Toelichting rekenmodel subsidiekosten na harmonisatie peuterspeelzalen Assen versie 3, 23 februari 2016

Transcriptie

1 Toelichting rekenmodel subsidiekosten na harmonisatie peuterspeelzalen Assen versie 3, 23 februari 2016 Deze toelichting behoort bij het Rekenmodel subsidiekosten gemeente Assen na harmonisatie. In deze toelichting zijn de keuzes uit het rekenmodel toegelicht en wordt aangegeven welke aannames zijn gedaan. Er is een aantal factoren die in het rekenmodel handmatig kunnen worden aangepast, dit zijn: de lengte van de dagdelen (de opties van 3 uur en 3,5 uur zijn reeds opgenomen) het uurtarief voor ouders (afhankelijk van de lengte van de dagdelen) het aantal niet-doelgroeppeuters per week (plaatsen van twee dagdelen per week) het aantal doelgroeppeuters per week (plaatsen van 3 of 4 dagdelen per week) het percentage ouders dat recht heeft op kinderopvangtoeslag de hoogte van de ouderbijdrage per maand (afhankelijk van de lengte van de dagdelen en het uurtarief) Basisstructuur harmonisatie Om de ouders, die daar recht op hebben, voor 1 januari 2018 al een beroep te kunnen laten doen op de kinderopvangtoeslag, worden de peuterspeelzalen geregistreerd als kinderdagverblijf in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De financiering na harmonisatie ziet er dan in principe als volgt uit: Door de zogenaamde peutertoeslag bij een vergelijkbaar gezinsinkomen gelijk te stellen aan de kinderopvangtoeslag, is de toegankelijkheid vanuit financieel perspectief voor beide groepen ouders gelijk. Het financiële plaatje kent naast bovenstaande pijlen nog een aanvullende financieringsstroom, omdat de kostprijs van het peuterspeelzaalwerk over het algemeen te hoog is om als uurtarief voor ouders te hanteren. De kostprijs is daarbij niet alleen hoger door het VVE-aanbod, maar ook door de relatief dure CAO Welzijn, de ervaringsjaren van de leidsters. Daarnaast is het aantal uren aanbod (korte dagdelen, 40 weken per jaar) beperkt, waardoor de overige bedrijfskosten over minder uren verdeeld kunnen worden. Deze aanvullende- of basissubsidie dient nader uitgewerkt te worden. Het is daarbij van belang dat deze extra subsidie gebaseerd is op werkelijke (extra) kosten bij een specifieke aanbieder. Dit alles om staatssteun/marktverstoring te voorkomen. 1

2 De financiële componenten van de nieuwe structuur zien er dan als volgt uit: ouders zonder kinderopvangtoeslag ouders met kinderopvangtoeslag subsidie gemeente per peuter (peutertoeslag) ouderbijdrage ouders zonder kinderopvangtoeslag subsidie extra kosten VVE ouderbijdrage/bruto tarief ouders met kinderopvangtoeslagtoeslag subsidie extra kosten VVE dekking exploitatielasten De extra kosten voor het VVEaanbod kunnen (deels tijdelijke) basissubsidie ter dekking extra kosten worden omgeslagen naar een aanvullende subsidie per doelgroeppeuter, omdat niet alleen de OAB-middelen ook afhankelijk zijn van het aantal doelgroeppeuters (cq. gewichtenleerlingen), maar een deel van de extra kosten in de praktijk ook beïnvloed wordt door het aantal doelgroeppeuters dat een bepaalde locatie bezoekt. In de aanvullende VVE-subsidie kunnen ook eenvoudig de kosten voor bestaande ouderprogramma s en aangeboden extra programma s zoals Boekenpret worden verwerkt. Een nadere uitwerking van de werkelijke kosten is daarbij wenselijk. Aantal peuters Het aantal peuters in Assen daalt al enige jaren. Voor de komende jaren wordt nog een verdere daling verwacht aantal peuters 2 en 3 jaar * 2017* 2 en 3 jaar * prognose op basis van aantal 0-, 1- en 2-jarigen op 1 januari 2015 (prognose op basis van aanwezige kinderen, dus exclusief verhuizingen) Deze verwachte krimp kan, bijvoorbeeld door nieuwbouw, worden beïnvloed en daardoor minder hoog uitvallen dan verwacht. Daarnaast kan door de te verwachten daling van de ouderbijdragen ook een toename van het gebruik plaatsvinden (zie paragraaf over ouderbijdragen). Omdat deze effecten niet 2

3 goed te voorspellen zijn, wordt in het rekenmodel voorzichtigheidshalve geen rekening gehouden met bovengenoemde daling van het aantal peuters. Aantal doelgroep- en niet-doelgroeppeuters Op dit moment bestaat het aanbod van SPA uit 82 dagdelen per week. Hiervan zijn 15 dagdelen extra beschikbaar (2 op de startgroep Valkenhorst) voor het extra derde en vierde dagdeel dat doelgroeppeuters per week komen. Dit betreft een capaciteit voor maximaal 120 doelgroeppeuters 1. Deze capaciteit wordt niet volledig door doelgroeppeuters bezet. In onderstaande tabel is in beeld gebracht hoeveel dagdelen per week de doelgroep- en de niet-doelgroeppeuters gebruik maken van de peuterspeelzaal (week ): aantal niet-doelgroeppeuters uitgesplitst naar aantal dagdelen per week aantal doelgroeppeuters uitgesplitst naar aantal dagdelen per week Locaties De Borg De Heksenketel De Marskramer Mallemolen (VVE) Onderdeurtje Peeler Prutteltje Peuterica (VVE) Piratenschip (VVE) Pluto veste Valkenhorst (startgroep) Veldkei Vuurvogel (VVE) ZieZo (VVE) Zonnebloem Wat opvalt in bovenstaand overzicht is dat maar een beperkt deel van de doelgroeppeuters de wettelijk verplichte vier dagdelen (minimaal 10 uur) per week gebruik maakt van de peuterspeelzaal. Dit betreft 24 van de 120 doelgroeppeuters. Het is niet duidelijk waarom dit bereik zo beperkt is. Het is wenselijk om daar nader naar te kijken. De gemeente zal moeten besluiten of zij eisen wil gaan stellen aan het aantal dagdelen dat nietdoelgroep- en doelgroeppeuters gebruik maken van de peuterspeelzaal na harmonisatie. Over het algemeen worden twee dagdelen voor niet-doelgroeppeuters gehanteerd en vier dagdelen (of drie bij dagdelen van 3,5 uur) voor doelgroeppeuters. In het rekenmodel is uitgegaan van het volgende: 101 niet-doelgroeppeuters nemen 1 dagdeel per week af, deze doelgroeppeuters zijn omgerekend naar 51 peuters die 2 dagdelen afnemen; de niet-doelgroeppeuters die nu een extra derde dagdeel of een extra derde en vierde dagdeel afnemen, betalen daar niets voor; in de nieuwe financiering wordt er vanuit gegaan dat deze extra dagdelen alleen mogelijk zijn als ouders deze zelf volledig betalen; 45 doelgroeppeuters nemen een extra derde dagdeel af; 24 doelgroeppeuters een extra derde en vierde dagdeel dagdelen x 16 peuters = 240 peuterdagdelen, gedeeld door 2 extra dagdelen per doelgroeppeuter; in deze berekening is geen rekening gehouden met de locaties die een capaciteit van 15 peuters i.p.v. 16 kennen; dit kan in de praktijk tot enkele peuters minder leiden. 3

4 Met totaal 513 geplaatste peuters per week in de peuterspeelzaal wordt circa 35% van de peuters in de gemeente Assen bereikt. Lengte dagdelen De dagdelen zijn nu verschillend van lengte (zie bijlage). De ochtenden zijn 3,5, 3,25 of 3 uur en de middagen zijn 2 uur. Voor de nieuwe financiering (per peuter) is het wenselijk om te kiezen voor een vast aantal uren per twee dagdelen, omdat dit ook de hoogte van de ouderbijdrage bepaalt en het systeem van ouderbijdragen transparanter voor ouders maakt. Landelijk wordt veelal gekozen voor dagdelen van (gemiddeld) 3 uur of 3,5 uur. De keuze voor 3,5 uur heeft daarbij als belangrijkste voordeel dat men met drie dagdelen per week kan voldoen aan de wettelijke plicht van een aanbod van tenminste 10 uren per week voor VVE, nadeel is dat 3,5 uur erg lang is voor middagdagdelen. In het rekenmodel zijn de opties van 3 uur en 3,5 uur naast elkaar gezet. VVE-aanbod Op dit moment zijn 5 van de 14 locaties als VVE-locatie bestempeld. Daarnaast is één locatie, Valkenhorst, onderdeel van de landelijke subsidieregeling voor zogenaamde startgroepen, dit is daarmee ook een VVE-locatie. Echter de meeste meerkosten van het VVE-aanbod op locatie Valkenhorst worden gedekt door de startgroepen-subsidie vanuit het Rijk. De kosten van deze startgroep zijn voor SPA dan ook minder hoog dan voor de andere VVE-locaties, omdat in ieder geval de kosten van de tweede beroepskracht door de subsidie worden gedekt. De landelijke subsidieregeling voor de stargroepen stopt in principe komende zomer. Als de locatie voortgezet wordt, moet voor deze locatie ook rekening worden gehouden met de extra kosten van een tweede beroepskracht. Met de harmonisatie is het uitgangspunt om alle locaties VVE-proof te maken. Dit betekent de volgende aanvullende kosten voor de niet-vve-locaties: inzet tweede beroepskracht op alle dagdelen, aanschaf van VVE-materialen, daar waar nodig VVE-trainingen voor de tweede beroepskrachten (indien nog niet geschoold beschikbaar bij de aanbieders of op de arbeidsmarkt). De totale incidentele kosten hiervan worden geschat op maximaal circa , namelijk circa 10 leidsters die een volledige VVE-opleiding a nodig hebben. Daarnaast voor 9 locaties de aanschaf van VVE-materialen a per locatie. Recht op kinderopvangtoeslag In het rekenmodel wordt uitgegaan van 50% ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag. Uit onderzoek van SPA van mei 2015 kwam een percentage van 50,5% naar voren. Het is niet duidelijk of werkende alleenstaande ouders en studerende ouders in het onderzoek zijn meegenomen in de groep recht op kinderopvangtoeslag. Dit kan voor een positieve aanpassing op het percentage kunnen zorgen. Landelijk gezien is 50% een heel redelijk percentage, veelal worden hogere percentages gerealiseerd. Dit percentage ouders met recht op kinderopvangtoeslag zal voor ouders van doelgroeppeuters lager liggen dan voor ouders van niet-doelgroeppeuters. Echter omdat hier geen nadere informatie over bekend is en een andere verdeling over niet-doelgroep- en doelgroeppeuters geen invloed heeft op de uitkomst van het rekenmodel (het gemiddelde blijf immers 50%), is ervoor gekozen om dit in het rekenmodel voor beide groepen op 50% te zetten. De komende weken wordt een enquête onder de ouders uitgezet om meer zekerheid omtrent dit percentage te verkrijgen. Tevens wordt aan de hand van een enquête in kaart gebracht hoe de inkomensverdeling is binnen de groep ouders die gebruik maakt van de peuterspeelzalen. Dit is van belang om de consequenties voor de keuze van het uurtarief beter in kaart te brengen (zie verder onderdeel Ouderbijdragen hierna). 4

5 Ouderbijdragen niet-doelgroeppeuters Bij het hanteren van een uurtarief is het wenselijk om een tarief te kiezen dat zo min mogelijk negatieve gevolgen voor ouders heeft, om vraaguitval te voorkomen. Dit is echter niet voor alle ouders mogelijk. In onderstaande tabel zijn de gevolgen is in beeld gebracht bij verschillende uurtarieven. Hierbij is de indeling van de inkomensgroepen gehanteerd van de VNG-adviestabel voor de ouderbijdragen voor peuterspeelzalen. Er is een aantal inkomenscategorieën toegevoegd, om een goede vergelijking met de tabel van SPA mogelijk te maken. In de tabel is gerekend met twee dagdelen per week van totaal 6 uur (is op dit moment gemiddeld 5,7 uur) en zijn voor de leesbaarheid de bedragen afgerond op hele euro s. bruto gezinsinkomen ouderbijdrage 2016 per maand (12 maanden) aanbod 6 uur per week (40 weken) SPA ,89 7,50 8, * * * * * * en hoger* * deze inkomensgrenzen zijn onderdeel van de gecomprimeerde tabel die de VNG hanteert voor hun adviestabel voor ouderbijdragen voor peuterspeelzalen Met oranje arcering is aangegeven bij welk uurtarief en welk gezinsinkomen de ouderbijdrage met meer dan 5 per maand hoger wordt. De ouderbijdragen voor inkomens tussen en zijn bij SPA relatief hoog in vergelijking met veel andere gemeenten. Door de koppeling aan de tabel van de kinderopvangtoeslag is verlaging van de ouderbijdrage van deze ouders niet te vermijden. Op basis van bovenstaande tabel kan voor de laagste inkomens het beste gekozen worden voor een tarief van 7,50 per uur. Als men de verlaging voor de middengroep wil beperken dan kan ook voor 8,00 per uur worden gekozen. Omdat bij een uurtarief van 8,00 de kosten voor de laagste inkomensgroep flink stijgen, kan overwogen worden om de ouders uit de laagste inkomensgroepen via een zogenaamde meedoenregeling te compenseren voor (een deel van) de kosten van de peuterspeelzaal. Zo kent de gemeente Assen bijvoorbeeld een meedoenregeling met een financiële tegemoetkoming voor ouders van schoolgaande kinderen. Een meedoenregeling is van toepassing als inwoners van Assen maximaal 120% van de bijstandsnorm aan inkomen hebben. Dit komt overeen met een inkomen van netto circa voor alleenstaande ouders en voor gezinnen met kinderen per jaar. Ouders die een beroep doen op deze meedoenregeling, kunnen daarnaast overigens geen gebruik maken van de kinderopvangtoeslag, waardoor het aantal ouders dat gebruik maakt van deze toeslag lager uit zal vallen 2. Het uurtarief van 7,50 lijkt hoog, in vergelijking met het landelijke maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag van 6,89 in Echter ook voor dagopvang is het uurtarief hoger als ouders slechts gebruik willen maken van een aanbod van 40 weken per jaar. Bij ASKA is het tarief voor 40 2 Het is wettelijk niet toegestaan om voor ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag een aanvullende subsidie over dezelfde dagdelen/uren beschikbaar te stellen en daarmee de netto kosten (na verrekening van de kinderopvangtoeslag) te verlagen. Deze compensatie kan wel vooraf worden verrekend, maar dat is dus hetzelfde als het hanteren van een lager uurtarief voor deze ouders. 5

6 weken dagopvang ook 7,50 per uur. Maar omdat de dagdelen langer zijn, nemen ouders tenminste 5,25 uur af (een halve dag), waardoor de totale bruto kosten 262,50 per maand zijn voor twee halve dagen per week. Bij Pinokkio is het tarief met 7,04 per uur wel lager, maar daar nemen ouders verplicht 5,75 uur per dagdeel af ( 270 bruto per maand voor twee halve dagen per week). Het aanbod in de peuterspeelzaal voor 2 dagdelen van 3 uur per week voor 7,50 per uur komt voor ouders uit op bruto 150 per maand (excl. verrekening kinderopvangtoeslag) en is daarmee nog steeds duidelijk goedkoper dan halve dagopvang. Men loopt met dit uurtarief dus geen risico op het creëren van oneigenlijke concurrentie met de dagopvang. In onderstaande tabel zijn de ouderbijdragen opgenomen als de dagdelen zouden worden verlengd naar 3,5 uur per dagdeel. De ouderbijdragen gelden hierbij voor een afname van 7 uren per week. bruto gezinsinkomen ouderbijdrage 2016 per maand (12x) aanbod 7 uur per week (40 weken) SPA ,89 7,50 8, en hoger Door de langere dagdelen zijn ook de kosten per maand hoger. Voor het aanbod van 7 uur per week ligt de keuze voor een tarief van rond de 7,50 het meest voor de hand, tenzij men gebruik kan maken van de eerder genoemde meedoenregeling. NB De keuze voor een hoger uurtarief betekent dat meer kosten door de ouders zelf betaald worden en de subsidiekosten voor de gemeente Assen lager zijn. Ouderbijdragen doelgroeppeuters Voor doelgroeppeuters wordt op dit moment een afwijkend lagere ouderbijdrage in rekening gebracht van circa 15 per maand. Het hanteren van een lagere ouderbijdrage is in het verleden ook door het Ministerie van OCW voorgeschreven (later niet meer) en wordt nog steeds door de VNG geadviseerd. De lagere ouderbijdrage is bedoeld om de drempel voor doelgroeppeuters te verlagen en daarmee het bereik zo groot mogelijk te laten zijn. In het land wordt er echter steeds vaker voor gekozen om de bijdrage voor ouders van doelgroeppeuters gelijk te trekken aan de ouderbijdrage voor de niet-doelgroeppeuters. Onder de ouders van doelgroeppeuters bevinden zich namelijk ook goed verdienende ouders, die nu relatief weinig betalen in relatie tot hun inkomen. Als ouders van doelgroeppeuters dan ook betalen voor twee dagdelen per week, dan zijn de kosten voor alle ouders met hetzelfde gezinsinkomen vergelijkbaar. De gemeente subsidieert het derde en vierde dagdeel dan volledig. In het rekenmodel is uitgegaan van dezelfde ouderbijdrage voor doelgroeppeuters als voor nietdoelgroeppeuters. Kostprijs In onderstaande tabel zijn de kosten uit de begroting 2016 van SPA omgerekend naar de kostprijs per uur. 6

7 berekening kostprijs per uur SPA 2016 totale kosten peuterspeelzaalwerk begroting SPA aantal dagdelen aanbod per week 82 gemiddeld aantal uren per dagdeel 2,84 openingsweken per jaar 40 totaal openingsuren per jaar gemiddelde maximale groepsgrootte 3 15,8 gemiddelde bezetting in percentage 90% gemiddelde bezetting in aantal peuters (90% van 15,8) 14,2 afname in totaal aantal uren alle peuters (14,2 x 9.315) kostprijs per uur 10,55 De kostprijs van 10,55 is een relatief erg hoge kostprijs voor peuterspeelzalen die voor een groot deel nog met één beroepskracht en een assistent werken. In onderstaande tabel zijn de kosten vergeleken met cijfers uit het meest recente Expertmodel Kostprijzen peuteropvang van de MOgroep. kosten uit begroting 2016 totaal SPA SPA per groep MOgroep verschil pedagogisch personeel* % huisvesting % overige bedrijfskosten % % kostprijs per uur 10,55 9,34 * inclusief kosten assistent leidsters en vervanging en overige personeelskosten naar rato In bovenstaande kostenopzet de aanvullende kosten voor VVE en zorg, zoals ouderbetrokkenheid, opvoedingsondersteuning, toeleiding, coördinatie zorg en boekenpret in de overige bedrijfskosten meegenomen. Vanuit de begroting is derhalve de volgende splitsing gemaakt in de VVE-kosten: structurele inzet personeel (meegenomen in pedagogisch personeel) aanvullende kosten VVE en zorg (resterende kosten uit begroting) totaal budget VVE-kosten uit begroting SPA Uit de vergelijking met de cijfers van de MOgroep blijkt dat de kosten van SPA gemiddeld 13% hoger liggen dan het landelijk onderzoek. De belangrijkste oorzaken hiervan liggen in de huisvestings- en overige bedrijfskosten. Per onderdeel is hieronder een toelichting opgenomen. Kosten pedagogisch personeel De personeelskosten voor het pedagogisch personeel liggen op een vergelijkbaar niveau als de cijfers van de MOgroep. Mede doordat de assistent leidsters in vaste dienst zijn en volgens de CAO Welzijn worden betaald, liggen deze kosten niet veel lager dan een volledige tweede beroepskracht. Als wordt gekeken naar de situatie na harmonisatie en de kosten van de extra gediplomeerde leidsters, dan moet op 48 van de 82 dagdelen een extra gediplomeerde kracht worden ingezet (dit is 3 Op 4 van de 14 locaties is de groepsgrootte maximaal 15 i.p.v. 16 peuters. 7

8 inclusief de startgroep, omdat de financiering van de tweede leidsters uit rijksmiddelen wordt bekostigd). De gemiddelde kosten van een gediplomeerde leidster (in de CAO Kinderopvang) zijn circa per jaar 4, waarmee de meerkosten voor 48 dagdelen op circa uitkomen. Op dit moment is in de begroting echter een bedrag van voor de assistent leidsters opgenomen. In het rekenmodel zijn derhalve geen extra kosten voor de inzet van een tweede gediplomeerde leidster opgenomen, omdat verwacht wordt dat alle kosten van de assistent leidsters straks wegvallen. Er moet wel rekening worden gehouden met frictiekosten, omdat deze assistent leidsters in vaste dienst zijn en er naar verwachting straks geen werk meer voor hen is. De verwachting is dat slechts een enkele assistent (bij)geschoold kan worden tot een volwaardig leidster. Het pedagogisch personeel dat op de groepen werkt, gaat na harmonisatie over naar de CAO Kinderopvang. Hiertoe dient met de vakbond een sociaal plan te worden opgesteld. Als gevolg hiervan wordt een deel van de meerkosten van de CAO Welzijn de komende jaren afgebouwd. Over het algemeen wordt niet direct een kostenbesparing gerealiseerd. In het rekenmodel is dan ook geen rekening gehouden met een afbouw van de meerkosten van de CAO Welzijn. Huisvestingskosten Voor de huisvestingskosten is in de Expertmodellen van de MOgroep een stelpost van opgenomen, omdat deze kosten zo divers zijn dat deze moeilijk te vangen zijn in een landelijk gemiddelde. Bij SPA worden de relatief hoge huisvestingskosten mede veroorzaakt doordat maar gemiddeld vijf dagdelen per week gebruik wordt gemaakt van de groepsruimtes. In onderstaande tabel zijn de huisvestingskosten per groep in beeld gebracht. De gemiddelde huisvestingkosten per groep komen uit op per jaar. Vier locaties vallen op, doordat zij (flink) hoger dan het gemiddelde liggen: Locaties huisvestingskosten per jaar aantal dagdelen per week huisvesting per groep (2 dagdelen) Borg Heksenketel Mallemolen Marskramer Onderdeurtje Peeler Prutteltje Peuterica Piratenschip (twee ruimtes) Pluto (twee ruimtes) Valkenhorst Veldkei Vuurvogel Ziezo Zonnebloem totaal/gemiddeld Met name de locaties Onderdeurtje, Peuterica, Piratenschip en Pluto zorgen voor de gemiddeld hoge huisvestingslasten. Voor deze overschrijding moet of aanvullende subsidie beschikbaar blijven, of er moet op de kosten bespaard worden door verhuizing of aanpassing van de huurvoorwaarden. In verband met de ontwikkeling van de Alles in 1-scholen, moet tevens rekening worden gehouden met verdere verspreiding/versnippering van het aanbod. Het is de bedoeling dat meer scholen een 4 Midden schaal 6 is functienummer 15 (bruto per maand), incl. vakantiegeld 8%, ziektevervanging 5%, overige personeelskosten 5% en werkgeverslasten 25%. Gerekend met 3,4 contracturen per dagdeel, dit zijn circa 4 werkbare uren in 40 schoolweken. 8

9 eigen peuterspeelzaalaanbod in huis krijgen. Doordat het aantal dagdelen aanbod per locatie hierdoor verder afneemt, kunnen de gemiddelde huisvestingskosten per dagdeel en daarmee per uur nog verder gaan stijgen. Overige bedrijfskosten In de overige bedrijfskosten zijn ook de kosten van de projecten als toeleiding, zorgstructuur, ouderprogramma s en Boekenpret meegenomen. Mede hierdoor zijn deze kosten relatief hoog. Door de overname van de peuterspeelzalen door de kinderopvang kan naar verwachting op de overige bedrijfskosten worden bespaard, omdat door de krimp in de kinderopvang bij de meeste kinderopvangaanbieders de overheadkosten al zoveel mogelijk zijn teruggebracht. Daarbij valt in de nieuwe situatie ook het overheadpersoneel onder de CAO Kinderopvang, daar waar nu nog de CAO Welzijn van toepassing is. Aangezien er echter nog onzekerheid bestaat over uitwerking van de overname, is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden met een mogelijke kostenbesparing. Kostprijs per uur en aanvullende subsidie boven uurtarief ouders De huidige kostprijs van SPA ligt met 10,55 duidelijk hoger dan het uurtarief voor ouders dat rond de 7,50 uitkomt. Het verschil tussen de inkomsten en kosten is als aanvullende subsidie in het rekenmodel opgenomen. Deze aanvullende subsidie blijft in ieder geval nodig voor: de relatief hoge huisvestingskosten, de extra kosten voor gemeentelijke opdrachten op het gebied van ouderbetrokkenheid, zorgstructuur, toeleiding, Boekenpret etc. Het is in deze fase niet goed in te schatten wat de gevolgen zullen zijn voor de benodigde aanvullende subsidie als de peuterspeelzalen worden overgedragen aan ASKA en Pinokkio. Naar verwachting zullen deze wel lager uitvallen, met name door het behalen van efficiencyvoordelen in de overhead. Onzekerheden/risico s Het uitgewerkte rekenmodel harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang kent de volgende onzekerheden en risico s: Aantal peuters Er wordt de komende jaren een terugloop van het aantal peuters in de gemeente Assen verwacht. Daarentegen kan, als gevolg van verlaging van de ouderbijdragen, sprake zijn van toename van het gebruik van de peuterspeelzalen. Ook is van locatie Vuurvogel bekend dat daar meer vraag is naar peuterplaatsen dan op dit moment geboden kan worden. Daarnaast dient ook rekening te worden gehouden met mogelijk extra aanbod voor vluchtelingen/asielzoekers. Aantal peuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag Het is niet zeker of het percentage ouders dat gebruik kan maken van de kinderopvangtoeslag werkelijk op 50% uitkomt. Het verschil in subsidiekosten ligt voor de gemeente rond de bij 5% meer of minder ouders met kinderopvangtoeslag. Met het uitzetten van een enquête onder de ouders van de peuterspeelzalen kan hier begin april meer duidelijkheid over worden gegeven. Korting decentralisatie-uitkering Naar verwachting wordt de korting op de decentralisatie-uitkering voor een belangrijk deel teniet gedaan door de extra middelen die minister Asscher in gaat zetten voor een beter bereik van de peuters van ouders zonder kinderopvangtoeslag. Het totaalbedrag bedraagt landelijk per miljoen euro, terwijl de korting op de decentralisatie-uitkering circa 34 miljoen oplevert. Herberekening OAB-middelen Als gevolg van een aangenomen motie eind vorig jaar, heeft staatssecretaris Dekker voor 2017 twee mogelijkheden ten aanzien van de aanpassing van de toekenning van OAB-middelen: alle gemeenten worden in ,8% gekort; op totaalniveau wordt 2,8% gekort en er vindt herverdeling van middelen plaats op basis van de schoolgewichten van oktober

10 In het eerste geval wordt de gemeente Assen in 2017 circa gekort. In het tweede geval krijgt de gemeente Assen in 2017 circa aan extra middelen toegekend. In 2016 worden een nieuwe systematiek voor toekenning van de OAB-middelen bepaald voor de periode vanaf Hierin wordt een andere basis dan het opleidingsniveau van de ouders. Overdracht en versnippering aanbod Doordat het aanbod wordt overgedragen naar de kinderopvang en de komende jaren over meer locaties verdeeld gaat worden, verandert ook de kostenstructuur. Het is in deze fase heel lastig te voorspellen wat dit betekent voor de toekomstige kosten. Meer locaties vraagt over het algemeen meer huisvestingskosten en ook meer administratie en overhead, daarentegen is de overhead van kinderopvang over het algemeen goedkoper georganiseerd, mede als gevolg van de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Assistent leidsters Het is op dit moment nog onduidelijk wat de mogelijkheden zijn voor de huidige assistent leidsters. Zij zijn in vaste dienst bij SPA en op een enkeling na komen zijn niet in aanmerking voor doorgroei naar een functie als beroepskracht. Na de harmonisatie moet met hen naar verwachting een afvloeiingsregeling worden getroffen. Extra kosten faciliteren leidsters Voor de verdere ontwikkeling van de Alles in 1-scholen is bij de aanbieders behoefte aan extra inzet van het pedagogisch personeel. Deze inzet is nodig om de samenwerking nader uit te kunnen bouwen. In een gezamenlijk subsidieverzoek van ASKA, Pinokkio en SPA is hiervoor een begroting gemaakt die uitkomt op aan extra kosten per jaar voor deze aanbieders samen. Deze kosten worden door de gemeente Assen dit jaar in ieder geval vergoed, voor de toekomst moet hier niet over besloten worden. Deze extra kosten zijn in het rekenmodel opgenomen. Indicatie incidentele kosten Voor de incidentele kosten zijn de volgende indicatieve bedragen opgenomen: indicatie incidentele kosten bedrag 1. kosten overname, met name ureninzet van/voor: uitwerking overname, opstellen sociaal plan leidsters, communicatie met ouders, inrichting en aanpassen interne organisatie, werving nieuw personeel, aanpassen website/informatiemateriaal, juridische ondersteuning 2. kosten (geautomatiseerde) conversie van kind-/ouderadministratie VVE-proof maken van niet-vve-locaties: aanschaffen materiaal, opleiding leidsters (10 leidsters a 4.000) 4. kosten van eventuele (gedeeltelijke) ontmanteling stichting SPA: transitievergoeding overheadpersoneel bij salariskosten (uitgangspunt gemiddeld 10 jaar in dienst), juridische ondersteuning 5. transitievergoeding assistent leidsters nntb TOTAAL Bij deze incidentele kosten is geen rekening gehouden met de afkoop van huurcontracten of andere langlopende verplichtingen. 10

11 BIJLAGE Overzicht aanbod en capaciteit peuterspeelzalen SPA (okt. 2015) Locaties uren open aantal dagdelen VVE regulier 3+ openingsuren aantal dagdelen max. aantal peuters capaciteit peuterdagdelen Mallemolen 3 ochtend middag 3 6 ZieZo 3 ochtend middag 2 4 Vuurvogel 3,5 ochtend 1 3, middag 2 4 Onderdeurtje 3,25 ochtend Peeler Prutteltje 3 ochtend Veldkei 3 ochtend Peuterica 3,25 ochtend middag 2 4 Valkenhorst* 3,25 ochtend middag Piratenschip 3 ochtend Pluto veste 3 ochtend middag 2 4 De Marskramer 3 ochtend De Borg 3 ochtend* De Heksenketel 3 ochtend Zonnebloem 3 ochtend , * betreft startgroep met landelijke subsidie, op deze locatie wordt naast een gediplomeerde kracht van SPA een gediplomeerde kracht vanuit onderwijs ingezet 11