezondheids-, en woonkwaliteitsnormen voor huurwoningen te bewaken. Gent heeft, als oudste industriestad van Vlaanderen, een oud woningbestand met relatief veel structurele gebreken (Stad Gent, 2008b). Voornamelijk in de 19 de -eeuwse gordel is er een groot aandeel woningen van mindere kwaliteit. Er zijn geen recente gedetailleerde cijfers gekend van het comfort van de woningen. Oude gegevens van 2001 (Socio-Economische Enquête) die gedetailleerde cijfers geven voor de stad (zelfrapportering, geen woningschouwing), tonen een lager comfortniveau in de wijken in de 19 de - eeuwse gordel. Sinds 2001 werden twee onderzoeken gevoerd die bevestigen dat de woningkwaliteit in de 19 e -eeuwse gordel laag is. In het kader van Ledeberg Leeft zijn in maart woningen aan een woonkwaliteitsonderzoek onderworpen % van de woningen zijn bij het eerste onderzoek conform bevonden, 63% van de woningen niet-conform. Deze cijfers doen geen uitspraak over het gewicht van de niet-conformiteit. Het kan ook gaan over kleine gebreken. Toch bevestigen deze cijfers dat er heel wat woningen niet conform zijn met de normen uit de Vlaamse Wooncode. In 2007 werd bij een screening van 372 private huurwoningen (Stad Gent, 2007d) in het Gentse stadscentrum (postcode 9000) vastgesteld dat 36% van deze woningen niet voldeed aan de minimumnormen voor bewoonbaarheid volgens de Vlaamse Wooncode. Voor een kwart van de woningen werd de globale kwaliteit als laag of zeer laag beschreven, slechts 42% was van hoge kwaliteit. De tevredenheid over de werking van de installaties schommelde tussen de 68% en de 80%, terwijl slechts 58 59% tevreden was over de afscherming van het geluid. Er was weinig tevredenheid over de bergruimte in de woning, maar wel grote tevredenheid over de grootte en de toegankelijkheid. Zet daarnaast recent survey-materiaal representatief voor de totale Gentse bevolking (Stadsmonitor) en de Gentse woonsituatie wordt duidelijk. In 2011 geeft 96% van de Gentenaars aan in een woning te wonen met elementair comfort (d.i. (warm) stromend water, een wc met waterspoeling en een badkamer of douche). 81% beschikt over middelmatig comfort, d.i. elementair comfort én centrale verwarming. 22% van de Gentenaars geeft aan te wonen in een woning met gebrekkige kwaliteit: 41 Cijfergegevens dienst Administratie, afdeling Bouw- en Woontoezicht op datum van

133 d.i. gebrek aan elementair comfort, een of meerdere structurele problemen 42 of er is een gebrek aan ruimte. (Luk Bral, et al., 2011) 4% van de huishoudens woont in een overbezette woning. Overbezette woningen beschikken over minder dan 1 kamer per lid van huishouden (badkamers en toiletten niet meegerekend). Eigenaars kennen een minder hoge bezettingsgraad dan huurders. Bovendien wonen inwoners jonger dan 35 jaar krapper dan oudere inwoners. Ook niet-belgen wonen vaker in een overbezette woning dan Belgen (Luk Bral, et al., 2011). 3.2 Tevredenheid over de woning en de woonomgeving Naast de kwaliteit van de woning de objectieve realiteit is er ook de subjectieve beleving van de woning en de woonomgeving. In 2010 is de algemene tevredenheid van de Gentenaars met hun woning hoog (83% is tevreden met de huidige woning) maar toch lager dan in In 2006 waren meer mensen tevreden en minder mensen ontevreden over hun woning. Opvallend is de lage tevredenheid over de geluidsisolatie t.o.v. de buren (slechts 55% is hier tevreden over) (Stad Gent, 2010a). In de Gentse woonstudie zijn in een kwalitatief luik de woonnoden bij een groep Gentenaars bevraagd. Dit zijn geen representatieve resultaten, maar leggen wel indicatief een aantal knelpunten bloot. Een goede stadswoning wordt door geïnterviewde Gentenaars omschreven als woning van voldoende grootte (1 slaapkamer voor de ouders en 1 per kind), met ruimtegevoel (lichtinval en uitzicht), met voldoende private buitenruimte, comfortabel, goed geïsoleerd (vooral akoestisch, in mindere mate thermisch), en met een goede toegankelijkheid voor rollend materieel inclusief de bijhorende bergruimte. (Stad Gent, 2008g: 207) 3.3 Streven naar betere woonomgevingskwaliteit Dezelfde groep Gentenaars beschrijft in het formuleren van de woonnoden ook de woonomgeving: een rustige en aangename woonomgeving, in een vriendelijke stad, ook voor kinderen. (Stad Gent, 2008g: 206) Een uitgeruste en aangename woonomgeving wordt in dezelfde studie omschreven als een woonomgeving waar lawaai afwezig is, waar het net is, met voldoende buurtgroen, meer verkeersveiligheid, minder parkeerproblemen en vlotte en respectvolle contacten. (Stad Gent, 2008g: 207) In een voor Gent representatieve bevraging (2010) blijft de tevredenheid met de buurt op het niveau van % van de Gentenaren is tevreden over de huidige buurt. Over de deelaspecten van de woonomgeving is de tevredenheid quasi gelijk gebleven. 50% van de Gentenaren is tevreden over de visuele kwaliteiten van de gebouwen in de stad. 47% is tevreden over de aanwezigheid van groen. Slechts 41% is tevreden over de staat van straten en voetpaden. Over de staat van straten en voetpaden is de tevredenheid lichtjes gedaald in 2010 (41%) t.o.v (44%). 4 op tien Gentenaren gaan akkoord met de stelling dat kinderen veilig kunnen spelen in de buurt (Stad Gent, 2010a). Tevredenheid woonomgeving 2010 Over de buurt in zijn geheel 79% Over de deelaspecten van de woonomgeving 42 In een woning met structurele problemen zijn er 1 of meerdere huisvestingsproblemen: het dak, de ramen, de centrale verwarming of elektrische installatie zijn aan vervanging toe of er zit schimmel en vocht in de muren en vloeren of er is sprake van rottend raamwerk en deuren. 131

134 - de visuele kwaliteiten van de 50% gebouwen - de aanwezigheid van groen 47% - de staat van straten en voetpaden 41% - kinderen kunnen veilig spelen 41% Tabel 5: Tevredenheid over de woonomgeving, Bron: Leefbaarheidsonderzoek 2010 De eisen die aan een goede leef- en woonomgeving worden gesteld, hebben ook hun invloed op de ruimtevraag en dus ook op de ruimtelijke structuur. De Stad Gent wil de dichtbevolkte 19 de - eeuwse volkswijken meer ademruimte geven. De stadsvernieuwingsprojecten die hiertoe worden ontwikkeld - willen de grootste problemen aanpakken: dichtgeslibd weefsel, woningen in slechte staat, weinig open ruimte, zeer weinig en daarenboven weinig kwalitatieve groenvoorzieningen, parkeerproblemen. Er wordt ingegrepen in de ruimtelijke structuur van de wijk. Nieuwe open ruimtes willen de belevingswaarde gevoelig verbeteren. Zuurstof voor de Brugse poort wil zuurstof creëren in dichtgeslibde wijken. Bruggen naar Rabot wil de wijk Rabot-Blaisantvest meer doen aansluiten bij het centrum. Ledeberg Leeft moet de wijk leefbaarder maken Betaalbaarheid Verruiming van het aanbod alleen is niet voldoende. Het aanbod moet ook betaalbaar zijn. Iedereen lijkt het er over eens te zijn dat wonen duurder en daardoor voor velen onbetaalbaar is geworden. Hoe onbetaalbaar is wonen echt? Daarvoor moet niet alleen worden gekeken naar de prijzen, maar vooral naar de relatie tussen prijzen en inkomen (Winters & De Decker, 2009). Het laatste decennium wordt gekenmerkt door een fikse stijging van de prijzen van woningen in heel Vlaanderen: de gemiddelde verkoopprijs voor bestaande appartementen en woningen kende tussen 2000 en 2010 een stijging van respectievelijk 110% en 127% (Vlaamse Overheid, 2011: 26). Voor Gent is dit respectievelijk 146% voor een appartement en 168% voor een woonhuis (berekening op basis van Tabel 6). Globaal genomen echter, is (on)betaalbaarheid van woningen geen typisch fenomeen voor Gent; het komt in alle centrumsteden voor. Maar Gent maakte de laatste jaren wel een inhaalbeweging in de prijzen door en daardoor wordt de problematiek van onbetaalbaar wonen er actueel scherper dan in vele andere steden aangevoeld (Stad Gent, 2008b) Flat Woonhuis Flat Woonhuis Flat Woonhuis Tabel 6: Evolutie gemiddelde prijs voor een flat en woonhuis (Bron: Stadsmonitor 2011 (Luk Bral, et al., 2011)) Opmerkelijk is dat de prijsstijging zich het sterkste voordoet in de lagere prijscategorieën van woningen. De prijs voor de laagste categorie van woningen steeg in Gent op 6 jaar ( ) met meer dan 120%, terwijl de stijging voor de duurdere woningen slechts 90% bedroeg (Vlaamse Overheid, 2011: 27). Een andere manier om een idee te krijgen van de betaalbaarheid van woningen is de woonquote. Dit is de totale uitgave van het gezin voor wonen ten opzichte van het gezinsinkomen. Als norm wordt een vaste woonquote tussen 20% en 33% vooropgesteld. Indien huishoudens meer spenderen dan

135 deze norm wordt er van uitgegaan dat de woonuitgaven niet betaalbaar zijn of beslag leggen op een onredelijk deel van het inkomen. In 2011 heeft 24% van de Gentse huishoudens een woonquote hoger dan 30%. Huurders hebben een beduidend hogere woonquote dan eigenaars. Hier moet je wel rekening houden met het feit dat er zowel afbetalende eigenaars zijn, als eigenaars die hun lening reeds afbetaald hebben. Dit maakt dat de gemiddelde woonquote voor eigenaars lager ligt dan de gemiddelde woonquote van huurders (Luk Bral, et al., 2011: ). Uit Vlaams onderzoek blijkt dat ondanks de erg lage inkomens van sociale huurders, voor hen de betaalbaarheid goed meevalt. Gemeten op basis van het aandeel huishoudens met een woonquote van meer dan 30%, is de situatie in de sociale huursector zelfs het meest gunstig in vergelijking met de eigendomsmarkt en de private huurmarkt. Tegenover de relatief goede situatie in de twee andere marktsegmenten (koop sociale huur) staan toenemende betaalbaarheidsproblemen op de private huurmarkt (Winters & De Decker, 2009). Ook het aantal uithuiszettingen kan als indicatie gezien worden in het kader van de betaalbaarheid op de private huurmarkt. Het aantal uithuiszettingen blijft van 2006 tot 2010 toenemen, in 2011 is er een daling (OCMW Gent, 2012; Stad Gent, 2009c, 2012e). In 2006 waren er 5.8 uithuiszettingen per 1000 huishoudens, in 2010 waren dat er 7.7 en in Bedreigingen voor de betaalbaarheid van wonen Cijfers omtrent armoede, inkomen, werkloosheid, gezondheid geven mee een indicatie omtrent de betaalbaarheid van wonen in Gent. Voor mensen met inkomensonzekerheid en/of met een vervangingsinkomen staat de woonzekerheid en de betaalbaarheid van het wonen zwaar onder druk. Op de vraag of ze het afgelopen jaar problemen heeft gehad om de woonkosten te betalen heeft 9% van de Gentenaars bevestigend beantwoord (Luk Bral, et al., 2011). Voor starters kan dit het begin zijn van een vicieuze cirkel van problematische woonsituaties en schuldenopbouw. Uit cijfers (Stad Gent, 2009c, 2012e) blijkt dat personen moeten rondkomen met een inkomen uit leefloon, een gewaarborgd inkomen of inkomensgarantie of een tegemoetkoming moeten krijgen omwille van hun handicap. Gezondheid kan een belangrijke invloed hebben op het inkomen van mensen omdat dit de tewerkstellingsmogelijkheid kan beperken. Psychologische of psychiatrische problemen leggen vaak een druk op de woonzekerheid en kunnen leiden tot leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving en/of uithuiszetting. 5 Een woning voor iedereen De stad heeft een eindige ruimte. Het woonaanbod kan niet ongebreideld groeien. Vraag is hoe Gent op een mogelijk blijvende bevolkingsgroei een aanbod aan woningen kan blijven creëren zonder daarbij de leefbaarheid in de stad in het gedrang te brengen? Gezinnen Hier komt ook de problematiek van de stadsvlucht de kop opsteken. Uit de migratiecijfers blijkt dat de jonge gezinnen, gedefinieerd als jarigen en 0-9 jarigen voornamelijk de stad verlaten. Het migratiesaldo is een transversale indicator: m.a.w. de indicator bekijkt voor een of meerdere jaren hoeveel 30-39jarigen en 0-9jarigen er in Gent binnenkomen en vermindert dat met hoeveel er Gent verlaten. Dit levert een negatief saldo op. De indicator zegt echter niets over de longitudinale beweging van die groep: het volgen van gezinnen/huishoudens over de jaren. 133

136 Een blik op de verhuisbewegingen van de jarigen verklaart veel: Gent trekt als studentenstad een grote groep twintigers aan (dit is zichtbaar in een zeer positief migratiesaldo van twintigers). Vraag is of deze twintigers ook effectief in de stad blijven. Voor Gent zijn hierover geen concrete cijfers beschikbaar. Stad Antwerpen kwam in een cohortenanalyse tot de conclusie dat de stad een positief saldo van jongeren (20-29) uit haar rand en Vlaanderen ontvangt en die na een doorlooptijd van 10 jaar iets meer dan de helft hiervan terug geeft in de vorm van gezinnen (30-39) met kinderen, maar behoud daarvan rond de 40%. Dus, een erg positief migratiesaldo van jarigen kan niet anders dan een (kleiner) negatief migratiesaldo tonen voor de jarigen. De ruimte in de stad is beperkt. Om een beeld te vormen van de blijvende groep jonge gezinnen in Gent, bekijken we de jonge gezinnenindex. Dit is het aandeel 0- tot 9-jarigen en 30- tot 39-jarigen in de totale bevolking van de stad, vergeleken met het aandeel van die twee leeftijdscategorieën in Vlaanderen. Voor Vlaanderen is de waarde gelijk aan 100. Als een stad een jongegezinnenindex heeft die groter is dan 100, dan is die stad (relatief) aantrekkelijker voor jonge gezinnen. Ligt de jongegezinnenindex lager dan 100, dan is de aantrekkingskracht van die stad voor jonge gezinnen lager dan algemeen in het Vlaams Gewest het geval is. De jongegezinnenindex voor Gent stijgt jaar na jaar, wat wil zeggen dat Gent aantrekkelijker is voor jonge gezinnen dan Vlaanderen. De vraag is maar of Gent een positief migratiesaldo van jonge gezinnen wat zou inhouden dat alle inkomende twintigers zich hier blijvend vestigen blijvend zou kunnen waarmaken? Studenten Gent telt studenten tijdens het schooljaar (Stad Gent, 2012k), waarvan er naar schatting op kot zitten. Het merendeel van de kotstudenten woont in een studentenkamer (48,2%) en een kwart (26,3%) in een studio. Goed een kwart van de kotstudenten verblijft in een gezinswoning (11,7%) of een appartement (13,6%) en de meesten onder hen delen die met anderen 43. Heel wat studenten kiezen dus om samen te huizen (= het samen huren van een eengezinswoning of appartement). In het studentenonderzoek (Stad Gent, 2012k) wordt dit geschat op wooneenheden. De aanwezigheid van een groeiende groep studenten versterkt dus de druk op de woningmarkt. Hoeveel studentenkamers er precies in Gent zijn, is niet gekend aangezien er geen uniform registratiesysteem bestaat. Wat wel gekend is, zijn het aantal wooneenheden in eigendom van de onderwijsinstellingen: in totaal beschikken alle onderwijsinstellingen samen over eigen wooneenheden voor studenten 44. Van het aantal kamers op de private markt kan enkel een schatting gemaakt worden. Kamerwoningen dienen in Gent, volgens het politiereglement op kamerwoningen, geregistreerd te worden bij de brandweer. In maart 2012 waren private woonentiteiten opgenomen in dit bestand (exclusief de woonentiteiten van de onderwijsinstellingen). De stad is er zich van bewust dat een hoop koten niet gekend zijn. Sinds oktober 2010 is in het algemeen bouwreglement van Gent de mogelijkheid ingeschreven voor private ontwikkelaars om grootschalige verblijfsaccommodatie voor studenten te bouwen. Sinds de 43 Kotenquête 2010 van Kot@Gent 44 Eigen berekening: bevraging onderwijsinstellingen eind aantal bijkomende vergunde entiteiten sinds eind

137 invoering van deze mogelijkheid werden reeds 1100 studentenkamers in dergelijke grootschalige complexen vergund. 45 De kwaliteit van de studentenkamers laat te wensen over. Volgens het politiereglement moet elke woning waarin kamers verhuurd worden beschikken over een positief brandweerverslag. In maart 2012 beschikten 928 adressen 46 (van de gecontroleerde adressen) over een positief brandweerverslag. Er is dus een grote inhaalbeweging nodig om de kwaliteit op te krikken, want slechts een derde van de private woonentiteiten beschikt over een positief brandweerverslag. Van de resterende 2/3 de is bovendien niet gekend of ze beschikken over een stedenbouwkundige vergunning. Sinds 1996 kunnen woningen met een vloeroppervlakte kleiner dan 250 m² niet meer opgedeeld worden voor studentenkamers. Huurders als kwetsbare groep In Vlaanderen hebben huurders en eigenaars een verschillend socio-economisch profiel. Ten eerste blijkt er een sterk inkomensverschil. Het equivalent inkomen, dat het inkomen corrigeert voor de grootte van het huishouden, is gemiddeld hoger voor eigenaars dan huurders. Voor de nog afbetalende eigenaars bestaat er een duidelijke positieve samenhang tussen de bewonerstitel en het opleidingsniveau: hoe hoger de opleiding, hoe hoger het aandeel eigenaars. Dit is niet meer het geval voor de niet meer afbetalende eigenaars, omdat een groot deel van deze groep gepensioneerden zijn, die gemiddeld een lager opleidingsniveau hebben. Ook het hebben van betaald werk is een belangrijke factor voor eigen woningbezit. Het aandeel eigenaars is groter in gezinnen waarvan de referentiepersoon tewerkgesteld is (in vergelijking met de gezinnen waar de referentiepersoon werkloos is of ziek/arbeidsongeschikt is). Het aandeel eigenaars ligt bovendien opvallend hoger wanneer er twee werkenden in het huishouden zijn (Winters & De Decker, 2009). Gent kent een relatief grote huurmarkt in vergelijking met andere steden. In 2001 omvatte de huurmarkt 47% van de totale woonmarkt (Stad Gent, 2008a). Wie huurt in Gent? Het gaat om een doorsnede van de bevolking, maar toch meer gezinnen met een laag inkomen. Meer alleenstaanden ook, zodat de vraag naar kleinere woningen en vooral dan naar huurappartementen toeneemt. Meer dan de helft van de private huurders (56%) hoort bij de laagste 45% van de netto belastbare inkomens en ongeveer 70% van de private huurders verdient minder dan het gemiddelde Gentse inkomen. Zeker voor alleenstaande leefloners en eenverdieners met kinderen zijn de huurprijzen een probleem (Stad Gent, 2009b). 1 op 5 van de personen met de laagste inkomens besteedt 37% of meer van het maandinkomen aan huur. 1 op 4 van de private huurders heeft door inkomen en gezinssamenstelling recht op een sociale huurwoning, goed voor ongeveer Gentse huishoudens. 18% van het totale aantal huurderhuishoudens hebben problemen om de huur te betalen (Stad Gent, 2009b). België doet het niet goed op het vlak van de verschillen tussen huurder en eigenaars: België noteert immers een grote kloof tussen het armoederisico van deze beiden: voor de huurders bedraagt dit risico 28%, voor de eigenaars 10%. Een kloof van 18 procentpunten. (Cantillon, Horemans, Vandenbroucke, & Van Lancker, 2011) 45 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, overzichtslijst vergunde studentenhuisvesting op 01/02/ Het betreft woonentiteiten met een positief verslag. 135

138 Sociale huisvesting Aanbod Gent telde eind 2011 ongeveer sociale huurwoningen (waarvan er circa in een concreet renovatieplan opgenomen waren). Met 12,9% staat Gent het tweede hoogst gerangschikt van de dertien Vlaamse centrumsteden in het aandeel huishoudens dat een sociale woning huurt 47. Gent vervult een centrumfunctie op vlak van sociale huisvesting. De spreiding van sociale huurwoningen in de stad tegenover de stadsrand (d.i. alle gemeenten die grenzen aan het grondgebied van de stad zelf) is voor Gent 3,19 (2010). Dit wil zeggen dat het aandeel sociale huurwoningen in de stad (Gent) meer dan 3 maal hoger is dan het aandeel in de stadsrand (buurgemeenten). De sector sociale huisvesting kampt met diverse knelpunten, zoals de trage doorlooptijd van projecten en een aanzienlijk deel verouderd patrimonium 48. Vraag Ondanks het grote aanbod aan sociale huisvesting is de vraag nog groter. De laatste jaren steeg de vraag naar woonentiteiten met één -en tweeslaapkamers als gevolg van vergrijzing en gezinsverdunning (verarming). Eind 2011 waren er dossiers van kandidaat-huurders (Vlaamse Overheid, 2012). Om deels tegemoet te komen aan de grote vraag en het verlies dat optreedt door renovatie en vervangingsbouw plant de Stad Gent nieuwe sociale huurwoningen tussen 2008 en Met de inwerkingtreding op 1 september 2009 van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009 reikt de Vlaamse Regering instrumenten en normen aan om werk te maken van enerzijds een aanbodverruiming van sociale huur- en koopwoningen en sociale kavels, en anderzijds bescheiden wonen. In het kader hiervan heeft Gent een bindend sociaal objectief te realiseren van 954 sociale koopwoningen en 3 sociale kavels tegen Daarnaast voorziet het decreet de mogelijkheid voor lokale besturen om een gemeentelijk reglement sociaal wonen op te maken. Het reglement sociaal wonen van de Stad Gent werd in september 2010 door de gemeenteraad goedgekeurd. Met het gemeentelijk reglement sociaal wonen worden ontwikkelaars en verkavelaars verplicht om een specifiek percentage sociaal wonen te voorzien in private woonprojecten. Via deze weg zal het aanbod sociale huisvesting dan ook toenemen. 6 Besluit De vraag naar en het aanbod aan woningen in Gent speelt zich af in de context van het verder verdunnen van huishoudens tegelijk met het toenemen van het aantal grote gezinnen, en het toenemen van het aantal ouderen. Bevolkingsprognoses spreken van een verdere toename van de 47 Eigen berekening op basis van cijfers Wonen-Vlaanderen dd en Gent in cijfers 48 Stad Gent, Dienst Wonen 136

139 bevolking. De nodige extra wooneenheden moeten op maat gemaakt zijn van de diverse gezinssamenstellingen. Het geplande woningbestand komt in theorie tegemoet aan de geschatte huishoudenstoename in Gent. Van de geplande woonprojecten situeert zich 2/3 in het centrum en 1/3 in de rand van Gent. Eén derde wordt sociaal aangeboden. Door de economische crisis en de gewijzigde regelgevingen hebben vele projecten vertraging in de vergunningsverlening en/of uitvoering. Al bij al is het totale aantal bijkomende vergunde woningen en het aantal bijkomende gezinnen vrij goed in evenwicht. Wel is er sprake van een verappartementisering die stelselmatig toeneemt. Een woning voor iedereen blijft het ultieme doel, maar het woonaanbod kan niet ongebreideld groeien. Gent behoudt bijvoorbeeld niet alle jonge gezinnen (dertigers met jonge kinderen). Dat staat in relatie met de hoge instroom van twintigers. Mochten de instromende twintigers van vandaag allen in de stad blijven en indien dit zou leiden tot een positief migratiesaldo voor de jonge gezinnen (dertigers), dan is het de vraag of Gent een groeiend geschikt woonaanbod zou kunnen blijven waarmaken. De ruimte in de stad is niet oneindig. Tegelijkertijd is er de evolutie van een toenemende studentenbevolking die ook interesse toont in en aanwezig is op de private woonmarkt en ook gezinswoningen inneemt. Vastgesteld wordt dat de (on)betaalbaarheid van koopwoningen geen typisch Gents fenomeen is, het komt voor in alle centrumsteden. Gent maakte op het vlak van prijsstijgingen de laatste jaren een inhaalbeweging door. Bovendien doet deze prijsstijging zich het sterkst voor in de lagere prijscategorieën van woningen. Op die manier wordt de problematiek van onbetaalbaar wonen in Gent scherper aangevoeld dan in vele andere steden. Gent heeft een woningbestand met een relatief lage kwaliteit in de 19 de eeuwse gordel. De algemene tevredenheid van de Gentenaars ten aanzien van de kwaliteit van hun woning is hoog, maar kent een significante daling sinds Aan de kwaliteit van de woonomgeving wordt gewerkt via de stadsvernieuwingsprojecten. De Stad wil aan de dichtbevolkte 19 de -eeuwse gordel meer ademruimte geven. Gent kent een relatief grote huurmarkt: ze omvat 47% van de totale Gentse woonmarkt. Ook het aandeel huishoudens dat een sociale woning huurt is vrij hoog. Gent vervult een centrumfunctie op het vlak van sociale huisvesting en staat op de tweede plaats als je de dertien centrumsteden rangschikt op basis van het aandeel huishoudens dat een sociale woning huurt. De sector sociale huisvesting kampt met diverse knelpunten zoals de trage doorlooptijd van projecten en een aanzienlijk deel verouderd patrimonium. Huurders zijn een vrij kwetsbare groep, zeker wanneer het alleenstaande rechthebbenden op het leefloon of eenverdieners met kinderen betreft. België doet het niet goed op het vlak van de verschillen tussen huurder en eigenaars: België noteert immers een grote kloof tussen het armoederisico van deze beiden: voor de huurders bedraagt dit risico 28%, voor de eigenaars 10%. Een kloof van 18 procentpunten. 137

140 Focus op mobiliteit 1 De actuele mobiliteitsproblematiek De hoofdlijnen van de mobiliteitsproblematiek zijn grotendeels in heel Vlaanderen herkenbaar. Specifiek voor Gent is er door de aanhoudende demografische groei, het toenemend aantal studenten en het stijgend aantal pendelaars een enorme toename van het aantal verplaatsingen. De groei van de verplaatsingsbehoeften is eveneens het gevolg van een hoger activiteitenniveau en het uiteenleggen van functies in de stad en de omliggende regio. Door een sterke groei van de autoverplaatsingen doordat men eerder geneigd is deze verplaatsingsbehoeften in te vullen met de auto (o.w.v. hoger comfort, toenemende beschikbaarheid van de auto en slechts beperkte alternatieven) neemt het aantal congestiepunten toe en is er een toenemend gebruik van alternatieve (sluip)routes. Op die manier komt het gebruik van de zachtere modi (te voet, fiets, openbaar vervoer) in het gedrang en komt de leefbaarheid van de woongebieden onder druk te staan. De draagkracht van de infrastructuur en de omgeving ervan wordt op meerdere plaatsen overschreden wat leidt tot onveiligheid en verkeersonleefbaarheid. Een onvoldoende uitgewerkte wegenhiërarchie zorgt voor oneigenlijk gebruik van bepaalde wegen en een te grote vermenging van verschillende soorten verkeer op een aantal wegen. Het openbaar vervoer blijft in een moeilijke marktpositie vooral buiten het gebied van de voormalige parkeerroute in de binnenstad, door problemen op vlak van doorstroming en de beschikbaarheid. Daarboven komt het uitblijven van hoogwaardige openbaar-vervoerverbindingen op bestaande lijnen en het ontbreken van essentiële schakels in het openbaarvervoersnetwerk, net als het ontbreken van een volwaardige P+R-infrastructuur. Het fietsgebruik is nog te beperkt door de (toch nog) beperkte uitbouw van een gebiedsdekkend fietsnetwerk, de nog vele gevaarlijke en weinig comfortabele punten, een nog onvoldoende consistent stallingsbeleid (vooral in de stationsomgevingen) en door de algemene attitude ten aanzien van het fietsgebruik. De ruimte voor voetgangers dient nog algemeen verbeterd te worden en lokale knelpuntenmoeten opgelost worden (Stad Gent, 2012i). 2 Duurzame mobiliteit: STOP-principe De laatste jaren is er een evolutie merkbaar van verkeer naar duurzame mobiliteit. De primaire aandacht hierbij gaat naar verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Het is niet meer het verkeer dat op de eerste plaats komt, maar het zijn de mensen (Stad Gent, 2010b). De bedoeling van duurzame mobiliteit is mobiliteit betaalbaar, ecologisch verantwoord, veilig en rechtvaardig te maken. Duurzame mobiliteit is niet zonder meer tegen de auto gericht, maar wil verkeersdeelnemers met elkaar verzoenen. Een voorbeeld van een duurzame aanpak is het STOPprincipe (Stappen Trappen Openbaar vervoer Personenwagen) dat stelt dat eerst de aandacht naar het stappen gaat, dan naar de fiets, vervolgens het openbaar (collectief) vervoer en tenslotte de auto. 138

141 Mobiliteit in Gent heeft twee doelgroepen: de Gentenaars zelf waarover we cijfers hebben in de Stadsmonitor en het Leefbaarheidsonderzoek maar ook externe personen of Gentgebruikers. Een paar voorbeelden hiervan zijn pendelaars, studenten en toeristen. 2.1 Stappen - Ruimte voor voetgangers In 2009 verplaatst 8% van de Gentenaars zich in zijn vrije tijd voornamelijk te voet. Een zelfde percentage vinden we terug bij de verplaatsingen van en naar het werk en/of de school (Luk Bral, et al., 2011). Voor voetgangers vertaalt duurzame mobiliteit zich in: - Een autoluwe binnenstad met een groot verkeersvrij voetgangersgebied. Na de Kobrawerken zal Gent over een homogeen en verzorgd voetgangersgebied beschikken. Slechts onder strikte voorwaarden kan je een vergunning krijgen om te kunnen laden en lossen in het voetgangersgebied. Toch blijkt dat er nog altijd te veel auto s door het voetgangersgebied rijden zonder er een bestemming te hebben: 30% van de auto s die geregistreerd werden, waren doorgaand verkeer Het TAP (Trottoir Actie Plan) Is een antwoord op de vaststelling dat de kwaliteit van de voetpaden op het grondgebied van Stad Gent is verhoudingsgewijs slechter dan de kwaliteit van de wegen. Onder dit plan werd inmiddels m² stoep 50 heringericht. Niettegenstaande deze inspanningen is de kwaliteit van de voetpaden er de laatste jaren op achteruitgaat is gegaan: de degradatie van het openbaar domein is nauwelijks te volgen. 2.2 Trappen - Fietsverkeer In 2009 heeft 87% van de Gentse gezinnen minimum 1 fiets (Luk Bral, et al., 2011). Door het massale fietsgebruik van de studenten en ook het fietsgebruik van pendelaars van en naar de stations, heeft Gent de allure van een fietsstad waarbij de fiets alom tegenwoordig is in het stadsbeeld. Uit het CIVITAS mobiliteitsonderzoek onder de studenten is immers gebleken dat 61,8% van de studenten hun fiets vaak tot altijd gebruiken om naar de les te gaan. De tellingen aan de Phoenixonderdoorgang tonen een stijging van het fietsverkeer met 16% tussen 2008 en Toch scoort Gent gemiddeld qua fietsgebruik in vergelijking met andere Vlaamse steden (Luk Bral, et al., 2011) (op zelfde niveau als Antwerpen, duidelijk hoger dan Aalst of Genk, maar ook duidelijk lager dan Brugge of Turnhout). Die cijfers verwijzen naar het fietsgebruik door de inwoners zelf. Duurzame mobiliteit vertaalt zich op vlak van fietsgebruik o.a. in: - Investeren in fietspaden. In 2010 heeft Gent 380 km fietspaden 52. De kwaliteit van de fietspaden is de laatste jaren stabiel gebleven en de streefwaarde op vlak van kwaliteit is bereikt Investeren in fietsenstallingen, zowel openbare als stallingen voor privé-gebruik. Aan de stations neemt het aantal gestalde fietsen duidelijk toe, de meest recent telling 54 leverde bijna gestalde fietsen op, tegen 3502 fietsen in Recente cijfers tonen aan dat het aantal openbare fietsenstallingen vanaf 2006 toegenomen is met 35%. In 2006 werden er 7104 fietsenstallingen op openbaar domein geteld, in 2011 staan 9600 fietsenstallingen ter 49 Uit het herkomst/bestemmingsonderzoek, georganiseerd door de verkeersonderzoekscel binnen het mobiliteitsbedrijf 50 Bron: wegendienst 51 Bron: Mobiliteitsbedrijf: jaarlijkse radartellingen van twee weken aan een fietsonderdoorgang aan de Phoenixbrug 52 Bron: Stad Gent - Rumodo 53 Bron: WIS Stad Gent 54 Paasvakantie

142 beschikking (fietsenstallingen op NMBS terreinen en privé fietsenstallingen zijn hier niet meegenomen). 2.3 Het openbaar en collectief vervoer 64% van de Gentse gezinnen beschikt over minimum 1 abonnement op het openbaar vervoer. Het aandeel gezinnen met minstens 1 abonnement voor het openbaar vervoer is hoog in vergelijking met de andere Vlaamse centrumsteden (Luk Bral, et al., 2011). Belangrijke opmerking hierbij is dat de Stad Gent kinderen tussen 6 en 14 jaar een gratis abonnement aanbiedt voor onbeperkt gebruik van tram en bus, jarigen kunnen daarnaast gratis met de trein pendelen tussen de Gentse treinstations. 94% van de Gentenaars woont binnen 500 m loopafstand van openbaar vervoer met een minimumfrequentie (Luk Bral, et al., 2011). Het openbaar vervoer in Gent beschikt over een uitgebreid netwerk van trams en bussen en zorgt voor een sterke gebiedsdekking. De stations Gent-Sint-Pieters en Gent Dampoort vervullen een belangrijke verbindingsfunctie. Met (telling 2011) instappende reizigers per dag is Gent-Sint-Pieters het belangrijkste station in Vlaanderen (NMBS, 2012). De twee stations worden complementair ontwikkeld. Gent-Sint-Pieters is een troef bij het uitbouwen van Gent als kennisstad (de zuidelijke kennispoort ) en de kantoorontwikkelingen langs de Koningin Fabiolaan. Gent Dampoort situeert zich vlakbij de haven, de culturele cluster en de Kuip en ligt in een belangrijk woongebied (Stad Gent, 2010b). Volgens cijfers van De Lijn blijft het aantal passagiers toenemen 55. In 2010 vindt 86% van de Gentenaars dat er voldoende openbaar vervoer is in de buurt; 90% is tevreden over de afstand tot bus of tram en 83% is tevreden over de frequentie van het aantal bussen of trams. 27% van de Gentenaars maakt dagelijks gebruik van het openbaar vervoer. 23% doet dit minstens 1 keer per week. 7% neemt nooit een bus, tram of trein (Stad Gent, 2010a). Doorstroming is een van de prioriteiten van de Lijn omdat dit de kwaliteit van het openbaar vervoer verhoogt. Daarom worden er consequent haltes uitgestulpt. Door deze maatregel moeten bussen niet meer in bushavens halteren, maar blijven ze op de rijbaan staan. Het gevolg is dat ze niet meer moeten invoegen in de verkeerstroom en zo vlugger opschieten. Tussen 2007 en 2011 werden er 100 haltes uitgestulpt. Een verdere zorg bij het openbaar vervoer betreft de aanleg van nieuwe tramlijnen. Snelheid, comfort en capaciteitsverhoging staan hierbij centraal 56. De realisatie van tramverlengingen en vertramming van buslijnen blijft zeer traag verlopen. Op het vlak van collectief vervoer is Cambio het autodeelsysteem - de grootste speler. Cambio is gestart in 2003 en kent een stijgend aantal gebruikers (momenteel zijn er 60 deelauto s verspreid over 26 ophaalpunten in de stad en ca 1750 gebruikers) 57. Dégage! vzw (DE Gedeelde Autovloot GEnt) 58 is een particulier autodelensysteem met 19 auto s en meer dan 400 gebruikers in Gent. Particulier autodelen betekent in dit geval dat enkele auto-eigenaars hun auto door andere mensen (meestal zonder auto) laten gebruiken tegen een kilometervergoeding. 55 Bron: De Lijn Bron: Cambio

143 2.4 Druk van koning auto Autobezit en autogebruik In 2009 komt de auto er nog altijd uit als belangrijkste vervoersmiddel in de modal split 59 bij de Gentenaars en dit zowel voor vrijetijdsverplaatsingen als voor werk/schoolverplaatsingen. 49,5% van de Gentenaars verplaatst zich in zijn vrije tijd hoofdzakelijk met de auto. Op de tweede en derde plaats komen respectievelijk de fiets (22,7%) en het openbaar vervoer (17,7%). Voor de verplaatsingen naar het werk of de school komt de auto op nummer 1 (44,6% van de Gentenaren gebruikt dit als belangrijkste vervoermiddel), gevolgd door het openbaar vervoer (26,2%) en de fiets (18,7%). In 2010 beschikt een Gents gezin gemiddeld over 1,15 auto. 17% van de gezinnen heeft geen wagen, 56% heeft er één en 27% heeft twee of meer auto s. Gezinnen uit het centrum hebben gemiddeld minder auto s dan gezinnen uit de periferie. Bovendien heeft ongeveer een op vier van de gezinnen in het centrum geen wagen (Stad Gent, 2010a). Het wagenbezit in Gent, ligt net als in Oostende, Antwerpen en Leuven lager dan in de andere Vlaamse centrumsteden. (Luk Bral, et al., 2011) In de 'Sociale Staat van Vlaanderen' staat dat het aantal gezinnen zonder auto hoog is in grote steden zoals Antwerpen en Gent, terwijl dit minimaal is in de suburbane gemeenten nabij deze grote steden of in de landelijke gemeenten, waarbij de perifere ligging aanzet tot de aanschaf van zelfs meer dan één wagen (Verhetsel e.a., 2009). Het hogere aandeel gezinnen zonder auto in de steden tegenover het hogere aandeel gezinnen met twee of meer auto's in de suburbane gemeenten weerspiegelt ook de invloed van het inkomen op het autobezit. Onderzoek bevestigt dat autobezit in de eerste plaats beïnvloed wordt door inkomen en vervolgens pas door de ruimtelijke kenmerken van de woonplaats (Van Acker & Witlox, 2010) 60. Meer verkeer kan Gent niet aan. De verkeersknoop leidt tot agressie, frustratie, foutparkeren... Dat zegt de verkeerscoördinator van de lokale politie (J. Dillen & Luyten, 2012).Het minste incident of voorval (evenement, ongeval, dubbel parkeren, laden en lossen op straat, werken aan gebouwen met impact op straat) zorgt er voor dat het gehele systeem blokkeert. Niet alleen de invalsstraten naar het stadscentrum staan dan vol, maar er zijn soms gevolgen tot op het hoofdwegennet Kwaliteit van de wegen Het WIS Wegen informatie systeem maakt een inventaris van de oppervlakte en kwaliteit van de voetpaden, fietspaden en rijwegen. Op basis daarvan wordt een quotering berekend. Hierdoor kan de kwaliteit in een getal relatief worden weergegeven. Hoe lager de score, hoe beter de gemiddelde kwaliteit. In Tabel 7 valt op dat de kwaliteit van de rijwegen achteruit is gegaan (van quotering 22 naar 24; terwijl 22 de streefwaarde is). Er is dus een inhaalbeweging nodig STREEFWAARDE voetpaden Modal split is de verdeling van de verplaatsingen over de vervoerwijzen (modaliteiten). Modal split is hier berekend naar aantal verplaatsingen (kan ook naar aantal afgelegde kilometers). 60 vanop: 61 Bron: Mobiliteitsbedrijf Gent 141

144 fietspaden rijwegen Tabel 7: Kwaliteitsscore voet-, fietspaden en rijwegen (Bron: Stad Gent Wegen Informatie Systeem) Verkeersveiligheid Het aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers ligt in Gent voor op 9,2 per inwoners. Daarmee is Gent samen met Kortrijk en Hasselt bij de steden met het hoogste aandeel verkeersslachtoffers van alle Vlaamse centrumsteden. Gent had in de periode gemiddeld een laag aandeel zwaargewonde en dode verkeersslachtoffers (6,4 per inwoners). De laatste jaren is hier echter een stijging vast te stellen. De indicator inzake verkeersslachtoffers is een cijfer voor de hele gemeente, dat de locatie en het vervoersmiddel niet in beeld brengt (Luk Bral, et al., 2011). Het aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers bij fietsers per inwoners en hogeschool- en universiteitsstudenten voor de periode in Gent is 1,1. Dit cijfers ligt rond het gemiddelde voor de Vlaamse centrumsteden. Tegenover is er een daling van het aandeel verkeersslachtoffers bij fietsers van 18%. Voor deze indicator wordt de noemer vermeerderd met het aantal hogeschool- en universiteitsstudenten omdat zij een belangrijke fietspopulatie zijn in de steden (Luk Bral, et al., 2011) Parkeerplaats gezocht Ook parkeren wordt een probleem in veel facetten. Aan de woonkant zien we in dichte wijken in en rond het centrum en de 19 de -eeuwse gordel dat er meer en meer klachten komen over de moeilijke parkeersituatie voor bewoners. In 2011 is slechts 53 % van de Gentenaars tevreden met het aanbod parkeerplaatsen voor bewoners in de buurt (Luk Bral, et al., 2011). Om tegemoet te komen aan het parkeerprobleem in Gent, zijn er verschillende parkeerregimes (betalend, blauwe zone, bewonersparkeren) voor on-street parkeren en daarnaast zijn er 9 parkeergarages, een aantal park&ride locaties en een aantal buurtparkings. On-street parkeren Eind 2011 stonden er 950 parkeerautomaten in Gent. Deze bedienden betalende parkeerplaatsen, waarvan op en binnen de voormalige parkeerroute in de binnenstad en buiten de parkeerroute. In 2011 telt Gent parkeerplaatsen op de openbare weg waar een parkeerregime geldig is. 61% van de plaatsen vallen onder het regime betalend parkeren ; 35% ligt in een blauwe zone en 4% zijn voorbehouden voor bewonersparkeren (Stad Gent, 2012g). 142

145 Evolutie parkeerplaatsen (met parkeerregime) aantal betalende parkeerplaatsen aantal parkeerplaatsen in de blauwe zone aantal voorbehouden bewonersplaatsen Figuur 15: evolutie parkeerplaatsen in Gent (Bron: Stad Gent, Parkeerbedrijf) Vanaf 1 oktober 2007 kunnen, naast bewoners, ook andere doelgroepen aanspraak maken op een parkeerkaart met specifieke parkeerfaciliteiten. Het begrip bewonerskaart werd hierin verruimd tot parkeerkaart. Dankzij een wetswijziging 62 kunnen gemeenten een parkeerkaart uitreiken voor gelijk welke doelgroep en overeenkomstig de modaliteiten die zij zelf bepalen in hun reglementen. Zo kwamen er parkeerkaarten voor autodelen, zorgverstrekkers, marktkramers en veegwagens. Parkeergarages, P&R, buurtparkings In Gent zijn er 9 parkeergarages die samen 4436 parkeerplaatsen aanbieden aan de Gentenaars en hun bezoekers. Er zijn momenteel 7 P+R locaties die samen 669 parkeerplaatsen aanbieden. De bedoeling van randstedelijke parkings is de verkeersstroom naar de binnenstad zo veel mogelijk proberen opvangen en de inzittenden te laten overstappen op openbaar vervoer voor de rest van hun reis. Dit ontlast de binnenstad gedeeltelijk van autoverkeer, wat de leefbaarheid en uiteindelijk de algemene bereikbaarheid ten goede komt. In dichtbevolkte wijken zijn er vaak te weinig parkeerplaatsen beschikbaar. Daar worden dan ook buurtparkings gecreëerd. Eerst wordt een analyse gemaakt van de soort en intensiteit van de parkeerdruk in de buurt, de inplantingsmogelijkheden (terrein in eigen bezit, kopen, huren) en de effecten van parkeerduurbeperkende maatregelen (blauwe zone, betalend parkeren) vooraleer te starten met de aanleg van een buurtparking. Het is de bedoeling deze buurtparkings zoveel mogelijk voor te behouden voor houders van een bewonerskaart. 62 Hiermee loste het stadsbestuur haar belofte uit het bestuursakkoord in om een oplossing uit te werken voor het parkeerprobleem voor autodelen en zorgverstrekkers. De Stad Gent kreeg, dankzij het Ministerieel Besluit van 9 januari 2007, de kans om dit te doen. 143

146 Momenteel zijn er 5 buurtparkings aangelegd. In de komende jaren worden extra buurtparkings aangelegd. Het Mobiliteitsbedrijf stelde het eerste Gentse Parkeergeleidingssysteem (PGS) in 1997 in dienst en sindsdien geleidt dit systeem het parkeerverkeer naar de juiste parkeergarage. In 2011 werd het Parkeergeleidingssysteem volledig vernieuwd en kon de uitbreiding naar een verkeersgeleidingssysteem (VGS) aangevat worden. Het VGS zal op termijn niet enkel informatie over het aantal vrije plaatsen in parkeergarages weergeven, maar ook andere parkeergebonden (verwijzing naar P+R-terreinen, parkings die gesloten zijn, ) en niet-parkeergebonden informatie (wegwerkzaamheden, evenementen). In een latere fase zal het VGS ook aan dynamische rerouting van het verkeer gaan doen, waarbij het zelf files en calamiteiten detecteert en alternatieve routes voorstelt aan de weggebruiker. 3 Besluit De demografische groei, de stijgende aantrekkingskracht van Gent als studentenstad, het toenemend aantal pendelaars, een hoger activiteitenniveau en het uiteenleggen van functies in de stad en de omliggende regio geeft een aanzienlijke toename van het verplaatsingsgedrag en het aantal verplaatsingen. Deze verplaatsingen worden nog steeds het meest met de auto gemaakt. Toch zijn er gezinnen die het zonder auto doen, en dan voornamelijk in het centrum van de stad : 1 op 4 heeft geen eigen wagen en kiest dus voor een ander vervoermiddel of een ander gebruik (bv. auto delen). Ondanks het lagere autobezit in het centrum, zijn er net in deze wijk en de 19 e eeuwse gordel klachten over moeilijke parkeersituaties voor bewoners. Door een sterke groei van de autoverplaatsingen neemt het aantal congestiepunten toe en is er een toenemend gebruik van alternatieve (sluip)routes. De draagkracht van de infrastructuur en de omgeving ervan wordt op meerdere plaatsen overschreden wat leidt tot onveiligheid en verkeersonleefbaarheid, ook voor de zwakkere weggebruiker. Van alle Vlaamse centrumsteden kent Gent samen met Kortrijk en Hasselt het hoogste aandeel verkeersslachtoffers. De kwaliteit van voet-, fietspaden en rijwegen is niet optimaal en vraagt een inhaalbeweging. De allure van Gent als fietsstad is voornamelijk te danken aan de studenten en de pendelaars. De Gentenaar zelf daarentegen, neemt gemiddeld niet meer dan andere vergelijkbare steden de fiets om zich te verplaatsen. Het fietsgebruik is nog te beperkt door de (toch nog) beperkte uitbouw van een gebiedsdekkend fietsnetwerk, de nog vele gevaarlijke en weinig comfortabele verkeersknooppunten, een nog onvoldoende consistent stallingsbeleid en door de algemene attitude ten aanzien van het fietsgebruik. Het openbaar vervoer in Gent beschikt over een uitgebreid netwerk en zorgt voor een sterke gebiedsdekking. Het openbaar vervoer blijft in een moeilijke marktpositie vooral buiten het gebied van de voormalige parkeerroute in de binnenstad. Er blijven wel wat problemen op vlak van doorstroming en de beschikbaarheid. Er ontbreken een aantal essentiële schakels in het openbaarvervoersnetwerk, alsook een volwaardige P+R-infrastructuur. 144

147 Met de keuze voor duurzame mobiliteit gaat de primaire aandacht naar verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid, met als doel alle verkeersdeelnemers te verzoenen en mobiliteit betaalbaar, duurzaam, ecologisch verantwoord, veilig en rechtvaardig te maken. 145

148 Van peuter tot student : focus op kinderopvang en onderwijs 1 Inleidend Ook al gaat het in een aantal publicaties in dit domein al eens over talenten, doorgaans is kennis de verhandelde grondstof en het diploma het einddoel in onderwijs. Eender hoe, het leren en schoolloopbanen tout court, noodzaakt gelijke kansen vanaf het kleuteronderwijs. Met de komst van de GOK-decreten (2002 en 2005) wordt schoolfinanciering verbonden met de aanwezigheid van kansarmen in de school en zijn goede mix en sociale mix, of inschrijvingsrecht, de gebruikte termen. Van belang is hier, specifiek voor Gent, de trend van de verjonging: met meer geboortes zijn er ook meer kinderen: jarigen in 2000 en jarigen in En al speelt hier wat emigratie: de volumes blijven groter dan voorheen en bewegen zich ook cohortegewijs door het onderwijs, richting lager en secundair onderwijs. 2 Kinderopvang 2.1 Voorschoolse kinderopvang Gent beschikt over een uitgebouwd netwerk aan kinderopvangvoorzieningen dat nog steeds uitbreiding neemt. Het totaal aanbod aan opvangplaatsen in kinderdagverblijven en bij onthaalouders steeg sedert 2006 van 3186 plaatsen naar 4331 plaatsen in Daarmee is het tekort van ongeveer 600 plaatsen, dat in 2006 door het Lokaal Overleg Kinderopvang werd vastgesteld, weggewerkt. Maar, intussen anno 2012 zijn er bijkomende plaatsen nodig. Voornaamste reden daarvoor is dat door een jaarlijkse toename van het aantal geboortes ook het aantal 0 tot 3-jarigen sedert 2006 voortdurend is gestegen. In 2006 telde Gent kinderen tussen 0 en 3 jaar, op 31 december 2011 was dit opgelopen naar kinderen. Pas in 2011 tekende zich sedert lang een stabilisering van het geboortecijfer af. Het gebruik van de formele kinderopvang is in de voorbije jaren gestegen. Gemiddeld maken in Vlaanderen nu 62,3 % van de kinderen gebruik van de formele kinderopvang (Kind & Gezin, 2011). Dit maakt dat er in Gent een potentiële nood is aan opvangplaatsen voor kinderen. Wel maken meer gezinnen deeltijds gebruik van de opvang waardoor van elke opvangplaats gemiddeld door 1,27 kinderen gebruik gemaakt wordt (Stad Gent, 2010d). De dekkingsgraad berekent de verhouding van het aantal opvangplaatsen t.o.v. het aantal kinderen tussen 0 en 2 jaar. Momenteel beschikt Gent over een dekkingsgraad van 45% (tegenover 38% in 2006). Een aanzienlijke stijging, maar als we ervan uitgaan dat gemiddeld in Gent ook 62% van de kinderen gebruik wenst te maken van de formele opvang (zoals het gemiddelde voor Vlaanderen), dan is er nog een lange weg te gaan. 146

149 Niet alle bestaande kinderopvangplaatsen zijn even toegankelijk voor alle bevolkingsgroepen. Bij een groot deel van de zelfstandige opvanginitiatieven worden geen inkomens-gerelateerde ouderbijdragen gevraagd, waardoor deze te duur zijn voor financieel zwakkere gezinnen. De sociale dekkingsgraad 63 bedraagt in Gent daardoor slechts 28%. 2.2 Buitenschoolse kinderopvang Buitenschoolse opvang, soms ook naschoolse opvang genoemd, is een verzamelnaam van alle professionele kinderopvang, geregeld voor schoolgaande kinderen buiten de schooltijden. Het toegenomen aantal kinderen dat vanaf 2006 de voorschoolse kinderopvang instroomde heeft inmiddels de schoolleeftijd bereikt, waardoor zich nu een schrijnend tekort aan plaatsen in basisscholen (zie stuk Onderwijs) en dus ook in de buitenschoolse opvang manifesteert. Voor een stad als Gent met een totaal van ongeveer leerlingen in het basisonderwijs is het aanbod aan specifieke buitenschoolse opvang beperkt. Enkel aan het stedelijk net van basisscholen zijn er structurele initiatieven voor buitenschoolse opvang verbonden, die voornamelijk instaan voor de opvang van de jongste kinderen. Deze bereiken voor de opvang op schooldagen ongeveer 3600 kinderen, op schoolvakantiedagen gemiddeld kinderen. De overige invulling van de vrijetijd van de kinderen buitenshuis (na de schooltijd, op woensdagnamiddag en op schoolvakantiedagen) wordt gerealiseerd door de scholen zelf, het jeugdwerk, culturele en sportverenigingen, zonder dat deze hun activiteitenaanbod als opvang wensen te benoemen. Daardoor is het bijzonder complex om de exacte nood en het tekort aan opvang voor de kinderen tussen 2,5 en 12 jaar exact te becijferen. Verenigingen die de belangen van sociaal zwakkere gezinnen verdedigen duiden er wel op dat het vrijetijdsaanbod voor de kinderen vaak financieel niet haalbaar is voor hen. 3 Onderwijs 3.1 Aantrekkingskracht onderwijs versus capaciteitsprobleem Gent vervult een centrumfunctie op het vlak van hoger en secundair onderwijs. Voor het schooljaar komt 86% van de studenten hoger onderwijs van buiten Gent (Stad Gent, 2012k). De inschrijvingsgraad in het gewoon secundair onderwijs is 163%. Dit wil zeggen dat er voor elke 100 jongeren die in Gent wonen en naar het secundair onderwijs gaan er 163 jongeren school lopen in een secundaire school in Gent. (zie algemeen hoofdstuk Gent-gebruikers) Voor het Gentse basisonderwijs is deze inschrijvingsgraad 101% voor het gewoon kleuteronderwijs en 104% voor het gewoon lager onderwijs (schooljaar ) (Bron: Departement Onderwijs en Vorming Vlaanderen). Gent vervult dus geen centrumfunctie op vlak van basisonderwijs. In het basisonderwijs en meer specifiek in het kleuteronderwijs kent Gent een capaciteitsprobleem. 63 De sociale dekkingsgraad geeft een indicatie van de toegankelijkheid van de opvangplaatsen met het oog op sociale mix en kansengroepen. Het is de verhouding van het aantal opvangplaatsen met een inkomensgerelateerde ouderbijdrage ten aanzien van het aantal 0-2 jarigen. 147

150 Tot 2008 is er in Gent het fenomeen van de kamperende ouders bij bepaalde populaire scholen. Ouders gingen soms dagen voor het eerste inschrijvingsmoment voor de schoolpoorten kamperen om zeker een plaats in de school naar keuze te bemachtigen. Om dit te vermijden, is er in Gent sinds 2009 een online aanmeldingssysteem (Meld je aan) waarbij ouders hun kinderen vooraf kunnen aanmelden voor de school of scholen naar keuze. Dit systeem werkt in drie fasen. Eerst kunnen broers en zussen van reeds schoolgaande kinderen worden ingeschreven. Daarna wordt in sommige scholen voorrang geven aan een bepaald contingent GOK of niet-gok kinderen, om op die manier de sociale mix te bevorderen. In een derde fase kunnen alle andere kinderen aanmelden. Hierbij geldt dat bij een teveel aan aanvragen voor een bepaalde school, de voorkeur gaat naar kinderen die het dichtst bij de school wonen of naar kinderen van wie de ouders dicht bij de school werken. Ook bij deze nieuwe methode duiken problemen op. De kern van het probleem blijkt een tekort aan plaatsen in bepaalde wijken. Op niveau van de stad lijkt het op het eerste zicht alsof er voldoende capaciteit is binnen de scholen om elk kind wonende in Gent een plaats op een school te geven, maar er is zeker geen overschot. Tabel 8 toont een dekkingsgraad (dit is het aantal plaatsen per 100 kinderen van het respectievelijke geboortejaar) van 91,8 voor de instapklas en van 100 voor de eerste kleuterklas voor het schooljaar Schooljaar Dekkingsgraad Instapklas 91,8 1 ste kleuterklas 100,0 2 de kleuterklas 105,7 3 de kleuterklas 114,1 Tabel 8: Dekkingsgraad kleuteronderwijs schooljaar Bron: CAR Bevolkingsregister 31/12/2011 De cijfers op wijkniveau (Figuur 16) tonen dat dit minder evident is, in sommige wijken is er een overschot aan capaciteit, terwijl in andere, een duidelijk tekort is. De oorzaak van het capaciteitsprobleem ligt in een grote stijging van het aantal geboortes de afgelopen jaren. (zie hoofdstuk Gentenaars en Gent-gebruikers - stuk 0-2 jarigen) Vanaf 2004 is er een sterke toename van het aantal geboortes. Deze stijging houdt aan tot In 2011 is er voor het eerst sinds lange tijd een heel lichte daling van het aantal geboortes. Het aantal geboortes in 2011 is vergelijkbaar met het aantal van 2009 en nog altijd zeer hoog. Ondanks de recente inspanningen van de Lokale Taskforce Onderwijs 64 om bijkomende plaatsen te creëren, blijft er een nijpend tekort. De demografische evolutie gaat aan een sneller tempo dan dat het stedelijk beleid er een oplossing kan voor bieden. Met bijkomende financiële input van de bovenlokale overheid zet de Lokale Taskforce recent zijn taak verder om voor de volgende schooljaren genoeg plaatsen te voorzien. 64 een groep die werd opgericht vanuit de verschillende netten om het plaatstekort in het onderwijs op te lossen 148

151 Figuur 16: Dekkingsgraad 1ste kleuterklas schooljaar , wijkniveau 3.2 Kwaliteit van het onderwijs Volgens internationaal vergelijkend onderzoek (PISA ) presteren Vlaamse jongeren voor alle domeinen (leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen) meer dan behoorlijk. In dit onderzoek zijn ook de eerder klassieke geslachtsverschillen zowel in Vlaanderen als internationaal zichtbaar: meisjes zijn gemiddeld beter in leesvaardigheid, jongens gemiddeld sterker in wiskunde. Ook tussen autochtone leerlingen en leerlingen van buitenlandse herkomst bestaat een verschil in prestatie. Deze verschillen blijven aanwezig nadat de socio-economische thuissituatie van leerlingen in rekening wordt gebracht (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). Kinderen van allochtone families (eerste en tweede generatie) presteren aanzienlijk minder goed dan de autochtone tieners. Uit een vergelijking van de Pisa-resultaten van 2000 en 2009 voor leesvaardigheid blijkt dat het scoreverschil tussen beide leerlingengroepen met veertig punten is verkleind. Dat komt overeen met een jaar achterstand. Kinderen van migranten van de eerste generatie blijven bovendien niet meer steken op de bodemscore voor competenties. Desondanks blijft in Vlaanderen de kloof tussen autochtone leerlingen en allochtone leerlingen van de tweede generatie het grootst van de hele wereld (Klasse, 2012). Vanuit Vlaanderen wordt gewerkt aan een grondige hervorming van het secundair onderwijs. Deze hervorming is opgebouwd rond 2 pijlers. De eerste daarvan betreft het inhoudelijke aspect van het middelbaar onderwijs (eindtermen die de overheid vastlegt), de tweede de structuur van het secundair onderwijs. 65 PISA: Programme for International Student Assessment, een internationaal vergelijkend onderzoek gecoördineerd door de OESO, waarin 15-jarigen worden getest wat betreft leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen. 149

152 Zo moet deze hervorming er allereerst voor zorgen dat de sociale ongelijkheid in onze samenleving niet langer wordt bestendigd en zelfs gereproduceerd wordt door ons onderwijssysteem. Concreet moeten daarom de resultaten van de zwakst presterende leerlingen opgetrokken worden. Daarnaast moet ze ook de ongekwalificeerde uitstroom, die momenteel op 15% ligt, terugdringen. Ten derde moet de reorganisatie remediërend zijn voor de problemen die er vandaag worden ervaren rond studiekeuze en schoolloopbaan. Vooral de overgang van basisonderwijs naar secundair onderwijs verdient daarbij bijzondere aandacht. Een vierde werkpunt is het opkrikken van het welbevinden van leerlingen, met bijkomende aandacht voor het opleiden van leerlingen tot kritische en verantwoorde burgers. De hervorming zal vermoedelijk ook een plaats geven aan nieuwe vormen van leren. Digitalisering en beeldcultuur hebben een grote impact op het maatschappelijk leven. Het onderwijs moet de mogelijkheden van deze nieuwe leervormen ten volle benutten (Vlaams minister van Onderwijs Jeugd Gelijke Kansen en Brussel, 2010). 3.3 Ongelijke kansen en problematische schoolloopbanen Gelijke kansen beleid (Verhaeghe, 2008) Het GOK-decreet dat sinds 2002 zijn intrede deed in het onderwijs is in de loop der jaren al een aantal keren aangepast. Zo zijn de criteria om GOK-leerlingen te tellen al een paar keren gewijzigd. De meest recente definitie (decreet 2005) beschouwt leerlingen als GOK-leerlingen indien ze aan één van de volgende vijf criteria voldoen, m.n. (1) het gezin ontving in het schooljaar minstens 1 schooltoelage, (2) de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, (3) het gezin behoort tot de trekkende bevolking, (4) het kind is geplaatst in het kader van een maatregel bijzondere jeugdzorg, (5) de thuistaal is niet het Nederlands (TNN). Zowel het leerlingenaantal als het aantal GOK-leerlingen in het basisonderwijs is de laatste jaren gestegen. De combinatie van deze 2 evoluties toont echter ook aan dat het aandeel van GOKleerlingen toenam: van 35,6 % in 2002 naar 47,9% in 2009 (basisonderwijs). Belangrijke kanttekening hier: vanaf 2009 wordt het schooltoelagecriterium gehanteerd, waardoor het aantal criteria op vijf komt. Het schooltoelagecriterium heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van het aantal GOKleerlingen in Nadien blijft het percentage stabiel. teldatum 150 GOK lln % % % ,85% ,20% ,03% Tabel 9: Evolutie Gok-leerlingen in Gentse scholen (Bron: Lop BaO) Kleuterparticipatie (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011) Sinds het schooljaar , het Jaar van de Kleuter, heeft de Vlaamse overheid heel wat maatregelen genomen om zoveel mogelijk kleuters te laten participeren aan het kleuteronderwijs, de niet-schoolplichtige leeftijd. Onderzoek toont aan dat deelname aan het kleuteronderwijs een gunstige invloed heeft op de gelijke onderwijskansen en de slaagkansen van kinderen in hun verdere schoolloopbaan. Kleuterparticipatie slaat niet alleen op de inschrijving in het kleuteronderwijs, maar ook op een zo groot en zo regelmatig mogelijke aanwezigheid. Sinds het schooljaar is een

153 nieuwe toelatingsvoorwaarde tot het gewoon lager onderwijs ingevoerd. Wie op de gebruikelijke leeftijd in het Nederlandstalig gewoon lager onderwijs wil instappen, moet in het schooljaar vòòr deze instap voldoende (minimum 220 halve dagen) aanwezig geweest zijn in het Nederlandstalig kleuteronderwijs. Is dit niet het geval, dan moet er een taalproef Nederlands afgelegd worden. Op basis van Vlaamse cijfergegevens blijkt vooreerst dat zowel het percentage in het kleuteronderwijs ingeschreven vijfjarigen (99,1%) als de effectieve aanwezigheid van de ingeschreven vijfjarigen (97,3%) (zeer) hoog is (schooljaar ). (VRIND 2011 p. 67) Voor de grootsteden Gent en Antwerpen liggen de cijfers van de effectieve aanwezigheid lager dan het Vlaamse gemiddelde. We moeten hier echter wel rekening houden met de intra-europese migratie die zich vooral richting die steden situeert. In de cijfers zitten immers ook anderstalige nieuwkomers die in de loop van het schooljaar naar Vlaanderen gemigreerd zijn en daardoor niet aan de vereiste 220 halve dagen kunnen komen. stad voldoende halve dagen onvoldoende halve dagen totaal Antwerpen ,80% 321 5,20% 6182 Gent ,00% 143 5,00% 2870 Tabel 10: Aanwezigheid ingeschreven vijfjarigen, Bron: Vlaanderen, Departement Onderwijs en Vorming Er worden talrijke activiteiten georganiseerd op school voor de 5 jarigen in het kader van de overstap naar het eerste leerjaar en waarop ouders op uitgenodigd worden: open klasmomenten, film over schoolactiviteiten, ouder en grootouderontbijt, oudercontact over schoolvorderingen,...) Ook daar wordt het belang van regelmatig schoollopen in de verf gezet Spijbelen (Luk Bral, et al., 2011) (Steunpunt Leerrecht- & Leerplichtbegeleiding, 2011a, 2011b) Spijbelen neemt in alle onderwijsniveaus toe. In het voltijds secundair onderwijs zien we een stijgende trend over de laatste jaren hoewel het er op lijkt dat de hardnekkige spijbelaars (meer dan 30 halve dagen ongewettigd afwezig) stabiliseren. Spijbelgedrag verschilt naar onderwijsvorm. Jongeren uit het deeltijds beroeps secundair onderwijs spijbelen het meest, gevolgd door jongeren uit het BSO (voltijds beroeps secundair onderwijs). stad Gent 1,7 1,7 2 2,4 2,4 Antwerpen 2 1,9 2,1 2,1 2,3 Tabel 11: Spijbelgedrag in het voltijds secundair onderwijs, bron: Stadsmonitor 2011 stad Gent 46,6 52,9 44,6 47,1 49 Antwerpen 22, ,5 23,3 22,5 Tabel 12: Spijbelgedrag in het deeltijds secundair onderwijs, bron: Stadsmonitor 2011 Ook het basisonderwijs heeft te kampen met spijbelgedrag. Hier zijn het voornamelijk de opvoedingsverantwoordelijken die de kinderen niet naar school brengen. De meeste kinderen zijn initieel niet zelf de initiatiefnemers om niet naar school te gaan. 151

154 stad Gent 1,1 1,2 Antwerpen 0,4 0,5 Tabel 13: Spijbelgedrag in het lager onderwijs, bron: Stadsmonitor 2011 Het Steunpunt Leerrecht en Leerplichtbegeleiding neemt de opdracht aan om het integraal handelen in de aanpak van leerrecht en leerplicht te ondersteunen in de Gentse scholen. Dit bevordert de gekwalificeerde uitstroom Schoolse vertraging of zittenblijven (Luk Bral, et al., 2011) Schoolse vertraging of schoolse achterstand is het aantal leerjaren vertraging dat een leerling oploopt ten aanzien van het leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen 66. Wat betreft Gent heeft in het vijfde jaar van het lager onderwijs ruim een kwart vertraging opgelopen. Dit is beduidend hoger dan het Vlaamse gemiddelde en het gemiddelde van de Vlaamse centrumsteden Gent 25,3 26,6 28,6 28,5 27,3 Antwerpen 31,3 30,5 31,6 32,1 32,4 Vlaams Gewest 16,5 16, ,4 17,3 Tabel 14: Schoolse vertraging in het lager onderwijs, Bron: Stadsmonitor 2011 In het secundair onderwijs is er geen duidelijke stijgende of dalende trend te zien. Ook hier is het gemiddelde voor Gent hoger dan het Vlaamse en dat van de Vlaamse centrumsteden. In het algemeen en technisch secundair onderwijs, merken we na een lichte groei, het laatste jaar opnieuw een daling. In het beroeps secundair onderwijs is er nog steeds een stijging merkbaar. Gent ASO 16,5 16,2 17,1 17,8 15,6 TSO 48 47,8 50,3 51,5 49,8 BSO 72,6 71, ,7 75,1 Tabel 15: Schoolse vertraging in het secundair onderwijs, Gent, Bron: Stadsmonitor Watervaleffect Het watervaleffect 67 is het fenomeen waarbij leerlingen in het secundair onderwijs eerst kiezen voor de moeilijkste onderwijsvorm of studierichting en na (herhaald) falen gradueel afdalen naar een makkelijker onderwijsvorm. Zo kiezen veel leerlingen eerst voor het algemeen secundair onderwijs 66 Het wordt berekend door een vergelijking tussen het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven en het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar bij normale studievordering ingeschreven zou moeten zijn. Het is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld verlate instap in het lager onderwijs, ziekte,... Schoolse vertraging geeft een beeld van de achterstand die een leerling in zijn totale schoolloopbaan heeft opgelopen

155 (ASO) ook als dat duidelijk boven hun mogelijkheden ligt. Als dat te zwaar blijkt, schakelen ze over naar het technisch of beroepsonderwijs. De systematische overstap van een hoger naar een lager onderwijstype vindt zijn oorzaak in een foutieve perceptie van onderwijskwaliteit, van de maatschappelijke status van onderwijsvormen en van de mogelijkheden die de verschillende onderwijsvormen bieden. Nochtans is er een grote vraag van werkgevers naar technisch geschoold personeel. Het watervalsyndroom is vooral nefast voor de motivatie van scholieren, met vaak schoolverzuim, schoolmoeheid en jongeren die het onderwijs verlaten zonder diploma als gevolg (Tracé Brussel vzw, 2012) Ongekwalificeerde uitstroom De ongekwalificeerde uitstroom (Luk Bral, et al., 2011) zegt iets over het aandeel leerlingen dat het diploma secundair onderwijs verlaat zonder diploma. In 2009 heeft 12,0% van de Vlaamse scholieren die het leerplichtonderwijs achter zich laten geen kwalificatie. Bij de meisjes is dit 9,2%; bij de jongens is dit een stuk hoger: 14,7% (Van Landeghem & Van Damme, 2011a). 68 Het voltijds gewoon beroepsonderwijs weegt zwaar door in het geheel van ongekwalificeerde uitstroom, maar de kloof tussen jongens en meisjes is veel geringer in het beroepsonderwijs dan in het geheel. Met andere woorden, het percentage vroege schoolverlaters dat niet afkomstig is uit het voltijds beroepsonderwijs is belangrijker bij jongens dan bij meisjes. Zo gaat meer dan een op tien van de mannelijke schoolverlaters weg uit een andere onderwijsvorm dan het BSO (Van Landeghem & Van Damme, 2011c). Tot 2009 werd in een jaarlijkse studie van de VDAB alle pas afgestudeerden een jaar lang gevolgd in hun zoektocht naar een eerste job. Door koppeling met gegevens van het Vlaams departement onderwijs en Syntra werden alle schoolverlaters opgevolgd, dus ook degenen die zich niet bij VDAB inschrijven (VDAB, 2012a). In 2007 hebben jongeren de school (secundair en hoger) verlaten, in 2008 waren dit er Voor elke groep wordt op het einde van elke maand nagegaan hoeveel schoolverlaters nog ingeschreven zijn bij VDAB als niet-werkende werkzoekende. Het aandeel nog werkzoekende schoolverlaters op het totale aantal schoolverlaters is het restpercentage. De volgende grafiek geeft de evolutie van het restpercentage van de schoolverlaters van 2007 en 2008 op middellange termijn weer. De cohorten van 2007 en 2008 worden respectievelijk vier en drie jaar opgevolgd tot en met juni 2011(VDAB, 2011). Grafiek (VDAB, 2011): 68 Cijfers over ongekwalificeerde uitstroom op het stedelijk niveau zijn niet beschikbaar. 153

156 Voor schoolverlaters zonder diploma secundair onderwijs liggen de kaarten nog veel slechter bij de start van een loopbaan. Zelfs voor deze laaggeschoolden die in juni 2007 de schoolbank verlieten, daalt het restpercentage minder sterk dan gemiddeld. Na 1 jaar is iets meer dan 1 op 5 nog werkzoekend. Begin 2009 wordt zelfs een restpercentage van 29% bereikt. Bij de cohorte van 2008 daalt het restpercentage in de beginmaanden amper, begin 2009 piekt het restpercentage op 37%, na 1 jaar is 1 op 3 werkzoekend. Op middellange termijn stabiliseert het restpercentage bij laaggeschoolde schoolverlaters op een hoog niveau. Grafiek (VDAB, 2011): 3.4 Deelname aan het hoger onderwijs De deelname aan het hoger onderwijs wordt in sterke mate beïnvloed door het opleidingsniveau van de moeder. Van de tien leerlingen waarvan de moeder een diploma hoger onderwijs bezit, beginnen er negen aan het hoger onderwijs. Bij de leerlingen waarvan de moeder midden geschoold is, start nog ruim twee derde in een hogere opleiding. Laaggeschoolde moeders hebben slechts iets meer dan vier kansen op tien dat ze hun kinderen in het hoger onderwijs zien beginnen. Het opleidingsniveau van de moeder is crucialer voor jongens dan voor meisjes. Daarnaast speelt ook de tewerkstellingssituatie van de ouders een grote rol. De hoogste kans op het aanvatten van hoger onderwijs vinden we bij de kinderen van werkende moeders, de laagste bij kinderen van moeders die een ziekte- of invaliditeitsuitkering ontvangen. Jongens stromen systematisch minder door naar het hoger onderwijs. 154

157 Van de Gentse scholieren die een diploma secundair onderwijs hebben behaald in het schooljaar stroomt 68% door naar een bachelor opleiding (academisch of professioneel) in het volgend academiejaar. Dit zegt echter niets over de slaagkansen in het hoger onderwijs. (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011) voltijds gewoon doorstroom secundair onderwijs ASO 92,5% TSO 59,0% KSO 67,8% BSO 11,1% tot 67,7% Tabel 16: Doorstroom van secundair onderwijs naar bachelor opleiding, Gent schooljaar Bron: Datawarehouse Onderwijs en Vorming 3.5 Aansluiting van onderwijs naar arbeidsmarkt Een diploma is een belangrijke troef op zoek naar werk. Toch verloopt de aansluiting van het onderwijs naar de arbeidsmarkt niet altijd even vlot. Onderwijs en arbeidsmarkt zijn nauw verbonden. Een onvoldoende aansluiting kan aanleiding geven tot mismatches op de arbeidsmarkt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer teveel jongeren worden opgeleid voor een diploma waar amper vraag naar is, en er tegelijkertijd sectoren zijn die kampen met structurele tekorten aan gediplomeerd personeel. Knelpuntberoepen Een belangrijke bron voor het beoordelen van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is de jaarlijkse VDAB studie over de knelpuntberoepen (VDAB, 2012b). De lijst met knelpunten bevat zeer verscheiden beroepen. De oorzaken van deze knelpunten zijn even divers als de beroepen zelf. De VDAB maakt onderscheid tussen drie soorten oorzaken: kwantitatief, kwalitatief, en arbeidsomstandigheden. Knelpuntberoepen met een kwantitatief probleem Kwantitatieve tekorten zijn de voornaamste oorzaak voor het grootste deel van de knelpuntberoepen. Deze tekorten ontstaan door een gebrekkige oriëntatie van jongeren in het onderwijs en zijn niet op korte termijn te remediëren. Afhankelijk van het door de werkgevers geëiste studieniveau, bestaan er grote verschillen tussen de verschillende beroepen. De lijst met beroepen voor hooggeschoolden die een knelpuntberoep zijn omwille van een kwantitatief tekort is relatief beperkt. Toch bevat deze groep een aantal van de meest hardnekkige knelpuntberoepen zoals ingenieur en verpleegkundige. Naast deze twee beroepen gaat het ook om leerkrachten en sommige technici en technisch tekenaars. Het grootste aantal knelpuntberoepen wordt veroorzaakt door een tekort aan schoolverlaters uit technische en beroepsgerichte opleidingen in het secundair onderwijs. Technisch tekenaars en patroontekenaars bevinden zich in deze groep, al eisen werkgevers ondertussen steeds vaker een bachelordiploma van kandidaten, zeker als het om schoolverlaters gaat. Dezelfde verschuiving naar hogere diplomavereisten doet zich in mindere mate ook voor bij technisch personeel. De andere beroepen binnen deze groep (elektricien, insteller-bediener, monteur, loodgieter, lasser, schrijnwerker, drukker, bakker en gespecialiseerde bouwvakkers) richten zich nog voornamelijk op secundair onderwijs. 155

158 Of men zich richt op hooggeschoolden of middengeschoolden, de oorzaak van het probleem blijft steeds dezelfde. Te weinig jongeren kiezen voor een technisch georiënteerde opleiding. Het tekort aan leerlingen in de juiste richtingen van het TSO vertaalt zich ook in een tekort aan technisch onderlegde hooggeschoolden (vooral professionele bachelors en masters). Knelpuntberoepen met een kwalitatief probleem De knelpuntberoepen met een kwalitatief probleem omvat zeer diverse beroepen waarvoor er wel degelijk voldoende kandidaten te vinden zijn. Alleen ontbreekt het bij kandidaten doorgaans aan de juiste competenties. Kandidaten voor vele bediendenfuncties missen de nodige talenkennis, technische kennis of kennis van sector en procedures. Voor andere beroepen bestaat er een overschot aan schoolverlaters uit de juiste studierichting maar met de verkeerde attitude of een gebrek aan motivatie om het beroep ook effectief uit te oefenen. Eén van de perverse effecten van het watervalsysteem (cf. supra) is namelijk dat jongeren in studierichtingen terechtkomen hoewel ze niet de minste ambitie hebben om later het beroep uit te oefenen. Werkloze schoolverlaters De VDAB schoolverlatersstudies beantwoordden niet alleen de belangrijke vraag naar de tewerkstellingskansen die de verschillende studieniveaus bieden (zie hierboven), maar geven ook zicht op de studierichtingen. De studies gelden nog steeds als een referentiewerk voor iedereen die een nauwkeurig totaalbeeld van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt wil krijgen. De laatste studie (schoolverlaters 2008) toont de impact van de economische crisis. Het aandeel van de schoolverlaters dat na 1 jaar werkzoekend is, lag de helft hoger dan in de studie daarvoor (schoolverlaters 2007). Figuur 17: Studiegebieden met het grootste aantal schoolverlaters (Vlaanderen, 2008) Voor het overige laat de studie eenzelfde patroon zien als de jaren daarvoor: 156

159 Vraag- en aanbod sluiten niet op elkaar aan. Elk jaar komen honderden jongeren op de arbeidsmarkt met een diploma waarvoor zeer weinig tewerkstellingskansen zijn. Studiekeuzes zijn bijzonder eenzijdig. Zo komen bijvoorbeeld 40% van de gediplomeerde schoolverlaters uit twee (van de 30) studiegebieden: personenzorg en handel. Jaarlijks stromen duizenden leerlingen met enkel een diploma algemeen secundair onderwijs uit het onderwijs die zich totaal onvoorbereid op de arbeidsmarkt aanbieden 69 (voetnoot: ongeveer 2 op 3 hebben een (mislukte) poging hebben ondernomen om hoger onderwijs te volgen). Er is weinig uitstroom in studierichtingen met goede perspectieven op de arbeidsmarkt zoals bouw. Horizontale en verticale aansluiting De aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt stopt evenwel niet bij het vinden van een (eerste) job. Hierbij worden twee soorten mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt onderscheiden de verticale en horizontale. De verticale mismatch is de problematiek van over- en onderscholing. Er is een verticale mismatch als het onderwijsniveau gemeten in het aantal jaren scholing of het niveau van het diploma niet overeenstemt met het niveau van de baan die je uitoefent. Zo kan een persoon overgeschoold zijn (te hoge kwalificaties voor de job) of ondergeschoold (te lage kwalificaties voor de job). Verticale mismatch zegt iets over het over- en onderaanbod van een bepaald opleidingsniveau. Beleidsmatig is de studie hiervan interessant voor het beoordelen van over- of onderinvestering in scholing. Horizontale of inhoudelijke mismatch heeft betrekking op de discrepantie tussen het domein van de opleiding en het domein van de job. Horizontale mismatch moet gezien worden in een context van een over- of onderaanbod van afgestudeerden uit een bepaalde onderwijsrichting. Indien er te veel schoolverlaters zijn in een bepaalde richting in vergelijking met de vraag, vinden de meesten geen werk in hun discipline, tenzij misschien diegenen met de meeste capaciteiten en de hoogste graden, of diegenen met geluk of desnoods een lange arm. De meerderheid zal dan genoegen moeten nemen met een betrekking op onbekend terrein, of zal helemaal niet aan de bak komen. Het tegengestelde komt ook voor: er zijn richtingen waaruit te weinig jongeren afstuderen om aan de vraag te kunnen voldoen. Dit zijn de zogenaamde knelpuntberoepen, bijvoorbeeld onderhoudsmechaniekers of technici, zoals terug te vinden is in jaarlijkse lijsten van de VDAB. Het probleem van aanbodoverschot en -tekort speelt vooral een rol bij onderwijsrichtingen en beroepen waarin specifieke competenties primeren. Hier is de link met de Gentse stedelijke realiteit relevant en de arbeidsmarktparadox waar tegelijk veel werklozen zijn en veel niet-ingevulde jobs. Ter verklaring hiervan wordt de theorie van het menselijk kapitaal ingeroepen. Het niet ruimen van de arbeidsmarkt is het gevolg van de discrepantie of mismatch tussen aangeboden en gevraagde competenties. Naast oningevulde vacatures leidt dit ook tot een verdringingseffect van laaggeschoolden door hogergeschoolden. Hier ligt de oorsprong van kritiek op het onderwijssysteem en van de bloei die het onderzoek naar mismatch sedert de jaren negentig kent. Vooral de problematiek van over- en onderscholing (verticale mismatch) krijgt de aandacht. Meer en meer echter worden onevenwichten niet zozeer bepaald door verschillen in 69 Nogal wat ASO ers besluiten om na hun secundair onderwijs verder te studeren in het buitenland. Voor het departement Onderwijs zijn zij schoolverlaters omdat ze niet meer ingeschreven zijn in een Vlaamse onderwijsinstelling. Aangezien ook VDAB ze niet terugvindt in de werkzoekendenbestanden worden ze verkeerdelijk als schoolverlaters die niet meer werkzoekend zijn gecatalogeerd. Met de gegevens waarover we beschikken kunnen we stellen dat het aandeel werkzoekenden zoals weergegeven (14,1%) een onderschatting is. Mogelijk is het werkelijke aandeel werkzoekenden na een jaar twee procentpunten hoger (16,6%). Blz

160 onderwijsniveau maar door inhoudelijke verschillen in aangeboden en gevraagde specialismen (horizontale mismatch).dergelijke onevenwichten zouden in een stedelijke context kunnen worden geïdentificeerd met als doel een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. (Humblet, 2007) 3.6 Levenslang leren De Stadsmonitor 2011 levert materiaal over het aandeel van de niet-studerende bevolking dat leeractiviteiten onderneemt. In alle centrumsteden geldt een duidelijk verband tussen permanente vorming en leeftijd, opleiding en geslacht. Vooral mannen, inwoners onder de 55 jaar en hoger opgeleiden nemen hieraan deel. In het geval van zelfstudie zijn persoonlijke of sociale redenen de belangrijkste motivatie. Bij opleidingen buiten het reguliere onderwijssysteem (avondcursussen, VDAB-cursussen, seminaries, conferenties ) ligt de motivatie even vaak bij het (huidige of toekomstige) werk als bij persoonlijke redenen. In Gent heeft 50,5% van de niet-studerende bevolking leeractiviteiten ondernomen, wat een stijging is ten opzichte van de vorige meting maar een gemiddelde is voor de centrumsteden. Algemeen nemen deze leeractiviteiten in meer dan de helft van de gevallen niet meer dan vijf volle dagen per jaar in beslag. (Luk Bral, et al., 2011) 4 Besluit Het in 2006 gesignaleerde tekort aan voorschoolse kinderopvangplaatsen is een gevolg van een ware geboorte-golf in Gent die anno 2012 nog niet is gestopt: er zijn 31% meer 0-2jarigen in 2012 dan in Dit toegenomen aantal kinderen stroomt intussen het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang in, waardoor een omvangrijk tekort aan plaatsen ook hier duidelijk wordt. Deze krapte speelt in de periode vooral in het kleuteronderwijs, de inspanningen van de Lokale Taskforce Onderwijs om bijkomende plaatsen te creëren ten spijt. Prognoses wijzen voor de eerste jaren nog niet op een kentering. De kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen is nog steeds hoog. Dat blijkt uit internationaal vergelijkend onderzoek bij bv. 15-jarigen en hun scores op de domeinen leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen. Voorts blijkt dat de kloof tussen allochtone en autochtone leerlingen verkleint (tussen 2000 en 2009), maar dat tegelijk, de kloof tussen autochtone 15-jarigen en hun leeftijdsgenoten van allochtone (tweede generatie) afkomst het grootst is in Vlaanderen. De aangekondigde hervorming voor het secundair onderwijs wil er voor zorgen dat de sociale ongelijkheid in de samenleving niet meer wordt bestendigd door het onderwijssysteem. De GOK-decreten, met de koppeling van schoolfinanciering aan de aanwezigheid van GOK-leerlingen, hebben de leerlingen uit kansengroepen zichtbaar gemaakt en ondersteund. Een andere maatregel is de nieuwe toelatingsvoorwaarde ( ) tot het Nederlandstalig lager onderwijs (minimum 220 halve dagen aanwezig in het Nederlandstalig kleuteronderwijs in het voorafgaande schooljaar) die de kleuterparticipatie heeft verhoogd. Deelname aan kleuteronderwijs heeft immers een gunstige invloed op gelijke onderwijskansen en op de slaagkansen in de verdere schoolloopbaan. Dat er ook in Gent nog een weg te gaan is zeggen volgende evoluties: spijbelgedrag in het Gents voltijds secundair onderwijs neemt in alle onderwijsvormen toe, maar is qua volume het grootst in het BSO. Schoolse vertraging is hoog, al van in het vijfde leerjaar heeft ruim een kwart reeds vertraging opgelopen. 158

161 Een ander kenmerk van het Gentse secundair onderwijs is de duidelijke centrumfunctie: voor elke 100 jongeren die in Gent wonen en naar het secundair onderwijs gaan, zijn er 163 die schoollopen in een Gentse secundaire school. Na de leerplicht is er de doorstroming naar hoger onderwijs of de aansluiting naar de arbeidsmarkt. Hoewel er geen Gentse cijfers zijn is een eerste pijnpunt hier de ongekwalificeerde uitstroom: in 2009 heeft 12% van de Vlaamse scholieren die het leerplichtonderwijs verlaten geen kwalificatie. Voor de Gentse scholieren die een diploma secundair onderwijs hebben behaald ( ) stroomt 68% door naar hoger onderwijs (wat op zich niets zegt over slaagkansen). Gent is een echte studentenstad, met studenten ( ). 159

162 Focus op economie en werk 1 Kredietcrisis en eurocrisis: onzekere tijden Tot en met 2007 kende Europa relatief voorspoedige jaren (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). Er kondigde zich in 2008 een kredietcrisis aan, die gevolgd werd door een eurocrisis waardoor men van een recessie kan spreken. De aanzet van deze crisis laat zich in 2007 tekenen in de VS waar de stijging van de rente leidde tot een vastgoed zeepbel. De VS kende sinds jaren een lage rentepolitiek, waardoor meer en meer gezinnen, ook met twijfelachtige kredietwaardigheid, een hypotheeklening namen. Bankiers zagen er geen graten in omdat de woningprijzen bleven stijgen. Het bleef niet duren. Door de stijging van de rente, kregen meer en meer Amerikaanse gezinnen moeilijkheden om hun hypotheek af te lossen. Woningen werden in beslag genomen, vastgoedprijzen kelderden en daarenboven bleken een aantal complexe financiële producten (ondermeer herverpakte leningen) hun kredietwaardigheid te verliezen. (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2009b). De aanleiding van de kredietcrisis is een feit. Al snel bleek dat deze gebeurtenissen zich niet tot de VS beperkten. Als gevolg van de sterke verbondenheid tussen de internationale financiële markten raakten banken in Europa en Azië in de loop van 2008 ook in financiële moeilijkheden. Ook in deze werelddelen kelderden de beurskoersen vervolgens met ongekende snelheid. (euobserver.com in europa-nu.nl) De ontwikkelingen bedreigen al snel het ongestoord functioneren van het internationale financiële systeem, en ingrijpen van nagenoeg alle centrale banken bleek noodzakelijk. Vanaf oktober 2008 namen diverse overheden op grote schaal rechtstreeks deel in het risicodragend kapitaal van banken. (Delarue & Seynaeve, 2010) In november 2008 was er voor het eerst sprake van een recessie in de eurozone. In het vierde kwartaal van 2008 kromp de Europese economie gemiddeld met 1,2 procent, in het eerste kwartaal van 2009 zelfs met 2,8 procent. (EuropaNU, 2012) Toen in 2009 de Europese economie weer langzaam aantrok, ontstond in Griekenland een nieuwe crisis: de eurocrisis. In de loop van 2010 neemt het vertrouwen in de euro af omdat meerdere eurolanden blijken te kampen met grote tekorten op hun begroting en met flinke staatsschulden. Vooral landen in Zuid Europa en Ierland hebben grote financiële problemen. De crisis in de eurozone raakt steeds dieper en breder vertakt, en is meer dan een Europese schuldencrisis. Het gaat over de structurele handicaps waarmee de Europese monetaire unie van bij de aanvang opgezadeld zit (ontbreken van een politieke unie, gebrek aan flexibele markten), over de situatie van de banken (onvoldoende gekapitaliseerd, te groot voor hun moederland), over de toestand van de openbare financiën, over het gebrek aan internationaal concurrentievermogen van de ondernemingen, en over het geleidelijke verlies aan geloofwaardigheid van de Europese Unie zelf. De eurocrisis is een systeemcrisis met verstrekkende maatschappelijke gevolgen. Wat ook zorgt voor grote onzekerheid over de economische vooruitzichten en onderstaande analyses. 160

163 2 Kenniseconomie: ook de industrie is van groot belang voor de kenniseconomie 2.1 Economische hoofdsectoren: industrie als spil van werkgelegenheid Onder de Vlaamse centrumsteden valt de omvang van Antwerpen en Gent duidelijk op: zowel het aantal banen als het aantal werkende inwoners ligt in deze twee steden veel hoger dan in de overige steden. Antwerpen ( in 2010) en Gent ( ) zijn samen goed voor bijna een zesde van alle jobs in het Vlaamse Gewest ( ). Steden kunnen sterk van elkaar verschillen: Zo heeft Gent in vergelijking met de andere provinciehoofdsteden veel industrie en weinig commerciële diensten, Antwerpen heeft veel commerciële diensten en weinig niet-commerciële diensten, en Leuven veel niet-commerciële diensten en weinig industrie (zie figuur 1). Het belang van de industrie in Gent is te danken aan de centrale plaats van de Haven van Gent. Zeker in vergelijking met de Haven van Antwerpen valt een groot deel van de Haven van Gent binnen de gemeentegrenzen. Een jaarlijks rapport van de Nationale Bank van België (Nationale Bank van België, 2011), brengt de directe en indirecte werkgelegenheid van zeehavens in beeld ( ). In 2009 zorgde de Haven van Gent voor directe jobs en indirecte jobs. Van de directe jobs waren (of 74%) industriële jobs (voornamelijk metaal 22% en voertuigen 30%). Ter vergelijking: het aandeel van industriële jobs in de Haven van Antwerpen was 38% (vooral chemie 17%), in Oostende 43% (vooral metaal 26%), in Zeebrugge 20% (vooral elektronica 5%). Het indirect werkgelegenheidseffect van de industriële Haven van Gent is hoog, de verhouding indirect en directe jobs was 1,44 in Ter vergelijking, dezelfde vermenigvuldigingsfactor voor de Haven van Antwerpen was 1,39, voor Zeebrugge 1,34, voor Oostende slechts 0,98. De hoge directe en indirecte jobeffecten wijzen op een sterke industriële haven. De Gentse industrie omvat niet alleen watergebonden activiteiten, ook buiten de haven excelleren industriële bedrijven. Het gaat ook niet enkel over metaal en automobiel. Er zijn ook biotech, energie, voeding,... Dit succes is niet alleen te danken aan de kennis die nodig is om deze producten te bedenken. Minstens zo belangrijk is het hoogwaardige toelevernetwerk dat in staat is deze ook daadwerkelijk vakkundig te maken. Het aandeel van de industrie in de Gentse werkgelegenheid daalt gestaag: van 21% in 2006 naar 19% in Maar op grond van kale statistiek is de industrie nog steeds een belangrijke hoofdsector voor de Gentse economie. En die statistiek doet de waarheid niet helemaal recht. In de eerste plaats besteden industriële bedrijven veel niet sectoreigen werkzaamheden uit. Waar vroeger de (eigen) schoonmaak als industriële omzet werd geclassificeerd, telt die van de ingehuurde facilitaire dienstverlening niet meer als zodanig mee. Daarnaast zijn de multipliereffecten van de industrie heel groot. Die komen niet alleen bij de groothandel, opslag, vervoer of verkopers van intermediaire goederen terecht, maar ook bij de zakelijke dienstverlening als technisch ontwerp, accountancy, advocatuur en financiële dienstverlening. Deze sectoren kunnen alleen maar bloeien als bedrijven in sectoren als de industrie goede zaken doen. 161

164 Figuur 1. Totale werkgelegenheid naar hoofdsector in steden (2010) Bron: Vlaamse Arbeidsrekening, Steunpunt WSE. De industrie is overigens ook van groot belang voor de toekomst van de Gentse kenniseconomie. Het overgrote deel van de bedrijfsuitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) komt voor rekening van de industrie. De dienstverlenende sector blijft daar ver bij achter. Van de totale productiviteitsstijging komt een groot deel op het conto van de industrie. De uitstoot van werknemers die in de industrie al jaren zichtbaar is, is niet het gevolg van een dalende productie, maar van een stijgende productiviteit. Velen zien de neergang van de werkgelegenheid in de industrie als onvermijdelijk en houden zich vast aan de gedachte dat het voldoende is om de regie van de industrie (O&O, design en marketing) in eigen land te houden. Deze zogenoemde kop-staarttheorie sluit aan bij de prettige gedachte dat het toevallig ook mooi past, omdat Gent op weg is naar een economie, waarbij geen (extra) plaats meer is voor fabricage. Hier wordt echter een strategische denkfout begaan die onze economie duur kan komen te staan. Het is een illusie te denken dat de economische kracht van landen als China en India ons de ruimte zullen geven een exclusief kenniseiland te vormen, en zich vervolgens tevreden zullen stellen met het door ons uitbestede maakwerk. Bekijken we het fenomeen op wereldschaal, dan zien we dat de voorbije decennia vele internationale bedrijven met hun productiebedrijven ook aanzienlijke delen van de O&O en marketing mee hebben laten vertrekken. Het draagvlak van de zo gewenste kenniseconomie kan zwaar worden aangetast. Er is dus alles aan gelegen om de economische (kennis)basis in Gent te behouden. In vergelijking met andere steden heeft Gent zeer weinig commerciële diensten. Zeker als we er rekening mee houden dat een niet onbelangrijk deel gericht is op de industriële haven. In principe kan Gent nog een bijzonder groot groeipotentieel in de tertiaire sector hebben. De hoge loonkost in België is evenwel een enorme handicap voor een verdere omschakeling van een productie- naar een diensteneconomie. Andere steden en België in zijn geheel zijn al langer bezig met die omschakeling. Heel wat productiebedrijven hebben ons land verlaten, de overblijvende concurreren op 162

165 wereldschaal. Maar in een diensteneconomie ligt het aandeel van de salariskosten in de totale kosten een stuk hoger. In een productieomgeving weegt het aandeel van machines en materieel zwaarder door. Het nadeel van de hoge salariskosten vormt een serieuze bedreiging voor de competitiviteit van België in een geglobaliseerde diensteneconomie 70 en vermindert een belangrijk deel van het groeipotentieel voor tertiaire sector Werkgelegenheid en groei: ondanks de hoofdstructuur scoort jobcreatie goed De werkgelegenheid in steden en gemeenten is mee bepalend voor de gemeentelijke werkzaamheid en werkloosheid (zie verder). Met de omvang van de stedelijke werkgelegenheid en de jobratio 72 (of werkgelegenheidsgraad, d.i. het aantal jobs per honderd inwoners op arbeidsleeftijd) onderscheiden de steden zich wellicht het sterkst van de overige gemeenten (zie figuur 2). Antwerpen en Gent voeren dan wel de kop aan voor wat betreft het aantal jobs. Dit betekent echter niet dat zij ook de hoogste jobratio s laten noteren. Van de provinciehoofdsteden kent Leuven de hoogste jobratio, op de voet gevolgd door Hasselt. Van de provinciehoofdsteden laat enkel Brugge een duidelijke stijging zien. Zetten we de jobratio van Gent af tegenover het Vlaamse gemiddelde, dan zien we een negatieve evolutie: de Gentse werkgelegenheid stijgt minder snel dan de Vlaamse. De jobratio vergelijkt immers de werkgelegenheid met de bevolking (op beroepsactieve leeftijd). We moeten constateren dat deze niet (meer) met elkaar in de pas lopen. Steden in het algemeen en Gent in het bijzonder, kregen te maken met een toenemende bevolking. Het verschil in bevolkingsgroei en werkgelegenheidsgroei wordt groter, de jobratio komt onder druk, en daarmee stijgt ook de kans op een hogere werkloosheid. 70 PwC onderzocht in Key Trends in Human Capital het investeringsrendement op menselijk kapitaal. Voor een periode van 6 jaar ( ) werden de financiële cijfers en sociale balansen van 620 Belgische bedrijven vergeleken met een steekproef van ruim bedrijven in Europa (uitgezonderd financiële instellingen, interim kantoren en nonprofitorganisaties). Met een mediaan van euro omzet per voltijds equivalent (VTE), voert België de ranglijst van meest productieve landen aan. Qua winst per voltijds equivalent zakt ons land naar een derde plaats: euro per VTE (mediaan). Kijkt men naar het rendement op het menselijk kapitaal dan scoort België heel wat minder hoog. De hoge salariskosten zijn hier een deel van de verklaring, maar ook andere kosten zoals gebouwen en infrastructuur, ICT, productie en energie. België heeft hier een aandeel van het loon in de totale kosten steeg van 22 naar 24 procent tussen 2005 en 2010 (+11,4%). Het aandeel van de salariskosten in de omzet nam met 11% toe tot 23%. 71 Economische activiteiten kunnen een zuiver lokaal karakter hebben (persoonlijke dienstverlening of detailhandel bijvoorbeeld), of een meer internationaal karakter (banken en verzekeringen bijvoorbeeld). Daarnaast bestaat er een onderverdeling tussen creërende sectoren en ondersteunende sectoren, die grotendeels bestaan dankzij de creërende (boekhouding of bedrijfscatering bijvoorbeeld). De maaksectoren bezitten zowel een internationaal als creërend karakter en zijn cruciaal om de aansluiting met de wereldeconomie niet te missen. Deze maaksectoren vallen grotendeels samen met de secundaire sector, maar bijvoorbeeld ook tertiaire sectoren als software ontwikkeling en media kunnen onder deze noemer vallen. (Noels, 2008) 72 = het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) = 100 x (aantal jobs / inwoners jaar ) 163

166 Figuur 2. Jobratio s in steden ( ) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Vlaamse Arbeidsrekening, Steunpunt WSE. Voor het verder evalueren van de stedelijke werkgelegenheidsgroei is het belangrijk te kijken naar verschillen in de (hoofd)sectorstructuur. De gemiddelde (Vlaamse) groeicijfers van de vier hoofdsectoren verschillen onderling en over de verschillende (crisis)jaren sterk: in 2008: -6,7% in de primaire sector 73, +0,6% secundair, +2,4% tertiair en 3,0% quartair; in ,1% primair, -3,1% secundair, -0,1% tertiair en +2,7% quartair; in ,0% primair, -2,0% secundair, -0,4% tertiair en +0,4% quartair. Enkel de quartaire sectoren kende over alle jaren een groei. De secundaire sector kende enkel nog een groei in Het zal duidelijk zijn dat onder de provinciesteden Leuven met haar grote niet commerciële dienstensector een sterk voordeel heeft, en bijvoorbeeld Gent met haar grote secundaire sector een sterke handicap. In plaats van het totale groeicijfer van de steden te vergelijken met het totale Vlaamse groeicijfer (+2,0% in 2008, +0,0% in 2009 en +0,9% in 2010, zoals in feite gebeurt in de jobratio), kunnen we de sectorale groeicijfers van de steden vergelijken met de Vlaamse sectorale groeicijfers (zie figuur 3). 73 De primaire sector is de economische sector die grondstoffen en voedsel levert. De verwerking gebeurt in de secundaire sector. De tertiaire sector is de economische sector waarin bedrijven met de verkoop van hun goederen of diensten winst willen maken. De quartaire sector is de economische sector van de niet-commerciële gesubsidieerde en of collectief gefinancierde dienstverlening. zonder winstoogmerk. 164

167 Figuur 3. Groei (en krimp) in steden Bron: Vlaamse Arbeidsrekening, Steunpunt WSE (eigen berekeningen). De grafiek voor 2008 is relatief eenvoudig te lezen: we kunnen de kolommen bekijken als buisjes: de hoogte van de buisjes is de groei die zou gerealiseerd zijn als de stad de gemiddelde Vlaamse sectorale groeicijfers haalde. We zien dat voornamelijk Antwerpen en Leuven onderpresteerden: hun gerealiseerde groei was nauwelijks de helft van wat op basis van hun stedelijke sectorstructuur en de Vlaamse sectorgemiddelden mocht verwacht worden. Enkel Hasselt presteerde beter dan Vlaanderen: de gerealiseerde groei was (een weinig) hoger dan wat op basis van haar stedelijke sectorstructuur en de Vlaamse sectorgemiddelden mocht verwacht worden. De grafiek voor 2009 kan op een gelijksoortige manier gelezen worden: opnieuw is de hoogte van de buisjes (vanaf de nullijn) de groei die zou gerealiseerd zijn als de stad de gemiddelde Vlaamse sectorale groeicijfers gehaald zou hebben. Antwerpen en Brugge hadden in dit crisisjaar echter af te rekenen met een werkgelegenheidskrimp (van respectievelijk en -389 jobs). Gent echter realiseerde een groei van +864 jobs, zeer goed in vergelijking met Vlaanderen, en ook nog goed op basis van wat van haar sectorstructuur en de Vlaamse sectorgemiddelden mocht verwacht worden. Eenzelfde patroon zet zich verder door in 2010: een nettogroei van , waarvan bovenop hetgeen op basis van haar sectorstructuur en de Vlaamse sectorgemiddelden mocht verwacht worden. Enkel Leuven deed het nog beter. Jaarlijkse cijfers over de netto-evolutie van het aantal jobs zijn saldi en geven een globaal beeld van de richting waarin de economie en de economische hoofdstructuur evolueert. Elk jaar breiden bedrijven hun personeelsbestand uit (zie ook snelle groeiers hieronder), andere krimpen het in; elk jaar gaan talrijke nieuwe werkgevers van start, terwijl andere hun activiteiten 165

168 stopzetten. Het aantal nieuwe jobs dat op die manier wordt gecreëerd en het aantal bestaande jobs dat wordt vernietigd, vormen samen een veelvoud van de geobserveerde netto-evolutie van de werkgelegenheid (Vermandere, Geurts, & Struyven, 2012). Het proces van creatie en destructie wordt beïnvloed door externe factoren zoals technologische vooruitgang, globalisering, demografische evoluties en financiële crisissen. Maar ook los van deze exogene elementen vinden jobcreatie en -destructie onverminderd plaats. We kunnen niets anders dan vaststellen dat alle sectoren en zowel bij kleine als grote ondernemingen, jobcreatie en - destructie hand in hand gaan. Deze dynamiek brengt elk jaar een enorme verschuiving op gang van werkgelegenheid van het ene bedrijf naar het andere, en dit is niet zichtbaar in de klassieke werkgelegenheidsstatistieken (Goos & Salomons, 2010). 3 Concurrentievermogen: gemengde signalen Omwille van de globalisering van de economie en de steeds toenemende turbulentie van de economische omgeving is een duurzame economische ontwikkeling in de eerste plaats afhankelijk van een voortdurende transformatie van het economische weefsel. Deze transformatie moet ervoor zorgen dat veel meer bedrijven openstaan voor vernieuwingen, permanent bijleren en zich flexibel kunnen aanpassen aan de steeds veranderende omstandigheden op lokale, maar vooral internationale markten. Belangrijke hefbomen hierbij zijn (het bevorderen van) ondernemerschap en innovatie. 3.1 Ondernemerschap: nood aan doorgroeiers Figuur 4. Ondernemingsratio s in steden ( ) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bronnen: Vlaamse Arbeidsrekening, Steunpunt WSE en Lokale Statistieken, SVR. 166

169 Het ondernemerschap van een regio kan gemeten worden door het aantal BTW-plichtigen (natuurlijke personen en rechtspersonen) te relateren aan het aantal inwoners op arbeidsleeftijd (figuur 4). Het valt op dat het ondernemerschap stijgt en dat (het niveau van) ondernemerschap in de grootsteden Antwerpen en Gent weinig verschilt van het Vlaamse gemiddelde. Willen we de economische groei en de tewerkstelling in de toekomst op een aanvaardbaar peil houden dan is niet alleen van belang dat meer mensen ondernemend worden, maar vooral dat meer ondernemers hun zaak kunnen uitbreiden tot een succesvolle en groeiende onderneming. Iemand wordt eerst ondernemer en daarna pas werkgever - nooit andersom. Om deze vorm van ondernemerschap te meten kan gekeken worden naar de aanwezigheid van bedrijfsvestigingen: bedrijven, bedrijfs- of productie-eenheden met personeel die in de regio zijn gevestigd. Bij ondernemingen met meerdere vestigingen gaat het hierbij dus over de verschillende vestigingseenheden afzonderlijk, en niet over de onderneming in haar geheel (zie figuur 5). Deze vestigingsratio s vertonen een ander patroon dan de ondernemingsratio s: Waar de ondernemingsratio s in de grootsteden op het zelfde niveau zitten als het Vlaamse gemiddelde, zijn de vestigingsratio s in (groot)steden beduidend hoger. Integenstelling tot de ondernemingsratio s, stijgen de vestigingsratio s nauwelijks. In de grootsteden dalen ze zelfs. Als we de ondernemerschapsindicatoren voor Gent afzetten tegenover het Vlaamse gemiddelde, dan zien we een negatieve evolutie, zeker na 2007 (mogelijk versterkt door de crisis). Figuur 5. Vestigingsratio s in steden ( ) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Vlaamse Arbeidsrekening, Steunpunt WSE. De cijfers van de vestigingsratio s duiden erop dat de opmars van de ondernemingsratio slechts ten dele een opmars is van ondernemerschap. Mogelijk draagt de groei van het aantal ondernemingen 167

170 vooral bij aan het flexibiliseren van de arbeidsmarkt 74, en de vraag stelt zich of deze groei (reeds) bijdraagt aan de doelstellingen voor werkgelegenheidsgroei (Sels, De Winne, & Van Beveren, 2010) 75, duurzame economische ontwikkeling, en innovatie. 3.2 Innovatie: op zoek naar resultaten Innovatie speelt een steeds belangrijker rol in de kenniseconomie. Kenniseconomie is een vrij abstract begrip waarmee wordt bedoeld dat een significant deel van de economische groei in de samenleving voortkomt uit kennis en de toepassing ervan in innovaties. Innovatie is dan meer dan alleen een technische verbetering. Innovatie kan ook in bijvoorbeeld management of marketing plaatsvinden. Innovatie wordt overigens steeds minder gedefinieerd in termen van technologie, maar des te meer in termen van (radicaal) nieuwe ondernemingsmodellen. Voor wie technologische innovatie wil meten, vormen octrooien een unieke en zeer betrouwbare bron van statistische informatie. Vooral multinationale en grote industriële bedrijven maken gebruik van een octrooi omdat het vaak een dure en omslachtige procedure is om een uitvinding te beschermen. De regionale octrooikaart voor Vlaanderen (zie figuur 6) splitst de octrooien op naar arrondissementeel niveau. Op basis van informatie van de uitvinder wordt de top 3 samengesteld uit Leuven (IMEC, Katholieke Universiteit Leuven en Tyco Electronics Raychem), Gent, (Universiteit Gent, Cropdesign en VIB) en Turnhout (Janssen Pharmaceutica, Vlaamse Instelling Voor Technologisch Onderzoek en Internova Holding). 74 Met name zelfstandigen zonder personeel kunnen een belangrijke rol op de arbeidsmarkt spelen. Niet alleen als flexibele schil om conjunctuurgolven op te kunnen vangen daarvoor is wellicht de uitzendbranche nog belangrijker maar ook in de structurele verschuivingen van arbeidsverhoudingen, arbeidsvormen en arbeidsrelaties. De manier waarop mensen en organisaties economisch actief of bedrijvig zijn, is immers volop in ontwikkeling. Dat uit zich ondermeer in het toetreden van nieuwe actoren naast de klassieke werknemer en werkgever-ondernemer. Deze veranderingen voltrekken zich in relatieve stilte, maar met mogelijk belangrijke consequenties voor de arbeidsmarkt. Afgezien van enkele specifieke sectoren wijzigen de naakte cijfers echter (nog) niet op een duidelijke trend of omwenteling op de arbeidsmarkt als geheel. Zie verder themanummer over zelfstandigen zonder personeel in Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken. Aflevering 3, september De auteurs (Sels, et al., 2010: 21) in dit rapport stelden vast dat een verhoging van de opstartgraad op korte termijn een positieve bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheidscreatie in de regio. Maar die starters die overleven zorgen op hun beurt voor crowding-out effecten bij hun concurrenten, die onder druk van de nieuwe toetredingen hun activiteiten moeten inkrimpen of de markt zelfs moeten verlaten. Op lange termijn worden de effecten van de opstartgraad op de werkgelegenheidsgroei, volledig in lijn met de theoretische verwachting, opnieuw positief. Het totale effect is eveneens licht positief, maar niet significant verschillend van nul. 168

171 Figuur 6. Regionale octrooikaart Vlaanderen ( ) Aantal EPO-patenten (uitvinder), over de periode , per miljoen inwoners, per arrondissement. Bron: VRIND 2011 Hoe krijgen we een vollediger zicht op iets ongrijpbaars als innovatie? Het Innovation Union Scoreboard (IUS) levert informatie voor het monitoren van de Europa 2020-strategie. Het scorebord voor 2011 maakt gebruik van 25 innovatiegerelateerde indicatoren. De indicatoren komen in drie hoofdcategorieën: er zijn "aanjagers", de elementaire bouwstenen die innovatie mogelijk maken (mensen, onderzoekssystemen, ondersteuning); "bedrijfsactiviteiten" waaruit blijkt hoe innovatief bedrijven zijn (netwerken en ondernemingen, bedrijfsinvesteringen, intellectuele activa waaronder octrooien - zie figuur 6); en "output" waaruit blijkt hoe innovatie in voordelen voor de gehele economie wordt omgezet (innovatoren, economische effecten). België komt in het IUS als een innovatievolger uit de bus en moet innovatie leiders zoals Finland, Duitsland en Zweden voor zich dulden. Relatieve sterkten zijn mensen, onderzoeksystemen en netwerken, relatieve zwakten zijn bedrijfsinvesteringen, intellectuele activa en output. Het Belgische (en volgens de SERV ook Vlaamse) innovatiesysteem kampt met een innovatieparadox, waarbij de aanwezige wetenschappelijk-technologische kennis (aanjagers) te weinig gevaloriseerd wordt in producten en diensten (output). Dezelfde vaststellingen worden voor Gent gemaakt (Landry, 2011). Gent is sinds heel lang de bakermat van de biotechnologie. Sinds kort speelt ook de Haven van Gent een cruciale rol in de bio-energie. Ook op het vlak ICT wil Gent een belangrijke rol spelen. De aanjagers zijn aanwezig, maar innovatieve bedrijfsactiviteiten en resultaten zijn minder zichtbaar. Het IUS (en andere vergelijkbare benchmarks) maakt voor het meten van netwerken, investeringen en innovatoren gebruik van internationaal uitgevoerde innovatie enquêtes bij bedrijven. Ze zijn gebaseerd op steekproeven die representatief zijn voor landen en regio s, en zijn bijgevolg niet bruikbaar voor het vergelijken van steden. Om toch een inzicht te krijgen in de prestaties van de ondernemingen kan evenwel ook gebruik gemaakt worden van gekende methoden van financiële analyse op de neergelegde en gepubliceerde jaarrekeningen (Balanscentrale van de Nationale Bank van België). De analyse is mogelijk op het niveau van gemeenten, centrumsteden, ruimtelijke structuurgebieden en het Vlaamse Gewest. Het 169

172 gaat niet noodzakelijk om de financiële neerslag van werkzaamheden die werkelijk op een grondgebied van een geografische entiteit plaatsvinden, maar om de financiële prestaties van locaties waar over belangrijke stappen van de onderneming beslist wordt (de maatschappelijke zetel), vandaar de benaming economic decision power of economische slagkracht (zie ook Stadsmonitor 2011). Bij financiële analyse worden vooral ratio s aangemaakt die zicht geven op toegevoegde waarde, rendabiliteit en solvabiliteit. Innovativiteit is evenwel niet rechtstreeks zichtbaar in de jaarrekeningen 76. In principe kunnen onder de immateriële vaste activa worden geboekt de kosten van onderzoek, vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en kennis, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de onderneming. Het boeken van deze kosten van onderzoek en ontwikkeling op het actief is evenwel aan wettelijke beperkingen onderhevig. In de praktijk zal een onderneming die kosten maakt in het kader van door haar verricht onderzoek, deze kosten (lonen en wedden, kosten voor het gebruik van materiaal, diensten en diverse goederen,...) boeken in de resultatenrekening van het boekjaar waarin deze kosten werden gemaakt. Wat wel zichtbaar is in de balans zijn materiële activa. De investeringsratio rangschikt ondernemingen aan de hand van de mate waarin zij hun bestaande activa vervangen door nieuwe activa (zie figuur 7). Gebruiken we deze maatstaf als benadering voor vernieuwing (Luk Bral, et al., 2011), dan kwam Gent in 2009 hierbij naar voor als een stad met bijzonder innovatieve ondernemingen, al zijn haar 10% meest innovatieve ondernemingen, (iets) minder innovatief dan de 10% meest innovatie ondernemingen in Leuven. De cijfers voor 2010 zijn minder overtuigend, Gentse ondernemingen scoren zelfs minder dan de Vlaamse. 76 In principe kunnen onder de immateriële vaste activa worden geboekt: de kosten van onderzoek, vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en kennis, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de onderneming. Het boeken van deze kosten van onderzoek en ontwikkeling op het actief is evenwel aan wettelijke beperkingen onderhevig. In de praktijk zal een onderneming doe kosten maakt in het kader van door haar verricht onderzoek, deze kosten (lonen en wedden, kosten voor het gebruik van materiaal, diensten en diverse goederen, ) boeken in de resultatenrekening van het boekjaar waarin de kosten werden gemaakt. 170

173 Figuur 7: Investeringsratio s (boxplots) in steden (2009, 2010) Bron: Belfirst (eigen berekeningen) Natuurlijk komen niet alle innovaties tot uiting via investeringen in (materiële) vaste activa (gebouwen en uitrusting). In het IUS is het aandeel snelle innovatieve groeiers nog niet gedefinieerd, blijkbaar is men het (nog) niet eens over het operationaliseren van innovatief. De laatste jaren is er zowel in de populaire media als in de academische literatuur heel wat aandacht voor zogenaamde gazellen, snelle groeiers (L. Bral, 2012: 79; Y. Dillen, Laveren, & Martens, 2011) die niet alleen zorgen voor innovatie en toegevoegde waarde, maar ook voor het overgrote deel van de nettojobcreatie. In de studies die snelle ondernemingsgroei onderzoeken, worden uiteenlopende definities gebruikt. Eurostat en OESO definiëren een snelgroeiende onderneming als een onderneming die gedurende een driejarige periode jaarlijks minimaal een groei van +20% kent in termen van tewerkstelling of omzet, waarbij de ondernemingen in kwestie in het eerste jaar van de periode minimaal een werknemersbestand van tien werknemers moet hebben. Bij concrete berekeningen dient het jaarlijks groeipercentage van +20% bekeken te worden over de volledige driejarige periode. Anders gesteld, is het niet vereist dat de onderneming in elk van de drie jaar met meer dan +20% groeit. In de praktijk is in België enkel werkgelegenheid te gebruiken als groeiindicator, omdat niet alle (kleine) ondernemingen verplicht zijn hun omzet te publiceren (figuur 8). Nemen we het aandeel van de snelle groeiers in het totaal van de ondernemingen als innovatieindicator, dan presteert Gent goed. 171

174 Figuur 8. Snelle groeiers in steden (2009, 2010) 8% 7% 6% 5% 4% 3% % 1% 0% Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Belfirst (eigen berekeningen) 4 Beroepsbevolking: socio-economische posities zijn voortdurend in beweging 4.1 Werkloosheid: niet onveranderlijk hoog In mei 2011 telde Gent niet-werkende werkzoekenden (NWWZ). In de periode steeg het aantal niet-werkende werkzoekenden tot , om daarna op nieuw af te nemen tot in De invloed van de economische crisis was merkbaar vanaf 2009, met opnieuw een stijging van het aantal niet-werkende werkzoekenden. De werkloosheidsgraad 77 geeft het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking weer. Bij vergelijking van verschillende centrumsteden en Vlaanderen in de periode , blijkt dat Antwerpen en Gent de hoogste werkloosheidsgraden kennen. Andere steden sluiten meer aan bij het Vlaamse gemiddelde. Bij de start van het nieuwe decennium kende Gent nog eenzelfde werkloosheidsgraad als Antwerpen. De evolutie tot op vandaag toont aan dat de werkloosheidsgraad van Gent tussen de (hoge) werkloosheidsgraden van Antwerpen en het Vlaamse gemiddelde komt te liggen. 77 Niet werkende werkzoekenden/ (werkenden+ niet-werkende werkzoekenden). Niet werkende werkzoekenden omvatten vier categorieën: de werkzoekenden met een werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA); de werkzoekenden in wachttijd; de vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden; andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. 172

175 jan/99 jan/00 jan/01 jan/02 jan/03 jan/04 jan/05 jan/06 jan/07 jan/08 jan/09 jan/10 jan/11 jan/12 Dus, de werkloosheid in Gent is hoog, maar is niet onveranderlijk hoog. Het verschil met het Vlaams gemiddelde is in de loop van de voorbije tien jaar verkleind. Figuur 9. Werkloosheidsgraden in steden Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaanderen 4 Bron: Arvastat, VDAB Een studie van 2011 (Knotter, Valsamis, Van Hoed, & Vanhoren, 2011) toont aan dat de tendensen in werkloosheid van elke gemeente, en dus in regionale werkloosheidsverschillen, zich doorzet in de periode Om de evolutie in de werkloosheidsverschillen in Vlaanderen in kaart te brengen, is de werkloosheidsgraad van Vlaamse gemeenten uitgedrukt tegenover het Vlaamse gemiddelde. De steden hebben werkloosheidsgraden die continu hoger liggen dan het Vlaams gemiddelde en trekken de gemiddelde Vlaamse werkloosheid sterk op. Het merendeel van Vlaamse gemeenten zijn gekenmerkt door een werkloosheidsgraad onder het Vlaamse gemiddelde. De vijf gemeenten met de hoogste werkloosheidsgraden (Antwerpen, Ronse, Maasmechelen, Genk en Gent) zijn over de periode gekenmerkt door een werkloosheidsgraad dat bijna 2 keer zo groot is als het Vlaamse gemiddelde. In Vlaanderen is er een persistentieproces aan de gang en zelfs een tendens naar stijgende werkloosheidsverschillen. De verklaring hiervoor is enerzijds de positieve evolutie van het merendeel van de Vlaamse gemeenten en anderzijds tegelijkertijd de verslechterde situatie in een beperkt aantal specifieke gemeenten met hoge werkloosheidsgraad. Bij de extremen (10% hoogste en laagste werkloosheidsgraden tegenover het gemiddelde) wordt echter ook een afvlakking van de relatieve werkloosheidsgraden opgemerkt, waardoor men eerder kan spreken van een convergentieproces in deze gemeenten. Deze vaststelling geldt echter niet voor Antwerpen en Ronse. Deze gemeenten zijn over de gehele periode gekenmerkt door een stijgende werkloosheidsgraad tegenover het Vlaamse gemiddelde. 173

176 Het persistentie- en/of convergentieproces van Vlaamse gemeenten, en dan voornamelijk van steden, is sterk afhankelijk van de economische conjunctuur. In hoogconjunctuur kennen de steden een daling van hun werkloosheid en dus een convergentieproces naar het Vlaams gemiddelde. In periodes van laagconjunctuur worden deze steden gekenmerkt door een sterke stijging van de werkloosheidsgraad en dus een stijging van de regionale werkloosheidsverschillen. Uit de analyse van de conjunctuurgevoeligheid van werkzoekenden blijkt dat mannen, jongeren en laaggeschoolden sterker getroffen worden door de economische crisis. Figuur 10. Profiel niet-werkende werkzoekenden (verschillen in procentpunten met de Vlaamse aandelen, 2011) Bron: Arvastat, VDAB Onder kansengroepen verstaat men categorieën van personen waarvan de werkzaamheidgraad lager ligt dan het gemiddelde bij de totale Vlaamse beroepsbevolking. Dit zijn voornamelijk allochtonen, laaggeschoolden, ouderen, en arbeidsgehandicapten 78. Met het oog op activering zijn ook langdurig werklozen en werkzoekenden zonder uitkeringsaanvraag 79 van belang. Alle (provinciehoofd)steden 78 De werkzaamheidsgraad van personen met een niet EU-nationaliteit is in 2011 toegenomen tot 46,3% (Hiermee komt een einde aan de daling die in 2009 en 2010 werd vastgesteld). De Vlaamse werkzaamheidsgraad bij de laaggeschoolden is gedaald naar 52% (Over een langere periode bekeken, blijft de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden relatief stabiel). De Vlaamse 50-plussers blijven steeds langer aan het werk. In 2011 was 53,6% van de 50-plussers aan het werk (Bij de 55- plussers ligt de arbeidsdeelname slechts op 39%). In 2011 was 38,6% van de Vlaamse bevolking met een arbeidshandicap aan het werk. (L. Bral, 2012: 137). 79 Het gaat om twee categorieën niet-werkende werkzoekenden: vrij ingeschrevenen en anderen. Werkzoekenden met een uitkering zijn werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag en jongeren in beroepsinschakelingstijd. Vrij 174

177 hebben in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde meer werkzoekenden zonder uitkeringsaanvraag en meer mannelijke werkzoekenden. Antwerpen neemt een bijzondere positie in door het hoge aandeel allochtonen en laaggeschoolden. Gent heeft relatief veel allochtonen en langdurig werklozen. Uit analyses blijkt dat de Vlaamse arbeidsmarkt anno 2012 aan de beterhand is, maar dat de weg naar een volledig herstel van de economische crisis nog lang kan aanslepen. Bovendien brengt het huidige klimaat van financiële en economische onrust een grote onzekerheid met zich mee over de verdere ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De voorspellingen voor 2012 zijn ronduit pessimistisch. De OESO verwacht alvast dat de Belgische werkloosheidsgraad opnieuw zal stijgen, zowel in 2012 als in Ook de Internationale Arbeidsorganisatie waarschuwt voor een double-dip in de westerse economieën waardoor het werkloosheidsniveau van voor de crisis pas in 2016 opnieuw bereikt zou worden. Deze waarschuwing is gebaseerd op de verwachting dat omwille van de aanslepende crisissen en de budgettaire saneringsoperaties het jobbehoud 80 veel beperkter zou kunnen zijn dan in de 2009-crisis. Hierdoor zou het reële jobverlies zich deze keer sneller en sterker kunnen manifesteren. Specifiek naar werkloosheidsgraden toe heeft Idea Consult (Knotter, et al., 2011: 63-67) prognoses gemaakt: In het algemeen blijkt dat goed presterende gemeenten in de toekomst nog beter zullen scoren terwijl de resultaten wat gecontrasteerd zijn voor slecht presterende gemeenten. De situatie van slecht presterende gemeenten hang sterk af van hun eigen kenmerken, namelijk hun lange termijn werkloosheid en hun conjunctuurgevoeligheid. De verslechtering van de situatie in de toekomst van de reeds slecht presterende gemeenten is bevestigd door de prognose per gemeente. Zo zal de werkloosheidsgraad van Antwerpen, Ronse, Oostende en Turnhout uitgedrukt tegenover het Vlaamse gemiddelde, continu stijgen tussen 2010 en Enkel Gent ziet zijn situatie verbeteren. 4.2 Arbeidsmarktparticipatie: werkzaamheids- en activiteitsgraden onder druk De werkzaamheidsgraad - het aandeel werkenden in de bevolking - is de belangrijkste indicator om aan te tonen hoe gezond een arbeidsmarkt is. Ze staat dan ook centraal in vele hervormingsplannen en doelstellingen. Op Europees vlak waren er de Lissabondoelstellingen, die bepaalden dat tussen 2000 en 2010 de werkzaamheidsgraad van 15- tot 64-jarigen moest worden opgetrokken tot 70%. Deze doelstelling werd niet behaald. Voor het komende decennium werden nieuwe doelstellingen opgemaakt, de 2020-strategie genaamd. Hierin werd onder meer vooropgesteld om tegen het jaar % van de Europese bevolking tussen 20 en 64 jaar aan de slag te krijgen. ingeschreven zijn werkzoekenden die geen recht op uitkeringen hebben, maar die zich als werkzoekende laten inschrijven. Ook de werknemers in vooropzeg die niet meer moeten presteren en volledig uitbetaald worden, worden in deze categorie ingeschreven. Wil betrokkene zijn of haar inschrijving als werkzoekende handhaven dan moeten hij of zij dit om de drie maanden bevestigen. Daarnaast zijn er nog andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden: werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden die erkend zijn als persoon met een handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden. 80 Een verklaring voor de eerder gematigde arbeidsmarktreactie in 2009 was de vaststelling dat werkgevers hun personeel hebben vastgehouden, ondanks een sterke daling in de vraag naar producten en diensten. Bedrijven bleken na de voorgaande krappe arbeidsmarkt terughoudend met het ontslaan van mensen. Zij zijn anders opnieuw veel tijd en geld kwijt met het werven, bijscholen en inwerken van personeel als de markt weer aantrekt. Het vasthouden van personeel zonder werk wordt labour hoarding genoemd en werd mee in de hand gewerkt door het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de speciale anticrisismaatregelen.(de Mulder & Druant, 2011) 175

178 In navolging van de 2020-strategie schoof ook Vlaanderen een aantal doelstellingen naar voor. Zo werd onder meer vooropgesteld om tegen het jaar % van de inwoners tussen 20 en 64 jaar aan de slag te krijgen. Figuur 11 toont dat de economische crisis zorgde voor een valse start. Verder is het duidelijk dat werkzaamheidsgraden zeer geleidelijk evolueren, dat de onderlinge verhoudingen tussen stad en gewest grotendeels gerespecteerd blijven, maar dat de crisis een bovengemiddelde impact had op de Gentse werkzaamheid. Figuur 11. Evolutie van de werkzaamheidsgraad (20-64 jaar, , 2020 doelstelling) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Steunpunt WSE Naast de algemene werkzaamheidsdoelstelling formuleerde Vlaanderen ook subdoelstellingen voor vrouwen (75% in 2020, figuur 12) en 55-plussers (50% in 2020, figuur 13). 176

179 Figuur 12. Evolutie van de werkzaamheidsgraden voor vrouwen (20-64 jaar, 2020 doelstelling) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Steunpunst WSE Figuur 13: Evolutie van de werkzaamheidsgraden voor ouderen (55-64 jaar, , 2020 doelstelling) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Steunpunst WSE 177

180 De werkzaamheidsdoelstellingen roepen heel wat vragen op. De meest voor de hand liggende vraag is deze naar de haalbaarheid (Herremans, et al., 2011). Op basis van puur demografische evoluties (vergrijzing) moeten we een achteruitgang verwachten. Indien we ook rekening houden met de voorbije evoluties in de werkzaamheidsgraden, verwachten we een gemengd beeld (licht stijgend voor Vlaanderen, mogelijk licht dalend voor Gent) 81. Met het groeiritme dat tijdens de afgelopen jaren gerealiseerd werd, wordt het bereiken van de doelstellingen tegen 2020 een hele uitdaging. Niet alleen laat de economische toestand sporen na en remt de vergrijzing van de bevolking op arbeidsleeftijd de vooruitgang af, maar daarnaast blijven ouderen, laaggeschoolden, allochtonen en personen met een handicap ondervertegenwoordigd. Het grootste potentieel om extra jobs in te vullen ligt duidelijk bij deze kansengroepen (L. Bral, 2012). Er wordt, mede onder druk van de bovenstaande EU-richtlijnen, sterk ingezet op activeringsbeleid met als doel meer mensen te laten participeren op de arbeidsmarkt. In Gent is drie kwart van de bevolking tussen 20 en 64 jaar actief op de arbeidsmarkt (als werkende of werkzoekende). De arbeidsmarktparticipatie in Gent is daarmee (net iets) hoger dan het Vlaamse gemiddelde, maar het verschil verkleint: van 3% naar minder dan 1% in Een mogelijke verklaring voor de verkleining van het verschil in werkloosheidsgraden tussen Gent en Vlaanderen is deze (relatieve en absolute) daling van de arbeidsmarktparticipatie in Gent. 81 De totale werkzaamheidsgroei (totaal effect) wordt ontleed in twee componenten: een demografisch effect en een participatie-effect. Het demografisch effect is de evolutie in de werkzaamheidsgraad die toe te schrijven is aan wijzigingen in de bevolkingssamenstelling (relatieve aandelen van leeftijdsgroepen mannen en vrouwen in de totale bevolking). Het participatie-effect is de evolutie in de werkzaamheidsgraad die toe te schrijven is aan de combinatie van de werkzaamheid in de jongere leeftijdscategorieën en de wijze waarop deze graden evolueren. 178

181 Figuur 14. Evolutie van de activiteitsgraden 82 (20-64 jaar) Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Steunpunt WSE 5 Knelpunteneconomie: gekneld tussen vraag en aanbod 5.1 Arbeidsmarktkrapte: terug van niet weggeweest. Werkgever en werkzoekende lijken elkaar alsmaar moeilijker te vinden op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ondanks de diepe economische crisis die we doorstaan, blijft het gemiddelde aantal potentiële kandidaten per vacature beperkt. Om een beeld te schetsen van de krapte op de arbeidsmarkt is de spanningsindicator in het leven geroepen. Deze indicator geeft de verhouding weer van de inzetbare NWWZ tegenover de beschikbare vacatures 83. Hoe lager het aantal NWWZ en hoe hoger het aantal vacatures, hoe lager de spanningsindicator en hoe groter de krapte op de arbeidsmarkt 84. Eigenlijk geeft deze spanningsindicator louter kwalitatief weer hoe groot de krapte op de arbeidsmarkt is. Tabel 1: Krapte op de arbeidsmarkt in Gent voor de periode Aantal werkzoekenden Aantal openstaande Aantal werkzoekenden per openstaande vacature vacatures , , , De activiteitsgraad is het aandeel van de beroepsbevolking in de totaal bevolking op arbeidsleeftijd. Formule : (werkenden + niet-werkende werkzoekenden)/inwoners jaar. 83 Openstaande vacatures zijn de arbeidsplaatsen bij de in een regio (hier gemeente) gevestigde productie-eenheden die niet vervuld waren en waarvoor de werkgever actief op zoek is naar een kandidaat-werknemer. We werken enkel met de vacatures die bekend zijn bij de VDAB. Meer bepaald maken we gebruik van het aantal openstaande VDAB-vacatures in het normaal economisch circuit, exclusief interim. 84 De indicator is omgekeerd evenredig met hetgeen gemeten wordt. 179

182 2003 7, , , , , , , , , Bron: VDAB, website Arvastat Deze tabel moet met enige omzichtigheid gelezen worden. De arbeidsmarkt stopt niet aan de gemeentegrenzen. Werkgevers die gevestigd zijn in een gemeente of stad beperken zich niet tot kandidaten uit die gemeente of stad, en omgekeerd concurreren werkzoekenden (en werkenden) uit verschillende gemeenten voor eenzelfde vacature. De sectorale en regionale schokken op de arbeidsmarkt hebben zich vertaald in een toenemende werkloosheid tijdens de crisis. Vanaf 2009 namen de vacatures opnieuw toe, maar dit resulteerde niet in een evenredige vermindering in de werkloosheid. Zo is in Vlaanderen het aantal openstaande vacatures per werkloze tijdens de periode sterk toegenomen, wat duidt op een toegenomen inefficiëntie of mismatch. Als de spanningsindicator voor Gent vergeleken wordt met het Vlaamse gemiddelde dan is deze in Gent lager in het jaar 2003 (grote aanwervingen in Volvo Cars) en opnieuw vanaf De globale krapte in de steden en gemiddeld in Vlaanderen verhult een fundamenteel verschil tussen beide: in de steden zijn veel werkzoekenden en veel vacatures, buiten de steden zijn er minder werkzoekenden en minder vacatures. Dat geldt in absolute termen, maar ook in relatieve termen. Niet alleen de werkloosheidsgraad maar ook de vacaturegraad in de (groot)steden is groter dan gemiddeld in Vlaanderen en dat geldt zeker voor Gent (figuur 15). 180

183 Figuur 15. Vacaturegraden 85 in steden 2,25 2,00 1,75 1,50 1,25 Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest 1, Bron: Steunpunt WSE (eigen berekeningen) De inhoudelijke mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt vertaalt zich in (structurele) knelpuntberoepen waarbij vacatures maar moeizaam ingevuld geraken. Jaarlijks worden op basis van statistische criteria en input van specialisten de knelpuntberoepen geïdentificeerd. In 2010 werden maar liefst 224 knelpuntberoepen in 98 beroepencluster bepaald. Dat zijn er respectievelijk 30 en 19 meer dan het jaar voordien. De lijst van 2011 bevat één beroep en één cluster minder dan vorig jaar (VDAB, 2012b). Ondanks de crisis blijven de structurele knelpunten dus bestaan: technische beroepen, verpleegkundigen, vrachtwagenchauffeurs, schoonmakers, Onderzoek toont steeds opnieuw aan dat de oorzaken van (en dus ook oplossingen voor) knelpuntvacatures en knelpuntberoepen zich zowel aan de aanbodzijde als aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt situeren. Aan de aanbodzijde gaat het over werkloosheidsvallen, een niet-passende kwalificatiestructuur van de arbeidsreserve (kwantitatief probleem), de aanwezige arbeidsreserve vaak niet onmiddellijk inzetbaar (kwalitatief probleem), een geringe geografische mobiliteit van vele werklozen. Aan de vraagzijde gaat het over gebrekkige arbeidsvoorwaarden en omstandigheden, lage status of imago van bepaalde functies, bedrijven of sectoren, verkeerde wervingsstrategieën, onaangepaste selectieprocedures, vooroordelen en discriminatie op basis van etnische herkomst, geslacht en leeftijd. (Lamberts, 2011) 85 Vacaturegraad is het aantal vacatures per honderd banen. Formule: 100*openstaande vacatures : (totale werkgelegenheid + openstaande vacatures) 181

184 Figuur 16. Combinatie van werkloosheid en banen Stedelijke arbeidsmarktparadox = de combinatie van veel jobs, veel vacatures en veel werkzoekenden = de combinatie van een hoge banenratio en hoge werkloosheidsgraad Banenratio = het aantal banen per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) = 100 x (aantal jobs + aantal openstaande vacatures) / inwoners jaar Werkloosheidsgraad = het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking. = niet-werkende werkzoekenden / (werkenden + niet-werkende werkzoekenden) Bron: Steunpunt WSE (eigen berekeningen) Naast het grote aantal banen valt in de steden ook het grote aantal werklozen op. Dit fenomeen staat bekend als de stedelijke arbeidsmarktparadox. Aan de ene kant zijn in de steden maatschappelijke achterstanden geconcentreerd, aan de andere kant dragen steden ook economische, sociale en culturele potenties in zich. Ook op de Vlaamse arbeidsmarkt is er sprake van het gelijktijdig voorkomen van een groot aantal banen en een groot aantal werkzoekenden. Figuur 16 brengt de situatie in beeld voor de Vlaamse provinciehoofdsteden. Op basis van de stedelijke arbeidsmarktparadox mag verwacht worden dat veel banen samengaan met een hoge werkloosheid in grootsteden. Wij verwachten de grootsteden bijgevolg in de rechterbovenhoek van figuur 16. De cijfers laten evenwel een ietwat ander patroon zien. Op het niveau van de Vlaamse provinciehoofdsteden bestaat wel degelijk een negatief verband tussen werkloosheid en werkgelegenheidskansen: in de figuur is enkel Brugge een outlier: Brugge combineert (relatief) weinig banen (vergelijkbaar met Antwerpen) met een lage werkloosheid (niet vergelijkbaar met 182

185 Antwerpen). Met nadere woorden: de figuur suggereert dat de hoge werkloosheid in Antwerpen en Gent lager zou kunnen zijn indien er evenveel banen zouden zijn als in Hasselt Pendel loontrekkenden: mobiliteit van werkenden blijft toenemen Pendel hangt samen met woningmarkt (suburbanisatie), mobiliteit (bereikbaarheid), en arbeidsmarkt (jobkansen). Wanneer vacatures niet goed aansluiten bij het arbeidsaanbod in de stad, zullen bedrijven en instellingen meer werknemers van buiten de stad aantrekken. Wanneer werknemers niet in de stad (kunnen of willen) wonen ontstaat inkomende pendel. Tevens zal dat deel van de beroepsbevolking dat geen passende arbeid in de stad kan vinden, trachten arbeid te vinden buiten de grenzen van de stad. Doordat de mobiliteit van lager opgeleiden geringer is (zij pendelen over kleinere afstanden) verkleint de kans op arbeid, waarmee de kans op werkloosheid toeneemt. De zogenaamde stedelijke arbeidsmarkt paradox is dan een feit: door ruimtelijke selectieve sortering ontstaat een situatie waarbij de hoger opgeleiden van buiten de stad in pendelen. Voor de lager opgeleiden geldt dat zij voor het belangrijkste deel op de arbeid in de directe omgeving zijn aangewezen. Onderstaande tabellen geven een beeld van de inkomende en uitgaande pendel voor Gent voor Tabel 2. Herkomst van de inkomende pendelaars 87 (loontrekkenden vanaf 15 jaar) in Gent naar geografische situering 88 (woonplaats) ten opzichte van de kernstad (2009) (n) (n) (%) (%) WOONPLAATS Cumulatief Cumulatief Gent ,3 34,3 (woonplaats=werkplaats) Agglomeratie (excl. Gent) ,3 38,7 Banlieue ,1 54,8 Forensenwoonzone ,1 64,9 Buiten het stadsgewest ,8 100,0 Bron : Vlaamse Arbeidsrekening (Bewerking Steunpunt WSE) Tabel 3. Bestemming van de uitgaande pendelaars 89 (loontrekkende beroepsbevolking tussen jaar) uit Gent naar geografische situering (werkplaats) ten opzichte van de kernstad (2009) (n) (n) (%) (%) WERKPLAATS Cumulatief Cumulatief Gent ,4 55,4 (werkplaats=woonplaats) Agglomeratie (excl. Gent) ,1 57,5 86 Het bestaan van een (groot)stedelijke arbeidsmarktparadox doet vermoeden dat werkgelegenheidsgroei geen oplossing is voor het terugdringen van de hoge werkloosheidscijfers. De cijfers suggereren dat werkgelegenheidsgroei wel degelijk een noodzakelijke voorwaarde is. Er blijft immers een grote nood aan meer jobs in de grootsteden om het werkloosheidsverschil met de kleine steden (en het Vlaamse gemiddelde) terug te dringen. 87 de mate waarin een gemeente inwoners van andere gemeenten aantrekt om te komen werken 88 Volgende gemeenten behoren tot de agglomeratie van Gent : De Pinte, Merelbeke en Sint-Martens-Latem. Tot de banlieu van Gent behoren: Destelbergen, Evergem, Gavere, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Nevele, Wachtebeke en Zelzate. Tot de forensen woonzone behoren Aalter, Assenede, Deinze, Eeklo, Kaprijke, Laarne, Moerbeke, Oosterzele, Sint-Laureins, Waarschoot, Wetteren, Zingem en Zomergem. 89 de mate waarin werkenden in de gemeente naar andere gemeenten pendelen om te gaan werken 183

186 Banlieue ,6 64,1 Forensenwoonzone ,3 67,5 Buiten het stadsgewest ,5 100,0 waarvan naar Brussel-stad ,6 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Bewerking Steunpunt WSE) In Gent zijn er aan het werk, waarvan 65,7% buiten de stad woont (tabel 2). Meer dan de helft van de Gentse loontrekkende inwoners werkt effectief in Gent (tabel 3). Gent trekt uit de banlieu en forenzen woonzone meer loontrekkenden aan (tabel 2) dan dat er Gentse loontrekkenden gaan werken (tabel 3). Een groot aandeel van de van de Brusselse jobs wordt ingevuld door loontrekkenden uit gemeenten van buiten Brussel en dan vooral steden vanuit steden in de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen (Gent en Aalst) of Antwerpen-stad (Vanderbiesen, 2010). 4,6% van de uitgaande pendel uit Gent is naar Brussel. Het aandeel uitgaande pendel naar de banlieu van Gent (d.i. Destelbergen, Evergem, Gavere, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Nevele, Wachtebeke en Zelzate) ligt net iets hoger (6,6%). De uitgaande en inkomende pendelintensiteiten nemen jaar na jaar (lichtjes) toenemen: werkenden worden (nog steeds) mobieler. Zetten we de indexen van de aantal pendelaars tegenover elkaar (figuur 17), dan valt het op dat in de grootsteden Antwerpen en Gent de uitgaande pendel sneller toeneemt (respectievelijk toenam) dan de inkomende. Een tweede 90 mogelijke verklaring voor de verkleining van het verschil in werkloosheidsgraden tussen Gent en Vlaanderen is een (relatieve) stijging van de uitgaande pendel: er gingen de voorbije jaren naar verhouding meer loontrekkende Gentenaars buiten Gent gaan werken. Het valt op dat naar verhouding nog meer loontrekkende Antwerpenaren buiten Antwerpen gaan werken. In Gent lijkt deze trend gestuit door de economische crisis, in Antwerpen allerminst. 90 De eerste verklaring was de daling van de activiteitsgraad, zie supra 184

187 Figuur 17. Evolutie uitgaande pendel versus evolutie inkomende pendel Antwerpen Hasselt Gent Leuven Brugge Vlaams Gewest Bron: Steunpunt WSE. 185

188 6 Besluit Aan de financieel-economische crisis kan niet worden voorbijgegaan, kent verstrekkende maar tegelijk (deels) onduidelijke maatschappelijke gevolgen en bemoeilijkt economische voorspellingen op middellange termijn. Te midden deze onzekerheid over economische vooruitzichten geldt voor Gent de volgende stand van zaken en uitdagingen. Onder de Vlaamse centrumsteden valt het economisch gewicht van Antwerpen en Gent duidelijk op. Samen zijn ze goed voor bijna een zesde van alle jobs in het Vlaamse Gewest. Tegelijk verschilt de verdeling naar hoofdsectoren sterk voor de verschillende Vlaamse steden. De economische structuur van Gent wordt in sterke mate bepaald door de Haven van Gent. Voorts heeft Gent een eerder gemiddelde Vlaamse en evenwichtige economische hoofdstructuur. In vergelijking met andere steden heeft Gent relatief weinig commerciële diensten. Een niet onbelangrijk deel daarvan is bovendien gericht op de industrie. In het algemeen gedijen dienstenactiviteiten op een sterk weefsel van maakactiviteiten (het omgekeerde geldt niet). In Gent is het idee ontstaan dat Gent een postindustriële stad is die zich focust op de dienstensector, wat een verkeerde perceptie van de realiteit is en waar in economisch moeilijke tijd moet worden vanaf gestapt. Gent en Antwerpen voeren dan wel de top voor het aantal jobs: dat betekent echter niet dat zij ook de hoogste jobsratio s noteren. De Gentse werkgelegenheid uitgedrukt in de jobratio stijgt minder snel dan het Vlaamse gemiddelde. De groei van de bevolking op beroepsactieve leeftijd was de voorbije jaren immers groter dan de jobgroei. De verschillen in economische structuur verklaren voor een deel de verschillen in jobcreatie tussen de steden. Meer nog, als er rekening wordt houden met de economische hoofdstructuur van Gent, dan scoort de Gentse jobcreatie goed. Omwille van de globalisering van de economie en de steeds toenemende turbulentie van de economische omgeving is een duurzame economische ontwikkeling in de eerste plaats afhankelijk van een voortdurende transformatie van het economische weefsel. Belangrijke hefbomen hierbij zijn (het bevorderen van) ondernemerschap en innovatie. Ondernemerschap kan positief zijn voor het functioneren van de arbeidsmarkt. Met het oog op werkgelegenheidsgroei en duurzame economisch ontwikkeling is het evenwel van belang dat voldoende ondernemers doorgroeien als werkgevers. Ondernemerschap kan uitgedrukt worden aan de hand van de ondernemingsratio. Deze is in Gent niet hoger dan gemiddeld in Vlaanderen. Sinds 2007 stijgt de Gentse ratio minder snel dan het Vlaamse gemiddelde. Werkgeverschap kan uitgedrukt worden aan de hand van vestigingsratio s. Werkgevers zijn in de steden meer aanwezig dan gemiddeld in Vlaanderen. De Gentse ratio s stijgen ook hier minder snel dan het Vlaamse gemiddelde. Innovatie speelt een steeds belangrijker rol in zowel termen van technologie als in termen van nieuwe ondernemingsmodellen. Voor het meten van innovatieve bedrijfsactiviteiten wordt gebruik gemaakt van internationaal uitgevoerde enquêtes bij bedrijven. Ze zijn gebaseerd op steekproeven die representatief zijn voor landen en regio s, en zijn bijgevolg niet bruikbaar voor (het vergelijken van) steden. Er bestaan indicatoren op basis van neergelegde en gepubliceerde jaarrekeningen die (mogelijk) goede benaderingen zijn voor (algemene) innovatiekracht van bedrijven: de investeringsratio en het aandeel snelle groeiers. Vooral het aandeel snelle groeiers suggereert dat Gent een stad is met veel innovatieve bedrijven. De werkzoekendenpopulatie in Gent omvat relatief veel allochtonen, langdurig werkzoekenden en werkzoekenden zonder werkloosheidsuitkering. De werkloosheid in Gent is hoog, maar is niet 186

189 onveranderlijk hoog. Het verschil met het Vlaamse gemiddelde is in de loop van de voorbije tien jaar verkleind en kan de komende jaren verder verkleinen. Een gedeeltelijke verklaring voor het verkleinende verschil is dat de arbeidsmarktparticipatie van Gentenaars onder druk staat: er dienen zich naar verhouding (iets) minder Gentenaars aan op de arbeidsmarkt. Een tweede gedeeltelijke verklaring is dat de uitgaande (loontrekkende) pendel van Gentenaars sneller steeg dan de inkomende. De arbeidsmarktkrapte is een structureel probleem van de Vlaamse en Gentse arbeidsmarkt. De economische crisis en de onzekerheid op de arbeidsmarkt veranderen daar weinig aan. Een belangrijke katalysator is de vergrijzing van de beroepsbevolking. De dalende werkzaamheidsgraad en de dalende activiteitsgraad zijn zorgwekkend. Er is een grote nood aan meer jobs in de grootsteden om het werkloosheidsverschil met de kleine steden (en het Vlaamse gemiddelde) terug te dringen. 187

190 Focus op Milieu 1. Immense uitdagingen voor bedrijven, woningen en vervoer op het vlak van klimaat en hernieuwbare energie De bewijzen zijn er dat de mens het klimaat verandert en dat deze veranderingen negatieve effecten hebben op de natuur en de gemeenschap. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) stelt dat een vermindering van broeikasgassen (o.a. CO 2 ) met 25 tot 40% tegen 2020 noodzakelijk is om de klimaatopwarming onder de cruciale grens van 2 C te houden (the United Nations Intergovernmental Panel on Climate Change, 2007). De Britse econoom Stern berekende dat geld uitgeven aan maatregelen die de uitstoot van CO 2 beperken ons nu jaarlijks 1 tot 2% van het wereldwijde BBP zouden kosten, maar als we niets doen dreigen we in de toekomst jaarlijks 5 tot 20% van ons wereldwijde BBP te moeten uitgeven aan de gevolgen van klimaatverandering (Stern, 2006). Naast klimaatsverandering is de eindigheid van fossiele brandstoffen een belangrijk motief voor de beperking van de CO 2 -uitstoot. Het is de verwachting dat de aardolieproductie op wereldschaal binnenkort zijn maximum zal bereiken, om nadien af te nemen. Fossiele brandstoffen worden daardoor een risicofactor voor de economie, denk maar aan heel wat havenactiviteiten of de logistieke sector, en de samenleving, denk maar aan de kosten voor verwarming of elektriciteit met mogelijks energie-armoede tot gevolg. Stad Gent heeft het Burgemeestersconvenant (convenant of mayors) getekend en door deze verbintenis beoogt ze de 20% CO 2 -reductiedoelstelling van de Europese Unie tegen 2020 te behalen en te overtreffen. Gent stelde tevens om tegen 2050 te evolueren naar een klimaatneutrale stad. Om het aandeel van de stad Gent te bepalen en evoluties te kunnen monitoren werd op basis van de jaren 2007 en 2009 een CO 2 -meting uitgevoerd. Deze meting brengt de uitstoot van CO 2 op Gents grondgebied in kaart. Tabel - CO 2 emissies , Gent kton CO 2 % kton CO 2 % Ijzer -en staalindustrie ,0% ,1% Bedrijven ,4% ,5% Energieproductie 552 5,0% 592 6,4% Huishoudens 745 6,8% 551 6,0% Handel en diensten 481 4,4% 491 5,3% Transport 465 4,2% 430 4,7% Landbouw 24 0,2% 9 0,1% TOTAAL % % Bron: CO 2 -meting voor de Stad Gent 188

191 Bovenstaande tabel geeft de totale CO 2 -emissies en de verdeling over de verschillende sectoren weer (Stad Gent, 2012a). De totale CO 2 -uitstoot op Gents grondgebied bedroeg in kton, en dat zakte in 2009 naar kton. De oorzaak van deze daling is bijna volledig toe te schrijven aan de verminderde uitstoot van CO 2 in de ijzer -en staalindustrie. Het betreft bovendien een ongewone situatie. In 2009 werd één van de twee hoogovens van Arcelor gedurende enkele maanden stilgelegd vanwege afnemende vraag. Toch blijft het aandeel in de CO 2 -uitstoot van de ijzer -en staalindustrie meer dan 60% van de gehele CO 2 -uitstoot op Gents grondgebied, alle overige bedrijven in Gent samen komen aan 14% van de CO 2 -uitstoot. De derde grootste uitstoot komt van de elektriciteitsproductie. Hoewel de 6 Gentse elektriciteitscentrales samen 1700 kton CO 2 produceren werden in deze tabel slechts een kleine 600 kton CO 2 toegekend aan deze bedrijven, de rest van de CO 2 -uitstoot werd toegekend aan de eindverbruikers van elektriciteit (bedrijven, handel en diensten, huishoudens en transport) om dubbeltelling te vermijden. Met andere woorden: de elektriciteit die geëxporteerd wordt staat gelijk aan 592 kton CO 2. Tabel - CO 2 emissies excl. ijzer, staal en elektriciteitsproductie , Gent kton CO 2 % kton CO 2 % Bedrijven ,2% ,4% Huishoudens ,4% ,6% Handel en diensten ,1% ,4% Transport ,6% ,3% Landbouw 24 0,8% 9 0,3% TOTAAL % % Bron: CO 2 -meting voor de Stad Gent Om de gegevens meer in detail te kunnen bekijken wordt in bovenstaande tabel de CO 2 inventaris getoond zonder de ijzer -en staalindustrie en de elektriciteitsproductie. Bedrijven nemen in deze tabel iets minder dan de helft van de CO 2 -uitstoot in, terwijl de sectoren huishoudens, handel en diensten en transport relatief gelijkaardige aandelen innemen. Het aandeel voor landbouw is verwaarloosbaar. Huishoudens De CO 2 -uitstoot van huishoudens daalde in 2009 ten opzichte van De CO 2 -uitstoot van huishoudens is afkomstig van woningverwarming (gas, stookolie, steenkool, andere) en elektriciteitsverbruik. Beiden daalden fors. Althans voor woningverwarming is dit voor een groot deel toe te schrijven aan de minder strenge winter van 2009 ten opzichte van Stellen we het aantal koude winterdagen gelijk dan komt de uitstoot in 2009 op 600 kton, wat nog steeds een sterke verbetering is ten opzichte van Transport De CO 2 -uitstoot veroorzaakt door transport daalde lichtjes. De oorzaak hiervan ligt in twee parameters. Enerzijds daalde het aantal gereden kilometers op de hoofdwegen lichtjes, een parameter die conjunctuur gebonden is. Anderzijds daalde ook de emissiefactor van voertuigen. Deze parameter is vooral afhankelijk van de efficiëntie van de motoren, die toegenomen is. 189

192 Tabel - Groen stroom productie (MWh) aangemeld voor groene stroomcertificaten Gent biogas - RWZI (Aquafin Drongen) biomassa - uit gesorteerd of selectief ingezameld afval (Stora Enso) biomassa - uit huishoudelijk afval (IVAGO) biomassa - uit land of tuinbouw (Max Green) windenergie op land PV <10kW bij particulieren PV >10kW Totaal Bron: CO 2 -meting Stad gent en VREG De productie aan groene stroom op Gents grondgebied waarvoor groene stroomcertificaten werden gegeven nam de afgelopen jaren toe (VREG, 2012). De opmerkelijkste stijging doet zich voor in zonne-energie. In 2009 en 2010 werden veel PV installaties in gebruik genomen, zowel bij particulieren als bij de grotere productie-eenheden. De geïnstalleerde installaties tellen vanaf overduidelijk mee in de productie van groene stroom. Windenergie nam lichtjes toe dankzij de indiensttreding van twee nieuwe windturbines in september 2010 (Volvo Cars). Dit vermogen komt bovenop de turbines die reeds eerder werden gebouwd (Kluizendok, Oostakker, Wondelgem en aan de elektriciteitscentrale van Rodenhuize). De elektriciteitsproductie uit biomassa nam fors toe. De multifuel energiecentrale van Stora Enso draait sinds de zomer van 2010 continu. Deze installatie maakt voornamelijk gebruik van houtafval. De centrale van Max Green (het vroegere Rodenhuize houtpellets) is koploper van de groene stroom geproduceerd in Gent. Hun productie bleef constant maar zal vanaf 2012 zoals aangekondigd verdubbelen. Tot slot vermelden we nog de elektriciteitswinning uit biogas aan het Aquafin zuiveringsstation in Drongen en de groene stroom gekoppeld aan de huisvuilverbrandingsoven van IVAGO. Linken we de productie van groene stroom aan de gemiddelde CO 2 -uitstoot bij conventionele stroomproductie dan kunnen we spreken van een vermeden CO 2 -uitstoot van 240 kton in 2009 en 297 kton in Naast de productie die we kunnen nagaan door de uitreiking van groene stroom certificaten, is er de elektriciteitsproductie door het gebruik van hoogovengas. Hoogovengas is een restproduct van de staalproductie, en wordt sinds december 2010 in de centrale van Knippegroen aangewend voor elektriciteitsproductie. Voorheen werd het hoogovengas verbrand in de centrale van Rodenhuize, de nieuwe centrale staat in voor een productie van 2400 MWh elektriciteit en is 40% efficiënter dan de vorige. Mocht men het hoogovengas niet hergebruiken dan zou de CO2-uitstoot door conventionele stroomproductie in kton CO 2 bedragen. 190

193 2. Milieuverontreiniging 2.1. Luchtkwaliteit verbetert licht maar knelpunten raken niet opgelost Luchtverontreiniging heeft een belangrijke impact op de volksgezondheid en de natuur. Aan de hand van de emissie van een aantal verontreinigde stoffen en de hieruit berekende concentraties, wordt een inzicht gegeven in de druk die ze veroorzaken op het leefmilieu. De indicatoren die aan bod komen zijn: gemeten concentraties aan potentieel verzurende emissies en concentraties fijn stof Concentratie fijn stof en verzurende emissies De meetpost van IRCEL geeft een systematische overschrijding van de dagnorm voor PM aan. Andere resultaten geven aan dat lokaal de NO 2 92 normen ook niet gehaald worden. Deze stoffen zijn voornamelijk afkomstig van het verkeer (lokale verkeersbijdrage). Het grootste deel van de wagens zijn dieselwagens in Vlaanderen ( 60%). Onderzoek wijst aan dat daar waar de NO 2 waarden hoog zijn door verkeer, ook de roetconcentraties hoog zijn (Stad Gent, 2011d). Dit wordt beschouwd als een van de meest schadelijke fracties van fijn stof. Hiervoor bestaan op dit moment echter nog geen normen. Door het nemen van lokale verkeersmaatregelen kan de lokale verkeersbijdrage afnemen alsook de schadelijke roetfractie. Lokale verkeersmaatregelen hebben minder invloed op de PM 10 concentraties (Stad Gent, 2011d). Ondanks het feit dat nieuwe wagens milieuvriendelijker worden, lijkt het erop dat door de sterke toename in personen en goederenverkeer de bestaande knelpunten niet zullen opgelost worden en vermoedelijk zullen verslechteren (Stad Gent, 2009e). In Gent zijn de knelpunten gelegen langs drukke wegen en in street canyons. De concentratie van deze stoffen in de lucht is van die mate dat ze de gezondheid schade kan toebrengen. Vanuit het wetenschappelijk onderzoek komen bovendien steeds meer signalen dat de concentratie fijn stof in de buitenlucht schadelijker is dan aanvankelijk gedacht. Onderzoek in opdracht van de Europese commissie (EC, 2005) schat het aantal verloren levensmaanden veroorzaakt door fijn stof op 18 tot 36 maanden(ec, 2005). Uit recent Brits onderzoek bleek dat luchtvervuiling door het verkeer de groei van de longen van kinderen aantast en hun ademhalingscapaciteit met 17 procent doet dalen (De Standaard, 2011) Goede luchtkwaliteit Onderstaande grafiek geeft voor de meetstations in Gent, nl. deze in Gent-Centrum (R701, Baudelostraat) en in het havengebied (R740, Sint Kruis Winkel), het percentage dagen aan met een goede tot uitstekende beoordeling van de luchtkwaliteit t.o.v. totaal aantal dagen. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit geleidelijk verbetert en in de periode ongeveer stabiel blijft rond de 61% in het centrum en rond de 64% in het havengebied. De veel mindere luchtkwaliteit in 2003 was hoofdzakelijk te wijten aan uitzonderlijke meteorologische omstandigheden. In 2010 werd een 91 Er is veel verschil in de fysische en scheikundige samenstelling, de bron en grootte van fijn stof. PM 10 deeltjes (de fractie deeltjes in de lucht die kleiner is dan <10µm) en PM2.5 deeltjes (<2.5µm) baren grote zorgen, deze deeltjes zijn klein genoeg om tot diep in de longen door te dringen en kunnen potentieel zorgen voor grote gezondheidsproblemen. Grotere deeltjes worden niet ingeademd en worden vrij effectief door sedimentatie uit de lucht verwijderd. ( 92 NOx wordt gebruikt om de mix van stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO 2 ) in de lucht te beschrijven. Het zijn anorganische gassen die gevormd worden door combinatie van zuurstof en stikstof in de lucht. Er wordt veel meer NO gevormd dan NO 2, echter NO oxideert in de lucht tot NO 2. NO 2 heeft een negatieve werking op de luchtwegen. (( 191

194 betere luchtkwaliteit waargenomen: 67% van de dagen in Gent centrum vertoonde een goede tot uitstekende luchtkwaliteit. In Sint-Kruis-Winkel was dit zelfs voor 73% van de dagen. Er moet hier wel worden opgemerkt dat er in de luchtkwaliteitsindex geen rekening wordt gehouden met schadelijke roetfracties en dat de metingen afkomstig zijn van 2 locaties die representatief zouden moeten zijn voor de respectievelijk een stedelijke achtergrond en een industriële achtergrond. Lokale verkeersbijdrage wordt hier dus niet mee beschouwd. Kortom lokaal, op straatniveau, kan de luchtkwaliteit minder positief zijn. % Grafiek - percentage dagen met goede luchtkwaliteit, , Gent-Centrum en Havengebied Gent-Centrum Havengebied Bron: IRCEL 2.2. Van slechte naar matige waterkwaliteit door rioleringsinfrastructuur Voor huishoudelijk afvalwater streeft de Vlaamse overheid naar een maximale zuivering via openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Gent kampte in het recente verleden nog met een overwegend slechte oppervlaktewaterkwaliteit. De voorbije jaren is er wel een gunstige evolutie (VMM, 2012) richting een matige waterkwaliteit dankzij de doorgedreven aanleg van rioleringen en de verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur. Volgens data van de VMM (Stad Gent, 2011g) 93 steeg de uitvoeringsgraad 94 op het rioleringsstelsel van 88,4% in 2000 tot 96% in 2011, en geeft de gemeentelijke inspanningen inzake riolering weer. De zuiveringsgraad, met name het percentage inwoners waarvan het afvalwater gezuiverd wordt in een RWZI, 95 steeg van 70,7% in 2007 naar 80,4% in Bodemkwaliteit: probleemlocaties zitten in gebieden waar industrie plaats maakt voor wonen De bodem wordt door allerlei menselijke activiteiten verontreinigd met milieugevaarlijke stoffen zoals zware metalen, organische polluenten en bestrijdingsmiddelen update indicatoren De uitvoeringsgraad van de riolering wordt berekend door het aantal inwoners dat op de riolering is aangesloten uit te zetten ten opzichte van het aantal inwoners dat door de gemeente bij de opmaak van de totale rioleringsplannen voorzien werd om in de riolering te lozen. 95 De zuiveringsgraad betreft het aantal op de riolering aangesloten inwoners die gezuiverd worden op een rioolwaterzuiveringsinstallatie t.o.v. het aantal inwoners voor de gemeente volgende de rijkregister stratentabel van de Vlaamse Milieumaatschappij 192

195 Talrijke risicoactiviteiten, hoofdzakelijk in industriegebied, liggen aan de oorzaak van bodemverontreiniging. De oorzaken zijn divers: belastende industriële activiteiten, ongevallen met milieubedreigende stoffen, lekkende olietanks, leidingen of installaties, onzorgvuldige opslag van grondstoffen, afvalstoffen of eindproducten, morsen bij opslag en overslag, e.d. Niet alle verontreinigde gronden moeten worden gesaneerd. De noodzaak hangt af van de ernst van de verontreiniging, de kenmerken van de bodem, van de periode van verontreiniging en, voornamelijk, een veranderende functie. De grootste probleemlocaties zitten dan ook in gebieden waar vb. wonen of recreatie in de plaats komt van voormalige industrie. De toestand in Gent op 1 januari 2012 is de volgende (Stad Gent, 2012h) 96 : 1573 percelen (1891 ha of 12,11% van het grondgebied) waarvoor verdere maatregelen nodig zijn. 434 percelen (739 ha of 4.73% van het grondgebied) waarvoor sanering nodig is. 525 percelen (746 ha) waarvoor een eindverklaring van de sanering is afgeleverd. 89% van de te saneren gronden is industriegrond (OVAM, 2011). 97 Deze cijfers geven geen beeld van de evolutie van de bodemverontreiniging in Gent, maar veeleer een beeld van de inventarisatie, de reeds gesaneerde en de te saneren gronden Huishoudelijk afval: laatste 10 jaar geen trendbreuk Bekijken we de totale hoeveelheid huishoudelijk afval, dan is er geen trendbreuk te zien in de statistieken. Er zijn wat (conjuncturele) verschillen tussen de verschillende jaren merkbaar. De laatste tien jaar situeert de totale hoeveelheid zich tussen de 515 kg/inw in piekjaar 2006 en 432 kg/inw in (Stad Gent, 2012h) 98 Eind jaren 90, met de invoering van selectieve ophaling van afval, werd een grote stap gezet. In 1995 werd nog 324 kg niet-recupereerbaar afval (restafval, brandbaar grofvuil, het sorteerresidu van PMDafval en gemeentevuil) per inwoner opgehaald, tien jaar later, in 2005, bedroeg dit nog 190 kg per inwoner. Sindsdien blijft dit gegeven min of meer constant, in 2010 bedroeg dit 185 kg/inw (Stad Gent, 2012h) update indicator update indicator 99 + update indicator 193

196 kg/inw 600 Grafiek - totaal huishoudelijk afval en niet -recupereerbaar afval per inwoner, , Gent Totale hoeveelheid huishoudelijk afval Hoeveelheid niet-recupereerbaar afval Bron: OVAM, Inventarisatie Huishoudelijke Afvalstoffen en IVAGO 3. Milieuhinder Milieuverontreiniging is weergegeven via objectieve statistieken (metingen van emissies). Naast deze objectieve cijfers zijn er geobjectiveerde gegevens die men via een bevraging van een representatief staal van de bevolking kan bekomen. De geobjectiveerde informatie geeft een toegevoegde waarde aan het objectief materiaal. Bijvoorbeeld: objectief is de luchtkwaliteit de laatste jaren verbeterd, maar 1 op 10 Gentenaren geeft aan (zeer) vaak geurhinder te ondervinden. Inzicht in milieuhinder is bekomen via bevragingen van een representatief staal van de Gentse bevolking Geluidshinder voornamelijk veroorzaakt door mobiliteit Het leefbaarheidsonderzoek 2006 toont aan dat de Gentenaar geluidshinder als de meest voorkomende vorm van milieuhinder aangaf. Uit de Stadsmonitor 2011 blijkt dat 40% van de inwoners van de dertien centrumsteden last heeft van lawaaihinder. In alle steden is de voornaamste bron van overlast het verkeer, gevolgd door burenlawaai en andere vormen van lawaai. In Antwerpen, Aalst, Gent en Sint-Niklaas heeft meer dan 40% van de inwoners last van geluidsoverlast. In de andere steden is dit aandeel minder groot. Een op de drie Gentenaars gaf aan de afgelopen maand last te hebben van geluidshinder door verkeer (Luk Bral, et al., 2011). Uit modelleringen bleek dat het aandeel inwoners dat blootgesteld wordt aan hinderlijk weg en spoorweglawaai overdag 24% bedraagt, s nachts is dat 21% (Stad Gent, 2010c). Naast de geluidshinder veroorzaakt door verkeer zijn er nog andere belangrijke oorzaken, zoals geluidsoverlast veroorzaakt door buren, evenementen, horeca of bedrijvigheid (Stad Gent, 2012f). 194

197 3.2. Zwerfvuil en sluikstorten blijven zeer frequent voorkomen, de opgehaald tonnages stijgen fors Andere veelvoorkomende milieuhinder gaat over sluikstorten en zwerfvuil. Uit de Stadsmonitor 2011 bleek dat 32,3% van de Gentenaars (zeer) vaak antwoordde op de vraag of ze afgelopen maand last ondervond van sluikstorten/zwerfvuil in de buurt. Onder de dertien centrumsteden zijn Gent, Antwerpen en Turnhout koplopers qua aandeel inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van zwerfvuil/sluikstort in de buurt. Een opgemerkte evolutie is de sterke stijging van het tonnage opgehaalde sluikstorten, in 2001 bedroeg die 290 ton, in 2011 liep dat op tot 516 ton (IVAGO, 2011) Eén op de tien Gentenaren geven aan (zeer) vaak last te hebben van geurhinder Eveneens uit de Stadsmonitor 2011: 11,1% van de Gentenaars ondervond de laatste maand (zeer) vaak last van geurhinder. (Luk Bral, et al., 2011) Antwerpen, Gent en Roeselare scoren hoger dan het gemiddelde voor de 13 centrumsteden. De belangrijkste bronnen van geurhinder zijn horeca en handel, buren, KMO en industrie. (Stad Gent, 2012f) 195

198 4. Toenemend milieubewustzijn Hoewel in globo moeilijk cijfermatig te onderbouwen is er sinds 2006 sprake van een opnieuw toegenomen milieubewustzijn van de Gentenaar. Het milieubewustzijn wordt sterk bepaald door de mate waarin men zelf geconfronteerd wordt met milieuproblemen (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). Het is af te wachten of de toegenomen aandacht in de media voor onder andere klimaatverandering tot een blijvend verhoogd milieubesef en vooral gedrag bij de Vlamingen leidt. Cijfers op Vlaams niveau 100 wijzen ze op het volgende: Het milieuvriendelijk consumptiegedrag neemt toe sinds 2006: er worden meer biologische en milieuvriendelijke producten gekocht (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). Wat zuinig gedrag betreft zijn de resultaten minder rechtlijnig. Met water en verlichting wordt in 2010 iets zuiniger omgesprongen dan in 1996, de fiets nemen of te voet gaan voor korte verplaatsingen blijft min of meer hetzelfde (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). Uit onderzoek van de UGent (Van Dyck, 2012) blijkt wel dat wie in de stad woont, dagelijks 15 minuten meer fietst en wandelt dan mensen die op het platteland wonen. Op het vlak van voeding merken we ook in Gent dat biologische voeding en beperktere vleesconsumptie stilaan hun beperkte schaalniveau ontgroeien en doordringen tot het standaard boodschappenlijstje van de bewuste consument. Uit een enquête uitgevoerd in 2011 bleek dat 1 Gentenaar op 5 meedoet met Donderdag Veggiedag. Steeds meer Gentenaars eten vegetarisch. 40 procent van de Gentenaars eet soms veggie op restaurant. (Stad Gent, 2011i) 5. Besluit De uitputting van fossiele brandstoffen en de klimaatverandering zijn mondiale thema s waarvoor ook antwoorden op lokale schaal vereist zijn. De uitdagingen zijn in kaart gebracht en zijn immens: fossiele brandstoffen worden een risicofactor voor onze welvaart en economisch gezond klimaat. Klimaatveranderingen zetten de stedelijke leefbaarheid onder serieuze druk en beïnvloeden de aantrekkelijkheid van het stadsklimaat om er te wonen, werken en recreëren. Klimaatdoelstellingen leveren bijgevolg een grote bijdrage aan tal van andere stedelijke uitdagingen zoals (energie- )armoede, stadsvlucht, betaalbare en comfortabele woningen, economische profilering, stadsmarketing,. Wil Gent evolueren naar een klimaatneutrale stad dan dient zowel op het vlak van economie, wonen en vervoer nog een hele lange weg te worden afgelegd, en is een versnelling noodzakelijk. Het draagvlak lijkt hiervoor beetje bij beetje toe te nemen. Wat betreft de milieurisico s op het Gentse grondgebied merken we de afgelopen jaren beperkte verbeteringen inzake luchtkwaliteit maar tegelijk ook de vaststelling dat de bestaande knelpunten langs drukke wegen niet opgelost zullen raken. De waterkwaliteit verbeterde van slecht naar matig dankzij investeringen in waterzuivering. Het is nog onduidelijk of die stagneert of nog verder kan evolueren naar een goede waterkwaliteit. Voor huishoudelijk afval valt die stagnatie wel op: na een sterke daling van het restafval in de tweede helft van de jaren negentig door invoering van gescheiden ophaling en recyclageparken, merken we de laatste tien jaar nauwelijks nog verandering. Bodemverontreiniging speelt vooral bij 100 Om milieuvriendelijk gedrag te meten worden in de survey sociaal-culturele verschuivingen van de Studiedienst van de Vlaamse regering een aantal stellingen voorgelegd die verschillende aspecten in rekening brengen. Meer info: (Beyst, 2011) 196

199 stadsvernieuwing -en uitbreiding. Daar waar voormalige industriële gronden een nieuwe functie krijgen (wonen, recreatie) situeren zich dan ook de grootste probleemlocaties. Op het vlak van milieuhinder bestaat de top drie uit geluidshinder, zwerfvuil/sluikstorten en geuroverlast. Qua geluidshinder is mobiliteit de voornaamste oorzaak. Uit recente modelleringen blijkt dat overdag 1 op 4, en s nachts 1 op 5 Gentenaars blootgesteld worden aan hinderlijk weg en spoorweglawaai. Sluikstorten en zwerfvuil zijn veelvoorkomend, het hoogste in vergelijking met de 12 andere Vlaamse centrumsteden. Opvallend hier is de sterke stijging in opgehaalde tonnages de laatste jaren. 197

200 Focus op gezondheid, gezond leven en gezondheidszorg Wanneer aan de Gentenaar gevraagd wordt om een inschatting te maken van zijn eigen gezondheid gaf 14,7% in het Leefbaarheidsonderzoek (Stad Gent, 2010a) aan dat ze altijd of regelmatig geconfronteerd worden met een persoonlijk gezondheidsprobleem zoals ziekte of handicap. Het leefbaarheidsonderzoek bevestigt de relatie tussen ouder worden, een lager inkomen, geen werk hebben en de aanwezigheid van gezondheidsproblemen. In 2011 gaf 3,1% van de Gentenaren aan in slechte tot zeer slechte gezondheid te zijn, maar personen uit een achtergestelde buurt 101 waren significant vaker in slechtere gezondheid (Willems, Hardyns, & Vyncke, 2011). Talloze factoren bepalen de gezondheid van een individu. Niet iedereen heeft vanaf de geboorte dezelfde kansen, kwetsbaarheden, ondervindt dezelfde risico s, of beschikt over dezelfde kennis en vaardigheden. De gezondheidssituatie van een individu hangt samen met diens socio-economische situatie (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2009a). Ook de levenswijze (roken, voeding, fysieke activiteit, mondgezondheid 102,...) en de toegang tot gezondheidszorg (informatie, financiële toegankelijkheid...) worden in grote mate beïnvloed door de sociaaleconomische groep waartoe men behoort. De rol van de lokale overheid ligt dan ook vooral in het versterken van het fysiek, psychisch en sociaal welbevinden van de Gentenaar door gezondheidsproblemen zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken, voornamelijk via preventie, sensibilisering en toegang tot gezondheidszorg. 101 volgens de Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten van De mondgezondheid van de Gentse kinderen, en zeker specifieke kwetsbare doelgroepen, is verontrustend als we kijken naar een onderzoek door de Universiteit van Gent (Martens, Vanobbergen, Willems, Aps, & De Maeseneer, 2006). Het onderzoek is van 2006 maar volgens tandartsen en gezondheidswerkers zijn de resultaten nog steeds actueel. Bij 18,5% van de onderzochte Gentse kinderen tussen 24 en 34 maand (N=385) werd matige tot zeer ernstige cariës vastgesteld. Er was een duidelijk verband tussen etniciteit en wonen in een achtergestelde buurt: kinderen van wie de moeder de Oost- Europese nationaliteit heeft en in een achtergestelde buurt wonen, hebben meer kans om zuigflescariës en tandplak te hebben. De meerderheid van deze kinderen krijgen dagelijks een fles gesuikerde drank en poetsen minder dan 1 keer per dag hun tanden. 198

201 1. Gezondheid 1.1. Gezondheidsongelijkheid De levensverwachting van de Gentenaren gaat er net als de gemiddelde levensverwachting van de Vlaming (78,3 en 83,2 jaar in 2009 (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2011) 103 ) en Belg op vooruit maar gezondheidsverschillen zijn groot: mensen leven langer en in betere gezondheid naarmate men een hogere socio-economische status (opleidingsniveau en/of inkomen) heeft. Iemand die geen enkele opleiding heeft gehad, sterft gemiddeld 7,5 jaar vroeger dan iemand met een diploma hoger onderwijs (TAHIB, ). Daarnaast is er een verschil in de levensverwachting in goede gezondheid (zonder ongeschiktheid) volgens het opleidingsniveau. Een 25 jarige vrouw zonder diploma heeft 18 jaar minder goede gezondheidsjaren te gaan dan een 25 jarige vrouw met hoger diploma (29 jaar versus 47 jaar te gaan). De gezondheid van personen die wonen in achtergestelde buurten in Gent is gemiddeld slechter dan deze van personen in niet achtergestelde buurten. Vooral in de wijken in de 19 de -eeuwse gordel, waar een aantal problematieken accumuleren (zoals meer leefloners, lagere inkomens, meer werkloosheid etc..), zijn de kansen voor een lang en gezond leven lager. Personen met een lagere socio-economische status leven ook vaker in een minder gunstige fysieke omgeving (minder goede huisvesting, stresserende omgeving (minder groen, meer lawaai- en geurhinder), ongezondere woonomstandigheden, ), hebben minder sociale middelen en worden meer blootgesteld aan sociale risicofactoren zoals sociale isolatie en eenzaamheid. Net in deze wijken in de 19 de -eeuwse gordel zijn de geboortecijfers het hoogst en leven in verhouding het meest baby s en peuters. 15% van de geboortes in Gent situeert zich in kansarme gezinnen (voor de geboortejaren 2007/2008/2009). 105 Opgroeien in armoede heeft een invloed op de ontwikkeling van een kind en legt een hypotheek op de toekomst en werkt een maatschappelijke zwakkere positie als volwassene in de hand. Elk kind een goede start geven in het leven leidt ongetwijfeld tot de grootste gezondheidswinst. 103 Deze levensverwachting wordt berekend rekening houden met de leeftijdsspecifieke sterftekansen van dat jaar op elke leeftijd, geprojecteerd op de bevolking. 104 Tackling Health Inequalities in Belgium, een onderzoek uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université Catholique de Louvain (UCL) in opdracht van de POD Wetenschapsbeleid, Zie hoofdstuk 1.2.Sociaal economische diversiteit 199

202 1.2. Mortaliteit en beschavingsziektes (kanker, diabetes, obesitas, ) gerelateerd aan leefstijl (gezonde voeding, beweging, roken) De belangrijkste doodsoorzaken in Gent zijn kankers en andere nieuwvormingen, hart- en vaatziekten, en longaandoeningen (Sterftecertificaten Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid ). Tussen 1 en 44 jaar zijn uitwendige doodsoorzaken (zoals val- of vervoersongevallen, geweld, verstikking, suïcide) de meest voorkomende reden van overlijden. Tussen 45 en 74 jaar is kanker de grootste doodsoorzaak. Bij mannen gaat het vooral om longkanker, bij vrouwen om borstkanker. Van de nieuwe gevallen van kanker in Gent komt bij mannen prostaatkanker vaakst voor (28% van alle kankers), met daarnaast veel long- (17 %) en dikke darmkanker (14 %). Onder Gentse vrouwen is een derde van alle kankers borstkanker (33 %). Dit loopt vrijwel gelijk met de Vlaamse cijfers, net zoals de gehele top 5 (Nationaal Kankerregister, 2008). Vanaf 75 jaar sterft men het meest aan hart- en vaatziekten Leefstijl heeft een grote invloed op vroegtijdige sterfte: bij mannen zou 25% van de sterfte vóór de leeftijd van 75 theoretisch kunnen vermeden worden door een gezondere leefstijl (Team gegevensverwerking en resultaatsopvolging, 2010). Zo is 92,4%, van de longkankersterfte bij mannen toe te schrijven aan tabaksgebruik Geestelijke gezondheidszorg staat voor uitdagingen: Iemand die geestelijk gezond is, kan omgaan met de normale spanningen van het leven, productief en vruchtbaar werk verrichten en een bijdrage leveren aan zijn of haar gemeenschap (WHO, 2007). Volgens het Leefbaarheidsonderzoek 2010 heeft 84% van de Gentenaren een goed psychisch welbevinden, 6% scoort slecht, en 10% matig. Algemeen blijkt hoe ouder, hoe beter het psychisch welbevinden. Een hoger diploma, inkomen en het hebben van een vaste job gaat samen met een hoger welbevinden. Ongeveer 16% van de bevolking in Gent geeft aan dat ze psychofarmaca (slaap- of kalmeermiddelen, antidepressiva of pijnstillers) gebruiken (S. Willems, et al., 2011). In 2008 werden er 4113 psychiatrische opnames van Gentenaren geregistreerd (Minimale Psychiatrische Gegevens, MPG, FOD Volksgezondheid 106 ). Dit zijn 173 opnames per inwoners, terwijl er gemiddeld in Vlaanderen 96 opnames per inwoners zijn. Vooral bij mannen is dit tot bijna twee keer zoveel (207 tegenover 99 per inwoners) in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde.) De voornaamste opnameredenen zijn alcoholgebruik, depressie en drugsmisbruik, en vervolgens schizofrenie. 106 Dit is de registratie van de residentiële opnames of intakes door de psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ), initiatieven voor beschut wonen (IBW), of psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) 200

203 Alcoholmisbruik Depressie Drugsmisbruik Schizofrenie Psychotische stoornis Persoonlijkheidsstoor nis B (Borderline, antisocialiteit, Aanpassingsstoornis Bipolaire stoornis Aantal per inwoners Psychiatrische opnames per hoofddiagnosegroep (MPG 2008) 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 Gent Vlaanderen In 2010 waren 2311 Gentenaren in begeleiding bij een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg 107. De CGG bieden geïntegreerde, maar niet-residentiële geestelijke zorg. Angst- en stemmingsstoornissen en verslavingsproblemen nemen een belangrijke plaats in. Het aanbod van de CGG bleef in het verleden achter bij de afbouw van de residentiële psychiatrische zorg waardoor een wachtlijstproblematiek ontstond. Nergens ter wereld zijn er meer intramurale psychiatrie-bedden dan in Gent. Tegelijk is er een tekort aan 1 e lijns geestelijke gezondheidszorg en dit terwijl veel psychische problemen zonder opname of niet louter via medicatie kunnen worden behandeld. In Gent waren er in suïcides per inwoners 108 en in pogingen tot zelfdoding per inwoners. Dit is meer dan gemiddeld in Vlaanderen, terwijl de Vlaamse cijfers al relatief hoog zijn binnen Europa meer bepaald dubbel zo hoog als in Nederland. De risicofactoren voor suïcide (vroegere suïcidale gedachten en psychische problemen) zijn nochtans vergelijkbaar tussen Vlaanderen en Nederland. De betere toegankelijkheid en beschikbaarheid van de GGZ-hulpverlening in Nederland is een gedeeltelijke verklaring (Reynders, Scheerder, Molenberghs, & Van Audenhove, 2011). Daarnaast hebben Nederlanders een duidelijk positievere houding tegenover hulp zoeken: ze ervaren minder zelfstigma en schaamte om formele hulp te zoeken. 2. Leefstijl: gezonde voeding en gezond gedrag 2.1. Obesitas epidemie? Valt er nog gezondheidswinst te behalen via eet- en bewegingsgewoonten van de Gentenaar? Een gezond gewicht bij volwassenen tussen 19 en 59 jaar verwijst naar een BMI (Body Mass Index) tussen 18,5 en 24,9 (kg/m²). Een obees persoon heeft een BMI hoger dan 30 (kg/m 2 ), dit is een ernstige vorm van overgewicht. 107 Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Sterftecertificaten Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid 201

204 Obesitas bereikt momenteel epidemiologische proporties in de westerse landen. Het is de oorzaak van tal van complicaties en comorbiditeiten op korte termijn (kortademigheid, hoge bloeddruk, problemen bij fysieke handelingen), maar zeker op lange termijn (ontwikkeling van o.a. diabetes type 2, cardiovasculaire aandoeningen en sommige vormen van kanker). Ook wordt vastgesteld dat kinderobesitas aan het stijgen is. (Branca, Nikogosian, & Lobstein, 2007) Obesitas en overgewicht blijven toenemen in Vlaanderen, ook bij jongeren. In 2010 waren 3,2% van de Vlaamse jongens en 2,1% van de meisjes obees en 9,8% van de jongens en 7,5% van de meisjes lopen het risico obees te worden. Meer jongens en meisjes uit het secundair beroepsonderwijs bevinden zich in de pre-obese en obese groep in vergelijking met jongens en meisjes uit het algemeen secundair onderwijs (Hublet, Vereecken, & Maes, 2010). De Gentse Centra voor Leerling Begeleiding zien meer en meer kinderen bij wie obesitas en overgewicht voorkomen. Cijfers hierover voor Gent kunnen niet worden geleverd; dit zijn vaststellingen van de CLB-artsen zelf. Naar aanleiding van een onderzoek (UGent, ) berekende men op basis van zelfgerapporteerde lengte en gewicht de BMI bij 1200 volwassenen Gentenaars (Van Dyck, et al., 2010). Het gemiddelde BMI was 24,3. Voor mannen is dit hoger dan voor vrouwen (25,3 en 23,5), de laag opgeleiden (= geen hoger onderwijs gevolgd) hadden een hoger BMI dan hoger opgeleiden (25,3 en 23,7). Dit profiel wijkt niet noemenswaardig af van de Belgische gemiddelden (nationale Gezondheidsenquête 2008). De resultaten van de Gezondheidsenquête 2008 (W.I. Volksgezondheid, 2008) toonden al aan dat de voedingsgewoonten van de Belg zeker niet optimaal zijn. Mensen eten te veel producten uit de restgroep en uit de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten. Van de andere producten verbruikt men te weinig tot veel te weinig, bv. groenten, melk, water, Ook uit het Leefbaarheidsonderzoek (Stad Gent, 2010a) blijkt dat de aanbevelingen op vlak van groente-, fruiten waterconsumptie nog lang niet behaald worden. Maar er is toch sprake van een verbetering: vrouwen en hoogopgeleiden hebben gezondere eetgewoonten en consumeren dagelijks fruit, groenten, bruin brood en eten wekelijks vis (Gezondheidsenquête 2008 en Leefbaarheidsonderzoek 2010). Jongvolwassenen scoren hierop de slechtste punten. Een andere verontrustende vaststelling bij jongvolwassen is dat de helft van hen dagelijks gesuikerde frisdrank drinkt (Gezondheidsenquête 2008). Ook het gebruik van energiedrankjes boomt (Lokaal Sociaal Beleid, 2012). Uit de Stadsmonitor (Luk Bral, et al., 2011) blijkt dat ongeveer 46,7 % van de Gentenaren regelmatig actief aan sport doet. Het gemiddelde voor de 13 centrumsteden is 47,1%. Maar niet louter actief sporten, ook matige of actieve lichamelijke inspanningen zijn goed voor de gezondheid. Op dit moment behaalt 39% van de Vlaamse bevolking tussen 15 en 59 jaar de bewegingsaanbeveling ,7% van de Vlamingen (t.o.v. 26 voor België) loopt een gezondheidsrisico door een gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd. Socio-economische 109 Om gezondheidswinst te behalen is het al voldoende voor volwassenen en senioren om dagelijks minstens een half uur te bewegen met een matige fysieke inspanning ofwel 3 dagen per week minstens 20 minuten intense aerobe fysieke activiteit. Voor kinderen en jongeren is dit minstens een uur per dag. 202

205 verschillen vallen sterk op: hoe lager het opleidingsniveau, hoe minder tijd men aan lichamelijke inspanning besteedt, en hoe minder men beweegt in de vrije tijd. Vrouwen, mensen van 65 jaar en ouder, maar ook achtergestelde sociale klassen worden onderscheiden als specifieke doelgroepen voor acties (Gislé, et al., 2010). Vlaanderen is wel actiever dan Brussel en Wallonië. - de verschillen tussen de gewesten zouden voor een deel te wijten zijn aan meer betaalbare sportinfrastructuur in Vlaanderen. Daarnaast blijken stadsbewoners gemiddeld actiever dan plattelandsbewoners: ze fietsen en wandelen meer, zowel voor functionele verplaatsingen als in de vrije tijd (Van Dyck, 2012). Een beweegvriendelijke omgeving omvat in dit geval onder andere de nabijheid van winkels en andere voorzieningen 2.2. Middelengebruik: roken en alcoholgebruik, ingeworteld in onze cultuur? Roken verhoogt het risico op een aantal ziekten: hart- en vaatziekten en een aantal kankers, waaronder longkanker. Roken gaat ook gepaard met een slechtere kwaliteit van leven, meer ziekteverzuim en een hoger zorggebruik. In vergelijking met andere leefstijlfactoren is de bijdrage aan de totale ziektelast bij roken hoog. (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2012) Het aantal rokers neemt af in Vlaanderen tussen 2004 (22,6%) en 2008 (18,6%). Het percentage rokers ligt het hoogst voor de leeftijdsgroep jaar. De afname is onder jongeren tussen zeer groot (10%), en ook onder 25 tot 44 jarigen vrij groot. Er bestaat nog altijd een verschil tussen hoger opgeleiden (10,8%) en andere opleidingsniveaus (22,2% tot 26%). Uit enquête van UGent (S. Willems, et al., 2011) blijkt dat in Gent ongeveer 16% momenteel dagelijks rookt, en 7,6% af en toe. In een achtergestelde buurt is dit percentage significant hoger: 22,6 % (tegenover 12,9% in een nietachtergestelde buurt) rookt dagelijks. Alcoholgebruik maakt deel uit van onze levensstijl, het is één van de meest aanvaarde sociale drugs. Maar gezondheidsproblemen stijgen naarmate alcoholgebruik toeneemt en aanhoudt. Het heeft een negatieve invloed op chronische ziekten en traumatismen, op de mentale gezondheid en het sociale, het professionele en het familiale leven (Gislé, et al., 2010). In Vlaanderen steeg het problematische alcoholgebruik stelselmatig tussen 2001 en 2008 (Gislé, et al., 2010). Via het leefbaarheidsonderzoek (Stad Gent, 2010a) gaf één vierde van de Gentenaren aan dat ze het voorbije jaar geen alcohol consumeerden, 9% van de respondenten dagelijks. Vrouwen consumeren minder vaak alcohol dan mannen. Hoe ouder, hoe vaker men alcohol consumeert. Niet- Belgen en respondenten waarvan één of beide ouders niet-belg is, drinken minder dan Belgen en respondenten waarvan beide ouders Belg zijn. Hoe hoger het diploma, hoe makkelijker men het heeft om maandelijks rond te komen en hoe hoger het inkomen, hoe meer men alcohol consumeert (Stad Gent, 2009a). In Gent is er een opvallend hogere alcoholconsumptie in het weekend. De aandacht moet gaan naar overmatig en geconcentreerd alcoholgebruik, alcoholgebruik bij jongeren (waarbij elk gebruik als schadelijk wordt beschouwd), bingedrinking bij studenten en risico op alcoholafhankelijkheid bij mannen zowel jonge mannen als oudere - en vrouwen tussen de Gemiddeld in Vlaanderen scoren mannen slechter op alle indicatoren van alcoholgebruik, maar ook jongeren en vrouwen 203

206 tussen 55 en 65 jaar scoren opvallend hoog voor overmatig alcoholgebruik 110. Het merendeel van de probleemdrinkers in België behoort tot de leeftijdsgroep jaar. Maar ook bij vrouwen stijgt het dagelijks drinken en de drankverslavingen, vooral bij vrouwen van 40 tot 50 jaar oud (Gislé, et al., 2010). Alcoholconsumptie komt al op jonge leeftijd voor, vooral in het TSO-BSO. Ook de verschillen tussen jongens en meisjes vlakken af (Hublet, et al., 2010). 3. Gezondheidszorg Voor het aanbod rond gezondheidszorg vervult Gent een centrumfunctie. Met zijn negen ziekenhuissites, negentien welzijnsbureaus, twee centra voor geestelijke gezondheidszorg, acht wijkgezondheidscentra 111 en 27 rusthuizen is Gent naast Antwerpen één van de belangrijkste zorgcentra in Vlaanderen. Gent telt ongeveer 170 apotheken en 290 huisartsen en beschikt over drie huisartsenwachtposten. Daarnaast heeft Gent een Netwerk Psychiatrische Zorg in de thuissituatie, en telt het vijftien Prenatale Steunpunten en Consultatiebureaus van Kind en Gezin. Daarenboven heeft Gent al geruime tijd een actieve Huisartsenvereniging. (Stad Gent, 2012j) 3.1. Nakend huisartsentekort in Gent maar nu al tekorten in bepaalde wijken 93% van de Gentse bevolking woont op redelijke afstand (minder dan 1 km) van een huisartsenpraktijk (Stadsmonitor, 2007). Dit is net als in de andere centrumsteden in Vlaanderen zeer hoog. Dit zegt enkel iets over fysieke toegankelijkheid, niet over de effectieve beschikbaarheid. Er zijn in Gent ongeveer 287 huisartsen (Bron cijfers, bewerkingen en grafieken: Huisartsenvereniging Gent 2011). Bijna de helft van deze artsen werkt alleen, 17% werkt in een groepspraktijk, 17% in een duopraktijk, en 18% werkt in één van de 8 Gentse wijkgezondheidscentra. Bijna de helft van alle huisartsen is ouder dan 50 jaar. Vooral de oudere artsen werken alleen, terwijl de artsen onder de 40 jaar vaker in een wijkgezondheidscentrum of een groepspraktijk werken. Het aanbod aan huisartsen in Groot-Gent voldoet in theorie aan de RIZIV-norm (1 huisarts per inwoners). Omgerekend naar voltijds equivalenten, zijn er ongeveer 250 artsen voltijds beschikbaar. Dit is nog altijd net boven de norm, maar er zijn grote verschillen tussen wijken. Een tiental wijken 112 zitten momenteel al onder de RIZIV-norm. Vooral in de wijken met een grotere proportie kwetsbare groepen en in het licht van de vergrijzing (ook in bepaalde wijken) stelt zich een probleem. De federale en Vlaamse overheid doet sinds een aantal jaren inspanningen om het huisartsenberoep aantrekkelijk te maken en ondersteuning te bieden en ook een efficiëntere organisatie van de eerstelijnszorg kan dit tekort opvangen. Ook lokaal kunnen maatregelen worden genomen om huisartsen aan te trekken of te ondersteunen. 110 frequentie van alcoholconsumptie, dagelijks drinken, de hoeveelheid (aantal eenheden), overconsumptie, piekdrinken en problematisch gebruik 111 Een wijkgezondheidscentrum is een centrum voor gezondheidszorgen die tot de eerste lijn behoort. Eén op de tien Gentenaars is patiënt bij een wijkgezondheidscentrum. 112 Gentbrugge, Muide-Meulestede-Afrikalaan, Drongen, Macharius Heirnis, Kanaaldorpen en zone, Sint-Amandsberg, Zwijnaarde, Wondelgem, Oud-Gentbrugge en Mariakerke. 204

207 3.2. Oneigenlijk gebruik spoeddiensten en HWP De huisartsenwachtposten in Gent aan de Baudelokaai, Martelaarslaan en Kliniekstraat, registreerden in raadplegingen. Ze staan in voor een toegankelijk zorgverlening naast de reguliere consultatie-uren en moeten vermijden dat de (duurdere) spoedafdeling van de ziekenhuizen wordt gebruikt. De spoedgevallendienst wordt nog steeds te vaak als eerstelijnsdienst gebruikt Uitstellen van zorg Uitstel van gezondheidszorg verhoogt het risico op langdurige en ernstige aandoeningen en vergroot de tijd nodig om te herstellen van de behandeling. Uitstellen van doktersbezoek kwam volgens het Gentse Leefbaarheidsonderzoek in 2010 onder ongeveer 25 % van de Gentenaren voor. Bij 2 % van de Gentenaren gebeurt dit meer bepaald om financiële redenen. Uitstel van tandartsbezoek omwille van financiële redenen kwam bij 2,5% van de respondenten voor. Uitstelgedrag komt meer voor bij lagere inkomensgroepen. Niet-Belgen en respondenten waarvan minstens een ouder niet-belg is, stellen specifiek het tandartsbezoek vaker uit. Bij OCMW/CAW/DMW-cliënteel loopt het aandeel dat huisartsenbezoek uitstelt om financiële redenen op tot 14% (KANS-onderzoek (Sara Willems, et al., 2011)) 114. Gemiddeld spendeert een huishouden in België 125 per maand of 7% van het beschikbaar inkomen voor gezondheidszorgen. Dit weegt zwaarder door (10%) bij de socio-economisch zwakkere huishoudens (Gezondheidsenquête 2008). In 2009 leefde 2% van de Vlamingen in een gezin dat in het voorgaande jaar minstens 1 keer een bezoek aan de arts of tandarts heeft moeten uitstellen omwille van financiële redenen. Uit de nationale gezondheidsenquête bleek al dat personen uit de hoogste opleidingscategorie bijna twee keer zo vaak naar de tandarts gaan als de laagst geschoolden. De barrières die hierbij een rol spelen zijn echter niet enkel financieel van aard. Maatregelen zoals gratis tandverzorging voor jongeren en een verlaging van het remgeld kunnen een antwoord bieden op financiële remmen, maar de socio-economische verschillen hebben ook te maken met cognitieve barrières: veronderstellingen of opvattingen over tandzorg en mondgezondheid (bijvoorbeeld rond het belang van een jaarlijks bezoek aan de tandarts). (Nationale Gezondheidsenquête). Mensen wachten soms te lang om hulp te zoeken voor geestelijke gezondheidsproblemen. Uitstelgedrag komt voor doordat mensen vaak zelf het probleem willen oplossen, ze schrik hebben voor de kostprijs, er nog sprake is van een stigma gebonden aan het zoeken van professionele hulp, en door de gepercipieerde (on)toegankelijkheid van diensten. De mediane duur tussen de start van 113 In steden contacteert men relatief vaker een spoeddienst. Dit komt ook vaker voor bij lager opgeleiden (Gezondheidsenquête 2008). 114 Kwetsbaarheid aanpakken in de Samenleving, Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin. Enquête bij welzijnszorggebruikers (OCMW, CAW, ICAW) , met ook een Gentse steekproef (niet representatief). Hieruit blijkt dat van de bevraagde respondenten 32,1% (in Gent 43,6 %) het afgelopen jaar een bezoek aan de huisarts dat wel nodig was, uitstelde, waarvan 42,8% aangaf dat dit om financiële redenen was. 205

208 de stoornis en het moment waarop personen een eerste behandelingscontact maken, schommelt tussen 1 jaar (voor stemmingsstoornissen) en 18 jaren (voor alcohol gerelateerde stoornissen, 16 jaar bij angststoornissen). (Bonnewyn, et al., 2008) Indien mensen toch hulp zoeken, wordt vooral beroep gedaan op geneesmiddelen en veel minder op psychotherapeutische begeleiding. In Vlaanderen heeft medicatie in de praktijk de overhand als behandelingsmethode voor psychische gezondheidsproblemen. Uit de nationale gezondheidsenquête van 2008 blijkt dat 80% van de personen die lijden aan een depressie beroep deed op medicatie, terwijl slechts 42% langs ging bij een psychotherapeut. Geestelijke gezondheidszorg integreren in eerstelijnsgezondheidszorg kan ervoor zorgen dat de populatie in zijn geheel betere toegang krijgt tot de nodige en vroegtijdige zorgverlening inzake geestelijke gezondheid (Funk, Saraceno, Drew, & Faydi, 2008). 206

209 4. Besluit Mensen leven langer en in betere gezondheid maar niet iedereen profiteert hier evenveel van: de levensverwachting, gezondheid, de leefstijl en toegankelijkheid van de zorg verbeteren of verhogen namelijk naarmate men een hogere socio-economische status (opleidingsniveau en/of inkomen) heeft. Een aantal wijken in Gent vertoont een accumulatie van problematieken waardoor de kansen op een lang en gezond leven in die wijken lager zijn. Opgroeien in armoede heeft een invloed op de ontwikkeling van een kind en legt een hypotheek op de toekomst. Algemeen gaat het goed met de gezondheid van de Gentenaren: bijna 2 op de 3 wordt (bijna) nooit geconfronteerd met een persoonlijk gezondheidsprobleem zoals ziekte of handicap. Ouderen, lagere inkomensgroepen, en werklozen, ervaren vaker gezondheidsproblemen. Gezien het aantal suïcides en opnames in psychiatrische ziekenhuizen, moeten we ons zorgen maken over de geestelijke gezondheid van de Gentenaars. Er is een tekort aan 1 e lijns geestelijke gezondheidszorg terwijl veel psychische problemen zonder opname of niet louter via medicatie kunnen worden behandeld. Daarnaast is er veel uitstelgedrag en een stigma op geestelijke gezondheidszorg en -problemen. Voor wat de geestelijke gezondheid betreft blijkt dat hoe ouder je bent, hoe hoger het diploma en inkomen en of je een vaste job hebt, samengaat met een beter psychisch welbevinden. De opmars van de beschavingsziektes gerelateerd aan leefstijl is een algemene trend in Westerse landen, en ook bij de jongere generatie vinden we alarmerende cijfers terug. Er valt nog veel gezondheidswinst te behalen via eet- en bewegingsgewoonten van de Gentenaar. Er is te veel restgroep- (vet, suiker, ) en vleesconsumptie, en te weinig groenten- en fruitconsumptie. Bij een belangrijke groep van de volwassenen en een nog grotere groep van de senioren wordt er te weinig bewogen. Rookgedrag en alcoholconsumptie hebben een negatieve impact op gezondheid. In 2011 rookte ongeveer 16% van de Gentenaars dagelijks. Het aantal rokers in Vlaanderen gaat in dalende lijn maar vooral bij lagere socio-economische klassen zijn de cijfers nog hoog. Het alcoholprofiel in Gent laat zich samenvatten door een opvallend hogere alcoholconsumptie in het weekend (overmatig en geconcentreerd alcoholgebruik), alcoholgebruik bij jongeren, bingedrinking bij studenten en risico op alcoholafhankelijkheid bij mannen zowel jongere als oudere en vrouwen tussen de jaar. In Gent komt uitstellen van zorg vooral bij de socio-economisch zwakkere groepen nog veel voor. Niet enkel financiële, maar ook informatieve en culturele drempels spelen hier een rol. Geografisch gezien is de huisarts voor de Gentenaar voldoende bereikbaar: 93% van de Gentse bevolking woont op minder dan 1 km van een huisartsenpraktijk. Maar qua effectieve beschikbaarheid van huisartsen is er een nakend tekort, globaal gezien de komende pensioneringsgolven bij huisartsen en specifiek in bepaalde wijken, waar er nu reeds een tekort is. Daarnaast moet er werk gemaakt worden van het wegwerken van het oneigenlijk gebruik van de spoedafdeling van ziekenhuizen. De rol van de lokale overheid ligt voornamelijk in preventie, sensibilisering en toegang tot gezondheidszorg. Gezondheidsuitgaven liggen vandaag vooral bij de curatieve gezondheidszorg, het valt echter (ook economisch) te motiveren om meer in te zetten op een preventief gezondheidsbeleid. 207

210 Focus op vrije tijd: Cultuur, sport, recreatie en toerisme 1 Het culturele landschap in Gent Het culturele landschap in Gent is ruim en divers. Het is bijna onmogelijk om een volledige opsomming te maken van alles wat er aan cultuur leeft, laat staan dat het veld cultuur volledig te becijferen valt. Toch doen we hier een poging om een beeld te geven van het culturele landschap in Gent. Onderzoek op basis van de Vlaamse participatiesurvey (Vlegels & Lievens, 2011) deelt cultuurparticipatie op in vijf hoofdcategorieën: podiumkunsten, bioscoopbezoek, erfgoedactiviteiten, musea en tentoonstellingen en muziekvoorstellingen. We bespreken hier de verschillende categorieën en vullen aan met gegevens over de bibliotheek. Nietparticipant (%) Incidentele participant 115 (%) Frequente participant 116 (%) Podiumvoorstellingen 53,3 28,2 18,1 Bioscoopbezoek 59,7 22,3 17,7 Erfgoedactiviteiten 50,9 24,4 22,4 Musea en tentoonstellingen 72,1 17,6 9,9 Festivals en concerten 70,1 17,0 12,7 Tabel 17: Participatie van de Vlaming naar categorie (percentages) (Bron: Louter een kwestie van goesting? - Participatiesurvey 2) 1.1. Podiumkunsten De podiumkunsten blijven een belangrijke deelsector van het stedelijk cultuurlandschap, zowel wat betreft de professionele en structurele actoren als wat betreft de semi-professionele spelers en het projectmatige werk. Het aantal podiumvoorstellingen en tentoonstellingen ligt hoog in Gent. In 2011 zijn er gemiddeld 304 cultuurevenementen per inwoners. Gent is hiermee een van de koplopers in Vlaanderen. Het aanbod aan podiumvoorstellingen (theater, dans, lezingen) en concerten is in vergelijking met de andere centrumsteden het hoogst in Gent. Het cijfer betreft podiumvoorstellingen en tentoonstellingen die zijn ingevoerd in de cultuurdatabank van CultuurNet Vlaanderen (UiTdatabank, Dit zijn dus ook de evenementen waarvoor door Sabam geen auteursrechten worden geïnd (cf. infra) waar we tot 160 culturele evenementen komen per inwoners (Luk Bral, et al., 2011). Gent beschikt volgens cijfers uit de Stadsmonitor over 6 amateurgezelschappen per inwoners. Opvallend is dat er een afname is van het aantal gezelschappen ten opzichte van 2007 (7 per inwoners), terwijl het Vlaams gemiddelde licht toeneemt. Bij deze gegevens zijn er echter belangrijke kanttekeningen te maken. Zo hebben de cijfers enkel betrekking op groepen aangesloten bij een erkende landelijke organisatie voor amateurkunsten. Het werkelijke aantal kan dus hoger tot 2 keer geparticipeerd in de zes maanden voorafgaand aan de bevraging keer op meer geparticipeerd in de zes maanden voorafgaand aan de bevraging 208

211 liggen. De sector popmuziek is niet in deze cijfers opgenomen. Bovendien komen individuele amateurkunstenaars niet in beeld. 67% van de Gentenaars heeft in 2011 een of meerdere podiumvoorstellingen bijgewoond. Dit is een lichte daling t.o.v (72%). Algemeen is er voor de Vlaamse centrumsteden een daling van 68% in 2008 naar 64% in Bij de Gentenaars zijn concerten het populairst, gevolgd door theatervoorstellingen en dans. Meer dan de helft van de Gentenaars heeft in 2011 minstens een concert bijgewoond; een ruime 4 op 10 heeft een theatervoorstelling bijgewoond en 2 op 10 ging naar een dansvoorstelling (Luk Bral, et al., 2011). Deze cijfers zeggen enkel iets over de cultuurparticipatie van de Gentenaren, niet over waar zij deze cultuur participeren, noch over de cultuurparticipatie van niet-gentenaren in Gent. Podiumvoorstellingen in een cultuurgrootstad (Gent, Antwerpen en Brussel) rekruteren immers publiek uit een bredere regio in vergelijking met de voorstellingen in overige gemeenten (Lauwerysen & Colpaert, 2004) Bioscopen In Gent zijn er 3 bioscopen en een filmzaal van de Universiteit Gent 64% van de Gentenaren heeft in 2011 de bioscoop bezocht. Dit is een daling t.o.v. 68% in 2008, maar Gent blijft wel nog steeds de stad met het tweede hoogste aandeel bezoekers (Luk Bral, et al., 2011). Het spreekt voor zich dat het publiek van de Gentse bioscopen ruimer is dan de Gentenaren alleen Erfgoed, musea en tentoonstellingen In toepassing van het Cultureel-erfgoeddecreet - dat de regels bevat op basis waarvan de Vlaamse Gemeenschap het cultureel-erfgoedveld in Vlaanderen ondersteunt en subsidieert - worden de musea gerangschikt in drie categorieën: lokaal, regionaal of Vlaams. Zeven Gentse musea werden ingedeeld bij het Vlaamse, hoogste niveau. Daarnaast beschikt Gent ook over talrijke kleinere musea. In de Gentse Museumfolder 2010 zijn 30 adressen van musea weergegeven. Tabel 18 toont de evolutie van de bezoekersaantallen voor de Gentse musea. Jaar Gravensteen Kunsthal Sint- Pietersabdij MIAT MSK SMAK Huis van Alijn Design Museum STAM Belfort Lam Gods Tabel 18: Evolutie bezoekersaantallen Gentse musea en monumenten (Bron: Stad Gent, departement Cultuur en Sport) De meest bezochte musea en monumenten in 2010 zijn het Gravensteen en het SMAK. Het Lam Gods in de Sint-Baafskathedraal vult de top drie aan. Het Gentse museale landschap kreeg er in oktober 2010 een belangrijke speler bij met het stadsmuseum STAM dat in 2010 al bezoekers mocht verwelkomen op drie maanden tijd. Met de Gent Museumpas kan men voor een eenmalig vast bedrag van 20 euro de belangrijkste Gentse musea en monumenten bezoeken, tijdelijke tentoonstellingen inbegrepen. Door een samenwerkingsverband tussen de Stad Gent en De Lijn is de Gent Museumpas voortaan ook geldig als een 3-daags abonnement van De Lijn binnen de Gentse stadszone. In 2011 zijn museumpassen verkocht. Dit is een sterke stijging t.o.v toen nog maar passen verkocht 209

212 werden. De museumpas wint elk jaar meer aan populariteit (enkel in 2008 is er een daling, vermoedelijk te wijten aan de economische crisis) 117. Jaartal Verkoop museumpassen Tabel 19: Evolutie verkoop museumpassen (Bron: Stad Gent, departement Cultuur en Sport) 73% van de Gentenaren hebben in het afgelopen jaar een of meerdere musea, tentoonstellingen of historische plaatsen bezocht. Dit is een daling t.o.v (84%). Deze daling vinden we terug in alle centrumsteden van Vlaanderen (Luk Bral, et al., 2011). Het cijfer meet het bezoek van de Gentenaar de stadsbewoner en het gaat niet noodzakelijk over bezoeken in de stad zelf. De indicator zegt ook niets over het bezoek aan musea en historische plaatsen in de stad door niet-gentenaars of toeristen, daar geven de bezoekersaantallen van de musea en monumenten wel een beeld van. De mening van alle bezoekers vinden we wel terug in de resultaten van de klantenbevraging van de Gentse musea. In is een onderzoek uitgevoerd bij de bezoekers van vijf Gentse musea. 95% van de bevraagde bezoekers geeft aan tevreden of zeer tevreden zijn over het museum in zijn geheel (Stad Gent, 2008d) Muziekvoorstellingen Gent kent talrijke cultuurhuizen die een brede waaier aan muziekvoorstellingen aanbieden. Een overzicht van het volledig aanbod is amper te beschrijven of te becijferen. In de Stadsmonitor is er wel een indicator over het aanbod aan culturele activiteiten. Dit zijn activiteiten waarvoor door SABAM een vergoeding geïnd is voor de gespeelde muziek. In 2010 vinden er in Gent 160 culturele activiteiten 118 per inwoners plaats. In de 13 Vlaamse centrumsteden vonden gemiddeld 120 culturele activiteiten per inwoners plaats. Leuven en Gent tellen het hoogste aantal activiteiten per inwoners. Algemeen - voor de centrumsteden omvat 60% van deze geregistreerde activiteiten optredens en fuiven, theater is goed voor ongeveer 10%, klassieke muziek iets minder dan 10%. Gent scoort in vergelijking met het gemiddelde voor alle Vlaamse centrumsteden hoog wat betreft het aandeel klassieke muziek (meer dan 10% van het totaal aanbod) (Luk Bral, et al., 2011). 65% van de Gentenaren heeft in 2011 een plein-, parkevenement of zomerfestival bezocht. Het gemiddelde voor de Vlaamse centrumsteden is 62%. Gent heeft (samen met Sint-Niklaas en 117 Bron: Stad Gent, departement Cultuur en Sport 118 Culturele activiteiten waarvoor door SABAM een vergoeding geïnd werd voor gespeelde muziek. Volgende categorieën zijn opgenomen: klassieke muziek, feesten en fuiven, evenementen, modeshows/shows, sportieve manifestaties, eetfestijnen/soupers, optredens, theater, harmonies/fanfares, festivals. De filmvertoningen zijn niet opgenomen. 210

213 Antwerpen) met 10% van de inwoners die meer dan 6 keer per jaar participeren, het meeste frequente bezoekers van een plein-, parkevenement of zomerfestival Bibliotheek De Stedelijke Openbare Bibliotheek is de drukst bezochte cultuurinstelling van Gent actieve lezers maken gebruik van de hoofdbibliotheek en de 14 filialen en realiseren daarbij op jaarbasis 2 miljoen uitleningen en internetsessies. Dat zijn indrukwekkende cijfers, al is er net als in andere openbare bibliotheken onmiskenbaar een daling van het klassieke bibliotheekgebruik merkbaar. De unieke positie van de bibliotheek als bron van informatie en kennis is immers door de technologische realiteit achterhaald. De hoofdbibliotheek kenmerkt zich echter in toenemende mate door andere vormen van gebruik, die niet gevat worden in de traditionele uitleencijfers. Dat wordt geïllustreerd door het hoge aantal bezoeken dat schommelt tussen 2000 en 2400 per dag. Zeker scholieren en studenten vinden in de hoofdbibliotheek een ideale studeerplek, waarbij zij grasduinen in de collectie, maar evengoed met laptops en tablets online gaan. Per maand registreert de bib ca 4000 wifisessies. De bibliotheek staat de komende jaren dan ook voor een bijzondere uitdaging. Aan de Waalse Krook zal zij deel uitmaken van een cluster waarin innovatie, technologie en cultuur elkaar vinden. Dat impliceert dat de bib zelf ook een technologische, innovatieve omgeving wordt. In 2015 verhuist de bibliotheek dus niet alleen, maar realiseert aan de Krook een volledig nieuw concept Bovendien wordt het een uitdaging om deze innovatieve omgeving te verzoenen met een nog altijd belangrijk klassiek(er) bibliotheekgebruik. De waarde van de Krookbibliotheek zal niet meer alleen schuilen in de nabijheid van collecties, maar vooral in het bouwen aan een lees- en informatiecultuur, los van de fysieke of digitale drager Gent stad van cultuur Op vlak van kunst en cultuur kan Gent dus nog steeds toonaangevend worden genoemd. Gent beschikt over een vruchtbare bodem voor kunst en cultuur. De titel van het stedelijke cultuurbeleidsplan Er stroomt een Nijl door Gent verwijst met een knipoog naar het oude Egypte en de Nijl die er bij elke overstroming vruchtbare grond op haar oevers achterliet. Zo ook in Gent. Ter illustratie: sinds 2008 huldigt het stadsbestuur jaarlijks de Gentse laureaten van nationale en internationale cultuurprijzen. Gemiddeld zijn er dat een 20-tal. De prijzen waarmee ze gelauwerd werden, gaan van de Prijs voor Cultuurmanagement, de Vlaamse Cultuurprijs Cultureel Erfgoed, de Libris literatuurprijs, de AKO Literatuurprijs en de Music Industry Award tot eredoctoraten aan de UGent en de VUB. De tevredenheid over het cultuuraanbod bij de Gentenaars is groot: 87% van de Gentenaars is in 2011 tevreden over het culturele aanbod. Met het culturele aanbod wordt in de Stadsmonitor bedoeld het aanbod aan culturele voorzieningen zoals bijv. schouwburg, museum, bioscoop. Er wordt dus niet expliciet gevraagd naar de tevredenheid over het programma-aanbod in deze voorzieningen. De tevredenheid is licht toegenomen t.o.v (85%). Dit is dus enkel de mening van de Gentenaars. Bij de cultuurgebruikers in Gent zitten ook veel niet-stedelingen. Hun mening is in deze indicator niet bevraagd (Luk Bral, et al., 2011). Per inwoners telt Gent 131 arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector (2010). Het gemiddelde voor de 13 centrumsteden is 137 arbeidsplaatsen per inwoners. Dit cijfer is een onderschatting aangezien het enkel gaat om RSZ-tewerkstelling en niet om tewerkstelling in de publieke en plaatselijke overheden. De tewerkstelling in de publieke en plaatselijke overheid komt 211

214 neer op om ongeveer 10% van de totale tewerkstelling, maar zou specifiek voor de culturele tewerkstelling wel hoger kunnen oplopen. (Luk Bral, et al., 2011) 12% van alle bachelor studenten aan de Gentse hoger onderwijsinstellingen volgt een cultuur georiënteerde richting 119. Een aantal evoluties zijn duidelijk terug te vinden in cijfermateriaal (een veelheid aan culturele activiteiten, hoge bezoekersaantallen ), andere evoluties zijn minder becijferd en ook minder becijferbaar. Nieuwe en vooral nieuwsoortige initiatieven duiken op en laten zich vaak omwille van hun eigenheid niet vatten in bestaande categorieën en/of structuren. Zodoende zou je soms verkeerdelijk besluiten dat de culturele beleving achteruit gaat (cf. cijfer Stadsmonitor amateurgezelschappen). Cultuur is tevens een sector die heel afhankelijk is van overheidssubsidies. Meer hierover vind je in de interne omgevingsanalyse De toekomst verkennen met aandacht voor nieuwe inhouden In het Gentse cultuurlandschap blijft de nood aan infrastructuur groot. Investeren in werkruimten is een basisvoorwaarde ter ondersteuning van de creativiteit van kunstenaars en producenten, zowel professionele als niet en/of semi-professionele (Stad Gent, 2008e). De trend naar nieuwsoortige initiatieven op vlak van kunst en cultuur versterken deze vraag naar infrastructuur. CIRCA Cultuurcentrum Gent stelt de data ter beschikking die door vzw NUCLEO (inzake ateliers voor beeldend kunstenaars) en vzw Repetieruimtes (voor muzikanten en podiumkunstenaars) rond privaat beheerde toon- en werkplekken werden verzameld. Ook het beheer van de stedelijke infrastructuur en de stadsdagen 120 in privaat beheerde infrastructuur zijn ondergebracht bij CIRCA. Op die manier kan CIRCA tegemoet komen aan de vele vragen naar tijdelijk gebruik van culturele infrastructuur. Met de verzelfstandiging van de musea zijn drie clusters ontstaan in het Gentse museumlandschap: het AGB 121 Cluster Erfgoed (STAM, MIAT en Huis van Alijn), het AGB Cluster Kunsten (MSK, SMAK en Design Museum) en de IVA 122 Historische Huizen Gent (Sint-Pietersabdij, Sint-Baafsabdij, Belfort en Gravensteen). Met deze verzelfstandiging behoudt de Stad Gent zijn taak als beheerder van de collectie Gent, maar zorgt er tegelijk voor dat de musea zich beter op de markt kunnen profileren door een aangepaste organisatievorm. Deze verzelfstandiging beoogt een verdere inhoudelijke samenwerking, naast efficiëntiewinst op administratief en logistiek vlak. Ook de bouw van een centraal erfgoeddepot voor de Gentse musea die in 2012 start, zal aan dit laatste bijdragen. Deze verzelfstandiging is ook een voorbeeld van de gewijzigde rol van de lokale overheid. In het verleden heeft de Stad Gent verschillende rollen aangenomen, afhankelijk van de noden en behoeften in het culturele veld. De rol die de Stad Gent momenteel speelt, is er voornamelijk een als initiator en regisseur, eerder dan als actor zoals voorheen. Het culturele veld vernieuwt ook constant, zowel wat betreft actoren als wat betreft inhoud. Nieuwe uitdagingen voor de toekomst zijn 123 : - Jong geweld (h)erkennen en voeden 119 Departement Onderwijs en Vorming (Vlaanderen) 120 Dit zijn dagen waarop het Stadsbestuur voor manifestaties gebruik kan maken van privaat beheerde infrastructuur. Het Stadsbestuur kan deze dagen zelf benutten of toewijzen aan derden voor artistieke en culturele manifestaties. 121 AGB: Autonoom gemeentebedrijf 122 IVA: Intern verzelfstandigd Agentschap 123 In het cultuurbeleidsplan werd daartoe o.m. een Toekomstverkenning cultuur aangekondigd. Die oefening resulteerde in vijf uitdagingen voor een toekomstig cultuurbeleid. 212

215 - Buurt- en wijkniveau faciliteren - Groeiende diversiteit (h)erkennen - Kennis en cultuur verknopen - Autonomie van kunst en cultuur respecteren Een ander voorbeeld van vernieuwing in het cultureel veld de afgelopen vijf jaar is de oprichting van CIRCA- Cultuurcentrum Gent. Dit is in de eerste vijf jaar van zijn bestaan uitgroeide tot een vaste waarde in het Gentse cultuurlandschap. Een nomadisch cultuurcentrum dat voor elk project opnieuw relevante samenwerkingsverbanden aangaat, zo kan CIRCA best worden omschreven. Met projecten als Dansen in t Park en Ciné Privé gaf het de eerder onderbelichte disciplines dans en audiovisuele kunsten duidelijk een plaats. De Week van de Amateurkunsten die in Gent zo goed als onbestaande was, kreeg door toedoen van CIRCA een stevige impuls en werd breder opengetrokken naar de semi-professionele kunsten en nieuwsoortige initiatiefnemers. Sinds het Groenboek 124 staan de culturele 125 en creatieve industrieën 126 hoog op de agenda. Zo krijgt het cultuurbedrijf in het algemeen meer aandacht. In 2011 werd bijvoorbeeld een Vlaamse code cultural governance gelanceerd. Goed bestuur voor cultuur Corporate governance voor de cultuursector zal in de komende jaren naar het voorbeeld van Nederland, een leidraad worden in de relaties tussen de overheid en het culturele veld. Een studie naar de Gentse creatieve economie, wijst uit dat de culturele en creatieve economie in Gent goed is voor 4% van de totale werkgelegenheid (het Vlaamse gemiddelde is 3%) of ca 6000 arbeidsplaatsen (Stad Gent, 2011b). 2. Sport Sport is al lang niet meer de enge definitie van jonge, prestatiegerichte mannen - vaak uit de midden- en hoge klassen - die in clubverband tijdens de vrije tijd aan competitiesport doen. Sport heeft een meer pluriform karakter gekregen en is niet enkel een vrijetijdsaangelegenheid (Scheerder, Pauwels, & Vanreusel, 2003). Sport is gelinkt met heel veel andere aspecten van de maatschappij en manifesteert zich op verschillende wijzen: groei van actieve en passieve sportbeoefening, toename van verschillende sportachtige activiteiten (van de georganiseerdere competitiesport tot de anders of niet-georganiseerde recreatiesport), stijging van het aantal sportaccommodaties, groeiende sportindustrie en toenemend (maatschappelijk) belang van sport voor opvoeding, gezondheid en integratie. (De Knop & Elling 2000) Ook buurtsport wordt steeds belangrijker. Buurtsport is een vrij recent concept: fundamenteel komt het erop neer de sportbeleving dichter bij huis te brengen. Buurtsport is anders maar ook complementair aan het klassieke sportgebeuren. Het is niet of nauwelijks competitiegericht, maar vooral bedoeld voor het wegwerken van allerhande drempels die mensen verhinderen om op regelmatige basis aan sport en beweging te doen. 124 Unlocking the potential of cultural and creative industries 125 Culturele industrieën: die goederen en diensten produceren en distribueren die gezien hun specifieke aard, aanwending of doel, vorm geven aan cultuuruitingen of deze overbrengen ongeacht hun eventuele commerciële waarde (bv traditionele podiumkunsten, film, radio en tv, nieuwe media, enz.) 126 Creatieve industrieën: met culturele dimensies, die cultuur als inzet gebruiken maar voornamelijk functionele producten produceren (bv architectuur, design, mode, grafische vormgeving, enz). 213

216 Die pluriformiteit is ook weerspiegeld in de cijfers: 47% van de Gentenaars doet regelmatig actief aan sport (2011). 42 % heeft het afgelopen jaar één of meerdere sportevenementen bijgewoond (Luk Bral, et al., 2011). In 2011 is Gent Sportstad van Vlaanderen. Met deze titel wil de Vlaamse overheid een stad of gemeente de mogelijkheid bieden om dat jaar extra in te zetten op sport. Criteria voor de toekenning van de titel zijn grote betrokkenheid van de bevolking, vernieuwende kwaliteit en aandacht aan kansengroepen en het duurzaam karakter van de voorgestelde initiatieven Infrastructuur Gent beschikt over een ruim en gevarieerd aanbod aan sportinfrastructuur: - Sporthallen o Kijksporthallen (bestemd voor topcompetitie en grote manifestaties) o o Competitiesporthallen (beperkter aantal toeschouwers) Wijksporthallen (deze zijn in eerste instantie bedoeld voor clubs, bewoners en initiatieven met een sterke binding met de wijk) - zwembaden - openluchtterreinen De private accommodaties die daar bovenop komen, maken het aanbod vrij volledig (o.a. fitness, bowling, ijspiste ). Gent telt ook enkele Sportschuren. Dit is relatief kleinschalige sportinfrastructuur die in de eerste plaats bestemd is voor bewoners en verenigingen uit de onmiddellijke buurt. De sportschuren bevinden zich allemaal in de 19 de -eeuwse gordel, waar een absoluut tekort heerst aan sportinfrastructuur. De traditionele grote Gentse sporthallen bevinden zich immers allemaal in de rand van de stad. Deze sportschuren worden zoveel mogelijk opgewaardeerd tot wijksporthal, door het voorzien van sanitair, kleedruimtes en de nodige sporttechnische uitrusting. Het is de bedoeling dat het aanbod van deze wijksporthallen in de toekomst toeneemt (Stad Gent, 2007c). Daarnaast zijn er ook nog veel sportzalen die deel uitmaken van de schoolinfrastructuur, en die buiten de schooluren door sportclubs gebruikt worden. Helaas beschikken de meeste scholen over niet meer dan een polyvalente zaal, vaak annex refter, die meestal ongeschikt is voor competitieve of recreatieve sportbeoefening. Toch komt de schoolsportinfrastructuur de laatste jaren meer en meer in beeld. In het kader van de brede school zijn scholen meer en meer bereid om hun infrastructuur buiten de schooluren open te zetten voor socio-culturele en sportieve verenigingen en initiatieven (Stad Gent, 2007c). Ook bij de vernieuwing of nieuwbouw van sportinfrastructuur door scholen worden steeds meer samenwerkingsverbanden met de Stad Gent gesloten. Op die manier kan er een optimaal gebruik van de sporthallen voorzien worden, zowel overdag als s avonds. In Gent was nood aan een forse inhaalbeweging inzake infrastructuur om de bestaande sportinfrastructuur te vernieuwen en aan te passen aan de hedendaagse kwaliteitsnormen(stad Gent, 2007c). De laatste jaren zijn er dan ook heel wat sportaccommodaties bijgekomen of geherstructureerd: zowel kleine infrastructuren in diverse wijken (zoals petanque pleinen en fitness toestellen), voetbalclusters in meerder deelgemeenten, sportspecifieke accommodaties en het sportcomplex Rozebroeken. Ook in de lopende stadsvernieuwingsprojecten (Oude Dokken, Ledeberg

217 leeft!, project Gent-Sint-Pieters, Tondelier ) is aandacht voor het inplanten van sportaccommodaties. Een groot aanbod dus, en ondanks de inhaalbeweging voor meer sportoppervlakte de afgelopen jaren, blijkt dit nog niet voldoende. Gent kent een nijpend tekort aan zwembadoppervlakte. Met de komst van het nieuwe complex aan de Rozebroeken (inclusief Olympisch zwembad) en een aantal andere initiatieven is dit acuut tekort aan zwembaden grotendeels weg gewerkt. De bezetting van de diverse accommodaties blijft zeer hoog. De sporthallen kampen net als de zwembaden met plaats tekort om de aanvragen te kunnen invullen. Qua openluchtinfrastructuur beschikt Gent naast de Blaarmeersen over tal van sportspecifieke openluchtaccomodaties die exclusief worden ter beschikking gesteld van één bepaalde club. Het gaat hier voornamelijk over voetbal, korfbal en atletiek enz (Stad Gent, 2007c). Naast de grote infrastructuren, die meestal verbonden zijn met of zelfs exclusief gebruikt worden door de Gentse clubs, gaat steeds meer aandacht naar infrastructuur voor vrij sporten, of ook anders-georganiseerd sporten genoemd (lopen, fit-o-meter, maar ook aan straatvoetbal, pleintjesbasket...) Bij het uitbreiden van de accommodatie moet immers rekening worden gehouden met alle doelgroepen. De kleinschalige infrastructuur is samen met de wijksporthallen een eerste stap om hieraan tegemoet te komen. De kleinere schaal van de wijksporthallen laat toe ze gemakkelijker stedenbouwkundig te integreren in het wijkweefsel. (cf. stuk druk op de ruimte ) 2.2. Sportparticipatie en fysieke activiteit Over de gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit bestaat er geen twijfel meer. Verschillende studies hebben al aangetoond dat fysieke activiteit geassocieerd is met een verminderde morbiditeit en mortaliteit door verschillende aandoeningen, of omgekeerd, fysieke inactiviteit leidt tot tal van complicaties (zoals welvaartsziekten, fysische problemen en zelfs beperking van het mentaal welbevinden). Fysieke activiteit moet breder geïnterpreteerd worden dan sport. Het begrip sportactiviteit heeft een belangrijke evolutie gekend: van een vorm van fysieke activiteit waarin competitie en prestatie centraal stonden naar een vorm van fysieke activiteit waarin naast competitie en prestatie ook ontspanning en sociaal contact belangrijk zijn. Fysieke activiteit omvat naast sport bijvoorbeeld ook zich niet-gemotoriseerd verplaatsen (De Fré, De Martelaer, Philippaerts, Scheerder, & Lefevre, 2011). Uit Vlaams onderzoek blijkt dat er vanaf de jaren negentig een toename is van de sportparticipatie. Die ontwikkelingen zijn voornamelijk toe te schrijven aan ontwikkelingen buiten het eerder traditionele, met name clubgeorganiseerde sportaanbod. In vergelijking met de evolutie van de algemene sportdeelname blijkt het groeiritme van het aantal clubsporters immers eerder te stagneren. In tegenstelling tot de competitiesport heeft de recreatiesport sterk aan populariteit gewonnen (Scheerder, et al., 2011). Gent heeft een uitgebreid aanbod aan sportactiviteiten. Zowel in clubverband (recreatieve en competitie gerichte) als voor de anders-georganiseerde sporter (o.a. de sportkampen, initiatiecursussen en initiatieven die dicht bij de buurtbewoners staan). Deze initiatieven kennen een hoge bezettingsgraad en er is een voortdurende vraag naar meer mogelijkheden. 26% van de Gentenaren neemt regelmatig deel aan de activiteiten van een sportvereniging (Stad Gent, 2010a: 33). Uit de enquête van de Stadsmonitor blijkt dat 77% van de Gentenaars tevreden is 215

218 over het aanbod aan sport (Luk Bral, et al., 2011). Drie op tien Gentenaars vernoemt sport (wandelen, fietsen, andere sporten) als belangrijkste vrije tijdsactiviteit. 44% zegt regelmatig te wandelen of te fietsen en 20% beoefent regelmatig andere sporten buiten clubverband (Luk Bral, et al., 2011). Clubwerking Gent telt 585 sportclubs met samen bijna leden waarvan ongeveer 2/3 Gentenaars zijn 128. Toch blijven in de clubwerking een aantal knelpunten bestaan die dringend moeten worden aangepakt: - de kwaliteitsvolle begeleiding: Heel wat clubs hebben niet voldoende gekwalificeerde begeleiders (Stad Gent, 2009d) - de nood aan vrijwilligers het grootste deel van de sportclubs moet rekenen op de inzet van vrijwilligers om te overleven. Zonder deze vrijwilligers zouden er bijna geen sportclubs zijn (Stad Gent, 2009d). - drop out (naarmate jongeren ouder worden, verdwijnen ze uit sportclubs omwille van andere vrijetijdsactiviteiten die het sporten vervangen) - de versnippering: er zijn heel veel kleine clubs waardoor het niet eenvoudig is om de problemen van kwaliteitsvolle begeleiding en nood aan vrijwilligers aan te pakken, - de starre structuur: heel veel clubs zijn competitie gericht met o.a. een strakke training structuur. Dit strookt vaak niet met de noden en wensen van de hedendaagse samenleving. Mensen willen meer op een flexibele manier aan sport doen. Sportsensibilisering en topsportevenementen In het belang van de algemene gezondheid van de Gentenaars is het belangrijk dat campagne wordt gevoerd voor sport en beweging. De voorbije jaren werden op diversie manier doe-aan-sportcampagnes gevoerd op alle niveaus. Een voorbeeld daarvan is de stappen campagne die in Gent is gestart en nu in heel Vlaanderen wordt uitgedragen. Topsporters en clubs zijn de rolmodellen in de sport. De aanwezigheid van topevenementen leidt tot de creatie van een sportief klimaat in Gent. Bovendien wordt algemeen aangenomen dat succes op topniveau zou leiden tot een verhoogde participatie aan de basis (Stad Gent, 2007c). 4 op tien Gentenaren geeft in de enquête van de Stadsmonitor aan dat ze het afgelopen jaar een sportevenement hebben bijgewoond 129. Gent werd in Vlaanderen beschouwd als dé stad van de grote sportevents (zoals Lotto Zesdaagse Vlaanderen Gent, Omloop Het Nieuwsblad, Challenger Cup Artistieke Gymnastiek ). De aanwezigheid van de topsportinfrastructuur (Topsporthal aan de Blaarmeersen tot voor kort de enige topsporthal in Vlaanderen) is hier uiteraard niet vreemd aan. Anderzijds heeft subsidiëring (o.a. vanuit het Stadsmarketingfonds) dit nog versterkt. Door de komst van nieuwe evenementenzalen in andere steden is de positie van Gent doorbroken en verspreiden de grote evenementen zich nu meer over de Vlaamse steden. 128 Bron: Sportdienst Stad Gent 129 Dit zegt natuurlijk niets over de aard van het evenement: dit kan gaan van een lokale voetbalmatch tot een klassieker als de wielerzesdaagse. 216

219 3. Recreatie en vrije tijdsbesteding Dé recreatieve attractiepool van Gent is De Blaarmeersen. Dit zowel voor de sportieve recreant, de natuurbelever als de zonneklopper. De Blaarmeersen trekt vooral Gentse dagrecreanten, maar ook buiten Gent is dit gebied gekend. De camping trekt vooral mensen die op doortocht zijn. De Blaarmeersen is 100 ha groen en recreatie in combinatie met diverse sportfaciliteiten. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in dit recreatiegebied met een volledig nieuw aangelegde zwemzone, een krekenplas, een minigolf, een hoogteparcours als resultaat. Drie op tien Gentenaars vernoemt sport (wandelen, fietsen, andere sporten) als belangrijkste vrije tijdsactiviteit. Vrienden en familie bezoeken of ontvangen en tijd maken voor het gezin volgt op de tweede plaats met 14%, lezen vervolledigt de top drie met 10% (Stad Gent, 2009a). 44% zegt regelmatig te wandelen of te fietsen en 20% beoefent regelmatig andere sporten buiten clubverband. Daarnaast zijn ook uitgaan op café of restaurant, reizen en uitstapjes, en toneel, film en evenementen belangrijke activiteiten (Stad Gent, 2010a). Gemiddeld kijkt de Gentenaar 2,5 uur per dag naar televisie of naar een video/dvd. De Gentenaar zit één uur aan de computer in de vrije tijd. Naarmate men ouder is, kijkt men meer televisie en zit men minder aan de computer. Qua televisiekijken is er een daling t.o.v. 2006, een status quo t.o.v Voor het aantal uren computeren is er eveneens een daling t.o.v en een lichte stijging t.o.v (Stad Gent, 2010a). Iets meer dan de helft van de Gentenaars (56%) neemt regelmatig deel aan activiteiten van minstens één vereniging. Het meest populair zijn sportverenigingen en culturele verenigingen. Jongeren (-25) en ouderen (65+) nemen vaker deel aan het verenigingsleven dan de jarigen, en ook mannen (59%) zijn actiever dan vrouwen (53%) (Stad Gent, 2010a). 84% van de Gentenaren is tevreden over het horeca-aanbod in Gent (uitgaansgelegenheden, café en restaurants). Over het aanbod aan recreatievoorzieningen is 72% van de Gentenaren tevreden (Luk Bral, et al., 2011). 4. Toerisme Cultureel en bouwkundig erfgoed, het rijke verleden, evenementen, horeca en studenten lokken veel bezoekers en toeristen naar Gent. Toerisme heeft een belangrijke economische, culturele en sociale betekenis voor Gent. Er zijn niet alleen promotionele aspecten. Toerisme draagt bij tot de naambekendheid van Gent en de verbetering van beeldvorming over Gent als bruisende cultuurstad, evenals tot het verbeteren van het woon- en leefklimaat in een stad. Toerisme versterkt de motivatie om naar een stad te komen en creëert een grotere betrokkenheid bij het sociale en culturele leven in de stad. In het infokantoor van Dienst Toerisme kwamen in bezoekers waarvan er een vraag stelden (Stad Gent, Departement Communicatie en Promotie). De grootste groep daarvan zijn Belgen, gevolgd door Spanjaarden en vervolgens de buurlanden, alsook Groot-Brittannië. Er zijn ook een aanzienlijk aantal Amerikanen en Italianen die om informatie vragen (Stad Gent, Departement Communicatie en Promotie). De toeristen worden op een kwaliteitsvolle en proactieve manier geïnformeerd. Hiervoor werden in toeristische brochures, toeristische plannen en wandelplannen verdeeld. De website is recent volledig vernieuwd, en de sociale media spelen een steeds actievere rol. 217

220 Als maat voor het bruisend toerisme wordt ook het aantal overnachtingen in de stad bekeken. Het aantal overnachtingen, zowel hotel- als andere overnachtingen, neemt de laatste jaren sterk toe en bedraagt overnachtingen in 2011 (ADSEI, 2011). Twee derde van deze overnachtingen is in het kader van ontspanning; congrestoerisme en zakentoerisme nemen elk een zesde voor hun rekening. Congrestoerisme is in Gent sinds 2005 meer dan verzesvoudigd, en is in 2011 goed voor overnachtingen (ADSEI). Zakentoerisme, dat een dieptepunt kende in 2009, kent een heropleving en is in 2011 goed voor overnachtingen (ADSEI). Naast 33 hotels met in totaal kamers, een viersterren camping en een jeugdherberg met 106 slaapplaatsen zijn er in Gent ook een 70-tal kwalitatieve Bed&Breakfasts met 200 kamers. Dit laatste segment blijft groeien. Momenteel zijn hier nog geen overnachtingscijfers voor gekend. Het aantal dagtrips naar Gent werd in 2000 geraamd op 1,7 miljoen. In een onderzoek uit 2011 werd het aantal daguitstappen van de Belgen naar Gent geschat op ruim anderhalf miljoen, met een besteding van ruim 70 miljoen euro. In deze laatste studie zijn de daguitstappen vanuit de buurlanden, een niet te onderschatten aantal, niet eens meegerekend (Toerisme Vlaanderen, Steunpunt Toerisme en Recreatie, & provinciale toeristische organisaties, 2011). Het watertoerisme stijgt de laatste jaren. Het aantal passagiers dat in 2011 door de rederijen die de rondvaarten op de Gentse binnenwateren verzekeren vervoerd wordt, bedraagt Ook het cruisetoerisme neemt toe. Er hebben in cruiseboten aangemeerd aan de Rigakaai, samen goed voor passagiers. Gent heeft zich samen met de overige kunststeden Brugge, Antwerpen, Leuven en Mechelen verenigd in de KunststedenVlaanderen vzw. Deze samenwerking heeft als doel het unieke product dat de Vlaamse Kunststeden is nationaal en internationaal te positioneren en de gemeenschappelijke belangen van de kunststeden op vlak van toerisme te behartigen. Dit engagement krijgt bij voorkeur vorm vanuit een toeristisch samenwerkingsverband waarin de kunststeden Antwerpen, Brugge, Gent, Mechelen en Leuven participeren. Met het nieuwe decreet voor toeristische samenwerkingsverbanden kregen de kunststeden de mogelijkheid om zich te groeperen in een vzw en hun samenwerking duidelijk te verankeren in een platform. Een toeristisch samenwerkingsverband (Decreet en Besluit Vlaamse Regering betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden) anticipeert op een nieuwe dynamiek in het Vlaams toerismebeleid waar ook de subsidielijnen worden op afgestemd. 5. Besluit Het culturele landschap in Gent is qua aanbod groot en erg divers. Op het vlak van kunst en cultuur kan Gent dan ook nog steeds als toonaangevend worden genoemd. Met een gemiddelde van 304 cultuurevenementen per inwoners is Gent één van de koplopers in Vlaanderen. Ook het aanbod aan podiumvoorstellingen (theater, dans, lezingen) en concerten is in vergelijking met de andere centrumsteden het hoogst in Gent. Dit weerspiegelt zich in tevredenheid over het cultuuraanbod bij de Gentenaars: 87% is tevreden over het culturele aanbod in Tegelijk is er bij de Gentenaren evenwel, net zoals in Vlaanderen, een afname van het aantal bezoekers aan podiumvoorstellingen. Uiteraard is het publiek voor de Gentse podiumvoorstellingen ruimer dan Gentenaren alleen. Specifieke cijfers over de evolutie van het totaal aantal bezoekers aan podiumkunsten is niet gekend. 218

221 Ook het bioscoopbezoek onder de Gentenaren daalt, alsook het percentage Gentenaren dat in het afgelopen jaar een of meerdere musea, tentoonstellingen of historische plaatsen heeft bezocht, daalt. Sport heeft, zoals weerspiegeld in de cijfers, de laatste jaren een meer pluriform karakter gekregen en is niet meer enkel het voorrecht van de midden- en hoge klassen. Sport wordt tegenwoordig ook gelinkt aan opvoeding, gezondheid en integratie. Qua infrastructuur beschikt Gent over sporthallen, zwembaden en openluchtterreinen en private accommodaties. Daarnaast bestaan er ook Sportschuren, relatief kleine infrastructuren voor bewoners en verenigingen uit de buurt, en ook sportzalen die deel uitmaken van de schoolinfrastructuur. Gent heeft een groot aanbod aan infrastructuur, dankzij de forse inhaalbeweging de laatste jaren. Toch blijkt dit niet voldoende, de bezetting van de verschillende accommodaties ligt zeer hoog. Een moeilijker te becijferen hindernis is, deze van sport- en cultuurparticipatie, buiten clubverband of als nieuwsoortige initiatieven. Ze laten zich vaak omwille van hun eigenheid niet vatten in bestaande categorieën en/of structuren. Zodoende zou je verkeerdelijk kunnen besluiten dat participatie er op achteruit gaat. Deze groep begeeft zich ook recreatief in de ruimte. Toerisme in Gent doet het nog steeds goed. Het aantal overnachtingen (en dan voornamelijk voor congres- en zakentoerisme) neemt de laatste jaren sterk toe. De laatste jaren is er een diversifiëring van het aanbod, naast de klassieke hotels, een viersterren camping, en een jeugdherberg, zijn er een aanzienlijk aantal Bed&Breakfast met kamers. Het aantal dagtrips naar Gent wordt geschat op anderhalf miljoen en blijft stabiel. 219

222 BIBLIOGRAFIE ADSEI (2011). Toerisme en hotelwezen, aankomsten en overnachtingen, n-overnachtingen. Beyst, V. (2011). Heeft een betere milieukennis een impact op milieubesef en gedrag bij Vlamingen?. milieu&ns_type=pdf&ns_url= uwtjes/milieu/bijlagen/ webartikel milieu.pdf Blokland, T. (2008). Ontmoeten doet er toe. Rotterdam: Vestia. Bonnewyn, A., Bruffaerts, R., Demarest, S., Demyttenaere, K., Hosman, C., Ruiter, M., et al. (2008). Geestelijke gezondheid en preventie - bouwstenen voor beleid en praktijk. Bral, L. (2012). Pact2020. Kernindicatoren Meting Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. Bral, L., Jacques, A., Schelfaut, H., Stuyck, K., & Vanderhasselt, A. (2011). Stadsmonitor Een monitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden: Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Branca, F., Nikogosian, H., & Lobstein, T. (2007). The challenge of obesity in the WHO European region and the strategies for response: summary. : World Health Organization. Campaert, G. (2008). Ongelijke kansen in het onderwijs. In J. Vranken, G. Campaert, K. De Boyser, C. Dewilde & D. Dierckx (Eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek Leuven: Acco. Cantillon, B. (Ed.). (1999). De Welvaartstaat in de Kering. Kapellen: Uitegeverij Pelckmans. Cantillon, B., Horemans, J., Vandenbroucke, P., & Van Lancker, W. (2011). Inkomen en armoede in Vlaanderen en Europa, in: Jo Noppe, Lieve Vanderleyden, Marc Callens; Sociale staat van Vlaanderen 2011, Studiedienst van de Vlaamse regering, Brussel. In J. Noppe, L. Vanderleyden & M. Callens (Eds.), Sociale staat van Vlaanderen. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse regering. Corluy, V., & Verbist, G. (2010). Inkomen en diversiteit: onderzoek naar de inkomenspositie van migranten in België. Antwerpen: Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck - Universiteit Antwerpen. De Donder, L., Verté, D., & De Witte, N. (2007 ). Schaakmat of aan zet? Monitor voor lokaal ouderenbeleid in Vlaanderen. Brugge: Vanden Broele. De Fré, B., De Martelaer, K., Philippaerts, R., Scheerder, J., & Lefevre, J. (2011). Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend ( ). In J. Lievens & H. Waege (Eds.), Participatie in Vlaanderen 2. Leuven: Acco academic. De Graeve, M., & De Tremerie, A. (2012). Metropool in zakformaat - de creatieve hartslag van Gent. Lokaal Trefdageditie, De Knop, P., & Elling, A. (2000). Samenleving & Sport. Gelijkheid van kansen en sport. : Koning Boudewijnstichting. De Mulder, J., & Druant, M. (2011). De Belgische arbeidsmarkt tijdens en na de crisis. Economisch Tijdschrift, De Standaard (2011). Kinderen vervuilde stadslucht laten ademen, komt overeen met kinderen laten roken. De Standaard, van De Witte, N., & Verté, D. (2005). Stedelijk behoefteonderzoek senioren. Gent. Delarue, S., & Seynaeve, M. (2010). Oorzaken en gevolgen van de economische crisis, en aanbevelingen naar de toekomst: een verkenning. Ugent, Gent. Dierckx, D., Vranken, J., Coene, J., & Van Haarlem, A. (2011). Armoede en Sociale Uitsluiting: jaarboek Leuven: Acco. Dillen, J., & Luyten, S. (2012, 15/02/2012). Er kan echt geen auto meer bij. Het Nieuwsblad, Dillen, Y., Laveren, E., & Martens, R. (2011). Snelgroeiende ondernemingen als motor van de Vlaamse jobcreatie. OVER.WERK, 2,

223 Duquet, N., Glorieux, I., Laurijssen, I., & Van Dorsselaer, Y. (2006). Wit krijt schrijft beter. Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld. Antwerpen: Garant. EC (2005). Impact Assessment of the Thematic Strategy on Air Pollution and The Directive on the Directive on Ambient Air Quality and Cleaner Air for Europe. EuropaNU (2012). van Federale Politie (2009). Federale Veiligheidsmonitor Forrest, R., & Kearns, A. (2001). Social cohesion, social capital and the neighbourhood. Urban Studies, 38(12), Funk, M., Saraceno, B., Drew, N., & Faydi, E. (2008). Integrating mental health into primary healthcare. Mental Health in family Medicie, 5, 5-8. Gijsberts, M., van der Meer, T., & Dagevos, J. (2008). Vermindert etnische diversiteit de sociale cohesie? In P. Schnabel, R. Bijl & J. de Hart (Eds.), Betrekkelijke Betrokkenheid. Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport 2008 (pp ). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Gislé, L., Hesse, E., Drieskens, S., Demarest, S., Van der Heyden, J., & Tafforeau, J. (2010). Gezondheidsenquête België, Rapport II Leeftstijl en Preventie. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Goos, M., & Salomons, A. (2010). Kwalitatieve veranderingen in de banenstructuur in Vlaanderen en België. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie. Goossens, L., & Winters, S. (2004). Wonen en democratie, het recht op kwaliteitsvol en betaalbaar wonen. In C. Timmerman, I. Lodewyckx, D. Vanheule & W. J (Eds.), Minderheden in de samenleving nr 14 (pp ). Leuven: Acco. Havenbedrijf Gent (2012). intern document. Herremans, W., Boey, R., Braes, S., Neefs, B., Theunissen, G., & Sels, L. (2011). Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2011, Een onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, in het kader van het Vlaams Programma Strategisch Arbeidsmarktonderzoek: Steunpunt Werk en Sociale Economie. Hirtt, N., Nicaise, I., & De Zutter, D. (2007). De school van de ongelijkheid. Berchem: uitgeverij epo vzw. Hublet, A., Vereecken, C., & Maes, L. (2010). Jongeren en Gezondheid: Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde, Universiteit Gent Humblet, S. (2007). Horizontale mismatch op de arbeidsmarkt. Literatuurstudie. Huygen, A., & de Meere, F. (2008). De invloed en effecten van sociale samenhang. Verslag van een literatuurverkenning. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. IVAGO (2011). IVAGO Jaarverslag 2010, Bedrijf, activiteiten en cijfers. Kind & Gezin Gemeentelijke kindrapporten. Kind & Gezin (2009). Gemeentelijke kindrapporten. Kind & Gezin (2011). Het kind in Vlaanderen Klasse (2012). Wie is er bang voor de zwarte school? Klasse voor leraren, 222. Knotter, S., Valsamis, D., Van Hoed, M., & Vanhoren, I. (2011). Regionale verschillen in arbeidsvraag en arbeidsaanbod. Brussel: Idea Consult. Kuypers, V. (2010). Klimaat in de stad: Alterra. Lamberts, M. (2011). Knelpuntvacatures en knelpuntberoepen: een veelheid aan oorzaken?. Over.Werk, 1, Lancee, B., & Dronkers, J. (2008). Etnische diversiteit, sociaal vertrouwen in de buurt en contact van allochtonen en autochtonen met de buren. Migrantenstudies, 24(4), Landry, C. (2011). The creative cities index: Ghent. An emerging creative city. Gent. Lauwerysen, K., & Colpaert, J. (2004). Cultuurkijker. Atlas podiumkunsten Vlaanderen. Een geografische analyse. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv. Lokaal Sociaal Beleid (2012). Gentse signalenbundel

224 Loose, M., & Gijselinckx, C. (2009). Veranderende vrijwillige inzet en hoe sociale bewegingen hiermee omgaan. Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid. Lupi, T. (2006). Buurtbinding. Van veenkolonie tot VINEX-wijk. Amsterdam. Martens, l., Vanobbergen, J., Willems, S., Aps, J., & De Maeseneer, J. (2006). Determinants of early childhood caries in a group of inner-city children. Quintessence Int, 37, Myncke, R., & Vandekerckhove, B. (2007). Ruimtebehoefte voor ouderen. De resultaten van het onderzoek naar de toekomstige ruimtebehoefte voor ouderen in Vlaanderen: SUM Research. Nationaal Kompas Volksgezondheid (2012). Roken: de determinanten, gezondheidsgevolgen en oorzaken. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? : Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Nederland.. Nationale Bank van België (2011). Verslag 2011: economische en financiële ontwikkelingen. Brussel: NBB. NMBS (2012). van Noels, G. (2008). Econoshock. Antwerpen: Houtekiet. OCMW Gent (2012). Aantal uithuiszettingen. Oosterlynck, S. (2012). Naar een sensitieve stad - De stad als bron van sociale innovatie. Paper presented at the ViArondetafels. Pannecoucke, I. (2011). Lokale besturen in de strijd tegen armoede bij kinderen - presentatie tijdens interdepartementale werkgroep cel armoedebestrijding. Politiezone Gent (2012). Jaarverslag Putnam, R. D. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century. Scandinavian Studies, 30(2). Reynders, A., Scheerder, G., Molenberghs, G., & Van Audenhove, C. (2011). Suïcide in Vlaanderen en Nederland. Een verklaring vanuit sociaal cognitieve factoren en hulpzoekend gedrag. Leuven: Lucas. RWO Vlaanderen (2012). Groenboek 'Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool?' Beleidsplan Ruimte Vlaanderen: Ruimtelijke ordening, Woonbeleid, Onroerend erfgoed. Scheerder, J., Pauwels, G., & Vanreusel, B. (2003). Vlaanderen sportief gepeild, wie participeert niet? Ontwikkelingen in en determinanten van (club)sportactiviteit. Vlaanderen gepeild! Brussel: Administratie Planning en Statistiek. Scheerder, J., Vos, S., Pabian, S., De Martelaer, K., Lefevre, J., & Philippaerts, R. (2011). Actieve vrijetijdssport in Vlaanderen: trends, profielen en settings. In J. Lievens & H. Waege (Eds.), Participatie in Vlaanderen. Leuven: Acco academic. Schnabel, P., Bijl, R., & Hart, J. (2008). Betrekkelijke betrokkenheid. Den Haag: SCP. Sels, L., De Winne, S., & Van Beveren, I. (2010). Ondernemerschap, een motor voor jobcreatie? Een oefening in het kader van de Vlaamse Arbeidsrekening. Leuven: Steunpunt WSE. Sette, K. (2011). Omgevingsanalyse ouderen Gent. Smets, H., & Gaddet, J. (2008). Het Grote Groenonderzoek 2008: Het bezoek aan en gebruik van parken, recreatiegebieden en groen in de woonomgeving in Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening, Dienst Onderzoek en Statistiek. Stad Gent (2003). Ruimtelijk Structuurplan Gent. Gent: Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning. Stad Gent (2006). Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van de verschillende wijken van de Stad Gent, aan de hand van een Leefbaarheidsmonitor, 2 de editie. Gent. Stad Gent (2007a). City Marketing Gent ppt City Marketing Gent: InSites Consulting & Berenschot. Stad Gent (2007b). Gent in cijfers 2007: een omgevingsanalyse. Gent: Dataplanning en Monitoring. Stad Gent (2007c). Gent wordt de sportiefste stad! Sportbeleidsnota : Sportdienst Gent. Stad Gent (2007d). Huren in Gent: Resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de private huurwoningen in Gent Gent. Stad Gent (2008a). Analyse van het woonaanbod in Gent - deelonderzoek voor de woonstudie. Stad Gent (2008b). Betaalbaarheid van het wonen in Gent - deelonderzoek voor de woonstudie. 222

225 Stad Gent (2008c). CityMarketing Gent voorstel van een Merkconcept, Berenschot. Stad Gent (2008d). Eindrapport klantenbevraging in 5 Gentse musea. Stad Gent (2008e). Er stroomt een nijl door Gent cultuurbeleidsplan : Departement Cultuur. Stad Gent (2008f). Kwantitatieve analyse van de bevolking in Gent. SUM Research. Stad Gent (2008g). Woonnoden in Gent - deelonderzoek voor de woonstudie. Stad Gent (2009a). Eindrapport (technisch rapport) Leefbaarheidsonderzoek Stad Gent, uitgevoerd door M.A.S Stad Gent (2009b). Gent: woonstad, nieuwe woontrends. Samenvatting van de Gentse woonstudie. Gent: Stad Gent. Stad Gent (2009c). Het indicatorenrapport: met meer cijfers bouwen aan een beleid tegen armoede. Gent: Stad Gent. Stad Gent (2009d). Sportclub met Kwaliteit niet in één zin samen te vatten. Onderzoek naar de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiding. Studieopdracht in het kader van de impulssubsidies.: UGent, Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen. Stad Gent (2009e). Technische studie van verkeersmaatregelen in het kader van het luchtkwaliteitsplan Gent. Gent: Milieudienst. Stad Gent (2010a). Gent in cijfers: Gent gezien door Gentenaren: ABIS - Data-Analyse & GIS. Stad Gent (2010b). Het Ruimtelijk Structuurplan Gent - Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte: Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning. Stad Gent (2010c). Studie voor de opmaak voor geluidsbelastingskaarten voor de Stad Gent in het kader van de EU richtlijn omgevingslawaai. Gent: Milieudienst. Stad Gent (2010d). Voorschoolse kinderopvang Stad Gent Investeren in de toekomst Dienst kinderopvang. Stad Gent (2011a). Creative City Index, Charles Landry. Stad Gent (2011b). De Gentse creatieve economie - Strategisch actieplan - Buck Consultants International, in opdracht van Stad Gent (Dep Werk en Economie). Stad Gent (2011c). De Gentse creatieve economie, Bucks Consultants International. Stad Gent (2011d). Gebruik van de Aeroflex voor het uitvoeren van mobiele metingen in Gent. Gent: Milieudienst. Stad Gent (2011e). Hoe is het gesteld met de natuur in Gent? stand van zaken en evolutie in natuur en bos in de periode : Groendienst. Stad Gent (2011f). Jaarverslag dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning Stad Gent (2011g). Milieubarometer, editie 2010 Gent: Milieudienst. Stad Gent (2011h). Omgevingsanalyse 'Onderwijs en Cijfers' - bijlage 1 bij het beleidsplan etnischculturele diversiteit : Stad Gent - Integratiedienst. Stad Gent (2011i). Onderzoek naar impact en bekendmaking van de campagne Donderdag Veggiedag, EVA vzw in samenwerking met Stad Gent Milieudienst. Stad Gent (2012a). CO2-meting voor de Stad Gent (2012). Gent: Milieudienst. Stad Gent (2012b). Eindrapport tevredenheidsonderzoek 2011: Hoe tevreden zijn ouders over de Gentse speelterreinen?. Jeugddienst Stad Gent (2012c). Evaluatievergadering GAS Stad Gent (2012d). Groenstructuurplan Gent. Gent: Groendienst. Stad Gent (2012e). Het indicatorenrapport: met meer cijfers bouwen aan een beleid tegen armoede - update Gent: Stad Gent. Stad Gent (2012f). Hinderinventaris 2011, bijlage bij het milieujaarprogramma Gent: Milieudienst. Stad Gent (2012g). Jaarrapport (2011) mobiliteitsbedrijf: Mobiliteitsbedrijf. Stad Gent (2012h). Milieujaarprogramma 2012: Milieudienst. Stad Gent (2012i). Mobiliteitsplan Mobiliteitsbedrijf. 223

226 Stad Gent (2012j). Samen kan ook anders, Beleidsplan etnisch-culturele diversiteit Stad Gent (2012k). Studentenonderzoek - ongepubliceerde versie. ABIS - Data-Analyse & GIS. Stern, N. (2006). Economics of Climate Change. Londen: HM Treasury. Steunpunt Leerrecht- & Leerplichtbegeleiding (2011a). De basis meet, de basis weet III. Steunpunt Leerrecht- & Leerplichtbegeleiding (2011b). Die meet, die weet. IV. Storms, B., & Van den Bosch, K. (2009). Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2009a). Algemene omgevingsanalyse voor Vlaanderen Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2009b). Vlaamse regionale indicatoren : VRIND Brussel: Vlaamse Overheid. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2011). Vlaamse regionale indicatoren: VRIND Brussel: Vlaamse Overheid. Team gegevensverwerking en resultaatsopvolging (2010). Algemene Sterftecijfers-2008 [Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afd. Informatie en Ondersteuning. the United Nations Intergovernmental Panel on Climate Change (2007). Climate Change Toerisme Vlaanderen, Steunpunt Toerisme en Recreatie, & provinciale toeristische organisaties (2011). Pilootonderzoek naar daguitstappen van de Belg - Finale Rapportage 01/07/ /06/2011. Tracé Brussel vzw (2012). van Universiteit Gent (2010). Leesvaardigheid van 15-jarigen in Vlaanderen - op basis van PISA onderzoek: Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Onderwijskunde. Van den Bosch, K., Vandenbroucke, P., Cantillon, B., & Pacolet, J. (2009). Inkomen, verdeling en armoede: over groei, stabiliteit en de kloof tussen werkenden en uitkeringstrekkers. In L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (Eds.), De sociale staat van Vlaanderen Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering. Van Dyck, D. (2012). The physical environment and its association with physical activity and sedentary behaviors in adults and adolescents. Van Dyck, D., Cardon, G., Deforche, B., Sallis, F. F., Owen, N., & De Bourdeaudhuij, I. (2010). Neighborhood SES and walkability are related to physical activity behavior in Belgian adults. Prev Med, 50, S74-S79. Van Heeringen, K., & Vincke, J. (2000). Suicidal acts and ideation in homosexual and bisexual young people: a study of prevalence and risk factors. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 35(11), Van Hove, E., Vandevelde, S., Claes, C., van Loon, J., Verschelden, G., & Van Hove, G. (2011). Behoefteonderzoek naar personen met een handicap en personen met een chronische ziekte in Gent. Gent: UGent en Stichting Arduin. Van Huylenbroeck, G., Van Hecke, E., Meert, H., Vandermeulen, V., Verspecht, A., Vernimmen, T., et al. (2005). Overlevingsstrategieën voor een multifunctionele landbouw in een verstedelijkte omgeving. Deel 1: Duurzame productie- en consumptiepatronen. Brussel: Federaal Wetenschapsbeleid. Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2011a). Vroege schoolverlater in Vlaanderen. Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2009 kort verslag. Van Landeghem, G., & VAn Damme, J. (2011b). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen. Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot Samenvatting. Leuven: Steunpunt SSL. Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2011c). Vroege schoolverlaters uit het voltijds beroepsonderwijs. Vertrekpunt voor een gedifferentieerde aanpak. 224

227 Van Robaeys, B., Vranken, J., Perrin, N., & Martiniello, M. (2007). Armoede bij personen van buitenlandse herkomst: rapport van een onderzoek over de relatie tussen migratie en armoede. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Vanderbiesen, W. (2010) De Vlaamse centrumsteden in kaart gezet: lokale arbeidsmarktindicatoren en pendel als graadmeter van de lokale arbeidsmarktdynamiek.: Vol. 4: Steunpunt Werk en Sociale Economie. Vanderleyden, L., Callens, M., & Noppe, J. (Eds.). (2009). De Sociale Staat van Vlaanderen Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. VDAB (2011). Crisis maakt jongeren niet kansloos. VDAB (2012a). van VDAB (2012b). Lijst knelpuntberoepen 2011, van Verhaeghe, J. P. (2008). LOP Gent BaO: Evolutie in GOK-cijfers Vermandere, C., Geurts, K., & Struyven, L. (2012). De Regionale jobdynamiek in tijden van crisis en heropleving. Een vergelijkende analyse van Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Verté, D., De Witte, N., De Donder, L., Buffel, T., Dury, S., & Smetcoren, A.-S. (2011). Resultaten van het ouderenbehoefteonderzoek ter ondersteuning van het lokaal ouderenbeleid - Gent Brussel: VUBPress. ViA-Rondetafel Stedenbeleid (2012). Duurzame en creatieve steden - Inspiratiepapers. Vincke, J., & Stevens, P. (1999). Een beleidsgerichte algemene survey van Vlaamse homoseksuele mannen en vrouwen. Basisrapport.. Gent: Universiteit Gent. Visser, M. E., Perdeck, A. C., van Balen, J. H., & Both, C. (2009). Climate change leads to decreasing bird migration distances. Global Change Biology, 15, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (2011). sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest Vlaams minister van Onderwijs Jeugd Gelijke Kansen en Brussel (2010). Persbericht Maandag 13 september Vlaams Parlement (2010). Advies van het Kinderrechtencommissariaat over armoede en sociale uitsluiting. Visie en voorstellen vanuit een kinderrechtenperspectief (ingediend op 22 juli 2010). Vlaamse Overheid (2011). Syntheserapport Visitaties Stedenfonds Over het Stedenfonds en het Samenspel tussen de Vlaamse Overheid en haar Centrumsteden. Vlaamse Overheid (2012). Wonen in Oost-Vlaanderen. Brussel: Agentschap Wonen-Vlaanderen, Wonen Oost-Vlaanderen. Vlegels, J., & Lievens, J. (2011). Louter een kwestie van voorkeur en goesting? Over kunsten- en erfgoedparticipatie, bekeken door een cultuursociologische bril. In J. Lievens & H. Waege (Eds.), Participatie in Vlaanderen 2. Leuven: Acco academic. VMM (2012). Waterkwaliteit in Vlaanderen: meetnet. Vranken, J. (2006). Inleiding. In J. Vranken, K. De Boyser & D. Dierckx (Eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek Leuven: Acco. VREG (2012). Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten per technologie en per gemeente Vlaamse Regulator van de Elektriciteit- en gasmarkt. Vreke, J., Saverda, I. E., & Langers, F. (2010). Niet bij rood alleen: Buurtgroen en sociale cohesie. Wageningen: Alterra. W.I. Volksgezondheid (2008). Gezondheidsenquête België 2008: Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid. Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2005). Vertrouwen in de buurt. Den Haag. Willems, S., DeSmet, A. A., Poppe, A., Hermans, K., Verlinde, E., Van Audenhove, C., et al. (2011). KANS Theoretische achtergronden en onderzoeksopzet. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 225

228 Willems, S., Hardyns, W., & Vyncke, V. (2011). Onderzoek sociale samenhang, veiligheid en gezondheid in Gentse buurten: data pretest Ongepubliceerde data.. Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent. Winters, S., & De Decker, P. (2009). Wonen in Vlaanderen: over kwaliteit, betaalbaarheid en woonzekerheid. In L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (Eds.), De Sociale Staat van Vlaanderen 2009 (pp ). Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. 226

229 DEEL III INTERNE OMGEVINGSANALYSE

230 228

231 INTERNE OMGEVINGSANALYSE Inleiding 231 Stelling 1 - Besturen is anticiperen op de toenemende (inter)bestuurlijke complexiteit in functie van de Gentenaar Over grondgebied en bedieningsgebied: Centrumstad en Stadsgewest Over Centrumfuncties Over interbestuurlijke complexiteit 233 Perspectief Vlaanderen 233 Perspectief Europa 234 en de wereld 236 Perspectief middenveld netwerken 237 Perspectief mensen! 238 Vertrouwen 239 Stedelijk burgerschap 239 Stelling 2 - Blijvend op zoek naar de Gentenaar: informeren en participeren is experimenteren _ Informeren - vanuit een meer divers aanbod aan communicatiekanalen zoeken naar een maximaal bereik Participeren Gent als laboratorium Dienstverlening - E is in, maar niet iedereen is mee 241 Er digitaliseert veel achter de schermen 241 En voor de schermen: het baliebeleid. 242 Stelling 3 - Naar één groot plan voor Gent een paar stappen voorop maar nog een weg te gaan Voor alle steden en gemeenten verplicht vanaf En Gent loopt al een beetje sneller, maar bouwt reflectietijd in. 244 Stelling 4 - goed huisvaderschap in de stedelijke organisatie in tijden van economische crisis: de hand op de geldbeugel Risico s aan ontvangstenzijde 246 Fondsen 246 Belastingen 247 Aanvullende belastingen 248 Lokale belastingen 249 Schuld Inflatiegevoeligheid aan uitgavenzijde Effect van gemaakte investeringen Een gezonde schuldpositie vandaag maar stijgende leninglasten Nood om voldoende financiering aan te trekken

232 4.6. Het risico van regisseren: een financieel overzicht wordt moeilijker En de toekomst? 252 Stelling 5 - de Stad Gent als werkgever De nieuwe rechtspositieregeling Het personeelsbestand is nog geen afspiegeling van de maatschappij 253 Personen van allochtone afkomst 253 Personen met een arbeidshandicap 253 Man-vrouw verhouding 254 Kortgeschoolden 254 Andere Vergrijzing onder Gentse ambtenaren en de pensioneringsproblematiek Besparing en het effect op het personeelsbestand Over de concurrentiepositie als werkgever Besluit 257 Bijlage A Gemeenteraad als hoeksteen 258 Referenties:

233 Inleiding De Stad Gent is, net als alle spelers op het lokale veld, een organisatie die alert moet zijn voor maatschappelijke noden en ontwikkelingen. Die externe omgeving wordt in het vorige deel in beeld gebracht. Qua maatschappelijke realiteit zijn voor Gent de volgende sociaal-demografische evoluties van belang. Er tekent zich een verjonging af van de bevolking met meer kleine kinderen. Ook de oudere bevolking groeit. Verkleuring verwijst naar de toename van het aandeel niet-belgen, en de etnisch-culturele diversiteit tout court. Diversiteit wijst verder in de richting van een toename van mensen met een armoederisico, maar ook naar verschillen tussen en binnen wijken. De belangrijkste economische omgevingsfactor is ongetwijfeld de economische crisis (kredietcrisis eurocrisis). De centrale ruimtelijk-fysische evolutie is de opgevoerde dynamiek in de stedelijke ruimte: wonen, werken, recreëren en consumeren en de taak van mobiliteit om alles in goede banen te leiden. De ecologische trend is de roep naar klimaatneutraliteit. Te midden deze evoluties laveert de organisatie Stad Gent, met de intenties van het goede huisvaderschap. Met de interne omgevingsanalyse, in dit deel, wordt de blik gericht op de bestuurlijke kwaliteit en kracht en de manier waarop de Stad Gent zich als lokale overheid intern organiseert en antwoorden geeft op die maatschappelijke noden en uitdagingen. 231

234 Stelling 1 - Besturen is anticiperen op de toenemende (inter)bestuurlijke complexiteit in functie van de Gentenaar Over grondgebied en bedieningsgebied: Centrumstad en Stadsgewest Met de introductie van het grootstedelijk of regionaalstedelijk gebied volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, worden in het Vlaams Gewest 13 centrumsteden onderscheiden (Stad Gent, 2003). Hoewel de grenzen van een stad duidelijk omlijnd zijn, stopt de stedelijke ontwikkeling er niet. Dit werd in de jaren 1970 geconceptualiseerd met de introductie van de stadsgewesten. Met de volkstellinggegevens van 1970 bakenen zich 15 Belgische stadsgewesten af(van der Haegen & Pattyn, 1979), met hun belangrijke structurerende rol in de Belgische ruimte door hun concentratie aan economische activiteiten en de fluxen van pendel die ze induceren (pendelgewesten). Nog steeds zijn de stadsgewesten een realiteit in de Belgische ruimte : morfologische en functionele relaties tussen de geledingen zijn nog steeds van die aard dat ze duidelijk in kaart gebracht kunnen worden (Luyten & Van Hecke, 2007). Dit wordt ook weerspiegeld in het groenboek Ruimte (Vlaamse Overheid, 2012) dat het toekomstig beleidsplan Ruimte aankondigt als opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit Ook hier wordt voor de steden ruimtelijk uitgegaan van een stadsregionale werkelijkheid. Voor het Gents stadsgewest behoren de volgende gemeenten tot de agglomeratie van Gent (Luyten & Van Hecke, 2007): De Pinte, Merelbeke en Sint-Martens-Latem. Tot de banlieu van Gent behoren: Destelbergen, Evergem, Gavere, Lochristi, Lovendegem, Melle, Nazareth, Nevele, Wachtebeke en Zelzate. Tot de forensenwoonzone behoren Aalter, Assenede, Deinze, Eeklo, Kaprijke, Laarne, Moerbeke, Oosterzele, Sint-Laureins, Waarschoot, Wetteren, Zingem en Zomergem Over Centrumfuncties Stedelijke kernen oefenen centrumfuncties uit ten aanzien van de omliggende rand. Deze centrumfuncties 1 verwijzen naar vele facetten van de maatschappelijke laag die functioneren op een hoger schaalniveau dan de centrumstad of de randgemeente. Burgers, private en (semi)publieke organisaties, zoals bedrijven, middenveldorganisaties, welzijns- en gezondheidsinstellingen, organiseren zich op en identificeren zich met een stadsregionale schaal. Het betreft facetten zoals wonen, werken, mobiliteit, cultuurbeleving, ontspanning, zorg, veiligheid, het gebruik van infrastructuur en voorzieningen, enz.. Deze vaststelling geldt in feite in elke geografische context, maar is bijzonder in de stadsregio gezien de intensiteit van de grensoverstijgende relaties (Cabus et al., 2009). Het witboek stedenbeleid (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003) kan als ijkpunt beschouwd worden. Hierin wordt het begrip rasterstad geïntroduceerd. De grenzen van een rasterstad verschillen naargelang van het aan te pakken probleem: elk (maatschappelijk) vraagstuk moet op de juiste schaal bekeken, begrepen en beantwoord worden. In het kielzog blijven bij: de aanbevelingen gemaakt op basis van stadsregionale gesprekken (Cabus et al., 2009), waar om een duidelijke Vlaamse visie gevraagd wordt over de rol van de steden. De vaststelling wordt gemaakt dat 1 Zie stuk Gentenaars en Gent-gebruikers 232

235 de Vlaamse steden op een momentum zijn aanbeland waar keuzes moeten gemaakt worden. De regionale steden zijn te klein om groot te zijn en te groot om klein te zijn. Toch is het een moeilijke kwestie. Een onderdeel van deze veelvormige problematiek is de verdeling van de kosten en baten voor zogenaamde centrumfuncties. Een antwoord op de vraag in hoeverre centrumfuncties meetbaar zijn (Vermeersch et al., 2009) is negatief Over interbestuurlijke complexiteit Het ruimtelijke perspectief laat inderdaad zien dat voor de steden de bestuurlijke grens weinig ruimtelijke logica vertoont. Stedelijke (ruimtelijke) groei noodzaakt intergemeentelijke samenwerking en lokale netwerken allerhande. Het voorgaande geeft aan dat er onderzoeksmatig gezocht wordt naar kapstokken om vat te krijgen op deze mismatch tussen maatschappelijke en bestuurlijke schalen. Daarbovenop en algemeen geven heel wat bestuurders, ondernemers, wetenschappers en burgers aan dat er zich een probleem stelt met het oplossingsvermogen van de overheid (Vlaamse Regering, 2011). De redenen die hiervoor op het vlak van de bestuurlijke organisatie worden aangereikt zijn divers. De provincies klagen de toegenomen verrommeling op het intermediaire niveau aan. Er is een wirwar van structuren en overlegorganen ontstaan die de besluitvorming afremmen, veel tijd en middelen opslorpen, maar weinig resultaat afleveren. De gemeenten verwijzen naar het gebrek aan subsidiariteit en de grote drang van de Vlaamse overheid om in alle sectoren aan detailsturing en controle te doen, en verkokering en gebrek aan integrale aanpak op Vlaams niveau. Het bedrijfsleven klaagt de te sterke aangroei van de overheid en het overheidsbeslag aan. En er wordt verwezen naar te inefficiënte en ineffectieve processen van dienstverlening en beleid. Dit is geen nieuwe vaststelling. Heel wat van deze conclusies gaan al enkele jaren mee. (Vlaamse Regering, 2011) De huidige precaire economische en budgettaire situatie waarin onze overheid en maatschappij zich bevinden, maakt deze analyse des te scherper en de nood aan echte ingrepen acuter. Perspectief Vlaanderen Hierbij aansluitend is er het spoor van de gebiedsdekkende regioscreening (Vlaamse Gemeenschap, 2012) van de bestuurlijke regionale samenwerking in Vlaanderen. Vlaanderen ziet dit als een belangrijke stap in de hervorming van de bestuurlijke organisatie, een soort objectivering van de bestuurlijke verrommeling, die de laatste jaren als term ingang vond. Tegelijk wijst het op deze manier op de gemeentelijke/stedelijke realiteit van samenwerkingen, netwerken en interstedelijkheid en in het verlengde daarvan op het stadsregionale. Conclusies geven een sterke toename van het aantal structuren, afbakeningen en samenwerkingsverbanden aan, met een grote verscheidenheid, een nood aan duidelijke focus, waarbij oude grenzen herkenbaar zijn maar doordringbaar worden, waar samenwerking op kleinere schaalniveaus vastgesteld wordt, naast samenwerking tussen de centrumsteden. Deze regioscreening is een eerste fase, waarbij het geheel actieplannen tot doel heeft (Vlaamse Gemeenschap, 2012). Een greep uit mogelijke instrumenten zou kunnen zijn: clusteren van regionale structuren, shared services inrichten, Vlaamse regelgeving wijzigen, gemeenten fusioneren, bevoegdheden verschuiven. Op korte termijn zullen voor de steden en gemeenten in het algemeen en voor Gent in het bijzonder, een aantal onzekerheden op vlak van het Vlaamse binnenlandse bestuur duidelijk worden, eens de uitvoering van wat aangekondigd wordt (witboek interne staatshervorming, 8 april 2011), beleidspraktijk wordt. De beleidsbrief Binnenlands bestuur (Vlaams Parlement, 2011) kondigt (1a) meer autonomie en bevoegdheden aan voor de gemeenten (Interne Staatshervorming). Vlaanderen komt daar tegemoet aan een expliciete vraag naar meer eigen beleidsruimte voor het lokale niveau. In 233

236 haar syntheserapport van de Visitatiecommissie die in het kader van het Vlaams Stedenfonds het samenspel tussen de Vlaamse overheid en haar centrumsteden beschrijft (Vlaamse Overheid, 2011b), wordt de vraag van de steden naar meer eigen beleidsruimte als terecht bevonden. De lokale besturen van de centrumsteden zijn echter relatief sceptisch over de slaagkansen en vermoeden dat de uitkomst niet ver genoeg zal gaan. (2) Voor de toepassing van het Planlastendecreet 2 wordt op Vlaams niveau op basis van de analyse van de aangepaste subsidieregelingen reeds geconcludeerd dat de doorvoering van de planlastprincipes op regelgevend niveau vrij succesvol is (Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken - VLABEST, 2012). Toch blijft het afwachten of de bedoelde planlastenvermindering voor de lokale besturen reëel is en of het inhoudelijk impact heeft : liggen Vlaamse beleidsprioriteiten in de lijn van stedelijke/lokale beleidsprioriteiten en slaagt de Vlaamse Regering er in om te vermijden dat de Vlaamse beleidsprioriteiten een optelsom worden van wat in afzonderlijke decreten als doelstellingen wordt opgelegd? (3) De implementatie van het Gemeentedecreet 3 vraagt van de stad een intensieve voorbereidingsfase en een verregaande bestuurlijke interne reorganisatie (zie verder). (4) De aangekondigde hervorming van het Gemeentefonds 4, dat voor Gent een belangrijke bron van inkomsten is, is een laatste onzekerheid: zal dit winst of verlies aan inkomsten betekenen? Deze en de maatschappelijke uitdagingen die zich aandienen vragen een krachtig lokaal bestuur dat slagvaardig is. Maar dat zal niet voldoende zijn. Het is enerzijds aan de lokale besturen om zich binnen deze nieuwe context te organiseren. Stadsbesturen kunnen zeker op bepaalde terreinen - niet meer om netwerkmanagement heen, wil men bestuurlijk iets van de grond krijgen. Anderzijds zijn er belangrijke investeringen nodig van de Vlaamse overheid, tegelijk met een sterkere samenwerking tussen de verschillende beleidsdomeinen en tussen de verschillende bestuursniveaus (federaal, Vlaams, provinciaal, lokaal) om belangrijke knelpunten aan te pakken. Van multi-level governance is in de praktijk weinig sprake terwijl het noodzakelijk is om een afdoend antwoord te geven op de problemen waar de stadsbesturen nu mee worstelen. (Vlaamse Overheid, 2011b) Vanuit een perspectief België is er de federale (zesde) staatshervorming die ook een impact zal kennen voor de lokale besturen: veel bevoegdheden gekoppeld aan financieringsstromen (grootstedenbeleid, verkeersveiligheidsfonds, leefloon, lokale opvanginitiatieven (LOI), plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA), ) worden overgedragen naar Vlaanderen, waarbij het onduidelijk is wat er met de middelen zal gebeuren. Daarnaast zal ook de inhoudelijke invulling van de overgekomen bevoegdheden belangrijk zijn. (Bron: Vlaamse Overheid, 2012, Inventarisatie impact zesde staatshervorming (Bijlagen). Departement Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid.) Perspectief Europa Bestuurlijk Vlaanderen is niet de enige realiteit voor de lokale besturen. Sinds de jaren 1990 beginnen steden een steeds belangrijker rol te spelen binnen Europa. Dat was ook te merken aan de verschillende strategieën die uitgewerkt werden door de Europese Commissie, waaronder de Lissabon- en de Göteborgstrategie, met het Charter van Leipzig (Stad Gent, 2011b). 5 2 Planlastendecreet: 6 juli 2011 kaderdecreet planlastenvermindering. Ten laatste op 30 okt 2012 maakt de Vlaamse Regering de Vlaamse beleidsprioriteiten en het daaraan gekoppelde subsidiebedrag bekend. De lokale overheid kan hiermee rekening houden bij de opmaak van de meerjarenplanning tijdens het planningsjaar 2013.(Binnenband, 2011) 3 Gemeentedecreet: de concrete toepassing van de bepalingen van het Gemeentedecreet treden in werking vanaf 1 januari Gemeentefonds: In 2012 starten de voorbereidingen van een structurele aanpassing van de verdelingscriteria van het Gemeentefonds. (Binnenband, 2011) 5 Lissabonstrategie (2000): de Europese Raad legt in Lissabon een nieuwe strategische doelstelling vast: in 2010 moet de Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld zijn die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. 234

237 Europa is anderzijds nog te onbekend, zowel voor het lokale niveau als bij de burger. Zo was 2009 een Europees verkiezingsjaar, maar Europa werd slechts zijdelings onder de aandacht gebracht. Toch is de Europese Unie ook voor de lokale besturen meer en meer een spelbepaler, met naast de beperkingen van verordeningen ook de uitdagingen en kansen. (Reynaert, Steyvers, & Van Bever, 2009) Niet alleen profiteren lokale besturen van Europese financiële ondersteuning, ze kunnen ook besluitvormingsprocessen in de Europese context helpen sturen. Niet voor niets is één van de onderzoekslijnen voor de periode van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen het formuleren van een antwoord op de vraag Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? 6 Feit is wel dat een lokaal bestuur iets te bieden moet hebben, in de zin dat er minimale randvoorwaarden vervuld moeten zijn. Steden (en niet kleinere gemeenten) lijken vooralsnog de enigen te zijn die hulpbronnen zoals informatie, kennis, expertise en organisatiecapaciteit kunnen inzetten, alsook eigen middelen. (Van Bever, Reynaert, & Steyvers, 2009) En tegelijk is de stem van de steden nog niet luid in Europa is dan wel het jaar waarbij het Verdrag van Lissabon de rol van het in 1994 opgerichte Committee of the Regions versterkte, voorbij de initiële adviserende rol; toch zijn de Belgische lokale besturen hier niet rechtstreeks vertegenwoordigd, enkel regionale vertegenwoordigers. (Boucké, Willemsen, & Verstraete, 2012) Gent wordt in 2012 als casus voorgesteld (Boucké et al., 2012), als een stad die stilaan een duidelijke overgang maakt: van het bijna exclusief beschouwen van Europa als fondsverstrekker, naar een stad die groeit naar horizontale en bottum-up europeanisering. Er zijn dan ook in Gent specifiek stedelijke maatschappelijke problemen (bv. moeilijke ROMAintegratie) waarbij samenwerking met andere steden (bv. hulp Bulgaarse politie) en pro-actieve Europese beïnvloeding wel vruchten kan afwerpen. Het belangrijkste netwerk is Eurocities: 130 Europese grote en middelgrote steden (bij voorkeur met een bevolking van minstens inwoners en van regionaal en internationaal belang) hebben zich daarin verenigd. Eurocities is nu de verdediger van hun belangen bij de Europese Commissie en de andere EU-instellingen. Gent speelt in dit netwerk een prominente rol. Het netwerk Eurocities heeft als doel: (1) de contacten tussen steden te versterken en transnationale samenwerking te promoten via deelname aan Europese projecten, (2) nauwere en effectievere samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus te bevorderen (lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal), (3) in dialoog te gaan met de Europese instellingen en ervoor te zorgen dat in het Europese beleid en regelgeving rekening gehouden wordt met de rol en de verantwoordelijkheid van de steden. Vanuit verschillende fora en werkgroepen worden policy statements voorbereid voor de Europese Commissie zodat aan pro-actieve beleidsbeïnvloeding kan gedaan worden. De stad Gent is actief in verschillende fora en werkgroepen. (Stad Gent, 2011b) Partnerschappen leiden tot concrete projecten, zoals voor Gent de erfgoedprojecten Portico en SHAPING 24, ROI Revitalisering Oude Industriehavens, TSE Talking Social Exclusion, MUSIC mitigation in Urban Areas, ACE Answers to the Carbon Economy. Ze leiden ook tot deelname in Europese Actieprogramma s, zoals SmartIP Smart Metropolitan Areas Realised Through Innovation & People, UpSafety, CITADEL on the move, CIVITAS City VITAlity Sustainability, ECRN European Civil Registry Network. Göteborg (2001): uitbreiding van de Lissabonstrategie met een nieuwe dimensie: milieu, waar duurzame ontwikkeling centraal staat. Charter van Leipzig (2007) plaatst het Europese Stedenbeleid op de agenda; Europa maakt structuurfondsen beschikbaar voor lokale projecten die een integrale aanpak volgen en gaat een grote rol spelen in het stimuleren en faciliteren van kennisuitwisseling tussen steden. 6 Zie SBOV III website. 235

238 Voor wat de toekomst betreft, bracht de Europese Commissie (in 2011) voor Regionaal beleid deskundigen op het vlak van stedelijke analyse en vertegenwoordigers van de Europese steden bijeen in Steden van morgen, om kortweg te stellen dat het Europese model van duurzame stedelijke ontwikkeling in gevaar is met een oproep dat de steden moeten handelen, want meer dan twee derden van de Europese bevolking woont in stedelijke gebieden, waar problemen ontstaan en oplossingen worden gevonden. (Europese Unie, 2011) In de voorstellen tot verordening van de Europese Commissie met betrekking tot EFRO het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds bevatten de doelstellingen een duidelijke stedelijke dimensie. Voor de Stad zal het van essentieel belang zijn dat deze visie ook door Vlaanderen in zijn partnerschapscontract met Europa zal vertaald worden. Ook hier dus, vanuit Europa, een oproep om visies uit te werken voor de steden van morgen. Ook hier de vaststelling dat de bestuurlijke grenzen van de steden niet langer de fysieke, sociale, economische, culturele of ecologische realiteit van stedelijke ontwikkeling weerspiegelen waardoor er nood is aan flexibel bestuur. En opnieuw ook een pleidooi voor het belang van multi-level governance: het Europees, nationaal, regionaal en lokaal beleid moet beter op elkaar worden afgestemd. En dit is nog maar een begin. De Europese besluitvorming heeft een steeds grotere impact op de Vlaamse, provinciale en lokale bestuursniveaus. Recente beslissingen op Europees niveau om de economische crisis het hoofd te bieden, zullen dit nog verscherpen, wat duidelijk één van de belangrijkste bestuurlijke evoluties van het afgelopen decennium is (SARiV-VLABEST, 2012). Concreet volgen er voor de nabije toekomst enkele belangrijke Europese dossiers met gevolgen voor de werking van het lokale bestuur, met onder meer een nieuw cohesiebeleid na 2013, een hervormingsprogramma in het kader van Europa 2020 dat zal moeten doorvertaald worden in het beleid van steden en gemeenten, het begrotingspact met strengere Europese begrotingseisen en de rapportering en controle ervan, de Dienstenrichtlijn waarbij er strenger zal toegezien worden op de toepassing ervan, een aangekondigde modernisering rond Staatssteun, en een grondige hervorming van de Europese regels rond openbare aanbestedingen 7. en de wereld De horizon van de internationale samenwerking reikt verder dan de Europese grenzen. (Stad Gent, 2011b) Internationale positionering in het algemeen kan getypeerd worden door netwerking en partnerschappen binnen en buiten Europa. Voorbeelden van belangrijke netwerken naast Eurocities zijn: (Stad Gent, 2011b): EUniverCities Network (Samenwerking tussen steden en hun universiteiten), Similar Cities Network, LUCI (Lighting Urban Community International), Climate Alliance, ECCAR (European Coalition of Cities Against Racism), Mayors for Peace, UNESCO Creative Cities Network, AVIAMA (Association Internationale des Villes Amies de la Marionnette). Daarnaast zijn er een aantal partnerschappen zoals met de zustersteden Tallinn (Estland) en Kanazawa (Japan) e.a. en zoals de stedenbandpartner in het zuiden (Mangaung in Zuid-Afrika) met als doel bestuurskrachtversterking bij lokale overheden in het zuiden. 7 Nieuw cohesiebeleid na 2013 zie: Hervormingsprogramma in het kader van Europa zie: Begrotingspact zie: Dienstenrichtlijn zie: =en Staatsteun zie: Openbare aanbestedingen zie: 236

239 Specifiek om de internationale solidariteit te bevorderen en de Gentse initiatieven rond ontwikkelingssamenwerking te ondersteunen, doet de Nood-Zuidsamenwerking van de Stad onder meer een beroep op internationale subsidieprogramma s en partnerschappen. De Verenigde Naties bieden een sterk kader voor mondiale solidariteit. De United Nations Millennium Summit leidde tot het uitwerken van acht Millenniumdoelstellingen, als leidraad van alle mogelijke actoren wereldwijd. Later zijn die geëxpliciteerd op lokaal niveau met de zogeheten (lokale) Agenda 21 pijlers, een programma van de Verenigde Naties met betrekking tot duurzame ontwikkeling. (Stad Gent, 2008) De Stad Gent wil deze doelstellingen realiseren en daarbij de eigen bevolking en de relevante stakeholders betrekken. Ondersteuning van het lokale Noord-Zuidmiddenveld en sensibiliserende activiteiten die internationale solidariteit verankeren staan centraal. Ook hier heeft Gent de laatste jaren op bestuurlijk vlak een evolutie doorgemaakt: van een werking naar het model van een kleine NGO met een eigen educatief en sensibiliserend aanbod, naar een meer regisserende rol. Vanuit de ervaringen als actor op het terrein in het Zuiden binnen de stedenband met Mangaung (Zuid-Afrika) en gesteund door de conclusies van de Europese Raad van Ministers over de rol van lokale overheden in ontwikkelingssamenwerking (11/11/2008) is de Stad Gent trekker geweest in een kennisproces rond gemeentelijke internationale samenwerking en stedenbanden. De conclusies werden geformuleerd in een internationale conferentie in oktober 2011 in Gent. Perspectief middenveld netwerken 8 Onderzoek 9 rond bestuur in de lokale overheid beschrijft wat de stedelijke praktijk doormaakt. In het verleden bekleedde het stedelijke bestuur doorgaans monopolie-posities en behoorden taken integraal het stadsbestuur toe of helemaal niet. Geleidelijk aan is het besef gegroeid dat naast doorgedreven sectorale specialisatie ook een overkoepelende en geïntegreerde aanpak noodzakelijk is. Netwerkmanagement wordt dan benoemd met regie, als bijzondere vorm van sturing die gericht is op de afstemming van actoren, hun doelen en handelen tot een min of meer samenhangend geheel met het oog op een bepaald resultaat. We kunnen een onderscheid maken tussen de interne en externe variant van regie. De eerste, interne regie, heeft betrekking op veranderingen in het organisatiemanagement en vooral op het zoeken naar een meer horizontale en geïntegreerde aanpak binnen de stedelijke organisatie. Maatschappelijke uitdagingen laten zich immers niet duwen in het vak van één beleidsdomein of departement. Voorbeelden zijn project- en programmawerking, gebiedsgerichte werking, geïntegreerde dienstverlening één loket. Het Gemeentedecreet of de Beleids- en Beheerscyclus (BBC) (zie verder), als voorbeeld, zijn sturend in de focus op de interne organisatieveranderingen en stadsbesturen zijn zoekende hoe ze de consolidering van interne organisatieverandering kunnen rijmen met een rol als drijfriem in het stedelijke netwerk waarin andere besturen of actoren mee de stedelijke toekomst bepalen. Deze tweede variant, externe regie, slaat dus veeleer op het sturend vermogen van stedelijke netwerken die bestaan uit diverse publieke en (semi)private actoren met elk hun eigen belangen en middelen. Cruciaal is hier welke rol stadsbesturen binnen dergelijke complexe netwerken kunnen of moeten opnemen. Externe regie betekent simpel gezegd dat de Stad alle relevante partners uit een bepaald veld samenbrengt en samenwerking tussen die partners stimuleert vanuit een gemeenschappelijk doel. Dergelijke netwerksturing staat vaak haaks op het klassieke perspectief van het bestuur dat hiërarchisch ondergeschikte organisatieonderdelen aanstuurt. De omslag van hiërarchische sturing (government) naar markt- en netwerksturing (governance) betekent dat lokale besturen steeds meer beleid-in-interactie moeten ontwerpen. Lokale besturen moeten met veel verschillende 8 Bron: (Vlaamse Overheid - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, 2011), integraal tenzij anders vermeld. 9 Zie 237

240 sturingsvormen tezelfdertijd omgaan en moeten extern gericht denken en handelen.(sbov, ) Het komt er dus op neer dat het multi-level governance principe uitgebreid wordt naar de private actoren. Stedelijke middelen worden dan gedeeld ingezet om te komen tot een groter organiserend vermogen, de zogeheten netwerkproductiviteit (Vlaamse Overheid, 2011b). Een voorbeeld van zo n samenwerking is de zogeheten PPS-formule, de Publiek-Private Samenwerking (voor Gent: het nieuwe zwembad Rozenbroeken en de ontwikkeling van de Gasmetersite.) Hoewel er vandaag al succesvolle verhalen bestaan, zijn de meeste steden nog zoekende over hoe externe regie precies moet worden ingevuld en welke strategieën het meest succesvol zijn. Dat is meteen de voornaamste uitdaging. Perspectief mensen! Een krachtig signaal uit datzelfde middenveld is dat de stedelijke organisatie in bepaalde domeinen het regisseren moet blijven combineren met de actorrol: er is immers een gebrek aan de zogeheten nuldelijnszorg in de wijken, onder de mensen. De stedelijke organisatie is zich er dus best van bewust dat eenzijdig overhellen naar de regie-rol niet altijd de enige weggelegde taak is.(stad Gent, 2012c) Veruit de belangrijkste uitdaging voor de lokale overheid is het niet vergeten van de burgers door té veel nadruk op interne werking, veroorzaakt door zowel opgelegde regelgeving als door het belang dat de organisatie er zelf aan geeft. Want achter de maatschappelijke stedelijke evoluties van vergrijzing en vergroening, verkleuring, verarming en de uitdagingen inzake diversiteit, integratie, leefbaarheid en veiligheid, betaalbaarheid van wonen, en nood aan ruimte, schuilen mensen. En als het dan over multi-level governance gaat, dan is deze laag, die niet bestuurlijk is, voor een lokaal bestuur veruit de belangrijkste. Dat maakt ook dat in deze de werking van het lokale bestuur als bestuurslaag uniek is. Anders dan Europa, België en Vlaanderen combineert het lokale bestuur een navigeren tussen/met bestuurslagen met het individuele van de mensen. Of: hoe kan de kwaliteit van het samenleven in de stad worden gegarandeerd, rekening houden met de densiteit en de sociale heterogeniteit van het stedelijke leven, met de diverse functies in de stad en met de ongelijkheden in zowel het leven en beleven van de stad als in de toegang tot de mogelijkheden die de stad biedt (Vlaamse Overheid - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, 2011). Indicatief hiervoor is de gehanteerde methodiek voor het formuleren, vanuit de stedelijke administratie, van de uitdagingen voor de legislatuur De ruim 600 signalen, verzameld naar aanleiding van lopende en nieuwe inspraaktrajecten, zijn vertaald in de levens van zeven fictieve Gentenaars storytelling, en gekoppeld aan de nieuw te formuleren stadsbrede uitdagingen. Op die manier ligt de focus op het maatschappelijk perspectief, en kan het ambtelijk(-sectorale) perspectief secundair worden. Het grondig verkennen van dit microperspectief, en het op zoek gaan naar het stadsgemeenschappelijke tussen mensen, en, algemeen, het meer inzetten op het register van het dagelijks leven kan een aantal doelen dienen. Dit microperspectief kan helpen het gemeenschappelijk stadsproject te definiëren, kan vermijden dat de grote sjablonen van het publieke debat het beeld op de steden blijven domineren en is essentieel om druk te zetten op een verkokerd bestuurlijk systeem 10. (De Rynck, 2012) 10 Een andere parallel: de sensitieve stad (Oosterlynck, 2012) 238

241 Vertrouwen Gent draagt inspraak en participatie hoog in het vaandel, is op vele vlakken pionier in Vlaanderen en blijkt daar de vruchten van te dragen: het vertrouwen van de Gentenaren in hun stadsbestuur is hoog. Gent behoort op dat vlak bij de koplopers van de steden (met Brugge, Hasselt en Leuven). Voor Gent (2011) ligt het percentage dat (zeer) veel vertrouwen heeft in het stadsbestuur tussen 42% en 49%; (Ter vergelijking, voor Antwerpen (2011) ligt het percentage met (zeer) veel vertrouwen in het stadsbestuur tussen 22% en 26%; procentueel zijn er bovendien dubbel zoveel Antwerpenaren dan Gentenaren met (zeer) weinig vertrouwen in het stadsbestuur). Dit vertrouwen is de voorbije jaren (tussen 2008 en 2011) voor alle steden samen niet significant gedaald, wat opmerkelijk is voor deze getekende periode, temeer het vertrouwen in de Vlaamse (en federale) overheid wel significant daalde tussen 2008 en 2011, globaal voor alle steden samen. Met andere woorden: enkel het vertrouwen in het stedelijk bestuur blijft overeind. (Bral, Jacques, Schelfaut, Stuyck, & Vanderhasselt, 2011) Uit de literatuur is gekend dat vertrouwen van de burger gerelateerd is aan tal van factoren. Nabijheid is er een van, weliswaar doorslaggevend. De Visitatiecommissie Stedenfonds meent dat de sterke aanwezigheid van de politieke bestuurders en de diensten op het terrein voor een deel het hoge vertrouwen dat de burger heeft in het Gentse stadsbestuur verklaart. (Vlaamse Overheid, 2011a) Stedelijk burgerschap De stap naar stedelijk burgerschap, als een tweerichtingsverkeer tussen burger en overheid in een wederzijdse actieve betrokkenheid en verantwoordelijkheid, is snel geschreven, maar niet zo eenvoudig genomen. De stadsmonitor (Bral et al., 2011) geeft daar duidelijk de gradaties weer. In het zich geïnformeerd voelen (spreiding van informatie over en door de stad) is de actieve burgerschapscomponent beduidend kleiner dan in het zich geconsulteerd voelen (consultatie van bewoners door het stadsbestuur) en dan politieke interesse tonen. Scores op de actievere vormen van participatie zijn in alle steden dan ook beduidend lager. In 2011 is 56% van de stedelingen tevreden over de verspreiding van informatie over en door de stad, vindt 32% van de stedelingen dat het stadsbestuur zijn bevolking voldoende raadpleegt, en zelf zegt 25% de afgelopen twee jaar zijn mening kenbaar te hebben gemaakt, heeft 20% actief informatie gezocht, en 10% heeft een overlegmoment met ambtenaren/politici in de stad meegemaakt. Opvallend is wel dat politieke interesse, met de actieve burgerschapscomponenten, van alle centrumsteden het hoogst is in de grootsteden (Antwerpen en Gent), en ook significant is toegenomen in vergelijking met Of zoals ook wordt gesteld (De Rynck & Van Reybrouck, 2012): het stimuleren van het burgerinitiatief wordt misschien wel de core-business van besturen en politici [ ] (en zo) zal de participatieve democratie naast de representatieve democratie komen te staan. Een mogelijke invulling van de participatieve democratie zal sowieso verder gaan dan samen praten en impliceert samen doen. 239

242 Stelling 2 - Blijvend op zoek naar de Gentenaar: informeren en participeren is experimenteren De Gentenaar, of de burger in het algemeen, verwacht een begrijpbare, klantgerichte en efficiënte overheid en wil zelf het kanaal kunnen kiezen om met de stad te communiceren, op momenten die hem passen Informeren - vanuit een meer divers aanbod aan communicatiekanalen zoeken naar een maximaal bereik. De geëigende communicatiemiddelen (affiches, folders, flyers, websites, nieuwsbrieven) worden ingezet, evenals de meer dan wekelijkse perscontacten, het Stadsmagazine, een pagina in de Streekkrant of Passe-Partout, de infokiosken, Stadstv of teletekst. Het servicecenter Gentinfo als centraal aanspreekpunt is een succes te noemen, van contacten in 2005 naar in Nieuw is het toenemende belang van digitale communicatie. Website is hierin een klassieker. Maar verder, communicatiecampagnes zoeken best naar de ideale mix aan kanalen om het maximale bereik te bekomen. Gerichte sms-communicatie heeft ook zijn intrede gedaan, evenals de sociale media. Zo gaan burgers ook de dialoog aan met het stadsbestuur en verspreiden hun mening over de stad. Terwijl het stadsbestuur vroeger controle had over de informatie die ze verspreidde, is dit door de komst van sociale media amper nog mogelijk. In Gent is 45% van de inwoners tevreden over de informatieverstrekking door en over de stad (Bral et al., 2011). Hoewel Gent significant hoger scoort dan Antwerpen, blijken stedelingen in de grote steden duidelijk minder tevreden te zijn. Schaalgrootte zou hier mee kunnen spelen. Een onderzoek (UGent (Masterproef), 2011) over de Stad Gent en sociale media geeft aan dat er veel enthousiasme is over het gebruik van sociale media voor overheidscommunicatie, maar tegelijk wordt deze duidelijk als aanvullend beschouwd op de meer traditionele kanalen. Parallel met het benutten van nieuwe media loopt het belang van ICT in overheidscommunicatie Participeren Gent als laboratorium Gebiedsgerichte werking als expliciete de stad in de wijk -strategie wordt als een succes beschouwd. De Stad blijft zoeken naar formules om tot bij alle bewoners te geraken, niet alleen mensen uit verschillende zogenaamde doelgroepen maar ook mensen met verschillende interesses (praters en doeners). Ook bij geslaagde initiatieven blijven de moeilijk bereikbare doelgroepen vaak achter. Toch is Gent op goede weg; burgerparticipatie is een jong onderzoeksdomein en in Vlaanderen worden de goede praktijken steevast (ook) uit Gent gehaald. (Dezeure e.a., 2009, Burgerparticipatie in de stad(sorganisatie) een stand van zaken / Dezeure, DeRynck, Burgerparticipatie in Vlaamse steden, 2009). Meer nog, de steden worden de laboratoria van de participatiepraktijken genoemd. Participatie als deel zijn van, als gedeelde verantwoordelijkheid, over bloembakken en stationsomgevingen, over van buiten naar binnen denken, over intelligente communicatie en interactief beleid, over doen en dat is niet altijd vergaderen. Participatie vergt professionaliteit. Aanbevelingen voor de lokale besturen geven aan om aan kritische zelfbevraging te doen, om participatie op organisatiebreed niveau te tillen, de organisatie ervan vanuit de frontlijn op te bouwen en de gemeenteraad te gebruiken als forum voor participatiebeleid participatiebeleid gaat over capaciteiten van burgers, maar evengoed over capaciteiten van raadsleden. (Filip De Rynck e.a. brochure). In die zin stelt de visitatiecommissie Stedenfonds zeer geïnteresseerd te zijn in het net opgestarte programma inspraak waarbij het 240

243 stadsbestuur haar voortrekkersrol in deze wil consolideren en uitbouwen (ook omdat veel burgers zich niet of matig geconsulteerd achten). Nieuw, ook hier, is het inzetten van de digitalisering en sociale media. De kunst is om te kunnen inschatten wat wanneer te gebruiken tot welk doel. To share is hierbij een basishouding en in het verlengde daarvan : het idee van kennis delen (macht) in combinatie met het nieuwe ontwikkelen van openheid en transparantie leidend tot twee exponenten: co-creatie en open data. Bij co-creatie wordt de eindgebruiker van producten en diensten betrokken bij de evaluatie van bestaande of bij het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten. Co-creatie is duidelijk meer dan louter gebruikerstesten op het einde van een ontwikkelingsproces. De kennis, de ervaring en de behoeften van de eigenaar, van de Gentenaar wordt zo optimaal benut. Verhoogde aandacht voor open data gaat uit van het gedocumenteerd beschikbaar stellen van data zodat hergebruik en verrijking mogelijk wordt. Het experimenteren binnen het Ghent Living Lab is daar een uitwerking van en tegelijk een hulpmiddel om co-creatie mechanismen optimaal te kunnen toepassen binnen de stad. 11 Aansluitend vertaalt burgerparticipatie en inspraak zich internationaal in smart cities en smart citizens. Een stad kan als een smart city worden omschreven wanneer investeringen in menselijk en sociaal kapitaal enerzijds en in traditionele en meer innovatieve communicatie anderzijds een duurzame ontwikkeling ondersteunen. Het expliciete thema smart citizen stelt de stedeling weer centraal. Smart combineert IT-infrastructuur met activiteiten van zelfsturende en sociaalbewuste intelligente en creatieve stedelingen. De volgende jaarlijkse conferentie van Eurocities november 2013 in Gent zal, naast het thema cultuur, ook dit onderwerp als centrale thema hebben. (Stad Gent, 2012a) Algemeen is de uitdaging voor inspraak en participatie die van nabijheid en binding en tegelijk van vertrouwen en loslaten, waar ieders potentiële betrokkenheid opgepikt wordt.(van der Lans, 2012) 2.3. Dienstverlening - E is in, maar niet iedereen is mee 12 Er digitaliseert veel achter de schermen Het grondwettelijk vastgelegde recht om bestuursdocumenten in te zien is vertaald in de regelgeving (passieve) openbaarheid van bestuur. Door inzage in bestuursdocumenten kan de Gentenaar zich een duidelijk beeld vormen van de wijze waarop de administratie en het bestuur beleid maken en uitvoeren. Concreet is er in 2004 een digitaal registratiesysteem ingevoerd dat het beantwoorden van de aanvragen inzake passieve openbaarheid maximaal ondersteunt. Van 2006 tot op vandaag wordt vastgesteld dat het aantal aanvragen inzake passieve openbaarheid gemiddeld gestegen is met 10 %: (een deel van de) burger(s) is zich bewust van zijn recht op toegang tot bestuursdocumenten en gebruikt dit recht. De klachtenregistratie, ook decretaal voorgeschreven, voorziet in Gent in een eerstelijns- en tweedelijnsklachtenbehandeling. De eerstelijnsklachtenbehandeling gebeurt op ambtelijk niveau en wil vooral verbeterpunten detecteren en bijsturen in het kader van integrale kwaliteitszorg. Rapportering gebeurt in de gemeenteraad. Indien de burger geen vrede kan nemen met het standpunt van de organisatie, kan hij zich steeds richten tot de Ombudsvrouw, met een klacht in tweede lijn. Het instituut van de ombudsman werd in de Stad Gent reeds vroeg ingevoerd. Ook de ombudsvrouw brengt verslag uit bij de gemeenteraad. 11 Bron: Stad Gent, Strategie & Coördinatie, Cel E-strategie 12 Bron: Stad Gent, Diensten van de Stadssecretaris 241

244 Het e-hrm-project beoogt de automatisering van het gros van de personeelsprocessen, zowel zachte HR (competentiebeheer, evaluaties, vorming) als harde HR (personeelsadministratie, organisatiebeheer, tijdsberekening, loonverwerking, sociaal secretariaat). Voor deze domeinen worden telkens ook de portaalwerking en de rapportering ontwikkeld. Het is een samenwerkingsproject tussen de Stad en het OCMW, dat ineens zal dienen als opstap naar een shared service center voor HR. Het project Q-besluitvorming, opgestart in 2008, wil erover waken dat - onder andere door het digitaliseren van het besluitvormingsproces - de beslissingen van gemeenteraad en het college van Burgemeester en Schepenen kwaliteitsvol (juridisch, inhoudelijk, ) zijn, wat daaruit volgend een betere opvolging, uitvoering, communicatie en evaluatie van genomen beslissingen mogelijk maakt. Tegelijk met een toenemende digitalisering en de stroom aan informatie- en communicatietechnologieën, treedt de uitdaging van de informatiebeveiliging naar de voorgrond. En voor de schermen: het baliebeleid. Onderzoek (MAS, 2008) naar de kwaliteit van de dienstverlening in publieksgebonden diensten besluit dat de gemiddelde inwoner geen beeld heeft over het functioneren van de lokale overheid en wat die voor hem kan betekenen. Pas wanneer hij een nieuw paspoort moet halen, een rijbewijs afhalen, een geboorte registreren, ervaart hij de stad aan den lijve. Dat maakt dat publieksbalies bepalend zijn voor het beeld dat de gemiddelde inwoner heeft over de dienstverlening van de Stad. Op basis van de resultaten zet het project LEO Loket en Onthaal de ambities uit tot 2018 en wil virtuele en fysische loketten combineren, thematische en doelgroepenbenadering, één centraal aanspreekpunt met decentrale stadskantoren, verankerd in sociale huizen. De eerste stappen zijn gezet. Gentinfo is het centrale en laagdrempelige telefonische aanspreekpunt voor informatie over het stadsbestuur en (de dienstverlening van) de stadsdiensten. Via de oprichting van een Gentinfo- Punt (GIP) in het Administratief Centrum Zuid krijgt de burger ook een fysieke frontoffice. Met het mobiel dienstencentrum wil Gent de dienstverlening dichter bij de burger brengen: eenvoudige administratieve verrichtingen worden tot bij de voordeur van de mensen gebracht. Via het E-loket brengt de stad zijn dienstverlening zelfs tot in de (digitale) huiskamer van elke burger. Daardoor hoeft deze zich niet langer te verplaatsen voor elk contact met de stad en is hij niet langer gebonden aan openingsuren. Bij uitbreiding kende e-government ook andere toepassingen: online inschrijven voor grabbel- en swappas, meldjeaan.be voor het aanmelden voor een school in plaats van kamperen, de inschrijvingstool Recreatex voor onder meer sportkampen,. Belangrijke noot hier is dat niet elke Gentenaar aan hetzelfde tempo mee digitaliseert. Dienstverlening zal bijgevolg, net zoals communicatie, een meersporenmethodiek moeten volgen en zich bewust zijn van welke groepen mensen bij welke type (digitale) dienstverlening uit de boot vallen. 242

245 Stelling 3 - Naar één groot plan voor Gent een paar stappen voorop maar nog een weg te gaan. 13 Hoe hanteert de Stad al het voorafgaande? De interbestuurlijke complexiteit, de vele netwerken, de regie-rol, de druk en kansen van Europa, de Gentenaar, de digitalisering, de nieuwe decreten creëren een groot dynamisme dat de lokale overheid verplicht tot een gedegen strategische meerjarenplanning en opvolging met duidelijke prioriteiten en keuzes. Het Gemeentedecreet, dat in werking trad in 2005, hield op zich al een kanteling in van de manier waarop met beleid, strategie en financiën in lokale overheden moet worden omgegaan. Daar waar voor het Gemeentedecreet de financiële evenwichten determinerend waren voor de beleidsvoering, en de beleidsdoelstellingen pas werden geformuleerd nadat er op basis van de vorige begroting en de wijzigingen in de financiële context een nieuw financieel evenwicht was bereikt, vertrekt het Gemeentedecreet van de formulering van de beleidsdoelstellingen op meerjarenbasis. Al bij de start van een nieuwe bestuursperiode moeten deze doelstellingen helder worden bepaald, en pas daarna gebeurt de operationele en financiële vertaling ervan. Deze filosofie kon pas volop worden toegepast nadat de verdere modaliteiten voor de beleidsrapportering, beleidsopvolging, financiële rapportering en opvolging waren vastgesteld, wat kon met de komst van de besluiten van de Vlaamse Regering in Voor alle steden en gemeenten verplicht vanaf 2014 Dit besluit betreffende de beleids- en beheerscyclus (BBC) van de gemeenten, de provincies en de OCMW s is definitief goedgekeurd in juni 2010 en zal van toepassing zijn op alle besturen vanaf 1 januari Het bepaalt zodoende de inhoud van de beleidsrapporten (het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening) en de regels voor de boekhouding. Niet alleen de financiële aspecten van de beleidsvoering zijn er dus in opgenomen, maar ook de regels voor de inhoudelijke planning (beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties ), uitvoering en evaluatie worden erin vastgelegd. De nieuwe regels gelden voor de 308 Vlaamse gemeenten, de 308 Vlaamse OCMW s en de vijf provincies. Daarnaast zullen ook de autonome gemeente- en provinciebedrijven (althans gedeeltelijk) deze moeten toepassen. Voor wat de strategische aspecten betreft, zal het bepalen van het beleid en het evalueren van de beleidsuitvoering, via het toekennen van autorisatie (het ter beschikking stellen van kredieten) en de bewaking ervan, uitgevoerd in leesbare en begrijpelijke beleidsrapporten, ongetwijfeld een verbeterde beleidsvoering tot gevolg hebben. Doel is dan ook dat de Vlaamse overheid haar beleidsvoorbereidende rol versterkt ziet op basis van de digitale, eenvormige en transparant ingezamelde informatie bij de lokale en provinciale besturen. De opportuniteit voor het lokale bestuur ligt, naast de type-rapportage aan de Vlaamse overheid, in de vrijheid om de structuur van eigen beleidsrapporten te enten op de organisatie en om de inhoud ervan af te stemmen op de hoofdlijnen van het beleid. Ruimte voor maatwerk is dus een volgend voordeel, met mogelijkheid tot uitbreidingen met analytische gegevens in functie van lokale managementinformatiebehoeften of in functie van sectorale rapporteringen. En omdat sectorale plannen verwerkt zijn in het financiële registratiesysteem en kunnen geïntegreerd worden in de beleidsrapporten zou dit ook moeten leiden tot planlastvermindering. 13 Bronnen: Stad Gent, Strategie & Coördinatie, cel Strategische Planning en Kwaliteitszorg Stad Gent, Departement Financiën (Binnenband, 2010; Stad Gent, 2010b, 2012b) 243

246 Een geïntegreerde meerjarenplanning stelt een lokaal bestuur evengoed voor uitdagingen. Idealiter worden beleidskeuzes door de bestuursploeg gemaakt en gedragen en wordt lokaal beleid een verhaal van stadsbrede doelstellingen en projecten, in eigenaarschap van het College van Burgemeester en Schepenen, in plaats van een sectorale doelstellingencascade, gekoppeld aan de bevoegdheid van individuele schepenen. Een ander voordeel is het herwaarderen van de Gemeenteraad 14, die door een grotere transparantie en dito rapportage, beter de grote beleidslijnen kan opvolgen en bijsturen. Het gemeentedecreet schetst hierover een expliciete doelstelling dat beleidsrapporten in functie moeten staan van de informatiebehoeften van de raadsleden en niet in functie van het management of de controlerende instanties. De raadsleden zijn immers de hoofdgebruikers van deze rapporten; beleidsmakers hebben in de eerste plaats nood aan beleidsinformatie en pas in tweede orde aan managementinformatie. Voor wat de financiële aspecten betreft, is dit gemeentedecreet er mee gekomen omdat België, als lid van de Europese Unie en de Eurozone, regelmatig verslag moet uitbrengen aan de Europese Commissie en Eurostat over de overheidsschuld en het zogenaamde vorderingensaldo, i.e. het tekort of overschot op de begroting. Ten gevolge van de financiële crisis (en de schuldencrisis van een aantal EU-landen) zullen die eisen alleen maar toenemen. Die gegevens hebben echter niet alleen betrekking op de federale overheid, maar bevatten ook cijfers van de sociale zekerheid, de gemeenschappen en gewesten en de lokale overheden. Er is dus goede en tijdige informatie nodig over de financiële situatie van de (Vlaamse) lokale besturen. Het probleem is echter dat die rapportering moet gebeuren op basis van het Europese Stelsel van Rekeningen 1995 (ESR95), met definities over het begrotingssaldo en de schuld die afwijken van wat lokale besturen doorgaans hanteren. Het gemeentedecreet brengt alle lokale overheden op één lijn. En lokaal, omdat de gemeente en het OCMW met hetzelfde financieel systeem zullen werken, kunnen zij hun financiële diensten nauwer laten samenwerken en op deze wijze schaalvoordelen en efficiëntiewinsten realiseren. Voor wat betreft financiën heeft de regelgeving een grote impact op de aanpak van het budgetproces, de structuur van de budgetten, de budgetterings- en boekingssleutel, de financiële rapportering en de definitie van het financieel evenwicht. Zo wordt bijvoorbeeld het begrippenkader gewone dienst en buitengewone dienst vervangen door exploitatiebudget, investeringsbudget en liquiditeitsbudget en is er een verstrenging in de definitie van het financieel evenwicht. Financieel impliceert dit een radicale cultuurwijziging van budgetteren van een input naar een outputsturing. Strategisch impliceert dit ook een cultuurwijziging: planning is dus veel meer gericht op het bepalen van het beleid, en meer nog, zowel over de beleidsvelden heen, als over de legislatuurgrenzen. De mogelijke introductie van budgethouderschap houdt ook in dat financiële verantwoordelijkheid zich meer verspreidt in de organisatie, bij projectleiders en diensthoofden, zodat het uitvoeren van strategisch beleid en budget elkaar daar als het ware ontmoeten En Gent loopt al een beetje sneller, maar bouwt reflectietijd in. De stad Gent is, zoals alle lokale administraties, bijgevolg volop bezig zich te organiseren op het in voege treden van dit Gemeentedecreet. Gent kent een specifieke situatie: sinds 2007 is er door het College en het managementteam reeds één strategisch meerjarenplan opgemaakt dat momenteel in uitvoering is. Dit was revolutionair in de zin dat het Gentse stadsbestuur ervoor koos om zich niet langer alleen te focussen op de korte termijn (van één bestuursperiode), maar ook de lange termijn uitdagingen te detecteren en probeerde hierop te anticiperen. Gent 2020 is een visie en stadsbrede 14 Voor een uitbreiding van dit punt: zie bijlage A. 244

247 planningsoefening en een gelijknamige webapplicatie, met een zelf uitgewerkte methodologie, met doelstellingen en activiteiten, waar reeds personeelsmiddelen en budgetten aan zijn gekoppeld. Met andere woorden, Gent is een meer dan goede leerling. Deze gemaakte voorsprong zorgt ervoor dat de Gent2020-methodologie kan blijven bestaan als basisstructuur, met de nodige vertaalslag van begrippen en methodologie, en kan aangevuld worden met wat het Gemeentedecreet verder vraagt. Bovendien wordt de invoering van de BBC uitgevoerd samen met OCMW Gent, Digipolis Gent, en het AG SOB, waardoor een consolidatie van beleidsdoelstellingen op Gents niveau plaatsvindt. Het conformeren van het begrippenkader en de methodologie van Gent 2020 aan de regels van de BBC is op zich geen gecompliceerde oefening. Maar Gent wil hier verder in gaan, door ook de noden op het vlak van management van de organisatie, rapportering over de realisatie van de doelstellingen aan gemeenteraad, college en management te integreren, op een manier die future proof is. De ICT vertaling hiervan impliceert een totaal andere manier van omgaan met de toepassingen. De kwaliteit van data en informatie wordt steeds belangrijker, en het linken ervan wordt cruciaal. De toepassingen die vandaag worden gebruikt voor de budgettering, de boekhouding, het bijhouden en opvolgen van doelstellingen, het beheren van de personele, facilitaire en ICT middelen en het opvolgen van projecten, dienen allen te worden geïntegreerd. Dit landschap opnieuw uittekenen en implementeren kost tijd, maar zal voor resultaat hebben dat op 1 januari 2014 een architectuur in plaats is gebracht die transparantie bevordert en toekomstgericht is. Bij de opmaak van die planningsoefening anno 2007 werd uitgegaan van de bestaande organisatiestructuur. Gaandeweg en te midden van noden en vragen van burgers, de snel wijzigende maatschappelijke omstandigheden, het hele interne en externe regie-gegeven, én het verwezenlijken van de gemaakte Gent2020 doelstellingen, merken zowel beleids- als managementniveau inmiddels in de dagelijkse werking, dat er in Gent nood is aan een nieuwe structuur voor de lokale overheid. Met lokale overheid worden ook het OCMW, IVA s en EVA s bedoeld. De integrale werking van het stadsbestuur wordt in de periode onder de loep genomen. Het resultaat van deze oefening moet een efficiëntere en effectievere lokale overheid zijn, die in haar kernopdrachten en kerncompetenties een hoge kwalitatieve dienstverlening levert aan de burgers en dit binnen het vooropgestelde budgettaire en strategische kader Voor meer informatie : zie de Thematische Analyses in het Taken- en Efficiëntiedebat (TED), te vinden als bijlage in de Synthesenota Traject Nieuwe Legislatuur (boek 1). + (Stad Gent, 2011a) 245

248 Stelling 4 - goed huisvaderschap in de stedelijke organisatie in tijden van economische crisis: de hand op de geldbeugel Risico s aan ontvangstenzijde Om inzicht te krijgen in de risico s aan ontvangstenzijde is kennis over gemeentefinanciën nodig. De financiële nota van het budget van een gemeente bestaat momenteel uit twee grote onderdelen : de gewone dienst en de buitengewone dienst. In de gewone dienst worden alle uitgaven en ontvangsten opgenomen die te maken hebben met de dagelijkse werking van de gemeente. De volgende economische groepen worden opgenomen: Prestaties : vergoedingen aan de gemeente voor door haar verleende diensten en leveringen, zoals de verkoop van tickets van een tentoonstelling Overdrachten : Ontvangsten om niet : bedragen afkomstig van derden waar niet direct bepaalde prestaties van de gemeente tegenover staan. Het gaat hier om de volgende grote drie groepen : Fondsen (o.a. gemeentefonds), Belastingen (met als twee grootste: de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting en de Opcentiemen op de onroerende voorheffing) en andere subsidies Schuld : ontvangsten uit financieel bezit, uit schulden aan de gemeente en winsten van bedrijven. Bijvoorbeeld het dividend dat de gemeente krijgt uit de intercommunale IMEWO of aflossingen door vzw s van renteloze leningen die ze van de gemeente hebben gekregen. Fondsen Om te vergelijken met andere gemeenten, worden de gegevens uitgedrukt per inwoner. (publicatie vergelijkende studie stadsrekeningen centrumsteden 2010) Gent ontvangt in 2010 van alle 16 Bronnen: Aps.vlaanderen.be Stad Gent, Dienst Belastingen, eigen berekeningen Stad Gent, Departement Financiën, eigen berekeningen Dexia-studie over vergrijzing (Dexia, 2010) (Stad Gent, 2010a) Ethias pensioenstudie Door het feit dat de nieuwe regelgeving (Gemeentedecreet) pas vanaf 2014 zal worden toegepast, is er pas dan optimale vergelijkbaarheid tussen steden mogelijk. Ook tot en met 2010 is vergelijking mogelijk. Voor de jaren wordt dit op sommige punten moeilijk omdat de voorstelling van de financiële gegevens verschillend kan zijn tussen de gemeenten. 246

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan!

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan! Sessie 2 Ook in Gent: mensen komen en gaan! 4 sprekers 1. Gentenaars en Gentgebruikers Annelies Van Steenberge, Stad Gent 2. Intra-Europese migratie in Gent Jan Balliu, Stad Gent 3. Gent, stad voor Gentenaars

Nadere informatie

Situering op kaart. WIJKFICHES Bloemekenswijk. statistische sectoren Bloemekenswijk. 1,67 km 2 (1,1% van Gent) Oude Lieve. Rustoord.

Situering op kaart. WIJKFICHES Bloemekenswijk. statistische sectoren Bloemekenswijk. 1,67 km 2 (1,1% van Gent) Oude Lieve. Rustoord. 9 Bloemekenswijk In dit document staan een hele reeks data uit verschillende bronnen vermeld. Meer uitleg over de gehanteerde bronnen en begrippen vind je in Bronnen en Begrippen. WIJKFICHES Bloemekenswijk

Nadere informatie

Strategie en Coördinatie

Strategie en Coördinatie BO Boek 2 Strategie en Coördinatie MEERJARENPLAN 2014-2019 Omgevingsanalyse Inhoudstafel Gent en Gentgebruikers... bundel 1 Omgevingsanalyse... bundel 2 Addendum bij de omgevingsanalyse Inspraak in het

Nadere informatie

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2016

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2016 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2016 1. Aantal 0 2 jarigen in Gent op 01/01/2016.

Nadere informatie

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2017

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2017 Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2017 Beste lezer, De cijfers in dit rapport bewijzen het: in 2017 slaagden we er met de Gentse Kinderopvang in om het opvangaanbod op

Nadere informatie

Demografie SAMENVATTING

Demografie SAMENVATTING Demografie SAMENVATTING 521.701 inwoners groeiend aantal + 23.723 t.a.v. 2010 Verwachting 2035: +45.870 inwoners Bevolkingsgroei grotendeels door internationale migratie (vooral uit Oost-Europa, Nederland

Nadere informatie

Bevolkingsprognoses Antwerpen

Bevolkingsprognoses Antwerpen Bevolkingsprognoses Antwerpen -2030 Pieter Rotthier (BZ/SSO) Datum: 18/04/2008 Verantwoordelijke uitgever:bz/sso 2 / 73 Inhoudstafel Inhoudstafel...3 1 Inleiding: evaluatie prognose 2006-2026...4 2 Waarnemingen,

Nadere informatie

LaboXX 2. Bijlage E1: Bevolkingsprognoses Antwerpen 2011-2030. Studiedienst stadsobservatie Bestuurszaken stad Antwerpen

LaboXX 2. Bijlage E1: Bevolkingsprognoses Antwerpen 2011-2030. Studiedienst stadsobservatie Bestuurszaken stad Antwerpen A B C D E F G 1 LaboXX 2 Bijlage E1: Bevolkingsprognoses Antwerpen 2011-2030 3 Studiedienst stadsobservatie Bestuurszaken stad Antwerpen 4 5 6 7 8 9 Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 1 Inleiding: evaluatie

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Voorschoolse kinderopvang Stad Gent. Rapport 2016 over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent.

Voorschoolse kinderopvang Stad Gent. Rapport 2016 over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent. Voorschoolse kinderopvang Stad Gent Rapport 2016 over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent. Voorwoord Voor het negende jaar op rij stelt de Dienst Kinderopvang van Stad Gent het Rapport

Nadere informatie

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2018

Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2018 Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent 2018 Uitgave:. Kinderopvangpunt Stad Gent V.U. Mieke Hullebroeck stadhuis Botermarkt 1 9000 Gent december 2018 Beste lezer, Het Rapport

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Voorschoolse kinderopvang Stad Gent 2015

Voorschoolse kinderopvang Stad Gent 2015 Voorschoolse kinderopvang Stad Gent 2015 Rapport over het aanbod kinderopvang voor baby s en peuters in Gent. Uitgave:. Dienst Kinderopvang Stad Gent sept 2015 V.U. schepen Elke Decruynaere stadhuis Botermarkt

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1

Nadere informatie

Gent in cijfers reeks

Gent in cijfers reeks Gent in cijfers reeks Jaarlijkse publicatiereeks Data-Analyse & GIS 2007: omgevingsanalyse 2008: verhuisbewegingen naar, uit en binnen Gent 2009: wijkmonitor Indicatorenrapport Armoede 2009: 'Met meer

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Basisnota: Stadsatelier bevolking- en huishoudensprognoses - Demografische trends en uitdagingen in de steden

Basisnota: Stadsatelier bevolking- en huishoudensprognoses - Demografische trends en uitdagingen in de steden Basisnota: Stadsatelier bevolking- en huishoudenss - Demografische trends en uitdagingen in de steden 1. Inleiding, methodologie & databron 2. Resultaten van de bevolkingss voor de 13 centrumsteden 3.

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Andijk Opm eer Medem blik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

toelichting sociale regie in Gent

toelichting sociale regie in Gent INSPIRATIEDAG SOCIALE COHESIE EN BUURTGERICHT WERKEN workshop buurtankerpunten: regisseurs in de buurt toelichting sociale regie in Gent Björn Denaert Sociaal regisseur Bloemekenswijk, Muide-Meulestede-Afrikalaan,

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

AANVRAAGFORMULIER ARTIEST ZKT VOOR ORGANISATOREN

AANVRAAGFORMULIER ARTIEST ZKT VOOR ORGANISATOREN AANVRAAGFORMULIER ARTIEST ZKT VOOR ORGANISATOREN Belangrijke informatie voor de aanvrager Waarvoor dient dit formulier? Met dit formulier kan u zich kandidaat stellen om een artiest te ontvangen op uw

Nadere informatie

Gent in cijfers reeks

Gent in cijfers reeks Gent in cijfers reeks Jaarlijkse publicatiereeks Data-Analyse & GIS 2007: omgevingsanalyse 2008: verhuisbewegingen naar, uit en binnen Gent 2009: wijkmonitor Indicatorenrapport Armoede 2009: 'Met meer

Nadere informatie

G3NT_1N_CiJFeR5/2009. wijkmonitor

G3NT_1N_CiJFeR5/2009. wijkmonitor G3NT_1N_CiJFeR5/2009 wijkmonitor IN CIJFERS 2009 WIJKMONITOR Annelies Van Steenberge Els Verhasselt Els Bauwens Eric Dirikx Diedrik Gaus Deze publicatie kwam tot stand met de steun van colofon v.u.: Burgemeester

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN 2015-2030 Doel van de presentatie 1. Voorstellen van de eerste resultaten uit de bevolkingsprojecties voor Vlaamse steden

Nadere informatie

DE GENKSE BEVOLKING OP

DE GENKSE BEVOLKING OP UPDATE CIJFERS DE GENKSE BEVOLKING OP 01.01.2010 (voorlopige cijfers) Bron: Stad Genk, Dienst Bevolking Verwerking: Stad Genk, Dienst Beleidsplanning Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op de bevolkingscijfers

Nadere informatie

1 e lijns psychologische hulp. CAW Oost-Vlaanderen OCMW Psychologische dienst LDC Psychologen Psychologen Algemene Ziekenhuizen

1 e lijns psychologische hulp. CAW Oost-Vlaanderen OCMW Psychologische dienst LDC Psychologen Psychologen Algemene Ziekenhuizen 1 e lijns psychologische hulp CAW Oost-Vlaanderen OCMW Psychologische dienst LDC Psychologen Psychologen Algemene Ziekenhuizen CAW Oost-Vlaanderen 1 e lijns psychologische hulp Voorstelling - Onthaal,

Nadere informatie

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners.

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners. Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Demografie Samenvatting Inwonersaantal: 442.508 (2012) 90% van de inwoners heeft de Belgische nationaliteit.

Nadere informatie

Veroudering in het Waasland. Maart 2017

Veroudering in het Waasland. Maart 2017 Veroudering in het Waasland Maart 2017 Inhoud Evolutie 60-plussers 2000-2016 Evolutie 80-plussers 2000-2016 Prognose 60-plussers tot 2030 Prognose 80-plussers tot 2030 Evolutie en prognose bevolkingscoëfficiënten

Nadere informatie

Reglement erkenning en subsidiëring van werkgroepen jeugd

Reglement erkenning en subsidiëring van werkgroepen jeugd Reglement erkenning en subsidiëring van werkgroepen jeugd Goedgekeurd in de gemeenteraad van 14 december 2015 Bekendgemaakt op 15 december 2015 Inhoudstafel Artikel 1. Doel... 1 Artikel 2. Definities...

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten Communiqué 8 mei 2008 plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060 Kenmerken van de Bevolkingsvooruitzichten

Nadere informatie

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

TOELICHTING BIJ DE KUBUS AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT" 1. Algemeen Deze tabellen geven aantallen migraties. In de "Inleiding

Nadere informatie

- 1 - bruto-geboortecijfer (Crude Birth Rate) Mariakerke. bruto-sterftecijfer (Crude Death Rate) Mendonk

- 1 - bruto-geboortecijfer (Crude Birth Rate) Mariakerke. bruto-sterftecijfer (Crude Death Rate) Mendonk - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook doorgegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

- 1 - bruto-geboortecijfer (Crude Birth Rate) Mariakerke. bruto-sterftecijfer (Crude Death Rate) Mendonk

- 1 - bruto-geboortecijfer (Crude Birth Rate) Mariakerke. bruto-sterftecijfer (Crude Death Rate) Mendonk - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook doorgegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-246 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

- 1 - Demografie Stad Gent. Stadsbestuur van Gent - Dienst Bevolking

- 1 - Demografie Stad Gent. Stadsbestuur van Gent - Dienst Bevolking - 1 - Demografie 2003 Stad Gent - 2 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate)

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate) - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop VLUGSCHRIFT Bevolkingsprognose gemeente Groningen - Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop Inleiding De omvang en samenstelling van de bevolking van de gemeente Groningen

Nadere informatie

Bevolkingsstatistieken geven een eerste beeld van de levensloop en de levensomstandigheden van vrouwen en mannen in België.

Bevolkingsstatistieken geven een eerste beeld van de levensloop en de levensomstandigheden van vrouwen en mannen in België. 1 Bevolking Laatste update 2017 Inhoud 1.1 Leeftijdsverdeling... 1 1.2 Vruchtbaarheid... 2 1.3 Sterfte... 2 1.4 Levensverwachting... 3 1.5 Huwelijken en echtscheidingen... 4 1.6 Wettelijk samenwonen...

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-245 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal De grijze golf Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot 23 In deze factsheet rapporteren we over de uitkomsten van de bevolkings- en huishoudensprognose en de gevolgen ervan voor de Drechtsteden. De

Nadere informatie

Jeugdbeweging in Gent in cijfers Chirojeugd Vlaanderen, FOS Open Scouting, KSA en Scouts en Gidsen Vlaanderen in Gent

Jeugdbeweging in Gent in cijfers Chirojeugd Vlaanderen, FOS Open Scouting, KSA en Scouts en Gidsen Vlaanderen in Gent Jeugdbeweging in Gent in cijfers 2017 Chirojeugd Vlaanderen, FOS Open Scouting, KSA en Scouts en Gidsen Vlaanderen in Gent 6.822 Leden in een Gentse jeugdbeweging tussen 6 en 17 jaar 52 jeugdbewegingen

Nadere informatie

Aanvraag subsidie Wijk aan Zet oproep september 2017

Aanvraag subsidie Wijk aan Zet oproep september 2017 Aanvraag subsidie Wijk aan Zet oproep september 2017 Opsturen Persoonlijk afgeven Meer info t.a.v. Dienst Ontmoeten en Verbinden Botermarkt 1 9000 Gent Keizer Karelstraat 1. 9000 Gent Belangrijke informatie

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

Centrumsteden SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

Centrumsteden SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN Centrumsteden SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN 2015-2030 Doel van de presentatie 1. Een schets geven van de verwachte demografische evolutie in de centrumsteden

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-244 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Belgen en niet-belgen

Belgen en niet-belgen Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op de bevolkingscijfers van het Rijksregister, toestand op 01.01.2016. Deze cijfers kunnen afwijken van de officiële bevolkingscijfers die zullen gepubliceerd worden

Nadere informatie

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate)

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate) - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 211: een samenvatting Onderzoek en Statistiek Gooitske Marsman Februari 212 In deze notitie staat een samenvatting van De bevolkingsprognose-

Nadere informatie

Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE Op basis van deze factsheet trekken we de volgende conclusies: 2 Bevolkingsomvang

Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE Op basis van deze factsheet trekken we de volgende conclusies: 2 Bevolkingsomvang Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE 216-24 Inhoud 1. Conclusies 2. Bevolkingsomvang 3. Leeftijd 4. Verloop 5. Huishoudens De bevolkings- en huishoudenprognose voor de Drechtstedengemeenten is in het

Nadere informatie

- 1 - Bureau voor Informatieverwerking Woodrow Wilsonplein 1 9000 Gent 09/266.72.33 Directeur : Katie Van Cauwenberge

- 1 - Bureau voor Informatieverwerking Woodrow Wilsonplein 1 9000 Gent 09/266.72.33 Directeur : Katie Van Cauwenberge - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-247 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate)

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate) - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

dem Nieuwe EU-lidstaten vergrijzen het sterkst ROB VAN DER ERF inhoud

dem Nieuwe EU-lidstaten vergrijzen het sterkst ROB VAN DER ERF inhoud dem s Jaargang 24 Augustus 8 ISSN 169-1473 Een uitgave van het s Interdisciplinair Demografisch Instituut Bulletin over Bevolking en Samenleving 7 inhoud 1 Nieuwe EU-lidstaten vergrijzen het sterkst 5

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Postbus 1 3430 AA Bezoekadres Martinbaan 2 3439 NN www.nieuwegein.nl Communicatie, Juridische & Personeelszaken Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Raadsnummer Datum 7 mei 2012 Auteur Tineke Brouwers Versie

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate)

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate) - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur

2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur 2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur Martine Corijn D/2011/3241/019 Inleiding FOD ADSEI-cijfers leidden tot de krantenkop Aantal

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-243 Datum Juli 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

- 1 - Bureau voor Informatieverwerking Woodrow Wilsonplein 1 9000 Gent 09/266.72.33 Directeur : Katie Van Cauwenberge

- 1 - Bureau voor Informatieverwerking Woodrow Wilsonplein 1 9000 Gent 09/266.72.33 Directeur : Katie Van Cauwenberge - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook doorgegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting Brussel, 21 juni 2017 Nieuwe thema-analyse van Belfius Research Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting Het is voldoende bekend dat de vergrijzing een grote

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

Wonen in multifunctionele woonkernen

Wonen in multifunctionele woonkernen Herziening RSL2 Ontwerp 27 november 2017 Wonen in multifunctionele woonkernen Inleiding Kernnota Thema s Stadsdelen & Deelruimten Prioritaire Projecten 101 Wonen in multifunctionele woonkernen B. Bestaande

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

Ingrid Schockaert, Edith Lodewijckx en Edwin Pelfrene SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

Ingrid Schockaert, Edith Lodewijckx en Edwin Pelfrene SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN Ingrid Schockaert, Edith Lodewijckx en Edwin Pelfrene SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN 2015-2030 1. Achtergrond Uitgewerkt voor alle 308 Vlaamse steden

Nadere informatie

De verborgen stad. Studiedag Gent in cijfers 31 mei 2016

De verborgen stad. Studiedag Gent in cijfers 31 mei 2016 De verborgen stad Studiedag Gent in cijfers 31 mei 2016 Programma: Eric Dirikx (Data en Informatie Stad Gent): De verborgen stad Erik Willems (Dienst Burgerzaken - Infopunt Migratie) Gent als migratiestad

Nadere informatie

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014) Dat onze samenleving steeds diverser wordt is een open deur intrappen. Opeenvolgende migratiestromen brachten mensen uit alle hoeken van de wereld naar Brussel: werknemers uit Italië, Spanje, Marokko,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-073 13 december 2012 9.30 uur Potentiële beroepsbevolking blijft straks op peil dankzij 65-plussers Geen langdurige krimp potentiële beroepsbevolking

Nadere informatie

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate)

- 1 - algemeen vruchtbaarheidscijfer (General Fertility Rate) - 1 - Bronnen Tot 1989 waren de gepubliceerde cijfers inzake het bevolkingsaantal gesteund op de gegevens uit het bevolkingsbestand, verwerkt door CEVI. Deze gegevens werden ook aangegeven aan het Nationaal

Nadere informatie

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001 Bijlage bij het persbericht dd. 08/06/15: 1 Vrouwen krijgen hun kinderen in toenemende mate na hun dertigste verjaardag 1. Het geboortecijfer volgens Kind en Gezin 67 875 geboorten in 2014, daling van

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen

Demografische ontwikkelingen DEEL 2.4 INFORMATIE Demografische ontwikkelingen: - Ontwikkeling inwonersaantallen; - Ontwikkeling migratiestromen; - Ontwikkeling huishoudens; - Prognoses en huishoudens; - Ontgroening en vergrijzing;

Nadere informatie

Aanvraag subsidie Duurzame Wijken

Aanvraag subsidie Duurzame Wijken Aanvraag subsidie Duurzame Wijken Dienst Milieu en Klimaat Bezoekadres Postadres Openingsuren Bereikbaarheid Braemkasteelstraat 41 9050 Gentbrugge tel.: 09 268 23 00 fax: 09 268 23 68 Botermarkt 1 9000

Nadere informatie

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen De impact van de economische crisis in West Limburg Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen MEI 2009 1. Werkloosheid 1.1 Niet werkende werkzoekenden Een eerste indicator die de economische

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in oktober 2013 De arbeidsmarkt in oktober 2013 Datum: 8 november 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2013 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

Omgevingsanalyse Harelbeke December 2014

Omgevingsanalyse Harelbeke December 2014 Omgevingsanalyse Harelbeke December 2014 Inhoudsopgave Inleiding... 3 1. Demografie... 5 1.1 Kenmerken bevolking (bron: Rijksregister, 01.01.2014)... 5 Bevolkingsdichtheid... 5 Leeftijdsverdeling... 5

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

Socio-demografisch profiel (SDP) en de impact van de vergrijzing op de lokale besturen

Socio-demografisch profiel (SDP) en de impact van de vergrijzing op de lokale besturen Socio-demografisch profiel (SDP) en de impact van de vergrijzing op de lokale besturen Anne-Leen Erauw Belfius Research Trefdag sociaal 26 april 2016 Antwerpen 1 Socio-demografisch profiel (SDP) SDP? 1/

Nadere informatie

Belangrijkste conclusies

Belangrijkste conclusies Gezinnen in de Stad Belangrijkste conclusies 1 Demografische cijfers Vergroening van de grootsteden en sommige centrumsteden: - Periode 2009-2014: De grootsteden Antwerpen en Gent kregen in deze periode

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2015

Welzijnsbarometer 2015 OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL "Cultuur aan de macht" de sociale rol van cultuur en kunst 26 november 2015 Welzijnsbarometer 2015 Marion

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2016 De arbeidsmarkt in augustus 2016 Datum: 8 september 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140)

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140) Inhoud Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140) Dit rapport brengt de Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen

Nadere informatie

Wonen in multifunctionele woonkernen

Wonen in multifunctionele woonkernen Herziening RSL2 Ontwerp 7 maart 2017 Wonen in multifunctionele woonkernen Inleiding Kernnota Thema s Stadsdelen & Deelruimten Prioritaire Projecten 99 Wonen in multifunctionele woonkernen B. Bestaande

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2015 De arbeidsmarkt in augustus 2015 Datum: 8 september 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie