Natuurverkenning Grote Rivieren. veerkrachtig ecosysteem voor de grote rivieren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Natuurverkenning Grote Rivieren. veerkrachtig ecosysteem voor de grote rivieren"

Transcriptie

1 Natuurverkenning Grote Rivieren veerkrachtig ecosysteem voor de grote rivieren

2

3 Inhoud NAGW verkenning grote rivieren 3 Woord vooraf 5 Samenvatting 7 Deel één inleiding Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Croeselaan 15, 3521 BJ Utrecht Postbus 8242, 3503 RE Utrecht Tel. (088) In samenwerking met: Wageningen Environmental Research (Alterra) Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen Postbus 9101, 6700 HB Wageningen Tel. (0317) Werkgroep: Anne Zuidhof (RVO.nl, eindredactie) Joost Lankester (RVO.nl) Bas Pedroli (WEnR) Gilbert Maas (WEnR) Wouter van Heusden (RVO.nl) Gisèlle Snels (RVO.nl) Ondergronden: GIS Compentence Center, Ministerie van Economische Zaken Kaarten en illustraties: Anne Zuidhof Fotoverantwoording: Kick Willemen, Michaël van Buuren, Hugh Jansman, Joost Lankester, Anne Zuidhof, Bas Pedroli, Gilbert Maas Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder 13 Opdracht Dynamisch en meer natuurlijk Veerkrachtig en Robuust Een volgende stap in herstel van natuur langs de grote rivieren Afbakening 17 Waterveiligheid Zoetwatervoorziening Scheepvaart Landbouw en natuur Natura 2000 Samengevat Systematiek en werkwijze 21 DNA van de rivier, Smart Rivers Duurzame netwerken van leefgebieden Sleutel-indicatoren voor habitatgeschiktheid Deel twee toekomstbeeld Processen in het rivierengebied 29 Afvoerverdeling en afvoerdynamiek Peildynamiek Stuwen Invloed getijden Kwel en wegzijging Kenmerkende ecotopen 33 Hardhoutooibossen Stroomdalgraslanden Rivierstrandjes en rivierduinen Grindbanken en -platen Riviermoerassen Rietmoerassen Slikken Nederrijn-Lek IJssel Waal Maas 37 Toekomstbeeld - ecotopen grote rivieren 83 Kansen voor specifieke ecotopen langs de rivieren De rol van het beheer in het ontstaan van ecotopen Toekomstbeeld - de RiverSix 87 zwarte ooievaar otter roerdomp knoflookpad grindwolfspin barbeel Hot Spots 101 Deel drie vervolg Inspiratiebron Kansen benutten Bestuurlijke dynamiek 109 juli 2017 Literatuur Bijlage: tabellen deeltrajecten (los rapport)

4

5 Woord vooraf NAGW verkenning grote rivieren 5 Natuurverkenning grote rivieren De Natuurambitie Grote Wateren heeft laten zien dat Nederland rijk is aan prachtige grote wateren: de grote rivieren, de Zuidwestelijke Delta, de kust, de Wadden, het IJsselmeer en de Noordzee. Niet alleen voor Nederland, maar ook wereldwijd vormen de grote rivieren een unieke delta met unieke natuurwaarden. Ze dragen met hun prachtige natuur bij aan ons welzijn en aan onze economie. De grote rivieren verdienen aandacht en zorg, nu en in de toekomst. Een uitgewerkt toekomstbeeld Het klimaat verandert met gevolgen voor de grote rivieren: de zeespiegel stijgt, het wordt warmer, er komen extremere droge en meer natte periodes. En ook het grondgebruik zal veranderen. Dat betekent veel voor de natuur en voor andere functies van de rivieren. Deze natuurverkenning grote rivieren geeft een uitgewerkt toekomstbeeld van een veerkrachtig ecosysteem voor de grote rivieren. De toekomst van de grote rivieren vraagt een integrale visie, een visie waarbinnen natuur in de rivieren van hoge kwaliteit is en bruist van leven, een veerkrachtig ecosysteem. Waar mensen naar hartenlust van genieten. Waar een krachtige economie goed samengaat met natuur, landschap en waterveiligheid. Natuur die ruimte krijgt en ruimte geeft. Bouwsteen voor integrale opgave voor de grote rivieren Het ministerie van Economische Zaken biedt deze verkenning aan als een bouwsteen voor de ruimtelijke ontwikkeling van de grote rivieren. Het biedt aanknopingspunten voor een integrale aanpak van de rivieren waarin meerdere functies gecombineerd worden. Onder andere via het LIFE IP Deltanatuur, maar ook bij de afweging ten aanzien van rivierverruiming werken veel partners hier aan. Onder leiding van RVO is deze natuurverkenning grote rivieren tot stand gekomen. Iedereen die hieraan heeft bijgedragen wil ik hartelijk danken. Drs. R. Feringa Directeur Natuur & Biodiversiteit

6

7 Samenvatting NAGW verkenning grote rivieren 7 De Natuurambitie Grote Wateren (NAGW) beschrijft een visionair beeld van de unieke natuur die zich in en rond de Nederlandse grote wateren kan ontwikkelen. Het voorliggende rapport is een nadere verkenning van de NAGW, specifiek voor de grote rivieren, zoals het er in de toekomst uit zou kunnen zien. Deze verkenning schetst een toekomstbeeld van de rivieren en hun directe omgeving waarin natuurlijke processen en dynamiek weer de ruimte hebben en er een klimaatbestendige natuur kan ontstaan die tegen een stootje kan en medegebruik mogelijk maakt. Door verschillen in afvoer, verhang en ondergrond verlopen de processen van stromend water, erosie en sedimentafzetting in elk riviertraject anders. De natuur past bij deze specifieke systeemkenmerken van het betreffende riviertraject: flora en fauna zijn gevarieerd en sluiten aan op de natuurlijke processen en dynamiek van de wateren. De wateren zijn sterker met elkaar verbonden en bieden kansen voor migratie en uitwisseling van planten- en diersoorten. Naar een veerkrachtige riviernatuur De riviernatuur past zich op een veerkrachtige manier aan klimaatverandering aan. In het toekomstbeeld zien de en er natuurlijk uit, met veel reliëf en variatie in begroeiing en in waterstanden. De rivierdynamiek is terug in de en, zo staan laag gelegen en weer vaker onder water door het verdwijnen van zomerkaden. Ook rivierbossen komen weer rijkelijk voor, met alle stadia van natuurlijke successie die daaraan voorafgaan. Verbindingen zowel langs als dwars op de rivier zijn hersteld. Het rivierengebied is een optimaal leefgebied voor planten, insecten, zoogdieren, vogels en vissen die karakteristiek zijn voor riviernatuur. Afbakening In het rivierengebied kunnen verschillende functies elkaar uitstekend versterken. Voor het toekomstbeeld zijn de huidige uitgangspunten en voorwaarden voor hoogwaterbescherming-, drinkwatervoorziening- en scheepvaartrandvoorwaarden aangehouden. Er is wel ruimte genomen voor verdere ontwikkelingen van riviernatuur, natuurrecreatie, natuurinclusieve landbouw en op deze functies afgestemd winning van grind, zand en klei. Hierdoor is het rivierecosysteem robuust, maar vooral ook herkenbaar als een van de belangrijkste en meest uitgestrekte natuurgebieden in Nederland, het karakteristieke rivierenlandschap. Riviertakken en -trajecten Het toekomstbeeld gaat uit van het rivierengebied als één geheel, een systeem met veel onderlinge samenhang. Dit toekomstbeeld is op drie schaalniveaus uitgewerkt: voor het rivierengebied als totaal, voor elke van de vier riviertakken Nederrijn en Lek, IJssel, Waal en Maas en voor deeltrajecten van deze riviertakken die zijn afgebakend op basis van vergelijkbare karakteristiek. De Natuurverkenning Grote Rivieren schetst voor de 18 deeltrajecten welke kenmerkende processen voorkomen en welke fysiotopen en ecotopen hier karakteristiek zijn. Tevens beschrijft het de kansen voor natuur voor het rivierengebied als totaal met kansen voor bijbehorende riviergebonden dier- en plantensoorten. Duurzame netwerken van leefgebieden Om handen en voeten te geven aan een veerkrachtig en robuust ecosysteem en de te behalen natuurwinst in het toekomstbeeld te kunnen benoemen en duiden, is de ruimtelijke uitwerking van het rivierengebied, met fysiotopen en ecotopen, tegen het licht gehouden aan de hand van de River Six. Hiermee worden indicatorsoorten bedoeld, die karakteristiek zijn voor de grote rivieren, en gezien kunnen worden als indicatoren van een compleet en evenwichtig ecosysteem. Deze soorten zijn: Zwarte Ooievaar, Otter, Roerdomp, Knoflookpad, Grindwolfspin en Barbeel. Sleutelfactoren voor habitatgeschiktheid De factoren die ervoor zorgen dat zich levensvatbare populaties kunnen ontwikkelen zijn voor het rivierengebied samen te vatten in de volgende sleutelfactoren voor habitatgeschiktheid: schaal, connectiviteit, habitatdiversiteit, dynamiek en habitatkwaliteit. De mate waarin voldaan wordt aan de eisen die een soort stelt aan één of meer van deze sleutelfactoren bepaalt of het rivierengebied geschikt is of kan worden voor een levensvatbare populatie van een soort. Elke soort hecht een verschillend belang aan deze sleutelfactoren. Voor de River-Six zijn de gebieden gemarkeerd die (kunnen) voldoen aan de specifieke eisen van deze zes soorten, waarmee een beeld ontstaat van de potentiële habitats en verspreiding van deze soorten. Hotspots In het rivierengebied zijn gebieden aan te wijzen, waar de kansen op versterking van natuur groter zijn dan in andere delen van het gebied. Dit heeft zowel te maken met de specifieke kenmerken en de ligging van deze hotspots, als met de reeds aanwezige natuur. Hier zijn potenties aanwezig voor de ontwikkeling van een optimale combinatie van habitats, in de juiste schaal en afwisseling. Hier liggen gebieden waar van nature een grote samenhang aanwezig is tussen de rivier en bestaande of potentiële natuur in zijn omgeving of rivieren samenkomen. In deze hotspots zou de ambitie gericht moeten zijn op omvangrijke aaneengesloten gebieden met grote natuurkwaliteit, die kunnen dienen als kerngebieden voor soorten en als stepping stones voor migratie binnen het rivierengebied maar ook naar nabijgelegen droge natuurgebieden danwel aansluitende grote wateren. Deze hotspots variëren in omvang van 2500 ha tot wel ha. De hotspots zijn: Loevestein, Sint Andries, Gelderse Poort, en Grensmaas Vervolg De Natuurverkenning Grote Rivieren is bedoeld als inspiratiebron voor alle betrokkenen bij de verdere ontwikkeling van het rivierengebied. Het beheer en de aanwijzing van Natura 2000-gebieden, het op peil brengen en houden van de hoogwaterbescherming, het uitwerken van vernieuwende mogelijkheden voor natuurinclusieve landbouw, stedelijke ontwikkeling, de ontwikkeling van het bevorderen van eigentijdse scheepvaartconcepten passend bij de natuurlijke rivierdynamiek, het aanwenden van delfstoffenwinning waar dit de andere functies ondersteunt en het mogelijk maken van optimale natuur- en landschapsbeleving, dit alles vergt een intensieve samenwerking op basis van een gedeelde overkoepelende ambitie. Op deze manier heeft het rivierengebied de potentie om uit te groeien tot een karakteristiek Nederlands multifunctioneel landschap, gekenmerkt door grote natuurwaarden met internationale uitstraling.

8 -1,8 - -0, ,2 - -1, ,6-0, ,8 - -0, GW Grote Rivieren 0, ,1-3, , ,1-7, ,4-8,7 Processen in het rivierengebied Nadere Uitwerking NAGW Grote Rivieren Beleid -0,6-0,72 0,73-2 2,1-3, , ,1-7, Toekomstbeeld - ecotopen grote rivieren 7,4-8,7 2/9 1/9 6/9 1/9 stuwen stuwen stroomsnelheid stroomsnelheid afvoerverdeling Rijntakken afvoerverdeling Rijntakken getijdeninvloed / -duinen getijdeninvloed zoutinvloed zoutinvloed rivierdynamiek rivierdynamiek wegzijging wegzijging kwel kwel hardhoutooibossen ooibossen stroomdalgraslanden grindbanken grindvlakten en -platen zandstrandjes, en actieve -duinenoeverwallen en rivierduinen riviermoerassen rietmoerassen slikken en gorzen slikken Meters : RV -a0- schaal kaartnummer datum Esri Nederland, AHN Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend. Bronnen: Kadaster, CBS, Rijkswaterstaat, Alterra en ESRI Nederland.

9 Toekomstbeeld - de River Six Hotspots IJssel-Vecht delta Loevestein Biesbosch Sint Andries Gelderse Poort zwarte ooievaar barbeel grindwolfspin Grensmaas roerdomp otter knoflookpad

10

11 Deel 1. inleiding

12 Uit: Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder

13 Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder NAGW verkenning grote rivieren 13 Het landschap van de grote rivieren is voor veel mensen een landschap waar natuur altijd kenmerkend aanwezig is geweest, in welke vorm dan ook. Het landschap van de grote rivieren is ook een landschap van dijken en dammen, die zorgen voor veiligheid, en die het land leefbaar en economisch vitaal houden. De optimale inrichting ten behoeve van deze functies, zoals hoogwaterveiligheid, bevaarbaarheid, zoetwatervoorziening, landbouw en delfstoffenwinning heeft grote gevolgen gehad voor het ecologisch systeem van de grote rivieren en hebben dit systeem sterk veranderd. Doordat rivieren zijn gefixeerd is de dynamiek is op een aantal plaatsen afwezig of juist bijzonder groot. Zand- en slibstromen zijn veranderd. Het oppervlak van overstroombare gebieden is afgenomen, evenals de variatie in leefgebieden. Kortom, natuur wordt in het rivierengebied nog maar in beperkte mate geleid door processen die horen bij het ecologische systeem van de rivieren. Opdracht Eind 2014 heeft het Rijk de Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder (NAGW) vastgesteld. De NAGW schetst vergezichten voor robuuste en toekomstbestendige natuur in de grote wateren en bouwt verder op het streven om het natuurbeleid meer dan voorheen te richten op het scheppen van de juiste condities voor natuur en het ruimte geven aan natuurlijke processen (Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder ). Het in de NAGW beschreven vergezicht is echter nog globaal en behoeft een verdiepingsslag om ecologische richting te kunnen geven bij plannen en ontwikkelingen rondom de grote wateren. September 2016 is de motie Hachchi-Jacobi (Kamerstuk nr. 41) aangenomen, waarin wordt verzocht de doelen uit de NAGW te vertalen in concrete acties en aan te geven hoe deze acties worden gekoppeld aan beleid op het gebied van waterkwaliteit- en kwantiteit. Het Ministerie van EZ heeft, naar aanleiding van de actualisatie van de Voorkeursstrategie Rivieren, opdracht gegeven aan RVO.nl om samen met Wageningen Environmental Research de NAGW voor de grote rivieren uit te werken naar een meer concreet toekomstbeeld, in overleg met betrokken overheden en beheersorganisaties. In dit rapport wordt het uitgewerkte toekomstbeeld voor een veerkrachtig ecosysteem voor de grote rivieren in woord en beeld beschreven, in samenhang met de natuur van aangrenzende gebieden. Tevens wordt een aanzet gegeven voor het vervolgproces dat nodig is om in de toekomst riviernatuur te kunnen realiseren volgens deze ambitie. De optimale inrichting ten behoeve van functies zoals hoogwaterveiligheid en bevaarbaarheid heeft grote gevolgen gehad voor het ecologisch systeem van de grote rivieren en hebben dit systeem sterk veranderd.

14 NAGW verkenning grote rivieren 14 Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder Dynamisch en meer natuurlijk In de NAGW wordt een vergezicht geschetst waarin het Nederlandse rivierengebied dynamisch en meer natuurlijk is. Het biedt ruimte voor water- en sedimentstromen. Door verschillen in afvoer, verhang en ondergrond verlopen de processen van stromend water, erosie en sedimentafzetting in elk riviertraject anders. De rivieren vinden zo vrij mogelijk hun weg naar de zee, binnen verruimde bedijkingen en gegeven het zomerbed. Onderweg scheppen ze, op geschikte plaatsen, nevengeulen, eroderende oevers en rivierstranden, oeverwallen en zandduinen, overstromingsvlakten en poelen. De natuur in het rivierengebied past bij de specifieke systeemkenmerken van het betreffende riviertraject. Flora en fauna zijn gevarieerd en sluiten aan op de natuurlijke processen en dynamiek van de wateren. De grote - én kleinere - wateren zijn sterker met elkaar verbonden en bieden kansen voor migratie en uitwisseling van plant- en diersoorten. Door de vrije rivierenloop past biodiversiteit zich op een natuurlijke manier aan klimaatverandering aan. In dit beeld zien de en er natuurlijk uit, met veel reliëf en variatie in begroeiing en in waterstanden. Laag gelegen en staan vaker onder water door het verdwijnen van zomerkaden. Ook rivierbossen komen weer rijkelijk voor, met alle stadia van natuurlijke successie die daaraan voorafgaan. Het rivierengebied is een optimaal leefgebied voor planten, insecten, zoogdieren, vogels en vissen. Soorten als de otter, bever, zwarte ooievaar en oeverzwaluw komen veel voor. De Europese Kaderrichtlijn Water gericht op verbeteren van de waterkwaliteit heeft in 2050 z n werk gedaan: in het stroomgebied van Rijn en Maas is de biologische en chemische waterkwaliteit sterk verbeterd. Riviervissen bewegen vrij van en naar hun paai-, opgroei-, en leefgebieden. Er zwemt weer volop zalm en ook de steur is terug. Kuddes grote grazers lopen vrij rond in omvangrijke aaneengesloten gebieden. Ze zorgen voor een gevarieerd halfopen, natuurlijk rivierlandschap. Er zijn natuurlijke graslanden met stroomdalflora, struwelen en hardhoutooibossen. Slikkige oevers en ondiepe geulen met zand- en grindbanken, waarop vissen en vogels foerageren. Veerkrachtig en robuust De beschreven ambitie voor de natuur in het Nederlandse rivierengebied gaat nog verder dan dynamisch en natuurlijk: de natuur is in het vergezicht ook veerkrachtig en daardoor toegesneden op een veranderend klimaat. En het systeem is robuust, met een hoog laadvermogen ten aanzien van andere functies, zoals bijvoorbeeld recreatie. Mensen kunnen er optimaal van genieten. In de Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder wordt een toekomstbeeld geschetst waarin is het Nederlandse rivierengebied dynamisch en meer natuurlijk is.

15 NAGW verkenning grote rivieren 15 Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder Omdat het gebied met karakteristieke riviernatuur fors is uitgebreid, hoeven we er minder behoudend mee om te gaan en wordt het mogelijk vrij rond te struinen in en of gebruik maken van de aangelegde onverharde paden. Sportvissers kunnen er hun hart ophalen. Rond de steden liggen mensen op het strand van de en. Wildkampeerders zitten rond een kampvuurtje. Het is veilig voor hoogwater. Een volgende stap in herstel van natuur langs de grote rivieren Het in de NAGW geschetste beeld van herstel van natuur is voor het rivierengebied geen geheel nieuwe stap, maar een volgende stap in een reeds ingezette ontwikkeling. Met bijvoorbeeld Plan Ooievaar, Ruimte voor de Rivier en Natura 2000 bleken de en van de grote rivieren de afgelopen decennia jaar bij uitstek geschikt voor het herstel van natuur in Nederland, óók in samenhang met andere functies zoals veiligheid en delfstoffenwinning. Dit heeft te maken met de inherente multifunctionaliteit van de rivieren: het rivierbed, inclusief de en, vervult niet alleen een functie als veilig afvoerkanaal voor water en sediment, maar ook voor scheepvaart, landbouw, delfstoffenwinning, recreatie en natuur. Al deze functies zijn afhankelijk van de randvoorwaarden voor de andere functies. Hierdoor is met name de landbouw in de en vooral gericht op minder intensieve vormen van veeteelt die tegelijkertijd goede kansen bieden voor natuur en landschap. Daarnaast heeft de maatschappelijke discussie over natuurherstel ertoe geleid dat ook bij zand- en grindwinning en met het rivierbeheer meer kansen voor natuur worden benut. Het resultaat is een lint van natuurgebieden dat de afgelopen jaar langs de rivieren is ontstaan, een vertienvoudiging van het oppervlakte naar zo n hectare. Deze natuurgebieden spelen een belangrijke rol in de beleving van het karakteristieke Nederlandse landschap, én het natuurherstel elders in het land. Veel van deze natuurgebieden zijn echter gerealiseerd op basis van lokale kansen en mogelijkheden veelal als losse stukjes - waardoor samenhang ontbreekt en kansen zijn gemist. In deze natuurverkenning voor de grote rivieren - een volgende stap in herstel van riviernatuur - gaat het erom de rivierdelta als samenhangend ecosysteem te benaderen, waarbij natuurontwikkeling nog meer aansluit bij de karakteristieken van de verschillende delen van het rivierengebied. Het functioneren van het totale systeem is daarbij leidend. Dit vraagt om een uitwerking op het schaalniveau van het gehele rivierengebied. In het streefbeeld van de NAGW gaat natuur samen met andere functies in het rivierengebied.

16

17 Afbakening NAGW verkenning grote rivieren 17 Voordat de eerste dijken langs de rivieren werden aangelegd hadden natuurlijke processen in en rondom de rivieren vrij spel. De hoofdstroom werd afgebakend door oeverwallen aan weerszijden en verderop gelegen komgronden overstroomden bij hoge rivierstanden. Zo nu en dan, na perioden met zeer hoge afvoer, verlegde de rivier zijn hoofdstroom. De natuur had in deze situatie vrij spel en de invloed van de mens op het systeem was zeer beperkt. Rond het jaar 1000 werden de eerste dijken langs de rivieren aangelegd om het achterland te beschermen tegen hoge rivierafvoer. De ontstane binnendijkse gebieden werden door ontwatering beter geschikt voor bewoning, landbouw en het houden van vee. Buitendijkse en kwamen door afzetting van sediment tijdens hoogwaters steeds hoger te liggen en werden ook geschikt voor landbouw, waardoor natuurlijke processen ook buitendijks werden ingeperkt. Door toenemende handel werden de rivieren steeds meer benut voor scheepsvaart. Normalisatie door bochtafsnijdingen en geheel nieuwe verbindingen, strekdammen en verharde oevers volgden. Stuwen maakten een stabiel waterpeil en een gewenste verdeling van water over de verschillende riviertakken mogelijk. Vanwege de toenemende risico s van overstromingen werden de dijken steeds verder versterkt en werd de grens tussen rivier en binnendijks gebied scherper. De Vegetatielegger is het kader voor het beheer van vegetatie in de gebieden die belangrijk zijn voor de rivierafvoer. Hoog opgaande begroeiing wordt hier periodiek verwijderd (Programma Stroomlijn). De Vegetatielegger wordt overigens periodiek herzien, waarbij ook het belang van natuur kan worden meegewogen. Over de afvoerverdeling van de grote rivieren zijn afspraken gemaakt. Deze worden bij de uitwerking van het toekomstbeeld niet ter discussie gesteld. De afvoerverdeling wordt gestuurd door de stuwen in de Nederrijn-Lek en verdelingswerken in de en bij de kop van het Pannerdensch Kanaal en de kop van de IJssel. Voor de Maas en de Nederrijn-Lek zijn afspraken gemaakt over de minimale waterdoorvoer. Afspraken over het peilbeheer van het IJsselmeer zijn vastgelegd in het peilbesluit IJsselmeer. Het peilbesluit is in principe geldig tot 2050 en is als randvoorwaarde meegenomen in de uitwerking. Vanaf eind vorige eeuw is het besef ontstaan dat rivieren meer ruimte nodig hebben om hoge afvoeren aan te kunnen. Dit heeft geleid tot rivierverruiming, waar ook de natuur van heeft geprofiteerd. Veiligheid tegen overstromingen, bevaarbaarheid van de rivieren en beschikbaarheid van zoet water worden zorgvuldig geregeld. Herstel van dynamische processen en het terugbrengen van de bijbehorende oorspronkelijke natuurlijkheid in het rivierengebied is daarmee aan randvoorwaarden gebonden; waterveiligheid en economisch gebruik dienen immers gewaarborgd te blijven. De mogelijkheden en de onmogelijkheden ten aanzien van het herstel van dynamiek en natuurlijke processen zijn afhankelijk van de randvoorwaarden die gehanteerd worden vanuit bovenstaande functies én de tijdshorizon die daarbij wordt gekozen. Het in dit rapport geschetste toekomstbeeld voor de grote rivieren geeft de toekomstige ambitie weer. De uitgangspunten en vrijheden die daarbij worden gehanteerd worden hierna beschreven. Waterveiligheid Vooropgesteld wordt dat de waterveiligheid van het rivierengebied niet mag verslechteren en dat ontwikkelingen volgens de lijnen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP2) en het Deltaprogramma zullen plaatsvinden, rekening houdend met (onvoorziene) veranderingen in het klimaat. Concreet houdt dit in dat het functioneren van de dijken langs de rivieren periodiek worden getoetst, waar nodig worden verzwaard en dat de rivieren meer ruimte krijgen waar dit kan of waar dit moet. zoetwatervoorziening scheepvaart landbouw natuur (Plan Ooievaar, Kierbesluit, KRW, N2000, NAGW) 1980 waterveiligheid (PKB RvR, HWBP, Deltaprogramma, Stroomlijn) heroverwegen: afvoerverdeling rivieren etc transitie? deltaprogramma zoetwatervoorziening transitie? wijziging bevaarbaarheid riv door klimaatveranderingen schematische weergave afbakening verkenning NAGW voor de grote rivieren

18 NAGW verkenning grote rivieren 18 Afbakening Het kierbesluit voor het Haringvliet wordt ingesteld en behelst een beperkte getijdenslag in het Haringvliet, welke doorwerkt naar de Merwede, de Waal en de Maas. Zoetwatervoorziening De grote rivieren voeren een groot deel aan van het zoete water in Nederland en spelen daarmee een belangrijke rol in de zoetwatervoorziening. Uitgangspunt bij deze uitwerking van de natuurambitie voor de rivieren is het huidige beleid van waterverdeling en berging van water in Nederland, het Deltaprogramma Zoetwater is hierin leidend. De verwachting is dat er door klimaatveranderingen op termijn steeds vaker sprake zal zijn van langere perioden van droogte, en er een transitie nodig is in de zoetwatervoorziening. Scheepvaart De grote rivieren vormen een belangrijk transportnetwerk. Schepen worden steeds groter, hetgeen eisen stelt aan het bevaarbaar houden van de rivier. Er zijn afspraken gemaakt over de minimale waterdiepte in de rivier. Deze waterdiepte wordt in stand gehouden middels stuwen in de Maas en de Nederrijn-Lek. De bodem van de vaargeul wordt op diepte gehouden door de aanwezigheid van kribben en door te baggeren. De bevaarbaarheid van de rivier stelt ook eisen aan de inrichting van en. De aanleg van nieuwe (neven)geulen bijvoorbeeld mag geen negatieve effecten hebben op de bevaarbaarheid. Bij de uitwerking van de natuurambitie voor de rivieren zijn de huidige eisen voor bevaarbaarheid van de rivier als uitgangspunt gehanteerd. In het geschetste toekomstbeeld wordt uitgegaan van een verdere transitie van de landbouw richting natuur, waarbij landbouwkundig gebruik ondergeschikt is aan de natuurbelangen. In het toekomstbeeld zijn de en dan ook volledig benut voor natuur. Er zijn perioden dat de bevaarbaarheid van de vrij afstromende rivieren Maas en IJssel bij lage afvoer niet kan worden gegarandeerd of dat schepen met halve belading moeten varen. De verwachting is dat dit door klimaatwijzigingen steeds vaker en langduriger zal voorkomen. Een verdergaande ontwikkeling van steeds grotere schepen en verdere instandhouding of vergroting van de waterdiepte lijkt daarmee niet houdbaar. Op termijn zal een transitie van de scheepvaart in Nederland onontkoombaar zijn, omdat de huidige eisen voor bevaarbaarheid te veel impact zullen krijgen op andere belangen in het rivierengebied. Dit biedt kansen voor de natuurambitie voor de grote rivieren. Landbouw en natuur Landbouw is van oudsher een belangrijke grondgebruiker van de en. In de winter en het voorjaar zijn landbouwgebieden meestal kort gemaaid of kaal, hetgeen vanuit rivierafvoer wenselijk is. Daarnaast brengt de rivier jaarlijks vruchtbaar slib mee, wat de en tot uiterst productieve gronden maakt. De laatste decennia is er een geleidelijke omslag gaande van intensief landbouwkundig gebruik van de en naar steeds meer vormen In het toekomstbeeld worden de dynamische rivierprocessen benut die binnen de randvoorwaarden mogelijk zijn. Daarbij gaat het zowel om laag- als hoogdynamische processen.

19 NAGW verkenning grote rivieren 19 Afbakening van extensief landbouwkundig gebruik, agrarisch natuurbeheer en natuur-inclusieve landbouw. Hierbij is steeds meer ruimte ontstaan voor natuur en natuurontwikkeling in de en (Plan Ooievaar). In de Natuurverkenning Grote Rivieren wordt uitgegaan van een verdere transitie richting natuur, waarbij landbouwkundig gebruik ondergeschikt is aan de natuurbelangen. In het geschetste toekomstbeeld zijn de en dan ook volledig benut voor natuur. Landbouw kan hierbij wel ingezet worden als beheerdersvorm, bijvoorbeeld door begrazingsbeheer. Natura 2000 Grote delen van het Nederlandse rivierengebied zijn aangewezen als Natura 2000 gebied of grenzen hieraan. Maatregelen die worden uitgevoerd in of nabij Natura 2000 gebieden moeten worden getoetst aan het effect op de vastgestelde instandhoudingsdoelen van het Natura 2000 gebied. Ontwikkelingen mogen in principe geen negatief effect hebben op deze doelen. Ook ontwikkeling van nieuwe of herontwikkeling van bestaande natuur moet in principe bijdragen aan deze Natura 2000 doelen. In het geschetste toekomstbeeld voor de grote rivieren zijn de natuurlijke processen die passen bij de karakteristiek en dynamiek van de rivier leidend ( procesnatuur ); er wordt niet primair uitgegaan van de huidige Natura 2000 instandhoudingsdoelen. Deels ontstaan hierdoor voorstellen waarbij condities worden gecreëerd die de Natura 2000 doelen ondersteunen; deels is het toekomstbeeld strijdig met de huidige Natura 2000 doelen. De voorstellen zijn wel in lijn met de opgave voor landschappelijke samenhang en interne compleetheid en met de kernopgaven die zijn opgesteld voor het rivierengebied. De Natura 2000 gaat uit van beheerplannen die elke 6 jaar worden geactualiseerd, waarbij ook de instandhoudingsdoelen kunnen worden herzien. Dit biedt ruimte om, indien het toekomstbeeld niet overeenkomt met de Natura 2000 instandhoudingsdoelen, de doelstelling bij te stellen. Overigens is het toekomstbeeld van de NAGW uitgewerkt op een hoog abstractieniveau. Confrontatie van de NAGW met de Natura 2000 doelen zal meer op gebiedsniveau plaatsvinden. Samengevat Samengevat zijn bij de uitwerking van het toekomstbeeld voor de grote rivieren de volgende uitgangspunten gehanteerd: Peilbeheer IJsselmeer: Het peilbesluit van het IJsselmeer staat niet ter discussie. Kierbesluit Haringvliet: Het kierbesluit in het Haringvliet staat niet ter discussie. Stuwen Maas en Nederrijn-Lek: De aanwezigheid van stuwen in de rivieren staat niet ter discussie. Een meer natuurlijk stuwbeheer is vanuit het natuurbeeld wel gewenst. Afvoerverdeling: De huidige verdeling over de riviertakken staat niet ter discussie Natuur: Behoud of uitbreiding bestaande Natura 2000 begrenzing is het uitgangspunt. Er wordt vanuit gegaan dat het aanpassen van de instandhoudingsdoelen mogelijk is als dit beter past bij het systeem en een verbetering van de natuurwaarden oplevert. Hierbij kan worden uitgegaan van de normale beheerplancyclus en herzieningsmogelijkheden. Landbouw in de en: In het geschetste toekomstbeeld zijn de en volledig benut voor natuur. Landbouw kan hierbij ingezet worden als beheerdersvorm, bijvoorbeeld door begrazingsbeheer. De mogelijkheden en de onmogelijkheden ten aanzien van het herstel van dynamiek en natuurlijke processen in het rivierengebied zijn bepaald door bovenstaande randvoorwaarden. Op termijn zullen door klimaatveranderingen transities van bijvoorbeeld de scheepvaart en zoetwatervoorziening in Nederland onontkoombaar zijn. Dit biedt kansen voor een verdere versteviging van de natuurambitie voor de grote rivieren, zie ook de hieronder weergegeven grafiek. natuurkwaliteit loslaten randvoorwaarden scheepvaart benutten en en verbindingen met achterland Dijken en en: Het beschermingsniveau van de binnendijkse gebieden staat niet ter discussie. Keuzes voor dijkverzwaring of rivierverruiming worden gemaakt in het kader van het Deltaprogramma. In het Deltaprogramma kan dit toekomstbeeld wel worden gebruikt bij de afweging van maatregelen. ongewijzigd beleid geen maatregelen

20

21 Systematiek NAGW verkenning grote rivieren 21 De NAGW staat voor de ontwikkeling van een robuuste en biodiverse natuur in de grote wateren: natuur met voldoende veerkracht om mee te bewegen met een veranderend klimaat, waarbij medegebruik mogelijk is. Om deze ambitie waar te maken is bij het opstellen van het toekomstbeeld een ontwerpbenadering gehanteerd die gebaseerd is op twee pijlers: 1. het specifieke karakter van de rivier, het zogenaamde rivier-dna 2. duurzame netwerken van leefgebieden/habitats voor soorten van het rivierengebied DNA van de rivier, Smart Rivers De Natuurverkenning Grote Rivieren gaat uit van het van het rivierengebied als geheel: een samenhangend systeem, bestaande uit kenmerkende processen, karakteristieken en ecologische potenties die horen bij de verschillende onderdelen van het rivierengebied. Het toekomstbeeld is op drie schaalniveaus uitgewerkt: allereerst op het schaalniveau van elke rivier als geheel. Vervolgens is per rivier ingezoomd op deeltrajecten waar vergelijkbare karakteristieken en processen aan de orde zijn. Deze deeltrajecten kunnen als eenheden of bouwstenen van het rivierengebied worden beschouwd. Tenslotte is het beeld uitgewerkt voor het rivierengebied als totaal. De uitwerking betreft steeds het buitendijkse gebied van de grote rivieren. Op cruciale locaties worden verbindingen benoemd tussen het buitendijkse en het achterland (binnendijks). Hierbij gaat het zowel om verbindingen met bestaande natuurgebieden, als om het creëren van nieuwe natuur in het binnendijkse gebied. worden structuren aangelegd die echt passen bij de rivier, en worden processen van water en zand hersteld die systeemeigen zijn voor de betreffende riviertrajecten. Hierbij zijn de randvoorwaarden vanuit onder andere waterveiligheid, zoals beschreven in het hoofdstuk afbakening steeds kader stellend geweest. Een belangrijk besef is dat dit DNA sterk per deeltraject verschilt. Door verschillen in afvoer, verhang en ondergrond verlopen de processen van stromend water, erosie en sedimentafzetting in elk deeltraject anders. Hierdoor is er dus sprake van steeds andere kenmerkende ecotopen. De Waal vraagt met zijn grote, dynamische zandgeulen om een volledig andere uitwerking en inrichting dan de Zandmaas van Noord-Limburg of de Zuidelijke IJssel, waar oude, fossiele rivierterrassen met heldere grondwatergeulen om een beduidend subtielere concretisering vragen. Duurzame netwerken van leefgebieden voor diersoorten Planten- en diersoorten die hun levenscyclus in het rivierengebied doorbrengen en karakteristiek zijn voor dit ecosysteem, hebben een levenscyclus die is aangepast aan het riviersysteem. De strategie van (over)leven in het rivierecosysteem wordt bepaald door eigenschappen die per soort verschillen. De belangrijkste eigenschappen liggen in het Het systeem van grote wateren, waar de rivieren onderdeel van uitmaken, zoals de Zuid-Westelijke Delta, het IJsselmeer en de kust en het grotere geheel van de rivieren op Europees niveau, valt buiten deze uitwerking en is grotendeels buiten beschouwing gelaten. De belangrijkste relaties worden wel benoemd. Op bovengenoemde schaalniveaus zijn steeds verschillende lagen onderscheiden. Allereerst de ondergrond - hoe is de bodemsamenstelling en het reliëf - en de dynamiek: de dynamiek van de rivier, van het getij en de grondwaterstromen. Dit zogenaamde rivier-dna bepaalt welke fysiotopen, zoals mee stromende nevengeulen of geïsoleerde kwelgeulen, karakteristiek zijn in een bepaald deeltraject. Vervolgens is er een natuurlaag onderscheiden. Welke kenmerkende natuur hoort er bij de betreffende ondergrond en dynamiek: welke ecotopen kunnen ontstaan wanneer rivierdynamiek en de ruimte in de en optimaal worden benut en benodigde verbindingen met de omgeving worden gemaakt. Dit heeft geresulteerd in een ruimtelijk beeld voor elke rivier met kenmerkende fysiotopen en ecotopen. Er is gebruik gemaakt van de DNA-posters van Smart Rivers, waarin richtinggevende principes uitgewerkt zijn naar concrete inrichtingsconcepten ( De in het toekomstbeeld gemaakte keuzes voor ecologisch herstel sluiten hierdoor altijd aan bij de specifieke kenmerken van het betreffende deeltraject: het DNA van de rivier. Zo Op cruciale locaties worden in het toekomstbeeld verbindingen benoemd tussen het rivierengebied (buitendijks) en het achterland (binnendijks). Hierbij gaat het zowel om verbindingen met bestaande binnendijkse natuurgebieden, als om het creëren van nieuwe natuur in het binnendijkse gebied.

22 Op een hoogtekaart is de overgang van het kronkelwaardenlandschap van de Zuidelijke IJssel naar de zandrivier van de Noordelijke IJssel rond Deventer goed zichtbaar (ahn.nl) Vorming hanken Boven-IJssel (nabij Doesburg) (type C) Hoogtekaart van de kronkelwaard van Cortenoever Inrichtingsconcept kronkelwaarden IJssel Meer weten? Rijn in Beeld 2, Inrichting, beheer en beleid langs de grote rivieren (H2, Systeemanalyse van de Rijntakken; 2.4 De IJssel, kronkelwaarden, nevengeulen en hanken). Bart Peters & G. Kurstjens, Project Rijn in Beeld Bureau Drift/Kurstjens Ecol. Advies, Berg en Dal/Beek-Ubbergen. Beheervisie IJsselvallei Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer, HNS & Jos Rademakers, Staatsbosbeheer, Deventer. The age and origin of the Gelderse IJssel. Makaske B., G. Maas1 & D. van Smeerdijk. Netherlands Journal of Geosciences, Geologie en Mijnbouw Kwaliteitsprincipes Uiterwaardinrichting. Peters, B., Principes voor de landschapsecologische kwaliteit van inrichtingsprojecten in het rivierengebied. Uitgave van het ministerie van LNV, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Dienst Landelijk Gebied. Historisch Morfologische ontwikkeling van enkele riviertrajecten langs de IJssel. G. Maas, DLO-Staring Centrum, Wageningen. Kansrijkdom voor rivierecotopen vanuit historisch morfologisch perspectief. Rijntakken, Maas en Benedenrivieren. Middelkoop, H., E. Stouthamer, M. Schoor, H. Wolfert & G. Maas, 2003 NCR-publicatie. Universiteit Utrecht, Alterra en RWS/RIZA. Verdeel en beheers! 300 jaar Pannerdensch Kanaal. G. van de Ven, Veen Maganzines B.V. Historische, grote meander van een andere IJssel strategische sessies voor de ruimtelijke sector Illustraties en fotomateriaal: Bart Peters, Bureau Drift, mits anders vermeld NAGW verkenning grote rivieren 22 Systematiek kunnen overleven van perioden van overstroming of droogte, het gebruik maken van of juist tegengaan van wegspoelen door stromend water, het omgaan met sedimentatie en erosie en het benutten van pionier of juist stabielere milieus. Plantensoorten zijn voor hun vestiging afhankelijk van de juiste standplaatscondities. De aanwezigheid daarvan hangt sterk samen met het DNA van de rivier. Diersoorten maken op hun beurt gebruik van de verschillende vegetaties en vegetatiestructuren voor het zoeken van voedsel, beschutting, oriëntatie, voortplanting, rust en veiligheid tegen predatoren. Elke diersoort heeft zijn specifieke habitatvoorkeuren, oppervlaktebehoefte en vermogen om zich te verplaatsen. De mate waarin soorten erin slagen duurzame (of levensvatbare) populaties op te bouwen is daarom afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikt leefgebied met voldoende oppervlakte en samenhang zodat voldoende jongen groot gebracht kunnen worden om uitsterven te voorkomen. Dit leefgebied kan aaneengesloten aanwezig zijn of zich in een netwerk van meerdere onderling bereikbare deelgebieden (via doorlopende structuren of stapstenen ) bevinden. In het geval van een netwerk is de benodigde totale oppervlakte aanzienlijk groter dan in het geval van een aaneengesloten leefgebied en moeten de deelgebieden bereikbaar zijn via doorlopende structuren zonder barrières of via zogenaamde stapstenen, afhankelijk van de diersoort. Vrijwel alle diersoorten hebben in één of meer stadia in hun leven (hetzij in hun jaarcyclus, hetzij in hun levenscyclus) meerdere habitats nodig om te overleven. Het ontbreken van één van de habitats werkt negatief door op de gehele populatie van de soort. Ook negatief doorwerkend is het als het habitat wel aanwezig is, maar van onvoldoende kwaliteit of van onvoldoende oppervlakte, of dat het habitat niet bereikbaar is voor de soort. Daarnaast zijn er soorten die verbindingen nodig hebben met habitats die per definitie niet in het Rivierengebied aanwezig zijn, bijvoorbeeld met het zoute water van de Noordzee. aanwezig zijn: het voedselweb moet compleet en evenwichtig van opbouw zijn. Daarom zal een robuust rivierecosysteem bestaan uit meerdere habitats. Deze habitats zijn van verschillende grootte, onderling zonder barrières bereikbaar en veelal in elkaar overgaand (gradiënten) zonder scherpe grenzen. Daarnaast zijn de habitats het meest duurzaam en robuust als deze passend zijn bij de natuurlijke eigenschappen en dynamiek van het systeem, het DNA van het systeem, en is een goede abiotische kwaliteit van belang. Om handen en voeten te geven aan een veerkrachtig en robuust ecosysteem, en de te behalen natuurwinst in het toekomstbeeld te kunnen benoemen en duiden, is de ruimtelijke uitwerking van het rivierengebied, met fysiotopen en ecotopen, tegen het licht gehouden aan de hand van De Zuidelijke IJssel Kronkelwaardenlandschap van rivierkwelgeulen en hanken Ligging: IJssel tussen Arnhem en Deventer. Type rivierdal: Licht slingerende zandrivier tussen oude kronkelwaardterrassen. Eigenheid en kenmerkende geologie Historisch kronkelwaardlandschap, geologisch-historisch van hoge waarde. Kronkelwaarden bestaan uit een afwisseling van oude stroomgeulen tussen zandige stroomruggen ( wasbordstructuur ). Ze zijn gevormd door een IJssel uit het verleden met grotere afvoeren en andere afvoerkarakteristieken (al gevormd voor de opkomst van de Hanzesteden). Sindsdien heeft de IJssel zich steeds verder ingesneden en zijn de afvoeren kleiner geworden. De kronkelwaardruggen en geulen zijn derhalve geen actieve structuren meer. De kronkelwaardgeulen worden sterk door rivierkwel gevoed. Na de vorming van de kronkelwaarden heeft de Zuidelijke IJssel lange tijd steeds minder water ontvangen, doordat steeds meer water van de Rijn via de Waal naar zee ging stromen. Pas na de aanleg van het Pannerdensch Kanaal (1707) en de verlegging van de bovenmonding (1777) kreeg de IJssel zijn huidige afvoerkarakteristieken. De IJssel van nu is een kleine zandrivier, enigszins ingesneden ten opzichte van de oude kronkelwaardterrassen, en met een veel kleinere meanderamplitude dan de grote kronkelwaardbochten (van bv de Fraterwaard en bij Cortenoever) doen vermoeden. Lokaal had de Zuidelijke IJssel tot in de 19 e eeuw tussen haar kronkelwaardterrassen een smalle zone waarin op sommige plaatsen zandbanken en kleine uitslijpgeulen tot ontwikkeling konden komen (bv Middelwaard Gorssel, noordelijk deel Wilpsche Klei). Deze structuren zijn met de normalisatiewerken van allemaal verdwenen. Op verschillende plaatsen grenzen de kronkelwaarden verder van de rivier aan nog oudere rivierterrassen (van voor de doorbraak (avulsie) van ca n. Chr.). Hierin zijn relictgeulen en oude meanders van een nog oudere IJssel zichtbaar. Zo zijn de fossiele meanderbogen van o.a. Steenderen en de Baak, maar ook de binnendijkse terrassen met droge uitslijpgeulen bij Cortenoever van voor de laatste ijstijd. Inrichtingconcepten Kenmerkende inrichtingsstructuren: Rivierkwelgeulen/kronkelwaardgeulen (A): Heldere, ondiepe, niet-aangetakte stroomgeulen (max. 0,5-0,80 m diep) tussen oude, zandige stroomruggen. Kronkelwaardgeulen staan biten hoogwaterperioden niet in rechtsreeks contact met het zomerbed van de IJssel en rivierkwel en lange kwel vormen steeds het leidend ontwerpprincipe. Uitslijpgeulen op de hoge, oude terrassen (B): Dit zijn droge geulen of geulen die ondiep het grondwater aansnijden. Voor inrichting in deze terrasgronden is de ligging van het grondwater (lange kwel en rivierkwel) het leidende ontwerpprincipe. Tussen Arnhem en Doesburg (C): Ten zuiden van Doesburg zijn kronkelwaarden minder prominent en zijn jongere hanken en strangen kenmerkend. Dit zijn doorgaans niet-aangetakte strangen/geulen, tot 2 a 3 m diep, die niet in continue verbinding staan met de IJssel. Ook hier is kwelwater (zowel lange kwel als rivierkwel) steeds een belangrijk leidend principe voor inrichting, vooral aan de kant van het Veluwemassief. Zandige rivieroevers: Waar mogelijk verwijderen van oeverbestorting en het herstel van rivierstrandjes. Niet-kenmerkend inrichtingsstructuren: Stromende nevengeulen en eenzijdig aangetakte hoogwatergeulen zijn niet kenmerkend voor het kronkelwaardenlandschap. Grote terughoudendheid met aantakking van geulen en wateren (bijv. ter verbetering van vismigratie of vanuit de Kaderrichtlijn Water). Referentiegebieden/projecten De Helbergenstrang in natuurgebied Cortenoever is een fraaie natuurlijke referentie van een kronkelwaardgeul/ rivierkwelgeul. Er zijn tot op heden geen inrichtingprojecten volgens bovenstaande principes aangelegd. Smart rivers A. Uiterwaardgebieden met kronkelwaardgeulen (kwel/grondwatergeulen) Wilpsche Klei Ravenswaarden Rammelwaard/Sinderensche Klei (Slot Nijenbeek) Bronkhorster Waarden Brummensche waarden Fraterwaard Spankerensche Weilanden Olburgse Waard Spaensweerd Vaalwaard B. Uitslijpgeulen/kwelgeulen op hogere terrassen Cortenoever binnendijks Wilpsche Klei binnendijks Voorster Klei Nijenbeker Klei Bakerwaard Eigentijdse meanderbochten A C. Hankenconcept ten zuiden van Doesburg Beimerwaard en Havikerwaard Vaalwaard Velperwaarden Rhederlaag De Steeg Rheden B Uit: Beheervisie SBB, 2008 Bron: Makaske e.a., 2008 Gedurende zijn levenscyclus is een soort afhankelijk van verschillende voedselbronnen, verschillend in bijvoorbeeld grootte of kwaliteit. Elke soort maakt weer onderdeel uit van meerdere voedselketens. Al deze voedselketens grijpen in elkaar en vormen tezamen een voedselweb. Soorten moeten voldoende voedsel kunnen vinden, ook onder wisselende omstandigheden van bijvoorbeeld droge of natte dagen en een vroeg of een laat voorjaar. Een veerkrachtig en robuust ecosysteem, een systeem dat tegen een stootje kan, bestaat uit meerdere voedselketens die in elkaar grijpen. Belangijker dan of bepaalde soorten aanwezig zijn, is het dat alle functies worden uitgeoefend en dat alle deelonderdelen van het systeem Bron: Maas, 1998 Voorbeeld van één van de Smart River posters, met het DNA van de rivieren, hier van het zuidelijke deel van de IJssel. A B

23 NAGW verkenning grote rivieren 23 Systematiek de zes indicatorsoorten. Deze indicatorsoorten, de River Six, zijn karakteristiek voor het ecosysteem van de grote rivieren, en zouden gezien kunnen worden als indicatoren van een compleet en evenwichtig voedselweb (zie ook hoofdstuk River Six ). Sleutelfactoren voor habitatgeschiktheid De factoren die ervoor zorgen dat zich levensvatbare populaties kunnen ontwikkelen zijn voor het rivierengebied samen te vatten in de volgende sleutelfactoren voor habitatgeschiktheid: schaal, connectiviteit (verbinding), habitatdiversiteit (heterogeniteit), dynamiek en habitatkwaliteit (waaronder ook waterkwaliteit). De mate waarin voldaan wordt aan de eisen die een soort stelt aan één of meer van deze factoren bepaalt of het rivierengebied geschikt is of wordt voor een levensvatbare populatie van een soort. En elke soort hecht een verschillend belang aan deze sleutelfactoren. Schaal Er zijn grote verschillen in oppervlaktebehoefte aan geschikt habitat tussen de verschillende diersoorten, zowel voor foerageren als voor rusten en broeden/nestbouw. Naast de omvang van het geschikte leefgebied (aaneengesloten of in een netwerk verbonden), is ook het vermogen van soorten om zich te verplaatsen van belang. Soorten zijn kwetsbaarder voor uitsterven naarmate hun oppervlaktebehoefte aan geschikt habitat groter is en het vermogen zich te verplaatsen kleiner. De knoflookpad bijvoorbeeld, een kenmerkende amfibiesoort van het rivierengebied, heeft voor het opbouwen van een levensvatbare populatie al gauw een geschikt leefgebied van 50 ha nodig. Als een knoflookpad op zoek gaat naar nieuw leefgebied overbrugt hij meestal niet meer dan 1 kilometer afstand. Dat betekent dat voor een levensvatbare populaties van deze soort in het rivierengebied relatief grote gebieden aaneengesloten geschikte habitat aanwezig moeten zijn. Voor de vestiging van een sleutelpopulatie Zwarte Ooievaars is een geschikt leefgebied van 7500 ha nodig. Deze soort kan zich wel makkelijker verplaatsen en kan afstanden tussen leefgebieden van 50 km overbruggen. Echter, één paartje zwarte ooievaars heeft ca. 750 ha geschikt habitat nodig om zich succesvol te kunnen voortplanten, waarbij het van groot belang is dat het nest gebouwd kan worden op een plek met geen verstoring hetgeen betekent dat er een grote oppervlakte aan bos moet zijn. Connectiviteit Connectiviteit (verbinding) is op een drietal niveaus van belang. Op het hoogste niveau vormen de rivieren voor een aantal vissoorten de verbinding tussen enerzijds de paai- en opgroeigebieden in de bovenstroomse delen van het stroomgebied van Rijn en Maas en anderzijds de Noordzee waar de volwassen exemplaren voor een groot deel van hun leven in verblijven. Voor vissoorten als Zalm, Steur en Fint zijn open verbindingen, zowel bovenstrooms (geen stuwen in de rivieren, open verbindingen naar het achterland) als benedenstrooms (geen afsluitdijken en stormvloedkeringen), een essentiële voorwaarde voor het volbrengen van hun levenscyclus. Voor andere soorten, zoals de Barbeel, spelen op lagere schaalniveaus vergelijkbare noodzakelijke verbindingen, zodat de dagelijkse levenscyclus (tussen plekken waar gefoerageerd en geschuild of overnacht wordt) en de seizoens-cyclus (tussen voortplantingswater en overwinteringsplekken) voltooid kunnen worden, maar ook dat er door jonge exemplaren nieuwe gebieden ontdekt kunnen worden. De figuur hierboven is een schematisch voorbeeld van de verschillende schaalniveau van levenscycli van soorten in en. Het belangrijkste onderscheid is het aantal zones die een soort nodig heeft. De pijlen per schaalniveau zijn bedoeld als voorbeeld. Soort 1 (witte pijl) heeft voldoende aan één zone en weet daar eventuele inundaties te overleven. Dit kan de hoogdynamische zone zijn, of een andere zone. Soort 2 (gele pijl) maakt tijdens de levenscyclus gebruik van twee zones, bijvoorbeeld de laagdynamische en de hoogdynamische zone. Soort 3 (oranje pijl) heeft hooggelegen (hoogwatervrij) gebied nodig en daarnaast nog tenminste één zone in het dynamisch gebied die vaak niet direct aaneengesloten ligt; de soort maakt dus gebruik van de gehele gradiënt en overleeft inundatie door migratie. Soort 4 (groene pijl) migreert jaarlijks vanuit de hoogwatervrije of laagdynamische zone naar pionierbiotopen in de hoogdynamische zone. Indien er een jaar geen inundatie optreedt kan de soort overleven (onderbroken pijl). (figuur: de Lange et al)

24 NAGW verkenning grote rivieren 24 Systematiek De knoflookpad bijvoorbeeld plant zich voort in laag-dynamische wateren (verlande restgeulen) met waterplanten en overwintert in hoogwatervrije loszandige habitats, zoals rivierduinen, natuurlijke graslanden en halfopen ooibossen. De knoflookpad komt nu niet voor in het riviergebied; alleen binnendijks treffen we populaties van deze soort aan, hoewel er langs de Waal en IJssel buitendijks wel geschikt overwinteringshabitat in de vorm van hooggelegen oeverwallen aanwezig is. Indien we het buitendijkse en binnendijkse leefgebied verbinden vergroten we de overlevingskansen voor soorten die gebruik maken van zowel hoogals laag-dynamische milieucondities. Evenzo geldt dat in de lengte richting van de rivier habitats regelmatig terugkeren op een voor soorten bereikbare afstand. Het reactiveren van oeverwallen is van belang langs grotere delen van de rivieren zodat soorten zich kunnen verplaatsen. Habitatdiversiteit Elke diersoort is uniek in haar eigenschappen en habitatvereisten. Veel soorten in het rivierecosysteem zijn voor het volbrengen van hun levenscyclus aangewezen op de natuurlijke variatie aan habitats die in het riviersysteem aanwezig zijn. Habitatdiversiteit of heterogeniteit hangt samen met natuurlijke systeemgradiënten zoals stromend-stilstaand water, nat-droog, zout-zoet en zand-klei, rivierwater-grondwater. Dat betekent dat bij het ontwikkelen van groeiplaatscondities in lijn met het DNA van de rivier rekening gehouden wordt met de aanwezige gradiënten. Daarnaast kan door variatie in beheer en natuurlijke successie een variatie in structuurtypen tot ontwikkeling komen die aansluit bij de habitatbehoefte van de soorten. ontwikkelingen van habitats te vinden zijn. Overstroming van de rivieren bij hoogwater in samenhang met de sedimentatie van zand en klei en erosie in de oeverzone is essentieel voor de ontwikkeling van pionier-situaties. Ontstenen van de IJsseloevers leidt in dit verband tot een grote verrijking van de habitatdiversiteit van het IJssel ecosysteem. Maar ook periode van droogte met lage rivierstanden, waardoor plassen droogvallen die zo weer een interessante habitat voor amfibieën vormen, is een vorm van dynamiek waardoor ecosystemen worden gereset. Bij onvoldoende morfodynamiek, met als gevolg weinig natuurlijke habitatverjonging, kan als beheermaatregel cyclische verjonging van en volgens de uitgangspunten van het DNA van de rivier worden toegepast. De NAGW ambieert niet alleen hoog-dynamische natuur. Want naast hoog-dynamische omstandigheden zijn veel soorten in het rivieren gebied aangewezen op laag-dynamische milieucondities, of op de gradiënt van hoog naar laag. Als gevolg van de bedijking is deze hooglaag gradiënt onderbroken en komt laag-dynamische riviernatuur naar verhouding weinig voor. Herstel van de dynamiek-gradiënt waar mogelijk en vergroten van het aandeel laag-dynamische natuur is een van de ambities van de NAGW. Een bever bijvoorbeeld heeft voor de ontwikkeling van een duurzame populatie voldoende zachthoutooibos nodig dat aan water grenst. Een grindwolfspin heeft naast grofzandige grindrijke rivierstranden ook hoge oeverwallen nodig met schrale vegetatie om te overwinteren. Een purperreiger heeft behoefte aan laag-dynamische rietmoerassen met struweel om in te broeden en aan natte hooilanden om te foerageren. Naarmate de (systeemeigen) habitatdiversiteit toeneemt, nemen de overlevingskansen van populaties in het rivierengebied duurzaam toe en kunnen soorten beter inspelen op veranderingen in bijvoorbeeld het klimaat. Met deze habitatdiversiteit nemen de mogelijkheden voor de ontwikkeling van completere ecosystemen toe: hoe meer diversiteit in soorten, habitats, groottes, gradiënten etcetera, hoe meer completere systemen zich kunnen ontwikkelen. Dynamiek Habitatdiversiteit in het rivierengebied wordt duurzaam in stand gehouden door het optreden van morfo- en hydrodynamische processen, waardoor er op in de tijd wisselende plekken continue alle stadia van Ontstenen van de IJsseloevers leidt in dit verband tot een grote verrijking van de habitatdiversiteit van het IJssel ecosysteem.

25 NAGW verkenning grote rivieren 25 Systematiek Daarnaast zijn binnendijkse rivierkommen potentieel geschikt voor de ontwikkeling van laag-dynamische riviernatuur. De oppervlaktebehoefte van soorten van laag-dynamische natuur is groot. Een levensvatbare populatie Roerdompen heeft rietmoerassen (van voldoende oppervlakte) nodig; deze rietvelden kunnen zich alleen in situaties met weinig dynamiek ontwikkelen. Habitatkwaliteit De kwaliteit van habitats is een belangrijke aspect voor een duurzame vestiging van soorten. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn de structuur, de soortensamenstelling en de voedingswaarde van de vegetatie; de kwaliteit van het sediment en bodemsubstraat, -nutriënten en -verontreiniging; het debiet, waterdiepte en slibgehalte, doorzicht en waterkwaliteit (nutriënten en zuurstof) van het oppervlakte water; grondwaterkwaliteit,- standen en -stroming. Ook de ouderdom van habitats kan een rol van betekenis spelen: de biodiversiteit in oude ooibossen is hoger dan in recent ontwikkelde bosopslag. Twee aspecten zijn van majeure invloed op de kwaliteit van habitats van het riviersysteem. Ten eerste de vermesting van milieus door landbouwkundig gebruik van delen van de. Dit heeft vooral invloed op de kwaliteit van schraallanden en moerasmilieus. De Roerdomp heeft voor het volbrengen van zijn levenscyslus rietmoeras nodig. Wanneer verruiging van het rietmoeras optreedt als gevolg van vermesting, dan zal de soort verdwijnen. Verruiging en verstoring van de mineralenbalans zal tot gevolg hebben dat de soortdiversiteit gaat afnemen, waardoor het vervullen van de levenscyclus in gevaar gaat komen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende insecten van een bepaalde grootte nog aanwezig zijn als voedselbron voor jonge vogels. Ten tweede is de rivierwaterkwaliteit zowel wat betreft voedingsstoffen als zuurstof (en waarschijnlijk ook allerlei gifstoffen) nog onvoldoende. De waterkwaliteit in de Rijn-Maasdelta is niet zomaar te beïnvloeden, behalve op internationale schaal. Wel kan er op het niveau van de deeltrajecten (DNA van de rivier) ingespeeld worden op de mogelijkheden van het benutten van rivierkwel en regionale kwelstromen en natuurlijke beken voor het creëren van habitats met een voldoende goede waterkwaliteit en gradiënten.

26

27 Deel 2. toekomstbeeld

28 2/9 1/9 6/9 1/9 stuwen stroomsnelheid afvoerverdeling Rijntakken getijdeninvloed / -duinen zoutinvloed rivierdynamiek wegzijging kwel

29 Processen in het rivierengebied NAGW verkenning grote rivieren 29 Het dynamische karakter van een riviertraject is naast de ondergrond en het beheer één van de meest bepalende factoren voor de bij dit traject passende natuur. Het karakter van de rivierdynamiek varieert over het hele traject van een rivier door omgevingsfactoren als verhang, breedte van het zomer- en winterbed, stuwen en dynamiek van de monding. Sturende factoren voor de dynamiek zijn daarnaast: variantie in de afvoer, verdeling over de riviertakken, peildynamiek en getijden. De Maas en de Rijn hebben elk een eigen stroomgebied. De Rijn is in Nederland verder onder te verdelen in verschillende deeltakken: de Waal, de Nederrijn en de IJssel. De Maas gedraagt zich als een echte regenrivier en kent daardoor periodes met weinig afvoer en afvoerpieken in de winter. De Rijn is daarentegen meer een smeltwaterrivier met vooral piekafvoeren in het voorjaar, al is de karakteristiek van regenrivier ook steeds meer in de Rijn herkenbaar. Afvoerverdeling en afvoerdynamiek Maas Het voedingsgebied van de Maas wordt gevormd door de Ardennen en noordoost Frankrijk. De gemiddelde afvoer is 230 m3/s maar neemt in droge tijden af tot circa ¼ deel hiervan; in natte tijden is de afvoer ongeveer 4 keer zo groot. De maatgevende (maximaal verwachte) afvoer is met 3800 m3/s ongeveer 17 keer de gemiddelde afvoer. Bij lage rivierafvoer speelt de afvoerverdeling een grote rol: nog in België wordt water voor het Albertkanaal afgeleid richting Antwerpen, en vrijwel direct nadat het Maaswater bij Eijsden de grens is gepasseerd, wordt het water over drie waterlopen verdeeld: de Zuid-Willemsvaart, het Julianakanaal en de Grensmaas. Op de Grensmaas wordt, om ecologische redenen, een minimumdebiet van 10 m3/s nagestreefd maar dit is niet altijd te handhaven, omdat er voor het Julianakanaal vanwege de scheepvaart altijd circa 20 m3/s nodig is ter compensatie van schutverliezen. Deze afvoerverdeling garandeert een redelijke vaardiepte voor de scheepvaart op de drie rivieren. Bovendien worden hiermee belangen voor de landbouw en drinkwatervooziening rond het IJsselmeer gediend en is er voldoende koelwater voor de energiecentrale bij Zwolle. Als de afvoer bij Lobith in droge jaren onder 1300 m3/s komt, blijft er 25 m3/s beschikbaar voor de Nederrijn ten koste van de IJssel. Bij hogere rivierafvoer worden de stuwen in de Neder-Rijn gestreken. Er gaat dan ongeveer 2/3 deel van het water naar de Waal en 1/3 naar het Pannerdensch Kanaal. Hiervan stroomt vervolgens 1/3 deel (1/9 van de afvoer bij Lobith) naar de IJssel en 2/3 deel (2/9 van de afvoer bij Lobith) naar de Nederrijn-Lek. Peildynamiek Variatie in afvoer zorgt voor variatie in de waterpeilen. Door normalisatie zijn de rivieren zodanig gedimensioneerd dat het water bij gemiddelde afvoer door het zomerbed stroomt. Bij lagere rivierafvoeren zakt het water in het zomerbed uit, met uitzondering van de gestuwde delen van de Maas en de Nederrijn. Bij hogere rivierafvoeren stijgt het water uit het zomerbed en komen (delen van) de en onder water te staan, afhankelijk van hun hoogteligging. De waterpeilen reageren het sterkst op variaties in de afvoer in rivierdelen waar de weerstand het hoogst is: smalle en bochtige delen. Dit zijn met name delen in het bovenrivierengebied bij het traject van de Rijntakken De Rijn komt bij Spijk ons land binnen, waarna de rivier zich bij de Pannerdensche Kop opsplitst in de Waal en het Pannendersch Kanaal. Het splitsingspunt Pannerdensche Kop is zo ontworpen dat bij ongeveer alle afvoeren 65% over de Waal gaat en 35% via het Pannerdensch Kanaal naar de IJssel-Nederrijn. Gemiddeld stroomt er 2200 m3/s ons land binnen, maar in droge tijden neemt dit af tot ongeveer de helft, en in natte tijden is de afvoer ongeveer het dubbele hiervan. De maatgevende afvoer is ongeveer 8 keer zo groot als het gemiddelde. Ten oosten van Arnhem splitst de IJssel zich af van de Nederrijn. De stuw bij Driel en het ontwerp IJsselkop regelt de verdeling over IJssel en Nederrijn. De stuw in de Nederrijn bij Driel wordt zo bediend dat er zo lang mogelijk tenminste 285 m3/s naar de IJssel kan worden gestuurd en er nog 25 m3/s voor de Nederrijn overblijft. De stuw bij Hagestein.

30 NAGW verkenning grote rivieren 30 Processen in het rivierengebied Waalbochten, de Bovenwaal, het Pannerdensch Kanaal en de Boven- IJssel. Bij de Maas kent vooral het stuk van de Grensmaas en de Maasplassen de grootste peildynamiek. De benedenlopen van de rivieren, in de buurt van de mondingen, kennen door de relatief stabiele waterstand in het aangrenzend water een veel kleinere peildynamiek. Stuwen In zowel de Nederrijn als de Maas zijn stuwen aangelegd, waardoor deze rivieren bijna altijd bevaarbaar zijn. De stuwen zorgen ervoor dat de waterstand bovenstrooms van de stuwen niet uitzakt beneden het stuwpeil. Een groot deel van het jaar staat het waterpeil in deze stuwvakken vast op dit peil, waardoor er geen lage waters meer zijn, er meestal sprake is van een vaste waterdiepte en de peildynamiek en stroomsnelheid beperkt is. De bovenstrooms van Borgharen gelegen stuwen in de Maas hebben op de rivier maar over een beperkt deel effect, door het grote verhang in de rivier. Deze stuwen zorgen voor de bevaarbaarheid van de Maas van Eijsden tot aan het Julianakanaal. Invloed getijden Het Haringvliet is de belangrijkste afvoerweg van het stroomgebied van de Rijn en de Maas. De getijde invloed hier is echter beperkt door de Haringvlietsluizen. In het Haringvliet is het getijdenverschil circa 0,3 meter en neemt na instelling van het kierbesluit in de Biesbosch toe met 0,1 meter. Dit getijverschil is merkbaar in de monding van de Waal en de Bergse Maas. Het getijverschil is in de Maas merkbaar tot aan de stuw van Lith. In de Waal dempt het getij uit, omdat stuwen ontbreken en ter hoogte van Zaltbommel is er bijna niks meer van over. De enige volledige opening naar de Noordzee is via de Nieuwe Waterweg, waardoor in de Lek, de Noord en de Beneden Merwede een duidelijke getijde invloed aanwezig is. In de Lek neemt het getijdenverschil beperkt af van 1,3 meter bij Krimpen tot 1 meter bij Hagestein. Door de stuw bij Hagestein is er verder stroomopwaarts geen getijde invloed. Kwel en wegzijging Het algemene beeld van de rivieren is dat deze in hoog Nederland insnijden in het landschap en in laag Nederland juist relatief hoog liggen ten opzichte van het aangrenzende gebied. Dit zorgt ervoor dat de rivieren in het hoge deel drainerend werken; in het lage deel hebben ze veelal een infiltrerende werking, waarbij het rivierwater uiteindelijk opkwelt in de lager gelegen komgronden. Op diverse plekken lopen de rivieren langs de hogere gronden van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug of langs de stuwwal bij Nijmegen. Hierdoor treden lokaal relatief sterke kweleffecten op. Kwel uit de omgeving kan optreden in geulen of lage delen van en. Deze Getijdeninvloed in de Biesbosch.

31 NAGW verkenning grote rivieren 31 Processen in het rivierengebied kwel, ook wel lange kwel genoemd is vaak van goede kwaliteit, waardoor waardevolle natte milieus kunnen bestaan. In laag Nederland zorgt de wegzijging vanuit de rivier juist voor kwel in de lager gelegen binnendijkse komgebieden. Deze kwel manifesteert zich vaak in gebieden waar vroeger riviergeulen hebben gelopen vanwege de zandige stroomgordels die zich hier nog in de ondergrond bevinden. Naast deze regionale kweleffecten kunnen er zowel in hoog- als in laag Nederland lokale rivierkweleffecten optreden in de en of net binnendijks. Dit treedt dan met name op bij hogere rivierstanden.

32

33 Kenmerkende ecotopen NAGW verkenning grote rivieren 33 Het rivierengebied kent en grote variatie aan kenmerkende ecotopen, afhankelijk van bodem, dynamiek en van beheer. Omdat elk deeltraject hierin verschilt zullen er ook per deeltraject andere combinaties en oppervlakten van elk van deze ecotopen ontstaan. Een deel van deze ecotopen is kenmerkend voor het rivierengebied maar kunnen ook elders worden aangetroffen, zoals bijvoorbeeld ruigtes of wilgestruwelen op kleigronden. De ecotopen die gebruikt zijn voor de uitwerking van de NAGW zijn strikt gebonden aan het buitendijkse rivierengebied en vormen de flora-iconen van een gezond laaglandrivierecosysteem. De ruimtelijke ligging van de ecotopen is op de kaarten van de deeltrajecten (globaal) weergegeven. Ook zijn de fysiotopen, zoals de verschillende typen geulen, op kaart aangegeven. De volgende ecotopen zijn kenmerkend voor het rivierengebied: hardhoutooibossen, stroomdalgraslanden, rivierstrandjes en rivierduinen, grindbanken en platen, riviermoerassen, rietmoerassen en slikken¹. Hardhoutooibossen Ooibos is de verzamelnaam voor alle bos in het winterbed van de grote rivieren. Zachthoutooibossen worden gedomineerd door wilgensoorten of Zwarte populier. Hardhoutooibosssen zijn buitendijkse rivierbegeleidende bossen die niet door wilgensoorten of Zwarte populier worden gedomineerd. De paar fragmenten hardhoutooibos die Nederland (nog) rijk is, liggen hoog in het rivierlandschap op oeverwallen en hoge en, plekken die jaarlijks maximaal 10 dagen overstroomd worden. Recente spontane bosontwikkeling in en duidt erop dat hardhoutooibos niet beperkt blijft tot alleen de hogere delen van de en, maar dat ook de lagere uitwaardvlakte, waarvan de inundatieduur navenant ook langer is, een geschikte groeiplaats vormen. De spontane ontwikkeling van hardhoutooibos start met de vestiging van besdragers: Eenstijlige meidoorn, Sleedoorn en Gewone vlier. De zaden worden door de rivier, maar vooral door vogels verspreid. Het uitgangspunt van de hardhoutooibos-ontwikkeling kan variëren: diverse typen korte vegetatie, struweel en zachthoutooibos,. Zachthoutooibos vormt in veel gevallen niet het eindpunt van de successie, maar kan door ontwikkelen naar hardhoutooibos. Dit betekent dat de reeds aanwezige fragmenten ouder zachthoutooibos in het buitendijks gekoesterd moeten worden. Het hardhoutooibos is een structuurrijk bos, met een goed ontwikkelde struiklaag en een weelderig ontwikkelde bodemflora. De boomlaag bestaat onder andere uit Zomereik, Es, Gladde iep, Spaanse aak, Winterlinde, Gewone esdoorn en Witte abeel. In de struiklaag zijn Eenstijlige meidoorn, Sleedoorn, Rode kornoelje en Wilde kardinaalsmuts te vinden. Kenmerkend voor dit bostype zijn de vele klim- en slingerplanten; Bosrank, Besanjelier, Warkruid en Hop zijn daar voorbeelden van. In de kruidlaag komen daarnaast veel geofyten voor, waaronder (bijzondere) soorten als Slangelook en Gewone vogelmelk. De grote variatie in structuur en een hoge mate van natuurlijkheid is van groot belang voor de fauna. Voor vogels als Zwarte Wouw, Wespendief en Zwarte ooievaar vormen hardhoutooibossen een geschikt broedbiotoop, maar ook soorten als de Kleine en Middelste bonte specht, Blauwe reiger, Kwak, Appelvink, Boomklever, Zomertortel en Wielewaal vinden er een broed- en rustgebied. Ook voor (kleine) zoogdieren, amfibieën en (bodem)insecten, waar onder Ree, Das, Rosse vleermuis en Ruige dwergvleermuis is het hardhoutooibos een geschikt leefgebied. De gehanteerde randvoorwaarde: vanwege de opstuwende werking van bossen en struwelen wordt hardhoutooibos in het toekomstbeeld alleen buiten de stroombaan ontwikkeld. Stroomdalgraslanden Tot de stroomdalgraslanden rekenen we alle bloemrijke open graslandvegetaties op rivierduintjes, hoge oeverwallen, kronkelwaardruggen en dijken in het buitendijkse rivierengebied. Voor deze studie scharen we onder dit vegetatietype zowel de echte stoomdalgraslanden van het Sedo-Cerastion-verbond als de glanshaverhooilanden (Arrhenatherion elatioris). Stroomdalgraslanden komen voor op weinig bemeste, kalkhoudende zandige tot zavelige bodems en verdragen maximaal dagen overstroming in het groeiseizoen. Morfodynamiek waarbij kalkhoudend zand met hoogwater op de oeverwal of door de wind in duintjes wordt afgezet is belangrijk voor de instandhouding en ontwikkeling van stroomdalgraslanden. Kenmerkende plantensoorten van het stroomdalgrasland pure sang zijn onder andere: Gewone agrimonie, Wilde averuit, Voorjaarszegge, Cipreswolfsmelk Steenanjer, Zachte haver, Kaal breukkruid, Kattendoorn, Kleine bevernel, Voorjaarsganzerik, Kleine pimpernel, Duifkruid, Overblijvende hardbloem, Zacht vetkruid, Tripmadam, Kleine ruit, Grote tijm, Kleine tijm, Liggende ereprijs en Lathyruswikke. Glanshaverhooilanden zijn met soorten als Goudhaver, Roodzwenkgras, Veldsalie, Gele morgenster, Groot streepzaad, Glad walstro en Gewone hoornbloem Karwijselie en Oosterse morgenster iets minder soortenrijk. Bloemrijke vegetaties zijn vaak zeer rijk aan insecten. De Veldparelmoervlinder is één van de vele vlindersoorten die zich hier voortplant. Daarnaast zijn soortenrijke vegetaties zijn van belang voor grondbroedende vogelsoorten als Patrijs, Grutto, Kievit, Tureluur, Goudplevier, Veldleeuwerik, Gele kwikstaart en Kwartelkoning en is het een geliefd biotoop voor kleine zoogdieren, zoals de Rosse vleermuis en de Das. Zandstrandjes en rivierduinen Hiertoe behoren alle kale of slechts met pioniervegetatie begroeide zandstranden en -duinen langs het zomerbed en in nevengeulen. Zandstranden behoren als gevolg van de sterk wisselende waterstanden en stroming tot de meest dynamische terrestrische zones van het riviersysteem. Deze morfodynamiek zorgt ervoor dat het substraat voortdurend in beweging is en alleen pioniersoorten zich hier kunnen vestigen. Zandstranden en rivierduinen komen voor in de midden- en

34 NAGW verkenning grote rivieren 34 Kenmerkende ecotopen benedenloop van rivieren met natuurlijke oevers en rivieren waarvan de oevers met kribben zijn verdedigd. In gestuwde rivieren komen minder zandstranden voor omdat de peildynamiek daar gering is. In Nederland komen de meeste zandstanden voor langs de Waal (Merwede), en in mindere mate de Zandmaas en de Nederrijn-lek. Ook in de benedenrivieren kunnen, mits het getij voor voldoende dynamiek zorgt, zandstranden voorkomen. Rivierduinen ontstaan door verstuiving van hoge zandige oeverwallen of door opwaaiend zand over brede droogvallende rivierstanden. In Nederland vindt actieve duinvorming nu vrijwel alleen plaats langs de Waal. In de ondiepe oeverzone van het strand groeien bij voldoende lichtinstraling benthische algen en kiezelwieren, die als voedsel dienen voor macrofauna soorten, zoals dans- en vedermuggen. Daarnaast is het paai- en opgroeihabitat van rheofiele vissoorten als Barbeel, Kopvoorn, Serpeling, Sneep, Rivierdonderpad en Winde. De zandstranden en duinen vormen het leefgebied voor zich ingravende amfibieën, spinnen en insekten, zoals de Knoflookpad, de Grindwolfspin, loop- en kortschildkevers en oeverwantsen. Deze macrofauna soorten vormen het voedsel voor vissen en vogels. De kale zandoevers en -banken zijn foerageer- en broedgebied voor sterns en steltlopers, zoals de Kleine plevier en zwem-eenden, zoals de Slobeend, Pijlstaart en de Smient. Grindbanken en -platen Grindbanken komen vooral voor in de middenloop van een rivier, waar door de sterke stroming een zeer sterke dynamiek heerst. In Nederland geldt dit alleen voor de Grensmaas. Grindbanken bestaan uit kaal grind en zand met pioniersoorten die zeer frequent worden overstroomd. Ze komen voor als eilanden in de ondiepe grindbedding of vormen (brede) platen met oppervlakkige geulen langs de oever. Grindplaten hebben een schraal en verdrogend karakter, doordat er door het substraat een snelle uitspoeling van voedingsstoffen plaatsvindt en de bodem geen water kan vasthouden. Op en tussen het grindmateriaal kunnen zich algen en macrofaunasoorten vestigen. De ondiepe, onder water staande delen zijn belangrijk voor stroming-minnende (rheofiele) vissen. Dit ecotoop vormt een paaiplaats voor zalmachtigen, zoals de Zalm en Zeeforel en het leefgebied voor de Barbeel, Kopvoorn, Sneep en Rivierdonderpad. Grindbanken kennen een specifieke flora en fauna met typische pionieersoorten als Maasraket, Zandweegbree, Kleine rupsklaver, Riempjes en Klein viltkruid. Grindbanken worden als nestplaats gebruikt door de Visdief en Kleine plevier en als foerageer en broedplek voor de Grote gele kwikstaart en de Oeverloper. Het is een rust- en verblijfplaats voor vogels, zoals de Aalscholver, eenden en sterns en voor zoogdieren, zoals de Waterspitsmuis, indien de grindbank niet door water is omringd. Riviermoerassen Riviermoerassen komen voor in de oeverzone van geïsoleerde en eenzijdig aangesloten geulen, plassen en laaggelegen kleikommen in de vlakte. De vegetatie wordt gedomineerd door hoge, snelgroeiende ruigtekruiden met een vermogen tot sterke vegetatieve uitbreiding. Riet kan ook in riviermoerassen voorkomen, maar zal op de langere termijn verdrongen worden door de ruigtekruiden. Ruigtesoorten ontwikkelen zich op stikstofrijke plaatsen, zoals aanspoelingsgordels, die tijdens het groeiseizoen boven de waterlijn komen te liggen. De zaailingen en volwassen planten zijn minder bestand tegen hoge waterstanden in het groeiseizoen dan echte moerassoorten als Riet, grote zeggensoorten en lisdodde. Overstroming in de winter kunnen deze ruigtesoorten goed doorstaan. De vochtigheidszone, waar moerasruigtes voor kunnen komen, ligt dan ook hoger dan die van de echte rietmoerassen. Er kan successie optreden van ruigte naar bos, waardoor riviermoerrassen door-ontwikkelen van zachthout struweel naar ooibossen. Veel voorkomende ruigtesoorten zijn Harig wilgenroosje, Grote brandnetel, Akkerdistel, Haagwinde, Moerasspirea, Rivierkruiskruid, Groot hoefblad, Akkerdistel en Moerasandoorn. Moerasruigtes zijn broedgebieden voor watervogels zoals de Fuut, eendachtigen en ral- en reigerachtigen, zoals de Waterral en de Grote zilverreiger. Daarnaast zijn riviermoerassen habitat voor roofvogels, zoals de Bruine en Blauwe kiekendief en kleinere vogels, zoals Baardmannetje, Snor, Kleine en Grote karekiet, Blauwborst, Rietgors en Rietzanger. Riviermoerassen fungeren als paai-, rust- en schuilgebied voor amfibieën en insecten en vormen broed-, foerageer- en rustgebied voor de Otter. Rietmoerassen In rietmoerassen domineren helofytensoorten, zoals Riet, Mattenbies, Liesgras, Rietgras, grote zeggesoorten en Lisdodden. Rietmoerassen komen voor in de benedenrivieren met getij en binnengedijkte verlande geulen. De hydrodynamiek beïnvloedt sterk de vitaliteit van de helofyten. Een natuurlijk peil, waarbij de waterstand tot ver in de zomer boven maaiveld staat en daarna kan uitzakken, of een natuurlijke getijslag, is het beste voor de vitaliteit van riet en de soortenrijkdom. Bij een onnatuurlijk (stabiel) peil zal riet moeite hebben om zich op de lange termijn te handhaven, doordat door strooiselophoping op den duur verlanding kan optreden en riet door kieming van andere soorten verdrongen wordt. Daarnaast is er bij een onnatuurlijk peil een hogere kans op vorstschade en begrazing door watervogels. Het Rietmoeras vormt het leefgebied voor moeras- en watervogels, zoals ganzen. De helofyten vormen een belangrijke voedselbron voor herbivore watervogels, zoals de Brandgans, Smient, Grauwe gans en Meerkoet. De laatstgenoemde twee soorten zijn zelfs in staat door begrazing de

35 NAGW verkenning grote rivieren 35 Kenmerkende ecotopen helofytenontwikkeling te sturen. Rietmoeras is het broedbiotoop voor vogelsoorten, die alleen of bij voorkeur in vegetaties met riet broeden, zoals Grote karekiet en Kleine karekiet, Roerdomp, Rietgors, Lepelaar, Waterral, Bruine kiekendief en de Kleine en Grote Zilverreiger. Oeverzones met riet vormen een geschikt nest-, foerageer- en leefgebied voor de kleine zoogdieren als de Otter en Noordse Woelmuis. Slikken en gorzen Slikken en gorzen komen voor in de benedenloop van rivieren en in het zoetwatergetijdengebied, zoals in de Lek, de Beneden Merwede en de Biesbosch. De slikkige bodem ontstaat door de sedimentatie en erosie van slib, als gevolg van een twee maal daagse overstroming en droogval door getijdenwerking of als gevolg van zeer langdurige overstromingen. Vooral langs rivieren met een getijslag van één meter en meer komt slikvorming voor. De morfodynamiek is minder sterk dan bij de zandstranden, zodat transport en sedimentatie van slib overheersen. Gorzen hebben een iets hogere ligging dan slikken en overstromen daardoor niet dagelijks en hebben in het algemeen een wat meer zandige samenstelling. De macrofaunagemeenschap van slikken is vergelijkbaar met die van de zandstranden en platen (dans- en vedermuggen), maar er komen meer soorten voor en de abundantie is hoger dan bij zandplaten. Verder zijn slikken over het algemeen meer begroeid met pioniervegetatie dan zandplaten. Een kenmerkende soort van meer slikkig substraat is de Schildersmossel. Slikken zijn door hun grote primaire productie een belangrijke voedselbron voor steltlopers. Dit geldt voor zowel broed- als trekvogels, zoals Tureluur, Scholekster, Kluut, Bontbekplevier en Kleine plevier. Gorzen zijn veelal begroeid met rietsoorten.

36 Getijdenlek Stichtse Rijn Dynamiek en ondergrond

37 en Lek Nederrijn langs stuwwallen en Betuwe Nederrijn tot eerste stuw, Pannerdensch Kanaal en Rijnstrangen Het hier beschreven traject van de Rijn begint als het Pannerdensch Kanaal en gaat verder als Nederrijn en Lek, totdat deze overgaat in de Nieuwe Maas bij Kinderdijk. Tussen Driel en Hagestein is de rivier gestuwd middels 3 stuwen. De stuwen zijn gebouwd tussen 1958 en 1970 om de Nederrijn beter bevaarbaar te maken en de afvoerverdeling tussen de IJssel en de Nederrijn beter te kunnen regelen. Door de stuwen zijn de waterpeilen bij lage tot gemiddelde afvoer nagenoeg constant en hoger dan ze zouden zijn zonder stuwen. Vanaf een afvoer van 2350 m3/s bij Driel tot 3500 m3/s bij Amerongen worden de stuwen opgetrokken en stroomt de rivier weer vrij af. Dit vindt plaats gedurende circa 60 dagen per jaar. Het gevolg is dat de plassen en geulen in de en nooit droogvallen en altijd een relatief hoge waterstand houden. Bovenstrooms van de stuw bij Driel varieert de waterstand nog wel mee met de afvoer en benedenstrooms van Hagestein staat het waterpeil onder invloed van getijden, met een gemiddelde fluctuatie van ca 1 meter. Op basis van verschillen in processen en ondergrond is de rivier ingedeeld in vier deeltrajecten (zie ook bijlagen): 1. Nederrijn tot eerste stuw: het niet-gestuwde deel tot aan de stuw van Driel; in dit traject worden ook de Rijnstrangen meegenomen 2. Nederrijn langs stuwwallen en Betuwe: het gestuwde deel langs de stuwwallen 3. Stichtse Rijn en Lek: het gestuwde deel zonder stuwwallen 4. Getijdenlek: het niet-gestuwde deel met getijde invloed Legenda hardhoutooibossen zachthoutooibossen stroomdalgraslanden riviermoerassen rietmoerassen geul, geïsoleerd geul, eenzijdig aangetakt geul, meestromend zand- en grindwinplassen zandstrandjes actieve oeverwallen rivierduinen slikken en gorzen Nederrijn en Lek

38 Fraterwaard Brummensche waarden Olburgsche waard Noordingsbouwing De Grind Havikerwaard toekomstbeeld Nederrijn tot eerste stuw Koppenwaard Mauriksche- en Ecksche waarden Doesburg Vaalwaard Rheden en de Steeg Kroonestein Zuiderwaard Groote of Koningspleij (IJssel) Renkumse benedenwaarden Arnhem Lathumse en Bahrsche waard Velperwaarden Stuw Driel gsche older Ingensche waarden Wageninger benedenwaarden Renkum Schoutenwaard Doorwerthsche waarden Rosandepolder Elster buitenwaarden IJsseloordsche polder IJsseldijker waard Meinerswijk Tollewaard Middelwaard Tegenover Tollewaard Westervoort Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche en Hondsbroeksche pleij Huissensche waarden noord Rhenensche buitenwaarden Loowaard Wolswaard Huissensche waarden zuid Gouverneursche polder Hiensche en Pannerdensche buitenwaard Willemspolder Drutensche waarden west Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost Klompenwaard Doorneburgsche buitenwaard IJzendoorn Willemspolder Lobberdensche Waard Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder Ewijcksche waard Pannerdensche Kop Geitenwaard Gendtsche waarden Moespotsche waard De Bijland Oosterhoutsche weilanden fysiotopen Bemmelsche waarden Groenlanden Nijmegen Gouden Ham elsche waard Buiten Ooy Millingerwaard Oijensche Middenwaard Greffeling IJsse Diedensche Uiterdijk Allemanswaard Het Scheel Moleneindsche waard De Lymen De Macharensche Waarden Maasakker Liendensche waard Niftriksche waarden Over de Maas Bijenwaard Millingen Ossekampen zomerbed Middelwaard Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Hooge Wijth Katwijk Maaskampen St. Agatha Neder- en Overasselstsche waarden Mook en Middelaar hoogtekaart met stroombaan Maaskemp Sluispolders

39 Deeltraject: Nederrijn tot de eerste stuw NAGW verkenning grote rivieren 39 Dit deeltraject bestaat uit eigenlijk uit drie verschillende onderdelen: de Rijnstrangen, het Pannerdensch kanaal en de Nederrijn tot aan de stuw van Driel. Het Pannerdensch Kanaal vormt de verbinding tussen de Waal en de Rijn. Het kanaal is gegraven rond 1700, als alternatief van de Rijnstrangen, die door verzanding steeds minder water voerden. In dit deeltraject is, met uitzondering van de Rijnstrangen, de aan de afvoer gekoppelde rivierdynamiek nog aanwezig: het waterpeil fluctueert mee met de afvoer van de rivier. Ter hoogte van Arnhem maakt de Rijn deel uit van de stadsoevers. Vanaf Arnhem wordt de rivier aan de noordzijde geflankeerd door de stuwwal van de Veluwe en is er sprake van een asymmetrisch profiel, waarbij de rivier aan de noordzijde wordt begrensd door steile hellingen. Hier treedt lange kwel op in de en ten noorden van de rivier. De hogere delen zijn geschikt voor matig soortenrijk stroomdalgrasland en worden minder dan jaarlijks overstroomd. Buiten de stroomlijncontour kan zich hardhoutooibos ontwikkelen. De lage en vochtige vlaktes worden jaarlijks overstroomd. Hier kan zich soortenrijk stroomdalgrasland ontwikkelen, met overgangen naar ruigte en zachthoutooibossen. Door het stoppen van kunstmatig peilbeheer, wat niet meer nodig is omdat de landbouw uit de en verdwijnt, zal de kwelinvloed weer toenemen. Hierdoor ontstaan kansen voor meer habitatdiversiteit en -kwaliteit. In de en zijn nog diverse geulrestanten en kronkelwaarden aanwezig. Ook liggen er veel plassen die zijn achtergebleven na zand- en grindwinning. Rietmoeras In het Rijnstrangengebied liggen kansen voor het realiseren van laagdynamische riviernatuur in de vorm van rietmoerassen en gradiënten via ruigte naar zachthoutooibos. Het Rijnstrangengebied vormt met deze inrichting geen onderdeel van het riviersysteem, maar vormt wel een waardevolle aanvulling op de benedenstroomse rietmoerassen. Het openen van de Rijnstrangen kan nodig zijn om in de toekomst nog grote rivierafvoeren beter te accommoderen. Het herstel tot een (periodiek) stromend systeem kan tot specifieke en waardevolle herstelkansen leiden, maar moet dan afgezet worden tegen de effecten op de laagdynamische natuur van nu. Plassen In de diepe zand- en grindwinningsplassen kunnen meer gradiënten worden aangebracht door de plassen te verondiepen. Plassen kunnen daarbij zowel aangetakt als niet-aangetakt zijn op de rivier. Nietaangetakte plassen worden gevoed door rivier- of lange kwel, en raken enkele dagen tot weken per jaar vanuit de rivier overstroomd. Aangetakte plassen doen mee in de natuurlijke rivierdynamiek. De plassen bieden een fourageer- en broedhabitat voor watervogels. Uiterwaardvlakten In de vlaktes ontstaan, door zomerkade-verlaging of -verwijdering, meer mogelijkheden voor dynamiek door regelmatig overstromen. De inrichting wordt hierdoor meer divers: er is sprake van meer structuurvariatie met de daaraan gerelateerde gradiënten. In de diepe zand- en grindwinningsplassen kunnen meer gradiënten worden aangebracht door de plassen te verondiepen.

40 stuwwal Bru toekomstbeeld Nederrijn langs stuwwallen en Betuwe Havikerwaard Koppenwaard Mauriksche- en Ecksche waarden Vaalwaard Rheden en de Steeg Krooneste Zuiderwaard Groote of Koningspleij (IJssel) Meandertak Gravenbol Renkumse benedenwaarden Ingensche waarden Domswaard Lunenburgerwaard Wageninger benedenwaarden Lathumse en Bahrsche waard Velperwaarden Renkum Schoutenwaard Doorwerthsche waarden Rosandepolder Elster buitenwaarden IJsseloordsche polder IJsseldijker waard Meinerswijk Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Arnhem Stuw Driel Amerongsche bovenpolder Middelwaard Tegenover Tollewaard Westervoort Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche en Hondsbroeksche pleij Huissensche waarden noord Rhenensche buitenwaarden Loowaard Wolswaard Huissensche waarden zuid Gouverneursche polder Hiensche en Pannerdensche buitenwaard Willemspolder Drutensche waarden west Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost Klompenwaard Doorneburgsche buitenwaard Wamelsche IJzendoorn Willemspolder Lobber Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder Ewijcksche waard Pannerdensche Kop fysiotopen Tiel Geitenwaard Gendtsche waarden Moespotsche waard De Bijland Oosterhoutsche weilanden Bemmelsche waarden Groenlanden Passewaaij Nijmegen Gouden Ham Dreumelsche waard Buiten Ooy Millingerwaard Oijensche Middenwaard Greffeling Diedensche Uiterdijk Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Het Scheel Voorne Heerwewaarden Moleneindsche waard De Lymen De Macharensche Waarden Alemsche n Drielsche Ossekampen Middelwaard Hemelrijksche Waard De Lithse Ham Wildsche Waarden Liendensche waard zomerbed De Kop Buitenpolder Heerewaarden Maasakker Niftriksche waarden Over de Maas Voorne emsche Drielsche erwaard Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Zandmeren sche rd d stuwwal Katwijk Hooge Wijth Maaskampen St. Agatha Neder- en Overasselstsche waarden hoogtekaart met stroombaan Mook en Middelaar Maaskemp Millingen

41 Deeltraject: Nederrijn langs stuwwallen en Betuwe NAGW verkenning grote rivieren 41 De Nederrijn is een laaglandrivier die zich kenmerkte door een slingerende loop met zandbanken in de binnenbochten, kleine eilanden en zandplaten die omringd waren door korte nevengeulen. Tegenwoordig is de rivier gefixeerd in een door kribben afgebakende hoofdloop en zijn alle eilanden en veel zandbanken uit de rivier verdwenen. Het oude landschap van geulen en zandplaten in de en werd bedekt onder een laag klei, die zich door de kanalisatie van het zomerbed eeuwenlang heeft kunnen opbouwen. Sinds de jaren 60 is de Nederrijn bovendien gestuwd en verloor ze haar karakter van een vrij afstromende zandrivier. Zomerstanden staan permanent hoog, waardoor dynamische pioniersituaties nauwelijks meer optreden. Laagdynamische moerasnatuur Door het gestuwde karakter zijn specifieke kansen voor een relatief laagdynamisch moerassysteem ontstaan. Boven gemiddelde waterstanden gaat de Nederrijn wel weer betrekkelijk snel vrij afstromen, waardoor het riviersysteem bij hogere standen nog stromingsdynamiek kent. Het gestuwde zomerpeil zorgt ervoor dat verlaging (reliëf volgend) vrij snel tot het ontstaan van plasdrassituaties en de ontwikkeling van grootschalig riviermoeras leidt. Om moerasontwikkeling kansrijk te maken, is een verlaging tot maximaal 0,80 meter onder stuwpeil (en op veel plaatsen ondieper) een goed uitgangspunt. Het verwijderen of verlagen van de zomerkade kan voor meer dynamiek zorgen door regelmatige overstroming. Begrazing kan worden ingezet als beheermaatregel. Door het gestuwde karakter zijn vooral niet-aangetakte of benedenstrooms aangetakte hoogwatergeulen kansrijk, met overgangen naar ruigte en zachthoutooibossen. Maximale streefdiepte van de geulen: 1 meter, met een breedte van circa 15 tot 50 meter. Stuwwallen Kenmerkend voor dit deeltraject is de ligging tegen hoge gronden van het Veluwe Massief en de Utrechts Heuvelrug. Hierdoor treedt lokaal lange kwel uit, die benut kan worden in riviergeulen. Wel is de kweldruk niet overal even groot. Aan de noordzijde zijn de en lokaal kansrijk voor de aanleg van geïsoleerde of eenzijdig aangetakte, kwelgevoede geulen met een rijke waterplanten begroeiing. Om de kwelwerking goed tot uiting te laten komen is een beperkte breedte en diepte van belang, evenals een geleidelijke afvoer van het kwelwater in benedenstroomse richting: een kleine sloot of overloop naar de rivier is al voldoende. Breedte van de geulen: 5 tot 20 meter, met een maximale diepte van 0,5 tot 0,75 meter. Door het stoppen van het op de landbouw afgestemde kunstmatig peilbeheer zal de kwelinvloed toenemen. Hardhoutooibossen Doordat de stroombaan een groot deel van de breedte van het rivierbed beslaat, zijn mogelijkheden voor de ontwikkeling van hardhoutooibos beperkt. Aan de noordzijde, in aansluiting op de bosbegroeiing van de stuwwallen, liggen wel kansen, zowel voor stroomdalgraslanden als voor overgangen van zachthout naar hardhoutooibossen met struweelbegroeiing en bolgewassen. Hierdoor kan de gradiënt tussen stuwwalbossen en de en worden hersteld en versterkt. Beekdalmondingen Aan de noordzijde van de rivier kan de corridorfunctie van in de rivier uitmondende beken en beekdalen worden benut. Hier liggen mogelijkheden voor habitats met een voldoende goede waterkwaliteit en het creëren van gradiënten, door het benutten van rivierkwel, regionale kwelstromen en natuurlijke beken. Door de beek weer vrij te laten uitstromen in de rivier, eventueel met binnenlandse verlegging van de rivierdijk en een noodafsluiting, kan de vrije monding van de beek weer worden hersteld. De rivierdynamiek komt terug in het beekdal, waardoor habitat diversiteit ontstaat, en er is weer een vrije intrek van vissoorten en amfibieën mogelijk, die verder gaat dan een vistrap. begrazing stroombaan Nederrijn met kwelgeul aan de stuwwalkant; stroomdalgraslanden en hardhoutooibossen sluiten aan op de bestaande bosbeplanting op de stuwwallen; vlakten met riviermoerassen; ruigte en zachthoutooibossen op de hogere delen. Lage dynamiek is karakteristiek voor dit deeltraject vanwege de aanwezigheid van stuwen.

42 toekomstbeeld Stichtse Rijn en Lek Lekkanaal naal t Waalsche waard Mauriksche- en Ecksche waarden eswijk Honswijkerwaarden renwaard rd Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Hagesteinsche Amsterdam-RIjnkanaal Bosscherwaarden Renkumse benedenwaarden Stuw Driel Amerongsche bovenpolder Rijswijcksche waard Lazaruswaard Ingensche waarden Domswaard Redichemsche waard Lunenburgerwaard Wageninger benedenwaarden Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Doorwerthsche waarden Elster buitenwaarden Steenwaard Goilberdingerwaard Renkum Schoutenwaard Middelwaard Tegenover Tollewaard Beusichemse waard Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche e Rhenensche buitenwaarden Wolswaard Gouverneursche polder Hiensche en Willemspolder Drutensche waarden west Wamelsche Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost IJzendoorn Willemspolder Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder fysiotopen Ewijcksche waard Tiel Moespotsche waard Oosterhoutsche weilanden Passewaaij Nijmeg Gouden Ham Stiftsche en Grobsche waard Herwijnensche bovenwaard Dreumelsche waard Het Scheel Voorne Heerwewaarden Moleneindsche waard De Macharensche Waarden Zaltbommel Breemwaard Buitenpolder Heerewaarden Gamerensche waarden De Neswaarden Hurwenensche en k Heesseltsche Voorne Maasakker Liendensche waard Niftriksche waarden Over de Maas Ossekampen zomerbed De Kop Alemsche en Drielsche Broeksche Waard uitenpolder het Eiland van Nederhemert Alemsche en Drielsche Middelwaard Buitenpolder Heerewaarden Hemelrijksche Waard Alemsche en Drielsche Alemsche en Drielsche De Lithse Ham Wildsche Waarden Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Zandmeren Wijksche Waard Arkenswaard De Lymen Rossumsche waard Kerkenwaard Herwijnensche benedenwaard Diedensche Uiterdijk Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Rijswaard Oijensche Middenwaard Greffeling Alemsche en Drielsche Doornwaard Kolkenwaard Hooge Wijth Hedelsche benedenwaarden sche d Maaskampen Hedelsche Bovenwaarden Boven Drielsche Slijkwell Gansooiensche Uiterwaard Empelse Waarden Heusden West Bernsche Koornwaard hoogtekaart met stroombaan Neder- en Overasselstsche waarden

43 Deeltraject: Stichtse Rijn en Lek NAGW verkenning grote rivieren 43 Dit deeltraject is eveneens gestuwd, met hoge peilen, waardoor plassen en geulen in de en nooit droogvallen en een relatief hoge waterstand houden. In tegenstelling tot het bovenstroomse deeltraject ligt de rivier hier hoger dan het omringende landschap waardoor de rivier een infiltrerende werking heeft. rivierloop kruisen, bieden goede mogelijkheden. De aanleg van een kwelkom aan de binnendijkse kant van de dijk, met een natuurlijke inrichting van rietmoeras, kan een alternatieve oplossing bieden voor dijkstabilisatie ter voorkoming van piping. Laagdynamische moerasnatuur Ook hier wordt ingezet op de ontwikkeling van stagnante water- en moerassystemen. Een belangrijk verschil met het voorgaande deeltraject is dat het rivierdal niet langer aan hoge gronden grenst, maar aan binnendijkse komgronden. In niet-aangetakte moerasjes en geulen achter kaden en oeverwallen kan, dankzij het permanent hoge rivierpeil, rivierkwel uittreden. Dit maakt de ontwikkeling van rivierkwelmoerassen of - geulen met rijke watervegetaties kansrijk. Een kwelgeul wordt afgegraven tot op de zandondergrond en watert via een overloopdrempel, sluisje of duiker heel geleidelijk benedenstrooms op de rivier af. Breedte kwelgeul m, diepte maximaal 1 meter. Volgens hetzelfde principe is de ontwikkeling van rieten zeggenmoerassen mogelijk: ontgraven maaiveld tot circa 0,5-1 m beneden stuwpeil, zo mogelijk tot op de zandondergrond. Door het gestuwde karakter zijn niet-aangetakte of benedenstrooms aangetakte hoogwatergeulen kansrijk, met moeras- en waterplanten ontwikkeling en overgangen naar ruigte en zachthoutooibossen in de lengterichting van de geulen. Maximale streefdiepte van de geulen: 1 tot 1,5 meter, met een breedte van circa 15 tot 50 meter. Binnendijkse laagdynamische riviernatuur Aan weerszijden van de rivier ligt een landschap van oeverwallen en komgronden. De rivierkwel naar de binnendijkse delen achter de dijk biedt kansen voor het realiseren van laag-dynamische riviernatuur met rietmoerassen. Met name de locaties waar oude rivierlopen de huidige hoog water Kwelkom met kansen voor binnendijks rietmoeras; alternatieve oplossing voor dijkstabilisatie ter voorkoming van piping. begrazing stroombaan Stichtse Rijn met geïsoleerde en eenzijdig aangetakte geulen en grootschalige riviermoerassen. Zachthoutooibossen op de hogere delen. Vanwege stroombaan geen ruimte voor ontwikkeling van hardhoutooibos. Lage dynamiek is karakteristiek voor dit deeltraject.

44 Alemsche Merwedekanaal Lekkanaal t Waalsche waard toekomstbeeld Getijdenlek Merwedekanaal Bossenwaard Vreeswijk Graafsche waard Heerenwaard Hagesteinsche Honswijkerwaarden Schalkwijker buitenwaard Amsterdam-RIjnkanaal Bosscherwaarden Vogelzang Polder de Eendragt Lazaruswaard Rijswijcksche waard Willige Langerak Kersbergsche- en Achthovensche en Steenwaard Redichemsche waard Lun Tussen Langerak-Nieuwpoort en Koekoeksche waard Koekoeksche waard Goilberdingerwaard Rij bu Schoonhoven / Buitenlanden Langerak-Nieuwpoort Lekwaard Beusichemse waard Ammerstol - Bergstoep Langerak- Nieuwpoort Bergstoep - Opperduit zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed Gelkenes - Groot Ammers zomerbed Ammerstol - zomerbed Bergstoep zomerbed zomerbed zomerbed Bergstoep - Opperduit zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed fysiotopen zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed Hardinxveld-Giessendam west Polder A. Eloybosch Boven-Hardinxveld Polder de Dordtsche Avelingen Grobsche waard Stiftsche en Heeseltsche middenplaat zomerbed zomerbed zomerbed Dordrecht Merwedepolders Sliedrecht-west zomerbed zomerbed zomerbed Sliedrecht-oost zomerbed zomerbed zomerbed Steurgat zomerbed zomerbed zomerbed zomerbed Biesbos zomerbed zomerbed zomerbed Dordrecht Merwedepolders Polder Dordrecht Kort en Biesbos Merwedepolders Lang Ambacht Dordrecht Merwedepolders Hardinxveld-Giessendam Biesbos Biesbos Biesbos Gorinchem Werkendam Nieuwe Merwede linkeroever Sleeuwijker Waard Munnikenland Dalemsche Waard Groesplaat Woudrichem Vuren Dalemsche waard Brakelsche benedenwaarden Ruyterwaard Poederoijensehoek Herwijnensche benedenwaard De Neswaarden Herwijnensche bovenwaard Zaltbommel Breemwaard Rijswaard Kerkenwaard Gamerensche waarden Hurwenensche en Rossumsche waard Buitenpolder Heerewaarden Heesseltsche Alemsche en Drielsche Heerwewaar Alemsche en Drielsche Buit Heer en Drielsche Steurgat Rijswijkse Waard Woudrichem Poederoijensche Waarden Andel Broeksche Waard Alemsche en Drielsche Wijksche Waard Zandmer Buitenpolder het Eiland van Nederhemert Kolkenwaard Arkenswaard Doornwaard Hedelsche benedenwaarden Alemsche en Drielsche Genderensche Uiterwaard Hemertsche waard Gansooiensche Uiterwaard hoogtekaart met stroombaan Heusden - West Slijkwell Hedelsche Bovenwaarden Empelse Waarden Boven Drielsche Koornwaard Bernsche

45 Deeltraject: Getijdenlek NAGW verkenning grote rivieren 45 Getijde invloed Na het graven van de Nieuwe Waterweg in 1872 nam de getijde invloed op de Lek met meer dan een halve meter toe en werden de getijdenprocessen beneden de stuw nog kenmerkender. Tussen de stuw van Hagestein en Schoonhoven is de Lek een zandrivier met een het dagelijks getijdenverschil van ruim 1 meter. Dit traject kent zowel systeemkenmerken van een zwak meanderende zandrivier als van een zoetwatergetijdenrivier. Er liggen nog vrij veel riviergeulrestanten achter zandige oeverwallen, maar soms ook killen zoals de Binnenlek en getijdengeulen met rietgorzen. In dit gedeelte wordt zowel ingezet op kenmerken van een zandrivier met meestromende nevengeulen en eenzijdig-aangetakte hoogwatergeulen, als op een zoetwatergetijdenrivier met getijdengeulen, krekenstelsels en gorzen. Vanaf Schoonhoven naar het westen vindt de overgang naar een echte zoetwatergetijdenrivier plaats. Hier worden getijdengeulen steeds kenmerkender en treden karakteristieke soorten als Spindotterbloem en de Bittere veldkers op de voorgrond. Hier staat de ontwikkeling van zoetwatergetijdennatuur centraal. Hier kunnen overgangen van onbegroeid slik via biezen en riet, naar vochtige ruigte ontstaan, of overgangen van water naar wilgenbos en zachthoutooibos. Slikken en zandstrandjes Voor het gehele deeltraject geldt met het verwijderen van oeververdediging waar mogelijk, ontwikkeling van zandstrandjes en getijdenoevers mogelijk wordt. Er ontstaat vrije ruimte voor sedimentatie en aanslibbingsprocessen tot zandstrandjes, slikken en gorzen. Rietmoerassen Door de lage dynamiek en natuurlijke getijdenwerking in dit deeltraject zijn er hier goede kansen voor ontwikkeling van rietmoerassen. Vooral in het gedeelte tussen Hagestein en Schoonhoven zijn de en breed genoeg om grotere velden rietmoeras te herbergen, met name in de achterste, hogere delen van de en, waar sprake is van minder dynamiek en meer sedimentatie van klei. Getijdengeulen of krekenstelsels Ontwikkeling van zoetwatergetijdennatuur kan door het afgraven van de hoog opgeslibde, verruigde delen tot oorspronkelijke getijdengeulen en kreken met bijbehorende slikken en gorzen. Krekenstelsels kenmerken zich door een boomvormige structuur en takken steeds alleen benedenstrooms op de hoofdloop aan. Breedte van de geulen: 5 tot 25 meter, ontgravingsdiepte is 0 tot 1 m beneden de gemiddelde ebstand. Omdat hiermee in feite de successie teruggezet wordt, is dit tevens een mooie vorm van cyclische verjonging: met maaiveldverlaging en het verwijderen van zomerkaden kunnen hoog opgeslibde gorzen weer worden ge-reset tot actieve zoetwatergetijdennatuur. In de getijdevlakten is ruimte voor sedimentatie en aanslibbing en kunnen spontaan kreken ontstaan door insnijding van bij eb wegstromend water. Smalste deel van de Lek, met slikken en krekenstelsels. stroombaan Lek, met zandstrandjes, rietmoerassen en zachthoutooibossen.

46 IJssel-Vechtdelta Dynamiek en ondergrond Sallandse IJssel

47 IJssel De IJssel is vrij afstromend, heeft een dynamisch karakter en kan worden gezien als een compleet watersysteem vanaf de IJsselkop bij Arnhem tot aan de IJssel-Vechtdelta. De IJssel kenmerkt zich als een klassieke rivier, waarvan de meanders nog grotendeels bewaard zijn. De grote meanders en fysische structuren in de ondergrond kennen hun oorsprong in een tijd dat de IJssel een heel andere (grotere) afvoer kende met een veel grotere dynamiek dan nu. Sindsdien heeft de IJssel zich met name in de zuidelijke delen steeds verder ingesneden en zijn de afvoeren kleiner geworden: de IJssel heeft lange tijd steeds minder water ontvangen, doordat steeds meer water van de Rijn via de Waal naar zee ging stromen. Pas na de aanleg van het Pannerdensch Kanaal en de verlegging van het splitsingspunt IJsselkop in de 18e eeuw kreeg de IJssel zijn huidige afvoerkarakteristieken. Met de huidige afvoer van de rivier zouden er veel kleinere bochten en meanders ontstaan, zij het dat die nu door de steenbestortingen aan de oevers en de strekdammen zijn vastgelegd. De kronkelwaardruggen en geulen zijn derhalve geen actieve structuren meer. Door de doorsnijding van relatief kleinschalige zandlandschappen is sprake van sterke verwevenheid tussen binnen- en buitendijks met een gevarieerd, kleinschalig agrarisch karakter, met vele landgoederen als waardevolle landschappelijke elementen in het IJssellandschap. De bedijkte IJssel vormt daardoor, in tegenstelling tot de Waal, geen landschap op zichzelf, maar is een onderdeel van het totale IJssellandschap. Legenda hardhoutooibossen zachthoutooibossen stroomdalgraslanden riviermoerassen rietmoerassen geul, geïsoleerd geul, eenzijdig aangetakt geul, meestromend zand- en grindwinplassen zandstrandjes actieve oeverwallen rivierduinen Midden IJssel De IJssel voert ongeveer 1/9 van het rivierwater af dat bij Lobith ons land binnen stroomt. De stuwen in de Nederrijn-Lek dragen er samen met de kribben in de IJssel aan bij dat de IJssel ook bij lage rivierafvoer meestal voldoende water ontvangt voor de bevaarbaarheid. De IJssel is op te delen in vier deeltrajecten met elk hun eigen dynamiek (zie ook bijlagen): 1. Boven IJssel: vanaf de splitsing bij Westervoort tot aan Rheden is de rivier met en relatief smal en heeft een groot verhang; hierdoor kent dit deel een grote dynamiek met de grootste peilverschillen bij fluctuerende rivierafvoer 2. Midden IJssel: vanaf Rheden tot Deventer voert de rivier door een historisch kronkelwaardenlandschap met brede meanders, plaatselijk grenzend aan oudere rivier-terrassen; de rivier heeft hier een drainerende werking 3. Sallandse IJssel: van Deventer tot aan Zwolle is de rivier vrij recht en stroomt vrij tussen hoge oeverwallen; de rivier ligt hoger dan de omgeving en heeft daardoor een infiltrerende werking 4. IJssel-Vechtdelta: vanaf Zwolle tot aan de IJsselmonding is de IJssel een echte laaglandrivier met deltakenmerken Boven IJssel

48 Scheller en Oldener buitenwaarden Gelderdijksche waard IJsselcentrale Hoenwaard Harculosche buitenwaarden Herxer en Marlerwaarden Wijher buitenwaarden Vorchter waarden Oenerdijkeren Weelsumerwaarden Duursche waarden en Fortmond Welsumvelder buitenwaarden Olster waarden Keizersen Stobbenwaard Terwolderdorpenwaarden Deventer zomerbed Ossenwaard Epseweerdse polder Bolwerksweide Epseen Bokkenwaard Wilpse klei Ravenswaarden Rijsselsche waard Rammelwaard Twenthekanaal Zutphen Gelderhoofdsche waard Tichelbeekse waarden Stokebrandsweerd Reuversweerd Bronkhorster waarden Brummensche waarden Spaansweerd Olburgsche waard De Grind Havikerwaard Fraterwaard Vaalwaard Zuiderwaard toekomstbeeld Boven-IJssel Lathumse en Bahrsche waard fysiotopen Kroonestein Arnhem IJsseldijker waard Meinerswijk Groote of Koningspleij (IJssel) Renkumse benedenwaarden Koppenwaard Doorwerthsche waarden De Rauwert Velperwaarden Tollewaard Stuw Driel Rhenensche buitenwaarden lewaard Rhenen Randwijcksche en Wageninger benedenwaarden Renkum Drielsche en IJsseloordsche polder Rosandepolder Hondsbroeksche pleij Middelwaard Schoutenwaard Wolswaard Huissensche waarden noord Loowaard Westervoort Doesburg Rheden en de Steeg Noordingsbouwing hoogtekaart met stroombaan

49 Boven-IJssel NAGW verkenning grote rivieren 49 In het traject tussen Arnhem en Rheden is de overgang van de stuwwal van de Veluwe naar de Liemers kenmerkend. Dit landschap wordt doorsneden door de Boven-IJssel. Ter plaatse van stedelijke agglomeratie Arnhem-Westervoort is de IJssel relatief recht en smal met een groot verhang bij grote rivierafvoeren. Na Velp wordt de IJssel meanderend, wordt het verhang kleiner en het winterbed breder. De stuwwal genereert lokaal kwel langs de randen dat zich manifesteert in de en en de lagere binnendijkse delen. Voorbeelden hiervan zijn de Arnhemse wijk Presikhaaf dat is gelegen op een oud veencomplex en bij Ellecom waar sprake is van kwel in oud broekbos. Overgangsgebied met plassen De overgang tussen dit deeltraject en het deeltraject Midden-IJssel bestaat uit een plassengebied, ontstaan door zand- en grindwinning. De plassen hebben een grote diepte. Door eenzijdige aantakking gaan de plassen meestromen met hoog water en door verondieping van de randen kan er een gradiënt met een rijke waterplantenbegroeiing ontstaan. Uiterwaardvlakten Op de vlakten kan door zomerkadeverlaging een hogere dynamiek ontstaan, door regelmatiger overstroming. Buiten het hoogwaterseizoen is de rivierinvloed afwezig en zijn de vlaktes regenwater gevoed. Kenmerkend is het ontstaan van glanshaverhooiland, ondiep moeras op de lagere delen en soortenrijk stroomdalgrasland op de hogere delen. Buiten de stroomlijncontouren (beperkt) zijn er kansen voor zacht- en hardhoutooibos. Geïsoleerde geulen Geulen zijn in dit deel van de IJssel niet (permanent) aangetakt en variëren van niet of nauwelijks watervoerend tot geulen met een waterdiepte van 2 à 3 meter. De ondiepe geulen worden gevoed door rivierkwel, waardoor ze nat zijn in het voorjaar en droog in het najaar. Hiermee ontstaan geulen met ondiep water, plas-drasvegetaties en broekbos. Diepere geulen zijn zowel gevoed door rivierkwel als kwel van het Veluwemassief en staan alleen bij zeer hoge rivierafvoeren in contact met de rivier. In deze geulen is een rijke waterplantenbegroeiing aanwezig. begrazing stroombaan stedelijk gebied stedelijk gebied Boven-IJssel met rivierkwel en lange kwel vanaf de stuwwal; met een groot verhang bij hoge rivierafvoeren.

50 de Naters Onderdijksche waard Zwolle-IJssel-kanaal Spoolderwaard Bentinkswellen Spoolderwaard Scheller en Oldener buitenwaarden Gelderdijksche waard IJsselcentrale Hoenwaard Harculosche buitenwaarden Herxer en Marlerwaarden Wijher buitenwaarden Vorchter waarden Oenerdijkeren Weelsumerwaarden Duursche waarden en Fortmond Welsumvelder buitenwaarden Olster waarden toekomstbeeld Midden-IJssel fysiotopen hoogtekaart met stroombaan Keizersen Stobbenwaard Terwolderdorpenwaarden Deventer zomerbed Ossenwaard Epseweerdse polder Bolwerksweide Epseen Bokkenwaard Wilpse klei Ravenswaarden Rijsselsche waard Rammelwaard Twenthekanaal Zutphen Gelderhoofdsche waard Tichelbeekse waarden Stokebrandsweerd Reuversweerd Bronkhorster waarden Brummensche waarden Spaansweerd Olburgsche waard De Grind Havikerwaard Fraterwaard Vaalwaard Zuiderwaard Lathumse en Bahrsche waard Kroonestein Arnhem IJsseldijker waard Meinerswijk Renkumse benedenwaarden Groote of Koningspleij (IJssel) Doesburg Rheden en de Steeg Koppenwaard Noordingsbouwing

51 Midden-IJssel NAGW verkenning grote rivieren 51 In het traject tussen Rheden en Deventer heeft de IJssel het karakter van een insnijdende terrassenrivier: de rivier doorsnijdt het zandlandschap van Veluwe, Achterhoek en Salland en heeft een drainerende werking. De hooggelegen, brede en zandige en zijn veelal ongeschonden en kleinschalig ingericht met bijzondere morfologische structuren als kronkelwaardgeulen, uitslijpgeulen en hanken. Uniek voor dit traject is het grote aantal toestromende beken die de (ecologische) verbinding vormen met de hogere zandgronden. De op de Veluwe ontspringende beken (sprengen) worden gekenmerkt door een goede waterkwaliteit. Bij Doesburg voedt de Oude IJssel als belangrijke zijrivier de IJssel. In het traject tussen Rheden en Dieren grenzen de en aan de voet van het veluwemassief, waardoor er geen dijken nodig zijn en er feitelijk een natuurlijke overgang is van rivier naar de hogere zandgronden. De en staan hier onder invloed van kwel uit dit massief. Geïsoleerde diepe geulen Jongere hanken en strangen zijn kenmerkend in dit deel van de IJssel. Deze niet (permanent) aangetakte geulen variëren van niet of nauwelijks watervoerend, tot geulen met een waterdiepte van 2 à 3 meter. Deze geulen zijn zowel gevoed door rivierkwel als kwel van het Veluwemassief en staan alleen bij zeer hoge rivierafvoeren in contact met de rivier. In deze geulen is een rijke waterplantenbegroeiing aanwezig. Geïsoleerde ondiepe en droge geulen Ondiepe kronkelwaardgeulen en uitslijpgeulen op de hogere terrassen kunnen, afhankelijk van de hoogteligging en hydrologische omstandigheden, ondiep watervoerend zijn of grotendeels droog. Deze ondiepe geulen worden gevoed door rivierkwel en daardoor zijn ze natter zijn in het voorjaar en droger in het najaar. Er kunnen plas-drasvegetaties en broekbossen ontstaan. De niet watervoerende geulen bieden kansen voor vochtige, soms door rivierkwel beïnvloede soortenrijke graslanden. Rivierstranden, actieve oeverwallen en zandige stroomruggen Door de sterke meanders zijn er goede kansen voor actieve oeverwallen en zandige stroomruggen. Deze delen kennen een natuurlijke zanddynamiek met erosie- en afzettingsprocessen en bieden plaats voor diverse pioniersvegetaties. Voor de benodigde zanddynamiek is voldoende aanvoer van zand wel noodzakelijk, bijvoorbeeld door plekgewijs de oevers te ontdoen van stortsteen en strekdammen, waardoor rivierstranden hersteld kunnen worden. Ook op deze rivierstranden is dan volop ruimte voor morfologische processen met pioniersvegetaties. Natuurlijke beekdalmondingen Beken die monden in de IJssel vormen in potentie de belangrijkste ecologische verbinding van de rivier naar het achterland, maar zijn door de aanleg van dijken en sluizen afgesloten van de rivier. Door de beek weer vrij te laten uitstromen in de rivier, eventueel met binnenlandse verlegging van de rivierdijk en een noodafsluiting kan de vrije monding van de beek weer worden hersteld. De rivierdynamiek komt terug in het beekdal en er is weer een vrije intrek van vissoorten en amfibieën mogelijk, die verder gaat dan een vistrap. Er is ruimte voor beekvegetaties en beek-begeleidende bossen en de habitat diversiteit neemt toe. Beken komen uit op de IJssel. begrazing stroombaan Midden-IJssel, met karakteristiek kronkelwaardenlandschap, van geulen en tussenliggende ruggen.

52 Ketelpolder De Pijper Kampen Kampen Onderdijksche waard toekomstbeeld Sallandse IJssel de Naters Scherenwelle en Koppelerwaard fysiotopen Zwolle-IJssel-kanaal Spoolderwaard hoogtekaart met stroombaan Bentinkswellen Spoolderwaard Scheller en Oldener buitenwaarden Gelderdijksche waard IJsselcentrale Hoenwaard Harculosche buitenwaarden Herxer en Marlerwaarden Wijher buitenwaarden Vorchter waarden Oenerdijkeren Weelsumerwaarden Duursche waarden en Fortmond Welsumvelder buitenwaarden Olster waarden Keizersen Stobbenwaard Terwolderdorpenwaarden Deventer zomerbed Ossenwaard Epseweerdse polder Bolwerksweide Epseen Bokkenwaard Wilpse klei Ravenswaarden Rijsselsche waard Rammelwaard Twenthekanaal Zutphen Gelderhoofdsche waard Tichelbeekse waarden Stokebrandsweerd Reuversweerd

53 Sallandse IJssel NAGW verkenning grote rivieren 53 In het traject tussen Deventer en Zwolle is de IJssel vrij recht, met uitzondering van de meander bij Fortmond, en stroomt tussen vrij hoge oeverwallen. De IJssel had in dit traject het karakter van een sedimenterende terrassenrivier, herkenbaar in de hogere vlaktes langs de en. Het huidige kenmerk is dat van een echte zandrivier in potentie, die nevengeulen en afgesneden strangen herbergt, maar ook zandplaten en zandige oeverwallen. Oude restgeulen zijn nog steeds in de vorm van afgesneden hanken en strangen herkenbaar, die alleen bij hoge waterstanden gaan mee stromen. De IJsselstroomrug ligt hoger dan het omringende landschap en heeft daardoor een infiltrerende werking. Het IJsselwater heeft zijn invloed naar de Veluwse kant tot aan het dorp Nijbroek. Hier loopt een zone van zuid naar noord door de IJsselvallei, waarin het grondwater gevoed door IJsselwater en door het water van de Veluwe elkaar ontmoeten op relatief geringe diepte. De structuur van het gehele rivierdal is hier sterk noordzuid gericht, parallel aan de rivier; dit in tegenstelling tot de structuur van de bovenstrooms gelegen Midden-IJssel die landschappelijk van oost naar west is gericht. In de en van de Sallandse IJssel zijn vrijwel overal parallelle geulen en zowel hoge als lage delen. Binnendijks, aan zowel de Veluwse als de Sallandse kant, wordt het regionale (kwel)water opgevangen in weteringen, die parallel aan de rivier stromen en pas bij Wapenveld dan wel bij Zwolle op de IJssel uitstromen. De dijken zijn prominenter aanwezig dan langs het traject Midden-IJssel, vanwege het hoogteverschil met de lagergelegen komgebieden binnendijks. Tussen Hattem en Wapenveld is de rivier niet (volledig) bedijkt en ligt er ter plaatse van de Hoenwaard een natuurlijke overgangszone naar de Veluwe met kwelinvloeden van het veluwemassief. De hoogwatergeul Veessen-Wapenveld vormt een nieuw element in het open komgebied. Stromende nevengeulen Permanent mee stromende nevengeulen van 10 tot 40 meter breed met een normale waterdiepte van 1 à 2 meter zijn hier kansrijk. Processen van erosie en sedimentatie zorgen mogelijk voor een langzame verzanding van de bovenstroomse aantakking op de rivier. Karakteristieke vegetatie is rivier- en doorgroeid fonteinkruid. Door de morfologische processen ontstaan er waardevolle aanzandingslandschappen met pioniersvegetaties. Niet aangetakte geulen Hanken, niet-aangetakt aan de rivier met een waterdiepte van 1 à 1,5 meter worden gevoed door rivierkwel en worden jaarlijks overstroomd vanuit de rivier. Door de beperkte dynamiek is er ruimte voor een rijke waterplantenbegroeiing met rivierkwelsoorten. Rivierstranden Door pleksgewijs de oevers te ontdoen van stortsteen en strekdammen kunnen rivierstranden worden gerealiseerd of hersteld. Op deze rivierstranden is volop ruimte voor morfologische processen met pioniersvegetaties. Op de overgang naar de oeverwallen kunnen door afslag steile randen ontstaan. Uiterwaardvlakten In de vlaktes ontstaan, door zomerkade-verlaging of -verwijdering, meer mogelijkheden voor dynamiek door regelmatig overstromen. De inrichting wordt hierdoor meer divers: er is sprake van meer structuurvariatie met de daaraan gerelateerde gradiënten. De hogere delen zijn geschikt voor matig soortenrijk stroomdalgrasland en worden minder dan jaarlijks overstroomd. Buiten de stroomlijncontour kan zich plaatselijk hardhoutooibos ontwikkelen. De lage en vochtige vlaktes worden jaarlijks overstroomd. Hier kan zich soortenrijk overstromingsgrasland ontwikkelen, met overgangen naar ruigte en zachthoutooibossen. Op de laagste delen zijn er kansen aanwezig voor het ontstaan van moerasruigten. Weteringen parralel aan de IJssel. stromende nevengeul Niet-aangetakte geul Sallandse IJssel, hoger gelegen dan het omringende landschap; rivierstrandjes, stromende nevengeulen met processen van erosie en sedimentatie, en nietaangetakte geulen zijn karakteristiek.

54 Bentinkswellen Ketelpolder De Pijper Kampen Scherenwelle en Koppelerwaard Kampen de Naters Onderdijksche waard Zwolle-IJssel-kanaal Spoolderwaard Spoolderwaard toekomstbeeld IJssel-Vechtdelta fysiotopen hoogtekaart Gelderdijksche waard Scheller en Oldener buitenwaarden met stroombaan IJsselcentrale Hoenwaard Harculosche buitenwaarden Herxer en Marlerwaarden Wijher buitenwaarden Vorchter waarden Oenerdijkeren Weelsumerwaarden Duursche waarden en Fortmond Welsumvelder buitenwaarden Olster waarden Keizersen Stobbenwaard Terwolderdorpenwaarden Deventer Ossenwaard zomerbed Epseweerdse polder Bolwerksweide Epseen Bokkenwaard Wilpse klei Ravenswaarden Rijsselsche waard Rammelwaard Twenthekanaal Zutphen Gelderhoofdsche waard Tichelbeekse waarden Stokebrandsweerd Reuversweerd

55 IJssel-Vechtdelta NAGW verkenning grote rivieren 55 Het deel van de IJssel tussen Zwolle en het IJsselmeer vormt de delta van de IJssel. De rivier is hier een echte laaglandrivier met deltakenmerken met een beperkt peilverschil. De rivier gaat weer meer meanderen en is binnendijks omgeven door laaggelegen komgronden met klei op veen. Vanwege het ontbreken van getijden op het IJsselmeer is het geen echte deltarivier. Door de komberging van het IJsselmeer was de getijslag altijd al vrij gering en zeker op de IJssel van weinig betekenis. De rivier is hierdoor laag dynamisch en wordt beïnvloed door het waterpeil van het IJsselmeer met windopstuwing als belangrijkste dynamiek. De IJssel mondt uit in het Ketelmeer, waar recentelijk een groep eilanden en ondieptes is gerealiseerd door Rijkswaterstaat om de natuurlijkheid van de IJsselmonding te vergroten. Naast de IJssel mondt de Overijsselse Vecht via het Zwarte Water en het Zwarte Meer ook uit in het Ketelmeer, waardoor hier ook gesproken kan worden van de IJssel-Vechtdelta. De IJssel-Vechtdelta vormt de verbinding met het IJsselmeer en via het IJsselmeer met de Waddenzee. Met de ontwikkeling van het Reevediep bij Kampen ontstaan er tevens kansen voor een natuurverbinding met het Drontenmeer. Vertakte hoofdgeul Vertakkingen van geulen met aanzandingsplaten zijn bij uitstek passend bij monding van rivieren op open water. Een passende basis hiervoor is gerealiseerd met de recent aangelegde eilanden en ondieptes in het Keltelmeer. Door het toelaten van natuurlijke dynamische processen kan dit principe verder worden ingevuld. Ontwikkeling van grootschalige rietmoerassen is hier kansrijk. Nevengeulen (eenzijdig of niet aangetakt) In geulen met een waterdiepte van 1 tot 2 meter die éénzijdig of niet in verbinding staan met de rivier, is door de beperkte rivierdynamiek het peilverschil beperkt. Ze staan wel jaarlijks in verbinding met de rivier. Er is ruimte voor sedimentatie en aanzandingsprocessen. De begroeiing bestaat uit een rijke waterplantengemeenschap, waarbij bij de geïsoleerde geul ook rivierkwelsoorten voorkomen. Door de beperkte dynamiek is er ruimte voor de ontwikkeling van rietmoerasvegetaties. Lage vlaktes In de door rivierkwel gevoede en jaarlijks overstroomde vlaktes kan de invloed van rivierkwel toenemen door zomerkadeverlaging en het beëindigen van tegennatuurlijk peilbeheer. Hierdoor kan vochtig graslanden en rietmoeras ontstaan. Buiten de stroombaancontouren is ontwikkeling van zachthoutooibos ook mogelijk. Rivierstranden Door de oevers van binnenbochten te ontdoen van stortsteen en strekdammen kunnen rivierstranden worden gerealiseerd of hersteld. Op deze rivierstranden is volop ruimte voor morfologische processen met pioniersvegetaties. Door een geleidelijke gradiënt kunnen er ook rietmoerassen ontstaan. Stromende nevengeulen Permanent mee stromende nevengeulen van 10 tot 40 meter breed met een normale waterdiepte van 1 à 2 meter zijn kenmerkend. Processen van erosie en sedimentatie zorgen mogelijk voor een langzame verzanding van de bovenstroomse aantakking op de rivier. Door de morfologische processen ontstaan er waardevolle aanzandingslandschappen met pioniersvegetaties. Aan de randen is er, door de beperkte dynamiek ruimte voor ontwikkeling van rietmoerasvegetaties. stromende nevengeul IJssel, met stromende nevengeul, beperkt peilverschil en grootschalige rietmoerassen.

56 Legenda hardhoutooibossen zachthoutooibossen stroomdalgraslanden riviermoerassen rietmoerassen geul, geïsoleerd geul, eenzijdig aangetakt geul, meestromend zand- en grindwinplassen zandstrandjes actieve oeverwallen rivierduinen slikken en gorzen Benedenwaal - Gorinchem Benedenwaal - Sint Andries Dynamiek en ondergrond

57 NAGW verkenning grote rivieren 57 Middenwaal Waalbochten De Waal is de vrij afstromende maar volledige bedijkte hoofdstroom van de Rijn. De rivier is vanaf de grens een sterk dynamische, langzaam stromende rivier, met grote verschillen tussen hoogste en laagste waterstanden tot 10 meter. Nadat ongeveer 1/3 van het debiet via het Pannerdensch kanaal naar de Nederrijn en IJssel stroomt wordt de dynamiek van de Waal iets afgevlakt. De Waal is een slingerende zandrivier die zich van oorsprong kenmerkt door brede, ondiepe rivierlopen tussen bewegende zandplaten en actieve oeverwallen. Stromende nevengeulen waren een belangrijk onderdeel van het Waalsysteem, voordat er sprake was van de grote kanalisatiewerken van de 19e eeuw. Tegenwoordig is de rivier gefixeerd in een door kribben vastgelegde hoofdloop. De relatief grote breedte van het winterbed en de beschikbaarheid van voldoende zand in brede rivierstranden, maakt het nog altijd bij uitstek de riviertak voor grootschalige zanddynamiek op oeverwallen en in nevengeulen. De oeverwallen langs de Waal zijn nog steeds morfologisch actief. Het oude landschap van geulen en zandplaten is lokaal nog goed zichtbaar in de en, maar doorgaans bedekt met een laag recente klei, die zich door eeuwenlange kanalisatie van het zomerbed en bedijking van het winterbed versneld heeft kunnen opbouwen. Daardoor stroomt de Waal door een landschap dat grotendeels lager ligt dan het rivierbed zelf. Veel klei is afgegraven ten behoeve van de baksteen- en pannenindustrie. De tichelgaten die na kleiwinning zijn achtergebleven zijn ingenomen door riviermoerassen en ooibos. Door zandwinning zijn diepe plassen ontstaan. Het omliggende landschap van de Betuwe, het Land van Maas en Waal, Tielerwaard, Bommelerwaard, Alblasserwaard en het Land van Altena heeft geen directe hydrologische relatie met de Waal, behalve door kwelstroom vanuit de rivier bij hoogwater. De oppervlaktewaterafvoer van de Betuwe bijvoorbeeld vindt grotendeels plaats op de Linge, een riviertje dat vanaf het Pannerdensch kanaal over 100 km evenwijdig aan de Waal stroomt en pas bij Gorinchem hierin uitstroomt. Bij lage rivierafvoer is getijde invloed stroomopwaarts tot Tiel te merken. Benedenstrooms van Gorinchem gaat de Waal over in een deltarivier en splitst zich op in de Merwede en de Nieuwe Merwede. De Waal is een druk bevaren rivier, waarbij de diepte van de vaargeul voor de steeds groter wordende schepen regelmatig een beperkende factor voor de bevaarbaarheid is. De Waal is op te delen in vier deeltrajecten met elk een eigen dynamiek (zie ook bijlagen): 1. Waalbochten: vanaf Millingen stroomt de Waal in grote bochten en tussen wijde en naar Nijmegen; op dit traject zijn actieve oeverwallen aanwezig die tot rivierduinen kunnen uitgroeien 2. Middenwaal: vanaf Nijmegen stroomt de Waal zwak slingerend tot Sint Andries; de en zijn op dit traject over het eerste gedeelte betrekkelijk smal, vanaf Ochten weer wat breder 3. Benedenwaal Sint Andries: in de omgeving van Sint Andries zijn weer grotere en aanwezig, en ook enkele grote bochten; hier hebben vroeger (tot 1859) verbindingen bestaan tussen Maas en Waal 4. Benedenwaal - Gorinchem: vanaf Zaltbommel krijgt de Waal steeds meer het karakter van een zwak slingerende laaglandrivier met deltakenmerken en smalle en Waal

58 Fraterwaard Brummensche waarden Olburgsche waard Noordingsbouwing De Grind Havikerwaard Koppenwaard Mauriksche- en ksche waarden Doesburg Vaalwaard Rheden en de Steeg Kroonestein Zuiderwaard Groote of Koningspleij (IJssel) Renkumse benedenwaarden Arnhem Ingensche waarden Wageninger benedenwaarden Schoutenwaard toekomstbeeld Waalbochten Lathumse en Bahrsche waard Velperwaarden Stuw Driel e r stuwwal Renkum Doorwerthsche waarden Elster buitenwaarden Rosandepolder IJsseloordsche polder IJsseldijker waard Meinerswijk Tollewaard Middelwaard Tegenover Tollewaard Westervoort Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche en Hondsbroeksche pleij Huissensche waarden noord Rhenensche buitenwaarden Loowaard Wolswaard Huissensche waarden zuid Gouverneursche polder Hiensche en Pannerdensche buitenwaard Willemspolder Drutensche waarden west Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost Klompenwaard Doorneburgsche buitenwaard IJzendoorn Willemspolder Lobberdensche Waard Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder Ewijcksche waard Pannerdensche Kop Geitenwaard Gendtsche waarden Moespotsche waard De Bijland Oosterhoutsche weilanden Bemmelsche waarden Groenlanden Nijmegen Gouden Ham e waard Buiten Ooy Millingerwaard Oijensche Middenwaard Greffeling IJsseldelt Diedensche Uiterdijk Allemanswaard Het Scheel Moleneindsche waard De Lymen De Macharensche Waarden Maasakker fysiotopen Liendensche waard Niftriksche waarden Over de Maas Bijenwaard Millingen Ossekampen zomerbed Middelwaard Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Hooge Wijth Katwijk Maaskampen St. Agatha Neder- en Overasselstsche waarden Mook en Middelaar Maaskemp Sluispolders Koude Oord Zuidereiland - Heerenwaard Ossenkamp hoogtekaart met stroombaan De Maasheggen

59 Waalbochten NAGW verkenning grote rivieren 59 In dit traject tussen Millingen en Nijmegen¹ zijn de grote meanderbochten en de hoge dynamiek in waterstroom en stand, en in sedimenttransport kenmerkend. In de Millingerwaard ontwikkelen zandafzettingen op de oeverwal zich tot rivierduinen, die vanwege de afvoerbelemmerende werking door de rivierbeheerder beperkt van omvang worden gehouden. De Stuwwal van Nijmegen is zichtbepalend in dit traject. Kwel vanaf deze rug wordt echter grotendeels afgevangen door de waterloop het Meertje dat via het Hollands-Duits gemaal in Nijmegen in de Waal uitmondt. In verschillende en in dit traject zijn of worden grote natuurontwikkelingsprojecten gerealiseerd in combinatie met klei-, zand- en grindwinning. Belangrijke ecologische relatie met het achterland bestaat met het binnendijkse natte natuurgebied de Groenlanden in de Ooijpolder, met laag-dynamische natuur. ties en broekbos. Diepere geulen staan alleen bij zeer hoge rivierafvoeren in contact met de rivier. In deze geulen is een rijke waterplantenbegroeiing aanwezig. Plassen De meeste plassen in dit gebied zijn ontstaan door zand- en grindwinning en hebben een grote diepte. Door verondieping van de randen van de plassen kan er een gradiënt met een rijke waterplantenbegroeiing ontstaan. Enkele eenzijdig aangetakte plassen kunnen meestromen met hoog water zoals bijvoorbeeld de Kaliwaal tussen Erlecom en Kekerdom. Uiterwaardvlakten (middelhoog tot laag) Op de Uiterwaardvlakten kan door zomerkadeverlaging een hogere dynamiek ontstaan door regelmatiger overstroming. Buiten het hoogwaterseizoen is de rivierinvloed minder groot en zijn de vlaktes regenwater gevoed. Kenmerkend is het ontstaan van glanshaverhooiland en ondiep moeras op de lagere delen en soortenrijk stroomdalgrasland op de hogere delen bij extensief begrazingsbeheer. Buiten de stroomlijncontouren zijn er kansen voor zacht- en hardhoutooibos. Door het reliëfvolgend verwijderen van de kleilaag komt een reliëf van voormalige geulen naar boven waardoor gradiënten van nat naar droog ontstaan. Rivierstranden en actieve oeverwallen Door de grote stroomsnelheden op dit traject kan de rivier gemakkelijk zand opnemen en weer afzetten. Dit leidt tot zandstrandjes met bewegend zand, en oeverwallen waar bij hoogwater zand wordt afgezet. Deze zandafzettingen kunnen bij harde wind verstuiven, en soms tot rivierduintjes uitgroeien. Eenzijdig aangetakte geulen Door de hoge zanddynamiek zal de bovenstroomse opening van meestromende nevengeulen snel verzanden. Benedenstrooms aangetakte geulen zijn daarom meer kenmerkend voor dit gebied. Door het grote verhang in dit traject is het waterpeil benedenstrooms veel lager dan bovenstrooms en dus ook het peil in de geul is daardoor lager. Hierdoor kan er een sterke rivierkwelstroom optreden, waardoor de geulen een goede waterkwaliteit krijgen. Bij hoge rivierstanden zullen deze geulen wel volledig kunnen meestromen met de rivier. Geïsoleerde nevengeulen De meeste geulen zijn in dit deel van de Waal niet (permanent) aangetakt. Deze geïsoleerde geulen variëren van niet of nauwelijks watervoerend tot geulen met een waterdiepte van 2 à 3 meter. De ondiepe geulen worden gevoed door rivierkwel, waardoor ze nat zijn in het voorjaar en droog in het najaar. Hiermee ontstaan geulen met ondiep water, plas-drasvegeta- ¹ De Bovenrijn (de 10 km rivier van Spijkse Veer tot Millingen) wordt in dit traject meegenomen: het is een snelstromend, zwak slingerend deel van de hoofdrivier vóór de afsplitsing van het Pannerdensch Kanaal, grotendeels grensrivier. Het laatste deel hiervan, 3 km, is het Bijlands kanaal, in 1776 gerealiseerd om doorbraak via de Rijnstrangen naar Benedenrijn en IJssel te voorkomen. Kenmerken overigens als Waalbochten.

60 Mauriksche- en Ecksche waarden Honswijkerwaarden Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Amsterdam-RIjnkanaal Bosscherwaarden Renkumse benedenwaarden Lazaruswaard Lunenburgerwaard Wageninger benedenwaarden Goilberdingerwaard toekomstbeeld Middenwaal Doorwerthsche waarden Rosandepolder Meinerswijk Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Renkum Schoutenwaard Elster buitenwaarden Steenwaard Middelwaard Tegenover Tollewaard Beusichemse waard Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche en Rhenensche buitenwaarden Wolswaard Gouverneursche polder Hiensche en Willemspolder Drutensche waarden west Wamelsche Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost IJzendoorn Willemspolder Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder Ewijcksche waard Tiel Moespotsche waard Oosterhoutsche weilanden Bemmelsche waarden Passewaaij Nijmegen Gouden Ham Stiftsche en Grobsche waard Herwijnensche bovenwaard Dreumelsche waard Diedensche Uiterdijk Het Scheel Voorne Heerwewaarden Rijswaard Moleneindsche waard De Lymen Rossumsche waard Kerkenwaard De Macharensche Waarden Zaltbommel Breemwaard Buitenpolder Heerewaarden Gamerensche waarden Heesseltsche Alemsche en Drielsche Hurwenensche en Alemsche en Drielsche fysiotopen Ossekampen Middelwaard Hemelrijksche Waard De Lithse Ham Wildsche Waarden Liendensche waard zomerbed De Kop Alemsche en Drielsche Maasakker Niftriksche waarden Over de Maas Voorne Buitenpolder Heerewaarden Alemsche en Drielsche Buiten Ooy Oijensche Middenwaard Greffeling Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Zandmeren rd Arkenswaard Ingensche waarden Domswaard Redichemsche waard Arnhem Stuw Driel Amerongsche bovenpolder Rijswijcksche waard Alemsche en Drielsche Doornwaard Hooge Wijth Hedelsche benedenwaarden Katwijk Maaskampen Hedelsche Bovenwaarden Boven Drielsche Slijkwell Empelse Waarden Koornwaard Bernsche Crevecoeur Bokhovense Waarden Henriettewaard hoogtekaart met stroombaan St. Agatha Neder- en Overasselstsche waarden Mook en Middelaar

61 Middenwaal NAGW verkenning grote rivieren 61 Stromende nevengeulen Hoge dynamiek is karakteristiek voor het deeltraject Middenwaal. Dit is bij uitstek het gedeelte van de Waal dat geschikt is voor de aanleg van stromende nevengeulen, met een hoge mate van morfologische (zand) dynamiek. Nevengeulen waren in het Waalsysteem doorgaans circa 20 tot 140 meter breed. Een dergelijke brede aanleg leidt nu echter tot het verdwijnen van stromende omstandigheden vanwege een gelimiteerd maximumdebiet vanuit het rivierbeheer. Een reëlere streefbreedte is daarom 20 tot 70 meter (ruimschoots onderschikt aan de breedte van de rivier). De nevengeulen zijn permanent verbonden met rivier en de streefdiepte is circa 2 tot 3 meter bij een gemiddelde afvoer (circa 0,5 tot 1 meter bij zomerlaagwater). Het waterpeil varieert met rivierpeil en er is ruimte voor sedimentatie/ aanslibbing. Door de morfologische processen ontstaan er waardevolle aanzandingslandschappen met pioniersvegetaties. De maatregel van het graven van nevengeulen heeft uiteindelijk tijdelijk effect, omdat over de eeuwen heen nieuwe overkleiing zal plaatsvinden. De afwisseling van oude geulen, oeverwallen en voormalige zandplaten komt weer bloot te liggen door reliëf-volgend afgraven van het kleidek. Hierbij kan klei over de volle breedte van de worden gewonnen, dus niet alleen ter hoogte van de geul. Hierdoor wordt ook de droge zandcomponent van het rivierlandschap hersteld, de oude stroomruggen en zandige overstromingsvlakten. De geulvorm ontstaat vervolgens door dynamische sedimentatieprocessen. Eenzijdig, benedenstrooms aangetakte nevengeulen zijn een terugvalalternatief, wanneer stromende nevengeulen problemen geven in verband met aanzanding in de vaarweg. Rivierstrandjes Hoewel de Waal gefixeerd is in een door kribben afgebakende hoofdloop, is de rivier nog steeds geschikt voor grootschalige zanddynamiek op oeverwallen en in nevengeulen. Dit komt door de relatief grote breedtediepteverhouding en de beschikbaarheid van voldoende zand in brede rivierstranden. Door de betrekkelijk grote stroomsnelheden op dit traject kan de rivier gemakkelijk zand opnemen en weer afzetten. Dit leidt tot zandstrandjes met bewegend zand, en oeverwallen waar bij hoogwater zand wordt afgezet. Deze zandafzettingen kunnen bij harde wind verstuiven, en soms tot rivierduintjes uitgroeien. De rivierstrandjes zijn flauw aflopend in de binnenbochten en langs geulen, en smal en steil in de buitenbochten. Extra ruimte voor zanddynamiek ontstaat pleksgewijs door de oevers te ontdoen van stortsteen en strekdammen, door kribverlaging of door de toepassing van langsdammen en het vervolgens toelaten van natuurlijke processen. Actieve oeverwallen In de zandige delen van de en die minder dan 10 dagen per jaar overstroomd zijn, is er ruimte voor erosie, sedimentatie en verstuivingsprocessen. Kenmerkende natuur daarbij zijn de stroomdalgraslanden, ruigten en ooibos(struweel) en pioniersvegetatie met cipreswolfsmelk en zandweegbree. Het toelaten van natuurlijke processen is daarbij voorwaarde. Missende laag-dynamische component Door de bedijking en de grote hoeveelheid water voor de relatief smalle rivierbreedte is langs de Middenwaal vooral de hoog-dynamische component aanwezig en is er relatief weinig ruimte voor ooibos ontwikkeling aanwezig. lage dynamiek hoge dynamiek Platen: gradiënt in de lengterichting van de rivier. begrazing stroombaan Waal met nevengeul, aanzandingsprocessen en stroomdalgraslanden; incidenteel zachthout ooibos ontwikkeling op hoger gelegen oeverwallen; hoge dynamiek is karakteristiek voor dit deeltraject, de laag-dynamische component ontbreekt nagenoeg door de beperkte ruimte.

62 Lekkanaal Merwedekanaal t Waalsche waard Merwedekanaal Mauriksche- en Ecksche waarden Vreeswijk Bossenwaard Honswijkerwaarden Heerenwaard Graafsche waard Amsterdam-RIjnkanaal Tussen Langerak-Nieuwpoort en Koekoeksche waard Schoonhoven / Buitenlanden Ingensch waarde Domswaard Lunenburgerwaard Steenwaard Goilberdingerwaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Beusichemse waard Lekwaard erstol gstoep Amerongsche bovenpolder Redichemsche waard Koekoeksche waard Langerak-Nieuwpoort Bosscherwaarden Lazaruswaard Kersbergsche- en Achthovensche en Willige Langerak * Varik Heesselt Rijswijcksche waard Polder de Eendragt Vogelzang Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Hagesteinsche Langerak- Nieuwpoort zomerbed rbed Gelkenes - Groot Ammers zomerbed * Varik Heesselt: de op kaart aangegeven binnendijkse hoogwatergeul is één van de huidige opties voor de realisatie van de waterveiligheidsopgave; er is nog geen uitkomst van de MIRT-verkenning. Ammerstol zomerbedbergstoep zomerbed zomerbed toekomstbeeld Benedenwaal - Sint Andries Wamelsche Willemspold Tiel Passewaaij erbed Vuren Gorinchem erbed Dordrecht Merwedepolders erbed Sliedrecht-oost bed Biesbos Biesbos Biesbos Moleneindsche waard Rossumsche waard Kerkenwaard Nieuwe Merwede linkeroever Sleeuwijker Waard Woudrichem De Ma W Zaltbommel Breemwaard Herwijnensche benedenwaard Buitenpolder Heerewaarden Gamerensche waarden Brakelsche benedenwaarden De Neswaarden Munnikenland Biesbos Rijswijkse Waard Poederoijensche Waarden Buitenpolder het Eiland van Nederhemert Alemsche en Drielsche Doornwaard Kolkenwaard Hedelsche benedenwaarden fysiotopen Hemertsche waard Hedelsche Bovenwaarden Boven Drielsche Slijkwell Genderensche Uiterwaard Gansooiensche Uiterwaard Empelse Waarden Heusden West Bernsche Heusden - Oost Hank - Dussen Drongelen Heusden West Heesbeensche Uiterwaard Hank - Dussen Drongelen hoogtekaart met stroombaan Wildsche Waarden Zandmeren Wijksche Waard Arkenswaard Voorne Buitenpolder Heerewaarden Alemsche en Drielsche Alemsche en Drielsche Broeksche Waard Andel Crevecoeur Heusden - West Bokhovense Waarden Henriettewaard Over de Maas De Kop Dordrecht Merwedepolders Woudrichem Alemsche en Drielsche Heesseltsche Alemsche en Drielsche Hurwenensche en Poederoijensehoek Steurgat Voorne Heerwewaarden Rijswaard Greffelin Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Groesplaat Ruyterwaard Polder Kort en Lang Ambacht Dreumelsche waard Dalemsche waard Werkendam Biesbos Steurgat zomerbed d Herwijnensche bovenwaard Dalemsche Waard Hardinxveld-Giessendam ed bed ht olders Grobsche waard Boven-Hardinxveld Polder A. Eloybosch bed Stiftsche en Polder de Dordtsche Avelingen Hardinxveld-Giessendam west Koornwaard Hemelrijksche Waard De Lithse Ham

63 Benedenwaal - Sint Andries NAGW verkenning grote rivieren 63 Vanaf Sint Andries tot Zaltbommel zijn er weer grotere en aanwezig (bijvoorbeeld de Kil van Hurwenen), en ook enkele grote bochten. Hier hebben vroeger (tot 1859) verbindingen bestaan tussen Maas en Waal. Het binnendijkse gebied van de Tielerwaard en het Land van Maas en Waal liggen aanzienlijk dieper dan het rivierbed. Op dit moment zijn de verbindingen tussen Maas en Waal beperkt, zowel in hydrologisch als in ecologisch opzicht. Verbinding met de Maas Bij Heerewaarden en Sint Andries komen de Maas en de Waal dicht bij elkaar, waarmee er goede kansen ontstaan voor een (droge) natuurverbinding. Met name de gedempte voormalige verbindingen tussen beide rivieren bieden hiervoor goede kansen voor de realisatie van vochtige overgangsgebieden. Eenzijdig aangetakte geulen (benedenstrooms) In dit traject zijn veel eenzijdig aangetakte nevengeulen aanwezig, vaak over grote afstand (Bijv. Dreumelse waard, en De Kil in de Stiftsche Uiterwaarden, en de Kil van Hurwenen). Door verondieping van de randen van de bestaande (zandwin)plassen kan er een gradiënt met een rijke waterplantenbegroeiing ontstaan. Uiterwaardvlakte (middelhoog) Op de Uiterwaardvlakten kan door zomerkadeverlaging een hogere dynamiek ontstaan door regelmatiger overstroming. Buiten het hoogwaterseizoen is de rivierinvloed minder groot en zijn de vlaktes regenwater gevoed. Kenmerkend is het ontstaan van glanshaverhooiland en ondiep moeras op de lagere delen en soortenrijk stroomdalgrasland op de hogere delen bij extensief begrazingsbeheer. Buiten de stroomlijncontouren zijn er kansen voor zacht- en hardhoutooibos. Zanddynamiek (rivierstrand / actieve overwal) In dit deel is nog steeds een grote zanddynamiek aanwezig. Dit leidt tot zandstrandjes met bewegend zand, en oeverwallen waar bij hoogwater zand wordt afgezet. Deze zandafzettingen kunnen bij harde wind verstuiven, en soms tot rivierduintjes uitgroeien. Voor de benodigde zanddynamiek is voldoende aanvoer van zand wel noodzakelijk, bijvoorbeeld door plekgewijs de oevers te ontdoen van stortsteen en strekdammen waardoor rivierstranden hersteld kunnen worden. Ook op deze rivierstranden is dan volop ruimte voor morfologische processen met pioniersvegetaties. Rivier- en rietmoeras De rivierdynamiek van de rivier neemt in dit traject af in westelijke richting, waardoor in de brede en ruimte ontstaat voor goed ontwikkelde moerasgeulen met waterplanten of met riet. Met name de en bij Hurwenen is hiervoor geschikt, door de hoge bekading en bij Sint Andries. De ontwikkeling bij Varik Heesselt biedt daarnaast goede kansen voor de ontwikkeling van een laag-dynamisch rietmoerasmilieu bij benedenstroomse aantakking (de op kaart aangegeven binnendijkse hoogwatergeul is één van de huidige opties voor de realisatie van de waterveiligheidsopgave; er is nog geen uitkomst van de MIRT-verkenning). In dit deeltraject is nog steeds een grote zanddynamiek aanwezig. Dit leidt tot zandstrandjes met bewegend zand, en oeverwallen waar bij hoogwater zand wordt afgezet.

64 Lekkanaal Merwedekanaal t Waalsche waard Merwedekanaal Mauriksche- en Ecksche waarden Vreeswijk Bossenwaard Honswijkerwaarden Heerenwaard Graafsche waard Amsterdam-RIjnkanaal Tussen Langerak-Nieuwpoort en Koekoeksche waard Ingensche waarden Domswaard Redichemsche waard Lunenburgerwaard Elster buitenwaarden Steenwaard Goilberdingerwaard Koekoeksche waard k-nieuwpoort Amerongsche bovenpolder Lazaruswaard Kersbergsche- en Achthovensche en Willige Langerak Bosscherwaarden Rijswijcksche waard Polder de Eendragt Vogelzang Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Hagesteinsche Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Beusichemse waard Lekwaard Langerak- Nieuwpoort Gelkenes - Groot Ammers d erstol stoep Willem toekomstbeeld Benedenwaal - Gorinchem Wamelsche IJzendoorn Willemspolder Tiel Passewaaij Stiftsche en Polder de Dordtsche Avelingen Hardinxveld-Giessendam west Grobsche waard Boven-Hardinxveld Polder A. Eloybosch Vuren Gorinchem Dordrecht Merwedepolders Herwijnensche bovenwaard Dalemsche Waard Werkendam Biesbos Biesbos Biesbos Nieuwe Merwede linkeroever Sleeuwijker Waard Woudrichem Gamerensche waarden Brakelsche benedenwaarden De Neswaarden Munnikenland Biesbos De Macharensche Waarden Buitenpolder Heerewaarden Rijswijkse Waard Woudrichem Poederoijensche Waarden Buitenpolder Heerewaarden Alemsche en Drielsche Alemsche en Drielsche Broeksche Waard Andel Arkenswaard Doornwaard Hedelsche benedenwaarden fysiotopen Hemertsche waard Hedelsche Bovenwaarden Boven Drielsche Slijkwell Genderensche Uiterwaard Gansooiensche Uiterwaard Empelse Waarden Heusden West Bernsche Heusden - Oost Hank - Dussen Drongelen Heusden West Wildsche Waarden Alemsche en Drielsche Kolkenwaard Crevecoeur Heusden - West Bokhovense Waarden Heesbeensche Uiterwaard Hank - Dussen Drongelen hoogtekaart met stroombaan Henriettewaard zomerbed Koornwaard Hemelrijksche Waard De Lithse Ham Zandmeren Wijksche Waard Buitenpolder het Eiland van Nederhemert Over de Maas Voorne De Kop Alemsche en Drielsche Hurwenensche en Poederoijensehoek Alemsche en Drielsche Heesseltsche lders Steurgat Moleneindsche waard Kerkenwaard Zaltbommel Breemwaard Herwijnensche benedenwaard Ruyterwaard Biesbos Voorne Heerwewaarden Rossumsche waard Groesplaat Steurgat zomerbed Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Rijswaard Oijensc Middenw Greffeling Dalemsche waard Hardinxveld-Giessendam liedrecht-oost Dreumelsche waard

65 Benedenwaal - Gorinchem NAGW verkenning grote rivieren 65 Van Zaltbommel tot Werkendam slingert de Waal licht, gelegen tussen de diepliggende Bommelerwaard en Tielerwaard. De rivier heeft hier betrekkelijk smalle en. Getijdenwerking doet zijn invloed gelden, en de waterstandsdynamiek is minder groot dan stroomopwaarts. Op dit traject zijn goede mogelijkheden voor meestromende nevengeulen. Meestromende en eenzijdig aangetakte geulen In dit traject zijn enkele meestromende nevengeulen aanwezig, zoals in de Gamerense waarden, en het Oudendijkse Gat tegenover Gorinchem (10 tot 40 meter breed met een normale waterdiepte van 1 à 2 meter). Aan de randen van deze geulen kan waterplantenbegroeiing ontstaan, in dit traject toenemend riet. Processen van erosie en sedimentatie zorgen voor een langzame verzanding van de bovenstroomse aantakking op de rivier waardoor deze uiteindelijk eenzijdig aangetakt worden. Karakteristieke vegetatie is rivier- en doorgroeid fonteinkruid. Door de morfologische processen ontstaan er waardevolle aanzandingslandschappen met pioniersvegetaties. Aan de randen is er, door de beperkte dynamiek ruimte voor ontwikkeling van rietmoerasvegetaties. Geïsoleerde geulen Goed ontwikkelde geïsoleerde moerasgeulen met waterplanten en rietmoeras zijn in dit stuk kansrijk vanwege de veel geringere rivierdynamiek. Uiterwaardvlakten (middelhoog) Op de Uiterwaardvlakten kan door zomerkadeverlaging een hogere dynamiek ontstaan door regelmatiger overstroming. Buiten het hoogwaterseizoen is de rivierinvloed minder groot en zijn de vlaktes regenwater gevoed. Kenmerkend is het ontstaan van glanshaverhooiland en ondiep moeras op de lagere delen en soortenrijk stroomdalgrasland op de hogere delen bij extensief begrazingsbeheer. Buiten de stroomlijncontouren zijn er kansen voor zacht- en hardhoutooibos. Zandplassen / eenzijdig aangetakte geulen (benedenstrooms) In dit traject zijn veel zandplassen aanwezig, de meeste zonder permanente verbinding met de rivier, sommige ook wel. Door verondieping van de randen van de plassen kan er een gradiënt met een rijke waterplantenbegroeiing ontstaan. Door verbinding van verschillende zandplassen kan een niet-meestromende nevengeul ontstaan.

66 Legenda hardhoutooibossen zachthoutooibossen stroomdalgraslanden riviermoerassen rietmoerassen geul, geïsoleerd geul, eenzijdig aangetakt geul, meestromend zand- en grindwinplassen zandstrandjes actieve oeverwallen rivierduinen grindbanken en -platen slikken en gorzen Dynamiek en ondergrond

67 Vanaf Eijsden waar de Maas ons land binnenstroomt tot aan de Biesbosch doorsnijdt de Maas veel verschillende landschappen. Bij geen andere rivier in Nederland hebben macro-geologische processen het karakter van de rivier en het omringende rivierlandschap zo beïnvloed als bij de Maas. Vanaf de grens tot Mook, bij Nijmegen, ligt de Maas in een dal tussen leem- en zandgronden. Tektoniek langs breuken in de ondergrond leidde tot opheffing en daling van delen van de aardkorst waardoor het verhang van het rivierdal voortdurend veranderde. De Maas reageerde hierop door zich in stijgingsgebieden geleidelijk steeds dieper in te snijden en door dalingsgebieden op te vullen met zand en grind. Het resultaat van dit proces is een rivierterrassenlandschap met oude meanderbochten en een rivierdal dat soms uiterst smal is en dan weer breed uitwaaiert. De ligging van de Maas in een dal maakt haar tot een drainerende rivier en heeft er ook toe geleid dat het gebied van oudsher al tot vrijwel op de oever in cultuur is gebracht en intensief bewoond wordt. Vanaf de hogere gronden monden een groot aantal zijbeken en -rivieren uit in de Maas zoals de Geul, Roer en Swalm. Voorbij Mook verlaat de Maas haar dal en stroomt naar het westen de deltavlakte in. Hier neemt het verhang af en verandert de rivier van een zand en leem transporterend naar een sedimenterend systeem. In de deltavlakte krijgt de Maas een meanderende loop tussen oeverwallen en laaggelegen rivierkommen. Vanaf ca.1300 is de benedenloop van de Maas bedijkt. Lange tijd stond de Maas bij Fort Sint Andries in open verbinding met de Waal. Hierdoor kreeg de Maas stroomafwaarts van Sint Andries niet alleen Maaswater maar ook een deel van de Waalafvoer te verwerken. In 1859 werd deze verbinding afgesloten. In de dertiger jaren van de vorige eeuw werd de Maas gekanaliseerd en verstuwd, werd de Bergse Maas gegraven en de Afgedamde Maas bij Heusden afgesloten. De Maas is op te delen in zes deeltrajecten met elk hun eigen karakter en dynamiek (zie ook bijlagen): 1. Bovenmaas: vanaf de grens bij Eijsden tot aan Borgharen ligt de rivier in een smal dal diep ingesneden in het Limburgs kalklandschap; de zwak slingerende Maas is hier gestuwd en loopt grotendeels door verstedelijkt gebied (Maastricht) 2. Grensmaas of Grindmaas: vanaf de stuw bij Borgharen tot Maaseik is de Maas een vrij afstromende en meanderende grindrivier in een brede dalvlakte op de grens met België 3. Maasplassengebied: voorbij Maaseik komt de Maas tot Neer in de Roerdalslenk, een dalingsgebied waar dikke pakketten grind zijn afgezet; de winning van dit grind heeft diepe grindplassen achtergelaten; de rivier was voor de aanleg van de stuwen sterk meanderend van karakter 4. Zandmaas of Terrassenmaas: vanaf Neer tot Mook krijgt de Maas een rechte loop in een diep ingesneden smal dal tussen oude rivierterrassen; ook dit riviertraject is verstuwd 5. Bedijkte Maas: voorbij Mook verlaat de Maas haar rivierdal en vervolgt haar loop in de Rijn-Maasdelta; de rivier verandert van karkater naar een sterk meanderende rivier tussen bedijkte oeverwallen; dit traject is verstuwd en loopt tot de stuw bij Lith 6. Getijdenmaas: vanaf de stuw bij Lith is de Maas weer vrij afstromend en gaat bij Geertruidenberg over in de Amer (Biesbosch); door de verbinding met de Waal bij Fort Sint Andries in het verleden heeft het landschap hier kenmerken van de Waalen; de getijslag in dit traject is 20-40cm Maas Getijdenmaas Bedijkte Maas

68 Legenda hardhoutooibossen zachthoutooibossen stroomdalgraslanden riviermoerassen rietmoerassen geul, geïsoleerd geul, eenzijdig aangetakt geul, meestromend zand- en grindwinplassen zandstrandjes actieve oeverwallen rivierduinen grindbanken en -platen slikken en gorzen Dynamiek en ondergrond Zandmaas

69 Maasplassengebied Grensmaas of grindmaas Bovenmaas Maas

70 Lomm Grubbenvorst Everlose beek Blerick Venlo-Noord Velden Blerick Venlo-Zuid Hout-Blerick Baarlo Tegelen Belfeld Hout Kessel Reuver Beesel Rijkelse Bemden Swalmen Asseltse plassen Buggenum Neer Horn Horn zomerbed Plas Hatenboer Beegden Roermond - Oolderplas Spooren Gerelingsplas Thorn - Wessem Clauscentrale Heel Heel Maasbracht Stevensweert Geistingen Echt Ohe en Laak Maaseik Geistingen Heppeneert Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Heppeneert Maaseik Maaseik Heppeneert Maaseik Heppeneert Maaseik Heppeneert Maaseik Maaseik Heppeneert Heppeneert Heppeneert Heppeneert Roosteren Elerweert Elerweert Visserweert Elerweert Rotem Meerheuvel Elerweert Rotem Meerheuvel Elerweert Rotem Stokkem - Meerheuvel Kerkeweerd Stokkem - Kerkeweerd Schipperskerk - Koeweide Rotem Meerheuvel Stokkem Kerkeweerd Stokkem Kerkeweerd Grevenbicht - Papenhoven Stokkem Kerkeweerd Stokkem Kerkeweerd Stokkem Kerkeweerd Leut Nattenhoven Meeswijk Leut Leut Leut zomerbed Maaskruis Leut Kotem Meers Kotem Maasband - Urmond Leut Kotem Kotem Maaskruis Kotem Kotem Elsloo Kotem Kotem Boorsem Kotem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Herbricht Boorsem Boorsem Boorsem Herbricht Herbricht Geulle toekomstbeeld Bovenmaas fysiotopen Borgharen Herbricht hoogtekaart met stroombaan Herbricht Itteren Verbindingskanaal GISv ie we r Borgharen Borgharen GISv ie we r Wyck Pietersplas Sluis van Lanave Sluis van Lanave Legenda RWS Dijkringlijnen mei 2012 Type waterkering Legenda Lanave dam dam dijk duin grens hoge grond RWS Dijkringlijnen mei 2012 Type waterkering dijk Lanave Lixhe Nivelle Lixhe - Nivelle Lixhe - Nivelle Caestert beemden duin grens hoge grond Hoogtekaart Fysiotopen

71 Bovenmaas NAGW verkenning grote rivieren 71 De Bovenmaas is een zwak meanderende rivier met een hoofdgeul in een diep ingesneden rivierdal tussen Pleistocene rivierterrassen en kalksteenformaties ( St. Pietersberg). Dit traject van de Maas is vergelijkbaar met de Grindmaas, maar door de beperkte ruimte in het dal is er weinig ruimte voor de ontwikkeling van een ondiepe grindrivier. Tevens is het traject gestuwd, waardoor de dynamiek gedempt is. Hoge weerd De hoog opgeslibde overstromingsvlakte die inundeert en mee stroomt bij afvoeren groter dan 1000 m3/s is geschikt voor hardhoutooibossen en glanshaverhooilanden. Mondingen van terrasbeken In de Maas monden een aantal diep ingesneden terrasbeken uit die de rivier verbinden met het achterland. De mondingsgebieden van deze beken zijn belangrijke natuurkooppunten van het systeem. Een voorbeeld daarvan is de Berwijne waar op kleine schaal de processen plaatsvinden die kenmerkend zijn voor het systeem. De beekmondingen bieden ruimte aan ondiep snelstromend water op grind, grind- en zandbanken en ooibos(struweel) en de hoge steilwanden zijn geschikt voor holenbroedende vogels zoals de oeverzwaluw. Grind- en zandstranden Een van de maatregel om morfologische processen meer ruimte te geven is het op meerdere locaties verwijderden van oeververdediging, waardoor erosie van oevers kan plaatsvinden. Hierdoor breidt het areaal natuurlijke oevers met grind- en zandstranden en steilranden zich uit en ontstaan er natuurlijke gradiënten van de rivier naar het heuvelland. Ook met herprofilering van de oevers van grindplassen kunnen gradiënten ontwikkeld worden van zandoevers via zachthoutooibos naar hardhoutooibos.

72 GISviewer Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Arcen Lottum Lomm Grubbenvorst Everlose beek Blerick Venlo-Noord Velden Blerick Venlo-Zuid Hout-Blerick Baarlo Tegelen Belfeld Hout Kessel Reuver - Beesel Rijkelse Bemden Swalmen - Asseltse plassen Buggenum - Neer Horn Horn zomerbed Plas Hatenboer Beegden Roermond - Oolderplas Thorn - Wessem Spooren Gerelingsplas Clauscentrale Heel Heel Maasbracht - Stevensweert Geistingen Echt toekomstbeeld Grensmaas of Grindmaas fysiotopen Geistingen Ohe en Laak Maaseik Maaseik hoogtekaart met stroombaan Heppeneert Heppeneert Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Heppeneert Heppeneert Heppeneert Heppeneert Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Heppeneert Heppeneert Elerweert Heppeneert Roosteren Elerweert Elerweert Visserweert Rotem - Meerheuvel Elerweert Rotem - Meerheuvel Stokkem - Kerkeweerd Rotem - Meerheuvel Elerweert Rotem - Stokkem - Meerheuvel Kerkeweerd Schipperskerk - Koeweide Stokkem - Kerkeweerd Stokkem - Kerkeweerd Grevenbicht - Papenhoven Stokkem - Kerkeweerd Stokkem - Kerkeweerd Stokkem - Kerkeweerd Leut Nattenhoven Leut Meeswijk Leut zomerbed Leut Maaskruis Leut Kotem Meers Kotem Leut Maasband - Urmond Maaskruis Kotem Kotem Kotem Kotem Elsloo Kotem Kotem Boorsem Kotem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Herbricht Boorsem Boorsem Boorsem Boorsem Herbricht Herbricht Geulle Borgharen Herbricht Herbricht Itteren Verbindingskanaal Borgharen Borgharen Wyck Pietersplas

73 Grensmaas of Grindmaas NAGW verkenning grote rivieren 73 De Grens- of Grindmaas is een vrij afstromende grindrivier in een brede riviervlakte met een groot verhang, gekenmerkt door een snelstromende hoofdloop met eilanden. De bedding wordt van oorsprong geflankeerd door brede grindvlaktes met een natuurlijk patroon van ondiepe geulen en lage ruggen overgaand in hoge leemgronden met hardhoutooibos. De grensmaas gedraagt zich als typische regenrivier met in korte tijd aanzienlijke fluctuaties in de afvoer en waterstand. Als gevolg van een hoge sedimentlast gedurende de laatste paar eeuwen zijn de grindvlaktes (weerden) hoog opgeslibd met een dik pakket leem. Het zomerbed is daardoor geleidelijk steeds dieper komen te liggen en gefixeerd tussen hoge leemoevers. Daarnaast is ten gevolge van grindwinning in de rivier, het zomerbed in de 21e eeuw verdiept en afgepleisterd met grof grind waardoor het stromend deel nog smaller werd met onnatuurlijk hoge stroomsnelheden. Hoge weerd Oorspronkelijke hoog opgeslibde overstromingsvlakte die inundeert en meestroomt bij afvoeren groter dan 1000 m3/s. Bodem bestaat uit kalkrijk leem. Deze groeiplaats is geschikt voor hardhoutooibossen en glanshaverhooilanden. Hoofdgeul Er is een (bijna) altijd watervoerende, snel stromende verbrede en ondiepe grindrivier met eilanden en grindbanken. Door de stromingsdynamiek is de rivier in staat haar bedding te verleggen, nieuwe grindbanken te vormen en geulen in te slijten. Voorwaarde is dat er in de rivier voldoende grind beschikbaar is om te kunnen transporteren. Snelstromende grindrivieren zijn een zeer geschikte habitat voor rheofiele vissoorten zoals Barbeel, Zalm en Steur. Grindbanken / Lage weerd Door reliëfvolgend afgraven van de leemlaag en oppervlakkig ontgrinden van de weerden ontstaat een laaggelegen dynamische weerd met geulen en ruggen die met rivierafvoeren vanaf 25 tot 1000 m3/s meestromen. De morfodynamiek van een meanderde grindrivier zorgt ervoor dat er een gevarieerd natuurlijk rivierlandschap met periodiek meestromende nevengeulen, restgeulen, kronkelwaardbanken en geulen, oeverwallen en lage weerdvlakten ontstaat. De variatie in substraat en nat-droog gradiënt biedt een grote diversiteit aan standplaatsen voor rivierbegeleidende pioniervegetatie op zand en grindbanken, natte en droge ruigten, zacht- en hardhoutstruweel en ooibos. Grensmaas of Grindmaas, met grindbanken en een gradiënt van natte en droge ruigten, zacht- en hardhoutstruweel en hardhout ooibossen.

74 Loonsche Uiterwaarden Lage Wijth Keentsche Hooge Wijth Maaskampen Katwijk Nederen Overasselstsche waarden Sluispolders Koude Oord St. Agatha Mook en Middelaar Maaskemp De Maasheggen Zuidereiland Heerenwaard - Ossenkamp Boxmeer Vierlingsbeek Nieuw-Bergen Well Wellerlooi Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Arcen Lottum Lomm Grubbenvorst Everlose beek Blerick Venlo-Noord Velden Blerick Venlo-Zuid Hout-Blerick Baarlo Tegelen Belfeld toekomstbeeld Maasplassengebied fysiotopen Hout Kessel Reuver Beesel Rijkelse Bemden Swalmen Asseltse plassen Buggenum Neer Horn Horn zomerbed Plas Hatenboer Beegden Roermond - Oolderplas Spooren Gerelingsplas Thorn - Wessem Clauscentrale Heel Heel Maasbracht Stevensweert Geistingen Echt Ohe en Laak Geistingen Heppeneert Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Heppeneert Maaseik Heppeneert Maaseik Maaseik hoogtekaart met stroombaan

75 Maasplassengebied NAGW verkenning grote rivieren 75 Dit deel van de Maas ligt in de Roerdalslenk. Van oorsprong is de Maas hier een zeer sterk meanderende rivier met een ondiepe zand- en grindbedding. Door de dalende tektonische beweging en een afname van het verhang werden dikke pakketten riviersedimenten afgezet. Grindpakketten uit het Pleistoceen werden afgedekt met dikke lagen Holoceen kalkrijk zand en rivierklei. In de brede dalvlakte ontwikkelde zich snel migrerende, sterk zijwaarts gerichte meanderbochten met uitgestrekte kronkelwaarden. Aan de buitenbocht trad sterke erosie op van de dalwand en sneed de Maas hoge terrassen aan, waardoor zich indrukwekkende steilwanden (Neer, Donderberg, Linne) en grondwatergevoede meanders (Vuilbemden, Beesel) konden vormen. De actieve meandering leidde ook tot veel natuurlijke meanderbocht afsnijdingen en geulverleggingen waarbij soms over grote afstanden smalle, parallel aan de rivier meestromende nevengeulen ontstonden. Vanaf de hogere rivierterrassen monden een aantal kleinere (Vlootbeek) en grotere zijbeken (Roer) uit in de Maas. Eenzijdig aangetakte geul In de Lus van Linne direct stroomafwaarts van de stuw liggen specifieke kansen om dynamische eenzijdig aangetakte kronkelwaardgeulen met periodieke grindafzetting te ontwikkelen. Het karakter van een grindrivier kan hier hersteld worden door herinrichting van de kronkelwaard en gedeeltelijke opvulling van de grindplas. De variatie in substraat en nat-droog gradiënt die hierdoor ontstaat, biedt een grote diversiteit aan standplaatsen voor rivierbegeleidende pioniervegetatie op zand en grindbanken, natte en droge ruigten, zacht- en hardhoutstruweel en ooibos. Het karakter van dit traject is door ingrepen in de 21e eeuw sterk veranderd. Het traject is verstuwd (behalve het deel direct benedenstrooms van de stuw bij Linne), meanderbochten zijn afgesneden en het zomerbed is circa 2,5 meter verdiept. Uitgebreide grindwinning heeft in de dalvlakte diepe grindgaten achtergelaten. De herstelkansen in dit traject zijn beperkt. Geïsoleerde geul Langs de dalranden aan de voet van het middenterras komen ten noorden van Roermond en ten westen van het Lateraalkanaal bijzondere kwelsituatie voor. Aanleg van smalle ondiepe geïsoleerde kwelgeulen, gevoed door ijzerrijke kwel met een diepte van 0,5 tot 1 meter diep bieden potenties voor bijzondere laagdynamische matig voedselrijke natte riviernatuur met moerasvegetaties en ooi-/broekbossen. Maatregelen in dit traject vragen aandacht voor behoud van bijzondere geologische en morfologische terrasstructuren. Actieve oeverwal Lokaal liggen kansen voor reactivering van oeverwalvorming door verlaging van oeverdammen tussen de grindplas en het zomerbed. Bij grindplassen die benedenstrooms zijn aangetakt zorgt het peilverschil bovenstrooms tussen de plas en het zomerbed bij opkomend hoogwater voor een aanzuigende werking waardoor zand vanuit de bedding op de oever wordt afgezet. Dit biedt potenties voor de vorming van oeverwallen met pioniervegetatie en stroomdalgraslanden. Evenzo zorgt dit peilverschil voor het op gang komen van een rivierkwelstroom, waardoor de waterkwaliteit van de plas verbetert. Met herprofilering van de oevers van grindplassen kunnen gradiënten ontwikkeld worden van zandoevers via zachthoutooibos naar hardhoutooibos. rivierkwel stroom Het peilverschil bovenstrooms, tussen plas en zomerbed zorgt voor het op gang komen van een rivierkwelstroom, waardoor de waterkwaliteit van de plas verbetert.

76 Loonsche Uiterwaarden Lage Wijth Keentsche Hooge Wijth Maaskampen Katwijk Nederen Overasselstsche waarden Sluispolders Koude Oord St. Agatha Mook en Middelaar Maaskemp De Maasheggen Zuidereiland Heerenwaard - Ossenkamp Boxmeer Vierlingsbeek Nieuw-Bergen Well Wellerlooi Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Meerlo - Wanssum Arcen Lottum Lomm Grubbenvorst Everlose beek Blerick Venlo-Noord Velden Blerick Venlo-Zuid Hout-Blerick Baarlo Tegelen Belfeld Hout Kessel Reuver Beesel Rijkelse Bemden Swalmen Asseltse plassen toekomstbeeld Zandmaas fysiotopen Buggenum Neer Horn Horn zomerbed Plas Hatenboer Beegden Roermond - Oolderplas Spooren Gerelingsplas Thorn - Wessem Clauscentrale Heel Heel Maasbracht Stevensweert Geistingen Echt Ohe en Laak Geistingen Heppeneert Maaseik Heppeneert Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik Maaseik hoogtekaart met stroombaan

77 Zandmaas NAGW verkenning grote rivieren 77 De Zandmaas is een zwak slingerende vrijwel rechte rivier in een diep ingesneden dal tussen oude rivierterrassen. Door de stijging van de Peelhorst sneed de Maas zich steeds verder in het landschap in. Het recente stroomdal is soms uiterst smal en neemt in stroomafwaartse richting langzaam toe in breedte. Als gevolg van de beperkte ruimte vormde zich een bedding met steiloevers/ afslagoevers met smalle strandjes. Zandbanken kwamen tijdelijk voor als er door oevererosie veel sediment vrijkwam. Door verstuwing treedt dit proces niet meer op. In dit traject komen van nature in de dalvlakte geen watervoerende nevengeulen of strangen voor. Wel liggen er in de recente overstromingsvlakte ondiepe droge restbeddingen die bij hoogwater meestromen als hoogwatergeul. Unieke natuurelementen in dit landschap zijn de ondiepe kwelgeulen met helder grondwater langs de randen van de verschillende terrassen: fossiele restbeddingen van de Maas met een bijzondere plantengroei en bijbehorende fauna, uit een tijd dat de Maas hier nog breeduit meanderde. De rivierterrassen zelf zijn droge zandig milieus met, vooral aan de oostzijde van het Maasdal, Pleistocene uitgestrekte rivierduincomplexen (Hamert). Vanaf de Peelhorst en het Plateau van Krefeld monden talloze beken via restbeddingen uit in de Maas. Door terugschrijdende erosie zijn de beekmondingen vaak diep ingesneden in de rivierterrassen. De natuurambitie ligt hier in het versterken van samenhang tussen de natuurelementen dwars op de rivier. De beekdalen kunnen daarin de verbindende schakels zijn. Geïsoleerde geulen (kwelgeulen) Restgeulen met grondwaterkwel zijn kenmerkend voor dit traject. Deze restgeulen liggen geïsoleerd op de verschillende terrasniveaus, ver buiten de invloedsfeer van de huidige rivier. Het zijn relatief ondiepe geulen, waarin door het ontbreken van morfodynamiek verlanding en veenvorming kan optreden. Zowel in de lengterichting als haaks op de geul is er sprake van een landschappelijke en ecologische gradiënt. In de lengtegradiënt worden voedselarme bronmilieus gevolgd door (rivier)moerassen en elzenbroekbossen, een natte variant van het hardhoutooibos. De restgeulen worden geflankeerd door hoge terrasranden en oude rivierduinen. Deze habitatcombinatie is zeer geschikt voor amfibiesoorten als de Knoflookpad. Hydrologische maatregelen om kwel te bevorderen en verbetering van de waterkwaliteit door beperking van de landbouwinvloed zijn nodig om kwaliteit van deze habitats te waarborgen. Lokaal kunnen dichtgeslibde/verzande geulen worden afgegraven om kwelsituaties te herstellen. Kleine eenzijdig aangetakte hoogwatergeul In bredere delen van de recente dalvlakte is ruimte voor de aanleg van kleine hoogwatergeulen. Deze geulen, met een beperkte diepte van maximaal 1,5 m en benedenstrooms met de rivier verbonden via een natuurlijke drempel, zorgen voor kleinschalige riviermoerassen in de dalvlakte naast de rivier. Door het verstuwen van de rivier zijn deze geulen vooral rivier(kwel)water gevoed, maar grondwaterinvloed vanuit het naastgelegen terras is niet uit te sluiten. Rivierduinen en droge terrassen De droge rivierterrassen en duinen zijn een belangrijke component van het rivierlandschap. Van nature is dit gebied geschikt voor grote oppervlakten stroomdalgraslanden en hardhoutooibossen. Niet overal is bos gewenst. Door lokaal bos op rivierduinen te kappen en om te vormen naar open duinen met droge pioniervegetatie wordt de habitatdiversiteit vergroot. Dit is van belang voor soorten die zowel natte als droge habitats nodig hebben voor het voltooien van hun levenscyclus, zoals de Knoflookpad. Terrasbeken en beekmondingen Beken die van het terras via de restgeulen uitmonden in de Maas vormen de ecologische verbindingen van de Maas met de natuur op de hogere gronden. Door kunstwerken als stuwtjes of doordat de beken deels door stedelijk gebied lopen is de ruimte voor soorten om zich langs deze beken vrij te bewegen beperkt. Een soort als de otter, maar ook diverse vissoorten en amfibieën zouden hun leefgebied sterk kunnen vergroten als deze beeklopen natuurlijk zijn ingericht en vrij kunnen afstromen. Zandmaas, met terrassen en kwelgeul, stroomdalgraslanden en hardhoutooibossen.

78 Mauriksche- en Ecksche waarden Honswijkerwaarden Groo of Konin (IJss Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Amsterdam-RIjnkanaal Renkumse benedenwaarden Bosscherwaarden Lazaruswaard Ingensche waarden Domswaard Redichemsche waard Lunenburgerwaard Wageninger benedenwaarden Doorwerthsche waarden Rosandepolder Meinerswijk Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Velpe Renkum Schoutenwaard Elster buitenwaarden Steenwaard Goilberdingerwaard Arnhem Stuw Driel Amerongsche bovenpolder Rijswijcksche waard Middelwaard Tegenover Tollewaard Beusichemse waard Randwijcksche en Rhenen De Rauwert Drielsche en Hon Huissensche waarden noord Rhenensche buitenwaarden Loowaard Wolswaard Huissensche waarden zuid Gouverneursche polder Hiensche en Pa Willemspolder Drutensche waarden west Wamelsche Afferdensche en Deestsche waarden Drutensche waarden oost IJzendoorn Willemspolder Wolferensche waard Winsensche waarden Loenensche buitenpolder Ewijcksche waard Tiel Gendtsche waarden toekomstbeeld Bedijkte Maas Moespotsche waard Oosterhoutsche weilanden Bemmelsche waarden Groenlanden Passewaaij Nijmegen Gouden Ham Stiftsche en Grobsche waard Dreumelsche waard Het Scheel Voorne Heerwewaarden Rijswaard Moleneindsche waard Kerkenwaard De Macharensche Waarden Zaltbommel Buitenpolder Heerewaarden Gamerensche waarden Alemsche en Drielsche Heesseltsche Buitenpolder Heerewaarden Alemsche en Drielsche Alemsche en Drielsche Maasakker Liendensche waard Niftriksche waarden Over de Maas Voorne Ossekampen zomerbed De Kop Alemsche en Drielsche Hurwenensche en Middelwaard Hemelrijksche Waard De Lithse Ham Wildsche Waarden Loonsche Uiterwaarden Keentsche Lage Wijth Zandmeren Waard Arkenswaard De Lymen Rossumsche waard Breemwaard Millingerwaard Diedensche Uiterdijk Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Herwijnensche bovenwaard Buiten Ooy Oijensche Middenwaard Greffeling Alemsche en Drielsche Doornwaard ard Hooge Wijth Hedelsche benedenwaarden Katwijk Maaskampen Hedelsche Bovenwaarden St. Agatha Boven Drielsche Slijkwell Empelse Waarden - Neder- en Overasselstsche waarden Mook en Middelaar Koornwaard Bernsche Crevecoeur Bokhovense Waarden Henriettewaard Maaskemp Sluispolders Koude Oord fysiotopen Zuidereiland - Heerenwaard Ossenkamp De Maasheggen Box - Vierl Kaartnummer! 16 Kilometers hoogtekaart met stroombaan Bronnen: Checken!!

79 Bedijkte Maas NAGW verkenning grote rivieren 79 Bij Mook verlaat de Maas het rivierdal en stroomt de deltavlakte in. De Maas krijgt hier een sterk meanderende loop die zijn grootste morfologische activiteit bereikte tussen 850 en 1000 na Chr. Daarna was er alleen sprake van geringe uitbreiding van meanderbochten. Voor de bedijking vormde de Maas brede oeverwallen en uitgestrekte kommen. In de eerste helft van de 14e eeuw kwam de aaneengesloten bedijking op de oeverwallen tot stand en kreeg de Maas bedijkte en. Kenmerkend voor het traject is dat de dijken vrijwel exact het patroon van de rivierloop volgen. Door het geringe verhang is de rivier hier sedimenterend, waardoor de en hoog zijn opgeslibd. Het oorspronkelijke kronkelwaardreliëf in de meanderbochten is geheel verdwenen onder een dikke laag klei. Mede door geleidelijke afname van het doorstoomprofiel door opslibben van de en traden veelvuldig dijkdoorbraken door waarbij kolken zijn gevormd. Met de kanalisatie van de Maas werden de meanderbochten doorgegraven en werd de restbedding gedeeltelijk opgevuld, zodat deze als landbouwgrond in gebruik genomen konden worden. Geïsoleerde geul Oude maasmeanders kunnen in dit traject weer worden open gegraven volgens de afmetingen van de oorspronkelijke geul; geïsoleerd of alleen benedenstrooms weinig aangetakt. In deze hoefijzermeren buiten de stroombaan van de rivier kunnen riviermoerassen tot ontwikkeling komen met ruimte voor zachthoutooibos(struweel). Benutting van rivierkwel heeft een positief effect op de waterkwaliteit in de geul. Door de verstuwing van de rivier hoeft de geul minder diep uitgegraven te worden en is deze vrijwel altijd watervoerend. Voor de ontwikkeling van rietmoerassen is de waterstand te stabiel. Eenzijdig aangetakte nevengeul Ondiepe, periodiek bij hoogwater met de rivier meestromende geulen parallel aan het zomerbed om voormalige eilanden: deze geulen zijn 10 tot 40 meter breed en hebben diepte van 0,5-1,5 meter. Cyclisch afgraven van zand en slib is nodig om de geul open te houden. Deze geulen vormen opgroeihabitat voor stroomminnende vissoorten en in de oeverzone kunnen riviermoerasvegetaties ontwikkelen, habitat voor moerasvogels en kleine zoogdieren. Uiterwaardvlakte Door reliëfvolgende verlaging waarbij delen tot op 0,5 m onder het stuwpeil worden afgegraven, ontstaat een gevarieerd milieu met riviermoerassen in de laagste delen en ooibosontwikkeling op de hoge ruggen. Door te variëren met het stuwpeil wordt dynamiek aan het systeem toegevoegd, waardoor periodiek droogval optreedt en slikken ontstaan. Kansrijk zijn de gebieden direct stroomopwaarts van de stuw.

80 Merwedekanaal Mauriksche- en Ecksche waarden Vreeswijk Bossenwaard Honswijkerwaarden Heerenwaard Graafsche waard Amsterdam-RIjnkanaal Tussen Langerak-Nieuwpoort en Koekoeksche waard Amerongsche bovenpolder Lazaruswaard Ingensche waarden Domswaard Redichemsche waard Kersbergsche- en Achthovensche en k Bosscherwaarden Rijswijcksche waard Polder de Eendragt Vogelzang Meandertak Gravenbol Schalkwijker buitenwaard Hagesteinsche Lunenburgerwaard Wageninger benedenwaarden Elster buitenwaarden Steenwaard Goilberdingerwaard Koekoeksche waard Tollewaard Koornwaard Rijswijcksche buitenpolder Beusichemse waard Lekwaard Middelwaard Tegenover Tollewaard Rhenen Langerak- Nieuwpoort Rhenensche buitenwaarden Gelkenes - Groot Ammers Wolswaard Gouverneursche polder H uit Willemspolder Drutensche waarden west Wamelsche Affe en D w Drutensche waarden oost IJzendoorn Willemspolder Winsensch Tiel Passewaaij toekomstbeeld Getijdenmaas en Bergse Maas Gouden Ham Stiftsche en Polder de Dordtsche Avelingen am Grobsche waard Boven-Hardinxveld Vuren Gorinchem Werkendam Biesbos Moleneindsche waard Kerkenwaard Groesplaat Steurgat bos Voorne De Lymen Rossumsche waard Dalemsche waard Hardinxveld-Giessendam Biesbos Diedensche Uiterdijk Het Scheel Heerwewaarden Rijswaard Oijensche Middenwaard Greffeling Allemanswaard Heeseltsche middenplaat Herwijnensche bovenwaard Dalemsche Waard Dreumelsche waard Sleeuwijker Waard Nieuwe Merwede linkeroever Buitenpolder Heerewaarden Breemwaard Gamerensche waarden Brakelsche benedenwaarden De Neswaarden Ruyterwaard Biesbos Zaltbommel Herwijnensche benedenwaard Woudrichem De Macharensche Waarden Munnikenland Heesseltsche Rijswijkse Waard Steurgat Woudrichem Poederoijensche Waarden Buitenpolder Heerewaarden Alemsche en Drielsche Alemsche en Drielsche Broeksche Waard Andel Arkenswaard Middelwaard Loonsche Uite Hemelrijksche Waard De Lithse Ham Keentsche uiterwaa Wildsche Waarden Alemsche en Drielsche Doornwaard Kolkenwaard Hedelsche benedenwaarden Hemertsche waard Hedelsche Bovenwaarden Boven Drielsche Slijkwell Genderensche Uiterwaard Ossekampen zomerbed Zandmeren Wijksche Waard Buitenpolder het Eiland van Nederhemert Voorne Gansooiensche Uiterwaard Empelse Waarden Heusden West Koornwaard Bernsche Heusden - Oost Hank - Dussen Drongelen Heusden West Crevecoeur Heusden - West Bokhovense Waarden Heesbeensche Uiterwaard Henriettewaard Hank - Dussen Drongelen fysiotopen Fysiotopen 0 Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend Bronnen: Kadaster, CBS, Rijkswaterstaat en ESRI Nederland. 12 Liendensche waard Niftriksche waarden Over de Maas De Kop Alemsche en Drielsche Hurwenensche en Poederoijensehoek Alemsche en Drielsche Maasakker 16 Kilometers hoogtekaart met stroombaan

81 Getijdenmaas en Bergse Maas NAGW verkenning grote rivieren 81 De Maas is vanaf de stuw bij Lith een vrij afstromende rivier. Evenals de Bedijkte Maas een riviersysteem met oeverwallen en kommen. Eind 13e begin 14e eeuw is dit riviertraject bedijkt. Morfologisch wijkt het echter sterk af van de Bedijkte Maas, omdat het door de verbinding met Waal bij Heerewaarden / Sint Andries ook een deel van de Waalafvoer kreeg te verwerken. Hierbij werd ook kalkrijk zand aangevoerd, dat in eilanden, zandplaten en oeverwallen werd afgezet. De bedding vormde een afwisseling van grote zandplaten, nevengeulen, middelwaarden en hoogwatergeulen. Oorspronkelijk stroomde de Maas via de Afgedamde Maas naar het noordwesten om bij Woudrichem weer in de Merwede uit te monden. Met de kanalisatie van de Maas is een rechtstreekse verbinding via de Bergse Maas met de Amer/Biesbosch tot stand gekomen en werd de Afgedamde Maas afgesloten. Voor de afsluiting van de Haringvliet (1970) was er een getijslag van 1,0 tot 1,5m op de rivier. Nu is die cm. Nevengeul Dit vrij afstromende deel van de Maas met een getijslag is geschikt voor zowel stromende nevengeulen als eenzijdig of niet aangetakte hoogwatergeulen. Kansrijke situaties daarvoor zijn de oude morfologische structuren rond middelwaarden / eilanden, voor zover nog onvergraven. Dimensies van de geul kunnen door reliëfvolgend ontgraven bepaald worden. Rond Heerewaarden kan rivierkwel vanuit de Waal worden benut. Actieve oeverwal Herstel van natuurlijke oevers kan leiden tot reactivering van het proces van oeverwalvorming, waardoor langs dit traject weer kansen ontstaan voor stroomdal vegetaties. Uiterwaardvlakte In de benedenloop van de rivier langs de Bergse Maas is aansluitend aan de Biesbosch in rivierkommen ruimte voor de ontwikkeling van rietmoerassen en zachthoutstruweel. Door zomerkadeverlaging, reliëfvolgend ontgraven van de rivier-/getijdenvlakte en de aanleg van getijkreken komen laaggelegen gebieden weer onder invloed van het getij.

82 Esri Nederland, AHN Nadere Uitwerking NAGW Grote Rivieren Beleid -3,2 - -1,9-1,8 - -0,61-0,6-0,72 0,73-2 2,1-3,4 3,5-6 6,1-7,3 7,4-8, hardhoutooibossen ooibossen stroomdalgraslanden grindbanken grindvlakten en -platen zandstrandjes, en actieve -duinenoeverwallen en rivierduinen riviermoerassen rietmoerassen slikken en gorzen slikken Meters 1: RV -a0- schaal kaartnummer datum Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend. Bronnen: Kadaster, CBS, Rijkswaterstaat, Alterra en ESRI Nederland.

83 -3,2 - -1, Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend. Bronnen: Kadaster, CBS, Rijkswaterstaat, Alterra en ESRI Nederland. Esri Nederland, AHN Nadere Uitwerking NAGW Grote Rivieren Beleid -1,8 - -0,61-0,6-0,72 0,73-2 2,1-3,4 3,5-6 6,1-7,3 7,4-8, Toekomstbeeld - ecotopen grote rivieren NAGW verkenning grote rivieren 83 De deeltrajecten, zoals hiervoor beschreven, zijn de bouwstenen van het samenhangende ecosysteem van de grote rivieren. Elk traject wordt gekenmerkt door een specifieke combinatie van ondergrond, processen en natuurpotenties. Als deze potenties over het gehele rivierengebied in kaart worden gebracht, ontstaat een samenhangend beeld van wat er aan natuurontwikkeling mogelijk is. Kansen voor specifieke ecotopen langs de rivieren De kaart hiernaast illustreert de gradiënten in deze potenties. Uit de kaart is af te lezen dat een aantal van de kenmerkende ecotopen vooral in specifieke delen van het rivierengebied voorkomt: Hardhoutooibos kan zich vooral ontwikkelen langs de bovenloop van de rivieren, waar oeverwallen en hoge en voorkomen bij een overstromingsduur van maximaal 10 dagen per jaar. De pijlen duiden er op dat bij wat langer durende ontwikkeling ook hardhoutooibos kan ontstaan als eindfase in de successie van zachthoutooibos op hogere delen van de en langs de middenloop van de rivieren. Stroomdalgraslanden ontstaan in beginsel op dezelfde plaatsen waar ook hardhoutooibos zou kunnen ontstaan (max. 10 à 20 dagen overstroming), maar waar het beheer de opslag van struiken en bomen tegengaat. Op extensief beheerde dijken en hogere delen kunnen stroomdalgraslanden tot ver in het benedenrivierengebied voorkomen. hardhoutooibossen en stroomdal graslanden Meters Grindbanken en -platen komen alleen langs de Grensmaas voor. Het is een specifiek ecotoop dat afhankelijk is van hoge dynamiek in waterstanden, stroomsnelheden en sedimenttransport. -a0- schaal 1: kaartnummer RV datum Zandstrandjes, actieve oeverwallen en rivierduinen komen voor waar de rivier- en winddynamiek groot genoeg is om zand af te zetten en weer op te pakken en zandige oevers blijvend langs de rivier voorkomen. Dit is het geval langs de Zandmaas, langs Waalbochten en Bovenwaal, en langs de Boven-IJssel en mogelijk ook langs het Pannedernsch Kanaal. Riviermoerassen komen voor overal waar laagdynamische natte omstandigheden in de en samengaan met overstroming van slechts één maal per vijf à tien jaar. Van oudsher zijn dat met name verlandende afgesneden meanderbochten en hoefijzermeren. Maar ook bij de oplevering van zand- en kleiwinningsplassen kunnen dergelijke rustige milieus ontstaan. Riviermoerassen komen vooral voor langs de Zandmaas en de Bedijkte Maas en langs de Nederrijn/Lek tot aan de Getijdenlek. Rietmoerassen komen voor onder laag-dynamische omstandigheden met regelmatige inundatie, met name door getijde invloed of door een natuurlijke seizoensfluctuatie met waterstanden die jaarlijks langdurig boven maaiveld staan. Rietmoerassen komen vooral voor langs de Getijdenlek, de Benedenwaal, de Getijdenmaas, de Bergse Maas en de IJssel- en Vechtdelta. Ook het stuwbeheer op de Maas en de Nederrijn riviermoerassen en rietmoerassen

84 NAGW verkenning grote rivieren 84 Veerkrachtig ecosysteem grote rivieren - toekomstbeeld bevordert, met name bovenstrooms van de stuwen, de laagdynamische omstandigheden met geringe fluctuaties die gunstig zijn voor kleinschalige rietmoerasvorming. Stroomopwaarts verandert het karakter van de rietmoerassen geleidelijk in dat van riviermoerassen. Slikken en gorzen komen alleen voor in combinatie met een duidelijke getijdefluctuatie zoals de Lek. Slikken liggen op de overgang van water naar land en zijn afhankelijk van de dynamiek niet of wel begroeid met riet. Gorzen vormen de overgang naar hoger en meer laag-dynamisch gebied. De rol van beheer in het ontstaan van ecotopen Het riviersysteem is van oudsher een dynamisch systeem, waarbij processen van erosie en sedimentatie steeds weer zorgen voor vernieuwing van de ondergrond en bijbehorende ecotopen. Over het gehele riviersysteem bleef altijd een min of meer gelijke verdeling van de ecotopen in stand. Door de toenemende invloed van de mens in het rivierengebied zijn de natuurlijke dynamische processen steeds meer naar de achtergrond verdrongen en het beheer bepaalt nu voor een heel groot deel welke ecotopen ergens kunnen bestaan. Zo gedijen zowel hardhoutooibossen als stroomdalgraslanden bij de zelfde omstandigheden maar bepaalt het terreinbeheer de uiteindelijke verschijningsvorm. Dit geldt ook voor het reliëf beheer bij rivierduinen. Ook het beheer van de rivier zelf bepaalt, binnen de gekozen afbakening, welke rivierdynamiek wordt toegelaten. Stuwbeheer heeft bijvoorbeeld gevolgen voor riet- dan wel riviermoerassen en de keuze voor kribben of langsdammen heeft gevolgen voor de zanddynamiek en de oeverprocessen. Maasheggen variant A Sturen op procesbeheer, nastreven hardhoutooibossen buiten de stroombaan, extensief begraasde stroomfdalgraslanden en kale oeverwallen daarbinnen. Als voorbeeld laten de figuren hiernaast drie mogelijke toekomstbeelden zien voor het Maasheggengebied langs de Zandmaas. In alle gevallen is hierbij zoveel mogelijk aangesloten bij de rivierprocessen en de specifieke potentie voor riviernatuur. Hierbij kan gestuurd worden op procesbeheer (variant A: diversiteit door overal hardhoutooibos na te streven waar dat buiten de stroombaan mogelijk is, extensief begraasd stroomdalgrasland en kale oeverwallen daarbinnen; ruigten in het overige terrein), dan wel op patroonbeheer in het geval het wenselijk is een cultuurhistorisch patroon in het landschap te benadrukken (variant C: vrijwilligersbeheer van heggen en houtwallen, natuurinclusieve landbouw en extensieve begrazing op overige delen van de linkeroever; in dit geval kan de rechteroever variant A volgen ter compensatie van het gebrek aan ooibosontwikkeling op de linkeroever). Een tussenvariant zou dan gebaseerd kunnen zijn op agrarische bedrijfsvoering met grotere oppervlakten natuurinclusieve landbouw (variant B: grotere eenheden, scheiding van natuur en landbouw). Maasheggen variant B Tussenvariant.

85 NAGW verkenning grote rivieren 85 Veerkrachtig ecosysteem grote rivieren - toekomstbeeld Deze verschillende varianten hebben uiteraard consequenties voor het mogelijke voorkomen van planten- en diersoorten. Zo zal de knoflookpad het meest gebaat zijn bij de variant A met kale oeverwallen en kleine plassen tussen het ooibos. Stroomdalgraslandsoorten kunnen profiteren van variant C waar het beheer deze habitats specifiek kan bevorderen. Maasheggen variant C Patroonbeheer vanwege cultuurhistorie, vrijwilligersbeheer van heggen en houtwallen, natuurinclusieve landbouw en extensieve begrazing op overige delen van de linkeroever.

86

87 Toekomstbeeld - de River Six NAGW verkenning grote rivieren 87 Om handen en voeten te geven aan een veerkrachtig en robuust ecosysteem, en de te behalen natuurwinst in het toekomstbeeld te kunnen benoemen en duiden, is de ruimtelijke uitwerking van het rivierengebied, met fysiotopen en ecotopen, tegen het licht gehouden aan de hand van een aantal indicatorsoorten voor een veerkrachtig en robuust ecosysteem van de grote rivieren: de River Six. De River Six staan daarbij voor combinaties van habitats met hun kwaliteiten als grootte, vegetatiestructuur en overgangen (gradiënten), verbondenheid en vegetatie-, water- en abiotsiche kwaliteit. De tabel laat zien voor welke sleutelfactoren de gekozen indicatorsoorten kenmerkend zijn, en op welke punten winst kan worden behaald in het geschetste toekomstbeeld (binnen de omschreven randvoorwaarden vanuit bijvoorbeeld waterveiligheid en scheepvaart, zie hoofdstuk Afbakening ). diverse uitgangssituatie gecreëerd zodat een eerste aanzet tot habitatdiversiteit aanwezig is en met aanvullend beheer wordt de gewenste dynamiek vooralsnog ingevuld. Voor een deel van de River Six zal er in het geschetse toekomstbeeld wel sprake kunnen zijn van levensvatbare populaties die in een duurzaam netwerk met elkaar verbonden zijn, en zijn er aaneengesloten leefgebieden of een netwerk van leefgebieden ontstaan die voldoende groot en samenhangend zijn om een populatie duurzaam te herbergen. Zo staat de Zwarte ooievaar voor grote aaneengesloten ooibossen, vanwege de noodzakelijke rust bij het broeden, en in de omgeving daarvan een diversiteit aan habitats waar hij voedsel kan vinden. De Knoflookpad staat voor een systeem waar voldoende dynamiek in zit (zandige plekken), plekken waar de larven kunnen opgroeien en de volwassen exemplaren de winter kunnen doorbrengen. Plekken die zonder barrières op niet te grote afstand van elkaar gelegen zijn. Om - weer - te komen tot een compleet veerkrachtig rivierecosysteem is tijd nodig. Tijd voor soorten om zich weer te vestigen, maar bovenal ook tijd om de voorwaarden voor de geschikte leefomgevingen voor de verschillende soorten met hun uiteenlopende eisen te bereiken in een omgeving met nu nog vaak ontbrekende habitats en dynamiek. Daarbij is er sprake van diverse vormen van medegebruik die gewenste ontwikkelingen op kortere en mogelijk op langere termijn nog niet realistisch maken. Dit zal betekenen dat in de toekomst voor een aantal van de river-six soorten nog niet alle voorwaarden voor het hoge ambitieniveau van de NAGW zullen zijn geschapen, maar dat wel grote stappen zijn genomen op weg daar naar toe. Bijvoorbeeld grote, aaneengesloten, oudere ooibossen voor de Zwarte ooievaar zijn er nog niet, maar een aantal kern(gebied)en van jongere ooibossen, op strategisch gelegen plekken (hotspots) kunnen al wel zijn gerealiseerd. Of de gewenste rivierdynamiek voor een Knoflookpad is nog niet bereikt, maar er is al wel een abiotisch De tabel hiernaast geeft aan voor welke sleutelfactoren de gekozen indicatorsoorten kenmerkend zijn, en op welke punten winst te behalen zou zijn. winst te behalen door: Zwarte ooievaar Otter Roerdomp Knoflookpad Grindwolfspin Barbeel schaal connectiviteit habitat diversiteit grote aaneengesloten oppervlakte (onverstoorde) ooibossen grote oppervlakte aan rietmoerassen, ongestoord realiseren knelpuntvrije verbindingen met achterland (beeksystemen, dijkovergangen) mogelijk maken van verbindingen tussen zee en regionale wateren en passeerbaar maken van stuwen Ooibossen en moerasvegetaties en ondiepe plassen op bereikbare afstand natuurvriendelijke oevers en afname gebruiksintensiteit en combinatie van visvrije natte poelen en onbegroeid hoogwatervrij los zand dynamiek benutten ruimte en en verdere ontwikkeling laagdynamische component ontwikkeling laagdynamische natte en droge natuur in combinatie met hoogwatervrij los zand (hoge dynamiek) ontwikkeling van voldoende onbegroeide habitats met bewegend zand meer afwisseling laag- en hoogdynamische delen rivier vereist habitat kwaliteit verbetering waterkwaliteit fourageerwateren verbetering waterkwaliteit rivieren/beken verbetering waterkwaliteit poelen en strangen verbetering waterkwaliteit rivieren/beken

88 circa 7500 hectare circa 20 kilometer circa 50 kilometer potenties

89 Zwarte ooievaar NAGW verkenning grote rivieren 89 Habitat De zwarte ooievaar foerageert in allerlei moerasvegetaties, ondiepe plassen en vochtige graslanden, het liefst in een besloten landschap. De soort broedt in uitgestrekte oude, open (ooi)bossen en is geen koloniebroeder. De zwarte ooievaar is zeer gevoelig voor verstoring van de nestlocaties en heeft relatief grote onverstoorde bosgebieden nodig om succesvol te kunnen broeden. Dynamiek Laagdynamische moerasgebieden en door natuurlijke successie ontstane oude bossen Benodigde oppervlakte geschikt habitat voor sleutelpopulatie: 7500 ha Verbinding Een Zwarte Ooievaar legt tot 50 km per dag om zijn levenscyclus te volbrengen. Broedlocaties en foerageergebieden mogen om die reden tot 20 kilometer van elkaar verwijderd liggen. Knelpunt voor het rivierengebied lijkt vooral te zitten in rustige broedlocaties van voldoende omvang. Populaties in het rivierengebied Geen populatie en broedgevallen in Nederland, jaarlijks enkele doortrekkende exemplaren Andere soorten die profiteren Oude ooibossen/rivier begeleidende vormen een biotoop voor een groot aantal karakteristieke planten en diersoorten van het rivierengebied. Potenties Binnen het Nederlands rivierengebied biedt de regio Gelderse Poort, Boven- en Midden-IJssel en Noordelijke Zandmaas ruimte voor vestiging van een populatie Zwarte Ooievaars. De grote aaneengesloten bosgebieden van de hogere zandgronden (Veluwe, Montferland en Rijk van Nijmegen) grenzen hier aan het rivierengebied. Met de ontwikkeling van hardhoutooibossen in deze riviertrajecten kan een samenhangend bosareaal ontstaan van voldoende omvang en rustige broedlocaties voor de Zwarte Ooievaar.

90 circa 50 hectare circa 100 kilometer potenties huidige populaties

91 Otter NAGW verkenning grote rivieren 91 Habitat Het leefgebied van de otter bestaat uit de oeverzone van al dan niet natuurlijke meren, rivieren en beken met een goede waterkwaliteit en voldoende voedselaanbod. Hier foerageert de otter op vissen, kreeften en amfibieën. Naast geschikt foerageergebied is de otter aangewezen op ruigtevegetaties struweel, bos of rietland voor het inrichten van zijn rustplaatsen. De otter is gebaat bij een heterogene structuurrijke inrichting van het buitendijks rivierengebied, waarbij ook voldoende hoogwatervrij terrein aanwezig is om te rusten bij hoogwater. Dynamiek Zowel hoog- als laag-dynamische natuurlijke oevers met een ruige begroeiing vormen het habitat van de otter. De aanleg van neven/ hoogwatergeulen, het ontstenen van rivieroevers en de ontwikkeling van riviermoerassen draagt bij aan de verbetering van het rivierengebied als leefgebied voor de otter. Benodigde oppervlakte geschikt habitat voor sleutelpopulatie: 50 ha Voor een duurzame otterpopulatie in Nederland zijn minimaal twee sleutelpopulaties van 50 otters die onderling met elkaar in verbinding staan (netwerk). Verbinding Otters zijn solitair levende dieren waarvan de leefgebieden elkaar deels overlappen. Uitgedrukt in km-oeverlengte bedraagt het leefgebied van mannetjes otters km en dat van vrouwtjes km. Ze verplaatsen zich meestal over lopend langs de oever door hun leefgebied waarbij ze per dag grote afstanden afleggen. Omdat de leefgebieden elkaar overlappen kunnen otters in laaglandsystemen bij voldoende voedselaanbod voorkomen in dichtheden van 1 per ca. 5 km oeverlengte. Van jonge otters is bekend dat ze op zoek naar nieuwe leefgebieden wel 100 km kunnen afleggen. Knelpuntvrije verbindingen via beeksystem met het achterland vergroten het leefgebied van de otter en verkleinen de kans op verkeersslachtoffers. Internationaal gezien vormt het Nederlandse laagveen en rivierengebied de verbinding tussen otterpopulaties in Noord Duitsland en restpopulaties van otters in de Ardennen. ruim voldoende leefgebied voor een minimumpopulatie van 50 dieren. In het Maasdal en de vele zijbeken in Noord- en Midden-Limburg is er naar schatting voldoende biotoop voor een otterpopulatie van ca. 50 dieren. Andere soorten die profiteren Natuurlijke oevers, structuurrijke en en rietmoerassen vormen een biotoop voor een groot aantal karakteristieke planten- en diersoorten van het rivierengebied, zoals vele vogelsoorten (rietvogels, Zwarte ooievaar, reigersoorten), zoogdieren (marterachtigen, vossen), vlindersoorten, libellen en andere insecten. Potenties Kansrijke sleutelgebieden voor de otter zijn de IJssel en de Gelderse Poort. De IJssel omdat deze aansluit aan een bestaande populatie en zwervende dieren kan opvangen. Uit onderzoek blijkt de Gelderse Poort interessant omdat dat hier de uitgangssituatie voor een sleutelpopulatie gunstig is door een combinatie van buitendijkse riviernatuur en binnendijkse (riet)moerassen. Bovendien leeft hier een populatie bevers. Otters kunnen flink meeprofiteren, omdat verlaten beverburchten en -holen door otters graag in gebruik genomen worden. De Gelderse Poort ligt bijzonder strategisch ten opzichte van de diverse Rijntakken, terwijl de afstand tot de Maas gering is. Van hieruit kunnen alle riviertakken worden verkend en gekoloniseerd, inclusief de aangrenzende Duitse natuurgebieden. Maas en Rijn (Waal) zijn met elkaar verbonden via de Afgedamde Maas en bij Fort Sint Andries. Het rivierengebied vormt dan met de laagveenmoerassen in West- en Noordoost-Nederland een samenhangend netwerk. Populaties in het rivierengebied Na de herintroductie van de otter heeft de soort zich in langs de IJssel ter hoogte van Doesburg gevestigd en in de Gelderse Poort. Duurzame populaties Otterpopulaties zijn relatief kwetsbaar omdat de dieren in een lage dichtheid voorkomen, een lage levensverwachting en een relatief lage reproductiesnelheid hebben. Voor de overleving op lange termijn is voldoende genetische variatie nodig. In Nederland zijn voor de korte termijn minimaal twee deelpopulaties met 50 otters nodig. Langs de Rijntakken komen drie gebieden naar voren waar in potentie telkens ca. 30 otters zouden kunnen leven: de Gelderse Poort, en van de IJssel en en van de Waal. In deze gebieden samen is

92 circa 300 hectare circa 30 kilometer potenties huidige populaties

93 Roerdomp NAGW verkenning grote rivieren 93 Habitat Het leefgebied van de roerdomp in Nederland beslaat nieuwe moerassen, rietmoerassen, petgaten in laagveengebieden en rietoevers langs buiten- en binnendijkse rivierstrangen, kleine plassen en kleiputten, kreken en oevers van grote meren. Roerdompen leven in moerassen op zowel klei, zand als veen. Het optimale leefgebied van de roerdomp bestaat uit een schakering van nat, overjarig rietland afgewisseld met open water en soms ook structuurrijk grasland of kruidenvegetaties. Gebieden zonder bomen of struiken hebben de voorkeur. Dynamiek Relatief laagdynamische moerasgebieden die wel onderhevig zijn aan de invloeden van fluctuaties in het waterpeil en de werking van wind. Waterpeilschommelingen tot maximaal 1 meter binnen een jaar en tussen de jaren geven de beste garantie voor optimaal roerdomphabitat. Dat betekent dat voor een optimale habitatontwikkeling moerassen regelmatig inunderen maar ook de waterstand kan uitzakken. Riet- en lisdoddevelden ontwikkelen zich onder die omstandigheden beter. In een natuurlijke situatie vallen moerassen s zomers regelmatig droog, wat de ideale omstandigheden levert voor moerasplanten om te ontkiemen. De hydrodynamiek voorkomt verbossing en verruiging. Bovendien houden hoge waterstanden en overstromingen roofdieren op een veilige afstand van de roerdompnesten. Daarnaast dragen periodes van droogval, afgewisseld met uitgesproken natte jaren, bij aan een grote biomassa van prooien als jonge vis of amfibieën. Het streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling is dat de roerdomp broedvogel zou moeten zijn in alle regio s van ons land, behalve het Zuid-Limburgse Heuvelland. Andere soorten die profiteren Laagdynamische rivier- en rietmoerassen vormen een biotoop voor een groot aantal karakteristieke planten- en diersoorten van het rivierengebied, zoals vissoorten, vogelsoorten (rietvogels, Zwarte ooievaar, reigersoorten), zoogdieren (otter), libellen en andere insecten. Potenties Kansen voor uitbreiding van grootschalig riethabitat voor o.a. de Roerdomp liggen vooral in de Gelderse Poort met als kerngebied de Rijnstrangen, de Getijdenmaas/Biesbosch en de IJssel-Vechtdelta. De Maas-Waal-connectie bij Heerewaarden kan ontwikkeld worden tot een belangrijke stapsteen van middelgrote omvang tussen de Biesbosch en de Gelderse Poort. Een snoer van kleinschalige (rivier)moerassen langs de Nederrijn-Lek en de Bedijkte Maas kunnen eenzelfde verbindende functie vervullen. Benodigde oppervlakte geschikt habitat voor sleutelpopulatie: 300 ha Verbinding De roerdomp kan afstanden van 30 km tussen gebieden met geschikt habitat overbruggen. In aaneengesloten moerassen is de homerange ongeveer 20 hectare. Maar in landschappen waar geschikt habitat niet aaneengesloten is, kan die oplopen tot meer dan 250 hectare. De roerdompen gebruiken binnen dit gebied dan soms wel meer dan vijf kernen die honderden meters uit elkaar kunnen liggen. Populaties in het rivierengebied De roerdomp is een schaarse broedvogel die vooral nog in laagveenmoerassen, oude duinvalleien en langs vennen broedt. In het rivierengebied komt de soort als broedvogel alleen nog in geringe getale voor in de, de Rijnstrangen en in de Biesbosch. Daarnaast nog op enkele locaties langs de Nederrijn-Lek en de Maas. Voor een duurzame populatie op nationale schaal zijn volgens de Natura 2000-doelstellingen ten minste 20 sleutelpopulaties vereist, met een totale Nederlandse populatie van minstens 400 paren. Die landelijke doelstelling wordt, ondanks het recente lichte herstel, nog steeds niet gehaald. In 2008 werd de beoordeling van de Staat van Instandhouding gekwalificeerd als zeer ongunstig.

94 circa 50 hectare circa 5 kilometer potenties huidige populaties

95 Knoflookpad NAGW verkenning grote rivieren 95 Habitat De knoflookpad plant zich in het rivierengebied voort in laagdynamische moerassen en wateren met waterplanten. Dit biotoop is te vinden in de ver van het zomerbed gelegen, geïsoleerde restgeulen, strangen, kolken en ondiepe ()plassen met verlandingsvegetaties, zowel binnendijks als buitendijks. De pad overwintert door zich in te graven in hoogwatervrije loszandige habitats, zoals rivierduinen, hoge oeverwallen en kronkelwaardruggen met een open stroomdalgraslandvegetatie of akkerland en halfopen ooibossen. Dynamiek De knoflookpad is afhankelijk van zones met een hoge morfodynamiek in de oeverzone van de rivier voor geschikt zandig overwinteringshabitat en gebieden met een lage rivierdynamiek voor voortplantingshabitat. Lage rivierdynamiek betekent in dit geval bij voorbeeld een incidenteel hoogwater waardoor het proces van verlanding (gedeeltelijk) wordt gereset of een periode van extreem laagwater waardoor een plas periodiek droogvalt en de vissen, natuurlijke predatoren van amfibieën, niet overleven. Verbinding De home range van de knoflookpad, de afstand die hij overbrugt om zijn levenscyclus te volbrengen is 1-5 km. Goede ecologische verbindingen tussen voortplantings- en overwinteringsgebieden (over de winterdijk heen) zijn noodzakelijk. Populaties in het rivierengebied De knoflookpad kent momenteel geen buitendijkse populaties in het rivierengebied. Andere soorten die profiteren Van de laag-hydrodynamische zones zoals poelen en moerassen profiteren andere amfibieën, vogelsoorten zoals roerdomp, blauwborst en waterral, maar ook de waterspitsmuis, ringslang, en ongewervelden zoals het zomers doflijfje en andere zweefvliegen. In de open vegetatie op loszandige bodem komen weer andere soorten aan bod, zoals het bruin blauwtje, hagedissen, zandloopkevers en vele andere insecten en de ruigtewolfspin. Potenties In een gezond rivierecosysteem komen in alle trajecten met voldoende morfodynamiek en habitatdiversiteit, en die bovendien aan hogere zandgronden grenzen met laagdynamische moerasnatuur in poelen en kwelgeulen, levensvatbare populaties knoflookpad voor. Dit geldt met name voor de IJssel, de Bovenwaal en de Zandmaas.

96 circa 5 hectare circa 20 kilometer potenties huidige populaties

97 Grindwolfspin NAGW verkenning grote rivieren 97 Habitat De grindwolfspin plant zich voort en foerageert op grofzandige en grindrijke rivierstranden en rivieroevers. In de winter trekt de spin weg naar hoger gelegen delen, liefst naar naastgelegen hoogwatervrije oeverwallen of rivierduinen. Dynamiek De grindwolfspin is een indicatorsoort voor de aanwezigheid van dynamische oeverzones. Erosie en sedimentatie van zand en grind door de rivier in de oeverzone gecombineerd met actieve oeverwal- en rivierduinvorming zorgen voor een voortdurende verversing van het habitat van de grindwolfspin. Benodigde oppervlakte geschikt habitat voor sleutelpopulatie: 5 ha Verbinding Een grindwolfspin kan binnen een straal van 50 m zijn levenscyclus volbrengen, maar is in staat actief afstanden van 1 km te overbruggen. Passief, met de stroom van de rivier, kan de soort zich over grotere afstanden (20 km) verplaatsen. Geschikt biotoop op regelmatige afstand langs de oever van de rivier draagt bij aan een duurzaam netwerk van sleutelpopulaties van de grindwolfspin. Populaties in het rivierengebied De grindwolfspin is een zeldzame soort in Nederland, met een hoofdzakelijk voorkomen in de Gelderse Poort en langs de Maas in zuidelijk Limburg. Echter, spaarzame vondsten in West-Nederland en langs de IJssel duiden erop dat de grindwolfspin bij aanwezigheid van voldoende geschikt biotoop zich over het hele rivierengebied kan verspreiden. Andere soorten die profiteren Dynamische rivieroevers en actieve oeverwallen en rivierduinen vormen een geschikte groeiplaats voor stroomdalvegetaties van graslanden, struwelen en ooibossen. De open vegetatie op loszandige bodem vormen een habitat voor soorten zoals de knoflookpad, de ruigtewolfspin, het bruin blauwtje, en vele andere insecten. Potenties Een gezond ecosysteem van de grote rivieren zou daarom minimaal enkele tientallen voorkomens van de grindwolfspin omvatten, met name langs de Grensmaas, de Waalbochten, de Middenwaal en de Bovenijssel, vanwaar regelmatig exemplaren ook benedenstroomse habitats kunnen bezetten. De zandstranden vormen het leefgebied voor zich ingravende amfibieen, spinnen en insekten, zoals de Knoflookpad, de Grindwolfspin, loop- en kortschildkevers en oeverwantsen.

98 potenties huidige populaties

99 Barbeel NAGW verkenning grote rivieren 99 Habitat De barbeel is een stroomminnende (rheofiele) vissoort en bewoner van de middenloop van rivieren waar een afwisseling is in stroomsnelheid, vorm van de bedding en een bodemsubstraat van zand, grind en keien aanwezig is. De Barbeel is een bodembewoner en foerageert vooral s nachts in de minder snel stromende delen van de rivier. In stilstaand water komt de soort gewoonlijk niet voor. Met zijn spitse snuit met tastdraden wordt de bodem omgewoeld op zoek naar allerlei kleine bodemdiertjes. Overdag verblijft deze schuwe vis in sneller stromend water boven een harde ondergrond. De voortplanting vindt plaats in de periode mei-juli. Bij stijging van de watertemperatuur, zoeken de volwassen barbelen ondiepe plaatsen met stromend water boven vlakke zand- en grindbanken op om te paaien. De eitjes worden hierop afgezet en komen afhankelijk van de temperatuur na één tot twee weken uit. Tussen de kiezelstenen resorberen de larven binnen tien dagen de dooierzak. Waarna de larven vervolgens driften naar de langzaam stromende oeverzones en ondiepe delen van de rivier om verder op te groeien. Volwassen barbelen leven in kleine groepen van vier tot tien dieren. Het water is zuurstofrijk en heeft in de zomer een temperatuur van 15 C tot 22 C. Andere soorten die profiteren Alle rheofiele vissoorten die afhankelijk zijn van stromende rivieren met een goede waterkwaliteit. Daarnaast is natuurlijke variatie in het habitat een vereiste met voldoende paaiplaatsen en opgroeigebieden voor juveniele vis. Vrij doorgang naar alle delen van het stroomgebied vergroten het leefgebied van rheofiele vissoorten. Potenties In een gezond ecosysteem van de grote rivieren zou de Barbeel in alle uurhokken moeten kunnen voorkomen. Dynamiek De barbeel prefereert een gemiddelde stroomsnelheid tussen de 0,10 en 0,25 m/sec. met uitschieters tot 1,2 m/sec. en een waterdiepte varierend van zeer ondiep tot ongeveer twee meter. Verbinding De barbeel is geen vissoort die over grote afstanden migreert maar wordt naast de grote rivieren ook aangetroffen in de zijrivieren. Het herstel van de natuurlijke riviermorfologie (bijvoorbeeld natuurontwikkeling in de vorm van ondiepe langzaamstromende nevengeulen als opgroeigebied voor juveniele barbelen), het verwijderen van stuwen of de aanleg van vispassages kunnen leiden tot het herstel van leefgebieden. Populaties in het rivierengebied In Nederland komt de barbeel voor in de grote rivieren Maas, IJssel, Waal, Rijn, in mindere mate de Lek en het benedenrivierengebied. In het recente verleden vormden watervervuiling, verstuwing en kanalisatie de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van barbeel. Met name door verbetering van de waterkwaliteit is de soort weer toegenomen in onze grote rivieren. Ook in het IJsselmeer zijn waarnemingen bekend. In de Plassen-Maas en Grensmaas ligt het zwaartepunt van de landelijke verspreiding en wordt de soort aangetroffen in zijrivieren en beken als de Roer, Swalm en Geul. De barbeel kan ongeveer 25 jaar oud worden.

100 IJssel-Vecht delta Loevestein Biesbosch Sint Andries Gelderse Poort Grensmaas

101 Hotspots NAGW verkenning grote rivieren 101 De en van de grote rivieren bleken de afgelopen decennia bij uitstek geschikt voor het herstel van natuur in Nederland, in samenhang met andere functies zoals landbouw en delfstoffenwinning. De landbouw in de en richtte zich steeds meer op extensievere vormen van grondgebruik die gepaard kunnen gaan versterking van natuur en landschap. Daarnaast heeft de maatschappelijke discussie over natuurherstel ertoe geleid dat ontwikkelingen langs de rivieren, zoals delfstoffenwinning, rivierbeheer en waterveiligheidsmaatregelen, steeds vaker werden gecombineerd met natuurontwikkeling. Inmiddels vormen de grote rivieren één groot lint van natuurgebieden, soms gecombineerd met andere functies. Deze gebieden spelen een belangrijke rol in de beleving van dit karakteristieke landschap. Met het geschetste toekomstbeeld, bestaande uit de ecotopen en de bijbehorende River Six, is de NAGW voor de grote rivieren verder verkend en ingevuld. Dit toekomstbeeld gaat uit van de potenties die de rivier en en bieden voor ontwikkeling van een bij dit systeem passende natuur. Hierdoor wordt het bestaande lint van verschillende natuurgebieden steeds verder verdicht, totdat een doorlopend en samenhangend netwerk van gebieden ontstaat, met landbouw en recreatie als eventuele nevenfuncties, waarbij de variatie, schaal en verbindingen tussen de aanwezige habitats een goede basis vormen voor een veerkrachtig ecosysteem. Wanneer naar het totale ecosysteem wordt uitgezoomd tekent zich in het rivierengebied een aantal gebieden af waar zich een optimale combinatie van habitats zou kunnen ontwikkelen. Dit zijn gebieden met de juiste schaal en afwisseling, waar van nature een grote samenhang aanwezig is tussen de rivier en bestaande of potentiële natuur in zijn omgeving of rivieren samenkomen. In deze hotspots voor riviernatuur zijn de kansen op versterking van de natuur groter dan in andere delen van het gebied. In deze hotspots zou de ambitie gericht moeten zijn op omvangrijke aaneengesloten gebieden (minimaal 2500 ha) met grote natuurkwaliteit, die kunnen dienen als stepping stones en kerngebieden voor soorten en voor migratie naar de omringende delen van het rivierengebied. Loevestein (Gorinchem - Munnikenland - Afgedamde Maas) Deze hotspot biedt grote kansen voor ecosystemen van getijdegebonden laaglandrivieren. Door de verbindingen met het nabije veenweidegebied en de grote rietmoerassen is het gebied een leefgebied bij uitstek voor reigerachtigen, ooievaars en otters; de uitgestrekte natte natuur biedt bovendien uitstekende kansen voor vissen en voor vogelsoorten als de zwarte ooievaar, zeearend, visarend en buidelmees. Deze hotspot van het rivierengebied ligt op het grensvlak met een evidente hotspot van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Wateren: de Biesbosch, het overgangsgebied van de grote rivieren naar de delta met getijden- en laagdynamische riviernatuur. Deze hotspot heeft de potentie om te kunnen uitgroeien tot een omvang van ongeveer 3000 ha, aansluitend aan het Nationaal Park de Biesbosch dat 9000 ha omvat. Sint Andries Deze hotspot wordt gekenmerkt door de nabijheid van de twee grootste rivieren in ons land, de Maas en de Waal, die elkaar hier bijna raken. Hoewel het stroomgebied van deze rivieren volledig van elkaar gescheiden is, zijn er grote kansen voor het laten ontstaan van een groot aaneengesloten natuurgebied met typische riviervegetaties behorende bij diverse overstromingsfrequenties en nevengeulen. Dit zijn met name ecotypen als stroomdalgraslanden, zachthout- en hardhoutooibos. Het gebied biedt vestigingsmogelijkheden voor diverse vis- en waterfaunasoorten, en vormt een belangrijke laagdynamische stapsteen voor vele riviergebonden vogelsoorten (bijv. zwarte ooievaar, kwak, visarend) en de otter. Hoewel de watersystemen van beide rivieren gescheiden zijn, is het gebied kansrijk voor migratie van diersoorten tussen beide systemen. Met inbegrip van de reeds bestaande natuurgebieden langs Maas en Waal kan hier een hotspot van samenhangende riviernatuur ontstaan van ruim 2500 ha. Gelderse Poort (Rijnstrangen - Waalbochten - IJsselpoort) Dit gebied op de overgang van de middenloop van de Rijn naar het Nederlandse laagland kan op dit moment al beschouwd worden als de parel van de Nederlandse riviernatuur. Gerichte ontwikkeling van natuurkwaliteiten in het Rijnstrangengebied en de omringende en tot en met de IJsselpoort kan de waarde van deze parel nog aanzienlijk verhogen. Het voorkomen van hoogdynamische rivierecotopen als zandstranden en opstuivende oeverwallen op korte afstand van laagdynamische systemen en deels binnendijkse wetlands (Groenlanden, Rijnstrangen), én hardhoutooibossen, omzoomd door de stuwwallen van de Veluwe, Rijk van Nijmegen en de heuvels van Montferland maakt de Gelderse Poort tot een uniek natuurgebied. Deze hotspot fungeert als brongebied voor migratie en (her)kolononisatie van vele riviergebonden organismen, zoals zwarte populier, grindwolfspin, otter, bever, buidelmees, verschillende dagvlinder- en andere insectensoorten. Mocht de zwarte ooievaar in Nederland gaan broeden dan is er grote kans dat dat in de Gelderse Poort zal zijn. Inclusief de reeds aangewezen Natura 2000-gebieden (6100 ha) kan de Gelderse Poort zich ontwikkelen tot een samenhangend gebied van riviernatuur van zo n ha.

102 NAGW verkenning grote rivieren 102 Hotspots IJssel-Vechtdelta De IJssel-Vechtdelta is een typische laaglanddelta waar het rivierengebied samenkomt met het IJsselmeergebied. Deze hotspot biedt grote kansen voor het vergroten van aaneengesloten arealen grootschalige wetlands en rietmoerassen. Hier liggen grote kansen voor het versterken van de natuurkwaliteit van soortenrijke moerasvegetaties in samenhang met de ontwikkelingen in Ketelmeer, Zwarte Water en Kampereiland waardoor de verbinding tussen IJssel en IJsselmeer wordt versterkt. Diersoorten die hier van profiteren zijn vele moerasvogels (roerdomp, kwak, buidelmees, lepelaar, maar ook zwarte ooievaar), zeearend, otter, bever, insecten als gouden sprinkhaan en vissen die vanuit de Waddenzee, via de IJssel naar de Rijn zwemmen. Deze hotspot kan tot een samenhangend natuurgebied uitgroeien van ongeveer 2500 ha, de nabijgelegen moerasgebieden in Noordwest Overijssel meegerekend tot ca ha. Grensmaas De Grensmaas is het vrij afstromende gedeelte van de Maas op de grens tussen Vlaanderen en Nederland. Het is een riviergedeelte gekenmerkt door grindbeddingen en hoge dynamiek van waterstanden en erosie-/ sedimentatieprocessen. Omdat de Grensmaas geen scheepvaartfunctie heeft hoeft hier bij kansen voor ontwikkelingen van natuurkwaliteit geen rekening te worden gehouden met bevaarbaarheid. Bij een optimale samenwerking met de Rivierbeheerder van de Maas in Wallonië, met name om de afvoerdynamiek en sedimenthuishouding te verbeteren, kan de Grensmaas een schoolvoorbeeld worden van herstel van riviernatuur, met name ook op het gebied van een rijke vegetatie en dynamiek-gebonden soorten waterfauna, vis (bijv. de barbeel) en amfibieën (bijv. knoflookpad), insecten als sabelsprinkhanen en dagvlinders (bijv. koninginnepage). Deze hotspot, inclusief het reeds bestaande Natura 2000 gebied van 300 ha kan zich ontwikkelen tot een omvang van zo n 2500 ha.

103 Hotspots NAGW verkenning grote rivieren 103

104 GW Grote Rivieren -1,8 - -0, ,6-0, , ,1-3, , ,1-7, ,4-8,7 Processen in het rivierengebied Nadere Uitwerking NAGW Grote Rivieren Beleid -4,5 - -3, ,2 - -1, ,8 - -0, ,6-0, , ,1-3, , Toekomstbeeld - ecotopen 6,1-7,3 grote rivieren 7,4-8,7 2/9 1/9 6/9 1/9 stuwen stuwen stroomsnelheid stroomsnelheid afvoerverdeling Rijntakken afvoerverdeling Rijntakken getijdeninvloed / -duinen getijdeninvloed zoutinvloed zoutinvloed rivierdynamiek rivierdynamiek wegzijging wegzijging kwel kwel hardhoutooibossen ooibossen stroomdalgraslanden grindbanken grindvlakten en -platen zandstrandjes, en actieve -duinenoeverwallen en rivierduinen riviermoerassen rietmoerassen slikken en gorzen Meters Esri Nederland, AHN 1: RV -a0- schaal kaartnummer datum Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend. Bronnen: Kadaster, CBS, Rijkswaterstaat, Alterra en ESRI Nederland.

105 Toekomstbeeld - de River Six Hotspots IJssel-Vecht delta Loevestein Biesbosch Sint Andries Gelderse Poort zwarte ooievaar barbeel grindwolfspin Grensmaas roerdomp otter knoflookpad

106

107 Deel 3. vervolg

108

109 Vervolg NAGW verkenning grote rivieren 109 De Natuurverkenning Grote Rivieren is bedoeld als inspiratiebron voor alle betrokkenen bij de verdere ontwikkeling van het rivierengebied. Het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, het op peil brengen van de hoogwaterbescherming, het uitwerken van vernieuwende mogelijkheden voor natuur-inclusieve landbouw, het bevorderen van eigentijdse scheepvaartconcepten passend bij de natuurlijke rivierdynamiek, het aanwenden van delfstoffenwinning waar dit de andere functies ondersteunt, en het mogelijk maken van optimale natuur- en landschapsbeleving, dit allemaal vergt een intensieve samenwerking op basis van een gedeelde overkoepelende ambitie. Op deze manier heeft het rivierengebied de potentie om uit te groeien tot een karakteristiek Nederlands multifunctioneel landschap, gekenmerkt door grote natuurwaarden met internationale uitstraling. Inspiratiebron De Natuurverkenning Grote Rivieren beoogt een dynamisch perspectief te bieden. Het is immers zeker dat de omstandigheden (afvoerkarakteristiek, soortsverspreiding) niet gelijk zullen blijven, en ook de eisen die de verschillende functies aan het rivierengebied stellen zijn voortdurend onderhevig aan verandering. De ambitie zal dus regelmatig bijgesteld moeten worden om nieuwe kansen te kunnen benutten. Niettemin is het van het grootste belang om de Natuurverkenning Gorte Rivieren op rijksniveau goed te omschrijven, zodat in geval van bijstelling helder is welke veranderingen aan de orde zijn en welke aanvullende maatregelen elders eventueel nodig zijn om het totaalbeeld van het ecosysteem van de grote rivieren zo compleet mogelijk te maken. In gesprekken over de Natuurverkenning Grote Rivieren zijn veel ideeën geopperd over versterking van de natuurambitie, of over mogelijkheden deze versneld te realiseren. Kansen benutten Uiterwaardbeheer Het beheer van de en bepaalt in belangrijke mate het resultaat in termen van natuurwaarde. In de aansturing van het beheer (verdeling verantwoordelijkheden tussen RWS en waterschappen, terreinbeherende organisaties; uitbesteding van beheer op basis van openbare aanbesteding) is nog veel winst te behalen door minder statisch om te gaan met de beheersverplichtingen, maar die meer af te stemmen op de karakteristieke ecotopen van het betreffende riviertraject. Voor het beheer van en wordt gebruik gemaakt van zogenaamde vegetatieleggers bij Rijkswaterstaat. Hier staat op kaart aangegeven waar welk vegetatiestructuur aanwezig mag zijn. Dit leidt tot een statisch patroonbeheer van de en. Minder statische vegetatieleggers maken het mogelijk om op korte termijn al belangrijke stappen te zetten in het realiseren van belangrijke habitats en gradiënten. Overleg met de opstellers/beheerders van de vegetatieleggers kan leiden tot een vegetatieleggers-systeem dat meer dynamiek toelaat in de context van het rivierengebied in zijn geheel. Samenhang met Natura 2000 Momenteel is een beperkt deel van de Riviertakken als Natura 2000 aangewezen het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden op nationale schaal. De Natuurverkenning Grote Rivieren gaat uit van een compleet riviersysteem. In overleg met de overige belanghebbenden kan voor realisatie van deze ambitie een beschermingsstatus/ontwikkelingsstatus vanuit de Natura 2000 een hoger gewicht in de planafwegingen in de schaal leggen. In 2017 worden bijvoorbeeld doelen en aanwijzingen vanuit de Vogelrichtlijn tegen het licht gehouden, die in het gehele rivierengebied voor helderder natuurdoelen zou kunnen zorgen. Natura 2000 vereist ook in het rivierengebied een gunstige staat van de natuur. Als daartoe conform het toekomstbeeld meer dynamiek wordt toegelaten in het rivierengebied, kan dat deze natuur (tijdelijk) negatief beïnvloeden. Bovendien zal de natuur niet altijd op de geplande locaties tot ontwikkeling komen. Dat hoort bij de natuurlijke dynamiek. Door een goed geplande overgangsaanpak, en door cyclisch beheer op meerdere plaatsen, kunnen de bestaande natuurwaarden worden behouden of versterkt. Bestaande riviernatuur kan dan bijvoorbeeld dienen als (zaad) bron voor verdere verspreiding en uitbreiding van natuur. De 6-jaarlijkse actualisatie van beheerplannen van de Natura gebieden is aanleiding eventuele discrepanties tussen de Natuurverkenning Grote Rivieren en Natura 2000 ter discussie te stellen. Rivierverruiming en dijkversterking Bij afweging tussen rivierverruiming en dijkversterking in de actualisatie van de Voorkeurstrategie is de natuurambitie één van de factoren. Inzicht in de bouwstenen en ontbrekende schakels van de natuur is daarvoor noodzakelijk. De resultaten dienen te kunnen worden gebruikt als informatiebron kaartlaag bij de actualisatie van de voorkeursstrategie en als inspiratie bij uitwerking van rivierverruimende maatregelen in en. Het is te overwegen om in gevallen waar dijkversterking/ rivierverruiming nodig blijkt te zijn, een geringe overdimensionering te bespreken, zodat de ontwikkeling van meer hardhoutooibos toegelaten kan worden. Waterproblematiek laag Nederland Momenteel liggen de Nederrijn en de Benedenwaal verhoogd in het laag-nederlandse landschap. Binnen de dijken is weinig ruimte voor het realiseren van de doelstellingen van de NAGW. De rivier komt steeds hoger te liggen, het achterland steeds lager. Binnendijks langs de rivierdijken is een zone waar rivierkwel optreedt, hetgeen een beperking van het huidige landgebruik inhoudt. Dit brengt echter ook met zich mee dat hier kansen liggen voor het realiseren van gewenste habitats buiten het huidige rivierbed. Onderzocht kan worden in hoeverre het mogelijk is om een boezemachtig systeem te ontwikkelen in deze kwelzones.

110 NAGW verkenning grote rivieren 110 Vervolg Aanpassen stuwbeheer Het stuwbeheer op Maas en Nederrijn/Lek dient met name de minimum vaardiepte voor de scheepvaart, en op de Nederrijn/Lek (met name stuw Driel) ook de afvoerverdeling op het splitsingspunt IJsselkop. In gestuwde conditie hetgeen een groot deel van het jaar het geval is is er geen waterstandsdynamiek in de rivier. Het stuwbeheer wordt voortdurend getoetst aan de scheepvaartbehoefte en de waterverdelingsopgave. Het is de moeite waard een aparte studie te verrichten naar de mogelijkheden ook bij lagere afvoeren een dynamisch stuwbeheer te hanteren om een natuurlijker rivierdynamiek te bevorderen. Transitie van de scheepvaart De riviertakken worden gebruikt door de (beroeps)scheepvaart. Met name laagwaterstanden vormen steeds meer een belemmering van de bevaarbaarheid met toenemende risico s voor de vervoerszekerheid. De binnenvaartsector zal de komende jaren zeker nadenken hoe op deze veranderingen ingespeeld kan worden en mogelijk zal dit leiden tot een transitie naar een andere vorm van scheepvaart (schepen met minder diepgang), tot een andere routeverdeling (bijv. transport van de IJssel onder bepaalde omstandigheden en voor specifieke scheepstypen naar Amsterdam-Rijnkanaal en Waal verplaatsen) of tot een ander stuwregime op de Nederrijn/Lek. Om de natuurambitie te optimaliseren moet aangehaakt worden bij deze mogelijke scheepvaarttransitie. Mogelijk zijn de kansen op realiseren van de NAGW te versnellen door een dialoog over het onderwerp al eerder op te starten. Inmiddels zijn de omstandigheden waarin het Programma Ruimte voor de Rivier opereerde verder veranderd. De aansturing van de verschillende programma s, zoals de hoogwaterbeschermingsprogramma s en de Deltaprogramma is verdeeld over diverse partijen (RWS, waterschappen, provincies). Hierbij is de financiering is niet meer eenduidig centraal, maar gedeeld tussen rijk en waterschappen. Bovendien is de ruimtelijke kwaliteit is geen specifieke doelstelling: er zijn geen rijksmiddelen voor ruimtelijke kwaliteit vrijgemaakt waardoor aandacht voor het gebied veelal verengt tot ruimtelijke inpasbaarheid. Tenslotte is rivierverruiming geen principiële keuze meer. De hiermee gepaard gaande kansen voor duurzame gebiedsontwikkeling zijn vervangen door een scala aan maatregelen. Dijkverhoging, technische (innovatieve) en ruimtelijke maatregelen worden hierbij afgewogen en al of niet in combinatie uitgevoerd. Tegen deze achtergrond is ook de boodschap van de Natuurverkenning Grote Rivieren een uiterst actuele. Rivieren zijn provincie-overstijgend, en riviernatuur kent geen onderscheid tussen waterschap, Rijkswaterstaat of terreinbeherende organisatie. Zeker gezien het nationale belang van Natura 2000-aanwijzingen en bijbehorende beheersplannen, is de Natuurverkenning Grote Rivieren een essentieel handvat voor verder debat over de toekomst van het Nederlandse Rivierengebied. Bestuurlijke dynamiek Ruimte voor de Rivier, en nu verder Het Programma Ruimte voor de Rivier heeft nieuwe vormen van samenwerking te zien gegeven tussen overheden onderling en overheden en belanghebbenden. Het programma is vrijwel voltooid: de overeengekomen waterveiligheid is bereikt. Hierbij is zo decentraal mogelijk gewerkt aan het ontwikkelen van plannen en realiseren van projecten. De uitvoering lag bij voorkeur bij de overheidsorganisatie die de meeste lokale kennis en contacten bezit. Een landelijk programmabureau had hierbij de aansturing over randvoorwaarden en facilitering. Hierbij was uitdrukkelijk aandacht voor duurzame gebiedsontwikkeling. Waterveiligheid en het verbeteren van de Ruimtelijke Kwaliteit van het rivierengebied waren gelijkwaardig als doelen. Deze dubbele doelstelling gaf de mogelijkheid integrale oplossingen te vinden die passen bij de lokale tradities, landgebruik en toekomstvisie. Dit zorgde voor een aanzienlijk draagvlak waardoor het risico op vertraging en hoge kosten als gevolg van juridische procedures laag waren. Het programma Ruimte voor de Rivier kan dan ook worden beschouwd als een logisch gevolg van het decentralisatie- en dereguleringsbeleid, waardoor de verschillende overheden meer afhankelijk zijn geworden van onderlinge samenwerking in het realiseren van doelen, vooral bij integrale en duurzame gebiedsontwikkeling.

111 Vervolg NAGW verkenning grote rivieren 111

112 Arnold, Geo; Henk Bos; Roel Doef; Neeltje Kielen; Francien van Luijn, Februari 2011 Waterhuishouding en waterverdeling in Nederland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directoraat-Generaal Water, Rijkswaterstaat. Arts, Gertie; Ralf Verdonschot; Gilbert Maas; Harry Massop; Fabrice Ottburg; Eddy Weeda, 2016 Herstel en ontwikkeling van laag-dynamische, aquatische systemen in het rivierengebied. Alterra Wageningen UR. VBNE, Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren, Rapport nr. 2016/OBN-205-RI Driebergen. Brinke ten, Wilfried, 2005 De beteugelde rivier. Bovenrijn, Waal Pannerdensch Kanaal, Nederrijn- Lek en Ijssel in vorm. Veen Magazines B.V. Amsterdam. Bruin. Dick de; Dick Hamhuis; Lodewijk van Nieuwenhuijze; Drs. Willem Overmars; Dirk Sijmons; Frans Vera, 1987 Ooievaar, De toekomst van het rivierengebied Stichting Gelderse milieufederatie, ISBN , Arnhem. Buuren, Michaël van; Pieter Boone, 2016 De landschappelijke constitutie van Nederland: samenhang in beeld. Alterra i.o. Rijksadviseur Landschap en Water: Eric Luiten. Daalder van den Herik; Bureau Drift, 2015 Posters met Inrichtingsconcepten op basis van het DNA van de rivier: De Grensmaas, Het Maasplassengebied, De Zandmaas, De Bedijkte Maas, De Getijdenmaas, De Gelderse Poort (BovenWaal), De Waal, De Nederrijn, De Lek, De Zuidelijke IJssel, De Noordelijke IJssel. Platform Smartrivers. Dillingh, ir. D., november 2013 Kenmerkende waarden Kustwateren en Grote Rivieren, Deltares i.o. Rijkswaterstaat, Water verkeer en leefomgeving, Emmerik W.A.M; H.W. de Nie, 2006 De zoetwatervissen van Nederland - ecologisch bekeken Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven Jong, Th. De; R. Beenen; P. Heuts, 2003 Atlas van Utrechtse vissoorten. De verspreiding van vissoorten in de provincie Utrecht en het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Grafisch Centrum Provincie Utrecht, Utrecht. Heijkers, D., Barbeel. In: Van Kessel, N. & J. Kranenbarg, Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. Uitgeverij Profiel, Bedum. Hommel, P.W.F.M.; R.J. Bijlsma; H.G.J.M. Koop; G.J. Maas; R.W. de Waal; E.J. Weeda, Herstel en ontwikkeling van hardhoutooibossen VBNE, Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren Rapport nr. 2014/ OBN-194-RI Driebergen. Hulster, N. de, december Afleidingen Hydromorfologie Rijkswateren, Arcadis Nederland BV i.o. Rijkswaterstaat, Data ICT Dienst. Kater Emiel; Bart Makaske; Gilbert Maas, Morfodynamiek langs de grote rivieren Inventarisatie van processen en evaluatie van maatregelen. Directie Kennis en Innovatie, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Rapport nr. 2012/OBN154-RI Den Haag. Kottelat, M.; J. Freyhof, Handbook of European freshwater fishes. Kottelat, Cornol, Switzerland and Freyhof, Berlin, Germany. Kurstjens, Gijs; Bart Peters, april Rijn in beeld, deel 1: Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs de Rijntakken. Projectgroep Rijn in Beeld. Kurstjens ecologisch adviesbureau, Beek- Ubbergen / Bureau Drift, berg en Dal. Kurstjens, Gijs; B. Beekers; H. Jansman; J. Bekhuis, De terugkeer van de otter in het Rivierengebied, Kurstjens Ecologisch adviesbureau, Beek-Ubbergen. Rapport p.

113 Literatuur Lange, H.J. de; G.J. Maas; B. Makaske; M. Nijssen; J. Noordijk; S. van Rooij; C.C. Vos, Fauna in het rivierengebied Knelpunten en mogelijkheden voor herstel van terrestrische en amfibische fauna, Rapportnummer 2013/OBN175-RI. Directie Agrokennis, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag. Liefveld, W.M.; G.J. Maas; H.P. Wolfert; A.J. Koomen & S.A.M. van Rooij Richtlijnen voor de ruimtelijke verdeling van ecotopen langs de Maas op basis van ecologische netwerken en geomorfologische kansrijkdom. Reports of the project Ecological Rehabilitation of the River Meuse (with a summary in English and French). Report no Institute for Inland Water Management and Waste Water Treatment (RIZA) and the Directorate Limburg. Storm, C.; Jos Kuijpers; Carel Harmsen, 2006, Eb en weer vloed in het Haringvliet, tijdschrift Landschap Willems, Daphne; Jeroen Bergwerff; Noël Geilen, RWES Terrestrisch. Actualisatie ecotopenindeling van de periodiek tot zelden overstroomde en overstromingsvrije zones langs de rijkswateren. RWS-RIZA Arnhem RIZA-rapport Winden Jan van der; Ruud van Beusekom; Paula Huigen, Riet en ruimte voor de roerdomp. Vogelbescherming Nederland, Zeist. ypen&groep=6&id=6120 Lorenz, C.M., Rijkswateren-Ecotopen-Stelsels (RWES oevers). RWES rapport nr. 6, Witteveen+Bos, Deventer. Maas, G.J., Benedenrivier-ecotopen-Stelsel - Herziening van de ecotopenindeling Biesbosch - Voordelta en afstemming met het Rivier-ecotopen-Stelsel en de voorlopige indeling voor de zoute delta. DLO-Staring Centrum, Wageningen, RWES rapport nr. 3 Ministerie van Economische Zaken, juni Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder. Peters, Bart; Gijs Kurstjens, april Rijn in Beeld, Deel 2: Inrichting, beheer en beleid langs grote rivieren. Projectgroep Rijn in Beeld. Bureau Drift, berg en Dal / Kurstjens ecologisch adviesbureau, Beek-Ubbergen. Rotthier, Suzanne; Karlè Sýkora Zandafzetting, standplaats, beheer en botanische kwaliteit van Stroomdalgrasland. Natuurbeheer en Plantenecologie Wageningen Universiteit. VBNE, Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren Rapport nr. 2016/ OBN-200-RI Driebergen.

114 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in samenwerking met Wageningen Environmental Research (Alterra) juli 2017

Elk riviertraject zijn eigen aanpak. Succesfactor voor uiterwaardinrichting:

Elk riviertraject zijn eigen aanpak. Succesfactor voor uiterwaardinrichting: Succesfactor voor uiterwaardinrichting: Systeemeigen uiterwaardinrichting Ontwerpen vanuit de eigenheid van een riviersysteem Bart Peters Bureau Drift De succesvolste projecten leggen structuren en processen

Nadere informatie

Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten. 1 juni 2013, Marieke de Lange

Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten. 1 juni 2013, Marieke de Lange Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten 1 juni 2013, Marieke de Lange Met dank aan Projectteam Jinze Noordijk Marijn Nijssen Gilbert Maas Sabine

Nadere informatie

Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel

Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel Persbericht 11 augustus 2010 De IJssel kan weer een echte rivier worden Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel Het verwijderen van breuksteen bestortingen lijkt één van

Nadere informatie

Het rivierklei-landschap

Het rivierklei-landschap Het rivierklei-landschap Kaart rivierlandschap in Het huidige rivierengebied omvat de stroomgebieden van de Maas en de Rijn. De Rijn vertakt vrijwel direct na binnenkomst in ons land bij Lobith in een

Nadere informatie

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven Koers / bestuurlijke voorkeur Ruimtelijk Perspectief Maas Maatregelpakketten

Nadere informatie

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO 4.5 Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO (erwin.winter@wur.nl) De toestand van veel riviervissen is verbeterd sinds het dieptepunt in de jaren zeventig, maar de visstand is nog ver verwijderd van de situatie

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem Deltaprogramma 2013 Bijlage A Samenhang in het watersysteem 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage A Bijlage A Samenhang in het watersysteem Het hoofdwatersysteem van Eijsden en Lobith tot aan zee Het rivierwater

Nadere informatie

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 1. Inleiding Aanleiding Het RvdR-project Zomerbedverlaging Beneden IJssel moet leiden tot verlaging van de

Nadere informatie

Ecologische doelstelling

Ecologische doelstelling Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul

Nadere informatie

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer Sturende dynamische processen Stroming van zoet en zout oppervlakte-

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid

Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid Nieuwsbrief Nature Today 15 juni 2018 Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid De Vlinderstichting, Wageningen Environmental Research 15-JUN-2018 - De delfstofwinnende industrie langs

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooibossen Definitie Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier Deze bossen worden voortdurend blootgesteld

Nadere informatie

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren in Nederland. Het stuwensemble Nederrijn en Lek speelt hierin een

Nadere informatie

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond;

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond; Opbouw presentatie - Achtergrond; Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken - Sturende factoren voor waterplanten; - Uitleg KRW-tool. 15 december 11 Gerben van Geest Deltares Achtergrond: Maatregelen

Nadere informatie

Werk aan de grote wateren

Werk aan de grote wateren Werk aan de grote wateren Op weg naar duurzaam beheer en ecologische kwaliteit Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat. Transitie naar duurzaam waterbeheer Vispassages, natuurlijke oevers, aanpak van verontreinigende

Nadere informatie

Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder

Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder December 2014 Inhoud Woord vooraf............................................................ 1 Samenvatting............................................................

Nadere informatie

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Opbouw presentatie - Achtergrond; - Vergelijking situatie jaren vijftig met recente jaren; - Verschillen in peildynamiek;

Nadere informatie

Ministerie van Economische

Ministerie van Economische Ministerie van Economische Zaken Inhoud Woord vooraf 1 Samenvatting 3 1. Inleiding en uitgangspunten 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Uitgangspunten van de natuurambitie 15 2.Natuurambitie rivierengebied 17 2.1

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum Natte natuur voor droge voeten Marcel Vermeulen projectleider / projectcoördinator Staatsbosbeheer regio Zuid Projectenbureau initiëren, begeleiden, uitvoeren extern

Nadere informatie

Natuurverkenning Grote Rivieren. bijlagenrapport

Natuurverkenning Grote Rivieren. bijlagenrapport Natuurverkenning Grote Rivieren bijlagenrapport Inhoud NAGW verkenning grote rivieren 3 Tabellen deeltrajecten Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken

Nadere informatie

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning 2 Witteveen+Bos, RW1809-303-20/torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning BIJLAGE O1-4 PROJECTBESCHRIJVING 1. PROJECTBESCHRIJVING 1.1. Aanleiding De hoogwatersituaties

Nadere informatie

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal Bestuurlijke samenvatting Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal De Groote Meer, deels gevuld met water De Brabantse Wal: een afwisselend natuurgebied met een grote variatie aan

Nadere informatie

Regie op ruimte in het rivierbed

Regie op ruimte in het rivierbed Regie op ruimte in het rivierbed Belangen in het rivierbed De hoofdfunctie van de rivieren is het afvoeren van water, sediment en ijs. Daarnaast is het rivierengebied een belangrijk onderdeel van het Nederlands

Nadere informatie

Niet de enige laag, Wel de belangrijkste

Niet de enige laag, Wel de belangrijkste Natuur en hoogwaterveiligheid in het Maasdal: Een coalitie op het dunne koord Kwaliteit van rivier- en inrichtingsprojecten Hoe definieer je de Ruimtelijke Kwaliteit in Rivierprojecten? Wat is de specifieke

Nadere informatie

paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde

paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde 2 Datum uitgifte: 23 januari 2013 De stuurgroep Zuidwestelijke Delta werkt toe naar besluiten over de Zuidwestelijke Delta waarin veiligheid, ecologie en economie

Nadere informatie

Help! Het water komt!

Help! Het water komt! Help! Het water komt! Hoog water in Europa Toename aantal overstromingen in Europa De Moldau bedreigt het historische centrum van Praag Wat is er aan de hand? december 1993 Steeds vaker treden Europese

Nadere informatie

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA 4.6 Joep de Leeuw, RIVO (joep.deleeuw@wur.nl) en Tom Buijse, RIZA Het Nederlandse rivierengebied kan aantrekkelijker voor vissen worden als uiterwaarden een natuurlijker onderdeel vormen van de rivier.

Nadere informatie

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak Samenvating Plan van Aanpak Deelprogramma Rivieren In de afgelopen eeuwen hebben de rivieren steeds minder ruimte gekregen, omdat we ruimte nodig hadden voor wonen, werken en recreëren. Rivieren zijn bedijkt,

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Landschap, water en ondergrond Meer informatie: https://www.regiogv.nl/gemeenteraden/ruimtemobiliteit/samenwerking-omgevingsvisie/ 1 Inhoud 1. Proces samenwerking

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, FASE 3, TRANCHE $ Deelgebied Lithse Ham Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum

Nadere informatie

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering BIODIVERSITEIT RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering DUURZAME ONTWIKKELING INTEGRAAL WATERBEHEER BIODIVERSITEIT Wat? Belang?

Nadere informatie

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Analyse en aanbevelingen - Gemaakt als onderdeel van het beoordelingskader voor ontwikkelingsrichtingen voor het Suikerunieterrein - 6 mei 2010

Nadere informatie

Bodems in een veranderend(natuur) landschap

Bodems in een veranderend(natuur) landschap Bodems in een veranderend(natuur) landschap door de ogenvan eengeograaf Erik Meijles Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen& Kenniscentrum Landschap e.w.meijles@rug.nl Foto: Koopman

Nadere informatie

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Colofon Deltaprogramma Waddengebied Nieuwe Uitleg 1 Den Haag PROBLEEMANALYSE DELTAPROGRAMMA WADDEN Datum 10 augustus 2011 Status

Nadere informatie

Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager

Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager Inhoud Video bestuurders, eerste werkplaats en veldbezoek kavelruil bekeken? Zie www.aaenmaas.nl/smakterbroek

Nadere informatie

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? Effectiviteit KRW maatregelen Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? 1 Maatregelen Kaderrichtlijn Water Kwaliteit Doelstelling Beleidstekort Maatregelen 2 Welke maatregelen worden

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018 Indicator 19 april 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen vanuit zee of

Nadere informatie

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water Nieuwkoopse Plassen Op weg naar water van topkwaliteit De Nieuwkoopse Plassen en het aangrenzende gebied vormen een prachtig natuurgebied. We werken samen met anderen aan verbetering van de waterkwaliteit

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Samenvatting Inleiding Deze samenvatting hoort bij de rapportage Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (NKO) voor het project Dijkversterking Tiel Waardenburg en Rivierverruiming Varik - Heesselt. Werken

Nadere informatie

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Overzicht presentatie Overzicht presentatie: 1. Systeem & gebied 2. Wat speelt er

Nadere informatie

Grote Rivieren: Maas en Rijntakken

Grote Rivieren: Maas en Rijntakken VERKENNING GROTE WATEREN FACTSHEET GROTE RIVIEREN Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Zuiderwagenplein 2 8224 AD LELYSTAD Postbus 2232 3500 GE UTRECHT T 088 7973701 www.rijkswaterstaat.nl Factsheet

Nadere informatie

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie BOUWEN MET DE NATUUR In Nederland proberen we de natuur te herstellen, maar de natuur kan zelf ook een handje helpen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de aanleg van de Marker Wadden, een eilandengroep in het

Nadere informatie

Gendtse Waard - Presentatie

Gendtse Waard - Presentatie Gendtse Waard - Presentatie Gebiedsbeschrijving, analyse en variantenstudie herinrichting J.M.A. van den Hurk D. Emond februari 2016 In opdracht van: K3Delta In samenwerking met: Rodruza & Staatsbosbeheer

Nadere informatie

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept a Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de

Nadere informatie

Ruimte om te leven met water

Ruimte om te leven met water Ruimte om te leven met water Het huidige watersysteem is volgens de nieuwe In de toekomst wil het waterschap een zoveel Om de benodigde ruimte aan hectares te verwerven inzichten niet meer op orde. Aanpassingen

Nadere informatie

HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT DIJKEN IN DE MAASVALLEI

HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT DIJKEN IN DE MAASVALLEI 21 september 2016 H+N+S Landschapsarchitecten HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT DIJKEN IN DE MAASVALLEI EERSTE ATELIER - BAARLO, BLERICK-GROOT BOLLER, VENLO-VELDEN INHOUD PRESENTATIE + Wie zijn wij en

Nadere informatie

Grenzen verleggen in het Waddengebied. Maarten Hajer

Grenzen verleggen in het Waddengebied. Maarten Hajer Grenzen verleggen in het Waddengebied Maarten Hajer De Waddenzee versterken: ja, maar hoe? 2 Waar J.C. Bloem niet geldt 3 En dan: wat is natuur nog in dit land? Waddenzee van (inter)nationaal belang Grootste

Nadere informatie

upspiral randerij -

upspiral randerij - meer nieuwe banen voor uw regio (100 den) meer grondstoffen meer biodiversiteit meer klimaatcontrole meer vruchtbare bodem meer schone lucht meer schoon water meer veerkracht meer gezondheid meer plezier

Nadere informatie

Assetmanagement van nevengeulen

Assetmanagement van nevengeulen Assetmanagement van nevengeulen Kennisdag Platform Beek- en Rivierherstel 15 november 2016 Luc Jans Oost-Nederland Assets; wat zijn dat? Bezittingen, eigendommen, onderdelen, objecten In de wegeninfrastructuur

Nadere informatie

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta Waterschap Hollandse Delta dynamiek in de delta Inhoud De dynamiek in de tijd Een dynamische ruimte De opgaven nu en voor de toekomst Water besturen Functionele overheid Algemeen belang en specifiek belang

Nadere informatie

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar. De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn André Breukelaar RWS Kierbesluit juni 2000 Haringvlietsluizen -bij voldoende Rijnafvoerook bij

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort. Eemmeer een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent Eem VAN BRON TOT DELTA Amersfoort Gelderse vallei Paul de Kort Utrechtse heuvelrug stuw gemaal Een Deltarivier in De Blaricummermeent De rivier

Nadere informatie

Advies rivierverruiming in relatie tot de toekomstbestendigheid en kwaliteit van het rivierenlandschap

Advies rivierverruiming in relatie tot de toekomstbestendigheid en kwaliteit van het rivierenlandschap > Retouradres Postbus 20952 2500 EZ Den Haag Minister van Infrastructuur en Waterstaat T.a.v. drs. C. van Nieuwenhuizen Postbus 20901 2500 EX Den Haag Korte Voorhout 7 Postbus 20952 2500 EZ Den Haag Contactpersoon

Nadere informatie

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit?

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? ... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? Samen voor een gezonde zee!... Stichting De Noordzee is de onafhankelijke natuur- en milieuorganisatie die zich inzet voor een duurzaam gebruik van de Noordzee en

Nadere informatie

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën Zorgvuldig winnen Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden Zorgvuldig In Nederland is in het verleden veel zand, grind,

Nadere informatie

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1 Balgstuw Opblaasbare dam in de rivier. Bij Kampen bedoeld om te voorkomen dat water van het IJsselmeer de IJssel in wordt gestuwd door de wind. Als dit wel gebeurd kan dat leiden tot hoge waterstanden

Nadere informatie

Rivierverruiming in een nieuw perspectief

Rivierverruiming in een nieuw perspectief Rivierverruiming in een nieuw Waterveiligheid in Nederland Nederland al honderden jaren door dijken beschermd Waterveiligheid geregeld in de wet: voldoet dijk aan vastgestelde norm In jaren negentig een

Nadere informatie

Naar veilige Markermeerdijken

Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Hoogheemraadschap Hollands Noorder kwartier versterkt 33 kilometer afgekeurde dijk tussen Hoorn en Amsterdam. Tijdens de toetsronde in 2006 zijn

Nadere informatie

Een open haven in een natuurlijke delta

Een open haven in een natuurlijke delta Een open haven in een natuurlijke delta Het Wereld Natuur Fonds en Havenbedrijf Rotterdam gaan een bijzondere samenwerking aan in de Nederlandse delta waar de Rijn, Schelde en Maas uitkomen. Deze rivieren

Nadere informatie

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Nederland ligt in een delta van grote rivieren. Het stromende water heeft de rivierlandschappen gevormd: afwisselend, vruchtbaar, met

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15058 5 juni 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 4 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/101689 tot

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen Indicator 15 juli 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen slechts weinig

Nadere informatie

paspoort Veerse meer

paspoort Veerse meer paspoort Veerse meer 2 Datum uitgifte: 23 januari 2013 De stuurgroep Zuidwestelijke Delta werkt toe naar besluiten over de Zuidwestelijke Delta waarin veiligheid, ecologie en economie zijn geborgd en elkaar

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Datum. Betreft. Geachte heer Rozendaal,

Datum. Betreft. Geachte heer Rozendaal, > Retouradres Postbus 20952 2500 EZ Den Haag COLLEGE VAN RIJKSADVISEURS Stuurgroep Zuidwestelijke Delta De heer Jan-Nathan Rozendaal Programmadirecteur Postbus 5014 4330 KA Middelburg Korte Voorhout 7

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Frank Spikmans Zaltbommel, 7 september 2017 Kwabaal Gelderland Ecologie & verspreiding Oorzaken achteruitgang Actuele toestand leefgebieden Kansen herstel Leefgebied

Nadere informatie

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00 Naar een nieuw Schoonebeekerdiep Denk mee, schets mee Waterschap Velt en Vecht wil graag een natuurlijker Schoonebeekerdiep dat meer water kan opvangen. Langs de beek blijft landbouw de belangrijkste bestemming.

Nadere informatie

Bezoekerscentrum Lauwersmeer Globale verhaallijn (concept)

Bezoekerscentrum Lauwersmeer Globale verhaallijn (concept) Bezoekerscentrum Lauwersmeer Globale verhaallijn (concept) Interviews: welke verhalen mogen absoluut niet ontbreken? van dynamisch getijdengebied naar zoetwatermeer achter een zeedijk nieuwe, jonge natuur

Nadere informatie

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s) Samenvatting door Saskia 1046 woorden 8 april 2014 7,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo 2.4 Files oplossen Files 29 mei 1955 was er in Nederland de eerste file. Duizenden inwoners van

Nadere informatie

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Project: 16M8038 Onderwerp: Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Datum: 15 maart 2018 Auteur: Ing. D. van der Veen (ecoloog LievenseCSO) Bestemd

Nadere informatie

Haalbare en duurzame vismigratie

Haalbare en duurzame vismigratie Haalbare en duurzame vismigratie Geschreven door Wil Borm, Adviesgroep Borm & Huijgens SAMENVATTING Nederland probeert al tientallen jaren aan haar internationale verplichtingen te voldoen wat betreft

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Harderbos en Harderbroek verbonden

Harderbos en Harderbroek verbonden Harderbos en Harderbroek verbonden De Ganzenweg is een verbinding voor mensen, maar een barrière voor dieren. Er ligt al een faunapassage onderdoor. De route daar naar toe is voor dieren nog niet ideaal.

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.RBEOORDELINGSNOTITIE STROOMLIJN MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 1 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum RWS-2016/4724 Onderwerp

Nadere informatie

Kaart 13: Afwateringsgebieden. Afwateringsgebieden. Legenda. IJsselmeer IJsselmeer bij bijzondere omstandigheden

Kaart 13: Afwateringsgebieden. Afwateringsgebieden. Legenda. IJsselmeer IJsselmeer bij bijzondere omstandigheden 28 Watersysteem en ondergrond Het IJsselmeergebied is het grootste zoetwaterbekken van Nederland en zal in de toekomst steeds belangrijker worden voor de strategische zoetwatervoorziening. Daarnaast vormt

Nadere informatie

Ruimte voor de Rivier

Ruimte voor de Rivier Ruimte voor de Rivier Annika Hesselink en Anne-Geer de Groot Ministerie Infrastructuur en Waterstaat Verwondering 2 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Opbouw Verleden: Introductie en kenmerken

Nadere informatie

IJsseldelta- Zuid. Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro. Planoppervlak 650 hectare

IJsseldelta- Zuid. Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro. Planoppervlak 650 hectare IJsseldelta- Zuid Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro Planoppervlak 650 hectare Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Aanleg Hanzelijn met linksonder viaducten

Nadere informatie

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats Vissen in het IJsselmeer Romke Kats Functies IJsselmeer Water Transport Recreatie Visserij Natuur Vissen in het IJsselmeer Historie Ecologie Voedselketen IJsselmeer algen, vissen, mosselen, waterplanten,

Nadere informatie

Bewonersvereniging Noordwest

Bewonersvereniging Noordwest Bewonersvereniging Noordwest Centrum Publieksparticipatie Natura 2000 T.a.v. 65 Postbus 30316 2500 GH Den Haag Betreft: Zienswijze van de Bewonersvereniging Noordwest (Wageningen) op aanwijzing van Het

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015 Indicator 16 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen vanuit zee of

Nadere informatie

Tijdelijke Natuur : win-win

Tijdelijke Natuur : win-win Utrecht - 21 februari 2016 Tijdelijke Natuur : win-win Albert Vliegenthart Green Deal Tijdelijke Natuur Ontheffing Flora en Faunawet: voor het laten ontstaan en weer verwijderen van beschermde soorten

Nadere informatie

De standaard voor de gebiedsaanduiding nationaal park

De standaard voor de gebiedsaanduiding nationaal park De standaard voor de gebiedsaanduiding nationaal park (werkversie mei 2018) Nationale Parken Bureau Postbus 2, 3800 AA Amersfoort Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort www.nationaleparkenbureau.nl De nationale

Nadere informatie

De beleidsopgave vanaf 1990

De beleidsopgave vanaf 1990 1 De beleidsopgave vanaf 1990 Kustzone Slufter in de duinenrij bij Bergen, bij (hoge) vloed kan zeewater in de eerste duinvallei binnenstromen. Dit biedt een geschikt milieu voor veel zeldzame (planten)soorten.

Nadere informatie

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Deel 2: monitoring 2007, situatie na 1 jaar Bart Peters Augustus 2007 Peters, B., 2007. Proefproject Vrij Eroderende

Nadere informatie

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Inleiding In dit boekje leest u in hoofdlijnen hoe het ontwerp van de Beuningse uiterwaarden er uit ziet.

Nadere informatie

factsheets creatieve sessie

factsheets creatieve sessie factsheets creatieve sessie naar een rijk IJsselmeer natuur circulaire economie kennisontwikkeling (innovatie, educatie) natuur openheid vogels & vissen volume bevolking draagvlak kennishub veldstation

Nadere informatie

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

Modelleren bij Beekherstel

Modelleren bij Beekherstel Modelleren bij Beekherstel Overbodige luxe of noodzakelijk kwaad Eisse Wijma Juni 2008 Niet het doel maar het middel Beekherstel Kleine Beerze Zuid Bron: WS de Dommel 1 Onze Visie Modelleren draagt bij

Nadere informatie

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal Inhoud presentatie Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal 1. Aanleiding 2. Het gebied 3. Doel van het project 4. Ontwerpproces en uitdagingen 5. Voorbeelden Frank Gerritsen, projectmanager

Nadere informatie

2 rivieren: natuurlijke systeem

2 rivieren: natuurlijke systeem Samenvatting door een scholier 770 woorden 19 juni 2016 3,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand 2 rivieren: natuurlijke systeem Stroomstelsel: geheel van hoofdstroom en zijtakken Bovenloop

Nadere informatie