AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Jurgen Smits
6 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 24 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 30 december 2011 in zaak nr. 11/40767 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V januari Procesverloop Bij besluit van 1 9 december 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 30 december 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 januari 2012, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft zij daarbij de Afdeling verzocht haar schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister, thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V januari Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; " wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M, van Roosmalen, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Roosmalen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 24 januari Verzonden: 24 januari 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 06/01/ : KCEWEÎS AWOC PAG. 03/05»MWDI1 11:11 VWMEBARIHCSFAX,3l10!J7!Sr7 HM MOMM F-503 uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGË Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer, enkelvoudig NöVenzittingspIaats Ratierdam Reg.nr:AVVB U/40767 V-tuimmor: Inzake:. eiseres, gemachtigde mr. R-W. Kocvoets, advocaat ie Rotterdam» tegen: de Minister voor Immigratie en Asi«t, verweerder, gemachtigde mr. J.F. Huising. I Procesverloop 1 Eiseres stelt te zijn geboren op co de Chinese nationaliteit te bezitten. 2 Op 19 december 2011 Is beroep ingesteld tegen bet besluit van verweerder van 19 december 2011 waarbij eiscres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a> van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2ÛO0) de maatregel van bewaring is opgelegd. 3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 28 december Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. W.L.C. Rijk. waarnemer van haar gemachtigd«. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig O.S. Mie, tolk in de taal Mandarijn. n Overwegingen 1 Ingevolge artikel 94, vierde I id, van de V w 2000 staat ter beoordeling of het bestuit tot oplegging van de vrijheldsontnemcnde maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afvvcging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. 2 De rechtbank oordeelt als volgt. 2.1,1 Eiseres betoogt dat de door haar afgetegde verklaringen concrete aanwijzingen bevatten dat zij mogelijk slachtoffer is van «nensenhandel en dat zij aangifte van mensenhandel wil doen, Verweerder had daarom conform zijn beleid aan eiseres een bedenkujdfàsd moeten verlenen dan wel eiseres in de gelegenheid moeten stellen om aangifte van mensenhandel te doen. De bewaring dient te worden opgeheven, omdat gcdurcndu de bedenktijd rase er geen grondslag vtx>r de bewaring Is, aldus eiseres Paragraaf B9/3.I, paragraaf 09/3.2 en paragraaf B9/4.I van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover thans van belang, bepalen respectievelijk het volgende. "(,..) Ook hjn aanzien van vreemdelingen op wie een maatregel conform artikel 59 van de Vw 20l)() van toepassing is, kunnen er aanwijzingen zijn dat zij

5 .06^01/ : KÛEVOETS ADvüC PAG_ 04/ß5 JMMOM 16MB VAMCTAlllNÖSFAX +SI T-flOÛ PG03/004 F-5D3 AWB H/40767 slachtoffer van mensenhandel zijn. Indien er tijdens vreemdelingenbewaring aanwijzingen zijn dat de vreemdeling slachtoffer is van mensenhandel, dient de politie de vreemdeling te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte of het op andere wijze verlenen van medewerking aan een strafrechtelijk opsporingsof vervolgingsonderzoek terzake mensenhandel. Ook dan heeft het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel recht op de bedenkt ijdfase. Het verlenen van de bedenktijd heeft tot gevolg dat de grondslag aan de bewaring komt te ontvallen en dâ bewaring derhalve dient te worden opgeheven, In dia gevallen zal de bedenktijd fase echter alleen vetlcend worden indien het Openbaar Ministerie en de politie hiermee akkoord gaan." %..) De bedenktijd fase Is eenmalig en woidt niet verlengd." **De politie stelt het vermoedelijke slachtoffer op het moment dat hü hiertoe de wens te kennen geeft in de gelegenheid aangifte te doen of op ander wijze medewerking te verlenen aan een strafrechtelijk opsporingsof vervolgingsonderzoek naar of* berechting in feitelijke aanleg van do verdachte van mensenhandel (..O-" Uit het hierboven weergegeven beleid volgt dat een eventuele bedenktydfase voor ei seres eenmalig Is en alleen aan haar kan worden verleend indien het Openbaar Ministerie en de politie hiermee akkoord gaan. Nu eiseres na opheffing van haar eerdere vreemdelingenbewaring in 2007 reeds een bedenktijd fase is gegund - en rij, naar zij ter zitting heeft verklaard, uit angst met onbekende bestemming is vertrokken % heeft verweerder reeds om die reden niet in strijd met zyn beleid gehandeld door eisere* niet wederom een bedenktijd fase te verlenen, ook al zijn «r aanwijzingen dat zij mogelijk slachtoffer i's van mensenhandel. En het vcrtrekgesprck van 23 december 2011 heaft triscres naar aanleiding van een opmerking van de regievoerder dai zij aangifte van mensenhandel kan doen, geantwoord dat d'y allang haar medewerking heeft verleend, dot /ij niet gelijk met onbekende bestemming is weggegaan, dat zij in Vlissingen zat en een mevrouw was gevlucht, maar zij niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, anders dan eiseres voorstaat, hieruit niet hoeven afleiden dat eiseres aangifte van mensenhandel wil doen. Het staat eueres uiteraard vrij dit alsnog kenbaar te maken. Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond om de bewaring van eiseres op dit pynt onrechtmatig te achten. 2.2 Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging vin de bewaring ten aanzien van eiseres in strijd is met de Vw 2ÜÜ0 don wel hij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkhuid niet gerechtvaardigd is i«achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om do opheffing van de maalregoï te bevelen of een wjjziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten. 2.3 Het beroep h ongegrond. 2.4 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen. 2.5 De rechtbank ziet geen aanleiding vuur een proceskostenveroordeling.

6 I 0&^l/2B12_12il3 _ Q52.80-IZ-2QJ1 1Sil9 VAH-BEVAR1JIGSFAX KOEWDETS ÛDVOC T-9Û0 P.004/OÛ4 F-303 PAG. 85/05 AWB U/40767 ni Beslissing De rechtbank, recht doend«: 1 verklaart het beroep ongegrond; 2 wyst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gedaan door mr. C. Voglschroidt, rechter, in tegenwoordighcid van G.F. Metland» griffier. KÇttSfc- Uitgesproken in het openbaar op 30 december Rechtsmiddel Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, tianher' en onderdaan de Vw 2ÛÛ0 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op hot verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een vctï'na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze aliäpfwie worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven ecgen de uitspraak v;m de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de KaadVao Stale, Afdeling bestuursrcchopraak Hoger beroep vreemdelingenzaken. PostbusU 61 li,2s00 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep4utlt u raadplegen. Afschrift v^onden op: j ûec m V-:tÖ

7 06/B1/ : KOEVOETS ADVOC y[oevoery PAG. 01/05 A D V O C A T E N MR ft.w. KOEVOETS MR S.C. VAN PARIDON MR W.L.C. RIJK Mw. MR J.M. TANG Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Per fax: Inzake: Onderwerp; Uw réf.: Onze réf.: Datum: Geeft te kennen: /IND hoger beroep 11/40767 V-0931VRWK 6 januari 2012 RAAD VAN STATE.f-INGEKOMEN ZAAKNR AAN: f ft JA«2072 tl BEHAWDRD: apt PAR: geboren op van nationaliteit Chinese, in deze zaak woonplaats kiezende te Rotterdam ten kantore van de advocaat mr. R.W. Koevoets, die door appellante bepaaldelijk Is gevolmachtigd en die dit beroepschrift namens hem indient en ondertekent, het navolgende. Procesverloop: 1. Op 19 december 2011 heeft appellant beroep ingesteld tegen het voortduren van de vreemdelingenbewaring. 2. Rechtbank 's-gravenhage heeft het beroep bij uitspraak van 30 december 2011, verzonden op 30 december 2011, ongegrond verklaard. 3. Met deze uitspraak kan appellant zich niet verenigen. Grieven: 4. Appellant kan ach niet verenigen met de rechtsoverweging van de bestreden uitspraak. Hiertoe wordt het volgende overwogen. De door appeltante afgelegde verklaringen in de vertrekgesprekken bieden concrete aanknopingspunten dat zij het slachtoffer Is geworden van mensenhandel en dat zij aangifte van mensenhandel wil doen. Verweerder had daarom conform het beleid aan appellante een bedenkfase moeten verlenen dan wel appellante in de gelegenheid moeten stellen om aangifte van mensenhandel te doen, De bewaring dient te worden opgeheven, omdat gedurende de bedenktifdfase er geen gropndslag is voor de bewaring. Nu tot op heden verweerder geen aangifte van mensenhandel heeft opgenomen handelt verweerder bovendien onvoldoende voortvarend. REDENEN WAAROM; Appellant u verzoekt om de bestreden uitspraak te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten en een schadevergoeding. T: (NL)+31(0} T: <T.7>+31(0)10 BOO QOOO Fr «-31(0) POST8UJ AJ ROTTBROAM KORTËKAD CR ROTTSROAM WWW,KQEVO ETS. INFO O' IfibïM OVEREENKOMST TOT VERIEMMG VAN RÎCWTï&ljrANO fflj^' OS ALGEMENE VOORWAARDEN VAN KOEVOET! ADVOCATEN OV VAN "OWÜING [7JI AÖTÏIlZl.'OÉ) «VT, «OTTERDAM nmsm

Vergelijkbare documenten

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201113051/1/V3. Datum uitspraak: 30 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep