Depressie. Landelijke richtlijn, Versie: 2.0

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Depressie. Landelijke richtlijn, Versie: 2.0"

Transcriptie

1 Depressie Landelijke richtlijn, Versie: 2.0 Laatst gewijzigd: Methodiek: Consensus based Verantwoording: Redactie Palliatieve Zorg: richtlijnen voor de praktijk

2 Inhoudsopgave Colofon...1 Inleiding...2 Vóórkomen...4 Oorzaken...5 Diagnostiek...7 Screeningsinstrumenten en diagnostisch interview...7 Differentiaal diagnose...8 Miskenning van de diagnose depressie...9 Beleid en behandeling...10 Integrale benadering...10 Behandeling oorzaak...10 Niet-medicamenteus...10 Medicamenteus...12 Tricyclische antidepressiva...12 Moderne antidepressiva...13 Wekaminen...14 Depressiviteit en euthanasieverzoek...15 Stappenplan...16 Bewijsvoering...17 Samenvatting...18 Referenties...20 Disclaimer...23 i

3 Colofon De eerste versie van de richtlijn Depressie werd in 1998 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden Nederland. In 2005 werd de richtlijn herschreven door E.H. Verhagen, M. Bannink, J.B. Prins en G.M. Hesselmann en opgenomen in de eerste druk van het richtlijnenboek van de Vereniging van Integrale kankercentra. De huidige versie 2.0 van de richtlijn werd in 2010 geschreven door: M. Bannink, psychiater, Erasmus MC, Rotterdam, locatie Daniel den Hoed J.C. Monster, verpleegkundig consulent psychiatrie, Erasmus MC, Rotterdam, locatie Daniel den Hoed Commentaar werd geleverd door: A.M.S. van Aarnhem, huisarts P. Blommendaal, huisarts M. Bolhuis-Hollander, huisarts M. den Braven, huisarts M. IJzermans, coördinerend wijkverpleegkundige buurtzorg (namens V&VN Palliatieve Verpleegkunde) J.V.M. van Leer, huisarts P.W. van Leeuwen, hospicearts M. Rutgers, specialist ouderengeneeskunde A.M. van Swaay, GZ-psycholoog 07/21/17 Depressie (2.0) 1

4 Inleiding Levensbedreigende ziekten, zoals kanker, hartfalen en COPD zijn geassocieerd met verlies van gezondheid, pijn, angst, wanhoop en dood. Dit geldt des te meer als de patiënt in een fase van de ziekte is gekomen waarin de hoop op genezing is vervlogen, en het overlijden (op afzienbare termijn) onvermijdelijk is. De patiënt zal zich aan een leven met een levensbedreigende ziekte moeten aanpassen. Deze aanpassing gaat vaak gepaard met verdriet, angst en/of somberheid. Deze somberheid is zo vanzelfsprekend dat nogal eens over het hoofd wordt gezien dat de sombere stemming ook pathologische vormen kan aannemen en een patiënt met kanker ook een aanpassingsstoornis of een depressie kan hebben. Er wordt onderscheid gemaakt tussen somberheid als normale reactie, een aanpassingsstoornis en een depressie. Een aanpassingsstoornis en een depressie zijn (afzonderlijke) psychiatrische diagnoses, waarvoor de criteria zijn vastgelegd in de DSM-IV-TR. Somberheid als normale reactie Een sombere stemming kan bij patiënten in de palliatieve fase optreden in het kader van een 'normale' emotionele reactie op een stressvolle gebeurtenis, zoals de diagnose van een levensbedreigende ziekte of de boodschap dat genezing niet meer mogelijk is. Een dergelijk beeld beperkt zich tot wisselende momenten van somberheid en wanhoop, die het leven van de patiënt niet in belangrijke mate belemmeren. In de eerste tijd na het horen van de diagnose kanker of bij transities in de fasen van het ziekteproces kan een patiënt tijdelijk alle symptomen hebben van een aanpassingsstoornis of van een depressie. Opvallend is, dat het merendeel van de mensen in staat is binnen enkele weken een evenwicht te hervinden. Somberheid als normale reactie valt buiten de kaders van deze richtlijn. Zingevingsvragen kunnen ook tot somberheid leiden (zie richtlijn Spirituele Zorg). Aanpassingsstoornissen Een aantal patiënten lukt het niet om de benodigde aanpassing aan de nieuwe situatie tijdig te maken. Binnen het in de psychiatrie gebruikte classificatiesysteem, de DSM-IV-TR worden de volgende criteria voor een aanpassingsstoornis gehanteerd: Het betreft emotionele en gedragssymptomen als reactie op (een) herkenbare stressveroorzakende factor(en), die zich binnen drie maanden na het begin van de stressveroorzakende factoren voordoen. Deze symptomen of gedragingen zijn significant, zoals blijkt uit een duidelijk lijden dat ernstiger is dan wat verwacht mag worden en/of significante beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren. De stressgebonden stoornis voldoet niet aan de criteria voor een andere klinische stoornis (waaronder depressie) en is geen verergering van een bestaande klinische of persoonlijkheidsstoornis. De symptomen zijn geen uiting van een rouwreactie. Zodra de stressveroorzakende factor (of de gevolgen ervan) is weggevallen, blijven de symptomen niet langer dan zes maanden aanwezig. Aanpassingsstoornissen worden daarna naar hun emotionele en gedragssymptomen verder ingedeeld, met voor de palliatieve zorg als belangrijkste: een aanpassingsstoornis met depressieve stemming (indien depressieve stemming, huilerigheid of gevoelens van hopeloosheid de belangrijkste uitingen zijn) een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en depressieve stemming Depressie In deze richtlijn worden de begrippen depressie, depressie in engere zin, depressief syndroom, depressieve episode en 'major depressive episode' als synoniemen beschouwd. In het vervolg zal dan ook alleen over depressie gesproken worden. De DSM-IV-TR heeft de volgende criteria voor een depressie: 1. depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen van de patiënt zelf ofwel observatie door anderen 2. duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit subjectieve mededelingen van de patiënt of 07/21/17 Depressie (2.0) 2

5 Richtlijn: Depressie (2.0) uit observatie door anderen) 3. duidelijke gewichtsafname zonder dat dieet gehouden wordt of gewichtstoename (bijv. meer dan 5% van het lichaamsgewicht in 1 maand), dan wel bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust 4. slapeloosheid of overmatige slaperigheid, bijna elke dag 5. psychomotorische agitatie of remming (waarneembaar door anderen, en niet alleen maar een subjectief gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid), bijna elke dag 6. moeheid of verlies van energie, bijna elke dag 7. gevoelens (die waanachtig kunnen zijn) van waardeloosheid met buitensporige of onterechte schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het ziek zijn), bijna elke dag 8. verminderd vermogen tot nadenken, concentratie of besluitloosheid (ofwel subjectief vermeld ofwel geobserveerd door anderen), bijna elke dag 9. terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees om dood te gaan), terugkerende suïcidegedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn, een suïcidepoging of een specifiek plan om suïcide te plegen Vijf (of meer) van de bovengenoemde symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren; ten minste één van de symptomen is ofwel (1) depressieve stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier. Binnen de DSM-IV-TR-classificatie wordt vervolgens nog onderscheid gemaak tussen (causale) verbanden met lichamelijke aandoeningen en/of (genees)middelen. Zo wordt gesproken van een stemmingsstoornis door een somatische aandoening en/of een stemmingsstoornis door (genees)middelengebruik. Tegenwoordig wordt erkend dat ook 'minor depression' een belangrijke categorie betreft met veel negatieve impact op ervaren kwaliteit van leven, waarvoor aandacht en behandeling benodigd is. Onder een 'minor depression' (ook wel subklinische of 'sub-threshold' depressie) worden de depressieve beelden verstaan, die slechts voldoen aan drie tot vier DSM-IV-TR-criteria inclusief minimaal een kernsymptoom van sombere stemming of interesseverlies. 07/21/17 Depressie (2.0) 3

6 Vóórkomen Somberheid als symptoom komt veel voor bij patiënten met kanker in de palliatieve fase, net als bij de patiënten met hartfalen en patiënten met COPD in het laatste jaar voor het overlijden. De prevalentie van depressie bij patiënten met kanker bedraagt 10-15% en neemt toe bij voortschrijdende ziekte. Wanneer men aanpassingsstoornissen en minor depression meerekent is de prevalentie van depressieve stoornissen bij kanker en ander lichamelijke chronische aandoeningen ca %. 07/21/17 Depressie (2.0) 4

7 Oorzaken Een aantal factoren predisponeert tot een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en/of tot een depressie: leeftijd Patiënten met kanker hebben een hoger risico op het ontwikkelen van een depressie op jongere leeftijd (30-50 jaar); over de mogelijke invloed van leeftijd op depressie bij andere somatische aandoeningen is minder bekend. geslacht Binnen de normale' populatie komt depressie vaker bij vrouwen voor dan bij mannen; de gegevens hierover zijn echter minder eenduidig bij patiënten met een levensbedreigende ziekte. misbruik van alcohol, nicotine of andere middelen bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals een afhankelijke persoonlijkheid eenzaamheid en gebrek aan steun van de directe omgeving. Deze kunnen een rol spelen bij het ontstaan van depressiviteit. Dit geldt zowel voor het ontstaan van depressies in het algemeen als voor het ontstaan van depressies bij patiënten met kanker. eerdere major life events. een eerder doorgemaakte depressie familiaire belasting In samenhang met de onderliggende aandoening, de behandeling of co-morbiditeit kunnen de volgende factoren als risicofactor genoemd worden: pijn, die niet goed onder controle is Acute pijn veroorzaakt vooral angst, chronische pijn vooral depressiviteit, die op haar beurt weer de tolerantie voor pijn doet afnemen en daarmee de pijngewaarwording versterkt. Op deze manier kan een vicieuze cirkel ontstaan waarbij pijn en depressie elkaar wederzijds versterken. Zolang ernstige pijn voortduurt is het niet goed mogelijk om een psychiatrische diagnose te stellen. Verder zijn er bij de relatie tussen pijn en depressie zowel biologische als psychologische verbanden gevonden. fysieke beperkingen Er is een direct verband tussen de score op de Karnofsky performance status of de WHO performance status (deze schalen geven aan tot welke activiteiten de patiënt nog in staat is, zie Inleiding van het richtlijnenboek) en het vóórkomen van depressiviteit. neurologische aandoeningen: beroerte, dementie, ziekte van Parkinson, ALS, MS endocrien: diabetes mellitus, schildklierafwijkingen, bijnier(-schors)insufficientie, syndroom van Cushing hart- en vaatziekten nierziekten auto-immuunziekten (bijv. reumatische aandoeningen) infectieziekten (bijv. HIV/AIDS) bij kanker: hersenmetastasen het soort kanker: depressie komt vaker voor bij hoofdhalstumoren en pancreascarcinoom hypercalciëmie oncologische ulcera mutilerende ingrepen radiotherapie zoals totale schedelbestraling hormonale therapie: tamoxifen, aromatase-remmers, cyproteronacetaat chemotherapie, met name vinblastine, vincristine, procarbazine, asparaginase immunotherapie, met name interferon en interleukine-2 medicatie: antihypertensiva (reserpine, propranolol, clonidine, methyldopa) antiarrhythmica (digitalis, procaïnamide) anticholesterolmiddelen (cholestyramine, pravastatine) hormonen (corticosteroïden, anabole steroïden) antibiotica (ampfotericine, cycloserine, dapson, ethionamide) H2-receptorantagonisten (cimetidine, ranitidine) anti-epileptica (fenobarbital) 07/21/17 Depressie (2.0) 5

8 Richtlijn: Depressie (2.0) psychofarmaca (antipsychotica, sedativa, hypnotica en/of anxiolytica) 07/21/17 Depressie (2.0) 6

9 Diagnostiek Zowel de diagnose aanpassingsstoornis met depressieve stemming als de diagnose depressie kan worden gesteld op basis van de eerder genoemde DSM-IV-TR-criteria. Problemen bij de diagnostiek Ondanks de hoge prevalentiecijfers van aanpassingsstoornissen met depressieve stemming en (major en minor) depressie bij patiënten in de palliatieve fase wordt die depressiviteit zelden als zodanig onderkend en derhalve evenmin behandeld. Een depressie is daarmee een veel gemiste diagnose bij patiënten met een levensbedreigende ziekte. Hiervoor zijn diverse verklaringen. Ten eerste vraagt het lichamelijke lijden veel aandacht. Een belangrijke rol speelt daarnaast de foutieve vooronderstelling, zowel bij behandelaars als bij patiënten, dat een sombere stemming "er gewoon bij hoort". Met de wetenschap dat de patiënt niet meer zal genezen zal de zorgverlener alle aandacht richten op de naderende dood. Zeker als de zorgverlener nauw bij zijn patiënt betrokken is, kan hij diens sombere stemming en doodswensen als heel begrijpelijk en invoelbaar, dus verre van pathologisch, ervaren ("als ik er zo bij lag..."). Aan een aanpassingsstoornis of depressie wordt dan niet gauw gedacht. Het opperen van de mogelijkheid van pathologische somberheid kan zelfs verontwaardiging wekken bij de zorgverlener. Hij kan zich dan moeilijk voorstellen dat gerichte, waaronder medicamenteuze, behandeling verbetering zou kunnen bewerkstelligen. Bovendien kan de zorgverlener zich afvragen of het nog zinvol is de patiënt te behandelen, terwijl het levenseinde nabij is. Zo blijft een potentieel behandelbare psychiatrische aandoening, die de kwaliteit van leven, morbiditeit, het aantal ziekenhuisopnames en zelfs de mortaliteit negatief beïnvloedt, onbehandeld. Een ander probleem ligt in de DSM-IV-TR-criteria zelf. De lichamelijke symptomen, zoals slaapstoornissen, anorexie, gewichtsverlies, moeheid en verlies van energie, kunnen evengoed door de levensbedreigende ziekte zelf veroorzaakt worden als door een depressie. Bovendien kunnen behandelingen, zoals chemotherapie, deze symptomen ook veroorzaken. Terugkerende gedachten over de dood zijn ook niet vreemd bij terminale patiënten; suïcidaliteit veelal wel. Daarbij is het ernstiger een depressie te missen dan een diagnose depressie ten onrechte te stellen. Onderzoek laat zien dat dit laatste zelden het geval is. Een volgend probleem is de genoemde tijdsduur van twee weken in de DSM-IV-TR. Indien iemand zonder aanleiding twee weken lang de verschijnselen behorend bij een depressie vertoont, kan de diagnose depressie worden gesteld. Indien iemand gedurende enige weken na het horen van de diagnose of het vaststellen van een recidief of metastasering, de verschijnselen behorend bij een depressie vertoont, past dit bij een normale (en invoelbare) reactie op het vernemen van een levensbedreigende aandoening. Pas als de verschijnselen langer aanhouden dan enkele weken en eerder toe- dan afnemen, dient de diagnose depressie en behandeling daarvan te worden overwogen. Ook het comorbide voorkomen van angst naast depressieve symptomen kan de diagnostiek bemoeilijken. Langdurige angst (die in de palliatieve fase gemakkelijk op kan treden) waarbij geen begeleiding of behandeling wordt geboden, vergroot de kans op een depressie. Angst en depressie kunnen elkaar wederzijds versterken (zie richtlijn Angst). Ten slotte speelt ook een rol dat de patiënt zelf niet snel aan een depressie denkt of ook niet snel zijn depressieve symptomen spontaan meldt bij de behandelaars. Een depressieve patiënt heeft zelden inzicht in de invloed van zijn gemoedstoestand op zijn communicatie met behandelaars en anderen. Daarnaast zal een depressieve patiënt, die zichzelf waardeloos en niet de moeite waard vindt, niet gauw uit zichzelf aandacht vragen voor zijn depressie. Hij voelt zich toch al een last voor anderen. Bovendien is er grote kans op somatisatie, doordat in de voorafgaande periode zoveel aandacht aan het falende lichaam is gegeven. Daarom zal vooral de zorgverlener die actief naar een aanpassingsstoornis met depressieve stemming of een depressie zoekt deze belangrijke diagnose niet missen. Screeningsinstrumenten en diagnostisch interview Om te kunnen concluderen of de patiënt lijdt aan een aanpassingsstoornis met depressieve stemming of aan een depressie, dient goed naar de klachten gevraagd te worden. Verschillende gestructureerde interviews, gebaseerd op de DSM-IV-TR, zijn voorhanden. Voor de dagelijkse praktijk zijn deze echter vaak te tijdrovend. Afhankelijk van de situatie moet gekozen worden tussen snelle diagnostiek door de behandelend arts of uitgebreide diagnostiek. 07/21/17 Depressie (2.0) 7

10 Richtlijn: Depressie (2.0) Het meest eenvoudig is om de patiënt naar zijn gemoedstoestand te vragen, zoals beschreven in de NHG-standaard Depressie: Vraag naar of beoordeel: sombere stemming, depressieve gevoelens of zwaar op de hand zijn interesseverlies, niet meer kunnen genieten Patiënten kunnen vaak ook aangeven of zij zo'n sombere reactie van zichzelf kennen of dat dit ernstiger (en vreemder) is dan zij van zichzelf kennen. Dit kan een belangrijk diagnostisch signaal vormen. Een andere mogelijkheid is een screeningsinstrument als de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS). Dit screeningsinstrument verschaft de behandelend arts in korte tijd belangrijke informatie over de gemoedstoestand van een lichamelijk zieke patiënt. De HADS is zeer sensitief, maar weinig specifiek. Dit betekent dat weinig depressies gemist zullen worden, maar dat er nogal wat vals-positieve uitslagen zullen zijn, waarbij de patiënt niet depressief blijkt te zijn, maar wellicht wel begeleiding behoeft. Een totaalscore op de HADS van >12, of een score >8 op de depressie-items, is reden voor verdere inventarisatie en eventuele verwijzing. Binnen de huisartsenpraktijk wordt de laatste jaren ook veel gebruikgemaakt van de 4DKL, de vierdimensionele klachtenlijst (scorelijst 4DKL). De 4DKL meet vier dimensies van psychopathologie: distress, depressie, angst en somatisatie en is goed bruikbaar in de klinische praktijk om depressies op te sporen. Zie voor aanschaf en gebruik op computer De meeste artsen kunnen m.b.v. een van de bovengenoemde methoden een werkdiagnose opstellen en initiële behandeling starten. Bij twijfels, niet-reageren op behandeling of duidelijk ernstige problematiek met bijvoorbeeld suïcidaliteit, kan voor uitgebreide diagnostiek een psychiater met ervaring in de palliatieve zorg niet gemist worden. Bij de beoordeling van een euthanasieverzoek zal zeker de voorkeur uitgaan naar zo uitgebreid mogelijke diagnostiek. Opvallend is dat verreweg de meeste patiënten er geen bezwaar tegen hebben uitgebreid geïnterviewd te worden betreffende hun stemming. Casus Al weken lag de oude boer in de woonkamer. Het hoog-laagbed van de thuiszorg nam zoveel plaats in, dat de dokter zich al snel te veel voelde in deze benauwde sterfkamer. Het viel de huisarts toch al zwaar deze sombere man trouw te bezoeken. Van een behoorlijk gesprek was immers nooit sprake. Wat de dokter ook vroeg, hij kreeg alleen maar ontwijkende antwoorden. Dan maar zwijgen. Steevast begon de boer dan toch te praten en dan altijd alleen maar over hel en verdoemenis. Na zijn zondige leven stond hem eeuwig branden te wachten. Dat hij kanker had gekregen en binnenkort sterven moest was een duidelijk bewijs van zijn slechtheid. Het was een welverdiende straf. Nadere uitleg omtrent zijn zonden kreeg de dokter echter nooit te horen. Een andere trouwe bezoeker was de dominee. Diep in het zwart gestoken, een klein bijbeltje in de hand. Stilzwijgend gaf de dokter deze man en diens kerkgenootschap de schuld van deze afschuwelijke situatie. In zijn fantasie hoorde hij de dominee al van de kansel hel en verdoemenis preken. Aan een mogelijk andere oorzaak van het schuldgevoel van zijn patiënt dacht hij niet. Ook niet toen de dominee een alleraardigste man bleek te zijn, die er zijn verbazing over uitsprak dat de boer zo somber bleef, ondanks alle gesprekken die hij met hem voerde en waarbij juist vergeving van zonden centraal stond. Pas achteraf realiseerde de huisarts zich hoe depressief zijn patiënt was geweest. Enkele vragen zouden voldoende geweest zijn om hem op het goede spoor te brengen. Antidepressiva en uitleg zouden het lijden van deze man mogelijk verlicht hebben. Differentiaal diagnose Stemmingsstoornis door een bijkomende ziekte of medicament Bij een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en bij een depressie moet altijd bekeken worden of de depressiviteit misschien het direct fysiologisch effect is van een bijkomende medische aandoening dan wel van voorgeschreven medicamenten (zie Oorzaken). Wanneer de conclusie is dat de aanpassingsstoornis met depressieve stemming dan wel de depressie het gevolg lijkt van genoemde aandoeningen of medicamenten, moet worden bezien of het effect van de behandeling van de aandoening afgewacht kan worden of dat de indicatie voor het voorgeschreven medicament kritisch moet worden heroverwogen om te bezien of dit alsnog gestaakt kan worden. Veelal is gelijktijdige antidepressieve behandeling aangewezen. Delier Depressiviteit moet niet worden verward met een (beginnend) delier. De kans hierop is groter als het om 07/21/17 Depressie (2.0) 8

11 Richtlijn: Depressie (2.0) een zgn. stil delier gaat, zonder de voor veel delieren zo kenmerkende motorische onrust. Bij een delier is altijd sprake van een aandachtsstoornis naast cognitieve problemen. Dit is vaak pas bij neuropsychiatrisch onderzoek duidelijk. Bij een delier is de fluctuatie in de symptomen (die met name 's nachts optreden) kenmerkend. Het onderscheid tussen depressie en delier is van belang, omdat de behandeling verschilt en antidepressiva een bestaand delier juist kunnen versterken. Dementie Bij een dementie staat de stoornis van het cognitieve functioneren op de voorgrond. Een overeenkomst met depressie kan verlies van initiatief zijn. Een depressie ontstaat in het algemeen over een kortere periode dan een dementie. Miskenning van de diagnose depressie De gevolgen van een depressie kunnen zeer ernstig zijn. Zo kan de patiënt gejaagd en angstig zijn, of juist geremd. De dood kan een obsessie worden ('Dood ben ik beter af.'). Een depressieve patiënt verafschuwt niet alleen zijn ziekte (hetgeen een normale reactie is), maar heeft ook een afkeer van zichzelf. Er is vaak sprake van disproportionele schuld- en schaamtegevoelens. Vaak is er een doorslaapstoornis en een dagschommeling, waarbij de klachten 's morgens het ergst zijn. Er is geen enkele hoop meer, ook niet op een waardig einde. Interesse in de omgeving gaat verloren, waardoor afscheid nemen van de geliefden onmogelijk wordt. Hulp kan afgewezen worden, de patiënt wil veel alleen zijn, isoleert zich en voelt zich dan vaak alleen nog maar waardelozer en anderen tot last. De patiënt raakt vervreemd van zijn omgeving. Bij lichamelijk gezonde patiënten met een depressie komen suïcidale gedachten of zelfs suïcidepogingen veelvuldig voor. Bij patiënten met een levensbedreigende ziekte en een depressie is daar veel minder vaak sprake van. Het omgekeerde is wel van toepassing: wanneer een patiënt met een levensbedreigende ziekte suïcidaal is, is er vrijwel zeker sprake van een zeer ernstige depressie. Bij patiënten met kanker is het risico op suïcide groter in de eerste maanden na de diagnose en groter bij mannen vergeleken met vrouwen. Soms klagen patiënten in de palliatieve fase over lichamelijke klachten van wisselende aard en intensiteit die moeilijk beïnvloedbaar zijn met symptomatische maatregelen en onvoldoende verklaard kunnen worden op basis van de aard en de lokalisatie van het ziekteproces. Bij deze klachten kan een depressie meespelen. Een op de depressie gerichte behandeling, die het lijden van de patiënt in de palliatieve fase aanzienlijk kan verlichten, is dan van belang. Voorts is bekend dat onbehandelde depressies leiden tot een verminderde therapietrouw en een slechtere prognose van de lichamelijke problematiek, naast de negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Verbetering van kwaliteit van leven is in de palliatieve zorg het belangrijkste doel en weinig ziektebeelden beïnvloeden deze kwaliteit zo negatief als een depressie. Het is niet alleen de patiënt die lijdt onder zijn depressiviteit. Voor de naasten kan de voortdurende somberheid bijzonder moeilijk te verdragen zijn en gevoelens van machteloosheid, irritatie en wanhoop oproepen. Het blijven bieden van steun wordt dan bemoeilijkt en het afscheid nemen kan belemmerd worden. Daarmee wordt de laatste levensfase van de patiënt tot een beproeving voor alle betrokkenen, hetgeen bij hen allen kan leiden tot de wens van een spoedig overlijden. 07/21/17 Depressie (2.0) 9

12 Beleid en behandeling Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken en/of paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken klikt u in de linkerkolom op het subhoofdstuk- en/of paragraaftitel. Integrale benadering Voorlichting Ga na of de patiënt over de juiste informatie beschikt. Constateer of er sprake is van een tekort aan kennis op het gebied van zijn ziekte, de symptomen, behandeling en/of prognose. Praktische adviezen aan patiënt en zijn naasten betreffende dagindeling en mogelijke activiteiten van de patiënt zijn vaak zinvol, zeker bij patiënten die door hun depressiviteit en apathische gedrag in een negatieve spiraal dreigen te raken, waarin ook de contacten met naasten verslechteren. Met de patiënt kan besproken worden welke doelen nog haalbaar zijn en wat daarvoor nodig is. Geef naasten informatie over hoe om te gaan met hun zieke familielid. Bied hen ruimte gevoelens uit te spreken. Ga na of er gesprekken met naasten apart van de patiënt dienen plaats te vinden. Communicatie Nodig de patiënt actief uit te vertellen hoe hij zich voelt. Maak gebruik van observaties en check deze bij de patiënt, door vragen als: 'U maakt zo'n sombere indruk. Kunt u mij vertellen hoe u zich voelt?' Probeer de patiënt niet direct te troosten, indien deze verdrietig wordt en gaat huilen. Zoek geen fysiek contact, maar blijf in de buurt zitten. Direct fysiek contact of een mondelinge reactie alvorens de patiënt vertelt wat de oorzaak is van de getoonde emoties, kan de patiënt juist weerhouden te vertellen wat er in hem omgaat. Wees zorgvuldig in het taalgebruik, zeg niet te snel dat je de patiënt wel begrijpt. Dit kan door de patiënt als bagatelliserend opgevat worden. Juist het erkennen van de depressieve gevoelens en ervaring van eenzaamheid voor de patiënt geeft het besef dat deze ervaring er mag zijn. Laat de patiënt het gesprek leiden. Wees aanwezig, maar beperk de eigen inbreng in de communicatie met de patiënt. Reageer alleen op dat wat de patiënt zelf inbrengt. Voeg zelf geen nieuwe items aan het gesprek toe. Bij een erg stille en teruggetrokken patiënt zal dit niet altijd mogelijk zijn. Ondersteuning en continuïteit van zorg Zorg voor een vertrouwensrelatie en continuïteit in contact met patiënt indien er sprake is van zorg door meerdere zorgverleners. Stel een zorgplan op waarin bejegeningsadvies en afspraken m.b.t. de dagstructuur zijn opgenomen. Zie voor punten van aandacht bij palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond de Handreiking 'Palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond'. Behandeling oorzaak Behandel pijn die onvoldoende onder controle is. Staak of wijzig behandeling of medicatie die ten grondslag ligt of bijdraagt aan depressie. Behandel zo nodig en mogelijk andere predisponerende factoren. Niet-medicamenteus Gesprekstherapeutische ondersteuning van depressieve patiënten met kanker heeft vooral een steunend en structurerend karakter, en richt zich in een sfeer van empathische betrokkenheid op versterking van de 07/21/17 Depressie (2.0) 10

13 Richtlijn: Depressie (2.0) coping' van de patiënt. Interventies zijn mogelijk op emotioneel, gedragsmatig en sociaal niveau. Dit geldt zowel voor patiënten met een aanpassingsstoornis als bij patiënten met een minor en major depressie. Emotionele interventies In de palliatieve fase worden patiënten nadrukkelijk geconfronteerd met zingevingsvragen, die zij zelf niet altijd spontaan naar voren brengen in een behandelcontact. Presentie, open vragen en aandachtig luisteren en echte belangstelling tonen zijn kernelementen van spirituele ondersteuning (zie richtlijn Spirituele Zorg) met benodigde doorverwijzing voor intensievere begeleiding. Er moet ruimte worden geboden voor het ventileren van gevoelens van onmacht, lage zelfwaardering, teleurstelling en eventueel onderdrukte boosheid, die bij depressiviteit vaak een rol spelen. Het uiten van verdriet om het verlies van gezondheid en controle, afscheid nemen van het leven en van de naasten, is een stap op weg naar aanvaarding. Met name huisartsen blijken andere ideeën te hebben dan patiënten betreffende de wijze van omgaan met het naderende sterven. Waar specialisten de neiging hebben om lang door te behandelen en mede daardoor een gesprek over het naderend einde uit de weg te gaan, zijn huisartsen sterk gericht op acceptatie door de patiënt en willen uitvoerig met de patiënt spreken over zijn naderende dood. Patiënten hebben daar lang niet altijd behoefte aan en vinden hun huisarts nogal eens te somber. Ruimte laten voor hoop geeft vaak meer lucht. Dit hoeft geen hoop te zijn op genezing, maar wel op een goed gesprek, een nacht zonder pijn etc. Acceptatie van het levenseinde kan soms beter bereikt worden door stil te staan bij de levensgeschiedenis van de patiënt dan door steeds maar te praten over het naderend einde. Voor patiënten die omringd worden door naasten kan het moeilijk zijn om de ervaring van eenzaamheid te uiten, er zijn immers zoveel mensen aanwezig. Dit benoemen helpt in het accepteren van deze gevoelens. Gedragsmatige en cognitieve interventies Het activeren van de patiënt kan effectief zijn om voortdurend piekeren te doorbreken en voorkomt een verdere toename van somberheid. Vanwege verlies van interesse in activiteiten is het van belang de patiënt dit doel uit te leggen. Kleine interventies kunnen veel resultaat geven. Stimuleer bedlegerige patiënten om regelmatig rechtop te zitten, indien mogelijk op de rand van het bed of in een stoel naast het bed. Deze momenten kunnen aangegrepen worden voor zelfzorg of activiteiten ter afleiding. Met krant lezen, tv kijken of een telefoongesprek komt informatie uit de buitenwereld binnen en wordt toenemend isolement voorkomen. Het doel van deze activiteiten is uitsluitend het doorbreken van piekeren en somberheid, de patiënt wordt dus gevraagd deze activiteiten uit te voeren ook al heeft hij er geen zin in. Zelfwerkzaamheid van de patiënt bij het invullen en uitvoeren van een dagprogramma met activiteiten stimuleert het gevoel van autonomie. Adviseer de omgeving niet alleen te vragen aan de patiënt hoe hij zich voelt, maar tevens - naast erkenning van de zwaarte van het ziek-zijn - ook juist afleiding te bieden door over zaken van alledag te praten, de patiënt niet af te houden van dagelijkse beslommeringen maar hem daar ook bij te betrekken. Het is van groot belang de autonomie van de patiënt te stimuleren. De patiënt moet zelf mee kunnen beslissen over zijn behandeling en een noodzakelijke voorwaarde daarbij is, dat hij goed wordt geïnformeerd over de voors en tegens van in aanmerking komende behandelingen. Dat komt de therapietrouw ten goede, wat voor het effect van bijvoorbeeld antidepressiva, maar ook van analgetica en andere geneesmiddelen, onontbeerlijk is. Daarnaast is het bieden en stimuleren van hoop, bijvoorbeeld op een wat betere dag of op het nog kunnen meemaken van een bepaald uitje, van buitengewoon belang. Voorts is het belangrijk te achterhalen welke gedachten de patiënt heeft over zichzelf en over zijn ziekte. Steeds terugkerende negatieve gedachten bestendigen een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en depressie. Angstige gedachten over de toekomst leiden tot piekeren. Het richten van de aandacht op het hier en nu stelt de patiënt in staat angst beheersbaar te maken. Anticiperen kost veel energie en levert niets op, het blijft toch onbekend hoe het gaat lopen en de onzekerheid blijft. Training in het richten op het hier en nu vormt een belangrijk bestanddeel van aandachtgerichte training, ook wel bekend als mindfulness', een vorm van meditatie en stressreductie die in cursusvorm van 8 sessies wordt gegeven, bijvoorbeeld via de IPSO (Instellingen PsychoSociale Oncologie, Vanuit de IPSO-instellingen worden ook tal van andere ondersteunende therapieën en begeleiding aangeboden, zowel gericht op de patiënt als op diens naasten. Problem-Solving Treatment - dit is een andere methodiek dan probleemoplossende therapie - is effectief als korte interventie van vier- tot zesmaal 30 minuten. Deze methode richt zich op het aanleren van probleemoplossende vaardigheden en is beproefd binnen de huisartsenpraktijk. Informeer de patiënt over maatregelen die een gezond slaap-waakritme bevorderen, zoals het niet slapen overdag, het nemen van een warm bad of douche met daaraan eventueel toegevoegd lavendelolie, het doen van ontspanningsoefeningen, maar ook het vermijden van opwekkende cafeïnehoudende dranken voor het slapen gaan, zoals koffie, thee en cola. 07/21/17 Depressie (2.0) 11

14 Richtlijn: Depressie (2.0) Te strak vasthouden aan een uitgewerkt plan kan voor extra frustratie zorgen. Het is zinnig om per dag te bespreken welke activiteiten uit het plan gedaan kunnen worden met het oog op de actuele somatische toestand. Sociale interventies Depressieve patiënten veroorzaken ongewild gevoelens van machteloosheid bij de mensen in hun omgeving, dit geldt ook voor behandelaars en andere zorgverleners, die beïnvloed kunnen worden door het pessimisme en de wanhoop van de patiënt. Het is belangrijk dat het alle bij de zorg betrokkenen een reëel inzicht hebben in de (on)mogelijkheden van behandeling. Uitleg over depressie aan de naasten van de patiënt is onmisbaar. Vaak moeten zij aanzien dat een patiënt zich in gedachten terugtrekt en weinig deelneemt aan gesprekken of gezamenlijke activiteiten. Deze reactie bestendigt de depressie van de patiënt en de machteloosheid van de naasten. Betrokkenheid van zorgverleners en naasten bij de gedragsmatige behandeling doorbreekt deze neerwaartse spiraal. De naasten en eventueel ingeschakelde vrijwilligers kunnen de patiënt helpen bij het activeren en afleiding zoeken. Dit stimuleert bovendien dat zij niet meer alleen met de patiënt over symptomen en gevoelens praten, maar ook over meer alledaagse zaken. Voor patiënten is dit vaak een welkome verandering van de inhoud van gesprekken, waardoor men naast de rol van patiënt ook weer de rol van partner, vader/moeder of vriend krijgt. Het is belangrijk om de aanpak gezamenlijk met het betrokken zorgsysteem en de patiënt te bespreken en op papier vast te leggen. Een patiënt blijven bezoeken en aandacht blijven geven, ook al lijkt dit nauwelijks gewaardeerd te worden op dat moment, is van groot belang om een patiënt niet verder te laten vereenzamen en de situatie gezamenlijk te blijven (ver)dragen. Medicamenteus Naast alle ondersteunende en meer specifiek psychotherapeutische maatregelen, dienen antidepressiva te worden overwogen. De effectiviteit van de diverse antidepressiva is bij somatisch zieke patiënten met een depressie even groot als bij depressies zonder lichamelijke aandoening. De keuze van het middel hangt af van de somatische problematiek, in samenhang met het bijwerkingenprofiel van de diverse antidepressiva en de kans op interacties met andere noodzakelijke medicatie en met de ervaring die de arts heeft met de diverse medicamenten. Indien een eerste behandeling met een antidepressivum niet aanslaat bij suïcidaliteit en psychotische depressies is overleg en/of overdracht naar een psychiater raadzaam. Lastig is de benodigde inwerktijd van alle antidepressiva, zeker bij palliatieve patiënten met nog maar een levensverwachting van enkele weken tot maanden. Bij een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en een minor depression' die niet lijkt te reageren op niet-medicamenteuze maatregelen kan zeker een proefbehandeling met antidepressiva worden overwogen. In uitzonderingssituaties kan zelfs voor electroshocktherapie (ECT) een plaats zijn in de palliatieve fase gezien de grote effectiviteit van ECT in korte tijd. Tricyclische antidepressiva De oudste antidepressiva, ook bij patiënten met kanker in de palliatieve fase, zijn de tricyclische antidepressiva (TCA), zoals amitriptyline, nortriptyline, imipramine en clomipramine. Een aantal van deze middelen heeft soms zeer gewenste neveneffecten zoals slaapbevordering en pijnverlichting, maar ook kans op bijwerkingen die slecht kunnen worden verdragen door de patiënt. Bij gebruik van TCA's start men met één van de bovengenoemde middelen met 25 mg voor de nacht; de dosis kan met mg elke 2-4 dagen opgehoogd worden tot mg voor de nacht. Het therapeutisch effect treedt meestal pas op twee tot drie weken na het bereiken van een adequate dosering en bij oudere patiënten soms pas na zes weken. Door onbekende redenen zijn bij patiënten met kanker vaak lagere doseringen effectief dan normaal gebruikelijk. Omdat bijwerkingen (m.n. anticholinerge bijwerkingen) direct merkbaar zijn, dienen patiënten erop te worden voorbereid dat het middel in het begin mogelijk meer nadelen geeft dan voordelen. Gelukkig treden ook gewenste neveneffecten (slaapbevordering en pijnverlichting) sneller op dan het antidepressieve effect. Na vier tot zes weken behandeling met bovengenoemde dosering kan het effect beoordeeld worden. Zo nodig kan de dosis verhoogd worden (bij voorkeur op geleide van de bloedspiegel) of overgeschakeld worden op een ander middel. Er moet voor gewaakt worden dat een ineffectieve dosering of een ineffectief middel gecontinueerd wordt. Het bepalen van een bloedspiegel kan daarbij zinvol zijn. 07/21/17 Depressie (2.0) 12

15 Richtlijn: Depressie (2.0) De bijwerkingen zijn voornamelijk van anticholinerge aard, zoals een droge mond, obstipatie, urineretentie en wazig zien. Soms is er sprake van orthostatische hypotensie. Daarnaast kan een delier optreden of een bestaand delier versterkt worden. De bijwerkingen verschillen sterk per individu en kunnen verminderen bij voortgezet gebruik, met uitzondering van de droge mond. Een eventueel analgetisch effect (m.n. bij neuropathische pijn) treedt binnen een week op en houdt meestal aan. De belangrijkste cardiale contra-indicatie is een recent hartinfarct. Bij hoge doseringen kan een eerstegraads geleidingsblok overgaan in een volledig atrio-ventriculair blok. Bij de keuze van het middel geven de gewenste bijwerkingen en neveneffecten de doorslag. Zo staat nortriptyline bekend als weinig sederend en weinig anticholinerg, amitriptyline als sederend met goed gedocumenteerde analgetische effecten en clomipramine om zijn antipaniek en antiobsessief effect vanwege zijn sterkere remming van de heropname van serotonine dan andere TCA's. De bijwerking van een droge mond kan bij hoofdhalstumorpatiënten dermate hinderlijk zijn, dat tricyclische antidepressiva niet worden verdragen. Het gebruik van TCA's als eerste-keus-antidepressieve behandeling lijkt in de praktijk verdrongen door de beter verdragen moderne antidepressiva. Moderne antidepressiva Selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI's) zoals fluvoxamine, fluoxetine, paroxetine, citalopram, escitalopram en sertraline en andere moderne middelen als mirtazapine, venlafaxine en moclobemide zijn bij lichte en matige depressies evenzeer werkzaam als de tricyclische antidepressiva. Zij worden echter beter verdragen en hebben andere en onderling verschillende bijwerkingen (hyponatriemie, maagdarmklachten, hoofdpijn, anorexie, agitatie, slapeloosheid en bloedingen) dan de tricyclische antidepressiva. Met name misselijkheid als bijwerking van een aantal SSRI's kan een probleem zijn bij patiënten die al neiging tot misselijkheid hebben. Sommige SSRI's, met name fluoxetine, paroxetine en citalopram, kunnen direct in therapeutische dosering (1 tablet van 20 mg per dag) worden gegeven, waardoor het antidepressieve effect ook wat sneller op kan treden, maar ook voor deze middelen geldt dat de bijwerkingen meteen optreden terwijl er pas na 2 tot 4 weken resultaat bereikt wordt. Bij oudere dan wel ernstig verzwakte patiënten wordt geadviseerd te starten met de halve dosering. Belangrijk is de ontdekking, dat met name een aantal van de SSRI's interactieproblemen kunnen geven in combinatie met andere gebruikte medicijnen. Dit interactieprobleem blijkt te berusten op beïnvloeding van het cytochroom P 450-enzymsysteem in de lever. Dit zgn. CYP 450-enzymsysteem is betrokken bij de afbraak van diverse medicamenten en deze afbraak kan versneld of juist geremd worden doordat andere stoffen het betrokken enzym induceren of juist remmen. Hierbij blijken grote genetische verschillen te bestaan in de aanwezigheid en activiteit van deze enzymen binnen de diverse raciale groeperingen, die de grote verschillen in de bloedspiegels na gestandaardiseerde dosis medicamenten verklaren. Ook verschillen de diverse SSRI's onderling sterk in hun beïnvloeding van het CYP 450-enzymsysteem. Fluvoxamine, paroxetine en fluoxetine geven de meeste interactieproblemen op onderling verschillende CYP 450-enzymsystemen. Sertraline, citalopram, escitalopram, mirtazapine en venlafaxine geven veel minder kans op interactie problemen. Van Sint-Janskruid is bekend dat het het CYP-450-enzymsysteem sterk kan induceren met versnelde afbraak en daardoor lagere, ineffectieve spiegels van een aantal geneesmiddelen. Gezien deze kans op interacties met andere medicatie, is actieve navraag naar het mogelijke gebruik van Sint-Janskruid aangewezen. Concluderend zijn van de moderne antidepressiva van de SSRI s met name citalopram, escitalopram en sertraline geschikt door hun mildere bijwerkingenprofiel en geringe kans op interacties. Venlafaxine heeft naast een serotonerge werking ook een noradrenerge werking en lijkt wat dat betreft meer op de ouderwetse' antidepressiva en heeft ook weinig kans op interacties via het CYP-450-enzymsysteem. Mirtazapine is sederend en eetlustbevorderend, hetgeen binnen de oncologie vaak eerder een voordeel is dan een nadeel. Doseringen: citalopram: 1 dd 20 mg (bij oude of verzwakte patiënten starten met 1 dd 10 mg) escitalopram: 1 dd 10 mg (evt. startdn met 5 mg) sertraline dient te worden opgebouwd van 50 mg 1 dd tot maximaal 200 mg 1 dd (met 50 mg ophogen per week) 07/21/17 Depressie (2.0) 13

16 Richtlijn: Depressie (2.0) venlafaxine: opbouwen met een tijdsinterval van minimaal 4 dagen (zie bijsluiter) van 75 mg tot mg per dag (bij ouderen eventueel starten met 37,5 mg/dag) mirtazapine: mg s avonds. Lage doseringen mirtazapine geven soms meer sedatie dan hogere doseringen. Citalopram, escitalopram, sertraline en mirtazapine zijn zowel in tabletvorm als in vloeibare vorm verkrijgbaar. Wekaminen Bij de behandeling van depressieve patiënten met kanker in de palliatieve fase wordt een speciale plaats ingeruimd voor de wekaminen, zoals methylfenidaat. Het grote voordeel van wekaminen is dat snel duidelijk wordt (in ieder geval binnen twee dagen) of het gewenste antidepressieve effect optreedt. Deze snelle inwerking is het grootste voordeel ten opzichte van de gewone' antidepressiva. Daarnaast kunnen de wekaminen gunstig werken bij sufheid en concentratieproblemen veroorzaakt door opioïden. Hinderlijke moeheidverschijnselen zijn ook een indicatie, ook al voldoet de patiënt misschien niet aan de criteria voor een depressie. Als bijwerkingen kunnen optreden nervositeit, prikkelbaarheid, tachycardie, hypertensie, slapeloosheid en tremoren. Zeldzaam zijn dyskinesieën, paranoïde psychoses en verergering van een onrustig delier. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met epilepsie. Bijwerkingen treden snel op bij het begin van de behandeling en verdwijnen ook weer snel na staken van het middel. Methylfenidaat is het middel van eerste keus bij patiënten met een korte levensverwachting. Het grootste bezwaar van wekaminen, de kans op misbruik en verslaving, speelt voor deze categorie patiënten nauwelijks een rol. Andere bezwaren, zoals eetlustvermindering, worden in de praktijk nauwelijks gezien. Over het algemeen wordt aangeraden te starten met 5 mg 's ochtends en rond het middaguur en de dosering iedere dag te verhogen tot het gewenste effect is bereikt, meestal 2 x 10 mg en maximaal 2 dd 20 mg s ochtends en s middags (niet na uur in te nemen in verband met mogelijk negatieve beïnvloeding van de nachtrust). Voor eventuele verdere ophoging moet worden overlegd met een ervaren (ziekenhuis)psychiater. Als na een aantal dagen behandeling geen gunstig effect wordt waargenomen wordt het middel weer gestaakt. Indien methylfenidaat langdurig en met succes is voorgeschreven dan kan het plots staken het terugkeren van de depressie veroorzaken. Door sommigen wordt geadviseerd methylfenidaat gelijktijdig met gewone' antidepressiva voor te schrijven voor een sneller en beter effect. Na de inwerktijd van het gewone' antidepressivum wordt het methylfenidaat afgebouwd. Dit advies is vooralsnog gebaseerd op case-reports zonder goede wetenschappelijke onderbouwing. 07/21/17 Depressie (2.0) 14

17 Depressiviteit en euthanasieverzoek Bij de beoordeling van een euthanasieverzoek moet worden uitgesloten dat het verzoek voortvloeit uit depressiviteit. Bij depressiviteit bestaan er immers nog behandelingsmogelijkheden en is er dus geen sprake van uitzichtloos lijden. Bovendien is een depressieve patiënt niet wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. Bij het onderscheid kan het helpen dat de doodswensen van depressieve patiënten meestal nogal wisselen, vaak zelfs op dezelfde dag, terwijl voor honorering van een euthanasieverzoek juist een duurzaam verlangen naar de dood is vereist. Zo is het van groot belang of de patiënt in een eerder stadium zijn verzoek tot euthanasie heeft besproken met zijn behandelend arts, juist voor het geval hij door verdere lichamelijke achteruitgang in het laatste stadium van zijn ziekte psychisch minder zou gaan functioneren. Consultatie van een psychiater wordt aangeraden. Bij voortgaande twijfel van de diagnose depressiviteit en de invloed daarvan op de wens tot euthanasie, kan het raadzaam zijn een op depressiviteit gerichte proefbehandeling, bijvoorbeeld met wekaminen, in te stellen. 07/21/17 Depressie (2.0) 15

18 Stappenplan Diagnostiek 1. Overweeg de diagnose depressie bij elke patiënt die zich in de palliatieve fase van de ziekte bevindt. 2. Informeer actief naar de gemoedstoestand: 'Bent u somber? Zo ja, herkent u deze reactie van uzelf bij tegenslagen of ervaart u dit als anders en vreemd?' 3. Gebruik bij twijfel de HADS of de 4DKL (zie de bijlagen 4, 11). 4. Stel de diagnose aan de hand van de DSM-IV-TR-criteria. 5. Ga na of de depressie veroorzaakt kan worden door de onderliggende aandoening, de behandeling ervan of medicamenten; sluit een delier uit. 6. Raadpleeg een psychiater met ervaring in de palliatieve zorg indien uitgebreide diagnostiek gewenst is of ingestelde initiële behandelingen geen effect hebben. Behandeling 1. Informeer de patiënt en omgeving over het voorkomen van depressie in de palliatieve fase en over de behandelingsmogelijkheden. 2. Bied steunende gesprekken aan met specifieke aandacht voor emotionele, gedragsmatige en sociale aspecten en betrek de naasten daarbij. 3. Behandel waar mogelijk predisponerende factoren zoals pijn die niet goed onder controle is. Pas medicatie aan die een rol zou kunnen spelen bij het optreden van depressie. 4. Stel een zorgplan op waarin bejegeningsadvies, eventuele medicatie en afspraken m.b.t. de dagstructuur zijn opgenomen. Communiceer het beleid duidelijk naar andere zorgverleners en maak afspraken over tijdstip en wijze van evaluatie hiervan. 5. Geef patiënten met een korte levensverwachting methylfenidaat 5 mg 's ochtends en rond het middaguur en verhoog de dosering iedere dag tot het gewenste effect is bereikt (maximaal 2 dd 20 mg, niet na uur in te nemen). Als na een aantal dagen behandeling geen gunstig effect wordt waargenomen, dient het middel weer gestaakt te worden. 6. Kies bij patiënten met een levensverwachting van ten minste 1 maand tussen tricyclische antidepressiva en moderne antidepressiva. De keuze wordt bepaald door gewenste en niet-gewenste bijwerkingen, kans op interacties met andere medicatie en door eigen ervaring met het toedienen van deze middelen. Moderne antidepressiva worden veelal beter verdragen. tricyclische antidepressiva: starten met 25 mg voor de nacht en verhoog met mg elke 2-4 dagen tot mg voor de nacht: activerend: nortriptyline sederend: amitriptyline antipaniek en antiobsessief: clomipramine moderne antidepressiva: SSRI s: citalopram 20 mg per dag (oude of verzwakte patiënten starten met 1 dd 10 mg); escitalopram 10 mg per dag (evt. starten met 5 mg); sertraline 50 mg per dag, per week met 50 mg verhogen tot maximaal 200 mg per dag. SNRI (serotonine en noradrenerge reuptake remmer): venlafaxine 37,5-150 mg sederend en eetlustbevorderend: mirtazapine mg 's avonds 07/21/17 Depressie (2.0) 16

19 Richtlijn: Depressie (2.0) Bewijsvoering Behandeling Cognitieve, emotionele, gedragsmatige en sociale interventies Tricyclische antidepressiva 1 SSRI's en andere moderne antidepressiva Methylfenidaat 3 Tabel 1 Niveaus van bewijsvoering bij de richtlijn Depressie Niveau van bewijsvoering 1 1 Referentie(s) Akechi , Rodin , Stiefel , Williams Gill , Rodin , Stiefel , Williams Fisch , Gill , Rodin , Stiefel , Williams Homsi , Rozans Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of ten minste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op één vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. 07/21/17 Depressie (2.0) 17

20 Samenvatting Er wordt onderscheid gemaakt tussen: somberheid als normale reactie: wisselende momenten van somberheid en wanhoop, die het leven van de patiënt niet in belangrijke mate belemmeren aanpassingsstoornis met depressieve stemming: emotionele en gedragssymptomen als reactie op (een) herkenbare stressveroorzakende factor(en), die zich binnen drie maanden na het begin van de stressveroorzakende factoren voordoen en gepaard gaan met een duidelijk lijden dat ernstiger is dan wat verwacht mag worden en/of gepaard gaat met significante beperkingen in sociaal en beroepsmatig functioneren; zodra de stressveroorzakende factor (of de gevolgen ervan) is weggevallen, blijven de symptomen niet langer dan zes maanden aanwezig depressie in engere zin: een toestandsbeeld waarbij er in ieder geval sprake is van een sombere stemming en/of vermindering van interesse en/of plezier gedurende het grootste deel van de dag en gedurende ten minste twee weken Depressie in de palliatieve fase wordt nogal eens niet onderkend en behandeld omdat de sombere stemming als een normale reactie beschouwd wordt die erbij hoort' en geen behandeling behoeft. Gevolgen vermoeidheid, anorexie, gewichtsverlies, slaapproblemen agitatie, wanhoop, gevoelens van waardeloosheid, hulpeloosheid en hopeloosheid, preoccupatie met de dood Oorzaken en risicofactoren pijn die niet goed onder controle is fysieke beperkingen (co)morbiditeit: specifieke vormen van kanker (m.n. hoofd-hals- en pancreascarcinomen) neurologische, endocrinologische, hart- en vaat-, nier- en autoimmuunziektes infectieziekten (bijv. HIV/AIDS) bij kanker: hersenmetastasen oncologische ulcera hypercalciëmie bijwerking van behandeling (totale schedelbestraling, chemo-, immuno- of hormonale therapie) medicatie, o.a. corticosteroïden en psychofarmaca misbruik van alcohol en/of nicotine bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals een afhankelijke persoonlijkheid eenzaamheid en gebrek aan steun eerdere major events, eerder doorgemaakte depressie of verlieservaring familiaire belasting Diagnostiek Overweeg de diagnose depressie bij elke patiënt die zich in de palliatieve fase van de ziekte bevindt. Informeer actief naar de gemoedstoestand: Bent u somber? Zo ja, herkent u deze reactie van uzelf bij tegenslagen of ervaart u dit als anders en vreemd?' Gebruik bij twijfel een screeningsinstrument, bijv. de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) of de 4DKL. Stel de diagnose aan de hand van de DSM-IV-criteria: depressieve stemming, verlies van interesse of plezier, verandering van gewicht of eetlust, slaapstoornis, agitatie of traagheid, moeheid of verlies aan energie, gevoelens van schuld of waardeloosheid, verminderd vermogen tot nadenken, concentratie of besluiteloosheid en/of terugkerende gedachten aan de dood of suïcide (in ieder geval depressieve stemming en/of verlies van interesse of plezier en in totaal ten minste 5 symptomen). Bij een minor depression worden depressieve beelden verstaan die slechts voldoen aan 3 tot 4 DSM-IV-criteria. Raadpleeg een psychiater met ervaring in de palliatieve zorg indien uitgebreide diagnostiek gewenst is of ingestelde initiële behandelingen geen effect hebben. Beleid Behandeling van de oorzaak Behandel pijn die onvoldoende onder controle is. Staak of wijzig behandeling of medicatie die ten grondslag ligt of bijdraagt aan depressie. Behandel zo nodig en mogelijk andere predisponerende factoren. Niet-medicamenteus Geef informatie aan patiënt en naasten over het voorkomen van depressie. Stel een zorgplan op waarin bejegeningsadvies, eventuele medicatie en afspraken met betrekking tot de dagstructuur zijn opgenomen. Biedt steunende en structurerende gesprekken met aandacht voor emotionele, gedragsmatige en sociale aspecten. Overweeg verwijzing voor gespecialiseerde psychotherapeutische emotionele, gedragsmatige/cognitieve of sociale interventies. Medicamenteus Bij patiënten met een korte levensverwachting: methylfenidaat 5 mg 's ochtends en rond het middaguur, verhoog iedere dag totdat het gewenste effect bereikt is (tot max. 2 dd 20 mg); indien na 4 dagen geen effect: stoppen Bij patiënten met een levensverwachting van meer dan één maand: tricyclische antidepressiva: nortriptyline (activerend), amitriptyline (sederend) of clomipramine (antipaniek en antiobsessief); start met 25 mg voor de nacht en verhoog met mg elke twee tot vier dagen tot mg voor de nacht moderne antidepressiva: SSRI's: citalopram 1 dd 20 mg (oude of verzwakte patiënten starten met 1 dd 10 mg), escitalopram 1 dd 10 mg (evt. start met 1 dd 5 mg) of sertraline 1 dd 50 mg, per week met 50 mg verhogen tot maximaal 1 dd 200 mg SNRI: venlafaxine 37,5-150 mg 07/21/17 Depressie (2.0) 18

RICHTLIJN DEPRESSIE. Conceptrichtlijn Depressie/Versie 2.0/15 december 2009 Pagina 1

RICHTLIJN DEPRESSIE. Conceptrichtlijn Depressie/Versie 2.0/15 december 2009 Pagina 1 1 2 3 4 5 6 RICHTLIJN DEPRESSIE Conceptrichtlijn Depressie/Versie 2.0/15 december 2009 Pagina 1 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Colofon De eerste versie van de richtlijn depressie werd in

Nadere informatie

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria 4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria Stappen 1 t/m 4 betreffen Depressie, stappen 5 en 6 betreffen Apathiesyndroom STAP 1. Bepaal of de volgende hoofdsymptomen voorkomen.

Nadere informatie

Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015

Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015 Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015 Vijf symptomen > 2 weken Ten minste één van de eerste twee Verandering in functioneren Angst kan symptoom zijn van depressie Verschil rouw

Nadere informatie

Kanker en depressie. Symposium Psychosociale oncologie Sterkte met je tumor 13 april 2017 Marijn Tijssen, psychiater MUMC+

Kanker en depressie. Symposium Psychosociale oncologie Sterkte met je tumor 13 april 2017 Marijn Tijssen, psychiater MUMC+ Kanker en depressie Symposium Psychosociale oncologie Sterkte met je tumor 13 april 2017 Marijn Tijssen, psychiater MUMC+ Disclosure belangen (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk

Nadere informatie

Praktische opdracht ANW Depressies

Praktische opdracht ANW Depressies Praktische opdracht ANW Depressies Praktische-opdracht door een scholier 1714 woorden 27 februari 2002 7,9 16 keer beoordeeld Vak ANW Inleiding: Deze brochure gaat over depressies. Op het moment hebben

Nadere informatie

Depressie bij ouderen

Depressie bij ouderen Depressie bij ouderen Bij u of uw familielid is een depressie vastgesteld. Hoewel relatief veel ouderen last hebben van depressieve klachten, worden deze niet altijd als zodanig herkend. In deze folder

Nadere informatie

Depressie. Informatiefolder voor cliënt en naasten. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober

Depressie. Informatiefolder voor cliënt en naasten. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober Depressie Informatiefolder voor cliënt en naasten Zorgprogramma Doen bij Depressie Versie 2013-oktober Inleiding Deze folder bevat informatie over de klachten die bij een depressie horen en welke oorzaken

Nadere informatie

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Dopamine Ziekte van Parkinson: minder dopamine Dopamine is een signaalstof die de communicatie tussen hersencellen

Nadere informatie

E-book-Depressie en dysthymie.indd :29:33

E-book-Depressie en dysthymie.indd :29:33 E-book-Depressie en dysthymie.indd 1 16-12-2014 14:29:33 Colofon Dit e book is een uitgave van Stichting Gezondheid Teksten: Stichting Gezondheid Vormgeving: Michael Box (Internet Marketing Nederland)

Nadere informatie

Depressie bij verpleeghuiscliënten

Depressie bij verpleeghuiscliënten Doen bij Depressie zorgprogramma Informatiefolder voor cliënt en naasten Depressie bij verpleeghuiscliënten Folder 3 Inleiding Deze folder bevat informatie over de klachten die bij een depressie horen

Nadere informatie

Depressie. Informatiefolder voor zorgteam. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober

Depressie. Informatiefolder voor zorgteam. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober Depressie Informatiefolder voor zorgteam Zorgprogramma Doen bij Depressie Inleiding Deze folder is bedoeld voor afdelingsmedewerkers die betrokken zijn bij de zorg voor een cliënt bij wie een depressie

Nadere informatie

Registratierichtlijn. E003 Beroepsgebonden depressie

Registratierichtlijn. E003 Beroepsgebonden depressie Nederlands Centrum voor Beroepsziekten Coronel Instituut AMC/UvA Postbus 22660 1100 DD Amsterdam tel. 020 566 5387 e mail: ncvb@amc.nl 2 CAScode: P652 Van deze richtlijn is een achtergronddocument Omschrijving

Nadere informatie

Depressie bij ouderen

Depressie bij ouderen Depressie bij ouderen 2 Depressie bij ouderen komt vaak voor, maar is soms moeilijk te herkennen. Deze folder geeft informatie over de kenmerken en de behandeling van een depressie bij ouderen. Wat is

Nadere informatie

Stappenplan depressie

Stappenplan depressie Stappenplan depressie Vroegtijdige opsporing en behandeling van depressie bij zelfstandig wonende ouderen Stap 1: Screenen op depressie in de eerste lijn (kruis aan) GDS-2 1. Heeft u zich de afgelopen

Nadere informatie

Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen

Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen Monica Pop, Marleen van Beek & Aart Schene Afdeling Psychiatrie, Radboudumc NijCare Symposium, Nijmegen, 14 juni 2018 Hippocratische geschriften - vijfde

Nadere informatie

STAPPENPLAN SLAAPSTOORNIS IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN SLAAPSTOORNIS IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN SLAAPSTOORNIS IN DE EERSTE LIJN Herkennen en behandelen van slaapstoornissen bij ouderen. STAP 1: Screenen op slaapstoornis (kruis aan). 1a. Ervaart u problemen met slapen? 1b Heeft u de afgelopen

Nadere informatie

Depressie, dysthymie en de bipolaire stoornis

Depressie, dysthymie en de bipolaire stoornis Depressie, dysthymie en de bipolaire stoornis Inleiding Iedereen kan zich wel eens somber en lusteloos voelen maar doorgaans is dat van korte duur. Bij sommige mensen houden deze klachten langere tijd

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg Palliatieve Zorg Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra Verpleegkundigen Palliatieve Zorg Wat is het belangrijkste speerpunt van palliatieve zorg? A Genezing B Kwaliteit van leven C Stervensbegeleiding

Nadere informatie

Depressie bij ouderen

Depressie bij ouderen Depressie bij ouderen Bij u, uw partner of familielid is een depressie vastgesteld. In deze folder kunt u lezen wat een depressie is en waar u voor verdere vragen en informatie terecht kunt. Vanwege de

Nadere informatie

07-04-15. Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Na vanmiddag. bij ouderen met een verstandelijke beperking

07-04-15. Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Na vanmiddag. bij ouderen met een verstandelijke beperking Na vanmiddag Herkennen van en omgaan met Angst en Depressie bij ouderen met e Weet u hoe vaak angst en depressie voorkomen, Weet u wie er meer risico heeft om een angststoornis of depressie te ontwikkelen,

Nadere informatie

Als je dip een depressie wordt. Dokter op dinsdag 11 december 2012 L.Breuning, psychiater

Als je dip een depressie wordt. Dokter op dinsdag 11 december 2012 L.Breuning, psychiater Als je dip een depressie wordt. Dokter op dinsdag 11 december 2012 L.Breuning, psychiater Wanneer is een dip een depressie Dip hoort bij het leven Depressie is een ziekte Ziekte die (nog) niet aan te tonen

Nadere informatie

Dyspnoe in palliatieve fase. Marloes van Haandel

Dyspnoe in palliatieve fase. Marloes van Haandel Dyspnoe in palliatieve fase Marloes van Haandel Inhoud Epidemiologie Definities van dyspnoe Communicatie Utrechts Symptoom Dagboek Verpleegkundige interventies bij dyspnoe Verpleegkundige diagnoses Angst

Nadere informatie

Depressie bij verpleeghuiscliënten

Depressie bij verpleeghuiscliënten Doen bij Depressie zorgprogramma Informatiefolder voor afdelingsmedewerkers Depressie bij verpleeghuiscliënten Folder 4 Inleiding Deze folder is bedoeld voor afdelingsmedewerkers die betrokken zijn bij

Nadere informatie

Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505

Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505 Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505 Lichamelijk: pijn, fysieke beperkingen, afweging behandeling vs bijwerkingen Angst en onzekerheid: verloop ziekte,

Nadere informatie

STAPPENPLAN DEPRESSIE IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN DEPRESSIE IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN DEPRESSIE IN DE EERSTE LIJN Vroegtijdige opsporing en behandeling van bij zelfstandig wonende ouderen. STAP 1: Screenen op in de eerste lijn (kruis aan). GDS-2 1. Hebt u zich de afgelopen maand

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

NIEUWE EUROPESE RICHTLIJN VOOR PREVENTIE, DETECTIE EN BEHANDELING VAN DEPRESSIE IN

NIEUWE EUROPESE RICHTLIJN VOOR PREVENTIE, DETECTIE EN BEHANDELING VAN DEPRESSIE IN NIEUWE EUROPESE RICHTLIJN VOOR PREVENTIE, DETECTIE EN BEHANDELING VAN DEPRESSIE IN PALLIATIEVE ZORG Referentie. Rayner, L., Price, A., Hotopf, M., Higginson, I.J. (2011). The development of evidencebased

Nadere informatie

Leven met een amputatie. Chris Leegwater Vinke Psycholoog

Leven met een amputatie. Chris Leegwater Vinke Psycholoog Leven met een amputatie Chris Leegwater Vinke Psycholoog Amputatie 2 Amputatie is voor de geamputeerde meestal een ernstig trauma, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Naast het verlies van de

Nadere informatie

Depressieve klachten. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg

Depressieve klachten. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg Depressieve klachten Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies Jouw gezondheid is onze zorg Inhoud Klachten en symptomen 3 Oorzaken 5 Wanneer arts raadplegen 6 Wat kun je zelf doen 7 Geneesmiddelen

Nadere informatie

Doen bij Depressie. Module 3 Fase 4 - Behandelen. Medicamenteuze behandeling van depressie bij cliënten van verpleeghuizen.

Doen bij Depressie. Module 3 Fase 4 - Behandelen. Medicamenteuze behandeling van depressie bij cliënten van verpleeghuizen. Doen bij Depressie Module 3 Fase 4 - Behandelen Module 3 Medicamenteuze behandeling Bijlage 8 Medicamenteuze behandeling van depressie bij cliënten van verpleeghuizen Protocol gebaseerd op het Addendum

Nadere informatie

Als genezing niet meer mogelijk is

Als genezing niet meer mogelijk is Algemeen Als genezing niet meer mogelijk is www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl ALG043 / Als genezing niet meer mogelijk is / 06-10-2015 2 Als

Nadere informatie

25-9-2014. Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505

25-9-2014. Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505 Door Machteld Muller & Linda Stoutjesdijk www.phorosadvies.nl 06-10508273/06-12987505 Lichamelijk: pijn, fysieke beperkingen, afweging behandeling vs bijwerkingen Angst en onzekerheid: verloop ziekte,

Nadere informatie

Kort & Krachtig behandelprotocollen. Pharmacotherapy for depressive and/or anxiety disorders [in Dutch]

Kort & Krachtig behandelprotocollen. Pharmacotherapy for depressive and/or anxiety disorders [in Dutch] Kort & Krachtig behandelprotocollen Pharmacotherapy for depressive and/or anxiety disorders [in Dutch] FARMACOTHERAPIE BIJ ANGST- en/of STEMMINGSSTOORNISSEN MODULE SSRI Inhoud Algemene introductie 4 Bijeenkomst

Nadere informatie

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase?

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase? Herkennen van en omgaan met Angst en Depressie bij (oudere) mensen met een verstandelijke beperking Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase? Kennis over angst en depressie Risicofactoren

Nadere informatie

goede zorg voor mensen met ernstig hartfalen

goede zorg voor mensen met ernstig hartfalen IKNL, lid van coöperatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) goede zorg voor mensen met ernstig hartfalen Informatie voor mensen met hartfalen die palliatieve zorg krijgen of daar binnenkort voor in aanmerking

Nadere informatie

Veranderingen in de DSM-V stemmingsstoornissen. R.A. van Elmpt AIOS psychiatrie

Veranderingen in de DSM-V stemmingsstoornissen. R.A. van Elmpt AIOS psychiatrie Veranderingen in de DSM-V stemmingsstoornissen R.A. van Elmpt AIOS psychiatrie 2 DSM-5-classificatie Bipolaire stoornissen Depressieve stoornissen Bipolaire-I-stoornis Bipolaire-II-stoornis Cyclothyme

Nadere informatie

EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS

EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS Dr. Berno van Meijel Lector GGZ-verpleegkunde Hogeschool INHOLLAND Congres Zorg voor mensen met

Nadere informatie

Tijd voor de dood. Stilstaan bij en tijd nemen voor de dood Oprecht en stap voor stap afscheid nemen. Beleidsnotitie Palliatieve Zorg

Tijd voor de dood. Stilstaan bij en tijd nemen voor de dood Oprecht en stap voor stap afscheid nemen. Beleidsnotitie Palliatieve Zorg Beleidsnotitie Palliatieve Zorg Tijd voor de dood Stilstaan bij en tijd nemen voor de dood Oprecht en stap voor stap afscheid nemen Beleidsnotitie Tijd voor de dood Auteur(s) A.Trienekens Datum September

Nadere informatie

BIJLAGE III AMENDEMENTEN VAN RELEVANTE RUBRIEKEN VAN DE SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN EN BIJSLUITERS

BIJLAGE III AMENDEMENTEN VAN RELEVANTE RUBRIEKEN VAN DE SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN EN BIJSLUITERS BIJLAGE III AMENDEMENTEN VAN RELEVANTE RUBRIEKEN VAN DE SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN EN BIJSLUITERS NB: De amendementen van de samenvatting van de productkenmerken en bijsluiters moeten hierna

Nadere informatie

Vroegsignalering van angst bij kanker

Vroegsignalering van angst bij kanker Vroegsignalering van angst bij kanker Symposium juni 2016, Amsterdam Hoe harder we angst bevechten, hoe meer ze ons verleidt en verstikt. Hoe meer we de angst in de ogen zien, hoe sneller ze vrijheid biedt.

Nadere informatie

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen Een depressie P unt P kan u helpen volwassenen Iedereen is wel eens moe, somber en lusteloos. Het is een normale reactie op tegenvallers, een verlies en andere vervelende gebeurtenissen. Wanneer dit soort

Nadere informatie

Depressieve symptomen bij verpleeghuiscliënten

Depressieve symptomen bij verpleeghuiscliënten Doen bij Depressie zorgprogramma Informatiefolder voor afdelingsmedewerkers Depressieve symptomen bij verpleeghuiscliënten Folder 2 Inleiding Deze folder is bedoeld voor afdelingsmedewerkers die betrokken

Nadere informatie

Depressies en angststoornissen - Net zo vaak samen als apart. Prof.dr. W.A. Nolen UMC Groningen

Depressies en angststoornissen - Net zo vaak samen als apart. Prof.dr. W.A. Nolen UMC Groningen Depressies en angststoornissen - Net zo vaak samen als apart Prof.dr. W.A. Nolen UMC Groningen NESDA - Verschillende cohorten Vanuit NEMESIS (303) Vanuit ARIADNE (261) 1 e lijn (1611) Met huidige depressie/angststoornis

Nadere informatie

Thuiszorgcafé. Depressie. Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering

Thuiszorgcafé. Depressie. Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering Thuiszorgcafé Depressie Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering 9 november 2016 Depressie Mevrouw Van Veen Depressie Wat is het? Herkenning

Nadere informatie

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Máxima Oncologisch Centrum (MOC) Inleiding Als u van uw behandelend arts te horen krijgt dat u kanker heeft, krijgen u en uw naasten veel informatie en emoties

Nadere informatie

Samenvatting Richtlijn

Samenvatting Richtlijn Samenvatting Richtlijn Aanpassingsstoornis bij patiënten met kanker Multidisciplinaire richtlijn ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering van zorgverleners, gericht op patiënten met kanker en/of

Nadere informatie

ANGST in de PALLIATIEVE FASE, dilemma s rond de richtlijn. 11 april 2016 Tineke Vos psychiater HMC+ consulent palliatieve zorg

ANGST in de PALLIATIEVE FASE, dilemma s rond de richtlijn. 11 april 2016 Tineke Vos psychiater HMC+ consulent palliatieve zorg ANGST in de PALLIATIEVE FASE, dilemma s rond de richtlijn 11 april 2016 Tineke Vos psychiater HMC+ consulent palliatieve zorg Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst

Nadere informatie

STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN Doel Vroegtijdige opsporing en behandeling van angst bij zelfstandig wonende ouderen. STAP 1: Screenen op angst in de eerste lijn (kruis aan). Voelde u zich de afgelopen

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Depressieve klachten bij verpleeghuiscliënten

Depressieve klachten bij verpleeghuiscliënten Doen bij Depressie zorgprogramma Informatiefolder voor cliënt en naasten Depressieve klachten bij verpleeghuiscliënten Folder 1 Inleiding Deze folder is bedoeld voor mensen met depressieve klachten en

Nadere informatie

Eenzaamheid bij ouderen Brede conferentie Transformatie 6 maart Rianne van der Meer, klinisch geriater Groene Hart Ziekenhuis

Eenzaamheid bij ouderen Brede conferentie Transformatie 6 maart Rianne van der Meer, klinisch geriater Groene Hart Ziekenhuis Eenzaamheid bij ouderen Brede conferentie Transformatie 6 maart 2018 Rianne van der Meer, klinisch geriater Groene Hart Ziekenhuis Eenzaamheid bij ouderen Casus Ouderen en eenzaamheid Eenzaamheid herkennen

Nadere informatie

Vermoeidheid na kanker. Anneke van Wijk, GZ psycholoog Helen Dowling Instituut Utrecht

Vermoeidheid na kanker. Anneke van Wijk, GZ psycholoog Helen Dowling Instituut Utrecht Anneke van Wijk, GZ psycholoog Helen Dowling Instituut Utrecht Helen Dowling Instituut: Begeleiding bij kanker voor (ex-) kankerpatienten en hun naasten: Onder andere: Individuele begeleiding Lotgenotengroepen

Nadere informatie

Slaapstoornissen bij ouderen

Slaapstoornissen bij ouderen Slaapstoornissen bij ouderen Een goede nachtrust is belangrijk. Tijdens de slaap krijgt het lichaam de tijd om te herstellen. Daarnaast lijkt slaap ook invloed te hebben op het geheugen. Met het ouder

Nadere informatie

Slaapstoornissen bij ouderen

Slaapstoornissen bij ouderen Slaapstoornissen bij ouderen Een goede nachtrust is belangrijk. Tijdens de slaap krijgt het lichaam de tijd om te herstellen. Daarnaast lijkt slaap ook invloed te hebben op het geheugen. Met het ouder

Nadere informatie

Palliatieve zorg aan kwetsbare ouderen

Palliatieve zorg aan kwetsbare ouderen Palliatieve zorg aan kwetsbare ouderen Interactieve workshop over kaders van palliatieve zorg aan kwetsbare ouderen. Niek Olde Bijvank Specialist ouderengeneeskunde, tevens kaderarts Palliatieve Zorg,

Nadere informatie

Delier en Depressie in de terminale fase

Delier en Depressie in de terminale fase Delier en Depressie in de terminale fase Karel Hoffmans huisartsconsulent IKST 06- /07 DELIER in de terminale fase Casus uit de praktijk gegrepen Diagnostiek Behandeling Discussie Uit de praktijk gegrepen

Nadere informatie

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest Van DSM IV naar DSM 5 DSM IV - somatisatie stoornis, - somatoforme

Nadere informatie

VERWERKING NA EEN INGRIJPENDE GEBEURTENIS 1

VERWERKING NA EEN INGRIJPENDE GEBEURTENIS 1 SOCIAAL WERK VERWERKING NA EEN INGRIJPENDE GEBEURTENIS 1 U bent recent betrokken geweest bij een gebeurtenis waarbij u geconfronteerd werd met een aantal ingrijpende ervaringen. Met deze korte informatie

Nadere informatie

V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden

V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden LEERDOELEN De deelnemer is in staat: onderscheid te maken tussen somberheid

Nadere informatie

Workshop Verpleegkundige interventies bij ouderen met een depressie

Workshop Verpleegkundige interventies bij ouderen met een depressie Workshop Verpleegkundige interventies bij ouderen met een depressie Cindy Ooijevaar Verpleegkundig Specialist Poli Geriatrie Medisch Centrum Alkmaar c.ooijevaar@mca.nl november 2014 Depressie Major depressive

Nadere informatie

BEOORDELINGSSCHAAL DEPRESSIEVE SYMPTOMEN 1 (INVENTORY OF DEPRESSIVE SYMPTOMATOLOGY: IDS-C) (in te vullen door behandelaar/onderzoeker)

BEOORDELINGSSCHAAL DEPRESSIEVE SYMPTOMEN 1 (INVENTORY OF DEPRESSIVE SYMPTOMATOLOGY: IDS-C) (in te vullen door behandelaar/onderzoeker) BEOORDELINGSSCHAAL DEPRESSIEVE SYMPTOMEN 1 (INVENTORY OF DEPRESSIVE SYMPTOMATOLOGY: IDS-C) (in te vullen door behandelaar/onderzoeker) Naam:.. Datum: - - Ingevuld door:... Instructie: De vaststelling van

Nadere informatie

Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie,

Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie, Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie, 21-6-2017 Jan Spijker, psychiater, hoogleraar Chronische Depressie, Radboud Universiteit Nijmegen hoofd programma depressie Pro Persona, Nijmegen Indeling

Nadere informatie

Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag.

Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag. Feedbackvragen Casus Martijn Vraag 1 Lees de tekst Internaliserend gedrag en co-morbiditeit en beantwoord daarna de vraag. Bij Martijn is sprake van sociaal isolement, somberheid, niet eten. Dat duidt

Nadere informatie

Kanker is niet voor watjes

Kanker is niet voor watjes Kanker is niet voor watjes SPKS 22 september 2018 2 ele Helen Dowling Instituut Mensen met kanker en hun naasten helpen de ziekte emotioneel te verwerken specialistische psychologische zorg (1100 cliënten

Nadere informatie

AngsAngst bij Hartfalen

AngsAngst bij Hartfalen AngsAngst bij Hartfalen Gini van Til,verpleegkundig specialist Hartfalen polikliniek CWZ Lezing Verpleegkundig Vizier 18-6-2015 Even voorstellen: Gini van Til Verpleegkundig Specialist intensieve zorg

Nadere informatie

De geriatrische patiënt op de SEH. SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie

De geriatrische patiënt op de SEH. SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie De geriatrische patiënt op de SEH SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie Relevante onderwerpen Delier Symptoomverarming Medicatie op de SEH Duur aanwezigheid patiënt op de SEH Delier

Nadere informatie

PSYCHOFARMACA. Gert- Jan Hendriks, psychiater Directeur Centrum voor Angststoornissen Overwaal Hoofd Zorgprogramma Angststoornissen Pro Persona

PSYCHOFARMACA. Gert- Jan Hendriks, psychiater Directeur Centrum voor Angststoornissen Overwaal Hoofd Zorgprogramma Angststoornissen Pro Persona Shared decisison making en Empowerment Gert- Jan Hendriks, psychiater Directeur Centrum voor Angststoornissen Overwaal Hoofd Zorgprogramma Angststoornissen Pro Persona PSYCHOFARMACA Shared decision making

Nadere informatie

Delier in de laatste levensfase. Informatie voor naasten van patiënten met een delier in de laatste levensfase

Delier in de laatste levensfase. Informatie voor naasten van patiënten met een delier in de laatste levensfase Delier in de laatste levensfase Informatie voor naasten van patiënten met een delier in de laatste levensfase Inhoudsopgave Wat is een delier?... 3 Wat zijn kenmerken van een delier?... 3 Invloed op u

Nadere informatie

Folder premenstrueel syndroom Concept augustus 2014 Ellen Nijkamp, Clasien van der Houwen Gebaseerd op richtlijn premenstrueel syndroom 2012

Folder premenstrueel syndroom Concept augustus 2014 Ellen Nijkamp, Clasien van der Houwen Gebaseerd op richtlijn premenstrueel syndroom 2012 Folder premenstrueel syndroom Concept augustus 2014 Ellen Nijkamp, Clasien van der Houwen Gebaseerd op richtlijn premenstrueel syndroom 2012 Premenstrueel syndroom Vrouwen met PMS hebben lichamelijk en/of

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

Vroegsignalering bij dementie

Vroegsignalering bij dementie Vroegsignalering bij dementie Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Contact: Connie Klingeman, Hogeschool Rotterdam c.a.klingeman@hr.nl

Nadere informatie

Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM

Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM 1. Definitie en voorkomen 2. Pathofysiologie 3. Oorzaken 4. Diagnose 5. Behandeling Definitie en voorkomen: 1.

Nadere informatie

Depressieve stoornissen in de huisartsenpraktijk stapsgewijs inzicht via de nieuwe multidisciplinaire richtlijn

Depressieve stoornissen in de huisartsenpraktijk stapsgewijs inzicht via de nieuwe multidisciplinaire richtlijn Depressieve stoornissen in de huisartsenpraktijk stapsgewijs inzicht via de nieuwe multidisciplinaire richtlijn Mark Scherders, psychiater, Catharina Ziekenhuis Eindhoven Kees Klop, psychiater, Máxima

Nadere informatie

ACTUELE ONTWIKKELINGEN IN DE EERSTELIJNS GGZ. Martin Beeres, kaderhuisarts ggz io Marian Oud, coördinator kaderopleiding ggz

ACTUELE ONTWIKKELINGEN IN DE EERSTELIJNS GGZ. Martin Beeres, kaderhuisarts ggz io Marian Oud, coördinator kaderopleiding ggz ACTUELE ONTWIKKELINGEN IN DE EERSTELIJNS GGZ Martin Beeres, kaderhuisarts ggz io Marian Oud, coördinator kaderopleiding ggz Programma Somatische zorg - met beleid - voor mensen met psychische stoornissen

Nadere informatie

Richtlijn palliatieve zorg bij COPD

Richtlijn palliatieve zorg bij COPD Richtlijn palliatieve zorg bij COPD Heleen Nederveen: palliatief verpleegkundige Maasstadziekenhuis Lolkje Roos: palliatief verpleegkundige hospice Cadenza / Laurens Levina Oosterom: longverpleegkundige

Nadere informatie

HET LEVEN LEVEN. Drs. Trudy van der Jagt, psycholoog NIP

HET LEVEN LEVEN. Drs. Trudy van der Jagt, psycholoog NIP HET LEVEN LEVEN Drs. Trudy van der Jagt, psycholoog NIP Oud-Beijerland Verschil tussen psycholoog en psychiater Psycholoog bewerkstelligt verandering in gedrag, gevoel en gedachten Psychiater bewerkstelligt

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Maastricht, 9 mei 2017 Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater Afdeling Psychiatrie MUMC 1951-2014 1926-2002 Inhoud Depressieve klachten -wat is een depressie?

Nadere informatie

, v26; FK Achtergrondinformatie Bipolaire Stoornis

, v26; FK Achtergrondinformatie Bipolaire Stoornis 2015041635, v26; FK Achtergrondinformatie Bipolaire Stoornis 5 Consultatiedocument Farmacotherapeutisch Kompas voor registratiehouders Graag reactie voor 30 november 2017 van de registratiehouders die

Nadere informatie

als u duidelijke tekens van de ziekte van Parkinson of andere bewegingsstoornissen vertoont.

als u duidelijke tekens van de ziekte van Parkinson of andere bewegingsstoornissen vertoont. BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER SIBELIUM 10 mg tabletten flunarizine Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit geneesmiddel. - Bewaar deze bijsluiter.

Nadere informatie

Doel van de palliatieve sedatie

Doel van de palliatieve sedatie Palliatieve sedatie U heeft met uw behandelend arts gesproken over palliatieve sedatie. In deze folder kunt u alles nog eens nalezen. Als u na het lezen nog vragen heeft kunt u deze met hem of haar bespreken.

Nadere informatie

Psychiatrie rond zwangerschap. Corné van Lieshout, psychiater

Psychiatrie rond zwangerschap. Corné van Lieshout, psychiater Psychiatrie rond zwangerschap Corné van Lieshout, psychiater Casus 1 Mw. Pietersen 32 jaar Na 1 e partus (25 e ) depressief, na 2 mnd spontaan over Na 2 e partus (28 e ) weer depressief. HA gaf 50mg sertraline

Nadere informatie

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek Dementie Dementiesyndroom de-mens = ontgeesting Matthieu Berenbroek Fontys Hogeschool Verpleegkunde Omvang dementie in Nederland 2005 180.000 / 190.000 dementerenden 2050 400.000 dementerenden Bron CBO

Nadere informatie

Sportief bewegen met een depressie. Depressie

Sportief bewegen met een depressie. Depressie Sportief bewegen met een depressie Depressie Sportief bewegen met een depressie...................................... Bewegen: gezond en nog leuk ook! Regelmatig bewegen heeft een positieve invloed op

Nadere informatie

Meer informatie MRS 0610-2

Meer informatie MRS 0610-2 Meer informatie Bij de VGCt zijn meer brochures verkrijgbaar, voor volwassenen bijvoorbeeld over depressie en angststoornissen. Speciaal voor kinderen zijn er brochures over veel piekeren, verlatingsangst,

Nadere informatie

Signaleren, volgen en verdiepen. Werk in uitvoering

Signaleren, volgen en verdiepen. Werk in uitvoering Signaleren, volgen en verdiepen Werk in uitvoering Everlien de Graaf Verpleegkundige, Verplegingswetenschapper, Promovenda Hospicezorg & Symptomen en klachten van patiënten Expertise centrum Palliatieve

Nadere informatie

Psychosociale aspecten bij longkankerpatiënten. Christine De Coninck Palliatief Support Team UZ Gent 1 december 2007

Psychosociale aspecten bij longkankerpatiënten. Christine De Coninck Palliatief Support Team UZ Gent 1 december 2007 Psychosociale aspecten bij longkankerpatiënten Christine De Coninck Palliatief Support Team UZ Gent 1 december 2007 Overzicht Inleiding Prevalentie psychosociale problemen Specifieke aspecten bij longkanker

Nadere informatie

en de rol van palliatieve zorg

en de rol van palliatieve zorg en de rol van palliatieve zorg 16 februari 2017 Marleen Hout-Korevaar Specialist Ouderengeneeskunde Kaderarts palliatieve zorg Enkele casus vooraf Ontwikkeling euthanasie debat Euthanasiewet in 2002 In

Nadere informatie

De kwaliteit van de omgeving (leefomstandigheden en voorzieningen) bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de ontwikkeling van het kind.

De kwaliteit van de omgeving (leefomstandigheden en voorzieningen) bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de ontwikkeling van het kind. Gastdocent: Drs. Fernando Cunha (Child Support Europe) Ontwikkelingspsycholoog Gezondheidspsycholoog (BIG) Kinder- en Jeugdpsycholoog (NIP) Onderwijsspecialist In dienst van kinderen, jongeren en hun ouders

Nadere informatie

Parkinson en neuropsychiatrie

Parkinson en neuropsychiatrie Parkinson en neuropsychiatrie Rosalie van der Aa- Neuropsycholoog Altrecht Opbouw Onze Hersenen en Parkinson Neuropsychiatrie Adviezen Onze Hersenen en Parkinson de ziekte van Parkinson: 2 de neurodegeneratieve

Nadere informatie

Depressie. hoe, wat & hulp. Stef Linsen, psychiater. 12 oktober 2017 Amsterdam. Icarus Blender #2, Vitamine Z

Depressie. hoe, wat & hulp. Stef Linsen, psychiater. 12 oktober 2017 Amsterdam. Icarus Blender #2, Vitamine Z Depressie hoe, wat & hulp 12 oktober 2017 Amsterdam Icarus Blender #2, Vitamine Z Stef Linsen, psychiater www.steflinsen-psychiatrie-partnerhulp.nl Hoe méer vitale kenmerken, hoe ernstiger: - wakker tussen

Nadere informatie

Symptomen in de Palliatieve Fase

Symptomen in de Palliatieve Fase Symptomen in de Palliatieve Fase Internationale dag Palliatieve zorg Limburg 2015 Marieke van den Beuken- van Everdingen 36 symptomen die bij > 10% voorkomen vermoeidheid obstipatie snelle verzadiging

Nadere informatie

Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase. Henry Honné

Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase. Henry Honné Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase Henry Honné februari/maart 2017 Breincafés Midden-Limburg 1 Master Neurorehabilitation and Innovation cum laude, en fysiotherapeut.

Nadere informatie

Eldepryl Part IB2: Patiëntenbijsluiter

Eldepryl Part IB2: Patiëntenbijsluiter tabletten page 1 of 6 Uw arts heeft u Eldepryl tabletten voorgeschreven. Dit is een middel dat gebruikt wordt bij de ziekte van Parkinson. In deze bijsluitertekst vindt u informatie over het gebruik van

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

Diabetes mellitus en een depressie

Diabetes mellitus en een depressie Diabetes mellitus en een depressie Inleiding Mensen met diabetes mellitus hebben tweemaal zoveel kans om depressief te worden als mensen zonder diabetes. Dat betekent dat in Nederland één op de tien mensen

Nadere informatie

DIPJE OF DEPRESSIE ONZEKER OF ANGSTSTOORNIS. Maaike Nauta Leonieke Vet. Klinische Psychologie RuG. Accare UC Groningen

DIPJE OF DEPRESSIE ONZEKER OF ANGSTSTOORNIS. Maaike Nauta Leonieke Vet. Klinische Psychologie RuG. Accare UC Groningen DIPJE OF DEPRESSIE ONZEKER OF ANGSTSTOORNIS Maaike Nauta Leonieke Vet Klinische Psychologie RuG Accare UC Groningen Dit lukt me nooit Anderen vinden het niks Ik zie er niet uit Ze vinden me saai Maar wanneer

Nadere informatie

Doen bij Depressie Alzheimer café Maarheeze, 11 juni 2014. Dr. Roeslan Leontjevas

Doen bij Depressie Alzheimer café Maarheeze, 11 juni 2014. Dr. Roeslan Leontjevas Doen bij Depressie Alzheimer café Maarheeze, 11 juni 2014 Dr. Roeslan Leontjevas Doen bij Depressie: effectief depressie aanpakken Dr. Roeslan Leontjevas - psycholoog - onderzoek aan Radboud Universitair

Nadere informatie

Prednison/Prednisolon

Prednison/Prednisolon Prednison/Prednisolon Ziekenhuis Gelderse Vallei Het doel van deze folder is u praktische informatie te geven over het nieuwe medicijn dat u gaat gebruiken: prednison. Hoe werkt prednison? Bij patiënten

Nadere informatie

Informatieavond Bipolaire stoornis. Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater

Informatieavond Bipolaire stoornis. Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater Informatieavond Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater Bipolaire Stoornis Bipolaire Stoornis = Manisch Depressieve Stoornis (MDS) Algemeen Ziekteverschijnselen Beloop

Nadere informatie