Aan de leden van de raad. plan van aanpak opstellen 2 meerjarig ontwikkelingsplan Grotestedenbeleid en Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid

Transcriptie

1 Directie Wijk & Stad Strategie Aan de leden van de raad Korte Nieuwstraat PP Nijmegen Telefoon (024) Telefax (024) gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus HG Nijmegen Datum Datum uw brief Ons kenmerk P200/ Onderwerp plan van aanpak opstellen 2 meerjarig ontwikkelingsplan Grotestedenbeleid en Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid Aantal bijlagen Contactpersoon A. van Straaten Doorkiesnummer Geachte leden van de raad, Hierbij zenden wij u ter informatie het plan van aanpak voor het opstellen van het meerjarig ontwikkelingsplan Grotestedenbeleid en Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid. Als bijlagen zijn bijgevoegd: 1. de detail-tijdsplanning 2. een overzicht van de kaders en de te verwachten middelen. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Secretaris, mevr dr. G. ter Horst ir H.K.W. Bekkers Bezoek ook onze website Aan de leden van de raad.doc

2 Plan van Aanpak opstellen van MOP 3, incl. de Analyse Inleiding Dit PvA gaat ervan uit dat er uiteindelijk overeenstemming komt tussen de grote steden en het Rijk over een derde periode Grotestedenbeleid: 2005 tot en met In het voorlopige beleidskader van het Rijk staat dat er voor die periode tussen elk van de 30 steden die mee kunnen doen met het landelijke GSB en het Rijk een nieuw individueel convenant wordt gesloten. Dit moet gebeuren uiterlijk januari Basis voor het nieuwe convenant vormt een nieuw Meerjarig Ontwikkelingsplan (MOP) voor deze periode. Dit plan wijkt nogal af van het MOP van de lopende GSB-periode. De belangrijkste verschillen zijn: - meer outputafspraken (concrete resultaten) i.p.v. outcomeafspraken (gewenste maatschappelijke effecten); - geen dik rapport, maar een schematisch overzicht van de na te streven resultaten op landelijke doelstellingen, resp. op eigen doelstellingen; - als bijlage een beknopte analyse die de keuze voor deze doelstellingen én de ambitie op die doelstellingen onderbouwd; - als tweede bijlage een financieel overzicht waarin wordt aangegeven hoe de stad de middelen uit elk van de 3 Brede Doeluitkeringen (BDU s) die er gaan komen, wil inzetten op die doelstellingen en welke andere middelen daar nog meer op worden ingezet; - ruimte voor maatwerk doordat het mogelijk is om op de landelijke doelstellingen een 0-ambitie te formuleren (d.w.z. de stad kiest ervoor hierop géén BDU-geld in te zetten) en eigen doelstellingen toe te voegen. Het spreekt vanzelf dat dergelijke keuzen in de analyse onderbouwd dienen te worden. - geen verdere vormvoorschriften, noch wat betreft de inhoud, noch wat betreft de totstandkoming (proces). Wel wijst het Rijk erop dat de kaderstellende en controlerende rol van de Gemeenteraad alle aandacht dient te krijgen. De volgende data zijn van belang. - Uiterlijk dient Binnenlandse Zaken een eerste versie van het nieuwe MOP en de bijbehorende analyse te ontvangen. Bij voorkeur is dit een door het college vastgestelde versie. - Uiterlijk dient Binnenlandse Zaken een door de gemeenteraad vastgesteld MOP in bezit te hebben. Dit Plan van Aanpak betreft de totstandkoming en de besluitvorming van dit nieuwe Meerjarige Ontwikkelingsplan en de bijbehorende analyse in Nijmegen. Het meerjarig ontwikkelingsplan wordt voorbeeid door een ambtelijke projectgroep. Het definitieve Plan van Aanpak wordt vastgesteld door het college en ter kennisname gebracht van de Raad. A. Uitgangspunten: keep it simple analyse ná de keuze helderheid over rol van de raad beperking: liever een paar dingen goed dan alles een beetje bestaande overlegkaders benutten voor extern draagvlak Uitgangspunten nader uitgewerkt: Keep it simple: - Zo weinig mogelijk extra werkzaamheden, zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande, resp. al geplande trajecten en processen; m.n. maximale aansluiting bij de werkzaamheden uit de BBI-kalender; - Geen onderscheid meer tussen bestaande rijksmiddelen en nieuwe rijksmiddelen : alle BDU-middelen moeten worden beschouwd als nieuwe rijksmiddelen. Het gaat om de extra ambitie die we met de BDUmiddelen willen toevoegen aan de gemeentelijke ambitie zonder die middelen; - Onderbrengen van de GSB-doelen in één van de primaire programma s. Analyse ná de keuze: - De analyse steunt de prioriteitenkeuze en niet uit de analyse volgt de prioriteitenkeuze;

3 - GSB is geen aanleiding tot nieuwe prioriteitenstelling, beleidsprioriteiten liggen vast resp. er wordt aangesloten bij recente bijstellingen van prioriteiten; ze worden opgenomen in de perspectiefnota en vervolgens in de meerjarenbegeroting. - Geen nieuwe analyse, maar gebruik maken van recente deelanalyses; - Cruciale blinde vlekken invullen; - Eventueel prioriteitenkeuze bijstellen indien die niet met een adequate analyse onderbouwd zou kunnen worden. Rol van Raad - Raad moet kaderstellende taak waarmaken; Raad geeft vooraan in het proces aan, waar met GSBIII-middelen een extra ambitie wordt toegevoegd aan de gemeentelijke ambities zonder GSB. De Raad ontvangt daartoe een voorstel van het college in het kader van de perspectiefnota. De Raad is eerder al geïnformeerd over de beleidskaders van Rijk en Provincie; - Prioriteiten van de Raad worden vervolgens onder de verantwoordelijkheid van het college uitgewerkt; - De mogelijkheid van tussentijdse terugkoppeling naar de Raad wordt open gehouden. Een eventuele 0-ambitie kan vergaande gevolgen hebben, die bij de eerste keuze mogelijk niet werd overzien (bijv. consequenties stopzetten huidige beleidsuitvoering). - Raad stelt MOP3 vast tegelijk met Meerjarenbegroting 2005 e.v. Beperking -De insteek is om te proberen BDU-middelen te concentreren op enkele doelstellingen. -GSBIII en GSOII middelen zijn, naar het zich laat aanzien, aanmerkelijk minder dan GSBII en GSO I; keuze is vooral ook kiezen wat we niet meer doen, resp. minder doen; -Zomaar stoppen met lopende GSB-activiteiten zal evenwel vaak moeilijk zijn. Toespitsing zal waarschijnlijk alleen mogelijk zijn door een fasering in tijd. -Belangrijk gegeven hierbij is: BDU-middelen zijn in principe vrij inzetbaar, maar er zijn uitzonderingen. Vooraf dient er helderheid te zijn over vrijheden en beperkingen van rijkszijde. Interactiviteit. Er wordt niet gestreefd naar brede sessies met externe partners en bewonersorganisaties. Wel zullen bestaande overlegkaders optimaal gebruikt worden. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan het GSB-overleg met bewonersorganisaties, de ACA, de Seniorenraad, het Nijmeegs Daklozenoverleg, overlegplatforms over veiligheid, economische ontwikkeling, met corporaties, met milieuorganisaties. Ook zullen de uitkomsten van recente interactieve trajecten benut worden. Bijvoorbeeld de tot standkoming van het veiligheidsplan, het economisch beleidsplan, het beeldkwaliteitsplan, de diverse wijkvisies en wijkaanpakplannen. Een zeer rijke bron van informatie en direct contact met bewoners vormen ook de maandelijkse wijkbezoeken. Ze vormen input voor de vraag: wat wil de burger?; Ook via internet zal de Nijmeegse bevolking vanaf het moment dat een eerste concept van het MOP III beschikbaar is geinformeerd worden over en betrokken worden bij de verdere tot standkoming. B. Fasering: Hoofdfasering is: 1. prioriteiten (bij)stellen; 2. onderbouwen; 3. vertalen; 4. besluiten. 1. Prioriteiten stellen : De prioriteiten van het rijk en de provincie worden vergeleken met de eigen gemeentelijke prioriteiten. Gemeentelijke prioriteiten worden gehaald uit collegeakkoord, stadsbegroting , recente beleidskaders (bijv. veiligheid) en last but not least de komende prioriteitstelling in het kader van de bezuinigingen. 2. Onderbouwen: het maken van de analyse die de keuze van prioriteiten ondersteunt. Daarbij gebruik maken van aanwezig analysemateriaal; nieuwe monitorgegevens, etc.

4 De analyse dient allereerst antwoord te geven op de vraag waarom een bepaalde doelstelling wel en een ander niet? Ook de stads- en wijkmonitor speelt hierbij een grote rol. Bij de onderbouwing voor een 0-ambitie zal het onvermijdelijk zijn een vergelijking te maken met andere steden. Het Rijk gaat bij de beoordeling van de gemeentelijke plannen ook vergelijken. Een relatief (vergeleken met andere steden) grote problematiek met een 0-ambitie vraagt extra aandacht in de analyse. 3. Vertalen: het leggen van een relatie tussen de inzet van financiële middelen en een outputprestatie. Hierbij zijn ervaringsgegevens van belang. Ook de bestaande ambitie en de daaraan gekoppelde middelen zijn van invloed. Vervolgens gaat het om het verdelen van BDU-middelen over de doelstellingen. (Deze fase kan waarschijnlijk deels parallel lopen met de analysefase). 4. Besluiten: De Raad besluit over het MOP, d.w.z. de gekozen doelstellingen en de ambities op die doelstellingen, bij de vaststelling van de begroting op 10 en 11 november De GSB-ambities zijn dan al ondergebracht in meerjarenbegroting Indien Rijk of provincie niet akkoord gaan met het ingediende MOP volgt eventueel een bijstelling die vervolgens leidt tot een bijstelling van de begroting. De besluitvorming over de bijbehorende analyse geschiedt door het college C. Tijdsplanning/koppeling aan BBI-kalender Raadsbehandeling Perspectiefnota: vastgestelde prioriteiten GSBIII/GSOII verwerkt in Perspectiefnota Eerste bespreking stadsbegroting incl. eerste concept MOP Definitieve vaststelling door het College van de stadsbegroting incl. MOP Raadsbehandeling stadsbegroting, incl. MOP 3 Overig: intergemeentelijke afstemming. Op enkele outputdoelstellingen is door het Rijk intergemeentelijke afstemming vereist: Wonen: o wijzigingen in de woningvoorraad in de regio naar prijsklassen en verhouding huur/koop; o toename van het aantal woningen dat volledig toegankelijk is (ouderen en minder validen) door nieuwbouw en verbouw; Omgevingskwaliteit: o groen: grootschalige groenprojecten in de stad in relatie tot de groenplannen om de stad en in de regio; o cultuurimpuls: cultuurvoorzieningen; Zorgvuldig ruimtegebruik : intensiveringopgave. Dat is nodig, want bijvoorbeeld de woningmarkt en ook maatschappelijke problemen houden niet op bij de gemeentegrenzen. Oplossingen moeten vooral op regionaal niveau ingevuld worden en plannen van elke gemeente hebben effecten op buurgemeenten. In de Wet stedelijke vernieuwing wordt opgenomen dat op voordracht van de gemeenten de provincie de groep gemeenten vaststelt waartussen de afstemming dient plaats te vinden. Een uitzondering wordt hierbij gemaakt voor die gemeenten die zijn gelegen in een samenwerkingsgebied op basis van de Kaderwet bestuur in verandering. Van deze gemeenten wordt verwacht dat de samenwerking in ieder geval het desbetreffende samenwerkingsgebied bevat Op de outputdoelstelling vermindering aantal verouderde bedrijventerreinen en verbeteren aanbod van nieuwe bedrijventerreinen en het thema Verbeteren economische bereikbaarheid onder de open doelstelling wordt een nadere eis gesteld voor de intergemeentelijke afstemming. Deze intergemeentelijke afstemming die door het Rijk gevraagd wordt kan goedddeels in KAN-verband gerealiseerd worden. De Provincie vraagt dat de steden een helder inzicht verschaffen in zowel de regionale oorzaken van stedelijke vraagstukken als ook in de mogelijke oplossingen daarvoor door samenwerking met aangrenzende gemeenten. Blijkt de regionale component van een vraagstuk zowel in de sfeer van oorzaken als oplossingen van majeure

5 betekenis dan zullen in de stadscontracten afspraken tussen stad en regiogemeenten niet kunnen ontbreken. Ook dit vraagt dus intergemeentelijke afstemming. Vraagstukken waarbij dit aspect zondermeer aan de orde is, zijn: 1. voorkoming van trek uit de stad en sociale scheiding in de woningbouw. 2. voortijdig schoolverlaten. 3. maatschappelijke opvang. 4. arbeidsmarktbeleid. 5. verkeersbeleid 6. groenbeleid; Voor zover deze intergemeentelijke afstemming niet in KAN-verband kan plaats vindt de afstemming plaats in bestaande regionale overlegvormen met de omliggende gemeenten. Bijlagen: de kaders en middelen voor GSB III ( ) en GSO II ( ) voor zover bekend. gedetailleerde tijdsplanning

6 Planning MOP III 12 maart : aanleveren strategische notitie tbv. B. en W. 15/16 maart: Heidagen B. en W. over Perspectiefnota medio maart- eind april: uitwerken gekozen doelen tot produkten/thema's incl. financiële vertaling april - medio mei: opstellen analyses en formuleren meetbare doelen, op te nemen in een kwaliteitszorg-systeem. 15 april : Stadsgesprekken (ambtelijk) met vetegenwoordigers van alle betrokken ministeries. 6 april : College stelt Perspectiefnota vast 18 mei : Raad bespreekt Perspectiefnota mei - juni : bespreking 0 e concept met externe gremia;toets-besprekingen in commissies. mei - juni : afspraken over intergemeentelijke samenwerking: wonen, omgevingskwaliteit, ruimtegebruik, bedrijventerreinen juni : opstellen format finnaciële paragraaf week 14 juni: bespreking concept MOP III in PO's 22 juni : 1 e termijn bespreking concept-mop III in B. en W. 29 juni : vaststelling concept MOP III in B. en W. 30 juni : indiening concept MOP III bij BZK. juli/augustus: oordeelsvorming door het Rijk en provincie over concept september : tijd voor bijstellingen 8 oktober : vaststellen definitief MOP III door B. en W. 9 okt nov.: bespreking MOP III in commissies 10/11 nov. : vaststelling MOP III als onderdeel meerjarenbegroting door de raad. 14 november: indiening definitief MOP III bij het Rijk R IS d06 College B&W - pva opstellen MOP GSB en GSO Bijlage 2.doc

7 GSB III en GSO II: beleidskader en financiële middelen. Stand van zaken per GSB: A. Het beleidskader: Uitgangspunten: GSB-III kenmerkt zich, en onderscheid zich daarmee ook van GSB-III, met een viertal belangrijke uitgangspunten: Het Rijk stuurt op concrete resultaten op het terrein van fysiek, economie, sociaal, inburgering en integratie, onderwijs en veiligheid binnen het GSB in de periode Het betreft hier ongeveer 30 outputdoelstellingen. Hierbij heeft de gemeenteraad in het duale systeem een kaderstellende en controlerende functie op de afspraken die het College maakt met het Rijk. GSB III vermindert de bureaucratische last aan stedelijke zijde en rijkszijde. Het gaat bijvoorbeeld om een beperkt aantal afspraken tussen stad en Rijk, de steden ontvangen de subsidiegelden in 3 gebundelde uitkeringen (de Brede Doeluitkeringen), er zijn weinig vormvoorschriften voor de Meerjarige Ontwikkelingsprogramma s nieuwe stijl, er hoeft maar één keer verantwoord te worden aan het einde van de periode over het gehele convenant en de omvang, de frequentie en het proces van de monitor GSB III worden gestroomlijnd. Het beleid is transparant, wat betekent dat zowel Rijk als stad weten waar ze aan toe zijn, bij het voorbereiden, beoordelen en ondertekenen van het convenant voor De stad heeft de mogelijkheid binnen het rijkskader eigen doelen te stellen. Doelen die voor de stad niet relevant zijn kan de stad beargumenteerd op nul zetten. Voor het bereiken van de doelen mag de stad haar eigen aanpak aanwenden. Er is dus ruimte voor lokaal maatwerk en eigen keuzes voor de stad. Outcome doelstellingen van GSB III Het beleidskader bestaat op de eerste plaats uit een vijftal GSB-brede outcomedoelstellingen waarmee de integraliteit gerealiseerd moet worden. De steden formuleren geen ambities op deze outcomedoelstellingen maar op daaronder liggende outputdoelstellingen die gezien moeten worden als een operationalisering daarvan. De outcomedoelstellingen zijn: 1. Het verbeteren van de veiligheid en het voorkomen en doen afnemen van criminaliteit Dit is een basisvoorwaarde voor een leefbare en veilige stedelijke samenleving. 2. Het verbeteren van de fysieke en sociale leefomgeving: schoon, heel, veilig en het bevorderen van duurzaamheid Deze verbeteringen zijn nodig om de stad aantrekkelijk te houden als stad om te wonen, werken en recreëren. 3. Verbeteren en in stand houden van de sociale kwaliteit van de samenleving, door versterking van integratie, participatie en het vergroten van de zelfredzaamheid Dit is een voorwaarde voor een stabiele samenleving, waarin de overheid (groepen van) mensen in staat stelt zoveel eigen verantwoordelijkheid te nemen. 4. Het (opnieuw) binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad Deze doelstelling is van belang voor een gezond financieel-economisch draagvlak voor de stad en voor een stabiele ontwikkeling van de stedelijke samenleving. 5. Het vergroten van economische groei De steden zijn belangrijke motoren van de economie, daarom is het van belang juist de economische groei in de steden te vergroten. Anderzijds is economische groei een voorwaarde voor het oplossen van sociale, fysieke en veiligheidsproblemen.

8 Outputdoelstellingen per BDU. Hieronder volgt een overzicht van alle doelstellingen per BDU. Deze doelstellingen zijn niet verplicht. Op elk van doelstellingen bestaat de mogelijkheid tot het formuleren van een nulambitie, d.w.z. een stad kiest ervoor geen BDU-middelen in te zetten op die ambitie. Een dergelijke keuze zal in een bijlage bij het nieuwe MOP onderbouwd moeten worden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid eigen outputdoelstellingen toe te voegen waarop BDU-middelen worden ingezet. Ook dat vereist een gedegen onderbouwing. BDU-Sociaal (inclusief veiligheid, integratie en inburgering) Output doelstellingen 1 Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers, mede door de realisatie van preventieve maatregelen en een sluitend systeem van nazorg ten behoeve van deze doelgroep. 2 Het verminderen van overlast op straat veroorzaakt door personen, mede door de realisatie van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening gericht op overlastgevende personen. 3 Het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld, leidend tot een vermindering van (herhaling van) huiselijk geweld. 4 Het verminderen van criminaliteit in risicogebieden door een gebiedsgerichte aanpak. outputindicatoren Het percentage jeugdige en volwassen veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten wordt aangeboden ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS). Het percentage jeugdige en volwassen veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten wordt afgerond ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS). Het percentage overlastgevenden dat in maatschappelijke opvang (24 uur per dag beschikbaar in crisissituaties) kan worden geplaatst ten opzichte van het totale aantal geregistreerde overlastgevenden Aanwezigheid van een convenant/ arrangement tussen alle lokale partijen betrokken bij de aanpak van huiselijk geweld. De aanwezigheid van een advies- en meldpunt huiselijk geweld (uiterlijk gereed in 2008). Het aantal (eerste) meldingen van huiselijk geweld en van herhaling van huiselijk geweld (bron: AMHG, bij ontbreken daarvan: politie). Gemeente stelt in samenwerking met Rijk een eigen meetbare indicator op. 5 Open doelstelling(en) veiligheid Door stad en Rijk in overleg te bepalen 6 Mensen die elkaar verstaan (De outputdoelstellingen en outputindicatoren voor inburgering en integratie worden nog nader uitgewerkt) 7 Van de straat / Veilig thuis of veilig in de opvang: a. Verbetering van de doorstroming in de maatschappelijke opvang b. Vergroten van de capaciteit in de vrouwenopvang c. Verbeteren van de aansluiting tussen verslavingszorg enerzijds en wonen/werken anderzijds 8 Gezond en Wel in de stad: Aanpak van overgewicht onder 0-19 jarigen a. Verlaging van verblijfsduur in de maatschappelijke opvang b. Groei van het aantal plaatsen in de vrouwenopvang c. Meer (ex) verslaafden vinden huisvesting (al dan niet in begeleid wonen projecten) in aansluiting op hun behandeling in de verslavingszorg. * Op basis van een nulmeting worden in de convenanten hierover maatwerkafspraken gemaakt. Daling van het percentage jongeren (0-19 jaar) met overgewicht dat (1) via de JGZ wordt opgespoord en

9 9 Geen leerling zonder diploma van school. Vergroten van ontwikkelingskansen van jeugdigen van 0-23 jaar door: a. voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden het vergroten van het aantal jongeren dat een startkwalificatie behaalt. (2) voor wie gezondheidsinterventies worden ingezet. a. Aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) peuters en kleuters dat deelneemt aan voor- en vroegschoolse programma s. b. Aantal (t.o.v. de doelgroep voortijdig schoolverlaters) scholieren dat herplaatst is. * Op basis van een nulmeting zullen in de convenanten per stad maatwerkafspraken worden gemaakt. 10 Open doelstelling(en) Sociaal Door stad en Rijk in onderling overleg te bepalen BDU-Fysiek Outputdoelstellingen 1 Wonen Betere balans vraag en aanbod op gebied van wonen 2a 2b Omgevingskwaliteit: openbare ruimte De verbetering van de kwaliteit van de (semi-) openbare ruimte. Omgevingskwaliteit: groen in de stad De verbetering van grootschalig groen in de stad. Outputindicatoren Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar: 1. Aantallen nieuwbouw a. op uitleglocaties; b. op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 1996 i.v.m. de uitbreidingsbehoefte; c. op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 1996 i.v.m. vervangingsbehoefte. 2. Aantallen omzettingen: a. omzettingen huurwoningen in koopwoningen en b. vernietigde woningen. 3. Aantallen ingrijpende woningverbeteringen 4. Toename aantal volledig toegankelijke woningen Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls Het aantal grootschalige groenprojecten met bijbehorend oppervlak (ha) 2c 2d 2e 2f Omgevingskwaliteit: cultuurimpuls Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing. Omgevingskwaliteit: bodemsanering Sanering van de bodemverontreiniging in het stedelijk gebied (incl. nazorg en asbest) Omgevingskwaliteit: geluidssanering Verbetering van de geluidssituatie bij de zogenaamde A- en railwoningen. Omgevingskwaliteit: luchtkwaliteit Verbeteren van de binnenstedelijke Aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal deel uitmaken van de gebiedsontwikkeling, en de mate waarin deze kwaliteiten zijn geborgd in lokale planfiguren en beleid Aan te pakken deel van de werkvoorraad gerelateerd aan het landsdekkende beeld bodemsanering in aantallen (sanering en onderzoek), m2 en m3 (oppervlakte en in de bodem aanwezige ernstig verontreinigde grond) en m3 (te saneren verontreinigd) grondwater en bpe s (bodemsaneringsprestatie-eenheden). Vermelden welk deel hiervan door saneringen in eigen beheer tot stand zal komen (zonder overheidsbijdrage in de financiering) Aantal A- en railwoningen (absoluut en als % van het totaal in de gemeente) waar de saneringssituatie aan het eind van het ISV2-tijdvak is opgelost Het aantal meters wegvak dat naar redelijke verwachting onder de normen uit het Besluit

10 luchtkwaliteit. 3 Zorgvuldig ruimtegebruik: Per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied 4 Open doelstelling: Fysieke voorwaarden voor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving Fysieke ruimte scheppen voor sociale voorzieningen luchtkwaliteit wordt gebracht Saldo toe te voegen woningen in bestaand bebouwd gebied 1996 Gemeente stelt in samenwerking met Rijk een eigen meetbare indicator op (zie voorwaarden open doelstelling ). 5 Open doelstelling(en) fysiek Door stad en Rijk in onderling overleg te bepalen BDU-Economie Outputdoelstellingen Outputindicatoren 1 Verminderen aantal verouderde Aantal hectare geherstructureerde bedrijventerreinen en verbeteren aanbod van bedrijventerreinen nieuwe bedrijventerreinen Aantal hectare nieuw aangelegde bedrijventerreinen 2 Verminderen criminaliteit tegen bedrijven en Aantal delicten ondernemers Onveiligheidsgevoel van het lokale bedrijfsleven Aangiftebereidheid van ondernemers 3 Vergroten aantal breedbandaansluitingen Aantal publieke instellingen dat op breedband is aangesloten 4 Verbeteren dienstverlening aan ondernemers Aansluiting bij nationaal elektronisch bedrijvenloket Tevredenheid bedrijfsleven over lokale dienstverlening Verminderen lokale administratieve lasten 5 Open doelstelling: - Verbeteren economische bereikbaarheid - Verminderen mismatch arbeidsmarkt - Verbeteren innovatief vermogen bedrijfsleven -.. (naar vrije keuze door de stad) Gemeente stelt in samenwerking met Rijk een eigen meetbare indicator op Procesvereisten: Om te komen tot een nieuw convenant moet een nieuw Meerjarig Ontwikkelingsplan worden opgesteld. De procesvereisten die het Rijk daarbij stelt zijn: -de keuze van de doelstellingen en de hoogte van de ambities daarop moet worden onderbouwd in een analyse. Deze analyse bevat gegevens over de situatie in de stad en de ontwikkeling daarin op de betreffende gebieden, De vorm van deze analyse is vrij. Bij voorkeur wordt zoveel als mogelijk aangesloten op de gemeentelijke planning en controlecyclus; -bij het Meerjarig Ontwikkelingsplan dient een bijlage te komen waarin naast de inzet van BDU-middelen ook de inzet van gemeentelijke middelen en middelen van derden op de verschillende doelstellingen en ambities wordt aangegeven; -bij een beperkt aantal doelstelling is intergemeentelijke afstemming vereist (doelstellingen 1,2 en 3 van de fysieke BDU); -het meerjarenontwikkelingsplan moet uiterlijk 15 november door de gemeenteraad worden vastgesteld.

11 B. Middelen: Overzicht financiële vergelijking met G30 totaal Brede GSB Voeding convenantperiode Opmerking Doeluitkering 2004 Fysiek 989,5 Totaal: 969,9 mln euro * 0nder voorbehoud van bezuinigingen als gevolg van Hoofdlijnenakkoord Alleen G30; ISV-budget provincies Exclusief bodemsanering Incl. Knelpuntenbudget G30 t.b.v. prioritaire wijken Economie ** 165,8 Totaal: 162,1 mln. euro Fysieke stadseconomie en Niet-fysieke stadseconomie: 152,1 mln Budgetreservering: 10 mln.;niet verdeeld ) Sociaal 3.026,6 Totaal: 2457,97 mln euro Opgebouwd uit: - Maatschappelijke opvang, Verslavingsbeleid, vrouwenvang: 919,2 mln. - Gezond in de stad: 25 mln. - Voortijdig schoolverlaten: 110 mln. - Intensiveringen HA voor huiselijk geweld/vrouwenopvang en maatschappelijke opvang: 51,6 mln. - Voor- en vroegschoolse educatie uit GOA-budget: 500 mln - Veiligheid SIV en leefbaarheid) mln - Wet educatie en beroepsonderwijs 520 mln. Komen wel in BDU maar bedragen nog niet bekend: - Inburgering oudkomers - Inburgering nieuwkomers*** Er is sprake van één gecombineerde BDU Sociaal gevuld met geldstromen op de beleidsterreinen Zorg en Welzijn, Onderwijs, Veiligheid en Inburgering en Integratie * hierin is begrepen 90 mln trekkingsrechten van de G30 op het knelpuntenbudget ** het fonds werk- en inkomen ( 4.683,5 mln voor ) is niet meegenomen in de vergelijking. Deze middelen vallen in de nieuwe periode niet meer binnen het GSB maar gaan wel rechtstreeks richting gemeenten; *** Wet educatie en beroepsonderwijs: landelijk budget 850 mln. Inburgering oudkomers: landelijk budget 362,5 mln. Inburgering nieuwkomers educatie: in periode GSBII was 410 mln. beschikbaar. Dit overzicht, opgesteld door het Rijk, bevat geen verdere toelichting. Niet duidelijk is welke componenten uit GSB zijn meegeteld. Vermoedelijk alleen de componenten die in beide perioden voorkomen. Bijv. het stadsvernieuwingsbudget (2000 t/m 2002), nog een belangrijke geldstroom van GSB in , is niet meegenomen.

12 Overzicht financiële vergelijking met Nijmegen Dit overzicht is nog zéér voorlopig. De vulling van de BDU-sociaal is nog onderwerp van onderhandeling. Brede Doeluitkering GSB GSB GSB III t.o.v. Opmerking Fysiek of (excl. Basisuitkering SVF) of (alleen ISV) Economie of (excl. I/D en WIW-banen) Sociaal (incl. Middelen inburgering oudkomers en nieuwkomers, welzijn en educatie) of (excl. Middelen inburgering oudkomers en nieuwkomers, welzijn en educatie) Totaal (bij economie I/D en WIW niet meegeteld) (ISV,incl. geluid; excl. Bodem, lucht en knelpuntenaandeel) of (alleen ISV) GSB II 48,4 % (afgezet tegen alles bij elkaar uit vorige periode) 53,9 % (afgezet tegen alles behalve basisuitkering SVF) 75,0 % (afgezet tegen ISV alleen) ,2 % (alleen afgezet tegen stadseconomie nietfysiek) (incl. VTV, MO/verslavingszorg en SIV) (excl. Inburgering oudkomers en nieuwkomers, educatie en beroepsonderwijs, Regeling Buurt Onderwijs en Sport en middelen voor Gezondheid in de stad) of 75,8 % (afgezet tegen stadseconomie fysiek én nietfysiek) 63,9 % (afgezet tegen budget vorige periode zonder middelen voor inburgering). In periode bestond Economie naast I/D en WIW alleen uit stadseconomie-nietfysiek. Middelen fysieke stadseconomie ( ) zaten bij Fysieke pijler Vergelijking is nog niet goed mogelijk omdat de omvang van enkele BDUcomponenten nog niet vaststaat en/of de verdeling over steden nog niet bekend is ,2 % Totaalvergelijking is nog niet goed mogelijk omdat de omvang van enkele BDU-componenten nog niet vaststaat en/of de verdeling over steden nog niet bekend is. GSO: Beleidskader De provincie is nog bezig met het formuleren van een beleidskader (protocol). Inhoudelijk zal dit vooral worden gebaseerd op keuzen die in het Statenakkoord al zijn gemaakt.

13 Daarin vragen de Staten binnen het GSO II aandacht voor: - minder dak- en thuislozen; - voorkomen trek uit de stad; - voorkomen sociale scheiding in de woningbouw; - tegengaan afname kwaliteit van de openbare ruimte incl. sociale en fysieke veiligheid; - verbeteren vestigingsklimaat en bereikbaarheid; - stimuleren schooluitval en arbeidsparticipatie; - vergroten gevoel van veiligheid; - versterken van zorgvoorzieningen zoals sociale pensions - handhaven van multifunctionele voorzieningen in grote stadswijken; - brede verspreiding van de GSB-werkmethode. De provincie wil ook toe naar een meer evenwichtige en tweezijdige invulling van de stadscontacten. GSO I wordt teveel gezien als de steden bepalen doel en doelrealisatie en de provincie mag betalen, terwijl de credits voor de resultaten weer bij de steden terechtkomen. Een van de ideeën om dit vorm te geven is een verbreding van de stadscontracten naar contracten die zoveel mogelijk het totale veld van relaties tussen provincie en een GSO-stad bestrijken. Een ander element dat men in het beleidskader nader wil uitwerken is de selectiviteit. In plaats van een inzet op heel veel terreinen wil men de steden bewegen tot een keuze te komen van slechts een paar onderwerpen. Deze keuze dient dan gebaseerd te zijn op de, zonodig geactualiseerde, stadsvisie en/of een sterkte-zwakte analyse. Budgetten Er is 45 mln. beschikbaar voor de periode 1 januari 2005 tot en met 2007, maximaal 10 mln. per stad. De verdeling ervan over de 8 steden is nog niet duidelijk.