De WCO: een juridische en economische analyse

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De WCO: een juridische en economische analyse"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR De WCO: een juridische en economische analyse Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Thomas Jaspers onder leiding van Prof. Ir. L. Theunissen

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR De WCO: een juridische en economische analyse Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Thomas Jaspers onder leiding van Prof. Ir. L. Theunissen

4 PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Thomas Jaspers

5 VOORWOORD Deze masterproef werd geschreven met het oog op het behalen van de Master of Science in Business Economics: Accountancy aan de Universiteit Gent. Mijn dank gaat uit naar mijn promotor, Prof. Ir. L. Theunissen, voor het aanreiken van dit onderwerp en de ondersteuning tijdens het verwezenlijken van deze opdracht. Daarnaast wil ik iedereen bedanken die mij geholpen heeft in mijn zoektocht naar informatie, in het bijzonder Meester E. Aspeele, Rechter in Handelszaken N. Pauwels en de heer O. Delaere, directeur bij Dyzo. Tenslotte wil ik mijn ouders en vriendin bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun tijdens het schrijven van deze masterproef. Thomas Jaspers 5 augustus 2016 i

6 INLEIDING... 1 DEEL 1: JURIDISCHE ANALYSE... 3 HOOFDSTUK 1: GESCHIEDENIS EN EVOLUTIES VAN DE WCO Wet Gerechtelijk Akkoord Wet Continuïteit Ondernemingen Belangrijke evoluties Toepassingsgebied Initiatiefrecht Beoordeling van de reddingskansen Moraliteitsbeoordeling van de schuldenaar Grotere autonomie van de schuldenaar... 7 HOOFDSTUK 2: DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE Doelstelling Het toepassingsgebied Toegang tot en opening van de procedure Grondvoorwaarde en de rol van de economische beroepsbeoefenaar Openportaalbenadering Gevolgen van de opening van de procedure Verloop vanaf de neerlegging tot de opening De opschorting en haar gevolgen Definitie Schuldeisers Schuldvorderingen Schuldvorderingen ontstaan voor de opening Schuldvorderingen ontstaan na de opening Schuldvorderingen ontstaan na de opening, in lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties ii

7 Verhaalsrechten van de schuldeisers tijdens de opschorting Executierechten en beslagen Revindicatie door de schuldeiser-eigenaar Retentierecht en de exceptio non adimpleti contractus Rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser Leveringsplicht HOOFDSTUK 3: DOELSTELLINGEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE Minnelijk akkoord Collectief akkoord Mededeling van de schuldvorderingen Inhoud van het reorganisatieplan Wijzigingen ten gevolge van de WCO-Reparatiewet Stemming en homologatie Ongelijke behandeling van schuldeisers Overdracht gerechtelijk gezag DEEL 2: GETUIGENIS EN CASE STUDY HOOFDSTUK 4: GETUIGENIS Motieven om de leveringsplicht als schuldeiser na te volgen De openportaalbenadering leidt tot misbruiken Nuancering van de continuïteitsbedreiging Concurrentievervalsing Ongegronde benadeling van de openbare schuldeisers De WCO als reddingsboei Imagoprobleem omwille van een gerechtelijke reorganisatie Ontlopen aan de opschorting HOOFDSTUK 5: CASE STUDY Het collectief akkoord (2011) iii

8 5.2. Gevolgen van de homologatie en vonnis van de Arbeidsrechtbank (2012) Dagvaarding van de bvba en vonnis Rechtbank van Koophandel ( ) Verdere verloop Opmerkingen Chronologie van de feiten DEEL 3: ECONOMISCHE ANALYSE HOOFDSTUK 6: DE CIJFERS De beginperiode ( ) Het effect van de WCO-Reparatiewet ( ) HOOFDSTUK 7: FISCALE GEVOLGEN VAN DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE Inleiding Positie van de fiscus Ontstaan van fiscale schuldvorderingen Btw Inkomstenbelasting Vrijstellingen in hoofde van de schuldeiser Vrijstellingen in hoofde van de schuldenaar DEEL 4: BESLUITEN BIBLIOGRAFIE... i BIJLAGEN iv

9 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN WCO: Wet Continuïteit Ondernemingen WGA: Wet Gerechtelijk Akkoord Rifle: Rehabilitating Insolvent Firms: Law and Economics RSZ: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Btw: Belasting op toegevoegde waarde WIB: Wetboek inkomstenbelasting LIJST VAN BIJLAGEN Bijlage 1: Evolutie van het aantal toegekende opschortingen in de WCO. Bijlage 2: Evolutie van het initiële doel van opschorting. v

10 INLEIDING Deze masterproef behandelt de Wet Continuïteit Ondernemingen (hierna: WCO) en legt hierbij de focus op de gerechtelijke reorganisatie. Het buitengerechtelijke minnelijk akkoord is met betrekking tot deze masterproef minder relevant en wordt aldus niet behandeld. Aan de basis van dit werkstuk liggen een aantal concrete onderzoeksvragen: I. Voorziet de WCO in een leveringsplicht en hoe wordt deze in de praktijk toegepast? II. Welke zijn de rechten van de schuldeisers in de opschorting? III. Hoe wordt het rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser afgebakend binnen de WCO? IV. Welke impact heeft de WCO op de fiscaliteit? Deze onderzoeksvragen worden doorheen de verschillende delen van deze masterproef besproken. Naast deze concrete onderzoeksvragen is het eveneens de bedoeling de WCO vanuit verschillende invalshoeken te benaderen om zo een totaalbeeld te kunnen vormen van de effectiviteit van de wet. Het ontwikkelen van een totaalbeeld van de WCO was eveneens vereist om het ontbreken aan juridische voorkennis te compenseren. Dit weerspiegelt zich ook in de methodiek die zich achter dit werkstuk verschuilt. De bestaande literatuur en rechtsleer wordt aangevuld met rechtspraak, een getuigenis en een case study, zodoende een theoretische en praktische benadering van het onderwerp te bekomen. Deel 1 van dit werkstuk legt de focus op een juridische ontleding van de gerechtelijke reorganisatie. Er wordt een blik geworpen op zijn voorganger, de evolutie en het huidige verloop van de reorganisatieprocedure. Deze hoofdstukken behandelen de essentie van de WCO en zijn de theoretische benadering van de eerste drie onderzoeksvragen. In deel 2 wordt de theoretische onderbouw van deel 1 aangevuld met een getuigenis van Meester Aspeele en Rechter in Handelszaken Pauwels. Tijdens dit gesprek werden enkele knelpunten van de WCO besproken. Dit deel bevat onder meer een praktische benadering (infra 4.1.) van de leveringsplicht, zoals geformuleerd in onderzoeksvraag één. Deel 3 omvat de economische invalshoek van deze masterproef. Allereerst wordt de effectiviteit van de WCO bekeken aan de hand van enkele cijfers gepubliceerd door 1

11 Graydon. Vervolgens worden de fiscale gevolgen van de wet uitgebreid besproken. Hiermee wordt een antwoord geformuleerd op de vierde en tevens laatste onderzoeksvraag. Tenslotte omvat deel 4 een beknopte samenvattende conclusie waarin kort wordt teruggekomen op de onderzoeksvragen. 2

12 DEEL 1: JURIDISCHE ANALYSE Deel 1 van deze masterproef bouwt gestaag op naar een antwoord op de eerste drie onderzoeksvragen. De gerechtelijke reorganisatie wordt hoofdzakelijk vanuit een juridische en theoretische invalshoek benadert. HOOFDSTUK 1: GESCHIEDENIS EN EVOLUTIES VAN DE WCO 1.1. Wet Gerechtelijk Akkoord In 1997 maakte de Wet Gerechtelijk Akkoord (hierna: WGA) een voorlopig einde aan een reeks initiatieven van de wetgever die sinds de jaren 70 hun opgang kenden en de modernisering van het Regentbesluit van 1946 beoogden. 1 Hoewel de WGA aanvankelijk positief werd onthaald, kwamen er snel een reeks pijnpunten naar boven. Het verzoek tot een gerechtelijk akkoord impliceerde immers een filtervraagstuk tussen het gerechtelijk akkoord en een faillissementsprocedure. Voor de opening van de procedure was er reeds een evaluatie van de herstelkansen, waarna de onderneming naar één van beide stelsels zou worden verwezen. Het Rifle-project 2 legde een aantal inefficiënties van dit filterwerk bloot. Men slaagde er niet steeds in een optimale selectie door te voeren tussen levensvatbare en niet-levensvatbare ondernemingen. Bijgevolg kwamen ondernemingen zonder herstelkansen in het gerechtelijk akkoord terecht, terwijl een aantal ondernemingen die wel nog levensvatbaar waren in een faillissementsprocedure verzeilden. Dit zorgde vanzelfsprekend voor onzekerheid bij de ondernemingen waardoor deze sceptisch stonden tegenover het instappen in het gerechtelijk akkoord. Deze continue achteruitgang weerspiegelde zich ook in de statistieken: het aantal WGA-dossiers daalde en uiteindelijk werden er jaarlijks nooit meer dan 180 aanvragen behandeld. 3 Een oplossing drong zich op, zo concludeerde het Rifle-onderzoek. Er werden een reeks beleidsaanbevelingen geformuleerd, waaronder de openportaalbenadering die het 1 Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 2 Rifle: Rehabilitating Insolvent Firms: Law and Economics. Dit project evalueert de werking van het gerechtelijk akkoord en maakt deel uit van het Federaal Wetenschapsbeleid. Uitgevoerd door Prof. Dr. Schoors aan de Universiteit Gent, Zie ook: 3 Mulliez, P., De Marez, D., & De Leenheer, I. (2009). De nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: juridische en fiscale aspecten. Accountancy&Tax, 2009/2,

13 filtervraagstuk moest verplaatsen naar een later tijdstip. Later zal blijken dat dit één van de basispijlers van de Wet Continuïteit Ondernemingen werd Wet Continuïteit Ondernemingen De tegenvallende resultaten van de WGA creëerden een nood aan verandering. Op 31 januari 2009 werd de WGA een nieuw leven ingeblazen en ontstond de Wet Continuïteit Ondernemingen. Een herziening van deze wet kwam er op 27 mei 2013 (hierna: WCO-Reparatiewet). Essentieel in de WCO is de toegankelijkheid tot de procedure, de zogenaamde openportaalbenadering. Deze had als doel het gebruik van de procedure aan te moedigen om zo komaf te maken met de problemen die het gerechtelijk akkoord kende. Als men de cijfers gaat vergelijken tussen beide stelsels dan merkt men op dat de gerechtelijke reorganisatie het gerechtelijk akkoord kwantitatief ruim overstijgt. In de periode april 2009 tot november 2010 was het aantal ondernemingen dat toegang tot de gerechtelijke reorganisatie had verkregen reeds groter dan het totaal aantal ondernemingen die in het gerechtelijk akkoord stapten tussen 1998 en De wetgever slaagde dus in zijn opzet op het vlak van kwantiteit. Later zal echter blijken dat de kwaliteit van de toegetreden schuldenaar hieronder heeft moeten lijden. 6 De wetgever heeft met de WCO gekozen de procedure op te delen in twee categorieën. Enerzijds is er het buitengerechtelijke minnelijk akkoord en anderzijds is er de gerechtelijke reorganisatie. In dit schrijven zal enkel de gerechtelijke reorganisatie behandeld worden aangezien enkel deze relevant is in het kader van de onderzoeksvragen. De gerechtelijke reorganisatie kent drie mogelijke doelstellingen tot het herstel en behoud van de continuïteit van de onderneming. De schuldenaar heeft de keuze tussen het sluiten van een minnelijk akkoord, een collectief akkoord of de overdracht onder gerechtelijk gezag. Het uiteindelijke doel van de drie verschillende wegen is hetzelfde, namelijk de continuïteit waarborgen en zo als instrument ter faillissementspreventie dienen. 4 Tison, M., & Verougstraete, I. (2010). Conceptuele zwaartepunten van de Wet Continuïteit Ondernemingen. In K. Byttebier, E. Dirix, M. Tison, & M. Vanmeenen (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp. 1 24). Antwerpen: Intersentia. 5 Van den Broele, E. (2010). 20 Maanden wet op de continuïteit ondernemingen (WCO): Een half succes. Berchem: Graydon. 6 Van Hoe, A. (2014). Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen. Rechtskundig Weekblad, nr. 31 van 5 april 2014,

14 Een cruciaal verschilpunt tussen de WGA en WCO ligt in het feit dat bij de WCO de continuïteitsperspectieven niet langer de volledige onderneming moeten betreffen. 7 De schuldenaar die slechts een deel van de onderneming of activiteit kan behouden, heeft ook de mogelijkheid toe te treden tot de reorganisatie. Er zijn echter ook grote gelijkenissen tussen beide stelsels. Zo is het collectief akkoord in de gerechtelijke reorganisatie in essentie hetzelfde als het gerechtelijk akkoord. Een belangrijke innovatie is wel terug te vinden bij de overdracht onder gerechtelijk gezag, dewelke sterk uitgebreid is vergeleken met de WGA Belangrijke evoluties Om de werking van de gerechtelijke reorganisatie beter te begrijpen, is het aangewezen de evoluties ten opzichte van het gerechtelijk akkoord kort te duiden. Hieronder wordt een selectie van de belangrijkste evoluties toegelicht. Later wordt hier nog dieper op ingegaan Toepassingsgebied Het gerechtelijk akkoord was enkel van toepassing op handelaren. De WCO slaat hier een andere weg in en benadert het toepassingsgebied ratione personae. Bepaalde burgerlijke entiteiten, zoals landbouwers en burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, worden toegevoegd aan het werkingsgebied. 9 Dit is in lijn met de andere evoluties in de WCO, namelijk het gebruik van de procedure aanmoedigen en deze tot gemeengoed maken Initiatiefrecht De aanvraag tot een gerechtelijk akkoord kon zowel van de schuldenaar als de procureur des Konings uitgaan. 10 De WCO stapt hier duidelijk van af en geeft de schuldenaar een exclusief initiatiefrecht indien de reorganisatie als doel een minnelijk of collectief akkoord kent. Enkel voor de overdracht onder gerechtelijk gezag kan het 7 Art. 16 WCO. 8 Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 9 Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. Zie ook: Art. 3 WCO. 10 Art. 11, 2 WGA. 5

15 verzoek ook uitgaan op dagvaarding van de procureur des Konings, van een schuldeiser of van eenieder die belang heeft Beoordeling van de reddingskansen De WGA kende een a priori beoordeling van de slaagkansen van de onderneming. Er bestond een duidelijk onderscheid tussen de stelsels van faillissement enerzijds en gerechtelijk akkoord anderzijds. De continuïteit van de onderneming werd geëvalueerd en indien de rechter de herstelkansen onvoldoende achtte, werd de procedure van het faillissement geopend. Met de WCO heeft men hier duidelijk een andere weg gekozen. In tegenstelling tot het gerechtelijk akkoord kent de gerechtelijke reorganisatie geen a priori beoordeling van de herstelkansen. Integendeel, de procedure wordt geopend zodra de voorwaarden vervuld lijken, ongeacht de herstelkansen van de onderneming. 12 De wetgever heeft hier bewust voor gekozen om de toegankelijkheid en de populariteit van de procedure te verhogen, ook wel de openportaalbenadering genoemd (infra ). Het feit dat de onderneming zich in staat van faillissement bevindt bij aanvang van de procedure belet bijgevolg niet de opening van de procedure Moraliteitsbeoordeling van de schuldenaar In tegenstelling tot de WGA kent de WCO geen moraliteitsbeoordeling van de schuldenaar. De toekenning van de opschorting onder de WGA kende een voorwaarde van moraliteit. De rechter kon slechts de opschorting toekennen indien er geen sprake was van kennelijk kwade trouw. 14 De wetgever trachtte hiermee malafide ondernemers te weren uit het gerechtelijk akkoord. Met de intrede van de WCO, en haar openportaalbenadering in het achterhoofd, is dit moraliteitsbeginsel als toegangsvoorwaarde tot de procedure in zekere zin verloren gegaan. Art. 14 WCO geeft echter wel de mogelijkheid om voorafgaand de opening van de procedure één of meer gerechtsmandatarissen aan te stellen indien er sprake zou zijn van kennelijke en grove tekortkomingen vanwege de schuldenaar. 15 Analoog kan men volgens Art. 28, 2 WCO een voorlopige bestuurder aanstellen voor de duur van de opschorting indien een 11 Art. 59, 2 WCO. 12 Tison, M., & Verougstraete, I. (2010). Conceptuele zwaartepunten van de Wet Continuïteit Ondernemingen. In K. Byttebier, E. Dirix, M. Tison, & M. Vanmeenen (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp. 1 24). Antwerpen: Intersentia. 13 Art. 23, 3WCO. 14 Art. 15, 1 WGA. 15 Art. 14 WCO. 6

16 toegelaten schuldenaar blijk geeft van kennelijk kwade trouw. 16 De essentie in deze verschillen tussen de WGA en WCO liggen in het feit dat men de openportaalbenadering voor ogen houdt Grotere autonomie van de schuldenaar Zowel de WGA als de WCO gaan uit van het principe debtor in possession. Dit impliceert dat de schuldenaar het volledige bewind over de onderneming en haar vermogen behoudt. In het gerechtelijk akkoord werd de schuldenaar bijgestaan door een commissaris inzake opschorting. Deze werd door de rechtbank aangewezen en werd ermee belast de schuldenaar bij te staan bij het bestuur en dit onder toezicht van de rechtbank. 17 Deze commissaris inzake opschorting is verdwenen in de WCO waardoor de positie van de schuldenaar versterkt ten aanzien van het gerechtelijk akkoord. 18 Er is wel in een optioneel alternatief voorzien in Art. 27 WCO waarin wordt bepaald dat een gerechtsmandataris kan aangesteld worden om de schuldenaar bij te staan indien deze of een belanghebbende derde dit verzoekt. 19 De gerechtsmandataris heeft slechts een begeleidende rol en de schuldenaar behoudt nog steeds het volledige bewind. Een voorlopige bestuurder is eveneens mogelijk indien er sprake is van kennelijk kwade trouw. Deze wordt dan belast met het bestuur van de onderneming voor de duur van de opschorting (Art. 28, 2 WCO). 16 Art. 28 WCO. 17 Art. 19 WGA. 18 Dirix, E., & Jansen, R. (2013). Wet continuïteit ondernemingen: De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten. In Faillissement en Reorganisatie edition: FARE 48 (pp. 1-56). Mechelen: Kluwer. 19 Art. 27, 1, 2 WCO. 7

17 HOOFDSTUK 2: DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE 2.1. Doelstelling Art. 16 WCO definieert het doel van de gerechtelijke organisatie als volgt: De procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of van een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten. In concreto zijn er drie verschillende doelstellingen met het oog op continuïteit: het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de overdracht onder gerechtelijk gezag. Bij de opening van de procedure voegt de schuldenaar bij zijn verzoekschrift reeds een aanwijzing van de doelstelling of doelstellingen. Het is toegelaten om voor elke activiteit in de onderneming een eigen doel in de reorganisatie te kiezen. Met de WCO heeft de wetgever duidelijk geopteerd voor een economische benadering van de onderneming. Het juridische kader waarbinnen een economische activiteit wordt uitgeoefend, komt voortaan pas op de tweede plaats: de continuïteit van de activiteiten staat centraal. (Mulliez, De Marez & De Leenheer, 2009, p. 2) De wetgever oogt op het behoud en eventuele herstel van de continuïteit van de activiteiten binnen de onderneming om zo een mogelijk failliet te vermijden. Net zoals zijn voorgangers treedt de WCO op als een instrument voor faillissementspreventie. Een faillissement impliceert immers een verlies van waarde en tewerkstelling, wat neer komt op een hogere maatschappelijke kost. In dit kader kan een reorganisatie macroeconomisch efficiënter zijn en een positieve invloed hebben op de economische ontwikkelingen. Er is echter nog een andere plausibele reden waarom de wetgever deze procedure het leven heeft ingeroepen. Ondernemingen die in de reorganisatie stappen worden als het ware tijdelijk onder toezicht geplaatst. Het doen en laten van de onderneming wordt tijdens de opschorting beter opgevolgd door de verschillende stakeholders waardoor mogelijke misbruiken, zoals het verduisteren van activa, worden bemoeilijkt. Indien de reorganisatieprocedure niet slaagt of men achteraf toch nog in een faillissement terecht komt, geldt de periode van reorganisatie als een soort toezicht en controle. Dit staat echter nergens expliciet vermeld maar speelde wellicht wel mee in de redenering van de wetgever Een gesprek met Prof. Bruloot leidde mede tot deze conclusie. 8

18 2.2. Het toepassingsgebied Het toepassingsgebied van de WCO vindt men terug in artikelen 3 en 4. De schuldenaren die gebruik mogen maken van de procedure moeten over één van de volgende hoedanigheden beschikken: handelaar, landbouwvennootschap of burgerlijk vennootschap met handelsvorm. 21 De WCO-Reparatiewet heeft daar in 2013 de landbouwers-natuurlijk persoon aan toegevoegd op basis van het gelijkheidsbeginsel na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof. 22 Aangezien de WGA enkel toegankelijk was voor de handelaren kan men stellen dat de WCO zijn werkingsgebied heeft verruimd in lijn met de openportaalbenadering. Tegelijkertijd heeft de wetgever er wel voor gekozen de vrije beroepsoefenaars, onder welke hoedanigheid dan ook, uit te sluiten. 23 Een belangrijke reden hiervoor is dat deze gebonden zijn aan het beroepsgeheim, wat de reorganisatieprocedure quasi onmogelijk maakt. Maar nog bepalender in deze keuze is het feit dat vrije beroepsbeoefenaars niet failliet verklaard kunnen worden. Aangezien de WCO als faillissementspreventie moet dienen is het dan ook niet aangewezen de vrijeberoepsbeoefenaars op te nemen in de wet. Opmerkelijk is wel dat deze redenering ook geldt voor de landbouwers, hoewel deze toch werden opgenomen in de WCO ten gevolge van een eerder arrest. Het debat hieromtrent is dus nog niet afgelopen en de WCO lijkt af te stevenen op een nieuwe hervorming Toegang tot en opening van de procedure Grondvoorwaarde en de rol van de economische beroepsbeoefenaar De WCO kent slechts één grondvoorwaarde voor toelating tot de procedure van gerechtelijke reorganisatie. Deze wordt geformuleerd in Art. 23 WCO en luidt als volgt: De procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend zodra de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn, bedreigd is en het verzoekschrift is neergelegd. Er wordt van een continuïteitsbedreiging gesproken indien de verliezen het 21 Art. 3 WCO. 22 Art. 4 WCO-Reparatiewet herziet Art.3 WCO Zie ook: Grondwettelijk Hof, 28 februari Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat Artikel 3 WCO 2009 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schond in zoverre het inhoudt dat een landbouwer die zijn beroepsactiviteit als natuurlijk persoon uitoefent, niet het voordeel van de maatregelen van de WCO geniet. 23 Art. 4 WCO. 24 Vanmeenen, M. (2015). In de ban van continuïteit. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht, 2015/6,

19 netto-actief 25 hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal. 26 Om de aandacht voor continuïteitsproblemen te verscherpen heeft het bestuursorgaan van de onderneming hier een additionele informatieplicht gekregen, terwijl de commissaris een bijzondere toezichtstaak vervult. 27 Sinds de WCO-Reparatiewet van 2013 hebben alle cijferberoepsbeoefenaars hier ook een rol in. Accountants, bedrijfsrevisoren en soortgelijke beroepsbeoefenaars die gewichtige en overeenstemmende feiten van continuïteitsbedreiging vaststellen, moeten de schuldenaar, via het bestuursorgaan, hier van op de hoogte brengen. Indien het bestuursorgaan hier geen gevolg aan geeft binnen de maand, kan de cijferberoepsbeoefenaar zich wenden tot de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel. 28 Deze aanpassing aan de wet heeft ervoor gezorgd dat continuïteitsbedreigingen nog sneller kunnen worden opgespoord, hetgeen de slaagkansen van een reorganisatie potentieel kan verhogen. Deze bijkomende regeling ligt in het verlengde van de openportaalbenadering en zo tracht de wetgever ondernemingen aan te zetten nog sneller gebruik te maken van de procedures. Artikel 23, 3 bepaalt dat de staat van faillissement van de schuldenaar op zich niet uitsluit dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend. Bijgevolg is de WCO toepasbaar op een virtueel failliete onderneming. Er moet echter wel worden nagegaan of de onderneming in kwestie nog een maatschappelijke waarde en een redelijke kans op herstel heeft. Indien niet kan worden aangetoond dat de schuldenaar zijn financiële situatie kan verbeteren op korte termijn, dan bestaat het risico dat de schulden verder zullen oplopen. In dergelijke situatie kan de rechtbank toch beslissen geen opschorting toe te kennen aangezien deze enkel meer schade zal toebrengen in 25 Het netto-actief wordt in art. 617, 2 e lid W.Venn. gedefinieerd als: het totaalbedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans, verminderd met de voorzieningen en schulden. 26 Art. 23, 2 WCO. 27 Art. 138 W.Venn. regelt de zogenaamde alarmbelprocedure indien de commissaris van oordeel is dat de continuïteit niet verzekerd is. Wanneer immers de verliezen het netto actief tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal herleiden, moet de commissaris het bestuursorgaan hiervan op de hoogte brengen, waarna deze binnen de maand maatregelen moet nemen. Indien de commissaris hier niet van op de hoogte wordt gebracht of indien hij de maatregelen onvoldoende acht, kan hij zich wenden tot de Rechtbank van Koophandel. Zie ook: Vander Linden, M. (2005). Ondernemingen in moeilijkheden. Pacioli, 24 januari 6 februari 2005 nr. 179, 3-7., en Soens, P., & Cusse, K. (2010). De alarmbelprocedure: een belangrijke aanleiding tot bestuurdersaansprakelijkheid. Pacioli, 29 maart 11 april 2010 nr. 294, Art. 8, c) WCO-Reparatiewet voegt een nieuw lid toe aan Art. 10 WCO Dit artikel is geïnspireerd op het bestaande artikel 138 W.Venn. en breidt de bestaande verantwoordelijkheid van de commissaris dus uit naar alle cijferberoepsbeoefenaars. Zie ook: Kroes, D. (2015). Advies (1) 2015/02 van de raad van het instituut van de bedrijfsrevisoren. Brussel: IBR. 10

20 plaats van de continuïteit te vrijwaren. De rechtbank kan in casu alsnog een korte opschorting toestaan om over te gaan tot de aanstelling van een gerechtsmandataris. Deze gerechtsmandataris zal verder nagaan of de schuldenaar al dan niet gered kan worden door een reorganisatie of een overdacht van activa Openportaalbenadering Eén van de pijlers waarop de WCO steunt is de openportaalbenadering, dewelke via een aantal regelingen voor een laagdrempelige toegang tot de reorganisatieprocedure zorgt. Zo zal de rechtbank bij aanvang van de procedure van gerechtelijke reorganisatie niet a priori de continuïteitsperspectieven van de onderneming beoordelen. Dit met het oog op een eenvoudige toegang tot de verschillende procedures van reorganisatie. Een evaluatie van de continuïteit zal slechts gebeuren tijdens de opschorting en bijgevolg pas na de opening van de procedure. De rechtbank heeft dus achteraf wel de mogelijkheid de procedure te beëindigen indien blijkt dat de schuldenaar kennelijk niet meer in staat is de continuïteit geheel of gedeeltelijk te verzekeren. Dit is mogelijk vanaf de dertigste dag volgend op de neerlegging van het verzoekschrift en voor de neerlegging van het reorganisatieplan. 30 De openportaalbenadering wordt ook vertaald in de soepele grondvoorwaarde betreffende de toegang tot de procedure. Daarnaast is het mogelijk het doel van de reorganisatie zowel bij aanvang als tijdens de procedure te bepalen. De schuldenaar heeft de mogelijkheid verschillende doelen te kiezen voor verschillende activiteiten en delen van de onderneming. 31 De soepelheid die de WCO kenmerkt, is ook hier terug te vinden. De openportaalbenadering is aldus in het leven geroepen om te vermijden dat ondernemingen terughoudend zijn en te lang wachten om de procedure aan te vatten, waardoor de financiële situatie dermate achteruitgaat en de herstelkansen miniem worden. De wetgever poogde hiermee het gebruik van dergelijke procedures te populariseren en zal hier later ook gedeeltelijk in blijken te slagen (infra 6.1.). Er werd natuurlijk ook een restrictie op de toegang tot de procedure geplaatst. Indien de schuldenaar minder dan drie jaar tevoren reeds een gerechtelijke reorganisatie heeft verkregen, kan een nieuwe reorganisatie enkel indien men kiest voor een overdracht 29 Rechtbank van Koophandel, Turnhout, 27 oktober Art. 41, 1 WCO. 31 Art. 16 WCO. 11

21 onder gerechtelijk gezag. 32 De openportaalbenadering bood echter ook perspectieven voor misbruiken, wat leidde tot terughoudendheid bij de rechtbanken. Indien de schuldenaar zich in staat van faillissement bevindt, zal de rechtbank nagaan of er nog sprake is van economische activiteit. 33 Zo oordeelde het Hof van Beroep te Antwerpen in 2009 al dat indien de economische activiteiten zijn stopgezet zonder het oog op een hervatting in de toekomst, er derhalve geen continuïteitsbedreiging kan zijn. 34 Art. 23 WCO spreekt namelijk over continuïteit van de onderneming, wat impliceert dat er een ondernemingsactiviteit moet zijn. De voorwaarde voor toetreding tot de gerechtelijke reorganisatie is bijgevolg niet vervuld en de rechtbank zal oordelen dat een WCO niet mogelijk is. Zoals de grondvoorwaarde in artikel 23 stelt, moet er een (toekomstige) continuïteitsbedreiging aanwezig zijn én dient er een verzoekschrift te worden neergelegd. 35 Een aantal gegevens dienden echter niet meteen maar slechts binnen de veertien dagen te worden neergelegd. 36 De wetgever creëerde hiermee rechtsonzekerheid betreffende de gevolgen van de niet-tijdige neerlegging van bepaalde stukken. 37 De praktijk toonde ook aan dat dossiers vaak onvolledig waren, wat misbruik van de WCO in de hand werkte. De WCO-Reparatiewet heeft sinds 2013 de regels omtrent dit verzoekschrift verstrengd. De gegevens bij het verzoekschrift moeten sindsdien allen meteen aanwezig zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoek. 38 Verder wordt ook voorzien in een strengere regeling betreffende de inhoud van de gegevens. Zo moet er nu onder toezicht van een externe cijferberoepsbeoefenaar een boekhoudkundige staat van het actief en passief en een resultatenrekening die maximum drie maand oud is, worden opgesteld. 39 Tenslotte is de schuldenaar gehouden het rolrecht voor een bedrag van duizend euro te betalen mits hij toegang wil verkrijgen tot de procedure. 40 Deze aanpassingen die de WCO-Reparatiewet oplegde, zorgden voor een lichte inperking van de openportaalbenadering met als doel misbruik en 32 Art. 23, 5 WCO. 33 Vanmeenen, M. (2015). In de ban van continuïteit. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht, 2015/6, Hof van Beroep, Antwerpen, 27 juli Zie ook: Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 5 januari 2010 & Hof van Beroep, Antwerpen, 19 november Art. 23, 1 WCO. 36 Art. 17, 2 WCO Van Hoe, A. (2014). Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen. Rechtskundig Weekblad, nr. 31 van 5 april 2014, Art. 10, a) WCO-Reparatiewet herziet Art. 17, 2 WCO Art. 10, d) WCO-Reparatiewet herziet Art. 17, 2, 5 WCO Art. 44 WCO-Reparatiewet voegt een Art. 269/4 in het Wetboek Registratierechten. 12

22 ongegronde aanvragen te weren, zodoende de kwaliteit van de schuldenaar te verbeteren Gevolgen van de opening van de procedure Verloop vanaf de neerlegging tot de opening Nadat de schuldenaar het verzoekschrift voor de opstarting van de gerechtelijke reorganisatie heeft neergelegd ter griffie van de Rechtbank van Koophandel, zal de griffier binnen de achtenveertig uur de procureur des Konings inlichten (Art. 17, 3 WCO). Onmiddellijk na neerlegging zal de voorzitter van de rechtbank een gedelegeerd rechter aanstellen die verslag zal uitbrengen over de ontvankelijkheid en gegrondheid van het verzoek (Art. 18 WCO). De rechtbank behandelt het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie binnen een termijn van veertien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift (Art. 24, 1 WCO). Vervolgens zal de rechtbank een uitspraak doen binnen een termijn van acht dagen na de behandeling van het verzoek. Er is evenwel de mogelijkheid de verdere behandeling uit te stellen en pas later tot een vonnis te komen betreffende de opening (Art. 24, 1 WCO). Indien de voorwaarden vermeld in artikel 23 vervuld lijken, i.e. de continuïteitsbedreiging en de neerlegging van het verzoekschrift, zal de rechtbank de procedure openen en de duur van de opschorting bepalen (Art. 24, 2 WCO). Indien de behandeling van het verzoek normaal verloopt, geldt een termijn van maximaal tweeëntwintig dagen vertrekkende van het moment van de neerlegging tot de opening van de procedure. In deze periode geniet de schuldenaar reeds van een aangepaste bescherming. De schuldenaar kan immers niet failliet worden verklaard en indien het om een vennootschap gaat, niet ontbonden worden. Daarnaast kan er geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging. 42 In deze periode kan het vermogen van de schuldenaar aldus niet aangesproken worden. Een uitvoerend beslag of een revindicatie op basis van eigendomsvoorbehoud zijn bijvoorbeeld verboden, maar bewarende maatregelen blijven daarentegen wel mogelijk. 43 Een bewarend beslag 41 De Keyser, L., Delwiche, T., Ackaert, J., & Malekzadem, J. (2013). Wijzigingen aan de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap,13/8, Art. 22 WCO. 43 Vanmeenen, M. (2015). In de ban van continuïteit. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht, 2015/6,

23 strekt namelijk niet tot de tegeldemaking van het vermogen van de schuldenaar. Bij een uitvoerend beslag is het doel wel de liquidatie van het vermogen van de schuldenaar, wat expliciet verboden wordt in artikel 22. Deze onmiddellijke bescherming vanaf de neerlegging van het verzoekschrift garandeert dat de herstelmogelijkheden van de schuldenaar niet op het laatste moment worden doorkruist vóór de opschorting formeel wordt toegekend. (Vanmeenen, 2015, p. 507) De opschorting en haar gevolgen Definitie De opschorting is het instrument dat het welslagen van de gerechtelijke reorganisatie mogelijk moet maken. Tijdens deze opschorting krijgt de schuldenaar de mogelijkheid de doelstellingen in artikel 23 te verwezenlijken. In het vonnis van de opening van de procedure wordt meteen de duur van de opschorting bepaald, welke initieel hoogstens zes maanden mag bedragen. 44 Op verzoek van de schuldenaar kan de rechtbank deze opschorting verlengen tot een totale duur van twaalf maanden. In buitengewone omstandigheden kan deze termijn nog eens worden verlengd met maximum zes maanden. 45 De schuldenaar kan op elk ogenblik tijdens de procedure verzoeken om de gerechtelijke reorganisatie te beëindigen. 46 Wanneer de schuldenaar niet meer in staat is de continuïteit te verzekeren dan kan de rechtbank zelf de voortijdige beëindiging bevelen. 47 Tijdens deze opschorting geniet de schuldenaar een moratorium ten aanzien van alle schuldeisers (Art. 2 WCO). De schuldenaar wordt met andere woorden een opschorting van betaling verleend voor de schuldvorderingen in de opschorting (infra ). Geen enkel middel van tenuitvoerlegging op roerende of onroerende goederen van de schuldenaar kan worden aangewend voor schuldvorderingen in de opschorting. De schuldenaar kan ook niet failliet worden verklaard of indien het om een vennootschap gaat, ontbonden worden (Art. 30 WCO). In tegenstelling tot de periode neerlegging-opening kan ditmaal geen enkel beslag worden gelegd op schuldvorderingen in de opschorting. De reeds eerder gelegde beslagen blijven wel 44 Art. 24, 2 WCO. 45 Art. 38, 1, 2 WCO. 46 Art. 40 WCO. 47 Art. 41, 1 WCO. 14

24 behouden, maar de schuldenaar kan de handlichting ervan vragen (Art. 31 WCO). Tenslotte heeft de wetgever bepaald dat vrijwillige betalingen door de schuldenaar toegestaan zijn, zoverre deze vereist zijn voor de continuïteit van de onderneming (Art. 33, 1). De gerechtelijke organisatie baseert zich op het beginsel van debtor in possession. 48 Zoals eerder vermeld behoudt de schuldenaar gedurende de opschorting het volledige bewind van de onderneming en haar vermogen. Dit moet echter genuanceerd worden met de mogelijkheid tot het aanstellen van een gerechtsmandataris of, indien er sprake is van een kennelijk grove fout of kwade trouw, een voorlopige bestuurder (Art. 27 & 28 WCO). (supra ) Schuldeisers De verschillende soorten schuldeisers worden gedefinieerd in artikel 2 van de WCO. Enerzijds is er de gewone schuldeiser in de opschorting, dewelke beschikt over een schuldvordering in de opschorting. Anderzijds is er de buitengewone schuldeiser in de opschorting, die logischerwijze beschikt over een buitengewone schuldvordering in de opschorting. Daarnaast is er ook nog de categorie schuldeiser-eigenaar, waarbij het gaat om een schuldeiser met een schuldvordering in de opschorting die tegelijkertijd eigenaar is van een lichamelijk roerend goed dat niet in zijn bezit is en als waarborg geldt Schuldvorderingen De wetgever maakt een onderscheid tussen schuldvorderingen in de opschorting en schuldvorderingen die er buiten vallen. Schuldvorderingen in de opschorting zijn schuldvorderingen ontstaan vóór het vonnis dat de gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of uit rechterlijke beslissingen volgen. Binnen deze categorie differentieert men dan de buitengewone schuldvorderingen in de opschorting en de gewone schuldvorderingen in de opschorting. De buitengewone schuldvorderingen in de opschorting zijn gewaarborgd door een bijzonder voorrecht of hypotheek en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars. Gewone schuldvorderingen in de 48 Van Hoe, A. (2014). Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen. Rechtskundig Weekblad, nr. 31 van 5 april 2014, Art. 2, f), g), h) WCO. 15

25 opschorting zijn alle schuldvorderingen in de opschorting andere dan de buitengewone (Art. 2, c, d, e WCO). In de rechtsleer wordt ook wel het onderscheid gemaakt tussen oude schuldvorderingen en nieuwe schuldvorderingen. Oude schuldvorderingen zijn de schuldvorderingen in de opschorting die derhalve voor de opening van de procedure zijn ontstaan. Nieuwe schuldvorderingen zijn ontstaan na de opening en bijgevolg niet aan de opschorting onderworpen Schuldvorderingen ontstaan voor de opening Dit zijn de zogenaamde schuldvorderingen in de opschorting dewelke onderworpen zijn aan het moratorium. Deze schuldvorderingen vallen onder de categorie oude schuldvorderingen aangezien ze voor de opening van de procedure zijn ontstaan. Het gaat hier om prestaties die voor de opening van de rechtelijke reorganisatie zijn verricht Schuldvorderingen ontstaan na de opening Indien de schuldvordering slechts ontstaat ná de opening van de gerechtelijke reorganisatie, valt deze niet onder het moratorium. Deze schuld wordt geklasseerd onder de nieuwe schulden. De schuldeiser kan bijgevolg gebruik maken van alle verhaalsrechten op dewelke hij in normale omstandigheden beroep zou kunnen doen. Het gaat hier bijvoorbeeld over de aankoop van een machine door de schuldenaar tijdens de opschorting Schuldvorderingen ontstaan na de opening, in lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties De aanvraag of opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie maakt géén einde aan de lopende overeenkomsten en de modaliteiten van hun uitvoering, ongeacht andersluidende contractuele bepalingen. Indien er sprake is van een contractuele wanprestatie van de schuldenaar nog vóór de toekenning van de opschorting dan kan de schuldeiser de beëindiging van de overeenkomst vorderen, tenzij de schuldenaar deze 50 Dirix, E., & Jansen, R. (2010). De Positie van de schuldeisers en het lot van de lopende overeenkomsten. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp ). Antwerpen: Intersentia. 16

26 wanprestatie ongedaan maakt binnen een termijn van vijftien dagen na de ingebrekestelling door de schuldeiser (Art. 35, 1, tweede lid WCO). De schuldenaar wordt wel de mogelijkheid verleend de lopende overeenkomst niet langer uit te voeren voor de duur van de opschorting, op voorwaarde dat deze niet-uitvoering noodzakelijk is om een reorganisatieplan of overdracht onder gerechtelijk gezag te bekomen. Dit is evenwel niet mogelijk voor arbeidsovereenkomsten. 51 Schuldvorderingen die voortvloeien uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, waarbij de prestaties verricht zijn na de opening van de procedure, worden niet aan het moratorium onderworpen. 52 Het gaat hier om nieuwe schuldvorderingen, waarvoor de schuldeiser alle middelen van tenuitvoerlegging behoudt. 53 Bij lopende overeenkomsten moet bijgevolg een opsplitsing gemaakt worden tussen oude en nieuwe schuldvorderingen, afhankelijk van het tijdstip van de verrichte prestaties. Voorbeelden uit de praktijk zijn onder meer nutsvoorzieningen zoals water en elektriciteit, een huurovereenkomst, leasing, etc Verhaalsrechten van de schuldeisers tijdens de opschorting Uit voorgaande analyse blijkt dat de WCO een eigen, aangepast regime creëert voor schuldenaar en schuldeiser. Toch heeft de WCO niet de bedoeling oudere wetten te wijzigen of hierop uitzonderingen te maken, behalve wanneer er een expliciete wijziging of uitzondering voortvloeit uit de tekst van deze wet. 54 Hieruit volgt dat in beginsel het gemeen recht van toepassing is, tenzij de WCO hierop uitzonderingen maakt. Door dit principe worden ook de rechten die schuldeisers hebben op basis van het gemeen recht, gewaarborgd. De schuldeisers zullen hun rechten verder volledig kunnen uitoefenen zonder enige beperking, behoudens op grond van een uitdrukkelijke tekst van de wet die in deze beperking voorziet. (Zenner, 2009, p. 37) Hieronder volgt een uiteenzetting van de verhaalsrechten van de schuldeisers in de opschorting. Dit biedt een antwoord op de tweede onderzoeksvraag. Daarnaast wordt ook dieper ingegaan op het misbruik van het recht vanwege de schuldeiser. Hiermee wordt ook de derde onderzoeksvraag uitgeklaard. 51 Art. 35, 2 WCO. 52 Art. 36 WCO. 53 Dirix, E., & Jansen, R. (2010). De Positie van de schuldeisers en het lot van de lopende overeenkomsten. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp ). Antwerpen: Intersentia. 54 Art. 7 WCO. 17

27 Executierechten en beslagen Tijdens de opschorting kan geen enkel beslag worden gelegd voor schuldvorderingen in de opschorting en kan geen enkel middel van tenuitvoerlegging worden aangewend of voortgezet. 55 Indien reeds voor de opschorting een uitvoerend beslag werd toegekend, kan deze bijgevolg niet worden verdergezet. Er onderscheiden zich drie situaties: I. De beslagprocedure is ingezet maar de goederen zijn nog niet in beslag genomen. Het beslag is in dit geval nog niet gelegd en dan zegt de wet dat deze procedure niet kan worden verder gezet. II. Er is reeds beslag gelegd op de goederen maar een gedwongen verkoop is nog niet gebeurd. In dit geval is de wet duidelijk: de goederen mogen niet meer verkocht worden aangezien dit het vermogen van de schuldenaar aantast. Volgens artikel 31 WCO behoudt het beslag in dergelijk geval wel haar bewarende werking. III. De goederen (die voorwerp waren van het beslag) zijn al ten gelde gemaakt maar de gerechtsdeurwaarder is nog niet tot de uitbetaling ervan overgegaan. Wat moet er in dit geval gebeuren met deze gelden? De rechtsleer spreekt over een teruggaaf aan de schuldenaar. Deze gelden kunnen dan aangewend worden voor nieuwe investeringen om zo de continuïteit van de onderneming te bevorderen. 56 Het dient wel opgemerkt te worden dat een schuldeiser nog steeds een uitvoerbare titel kan nastreven. Het is enkel de tenuitvoerlegging die onmogelijk is tijdens de gerechtelijke reorganisatie. Deze uitvoerbare titel kan zelfs worden bekomen voor een schuld die opgenomen is in het herstelplan. Indien de homologatie van het reorganisatieplan later zou worden herroepen, dan heeft de uitvoerbare titel nog zijn nut voor de schuldeiser. Eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter maar kunnen in het belang van het welslagen van de reorganisatie toch worden opgeheven, weliswaar onder bepaalde voorwaarden (supra ). 57 Er moet met name worden nagegaan of de 55 Art. 30 & Art. 31, eerste lid WCO. 56 Dirix, E., & Jansen, R. (2013). Wet continuïteit ondernemingen: De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten. In Faillissement en Reorganisatie edition: FARE 48 (pp 1-56). Mechelen: Kluwer. 57 Art. 31, tweede lid WCO. 18

28 opheffing van het beslag geen beduidend nadeel veroorzaakt voor de schuldeiser. In de beoordeling hiervan zal de positie van de schuldeiser worden afgewogen ten opzichte van het welslagen van de reorganisatie. Het voorwerp van het beslag speelt hier een rol in. Indien het beslag bijvoorbeeld onroerende goederen betreft, dan zal de balans overhellen naar het belang van de schuldeiser. Indien het gaat om een beslag op roerende goederen of op een bankrekening dan helt de balans over naar de schuldenaar, aangezien deze zaken essentieel zijn in het vrijwaren van de continuïteit van de onderneming. 58 Deze handlichting van eerder gelegde beslagen veronderstelt dat de procedure tot gerechtelijke reorganisatie reeds geopend is. Het neerleggen van het verzoekschrift impliceert niet dat de schuldenaar reeds de opheffing kan vragen van dergelijke beslagen. Indien vordering tot de handlichting van eerder gelegde beslagen samen met het verzoekschrift zou worden neergelegd, zal de rechtbank deze vordering als niet ontvankelijk aanzien. 59 In de rechtsleer wordt evenwel benadrukt dat reële executie binnen restitutieverhoudingen wel mogelijk blijft. Reële executie is een vorm van tenuitvoerlegging die de schuldenaar dwingt de prestatie te verrichten waartoe hij werd veroordeeld. Hieronder valt onder meer een uithuiszetting. 60 Zo kan de verhuurder van een roerend goed zich door de rechter laten machtigen om dit goed met behulp van een gerechtsdeurwaarder terug te nemen. Ook een uithuiszetting is een vorm van reële executie. Deze vormen van reële executie blijven ook tijdens de opschorting mogelijk omdat zij geen directe tegeldemaking van het vermogen van de debiteur voor gevolg hebben. Zij strekken er enkel toe het eventuele verzet van de debiteur te breken en teneinde ervoor te zorgen dat de eigenaar het voorwerp van zijn eigendomsrecht terugbekomt. (Bekaert, 2013, p ) 58 Dirix, E., & Jansen, R. (2010). De Positie van de schuldeisers en het lot van de lopende overeenkomsten. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp ). Antwerpen: Intersentia. 59 Rechtbank van Koophandel, Dendermonde, 11 oktober Rechtbank van Eerste Aanleg, Hasselt, 20 juni Rechtskundig Weekblad, nr. 15 van 9 december 2006,

29 Revindicatie door de schuldeiser-eigenaar De schuldeiser-eigenaar werd eerder al gedefinieerd als de schuldeiser met een schuldvordering in de opschorting die tegelijkertijd eigenaar is van een lichamelijk roerend goed dat niet in zijn bezit is en als waarborg geldt (supra ). 61 In de parlementaire voorbereiding werd hierover uitgeweid en kwamen enkele voorbeelden ter sprake. De schuldeiser-eigenaar is voornamelijk de verkoper met eigendomsvoorbehoud, maar het begrip heeft een ruimere reikwijdte. Het concept betekent dat het eigendomsrecht en het schuldvorderingsrecht verbonden zijn door een nauwe samenhang, aangezien de eigendom van de zaak geacht wordt de betaling van de schuld te waarborgen. Men denkt hierbij bijvoorbeeld, naast de verkoper met voorbehoud van eigendomsrecht, aan de leasinggever of de schuldeiser die waarborgen heeft middels een fiduciaire overdracht. 62 De schuldeiser-eigenaar voor wie het eigendomsrecht een loutere zekerheidsfunctie vervult kan niet overgaan tot een revindicatie. Dit is onder meer het geval voor de verkoper onder eigendomsvoorbehoud en de leasinggever. In deze situatie vormt de terugvordering immers een verboden middel van tenuitvoerlegging aangezien de revindicatie enkel strekt tot verhaal op het vermogen van de schuldenaar. 63 Als men het voorbeeld van de leasinggever verder bekijkt dan lijkt de terugvordering wel mogelijk indien de leasingovereenkomst ontbonden is. In dat geval bevindt de leasinggever zich in een zuivere restitutieverhouding tot de leasingnemer en daarbinnen blijft revindicatie wel mogelijk. De leasinggever vraagt immers gewoon het voorwerp van zijn eigendomsrecht terug, wat niet strekt tot verhaal op het vermogen van de schuldenaar. 64 De WCO behandelt niet expliciet het geval van de onbetaalde verkoper, wat betekent dat het gemeen recht hierop van toepassing is. In het gemeen recht kan de onbetaalde verkoper de ontbinding van de verkoop vorderen of laten vaststellen. 65 Deze ontbinding heeft als gevolg dat de verkoper terug eigenaar wordt van de geleverde goederen 61 Art. 2, f) WCO. 62 Parl.St. Kamer , nr /002, p Dirix, E., & Jansen, R. (2010). De Positie van de schuldeisers en het lot van de lopende overeenkomsten. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp ). Antwerpen: Intersentia. 64 Bekaert, J. (2013). De WCO: schuldeisers schaakmat?. In Bekaert, J., De Geyter, S., Du Mongh, J., Esprit, C., Mertens, M., Pouseele, B., & Van Dyck, S. (Eds.), De vennootschap in de verschillende takken van het recht (pp ). Gent: Larcier. 65 Zenner, A. (2009). Wet Continuïteit Ondernemingen: de eerste commentaar. Antwerpen: Intersentia. 20

30 waarna hij de mogelijkheid heeft deze te revindiceren. Het gaat hier immers terug om een restitutieverhouding en hierbinnen is revindicatie mogelijk volgens de WCO. Dit creëert een vreemde situatie voor de verkoper onder eigendomsvoorbehoud. Hij kan namelijk zijn eigendomsvoorbehoud niet uitoefenen, maar moet in de plaats daarvan de overeenkomst ontbinden om vervolgens tot revindicatie over te gaan Retentierecht en de exceptio non adimpleti contractus Artikel 7 WCO impliceert dat het gemeen recht van toepassing blijft, tenzij de wet expliciet een uitzondering maakt. 66 Dit betekent dat de rechten van de schuldeisers onaangetast blijven tenzij anders bepaald. Bijgevolg wordt er geen enkele afbreuk gedaan aan de opschortingsrechten uit het gemeen recht zoals het retentierecht en de exceptio non adimpleti contractus (enac). Dit houdt in dat de schuldeiser zijn verbintenis kan opschorten tot de schuldenaar zijn verbintenis, i.e. de betaling, heeft uitgevoerd. 67 In de praktijk kan de uitoefening van dergelijke opschortingsrechten leiden tot rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser. Indien het bijvoorbeeld gaat over de levering van grondstoffen en hulpstoffen zal de rechtbank wellicht oordelen dat het om rechtsmisbruik gaat. In dit geval zal het voor de schuldenaar immers onmogelijk worden de economische activiteit verder te zetten en het slagen van de reorganisatie te verzekeren. 68 Het uitoefenen van deze opschortingsrechten dient getoetst te worden aan het proportionaliteitbeginsel. Een voorbeeld hiervan vindt men terug in de rechtspraak. In casu ging het om een private spoorwegmaatschappij die haar treinwagons liet herstellen en onderhouden door een andere onderneming. De gerechtelijke reorganisatie werd geopend en tijdens de opschorting stonden er nog vijftien wagons bij de schuldeiser. Tien wagons werden binnengebracht voor onderhoud vóór de opening van de WCO, de vijf andere wagons kwamen later. De schuldeiser koos er voor om zijn retentierecht uit te oefenen op alle vijftien deze wagons. De nieuwwaarde van de wagons werd echter geschat op ruim één miljoen euro, terwijl de schuldvordering van de schuldeiser slechts euro bedroeg. De wanverhouding tussen deze achterstallige facturen en de 66 Art. 7 WCO. 67 Storme, M.E. (1989). De exceptio non adimpleti contractus als uitlegvraag. Uitwerking van enkele aspecten in de verhouding tussen partijen, meer bepaald evenredigheid en volgorde van de prestaties. Rechtskundig Weekblad, Dirix, E., & Jansen, R. (2013). Wet continuïteit ondernemingen: De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten. In Faillissement en Reorganisatie edition: FARE 48 (pp 1-56). Mechelen: Kluwer. 21

31 waarde van de ingehouden wagons was dermate groot dat het proportionaliteitsbeginsel geschonden werd. De conclusie van de rechtbank was dan ook dat het uitoefenen van het retentierecht leidde tot misbruik van het recht vanwege de schuldeiser. 69 De rechter heeft dit retentierecht gematigd door de retentie te beperken tot twee wagons. In hoger beroep besliste het hof dat het retentierecht wel gerechtigd was op een groter deel van de wagons, maar niet op het deel van de wagons dat in retentie werd genomen na de opening van de WCO-procedure. Uiteindelijk kon de schuldeiser zijn retentierecht uitoefenen op tien van de vijftien wagons. 70 De WCO heeft in dit opzicht niet voor een eenduidige oplossing gezorgd. De rechtbank zal steeds de belangen van de schuldeiser en schuldenaar moeten afwegen tegenover elkaar, waardoor er een onzekerheid ontstaat voor beide partijen Rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser Essentieel in deze materie is de verschillen tussen theorie en praktijk voor ogen te houden. In theorie moet de schuldeiser de lopende overeenkomst uitvoeren maar daarnaast kan hij ook beroep doen op alle feitelijke zekerheidsrechten van het gemeen recht, zoals bijvoorbeeld het retentierecht (supra ). Dit kan door de rechtbank worden beoordeeld als rechtsmisbruik en bijgevolg niet aanvaard worden. De praktijk toont echter aan dat dit maar weinig voorkomt. 71 In de meeste gevallen blijft de schuldeiser zijn verbintenissen uitvoeren en maakt hij geen gebruik van zijn opschortingsrechten. Indien hij dit wel zou doen, is het nog steeds aan de schuldenaar om aan te tonen dat de reorganisatie hierdoor mislukt is en het weldegelijk om rechtsmisbruik van de schuldeiser gaat. Deze schuldenaar zit echter al in een WCO-procedure verwikkeld en heeft dikwijls noch de tijd, noch de financiële middelen om een nieuwe gerechtelijke procedure op te starten tegen dit rechtsmisbruik. Misbruik van het recht komt vanzelfsprekend ook in andere rechtstakken voor. Hieronder volgen enkele opmerkingen omtrent rechtsmisbruik vanwege het Hof van Cassatie die eveneens in de WCO van toepassing zijn: Bovendien kan er misbruik van recht zijn onder meer wanneer het recht zonder redelijk en voldoende belang wordt uitgeoefend; dat is inzonderheid het geval wanneer de 69 Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 29 december Hof van Beroep, Antwerpen, 6 juni Een gesprek met Meester Aspeele leidde tot deze conclusie. 22

32 veroorzaakte schade niet in verhouding staat tot het door de houder van dat recht nagestreefde of verkregen voordeel. Bij de afweging moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak. 72 Dit laatste [rechtsmisbruik] is het geval wanneer er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het belang bij de faillissementsvordering en de belangen die door de toewijzing van de vordering worden geschaad. 73 De rechter moet de verhouding onderzoeken tussen het voordeel dat de houder van dat recht heeft beoogd of verkregen en de schade die aan de andere partij berokkend wordt. 74 Dit is analoog met de uitspraak van de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen op 29 december 2009, die het belang van het proportionaliteitsbeginsel beklemtoonde Leveringsplicht Met al het voorgaande in gedachten kan men zich de vraag stellen of de WCO voorziet in een leveringsplicht voor de schuldeisers. Het antwoord hierop is vanzelfsprekend genuanceerd. Enerzijds blijven de lopende overeenkomsten bestaan, wat impliceert dat de verbintenissen van de schuldeisers blijven bestaan, i.e. de levering van de goederen en diensten. 75 Anderzijds heeft de schuldeiser de mogelijkheid zijn verbintenissen op te schorten, want de WCO doet geen afbreuk aan de opschortingsrechten uit het gemeenrecht. 76 Daarboven heeft de schuldeiser nog steeds een beperkte mogelijkheid tot het ontbinden van de overeenkomst op basis van een wanprestatie voorafgaand de opschorting. Dit ontbindingsrecht vervalt indien de schuldenaar deze wanprestatie ongedaan maakt binnen de vijftien dagen na ingebrekestelling. 77 Strikt genomen zijn de schuldeisers dus verplicht te blijven leveren, maar de WCO voorziet toch nog een aantal mogelijkheden om aan deze leveringsplicht te ontkomen. Dit is nefast voor de uitvoering van de ondernemingsactiviteiten en hypothekeert bijgevolg de herstelkansen van de onderneming. Om die reden wordt in vele rechtstelsels 72 Hof van Cassatie, 17 februari Zie ook: Hof van Cassatie, 30 oktober via: 73 Hof van Cassatie, 28 november via: 74 Hof van Cassatie, 19 maart via: 75 Art. 35, 1 WCO. 76 Art. 7 WCO. 77 Art. 35, 1, tweede lid WCO. 23

33 voorzien in een doorleveringsplicht derwijze dat de medecontractant geen beroep kan doen op de niet-uitvoeringsexceptie of op het ontbindingsrecht wegens een niet-nakoming daterend van vóór de aanvang van de procedure ingeval de debiteur de verbintenissen tijdens de procedure correct nakomt. Dit is onder meer het geval voor het Franse recht. De Belgische regeling schiet hier tekort. (Dirix & Jansen, 2010, p ) Deze theoretische en juridische benadering van de leveringsplicht vormt een deel van het antwoord op de eerste onderzoeksvraag. In hoofdstuk 4 wordt de problematiek van de leveringsplicht verder behandeld aan de hand van een getuigenis (infra 4.1.). 24

34 HOOFDSTUK 3: DOELSTELLINGEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE De wetgever reikt de schuldenaar drie instrumenten aan om de gerechtelijke reorganisatie uit te voeren. Deze drie procedures zijn een doelstelling op zich maar hebben allen een hoger doel, met name het behoud van de continuïteit verwezenlijken. De schuldenaar is, in normale omstandigheden, vrij om één van deze drie doelstellingen te kiezen voor elke ondernemingsactiviteit. In concreto gaat het om het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, het verkrijgen van een collectief akkoord of de overdracht onder gerechtelijk gezag. Bij de opening van de reorganisatie krijgt de schuldenaar een moratorium toegekend ten aanzien van al zijn schuldeisers om zo de mogelijkheid te krijgen één of meerdere van deze doelstellingen te verwezenlijken. Het staat de schuldenaar vrij om voor elke activiteit een eigen doel te beogen. 78 Dit doel moet reeds bekend gemaakt worden in het verzoekschrift maar kan tijdens de procedure nog gewijzigd worden. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de verschillende procedures Minnelijk akkoord Tijdens de opschorting krijgt de schuldenaar de tijd om een minnelijk akkoord te bewerkstelligen met twee of meer van zijn schuldeisers en dit onder toezicht van de gedelegeerd rechter en, in voorkomend geval, met de hulp van de aangestelde gerechtsmandataris. 79 Het minnelijk akkoord heeft als doel een herstelplan op te maken samen met de betrokken schuldeisers, om zo soelaas te bieden aan de financiële moeilijkheden van de schuldenaar. Opmerkelijk is dat er minstens twee schuldeisers in het akkoord moeten betrokken zijn. Bijgevolg zal de rechtbank een verzoek met als doel een minnelijk akkoord met slechts één schuldeiser ongegrond verklaren. 80 Dit is conform de restrictieve, tekstuele interpretatie van de wet. In de rechtsleer stuit deze benadering echter op tegenstand. Indien de betrokken onderneming slechts één schuldeiser heeft, dan zou deze logischerwijze ook de mogelijkheid moeten hebben een minnelijk akkoord te 78 Art. 16 WCO. 79 Art. 43 WCO. 80 Rechtbank van Koophandel, Hasselt, 21 februari

35 bewerkstelligen. Het doel van de WCO is immers de continuïteit van de onderneming vrijwaren en dit kan eveneens met een minnelijk akkoord met slecht één schuldeiser. 81 Indien een akkoord bereikt wordt, zal de rechtbank dit akkoord vaststellen en de reorganisatieprocedure sluiten. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordelingsbevoegdheid inzake dit minnelijk akkoord waardoor haar interventie zuiver declaratief is, namelijk het vaststellen van de totstandkoming van het akkoord. 82 Deze vaststelling maakt een einde aan de reorganisatieprocedure en de bijhorende opschorting. Het herstelplan treedt vanaf dit moment in werking. Enkel de partijen, i.e. de betrokken schuldeisers en schuldenaar, die akkoord gingen met het plan zijn gebonden aan het minnelijk akkoord. Tenslotte dient dit minnelijk akkoord duidelijk onderscheiden te worden van het minnelijk akkoord dat buitengerechtelijk wordt gesloten Collectief akkoord Het collectief akkoord is ongetwijfeld het meest gebruikte instrument van de gerechtelijke reorganisatie en bestrijkt tevens het grootste deel van de wettekst. Aangezien deze masterproef niet als doel heeft het collectief akkoord volledig te ontleden, zal de procedure hieronder enkel beknopt worden behandeld Mededeling van de schuldvorderingen Indien de rechtbank de reorganisatieprocedure opent met het doel een collectief akkoord te bereiken, dan moet de schuldenaar overgaan tot de mededeling van de schuldvorderingen. Binnen de veertien dagen moet de schuldenaar aan elk van zijn schuldeisers in de opschorting het bedrag van hun schuldvorderingen en de hieraan verbonden zakelijke zekerheden en bijzondere voorrechten meedelen. 84 Indien de schuldeiser in de opschorting de vermelde schuldvorderingen betwist, dan kan hij dit aan de rechtbank voorleggen waarna deze zal beslissen of de schuldvordering al dan 81 Remmery, S., & Supply, G. (2015). Gerechtelijke reorganisatie. Stand van zaken na ruim vijf jaar praktijk. Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 315, Deze redenering werd eveneens gevolgd in: Rechtbank van Koophandel, Brussel, 17 juli Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 83 Art. 15 WCO. 84 Art. 45 WCO. 26

36 niet correct en geheel is opgenomen. 85 Dit is een essentieel gegeven voor het verdere verloop van de procedure Inhoud van het reorganisatieplan Tijdens de opschorting zal de schuldenaar, bijgestaan door de gerechtsmandataris, een reorganisatieplan uitwerken dat bestaat uit twee luiken. Enerzijds is er het beschrijvend gedeelte waarin de staat van de ondernemingen en haar moeilijkheden worden beschreven en met welke middelen ze deze wil verhelpen. Hierin wordt omschreven hoe de schuldenaar de rendabiliteit van de onderneming wil herstellen. Anderzijds is er het bepalend gedeelte dat de maatregelen bevat om de schuldeisers in de opschorting, die opgenomen zijn in de lijst met schuldvorderingen, te voldoen. 86 In het plan stelt de schuldenaar betalingstermijnen en verminderingen op de schuldvorderingen in de opschorting voor. De uitvoeringstermijn van het reorganisatieplan mag maximum vijf jaar bedragen, te rekenen vanaf de homologatie Wijzigingen ten gevolge van de WCO-Reparatiewet Sinds de WCO-Reparatiewet moet het betalingsvoorstel vanwege de schuldenaar minstens vijftien procent van de schuldvordering bedragen. Daarnaast zorgde de wetswijziging ook voor een betere positie van de openbare schuldeisers, waaronder de RSZ. Indien het plan een gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers voorziet, dan mag de behandeling van de openbare schuldeisers niet minder gunstig zijn dan die van de best behandelde gewone schuldeiser (infra 7.2.). Ook ten aanzien van de werknemers heeft de WCO-Reparatiewet voor een bevoorrechte positie gezorgd. Het reorganisatieplan kan immers geen vermindering of kwijtschelding bevatten van schuldvorderingen verband houdend met arbeidsprestaties verricht vóór de opening van de procedure Stemming en homologatie Na de neerlegging van het plan ter griffie volgt de mededeling aan de schuldeisers met onder meer de plaats en het tijdstip van de stemming (Art. 53 WCO). De goedkeuring 85 Art. 46, 1 WCO. 86 Art. 47 WCO. 87 Art. 52 WCO. 88 Art. 49/1 WCO. 27

37 van het plan vereist een dubbele meerderheid, i.e. de meerderheid van de schuldeisers die tevens meer dan de helft van het totaal bedrag aan schuldvorderingen vertegenwoordigen (Art. 54 WCO). De rechtbank heeft vervolgens veertien dagen om te beslissen of zij al dan niet het reorganisatieplan homologeert. Inzake deze homologatie heeft de rechtbank slechts een beperkte controlebevoegdheid, zij zal niet oordelen of het plan daadwerkelijk voor een herstel zal zorgen. De rechtbank kan de homologatie enkel weigeren indien de wet niet werd nageleefd tijdens de procedure of het plan de openbare orde schendt. 89 Bovendien kan de rechtbank geen plan homologeren dat afbreuk doet aan de rechten van de buitengewone schuldeisers en waartegen zij zich uitdrukkelijk hebben verzet. 90 Het vonnis dat oordeelt over deze homologatie sluit de reorganisatieprocedure (Art. 55 WCO). Indien de rechtbank het plan homologeert dan wordt dit bindend voor alle schuldeisers in de opschorting. De schuldvorderingen in de opschorting die niet opgenomen zijn in de lijst neergelegd bij het verzoekschrift, worden pas betaald na de volledige uitvoering van het plan (Art. 57 WCO) Ongelijke behandeling van schuldeisers Artikel 49 WCO geeft de schuldenaar de mogelijkheid een gedifferentieerde behandeling te voorzien voor bepaalde categorieën van schuldvorderingen. Ten tijde van het gerechtelijk akkoord oordeelde het Hof van Cassatie dat de ongelijke behandeling van schuldeisers niet erkend wordt als een schending van de openbare orde. 91 Men zou aldus verwachten dat diezelfde redenering geldt voor het gerechtelijk akkoord gezien de grote gelijkenissen tussen beide stelsels. Het Grondwettelijk Hof ging echter niet akkoord met deze stelling en merkte op dat de ongelijke behandeling een redelijke verantwoording vereist. Indien dit niet het geval is dan schendt de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers het algemene rechtsbeginsel van gelijkheid en de niet-discriminatie, dewelke beide van openbare orde zijn. 92 De rechtbank heeft in dergelijk geval de mogelijkheid de homologatie van het reorganisatieplan te weigeren. 93 Het Hof van Cassatie benadrukt dat in de beoordeling van deze verantwoording rekening dient te worden gehouden met het doel en de gevolgen van de 89 Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 90 Rechtbank van Koophandel, Dendermonde, 20 september Hof van Cassatie, 20 oktober via: 92 Het gelijkheidsbeginsel en de niet-discriminatie vindt men terug in artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet. In 2009 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat deze beginselen van openbare orde zijn. 93 Grondwettelijk Hof, 18 januari 2012, B via: 28

38 gedifferentieerde behandeling. 94 Dit werd reeds opgemerkt door het Hof van Beroep te Antwerpen in 2011: een ongelijke behandeling van de schuldeisers die niet functioneel is maar louter arbitrair, schendt de openbare orde waardoor het reorganisatieplan niet gehomologeerd kan worden. 95 In 2014 oordeelde het Hof van Cassatie dat een verdeling van de schuldeisers in twee categorieën niet verboden is. In casu maakte het herstelplan een onderscheid tussen de strategisch belangrijke schuldeisers en de overige schuldeisers. Met de strategisch belangrijke schuldeisers wou de onderneming in de toekomst de economische banden onderhouden. Bijgevolg kregen deze schuldeisers een bevoorrechte behandeling in het herstelplan. Het Hof beschouwde deze voorkeur voor de strategisch belangrijke schuldeisers als functioneel en bovendien kon dit als een objectieve basis dienen om de differentiatie tussen schuldeisers te rechtvaardigen. De gedifferentieerde behandeling schond derhalve niet de openbare orde en het herstelplan werd terecht gehomologeerd Overdracht gerechtelijk gezag Een derde mogelijkheid om de reorganisatie te verwezenlijken, is met behulp van een overdracht onder gerechtelijk gezag. De rechtspraak benadrukt dat deze overdracht van de goederen moet gebeuren met het oog op het behoud van de activiteit van de onderneming. 97 De rechtbank zal een gerechtsmandataris aanstellen die wordt belast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar. 98 Deze overdracht is mogelijk voor de volledige onderneming of slechts een deel van haar activiteiten. Anders dan bij het minnelijk en collectief akkoord is het initiatiefrecht niet exclusief voor de schuldenaar maar behoort het ook toe aan de procureur des Konings en elke andere belanghebbende mits de voorwaarden vervuld zijn Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 95 Hof van Beroep, Antwerpen, 6 oktober Hof van Cassatie, 13 maart Rechtbank van Koophandel, Brugge, 22 maart Zie ook: Vanmeenen, M. (2011). Wet Continuïteit Ondernemingen, 30 maanden praktijkervaring. In Tison, M. (Voorzitter), Gandaius Studieavonden Symposium gehouden tijdens de bijeenkomst van Gandaius Universiteit Gent, Gent. 98 Art. 60, eerste lid WCO. 99 Art. 59, 2 WCO. 29

39 Er onderscheiden zich twee situaties 100 : I. De overdracht wordt buiten een bestaande reorganisatieprocedure aangevraagd door de schuldenaar of door derden, indien de schuldenaar zich in staat van faillissement bevindt. 101 In dit geval wordt de reorganisatieprocedure aangevat en wordt de gebruikelijke opschorting toegekend. II. Een eerder aangevraagde reorganisatie is mislukt, i.e. de schuldeisers of rechtbank keuren het reorganisatieplan niet goed of de rechtbank beveelt de vroegtijdige beëindiging. In dit geval kan de rechtbank de overdracht onder gerechtelijk gezag bevelen en een bijkomende opschorting van maximum zes maanden toekennen. 102 Er wordt als het ware een nieuwe reorganisatieprocedure opgestart. De aangewezen gerechtsmandataris legt zich toe op de verkoop en overdracht van activa om zo de continuïteit van de onderneming te bestendigen. In de praktijk komt het er op neer dat de gerechtsmandataris offertes zal inwinnen en de geïnteresseerde kopers zal laten opbieden tegen elkaar. De gerechtsmandataris zal een termijn bepalen waarbinnen de offertes hem moeten worden bezorgd. Om in aanmerking te komen, moet het geboden bedrag minstens de vermoedelijke liquidatiewaarde bedragen ingeval van een faillissement of vereffening. Indien de gerechtsmandataris gelijkaardige offertes ontvangt, zal zijn voorkeur uitgaan naar de offerte met de beste regeling voor de werknemers. 103 De bedoeling van dit hele gebeuren is de verkoopwaarde te maximaliseren om zo de schuldeisers te kunnen vergoeden en de financiële moeilijkheden van de schuldenaar teniet te doen. Uiteindelijk is het de rechtbank die het ontwerp van de gerechtsmandataris zal moeten goedkeuren om vervolgens de toestemming te geven tot het uitvoeren van de verkoop. Opmerkelijk is dat de overdracht onder gerechtelijk gezag de belangen van alle stakeholders verdedigt. De continuïteit van de onderneming primeert in zekere zin, maar de wetgever heeft ook oog voor de schuldeisers, inclusief de werknemers. Sociaaleconomisch is dit uiteraard de meest interessante oplossing. 100 Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 101 Art. 59, 1 & 2, 1 WCO. 102 Art. 60, tweede lid WCO. 103 Art. 62 WCO. 30

40 Na de verrichting van de verkoop en de verdeling van de gelden zal de gerechtsmandataris de rechtbank verzoeken de procedure af te sluiten en hem te ontlasten van zijn opdracht. De gevolgen van de sluiting van de procedure zijn gelijkaardig aan deze van de sluiting van een faillissementsvonnis. 104 Indien de schuldenaar een rechtspersoon betreft dan kan de rechtbank de bijeenkomst van de algemene vergadering bevelen met op de agenda de ontbinding van de rechtspersoon. 105 De natuurlijke persoon waarvan de activiteit is overgedragen, kan door de rechtbank ontlast worden van zijn bestaande schulden indien hij ongelukkig en te goeder trouw is Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 105 Art. 67 WCO. 106 Art. 70, eerste lid WCO. 31

41 DEEL 2: GETUIGENIS EN CASE STUDY HOOFDSTUK 4: GETUIGENIS In april 2016 had ik een gesprek met Meester Aspeele en Rechter in Handelszaken Pauwels, beiden actief aan de rechtbank van Koophandel te Brugge. Hun getuigenis gaf mij een nieuw perspectief op de materie en bevestigde tevens enkele van mijn vermoedens omtrent de WCO. Hieronder volgt een overzicht van de besproken materie, aangevuld met literatuur en rechtspraak Motieven om de leveringsplicht als schuldeiser na te volgen Zoals eerder werd aangetoond, is de leveringsplicht in de WCO een genuanceerd gebeuren. De schuldeiser heeft uiteindelijk nog de optie om niet over te gaan tot de levering (supra ). Hieronder volgt een praktische benadering van de leveringsplicht die de theorie uit hoofdstuk 2 tracht te verrijken, zodanig een meer genuanceerd antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag. Een plausibele reden voor schuldeisers om alsnog te leveren is het feit dat het gaat om een strategisch belangrijke klant. Indien men de herstelkansen van de schuldenaar reëel acht, is het voor de schuldeiser interessant om verder te leveren met het oog op de toekomst. De schuldenaar kan er namelijk terug bovenop komen zodat een vruchtbare samenwerking opnieuw mogelijk wordt na de reorganisatie. In vele gevallen zullen de strategisch belangrijke schuldeisers een bevoorrechte behandeling krijgen in het herstelplan (supra ), wat eveneens motiverend kan werken om de levering uit te voeren. Dit mes snijdt vanzelfsprekend aan twee kanten. Indien de relatie tussen schuldeiser en schuldenaar niet van strategisch belang is, zal de schuldeiser wellicht minder geneigd zijn te blijven leveren. Een ander motief om als schuldeiser te leveren is wanneer het voorwerp van de levering specifieke onderdelen betreft. Wanneer het met name gaat om onderneming-specifieke onderdelen, i.e. die enkel door desbetreffende schuldenaar kunnen gebruikt worden, zullen deze onderdelen logischerwijze weinig ander nut hebben. Als schuldeiser kan men dus even goed kiezen om wel te leveren en hopen dat men alsnog betaald wordt. Indien de schuldenaar toch niet meer in de mogelijkheid is om de levering te betalen, zal het resultaat voor de schuldeiser quasi hetzelfde zijn, namelijk het verlies van de 32

42 desbetreffende specifieke onderdelen of een liquidatie van deze onderdelen ver beneden de marktprijs. In beide gevallen zal de schuldeiser verlies maken. De mogelijkheid bestaat eveneens dat het voorwerp van de levering nog niet volledig afgewerkt is op het ogenblik dat de schuldeiser over de WCO ingelicht wordt. In vele gevallen heeft de schuldeiser reeds belangrijke investeringen gedaan in deze te leveren producten maar zijn er nog bijkomende investeringen vereist om deze volledig af te werken. In dergelijke situaties staat de schuldeiser voor een dilemma en zal hij de kosten van verder investeren tegenover de baten dienen af te wegen. Indien de schuldeiser besluit de levering niet uit te voeren dan kan de schuldenaar echter nog steeds trachten rechtsmisbruik in te roepen. Een voorbeeld van onderneming-specifieke onderdelen die nog niet volledig zijn afgewerkt vindt men terug in de bouwsector. Het betreft dan op maat gemaakte onderdelen die nodig zijn voor grotere bouwwerken. De productietijd van dergelijke onderdelen kan een aanzienlijke tijd bedragen en intussen dient de schuldeiser zelf bestellingen te plaatsen bij zijn leveranciers om deze productie tot een goed einde te brengen. Wanneer de klant van de schuldeiser zich in een WCO-procedure bevindt, weet de schuldeiser bijgevolg niet of de schuldenaar op datum van levering nog zal bestaan en niet reeds failliet verklaard werd. Kwantitatieve studies van de WCO tonen immers aan dat het laatste scenario niet zo uitzonderlijk is. 107 Bijgevolg lijkt een weigering tot levering een logische keuze vanwege de schuldeiser. In dergelijk geval zal de schuldenaar moeilijk rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser kunnen inroepen. De rechter moet immers rekening houden met de omstandigheden van de zaak en nagaan of de veroorzaakte schade in verhouding staat tot het voordeel (supra ) De openportaalbenadering leidt tot misbruiken De openportaalbenadering resulteerde in de verhoopte populariteit van de procedure. Onvermijdelijk zorgde dit voor een aantal ongegronde aanvragen van schuldenaren die de wet trachtten te misbruiken voor een ander doel. Voor de invoering van de WCO-Reparatiewet in 2013 was de toegankelijkheid tot de procedure dermate hoog dat deze misbruik in de hand werkte. Het verzoekschrift en de bijgeleverde stukken waren 107 Van den Broele, E. (2010). 20 Maanden wet op de continuïteit ondernemingen (WCO): Een half succes. Berchem: Graydon. 33

43 vaak niet compleet en dikwijls ging het om zeer zwakke dossiers. In de praktijk kon de schuldenaar een gerechtelijke reorganisatie aanvragen enkel en alleen om zich te beschermen tegen een dreigend beslag. 108 Indien de schuldenaar een verwittiging ontving van de gerechtsdeurwaarder dat deze beslag zou leggen op zijn goederen, was het zeer eenvoudig om snel nog een verzoekschrift neer te leggen nog vóór dit beslag zou worden gelegd. Op deze manier kon de schuldenaar namelijk een bescherming genieten tegenover dit beslag en de tenuitvoerlegging ervan. 109 Dit bleek een groot nadeel van de openportaalbenadering en werd reeds in verscheidene literatuur aangekaart. Mijn gesprek met beide heren leidde dus tot dezelfde conclusies. Sinds de ingang van de WCO-Reparatiewet in 2013 zijn de voorwaarden met betrekking tot het verzoekschrift verstrengd en is de openportaalbenadering deels ingeperkt. Zo moeten bij het verzoekschrift meteen alle stukken worden neergelegd op straffe van niet-ontvankelijkheid (supra ). Daarnaast heeft de WCO-Reparatiewet ook voor een heffing van duizend euro rolrecht gezorgd wanneer de schuldenaar een gerechtelijke reorganisatie verzoekt. Met de invoering van deze maatregelen hoopt de wetgever het aantal bedrieglijke aanvragen tot opschortingen te beperken en derhalve de kwaliteit van de schuldenaar te verbeteren. 110 Een eerste blik op het aantal toegekende opschortingen toont aan dat de WCO-Reparatiewet weldegelijk voor een daling in het aantal toekenningen heeft gezorgd. In 2012, het jaar voor de wetswijziging, werden nog ondernemingen een opschorting toegekend. Dit aantal daalde tot toegekende opschortingen in 2014, het eerste jaar na de wetswijziging. Het rolrecht kende pas zijn intrede in 2015 en er wordt een verdere daling van het aantal toegekende opschortingen verwacht. 111 Over het aantal aanvragen tot opschortingen die geweigerd werden, is er echter weinig geweten. Dit maakt het moeilijk een conclusie te trekken omtrent de kwaliteit en de al dan niet gegronde motieven van de schuldenaar die de opschorting aanvraagt. Men kan 108 Bruloot, D., & Vermeiren, D. (2013). Wet continuïteit ondernemingen hervormd. De Juristenkrant (Deurne), (273), Zie ook: Rechtbank van Koophandel, Leuven, 14 mei Het verzoekschrift werd neergelegd als ultiem middel om de gedwongen verkoop af te wenden. Het verzoek had enkel als doel het betrokken onroerend goed te kunnen behouden en te onttrekken aan het beslag. 110 De Keyser, L., Delwiche, T., Ackaert, J., & Malekzadem, J. (2013). Wijzigingen aan de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap,13/8, Van den Broele, E. (2015). De WCO voorbij. Berchem: Graydon. 34

44 enkel vermoeden dat de daling in toegekende opschortingen te wijten is aan een verminderd aantal misbruiken. Over de financiële kwaliteit van de ondernemingen bestaan wel eenduidige cijfers. Tot veler verwondering ongetwijfeld, verandert er nauwelijks iets in positieve zin aan de financiële kwaliteit van de bedrijven die opschorting verkrijgen. (Van den Broele, 2015, p. 22) 4.3. Nuancering van de continuïteitsbedreiging De gerechtelijke reorganisatie betekent niet dat de ondernemingsactiviteit in se slecht verloopt. De continuïteit kan bijvoorbeeld bedreigd zijn door het verliezen van een rechtszaak met een hoge schadevergoeding tot gevolg. In dergelijk geval is de continuïteitsbedreiging niet te wijten aan de economische activiteiten van de onderneming en gaat het dus eigenlijk om een gezonde onderneming. Hier zal een gerechtelijke organisatie wellicht het meeste nut hebben aangezien de herstelkansen beduidend hoger zullen liggen dan bij de onderneming wiens continuïteit bedreigd is omwille van een onhaalbare economische activiteit Concurrentievervalsing Ongegronde benadeling van de openbare schuldeisers De problemen van concurrentievervalsing waren sterk aanwezig in de periode vóór de WCO-Reparatiewet. In deze periode was het immers mogelijk de openbare schuldeisers het grootste deel van de schuldvermindering te laten dragen. Uiteindelijk kwam het er op neer dat bijna alle schuldeisers volledig werden terugbetaald, behalve de fiscale schuldeisers. Het hoeft geen betoog dat dit oneerlijke concurrentie is. In dergelijke gevallen zou de rechtbank het reorganisatieplan niet homologeren, zo deed ook de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. In casu zagen de fiscale en parafiscale schuldeisers hun schuldvordering herleid worden tot slechts vijf procent van de initiële vordering en dit zonder enige motivering van de schuldenaar. De andere schuldeisers werden beduidend beter behandeld en kenden in een aantal gevallen slechts een verwaarloosbare schuldvermindering. Uiteindelijk zou de fiscale schuldeiser voor bijna zeventig procent van de totale schuldkwijtscheldingen moeten instaan. De rechtbank 35

45 oordeelde dan ook dat deze ongemotiveerde schuldvermindering indruist tegen de goede trouw en het reorganisatieplan werd bijgevolg niet gehomologeerd. 112 De WCO-Reparatiewet maakt in 2013 een einde aan dergelijke scenario s. Vanaf nu moeten de openbare schuldeisers minstens even goed worden behandeld als de best behandelde gewone schuldeiser. Een reorganisatie opstarten om simpelweg te ontkomen aan de RSZ en belastingen is bijgevolg niet meer mogelijk. Daarnaast heeft de wetgever het minimumpercentage dat van de schuldvordering betaald moet worden, verhoogd naar vijftien procent. 113 Hiermee heeft de wetgever toch een halt toegeroepen aan zij die misbruik wouden maken van de WCO De WCO als reddingsboei Een andere mogelijkheid is dat ondernemingen systematisch financieel onhaalbare contracten afsluiten of te lage marktprijzen hanteren. Op deze manier willen ze hun concurrentiepositie verstevigen en indien mogelijk de concurrenten verdrijven. De verliezen stapelen zich op en uiteindelijk wordt er beroep gedaan op de WCO. Het reorganisatieplan dient als het ware als een reddingsboei aangezien het de schuldenaar toch in de mogelijkheid stelt zijn schulden af te lossen. Dit creëert een oneerlijk voordeel ten aanzien van de concurrerende ondernemingen: zij kunnen immers niet dezelfde lage prijzen hanteren tenzij zij dezelfde tactiek zouden toepassen. Het gevolg kan zijn dat de concurrent zelf in een reorganisatie of faillissement terechtkomt door het verlies in marktaandeel. In een normale marktsituatie zal de consument immers kiezen voor de onderneming met de lagere prijzen. Indien de gerechtelijke reorganisatie er niet zou zijn dan is een dergelijke strategie onhaalbaar. De nadelige contracten en lage prijszetting zouden een opeenstapeling van verliezen betekenen met een faillissement tot gevolg Imagoprobleem omwille van een gerechtelijke reorganisatie Een onderneming die in de gerechtelijke reorganisatie stapt, creëert hiermee een zeker imagoprobleem. Leveranciers en klanten zullen zich namelijk sceptisch opstellen tegenover de onderneming. De leverancier zal garanties willen dat hij betaald zal worden, terwijl de klant wil weten of hij zijn order wel zal ontvangen. Het gevaar is dat 112 Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 24 februari Art. 49/1 WCO. 36

46 leveranciers en klanten afhaken, waardoor de onderneming naar de afgrond wordt gebracht en er geen andere uitweg is dan het faillissement Ontlopen aan de opschorting Er bestaat een mogelijkheid om via een contractuele constructie te ontsnappen aan de opschorting. Het zijn immers enkel de schuldvorderingen ontstaan vóór de opening van de procedure die onder het moratorium vallen. Aldus kan men proberen om één overeenkomst op te splitsen in verschillende schuldvorderingen. Dit kan men realiseren aan de hand van verschillende opeenvolgende contracten die elk een verschillend deel van de overeenkomst omvatten. Zo kan men bijvoorbeeld bij de bestelling van machine een aparte factuur sturen voor de ontwikkeling van de machine, het monteren en afwerken van de machine en de levering en installatie van de machine. Op deze manier zou men in theorie kunnen vermijden dat alle vorderingen binnen de opschorting vallen. 37

47 HOOFDSTUK 5: CASE STUDY Meester Aspeele gaf mij de mogelijkheid een case study op te zetten met als onderwerp een WCO-zaak waar hij op dat ogenblik als raadsheer in optrad. Zijn cliënt gaf mij de toestemming het dossier op te volgen en de verschillende stukken door te nemen. Daarnaast heb ik in april 2016 de voorlaatste zitting van deze zaak kunnen bijwonen. Dit was oorspronkelijk niet het opzet van deze masterproef, maar aangezien deze zaak op het eerste zicht geen precedenten kent, is het een uitgelezen kans om deze van nader bij te bekijken. Het was tevens de ideale manier om mijn kennis inzake de gerechtelijke reorganisatie te toetsen. Een praktische ervaring met de wet zorgt immers voor andere inzichten en een volledigere benadering van het onderwerp. Het spreekt vanzelf dat de betrokkenen anoniem dienen te blijven. Dit impliceert dat exacte data van gebeurtenissen evenmin vermeld kunnen worden Het collectief akkoord (2011) In casu gaat het om een bvba, dewelke een schrijnwerkerij exploiteert. Bij de oprichting van de bvba in 2007 werd een bestaande schrijnwerkerij, een eenmanszaak van de vennoot, ingebracht in natura. Door deze overname van activa en passiva werd de vennootschap echter opgezadeld met een reeks onbetaalde facturen door klanten. Zo liepen er twee gerechtelijke procedures waarbij de vennootschap in totaal ongeveer euro achtergestelde betalingen van klanten vorderde. Men concludeerde eveneens dat het passief in werkelijkheid groter was dan men oorspronkelijk dacht. Daarbij kwam nog eens het faillissement van een belangrijke klant. De vennootschap had tot voor enkele maanden vier werknemers in dienst maar daarvan bleek dat zij enkel verlies genereerden. Bovenstaande oorzaken lagen aan de basis van de continuïteitsproblemen en de bvba besliste dan ook beroep te doen op een reorganisatieprocedure. Het verzoekschrift overeenkomstig artikel 17 WCO werd neergelegd ter griffie in Dezelfde dag nog werd een gedelegeerd rechter aangesteld. Voorafgaand aan de neerlegging van het verzoekschrift waren reeds de belangrijkste reorganisatiemaatregelen genomen om de continuïteit van de vennootschap te vrijwaren. Het gaat dan onder meer om het ontslag van personeel en het uitsluitend uitvoeren van opdrachten waarbij geen materiaal moet worden voorgefinancierd. 38

48 Eveneens bestond er een rekening-courant tussen vennootschap en zaakvoerder, met een saldo van ongeveer euro ten laste van de zaakvoerder. Dit bedrag kwam hoofdzakelijk voort uit de betaling van handelsschulden van de vroegere eenmanszaak. Om deze rekening-courant af te bouwen werd ervoor gekozen de wedde van de zaakvoerder in te houden. Uit bovenstaande feiten kan worden afgeleid dat de zaakvoerder ter goeder trouw handelde en geen poging geschuwd heeft om de vennootschap te redden. Een verzoek tot de procedure van gerechtelijke reorganisatie was aldus gerechtvaardigd en in geen geval bedrieglijk. Een drietal weken na de neerlegging werd de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel en werd de termijn van de opschorting vastgelegd. Deze zou oorspronkelijk vijf maanden bedragen maar werd later met twee maanden verlengd omdat het eerste reorganisatieplan niet kon aanvaard worden door de grootste schuldeiser (i.e. de bank die een krediet toekende voor de financiering van een onroerend goed). Het reorganisatieplan werd neergelegd met een lijst van de schuldeisers, waarna de griffier de dag nadien deze gegevens meedeelde aan de schuldeisers in de opschorting. Bovenstaande informatie werd allemaal opgenomen in het beschrijvend gedeelte van het reorganisatieplan. Het bepalend gedeelte van het reorganisatieplan omvatte het voorstel naar de schuldeisers. De gewone schuldeisers werd in essentie gevraagd afstand te doen van alle door hen gevorderde interesten, boeten, verhogingen en gerechtskosten. Daarnaast voorzag het plan dat de gewone schuldeisers 30% van hun schuldvordering zouden laten vallen en dat het resterend saldo, i.e. 70% van de schuldvordering, over 58 maanden betaald zou worden. Voor bedragen onder de 1000 euro werd een afbetaling per kwartaal voorzien om het aantal verrichtingen te beperken. Het reorganisatieplan stelt dat een herleiding van de schuldvorderingen tot 70% van de hoofdsom noodzakelijk is voor het voortbestaan van de vennootschap en om het faillissement te vermijden. Hogere afbetalingen zouden bij de minste tegenslag resulteren in nieuwe betalingsproblemen waardoor het reorganisatieplan zou worden ingetrokken en een faillissement onvermijdbaar wordt. Deze redenering ligt in lijn met de motieven van de wetgever bij het ontwerpen van de reorganisatieprocedure, i.e. de 39

49 financiële toestand van de onderneming saneren en economisch herstel mogelijk maken. Dit impliceert dat het welslagen van de procedure primeert op de rechten van de schuldeisers. De vennootschap verklaart in het reorganisatieplan wel dat zij bereid is om de overige 30% van de hoofdsommen te betalen zodra de financiële toestand dit mogelijk maakt. Dit is echter enkel een morele verbintenis en is juridisch niet afdwingbaar. Vervolgens bevatte het bepalend gedeelte van het reorganisatieplan een voorstel ten aanzien van de buitengewone schuldeisers. De hypothecaire lening voor de verwerving van het onroerend goed zou ongewijzigd van kracht blijven. Twee andere kredieten bij de bank zouden worden omgezet via een verhoging van het bestaande kaskrediet, waardoor de maandelijkse terugbetalingslasten verminderd worden. Het reorganisatieplan werd neergelegd één maand voor het verstrijken van de verlengde opschorting. De stemming door de schuldeisers volgde twee weken na de neerlegging van het reorganisatieplan. Negentien schuldeisers namen deel aan deze stemming en vertegenwoordigden met hun schuldvorderingen een bedrag van euro in hoofdsom. Achttien schuldeisers stemden in met het plan. Zij vertegenwoordigden met hun schuldvorderingen een bedrag van euro in hoofdsom. Aldus had een meerderheid van de schuldeisers gestemd en vertegenwoordigden zij meer dan de helft van het totale bedrag aan schuldvorderingen. De vereiste dubbele meerderheid werd bereikt met als gevolg de veronderstelde goedkeuring van het reorganisatieplan door de schuldeisers. 114 Het plan leefde de pleegvormen van de wet na en kende geen schendingen van openbare orde, waardoor de Rechtbank niet anders kon dan overgaan tot de homologatie. Negen dagen na de stemming sprak de rechtbank het vonnis uit dat het reorganisatieplan homologeerde en de procedure van gerechtelijke reorganisatie sloot Gevolgen van de homologatie en vonnis van de Arbeidsrechtbank (2012) Na de homologatie kwam echter een complex probleem aan het licht. Het gaat om één schuldeiser die in het verleden tewerkgesteld werd door de bvba als loontrekkende en later onder de hoedanigheid van zelfstandige deze activiteit uitoefende. De schuldeiser 114 Art. 54 WCO. 115 Art. 55 WCO. 40

50 trad dus op onder de hoedanigheid van zowel werknemer als zelfstandige. Bij de opstarting van de reorganisatieprocedure werd de persoon in kwestie enkel aangeschreven in zijn hoedanigheid van zelfstandige. Deze schuldvordering bedroeg om en bij de 2000 euro. Zijn schuldvordering in de hoedanigheid van werknemer, dewelke ongeveer euro bedroeg, werd niet opgenomen in de lijst van schuldeisers. 116 De persoon in kwestie had de vermelde schuldvordering in de lijst, overeenkomstig artikel 17 WCO, niet betwist, waardoor zijn schuldvordering als werknemer geen deel uitmaakte van het plan. Bijgevolg zou de betaling van deze schuldvordering slechts plaatsvinden nadat het volledige plan uitgevoerd is. 117 De werknemer wou toch nog aanspraak maken op zijn schuldvordering en stapte naar de Arbeidsrechtbank. In 2012 sprak de Arbeidsrechtbank het vonnis uit dat de betaling van de schuldvordering door de bvba beval. De bvba heeft hier echter geen uitvoering aan gegeven aangezien het vonnis van de homologatie boven het vonnis van de Arbeidsrechtbank staat. Enkel indien de homologatie ingetrokken wordt zou de bvba over moeten gaan tot de uitvoering van dit vonnis van de Arbeidsrechtbank, i.e. de betaling van de schuldvordering in hoedanigheid van werknemer Dagvaarding van de bvba en vonnis Rechtbank van Koophandel ( ) Eind 2015 werd de bvba gedagvaard door de persoon in kwestie. Daarin werd door de eiser een onderscheid gemaakt tussen zijn hoedanigheid als werknemer en zijn hoedanigheid als zelfstandige. Als werknemer: - tekent de eiser derdenverzet aan tegen het vonnis van de homologatie, - vordert hij het faillissement van de bvba en - vordert hij de opname van zijn schuldvordering in de hoedanigheid van werknemer. Als zelfstandige: - vordert hij de intrekking van het reorganisatieplan en - het faillissement van de bvba. 116 Zoals vermeld in Art. 17, 2, 7 WCO. 117 Overeenkomstig Art. 57 WCO. 118 Zie ook Arbeidsrechtbank, Brussel, 4 april via: Juridat.be. 41

51 Beide partijen werden het laatst gehoord op de openbare zitting, waar ik zelf aanwezig was, in april De gedelegeerde rechter bracht toen verslag uit over de uitvoering van het collectief akkoord. Dit verslag behandelde de neergelegde stukken, een vaststelling van de continuïteit van de ondernemingsactiviteit en de uitvoering van het reorganisatieplan. Uit het verslag bleek dat een aantal stukken met gerechtsbrieven werden opgevraagd maar niet werden neergelegd door de schuldenaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om een balans en resultatenrekening die hoogstens drie maanden oud is. Inzake de ondernemingsactiviteit stelde de gelegeerd rechter vast dat er geen personeel meer in dienst was, dat de omzet daalde en dat de rendabiliteit van de bvba steeg. Ten aanzien van de gewone schuldeisers werd er vastgesteld dat de schuldenaar tot en met februari 2016 bijna euro minder betaald had dan voorzien was in het gehomologeerd reorganisatieplan. In 2015 werd gedurende acht maanden niets betaald en in 2016 werd nog geen enkele betaling uitgevoerd. Ten aanzien van de eiser in zijn hoedanigheid als zelfstandige werd bijna 620 euro te weinig betaald. De gedelegeerd rechter was dan ook van oordeel dat de eiser terecht de intrekking van het reorganisatieplan vorderde. Een week na de openbare zitting volgde het advies van de procureur des Konings. Hij adviseerde samengevat: - de afwijzing van het derdenverzet, - de gegrondheid van de vordering tot intrekking van het reorganisatieplan en - de afwijzing van de vordering tot faillietverklaring. Beide partijen kwamen dezelfde maand nog met een repliek op dit advies. De Rechtbank van Koophandel beoordeelde de eisen als volgt: I. De hoedanigheid van de eiser: de eiser heeft maar één juridische persoonlijkheid met één vermogen. Het gemaakte onderscheid tussen een vordering als werknemer en een vordering als zelfstandige bestaat niet. II. Derdenverzet: de eiser stelt dat het plan niet gehomologeerd kon worden omdat zijn schuldvordering als werknemer werd weggelaten uit het reorganisatieplan. De Rechtbank oordeelt dat het derdenverzet tegen de homologatie ontvankelijk is, doch ongegrond. De eiser moest zich immers beroepen op artikel 46 WCO indien hij zijn opgenomen schuldvordering betwistte. 42

52 III. IV. De intrekking van het reorganisatieplan: op grond van artikel 58 WCO kan elke schuldeiser de intrekking van het plan vorderen wanneer het niet stipt wordt uitgevoerd of wanneer hij er schade door zal lijden. Uit het verslag van de gedelegeerd rechter bleek dat het reorganisatieplan niet correct werd uitgevoerd. De Rechtbank beslist dan ook dat de vordering tot intrekking van het reorganisatieplan ontvankelijk en gegrond is. Faillissement: artikel 58 WCO voorziet geen mogelijkheid tot uitspraak van het faillissement in hetzelfde vonnis als de intrekking van het reorganisatieplan. Deze faillissementsvordering is bijgevolg ontoelaatbaar. Het vonnis van de Rechtbank van Koophandel werd uitgesproken eind mei De intrekking van het reorganisatieplan heeft als direct gevolg dat het vonnis van de Arbeidsrechtbank in 2012 uitgevoerd kan worden, i.e. de bvba moet overgaan tot de betaling van de schuldvorderingen van de werknemer. Eveneens worden alle andere schuldvorderingen terug opeisbaar nu het reorganisatieplan niet meer bestaat Verdere verloop Begin juni 2016 heeft de bvba er echter zelf voor gekozen de boeken neer te leggen. Intussen is de bvba failliet verklaard, wat de werknemer-schuldeiser de mogelijkheid geeft zich te beroepen op het Fonds Sluiting Ondernemingen. Wellicht was dit ook het motief van de eiser om het faillissement van de vennootschap te vorderen Opmerkingen Bij de oprichting van de bvba werd de bestaande schrijnwerkerij, een eenmanszaak van de zaakvoerder, ingebracht in natura (supra 5.1.). Deze eenmanszaak lag eigenlijk aan de oorsprong van de continuïteitsproblemen van de latere bvba. Door de overname van activa en passiva van de eenmanszaak moest de bvba de gevolgen dragen van het onbetaald blijven van een aantal facturen door klanten en de opeenstapeling van schulden. De bvba was eigenlijk al van het begin ten dode opgeschreven wegens de grote financiële problemen van de eenmanszaak uit het verleden. Aldus was deze gerechtelijke reorganisatie eigenlijk vermijdbaar indien men had opgetreden ten tijde van het bestaan van de eenmanszaak. Een collectieve schuldenregeling was allicht de betere oplossing geweest in plaats van het probleem te verschuiven door middel van het 43

53 oprichten van een vennootschap. Uiteindelijk is er tussen de oprichting van de vennootschap en het faillissement een periode van negen jaar verstreken. Gedurende deze negen jaar was het vechten tegen de bierkaai voor de zaakvoerder. Nu blijft de man in kwestie met lege handen achter en heeft hij de meest vruchtbare periode uit zijn professionele carrière verloren aan een juridische strijd Chronologie van de feiten xx/06/2007 Oprichting bvba xx/05/2011 Neerlegging verzoekschrift + aanstelling gedelegeerd rechter xx/05/2011 Opening reorganisatie; opschorting tot xx/10/11 xx/10/2011 Verlenging opschorting tot xx/12/11 xx/11/2011 Neerlegging reorganisatieplan xx/11/2011 Mededeling gegevens aan schuldeisers xx/11/2011 Stemming reorganisatieplan xx/12/2011 Homologatie reorganisatieplan xx/12/2012 Vonnis Arbeidsrechtbank xx/12/2015 Dagvaarding derdenverzet/intrekking/faillissement xx/01/2016 Eerste besluiten bvba xx/02/2016 Synthese besluiten eiser xx/04/2016 Zitting Rechtbank van Koophandel Brugge + verslag gedelegeerd rechter xx/04/2016 Advies OM xx/04/2016 Repliek op OM van bvba xx/04/2016 Repliek op OM en bvba van eiser xx/05/2016 Intrekking reorganisatieplan xx/06/2016 Boeken neergelegd door bvba xx/06/2016 Uitspraak faillissement 44

54 DEEL 3: ECONOMISCHE ANALYSE De Wet Continuïteit Ondernemingen en haar juridische implicaties werden in deel 1 en deel 2 reeds uitvoerig besproken. Deze masterproef heeft echter tot doel de WCO vanuit meerdere invalshoeken te benaderen, i.e. niet alleen een vanuit juridische maar ook vanuit een economische invalshoek. In het bijzonder is het de bedoeling de fiscale gevolgen te bespreken die mee ontstaan zijn met de creatie van de WCO. Vooraleer deze analyse aan bod komt, worden eerst enkele cijfers met betrekking tot het kwantitatief succes van de WCO toegelicht. HOOFDSTUK 6: DE CIJFERS Cijfers omtrent het succes van de WCO zijn terug te vinden in een aantal studies verricht en gepubliceerd door Graydon 119. In dit hoofdstuk wordt kort een overzicht gegeven van de belangrijkste statistieken en de waargenomen evoluties, onderverdeeld in twee periodes en aangevuld met een reeks opmerkingen. Het spreekt voor zich dat deze masterproef niet als doel heeft deze studies te reproduceren. Voor verdere details kan de lezer de rapporten van Graydon consulteren De beginperiode ( ) De WCO kende alles bijeengenomen een succesvolle start in vergelijking met haar voorganger, het gerechtelijk akkoord. In de eerste twintig maanden (periode april 2009 november 2010) werden reeds procedures van gerechtelijke reorganisatie geopend, wat ruim de cijfers van het gerechtelijk akkoord overtreft (supra 1.2.). Het aantal ondernemingen dat gebruik maakte van de procedure steeg gestaag gedurende het eerste jaar en vanaf maart 2010 bedroeg het aantal verleende opschortingen vaak meer dan 100 per maand. 120 De openportaalbenadering bleek aldus een succes. In 2010 stelde men echter vast dat de oorspronkelijke groei begon te stagneren. Graydon concludeerde dan ook het volgende: Nieuwe initiatieven zijn dringend nodig om een verdere verspreiding van de toepassing te propageren. Ondanks het sterk toegenomen 119 Graydon, Mission Statement: Onze missie is om grote hoeveelheden data uit diverse bronnen om te zetten in informatie. Op basis van deze informatie genereren we waardevolle economische, financiële en commerciële inzichten die onze klanten in staat stellen om betere zakelijke beslissingen te nemen en uiteindelijk een competitief voordeel te behalen. Bron: graydon.be/over-graydon. 120 Zie Bijlage 1: Evolutie van het aantal toegekende opschortingen in de WCO. Bron: Graydon Belgium, 45

55 elan blijft de toepassing van de wet het effect hebben van de spreekwoordelijke druppel op een hete plaat. (Van den Broele, 2010, p.3) De openportaalbenadering was an sich een goed initiatief maar de wetgever vergat dit aan een effectief marketingbeleid te koppelen. Een groot deel van de bedrijfsleiders had immers geen weet van de nieuwe wet of ervaarde ze als irrelevant. Dit werd ook cijfermatig aangetoond in de Graydon studie van april Men stelde vast dat slechts 2% van de ondernemingen in moeilijkheden gebruik maakte van de WCO-procedures. Daarnaast kende 2011 weinig groei in het gebruik van de wet, wat tegenstrijdig was met het toenmalige economische klimaat. Het aantal ondernemingen in moeilijkheden nam immers toe omwille van de crisisgolf van de voorbije jaren. 121 Op vlak van effectiviteit liet de WCO te wensen over. Uit cijfers van 2010 bleek dat van de 791 ondernemingen waarbij de reorganisatieprocedure afgesloten was, reeds 446 failliet werden verklaard, wat overeenkomt met 56,38%. Meer van de helft van de reorganisaties leidde dus tot niets en verhoogde vermoedelijk enkel de maatschappelijke kost. Procentueel gezien zijn het vooral ondernemingen uit de transportsector, metaalverwerkingsindustrie en drukkerijen/uitgeverijen die gebruik maken van de gerechtelijke reorganisatie. Een oorzaak hiervan ligt bij de gevoeligheid voor conjuncturele schommelingen. 122 Uit de statistieken van Graydon blijkt dat het collectief akkoord de grootste populariteit kent. Het aandeel van de opschortingen die een collectief akkoord dienen te bewerkstelligen bedroeg in ,1%. Het minnelijk akkoord was in 21,3% van de gevallen het doel van de opschorting Het effect van de WCO-Reparatiewet ( ) In 2013 werd de WCO in een aantal facetten grondig herzien. De wetgever koos onder meer voor een inperking van de openportaalbenadering om misbruik van de procedure 121 Van den Broele, E. (2012). Wet op de continuïteit van de ondernemingen: round-up na 3 jaar werking. Berchem: Graydon. 122 Van den Broele, E. (2010). 20 Maanden wet op de continuïteit ondernemingen (WCO): Een half succes. Berchem: Graydon. 123 Zie Bijlage 2: Evolutie van het initiële doel van opschorting. Bron: Graydon Belgium, 46

56 te ontmoedigen (supra & 4.2.). Gezien de invoering van het rolrecht waren de verwachtingen dat vooral grotere bedrijven beroep zouden doen op de wet. Voor hen is deze extra kost immers te verwaarlozen, daar waar dit voor kleine ondernemingen de toegangsdrempel significant kan verhogen. Het voordeel van een dergelijke toegangskost is het ontmoedigen van misbruiken en het verhogen van de kwaliteit van de ondernemingen. In 2012, het laatste volledige jaar voor de wetswijziging, stond de teller van het aantal toegekende opschortingen nog op In het eerste volledige jaar na de wetswijziging, 2014, bedroeg het aantal toegekende opschortingen slechts Dit komt overeen met een afname van bijna 28%, wat er op wijst dat de wetswijziging zijn effect heeft gehad. Sinds 1 januari 2015 is het rolrecht van kracht en de eerste cijfers tonen een verderzetting in de daling van het aantal opschortingen. Op sectorniveau is er van de wetswijziging weinig te merken. Een vergelijking tussen 2012 en 2014 toont aan dat het aantal opschortingen binnen de horeca stijgt van 13% naar 14% terwijl de bouwsector een daling van 20% naar 18% kent. Enkel de sector diensten aan ondernemingen kent een duidelijke stijging van 15% naar 18%. 124 Het is uiteraard niet mogelijk uitspraken te doen over een mogelijk causaal verband aangezien er tal van andere variabelen invloed hebben op het aantal opschortingen. Tenslotte merkt men op dat de populariteit van het collectief akkoord licht gestegen is na de wetswijziging van de WCO. In 2014 bedroeg het aandeel van opschortingen met een collectief akkoord als doel 75,8% ten opzichte van de 71,1% in Het minnelijk akkoord moest dan weer stevig inboeten aan populariteit. Het aantal opschortingen dat een minnelijk akkoord trachtten te bewerkstelligen daalde van 21,3% in 2012 naar 12,6% in Van den Broele, E. (2015). De WCO voorbij. Berchem: Graydon. 125 Zie Bijlage 2: Evolutie van het initiële doel van opschorting. Bron: Graydon Belgium, 47

57 HOOFDSTUK 7: FISCALE GEVOLGEN VAN DE GERECHTELIJKE REORGANISATIE Dit hoofdstuk behandelt uitvoerig de fiscale implicaties van de WCO. Hiermee wordt de vierde en tevens laatste onderzoeksvraag opgehelderd Inleiding Het grote belang van de fiscale schuldeisers zorgt ervoor dat deze heel wat weerslag hebben op het welslagen van de gerechtelijke reorganisatie. In veel gevallen is de fiscale schuldeiser immers betrokken in het collectief akkoord en vertegenwoordigd hij een aanzienlijk deel van de openstaande schuldvorderingen. De WCO-Reparatiewet heeft de fiscale schuldeiser al bijgesprongen en ervoor gezorgd dat hij niet meer benadeeld kan worden ten aanzien van de andere schuldeisers (infra ). De WCO komt echter ook de andere betrokken partijen tegemoet en zorgt via een aantal wijzigende fiscale bepalingen voor fiscale neutraliteit. Deze fiscale neutraliteit is onontbeerlijk voor het welslagen van de procedure. 126 Artikel 81 WCO heeft betrekking tot de teruggaven inzake de btw, terwijl Art. 82 & 83 WCO voor een aanpassing van het Wetboek inkomstenbelastingen zorgen. Deze wijzigingen worden besproken in respectievelijk 7.4. en 7.5. (infra) en kunnen als volgt worden samengevat: I. De teruggaaf van btw voor schuldvorderingen die niet (gedeeltelijk) kunnen worden geïnd ten gevolge van de gerechtelijke reorganisatie. II. De fiscale vrijstelling van waardeverminderingen op schuldvorderingen, in hoofde van de schuldeiser. III. De fiscale vrijstelling van de winst, ten gevolge van de kwijtschelding van schulden, in hoofde van de schuldenaar Positie van de fiscus Uit voorgaande tekst viel inmiddels op dat de fiscus sinds de WCO-Reparatiewet een speciaal regime geniet waarbij de gelijkheid van schuldeisers niet meer de norm is. Deze preferente positie van de fiscus ten aanzien van de andere schuldeisers is echter te verantwoorden. Allereerst heeft de fiscus geen contractuele overeenkomst met de 126 Rulkin, G. (2011). Gerechtelijke reorganisatie en fiscale vrijstelling. Pacioli, 29 september-11 september 2011 nr. 324,

58 schuldenaar. Zijn schuldvordering ontstaat immers bij wet en bijgevolg kan men niet over wilsovereenstemming spreken zoals dat het geval is bij een contractuele schuldeiser. Daarbij komt het feit dat de insolvente schuldenaar vermoedelijk meer aandacht zal schenken aan het tegemoetkomen van zijn handelspartners en tegelijkertijd minder aan zijn verplichtingen ten aanzien van de fiscus (supra ). Een bevoordeelde positie van de fiscus lijkt dus te verantwoorden. 127 Bijgevolg trachtte de fiscus zich te verzetten tegen zijn initiële positie binnen de WCO. 128 Destijds genoot de fiscale schuldeiser immers niet van een bevoorrechte positie en werd hij in de realiteit vaak gepasseerd in het reorganisatieplan. De fiscus verzette zich tegen dit gegeven en beriep zich op artikel 172 Grondwet en artikel 7 WCO. Artikel 172 Grondwet stelt immers dat inzake belastingen geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet, terwijl Art. 7 WCO bepaalt dat deze wet niet tot strekking heeft oudere wetten te wijzigen of hierop uitzonderingen aan te brengen, behalve bij een uitdrukkelijke wijziging. Aangezien de WCO niet in een uitzondering voorziet overeenkomstig Art. 7 WCO, zou de vermindering van de fiscale schuldvorderingen niet gerechtvaardigd zijn. Deze redenering van de fiscus stootte echter op tegenstand van Het Grondwettelijk Hof, dat in 2012 oordeelde dat artikel 172 Grondwet niet werd geschonden. De verklaring van het Hof luidde als volgt: Artikel 172 van de Grondwet verbiedt niet dat de wetgever, met het oog op het herstel van ondernemingen in moeilijkheden, in de wet zelf voorziet in de vermindering van de fiscale schuld als gevolg van een beslissing van de rechtbank van koophandel (vervolg) dat de belastingadministratie niet anders dient te worden behandeld dan de andere gewone schuldeisers in de opschorting. 129 Dit bevestigt eveneens de prioriteit van het welslagen van de reorganisatie en de bijkomstige zwakke positie van de schuldeisers. 127 Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015, Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. 129 Grondwettelijk Hof, 18 januari 2012, B.22. via: Zie ook Hof van Cassatie, 30 juni 2011, waarin werd geoordeeld dat de rechter kan beslissen schuldvermindering toe te laten voor fiscale schuldvorderingen. 49

59 Dit arrest betekende de degradatie van de fiscus tot gewone schuldeiser in de opschorting. Aangezien de fiscus meestal op weinig sympathie kon rekenen in de opstelling en goedkeuring van het reorganisatieplan, resulteerde dit in een nefaste positie van de fiscale schuldeiser. De wetgever maakte zelf een einde aan deze problematiek door middel van de invoering van een nieuw artikel 49/1 WCO, hetwelk onderdeel was van de WCO-Reparatiewet in De positie van de fiscale schuldeisers is er sindsdien op vooruitgegaan en maakt eveneens misbruik van de gerechtelijke reorganisatie minder aantrekkelijk (supra ) Ontstaan van fiscale schuldvorderingen Het vaststellen van het ontstaan van fiscale schuldvorderingen verloopt enigszins complexer dan bij de andere schuldvorderingen in de opschorting. Analoog met deze schuldvorderingen zullen enkel de fiscale schuldvorderingen die zijn ontstaan vóór de opening van de procedure, opgenomen worden in het reorganisatieplan. Over het tijdstip van ontstaan van deze fiscale schuldvorderingen kan echter gediscussieerd worden. De rechtsleer maakt een duidelijk onderscheid tussen het materieel ontstaan en het formeel ontstaan van een fiscale schuld. Het materieel ontstaan van een fiscale schuld komt overeen met het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvond. Het formeel ontstaan van een fiscale schuld is het moment waarop deze fiscale schuld uitvoerbaar wordt door de fiscus, i.e. de zogenaamde inkohiering. In principe bedraagt de verstreken termijn tussen het materieel en formeel ontstaan van de belastingschuld minstens 6 maanden. Dit impliceert dat materieel en formeel ontstaan van de belastingschuld respectievelijk vóór en ná de opening van de reorganisatieprocedure kunnen vallen. Vervolgens rijst de vraag met welke van beide tijdstippen van ontstaan rekening moet worden gehouden. 130 Met betrekking tot het ontstaan van de belastingschuld bestaat er heel wat onenigheid in de rechtsleer. Het struikelblok in deze discussie is veelal de vraag of de inkohiering van de belastingschuld essentieel en kenmerkend is voor het ontstaan of niet. In de situatie van een WCO wordt echter uitgegaan van een gemeenrechtelijke betekenis van het begrip schuldvordering. Tijdens de reorganisatieprocedure wordt immers een 130 Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015,

60 (gedeeltelijke) kwijtschelding van de schuld toegekend, wat het bestaan van een eerder tot stand gekomen verbintenis impliceert. Wanneer er aldus over een belastingschuld wordt gesproken in het kader van de WCO, dan is de conclusie dat de inkohiering ervan een essentieel gegeven is in de bepaling van het ontstaan van deze belastingschuld. De inkohiering staat gelijk aan het verkrijgen van een vaststaand karakter van de belastingschuld, wat de fiscus de mogelijkheid geeft zich als schuldeiser op te stellen tijdens de gerechtelijke reorganisatie. 131 Concreet betekent dit dat belastingschulden waarbij de inkohiering plaatsvond vóór de opening van de reorganisatieprocedure, gekwalificeerd worden onder de schuldvorderingen in de opschorting en bijgevolg deel zullen uitmaken van het reorganisatieplan. Belastbare feiten waarvoor nog geen inkohiering plaatsvond vóór de opening van de reorganisatieprocedure zullen niet als schuldvorderingen in de opschorting worden aanzien en vallen bijgevolg buiten het reorganisatieplan Btw De belasting over toegevoegde waarde (hierna: btw) is een verbruiksbelasting; het is de eindverbruiker die de kost van de btw integraal zal dragen. De btw-belastingplichtige daarentegen wordt enkel belast op de door hem gecreëerde toegevoegde waarde. In concreto zal de btw-belastingplichtige enkel het verschil tussen de verschuldigde btw en de aftrekbare btw moeten afdragen aan de staat. 132 In de praktijk is het mogelijk dat de aan de staat verschuldigde btw reeds afgedragen werd alvorens de betaling van de schuldenaar ontvangen wordt. Indien het in desbetreffend geval om een insolvente schuldenaar gaat, dan wordt de schuldeiser met een ongewenste btw-kost opgezadeld. Hij beschikt dan immers over een schuldvordering die (gedeeltelijk) verloren is gegaan. In dergelijke gevallen voorziet de wetgever in een teruggaaf van belasting tot beloop van het passende bedrag. 133 De vraag is nu echter wanneer deze vordering tot teruggaaf van belasting ontstaat in het geval van een gerechtelijke reorganisatie. De wetgever reikt met artikel 81 WCO de 131 Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015, Beghin, P., & Van De Woestyne, I. (2013). Fiscaliteit: Personenbelasting Vennootschapsbelasting - BTW. Gent: UGent. 133 Art. 77, 1,7 W.BTW. 51

61 oplossing van dit vraagstuk aan. Dit artikel wijzigt het bestaande artikel 3 van het KB nr. 4, hetwelk de teruggaaf inzake btw regelt. De vordering tot teruggaaf van belasting ontstaat op volgende tijdstippen: Collectief akkoord: op datum van de homologatie, geldend voor schuldvorderingen die opgenomen werden in het reorganisatieplan. Minnelijk akkoord: op datum van het vonnis dat het minnelijk akkoord vaststelt, geldend voor schuldvorderingen in het minnelijk akkoord opgenomen. Overdracht onder gerechtelijk gezag: op datum van de uitspraak tot sluiting van de procedure, geldend voor schuldvorderingen die niet konden aangezuiverd worden. 134 Voor schuldvorderingen die niet onder de bovenstaande categorieën vallen, ontstaat de vordering tot teruggaaf van btw pas op het ogenblik van de erkenning van de schuldvordering in kwestie. Het gaat dan om het geval van schuldvorderingen in de opschorting die pas na de homologatie gerechtelijk erkend werden of die niet in de lijst van schuldeisers werden opgenomen. 135 Samenvattend kan worden gesteld dat het verlies van de schuldvordering een zeker en vaststaand karakter moet verwerven opdat de vordering tot teruggaaf van btw ontstaat. Indien de teruggaaf van belasting verleend wordt, moet de schuldeiser aan de medecontractant een verbeterend stuk uitreiken met de vermelding van het bedrag van de teruggaaf van btw. Wanneer deze schuldenaar de btw reeds in aftrek had genomen, zal hij deze btw moeten terugstorten aan de Staat. De schuldenaar zal het bedrag vermeld in het verbeterende stuk opnemen in zijn verschuldigde btw, in de periode van ontvangst het verbeterende stuk. 136 Zo is het uiteindelijk de schuldenaar die de btw-kost draagt en niet de schuldeiser, zoals oorspronkelijk het geval was. 134 Art. 81 WCO & Art. 3 KB nr Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015, Art. 79, 1 W.BTW. 52

62 7.5. Inkomstenbelasting Vrijstellingen in hoofde van de schuldeiser Een onderneming die toetreedt tot de procedures van een gerechtelijke reorganisatie zal in principe financiële problemen kennen en niet solvabel zijn. Indien de rechtbank het reorganisatieplan homologeert of een minnelijk akkoord vaststelt, dan heerst er bijgevolg nog steeds onzekerheid met betrekking tot de uitvoering van dit akkoord. Om die reden heeft de rechtbank later nog de mogelijkheid om het reorganisatieplan terug in te trekken, wat betekent dat alle schuldvorderingen terug volledig opeisbaar worden door de schuldeiser. 137 Dit is een belangrijk gegeven in het kader van de fiscale vrijstelling op waardeverminderingen. In principe zijn waardeverminderingen op schuldvorderingen slechts fiscaal aftrekbaar indien deze zeker en vaststaand zijn. Dit betekent dat de waardevermindering moet bestaan en het bedrag moet gekend zijn op het einde van het (boek)jaar. 138 In bovenstaande situatie is dit zeker en vaststaand karakter van de waardevermindering niet aanwezig. Indien het reorganisatieplan terug wordt ingetrokken, is er immers geen sprake meer van een waardevermindering aangezien de schuldvordering terug volledig opeisbaar wordt. Bijgevolg zou de schuldeiser niet van dit fiscaal gunstig regime kunnen genieten. De WCO heeft met artikel 82 voor een uitzondering gezorgd waardoor het zeker en vaststaande karakter niet meer vereist is in dergelijke situaties. Dit artikel 82 WCO voegt een tweede lid toe aan het bestaande artikel 48 WIB en luidt als volgt: Geven aanleiding tot een fiscale vrijstelling voor waardeverminderingen en voorzieningen, de schuldvorderingen op de medecontractanten waarvoor krachtens de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen door de rechtbank een reorganisatieplan is gehomologeerd of een minnelijk akkoord is vastgesteld, dit gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het plan of minnelijk akkoord of tot het sluiten van de procedure. 139 De waardeverminderingen op schuldvorderingen die deel uitmaken van een gehomologeerd collectief akkoord of vastgesteld minnelijk akkoord zijn bijgevolg fiscaal 137 Art. 58, vierde lid WCO. 138 Art. 48 WIB Zie ook Coppens, P. (2009). Het begrip zekere en vaststaande schuld. Pacioli, 9-22 november 2009 nr. 285, Art. 82 WCO. Zie ook Art. 48, tweede lid, WIB

63 aftrekbaar in hoofde van de schuldeiser. Deze regeling geldt niet voor het buitengerechtelijk minnelijk akkoord en de overdracht onder gerechtelijk gezag. De aard van deze schuldvorderingen wordt in deze wetswijziging niet gespecifieerd. Aldus kan aangenomen worden dat ook waardeverminderingen op vorderingen vertegenwoordigd door obligaties en dergelijke hieronder vallen Vrijstellingen in hoofde van de schuldenaar Aangezien de gerechtelijke reorganisatie vaak tot een gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld leidt, heeft dit ook fiscale implicaties voor de schuldenaar. In principe wordt een vermindering van het passief, in casu een gedeeltelijke kwijtschelding van een schuld in een reorganisatieplan, beschouwd als een belastbare winst van het belastbare tijdperk waarin de kwijtschelding plaatsvond. 141 De wetgever intervenieert hier opnieuw via het artikel 83 WCO, hetwelk een nieuw artikel 48/1 toevoegt aan het WIB 92. Hiermee zorgt de wetgever voor een fiscale vrijstelling in hoofde van de schuldenaar, namelijk: De winst die voortvloeit uit de minderwaarden die door de schuldenaar zijn opgetekend op bestanddelen van het passief ten gevolge van de homologatie van een reorganisatieplan door de rechtbank of ten gevolge van de vaststelling door de rechtbank van een minnelijk akkoord wordt vrijgesteld volgens de nadere toepassingsregels die de Koning vaststelt. 142 Het opzet van de wetgever met de invoering van dit artikel is voor de hand liggend. Een gedeeltelijke kwijtschelding van schulden door het reorganisatieplan zou immers een nieuwe fiscale schuld creëren voor de schuldenaar in moeilijkheden. Aangezien het vrijwaren van de continuïteit van de onderneming primeert gedurende de reorganisatieprocedure, heeft de wetgever ervoor gekozen deze winst fiscaal vrij te stellen. De toepassingsmodaliteiten van dit artikel 48/1 WIB 1992 worden gegeven in het Koninklijk Besluit van 9 juli Dit KB voegt een artikel 27/1 toe aan het WIB Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015, Art. 24, eerste lid, 2 WIB Art. 83 WCO. Zie ook Art. 48/1 WIB

64 waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen het aanslagjaar waarin het collectief of minnelijk akkoord volledig is uitgevoerd en de aanslagjaren vóór deze volledige uitvoering. 143 Een definitieve vrijstelling is van toepassing voor het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin het reorganisatieplan of minnelijk akkoord volledig is uitgevoerd. Deze vrijstelling is onder voorwaarde dat de belastingplichtige een afschrift overlegt van het in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakte vonnis dat het reorganisatieplan homologeert of het minnelijk akkoord vaststelt en dat hij aantoont dat het reorganisatieplan of akkoord volledig is uitgevoerd. 144 Een tijdelijke vrijstelling wordt toegekend voor het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk het vonnis tot homologatie van het plan of vaststelling van het akkoord in het Belgisch Staatsblad is bekend gemaakt en deze vrijstelling wordt behouden voor de volgende aanslagjaren voor zover aan vier voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de vrijgestelde winst geboekt worden en blijven op een afzonderlijke rekening van het passief tot op de datum waarop het akkoord volledig is uitgevoerd. Daarnaast mag de vrijgestelde winst niet tot grondslag dienen voor de berekening van enige beloning tot op de datum dat het akkoord volledig is uitgevoerd. Tenslotte moet de belastingplichtige een afschrift van het vonnis gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad overleggen en aantonen dat het akkoord nog niet volledig uitgevoerd is maar wel nageleefd wordt. Indien blijkt dat deze voorwaarden niet werden nageleefd in een belastbaar tijdperk, wordt de vrijgestelde winst aangemerkt als belastbare winst van dat belastbare tijdperk. 145 De tijdelijk vrijgestelde winst wordt definitief vrijgesteld wanneer het plan of het akkoord volledig is uitgevoerd. (Rulkin, 2011, p. 8) Een mogelijk struikelblok kan optreden wanneer het vonnis en de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad niet in hetzelfde belastbaar tijdperk plaatsvinden. De voorwaarden in artikel 27/1, 2 WIB 1992 koppelen immers de vrijgestelde winst aan het belastbare tijdperk waarin het vonnis werd gepubliceerd. Stel dat het vonnis 143 Rulkin, G. (2011). Gerechtelijke reorganisatie en fiscale vrijstelling. Pacioli, 29 september-11 september 2011 nr. 324, Art. 27/1, 1 WIB Art. 27/1, 2 WIB

65 uitgesproken wordt in jaar X-1 en de publicatie van het vonnis pas volgt in jaar X. Dit betekent dat de onderneming in het belastbaar tijdperk waarin het vonnis wordt uitgesproken niet van de vrijstelling geniet en dus belast wordt op deze winst. Het jaar nadien volgt dan de publicatie van het vonnis met als gevolg dat dit belastbaar tijdperk de winst vrijgesteld wordt. Dit is nefast voor de continuïteit van de onderneming en de Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (hierna: Rulingcomissie) is in deze tussengekomen. De Rulingcommissie 146 oordeelde dat de datum van het vonnis van tel is en niet de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad. besloten worden dat de kwijtschelding van de schulden ten gevolge van de homologatie van de diverse reorganisatieplannen door de rechtbank in jaar x-1 aanleiding geeft tot een tijdelijke vrijstelling van de winst in jaar x-1 ten gevolge van de kwijtschelding van de schuldvorderingen, voor zover alle andere voorwaarden zijn voldaan. 147 De idee hierachter is de continuïteit van de onderneming te vrijwaren en haar niet opnieuw in gevaar te brengen. Dit is de zoveelste aanwijzing dat het welslagen van de reorganisatie centraal staat. 146 Een ruling (voorafgaande beslissing) kan worden gedefinieerd als een beslissing waarmee de FOD Financiën bepaalt hoe de belastingwetten zullen worden toegepast op een specifieke situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. Bron: FOD Financiën (2011). Jaarverslag 2011, Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. Brussel: FOD Financiën. 56

66 DEEL 4: BESLUITEN Deze masterproef heeft de bestaande literatuur en rechtsleer trachten aan te vullen met relevante getuigenissen, rechtspraak en een case study. Aan de hand van deze verzamelde informatie werd een totaalbeeld geschetst van de wet en haar gevolgen. Daarnaast werden enkele onderzoeksvragen in het achterhoofd gehouden gedurende het schrijven van deze masterproef. I. Voorziet de WCO in een leveringsplicht en hoe wordt deze in de praktijk toegepast? Een antwoord op het vraagstuk betreffende het bestaan van een leveringsplicht is niet eenvoudig en zeer genuanceerd. Uiteindelijk kan gesteld worden dat lopende overeenkomsten en de afgesproken leveringen moeten worden uitgevoerd. De schuldeiser-leverancier wordt echter wel een uitweg aangereikt door de WCO via Art. 35, 1, tweede lid WCO, hetwelk onder voorwaarden een ontbinding van de overeenkomst toestaat bij wanprestatie. Daarnaast blijft het gemeenrecht van toepassing waardoor opschortingsrechten nog steeds rechtsgeldig zijn. Dit werd reeds uitvoerig besproken in en Hoe deze leveringsplicht in de praktijk wordt nageleefd werd met Meester Aspeele besproken en wordt in deze masterproef behandeld in hoofdstuk 4. II. Welke zijn de rechten van de schuldeisers in de opschorting? Het welslagen van de reorganisatie staat gedurende de hele procedure centraal. Dit betekent dat de rechten van de schuldeisers aan banden werden gelegd. Een overzicht van de verhaalsrechten van de schuldeisers in de opschorting werd gegeven in III. Hoe wordt het rechtsmisbruik vanwege de schuldeiser afgebakend binnen de WCO? Indien de schuldeiser beslist beroep te doen op zijn verhaalsrechten kan de rechtbank oordelen dat het om misbruik van het recht gaat. Dit is onder meer het geval bij noodzakelijke nutsvoorzieningen waardoor de schuldenaar zijn activiteiten niet meer kan uitoefenen en een reorganisatie zinloos wordt. De rechter moet daarentegen wel rekening houden met de omstandigheden van de zaak en steeds het proportionaliteitsbeginsel voor ogen houden. Doorheen hoofdstuk 2 werd aan dit thema aandacht geschonken. 57

67 IV. Welke impact heeft de WCO op de fiscaliteit? De fiscus speelt dikwijls een belangrijke rol in het reorganisatieplan. De WCO-Reparatiewet heeft in 2013 de positie van de fiscus versterkt. Daarnaast heeft de wetgever enkele fiscale vrijstellingen toegekend aan de betrokken schuldeisers en schuldenaar. Deze weerslag op de fiscaliteit werd behandeld in hoofdstuk 7. Naast de theoretische benadering van de wet bevat deze masterproef een praktische benadering in de vorm van een case study. Deze brengt meer inzicht in het verloop van de reorganisatieprocedure en de nasleep ervan. Tenslotte dient men te benadrukken dat de WCO nog steeds een imagoprobleem kent. De openportaalbenadering mag dan wel voor een stijging in het aantal reorganisaties hebben gezorgd in vergelijking met zijn voorganger, toch gaat het nog steeds om een marginaal deel van alle ondernemingen in moeilijkheden (supra 6.1.). Dit is enerzijds te wijten aan het gebrek aan vertrouwen vanwege de ondernemingen en anderzijds aan het ontbreken van een promotiebeleid vanwege de wetgever. Te weinig bedrijfsleiders kennen de wet en de mogelijkheden die zij biedt. Hier schieten de wetgever en de overheden duidelijk in tekort. Er bestaan initiatieven die ondernemingen in moeilijkheden trachten te begeleiden, zoals Dyzo 148, maar ook deze zijn onvoldoende gekend en gepromoot. 148 Dyzo, gegroeid uit de fusie van 'Efrem' en 'Tussenstap', begeleidt zelfstandige ondernemers in moeilijkheden. Dit aanbod geldt voor heel Vlaanderen en is kosteloos dankzij financiële steun van de Vlaamse overheid via het agentschap ondernemen. Bron: 58

68 BIBLIOGRAFIE BOEKEN EN HOOFDSTUKKEN IN EEN VERZAMELWERK Beghin, P., & Van De Woestyne, I. (2013). Fiscaliteit: Personenbelasting Vennootschapsbelasting - BTW. Gent: UGent. Bekaert, J. (2013). De WCO: schuldeisers schaakmat?. In Bekaert, J., De Geyter, S., Du Mongh, J., Esprit, C., Mertens, M., Pouseele, B., & Van Dyck, S. (Eds.), De vennootschap in de verschillende takken van het recht (pp ). Gent: Larcier. Dirix, E., & Jansen, R. (2010). De Positie van de schuldeisers en het lot van de lopende overeenkomsten. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp ). Antwerpen: Intersentia. Dirix, E., & Jansen, R. (2013). Wet continuïteit ondernemingen: De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten. In Faillissement en Reorganisatie edition: FARE 48 (pp 1-56). Mechelen: Kluwer. Maresceau, K. (2016). De (gerechtelijke) reorganisatie. In Maresceau, K., Handelsrecht en Insolventierecht (pp ). Gent: Docunet. Tison, M. (2011). De wet continuïteit ondernemingen: het portaal naar een nieuw insolventierecht? In Bossuyt, A., Deconinck, B., Dirix, E., Fettweis, A., & Forrier, E. (Eds.), Liber spei et amicitiae : liber amicorum (pp ). Gent: Larcier. Tison, M., & Verougstraete, I. (2010). Conceptuele zwaartepunten van de Wet Continuïteit Ondernemingen. In Byttebier, K., Dirix, E., Tison, M., & Vanmeenen, M. (Eds.), Gerechtelijke reorganisatie : getest, gewikt en gewogen (pp. 1 24). Antwerpen: Intersentia. Zenner, A. (2009). Wet Continuïteit Ondernemingen: de eerste commentaar. Antwerpen: Intersentia. i

69 INTERNETBRONNEN PARLEMENTAIRE VOORBEREIDINGEN Parl.St. Kamer , nr /002, p. 45. RAPPORTEN EN ADVIEZEN FOD Financiën (2011). Jaarverslag 2011, Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. Brussel: FOD Financiën. Kroes, D. (2015). Advies (1) 2015/02 van de raad van het instituut van de bedrijfsrevisoren. Brussel: IBR. Van den Broele, E. (2010). 20 Maanden wet op de continuïteit ondernemingen (WCO): Een half succes. Berchem: Graydon. Van den Broele, E. (2012). Wet op de continuïteit van de ondernemingen: round-up na 3 jaar werking. Berchem: Graydon. Van den Broele, E. (2015). De WCO voorbij. Berchem: Graydon. RECHTSPRAAK Verkregen via: tenzij expliciet vermeld. Lijst van arresten: Grondwettelijk Hof, 18 januari 2012, B via: Grondwettelijk Hof, 18 januari 2012, B.22. via: Grondwettelijk Hof, 28 februari ii

70 Hof van Beroep, Antwerpen, 27 juli Hof van Beroep, Antwerpen, 19 november Hof van Beroep, Antwerpen, 6 juni Hof van Beroep, Antwerpen, 6 oktober Hof van Cassatie, 20 oktober via: Hof van Cassatie, 30 juni Hof van Cassatie, 17 februari via: Hof van Cassatie, 28 november via: Hof van Cassatie, 30 oktober via: Hof van Cassatie, 19 maart via: Lijst van vonnissen: Arbeidsrechtbank, Brussel, 4 april via: Rechtbank van Eerste Aanleg, Hasselt, 20 juni via: Rechtskundig Weekblad, nr. 15 van 9 december 2006, 655. Rechtbank van Koophandel, Brussel, 17 juli Rechtbank van Koophandel, Turnhout, 27 oktober Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 29 december Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 5 januari Rechtbank van Koophandel, Brugge, 22 maart via: Vanmeenen, 30 maanden praktijkervaring. Rechtbank van Koophandel, Dendermonde, 20 september Rechtbank van Koophandel, Dendermonde, 11 oktober Rechtbank van Koophandel, Hasselt, 21 februari Rechtbank van Koophandel, Antwerpen, 24 februari Rechtbank van Koophandel, Leuven, 14 mei SYMPOSIA Vanmeenen, M. (2011). Wet Continuïteit Ondernemingen, 30 maanden praktijkervaring. In Tison, M. (Voorzitter), Gandaius Studieavonden Symposium gehouden tijdens de bijeenkomst van Gandaius Universiteit Gent, Gent. iii

71 WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFTARTIKEL Bruloot, D., & Vermeiren, D. (2013). Wet continuïteit ondernemingen hervormd. De Juristenkrant (Deurne), 273, 2 3. Colson, J. (2011). Studiedag van 26 september 2011: Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Accountancy&Tax, 2011/4, Coppens, P. (2009). Het begrip zekere en vaststaande schuld. Pacioli, 9-22 november 2009 nr. 285, 1-4. De Bruyne, L. (2013). Mijn leverancier of klant in WCO: is er een uitweg. Deloitte Actualiteiten, Juni 2013 Nr.6, 1. De Keyser, L., Delwiche, T., Ackaert, J., & Malekzadem, J. (2013). Wijzigingen aan de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap, 13/8, Ghysels, R. (2013). De discontinuïteit van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Accountancy&Tax, 2013/4, Maes, D. (2014). De samenstellingsopdracht in het kader van de WCO. Accountancy&Tax, 2014/4, Maes, D. (2015). Aanbeveling inzake de opdrachten voor de economische beroepsbeoefenaars in het kader van de WCO. Accountancy&Tax, 2015/1, Mulliez, P., De Marez, D., & De Leenheer, I. (2009). De nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: juridische en fiscale aspecten. Accountancy&Tax, 2009/2, Mulliez, P., De Marez, D., & De Leenheer, I. (2011). De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: een tussentijdse stand van zaken. Accountancy&Tax, 2011/2, Remmery, S., & Supply, G. (2015). Gerechtelijke reorganisatie. Stand van zaken na ruim vijf jaar praktijk. Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 315, iv

72 Rulkin, G. (2011). Gerechtelijke reorganisatie en fiscale vrijstelling. Pacioli, 29 september - 11 september 2011 nr. 324, 6-8. Smet, R. (2015). De fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie. Tijdschrift voor fiscaal recht, April 2015, Soens, P., & Cusse, K. (2010). De alarmbelprocedure: een belangrijke aanleiding tot bestuurdersaansprakelijkheid. Pacioli, 29 maart 11 april 2010 nr. 294, 1-6. Storme, M.E. (1989). De exceptio non adimpleti contractus als uitlegvraag. Uitwerking van enkele aspecten in de verhouding tussen partijen, meer bepaald evenredigheid en volgorde van de prestaties. Rechtskundig Weekblad, Van Hoe, A. (2014). Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen. Rechtskundig Weekblad, nr. 31 van 5 april 2014, Vander Linden, M. (2005). Ondernemingen in moeilijkheden. Pacioli, 24 januari 6 februari 2005 nr. 179, 3-7. Vanmeenen, M. (2015). In de ban van continuïteit. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht, 2015/6, WETGEVING Wet betreffende het gerechtelijk akkoord, Belgisch Staatsblad, datum van publicatie: 28 oktober Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen, Belgisch Staatsblad, datum van publicatie: 9 februari Wet tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de onderneming, Belgisch Staatsblad, datum van publicatie: 22 juli Koninklijk Besluit van 9 juli 2010 betreffende de toepassingsmodaliteiten van de vrijstelling van de minderwaarden bedoeld in artikel 48/1 van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad, datum van publicatie: 16 juli v

73 Koninklijk Besluit nr. 4, van 29 december 1969, met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde. via: Fisconetplus. Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. via: Fisconetplus. Wetboek inkomstenbelastingen 1992 (Inkomsten 2016). via: Fisconetplus. Wetboek van Vennootschappen. via: De Belgische Grondwet. via: vi

74 BIJLAGEN Bijlage 1: Evolutie van het aantal toegekende opschortingen in de WCO. Bron: Graydon Belgium,

75 Bijlage 2: Evolutie van het initiële doel van opschorting. Bron: Graydon Belgium,

77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel Fax

77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel Fax Continuïteit van de ondernemingen : 77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel 02 290 04 00 Fax 02 290 04 10 Info@vdelegal.be Overzicht van de wet dd 31 januari 2009 ( in werking getreden op 1 april 2009) Structuur

Nadere informatie

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN INHOUD SAMENVATTING.................................................... v INHOUD........................................................... vii INLEIDING.........................................................

Nadere informatie

GERECHTELIJKE REORGANISATIE

GERECHTELIJKE REORGANISATIE GERECHTELIJKE REORGANISATIE Getest, gewikt en gewogen Editors: K. BYTTEBIER E. DIRIX M. TISON M. VANMEENEN intersentia Antwerpen - Oxford INHOUD Voorwoord v CONCEPTUELE ZWAARTEPUNTEN VAN DE WET CONTINUÏTEIT

Nadere informatie

De nieuwe W.C.O. regels

De nieuwe W.C.O. regels De nieuwe W.C.O. regels Luc Sterkens 1 Agenda - Situering - Belangrijke wijzigingen - Bijkomende aansprakelijkheid voor de cijferberoeper - Bedenkingen - Vragen 2 Opmerking - Seminarie voor cijferberoepers

Nadere informatie

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De zaak Plessers (C-509/17) We work for people, not clients Duurzaam samenwerken Excellent juridisch

Nadere informatie

CBN adviseert over de boekhoudkundige verwerking van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen

CBN adviseert over de boekhoudkundige verwerking van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen CBN adviseert over de boekhoudkundige verwerking van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen dr. Stijn Goeminne, Hogeschool Gent, Departement Handelswetenschappen & Bestuurskunde Wanneer

Nadere informatie

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen Ontwerpadvies 2010/X De Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen 1 vervangt

Nadere informatie

Nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen

Nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen PC Advocaten Nieuwsbrief Mei Juni 09 Nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen Doelstelling nieuwe wet Op 1 april 2009 zijn de wet van 31 januari 2009 over de continuïteit van de ondernemingen

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Eubelius Spotlight www.eubelius.com Onderwerp Naar efficiëntere en performantere WCO? Datum Juni 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van

Nadere informatie

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast?

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast? Outlets in moeilijkheden gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast? Debat : Bart De Moor vs Eddy Van Camp Moderator : Frank Taildeman De "WCO" : Fout vakjargon WCO : Wet op de Continuïteit

Nadere informatie

Beknopte beschrijving van de Wet van 31 januari 2009 betreffende continuïteit van ondernemingen (B.S /2009)

Beknopte beschrijving van de Wet van 31 januari 2009 betreffende continuïteit van ondernemingen (B.S /2009) 1 Beknopte beschrijving van de Wet van 31 januari 2009 betreffende continuïteit van ondernemingen (B.S. 09.02/2009) Inwerkingtreding: Voormelde wet is in voege getreden op 01/04/2009. Doelstelling: Aan

Nadere informatie

De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen

De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen Hoofdlijnen van de hervorming Begrippen en terminologie Essentiële kennis voor schuldeisers en medecontractanten - knipperlichten

Nadere informatie

COMM. TURNHOUT 19 mm 2009 BVBA DANEELS

COMM. TURNHOUT 19 mm 2009 BVBA DANEELS COMM. TURNHOUT 19 mm 2009 BVBA DANEELS Een opschorting toegekend bij een tussen vonnis mag niet verlengd worden als de schuldenaar niet aantoont dat hij kennelijk niet meer in staat is de continuïteit

Nadere informatie

Preventie bij ondernemingen in moeilijkheden na de nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen

Preventie bij ondernemingen in moeilijkheden na de nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen Preventie bij ondernemingen in moeilijkheden na de nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen Hoe komt u sterker uit deze crisis? Guido DE CROOCK Voorzitter van de rechtbank van koophandel Dendermonde

Nadere informatie

De praktische toepassing van de wet: eerste overzicht

De praktische toepassing van de wet: eerste overzicht De praktische toepassing van de wet: eerste overzicht Marc-Olivier Paris Voorzitter van de rechtbanken van koophandel van Dinant en Marche-en en-famenne Schema van de uiteenzetting De nieuwe functies:

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling My Lawyer Info Monard D Hulst www.monard-dhulst.be Onderwerp De Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen. Hoofdstuk 2. De gerechtelijke WCO-procedure in theorie en in de praktijk: een wereld

Nadere informatie

Krachtlijnen van de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (B.S. 9 februari 2009) 1.

Krachtlijnen van de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (B.S. 9 februari 2009) 1. Krachtlijnen van de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (B.S. 9 februari 2009) 1. I. Inleiding De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling My Lawyer Info Monard D Hulst www.monard-dhulst.be Onderwerp De Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen. Hoofdstuk 5. De procedure tot overdracht onder gerechtelijk gezag: een gesluierd

Nadere informatie

FAILLISSEMENT = STAKING VAN BETALING

FAILLISSEMENT = STAKING VAN BETALING 4. FAILLISSEMENT: BEGRIP EN GEVOLGEN 4.1.Wat is een faillissement? ---------------------------------- Een faillissement is een in de wet geregelde procedure voor een persoon of onderneming die niet (meer)

Nadere informatie

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT INHOUD VOORWOORD....................................................... v HOOFDSTUK I. DE VERBETERING VAN DE WETTELIJKE REGELING INZAKE VEREFFENING VAN VENNOOTSCHAPPEN: VAN EEN SUMMIERE REGELING NAAR BELANGRIJKE

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling My Lawyer Info Monard D Hulst www.monard-dhulst.be Onderwerp De Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen. Hoofdstuk 3. Het gerechtelijk minnelijk akkoord: het huwelijkscontract tussen schuldeiser

Nadere informatie

DE VEREFFENING VAN DE BVBA EN DE NV

DE VEREFFENING VAN DE BVBA EN DE NV DE VEREFFENING VAN DE BVBA EN DE NV J. LAMBRECHTS Juridisch adviseur-bedrijfsjurist 2007 a Wolters Kluwer business Voorwoord 1 Hoofdstuk 1. Begripsomschrijving 3 Hoofdstuk 2. Wanneer moet een BVBA/NV vereffend

Nadere informatie

Elementaire Rechtspraak

Elementaire Rechtspraak Boekenreeks Elementaire Rechtspraak ER De WCO, 2 jaar in de praktijk Rechtspraak Rechtsleer Modellen Wettekst door Prof. Dr. Koen Byttebier en Drs. Tom Wera m.m.v. Philippe Van den Broecke en Filip Vandeweyer

Nadere informatie

ADVIES (1) 2015/02 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

ADVIES (1) 2015/02 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN De Voorzitter ADVIES (1) 2015/02 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN Correspondent sg@ibr-ire.be Onze referte EV/VY/vs/sdb Uw referte Datum 02 maart 2015 Geachte Confrater, Betreft:

Nadere informatie

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Afdeling I: De oorspronkelijke wet van 5 juli 1998 en de diverse wetswijzigingen: Bij wet van 5 juli 1998 2 werd een titel IV toegevoegd aan het Gerechtelijk

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT 1 TOT HET BEKOMEN VAN EEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE (artikel XX.41e.v. WER)

VERZOEKSCHRIFT 1 TOT HET BEKOMEN VAN EEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE (artikel XX.41e.v. WER) - blz. 1 /7 - Aan de dames en heren voorzitter en rechters van de rechtbank van koophandel van en te VERZOEKSCHRIFT 1 TOT HET BEKOMEN VAN EEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE (artikel XX.41e.v. WER) A.Voor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 FEBRUARI 2012 C.11.0463.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0463.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. C. G., 2. F.S.,

Nadere informatie

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT 1 e blad OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL 2011 ARBEIDSRECHTBANK GENT V O N N I S 2de kamer A.R. 11/689 Rep.nr. De arbeidsrechtbank Gent, tweede kamer, spreekt het volgend vonnis uit : INZAKE : RIJKSDIENST

Nadere informatie

Hoofdstuk 14 : Insolventieprocedures De gerechtelijke reorganisatie

Hoofdstuk 14 : Insolventieprocedures De gerechtelijke reorganisatie Hoofdstuk 14 : Insolventieprocedures De gerechtelijke reorganisatie Deze structuur wordt gevolgd : Lesdag 14.1 Inleiding : zelfstandigen en schuldbemiddeling (door een OCMW of een CAW) 14.2 Wat wordt door

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling My Lawyer Info Monard D Hulst www.monard-dhulst.be Onderwerp De vereffening van vennootschappen vereenvoudigd Datum 7 juni 2012 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MAART 2015 F.14.0141.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0141.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 FEBRUARI 2018 C.17.0503.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.17.0503.N AIR SERVICE LIEGE nv, met zetel te 3500 Hasselt, Voogdijstraat 29, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 MEI 2019 C.18.0564.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.18.0564.N KBC BANK nv, met zetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Havenlaan 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat

Nadere informatie

Het nieuwe insolventierecht Inleiding en personeel toepassingsgebied

Het nieuwe insolventierecht Inleiding en personeel toepassingsgebied Het nieuwe insolventierecht Inleiding en personeel toepassingsgebied FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be

Nadere informatie

Voorrechten en hypotheken van de RSZ

Voorrechten en hypotheken van de RSZ 149 H o o f d s t u k V I Voorrechten en hypotheken van de RSZ 256. De vraag rijst wat er gebeurt indien de RSZ geconfronteerd wordt met een werkgever-schuldenaar in financiële moeilijkheden en riskeert

Nadere informatie

Belangrijke aandachtspunten voor cijferspecialisten bij de vernieuwde WCO

Belangrijke aandachtspunten voor cijferspecialisten bij de vernieuwde WCO Belangrijke aandachtspunten voor cijferspecialisten bij de vernieuwde WCO Philippe Mulliez! Eubelius - Advocaten Inleiding Agenda Knipperlichten worden aangescherpt Verhoogde waakzaamheid in uitvoering

Nadere informatie

Het nieuwe insolventierecht Wijzigingen betreffende de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement

Het nieuwe insolventierecht Wijzigingen betreffende de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement Het nieuwe insolventierecht Wijzigingen betreffende de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be

Nadere informatie

Nieuwsflash

Nieuwsflash Nieuwsflash 24.11.2011 De positie van de overnemer in cao nr. 102. Op 5 oktober 2011 werd in de schoot van de Nationale Arbeidsraad ( NAR ) de cao nr. 102 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers

Nadere informatie

GERECHTELIJKE REORGANISATIE

GERECHTELIJKE REORGANISATIE GERECHTELIJKE REORGANISATIE GERECHTELIJKE R EORGANISATIE Getest, gewikt en gewogen Editors: K. Byttebier E. Dirix M. Tison M. Vanmeenen Antwerpen Oxford Gerechtelijke reorganisatie. Getest, gewikt en

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Nieuwsbrief Geyskens, Vandeurzen & Vennoten www.advocatenbureau-gevaco.be Onderwerp De nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen Datum 18 februari 2010 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T Rolnummer 5633 Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 «houdende invoering van een sociale

Nadere informatie

Arbeidsrecht in insolventie in het Nederlandse recht / 45

Arbeidsrecht in insolventie in het Nederlandse recht / 45 Inhoudsopgave Veelgebruikte afkortingen / 11 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 2. 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.5 3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 Inleiding en

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar Advies van 11 januari 2012 I. Bewarend beslag A. Algemene

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Rolnummer 2268 Arrest nr. 29/2002 van 30 januari 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

VZW: nieuwe ontwikkelingen

VZW: nieuwe ontwikkelingen VZW: nieuwe ontwikkelingen Sylvia Thienpont Johanna Waelkens SBB Accountants & Adviseurs Overzicht I. Kader II. Nieuw insolventierecht III. Nieuw ondernemingsrecht IV. Nieuw Wetboek Vennootschappen en

Nadere informatie

se bis kamer Hof van beroep Antwerpen - 1 Arrest ,4 ' _j burgerlijke zaken 1 4 SEP. ~016 8 september / AR/2139 Uitgifte 2016/":}-'Sf~

se bis kamer Hof van beroep Antwerpen - 1 Arrest ,4 ' _j burgerlijke zaken 1 4 SEP. ~016 8 september / AR/2139 Uitgifte 2016/:}-'Sf~ Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan Uitgereikt aan Uitgereikt aan 0.1258,4 2016/":}-'Sf~ Datum van uitspraak 8 september 2016 Rolnummer 2015/ AR/2139 op op BUR BUR op BUR 0 Niet aan te bieden aan

Nadere informatie

Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement

Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement Deze structuur wordt gevolgd : Lesdag 15.1 Inleiding 15.2 Voorwaarden voor (verplichte) aangifte 15.3 Directe gevolgen en het verloop van het faillissement

Nadere informatie

Grondwet gelijkheid en niet-discriminatie WCO gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord artikel 56 WCO beroep tegen homologatievonnis

Grondwet gelijkheid en niet-discriminatie WCO gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord artikel 56 WCO beroep tegen homologatievonnis Grondwettelijk Hof 7 mei 2015 Voorzitter: J. Spreutels en A. Alen Rechters: E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2014 S.13.0052.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.13.0052.N LACRA LIFESTYLE-CRAEYMEERSCH PROJECT nv, met zetel te 8770 Ingelmunster, Vlasbloemstraat 2, eiseres, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 JANUARI 2013 C.12.0183.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0183.N 1. FORTIS BANK nv, met zetel te 1000 Brussel, Warandeberg 3, 2. KBC BANK nv, met zetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Havenlaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2008 C.07.0472.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0472.N PHLIPPO SHOWLIGHTS, naamloze vennootschap, met zetel te 2500 Lier, Antwerpsesteenweg 334, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Rolnummer 5371. Arrest nr. 24/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer 5371. Arrest nr. 24/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T Rolnummer 5371 Arrest nr. 24/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 3 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gesteld

Nadere informatie

D E M E E S T GE S T E L D E V R A GE N O V E R D E C R I S I S P R E M I E (OF

D E M E E S T GE S T E L D E V R A GE N O V E R D E C R I S I S P R E M I E (OF D E M E E S T GE S T E L D E V R A GE N O V E R D E C R I S I S P R E M I E (OF C R I S I S U I T K E R I N G) W A T I S D E C R I S I P R E M I E? Sedert het uitbarsten van de crisis in 2008 staat veel

Nadere informatie

Rolnummer 4035. Arrest nr. 61/2007 van 18 april 2007 A R R E S T

Rolnummer 4035. Arrest nr. 61/2007 van 18 april 2007 A R R E S T Rolnummer 4035 Arrest nr. 61/2007 van 18 april 2007 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 44, tweede lid, van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, gesteld door

Nadere informatie

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 Relevante feiten Als kaderlid van M heeft eerste eiser in 1993 aandelenopties verkregen op aandelen

Nadere informatie

Beslissing nr V/M 11 van 7 april 2011

Beslissing nr V/M 11 van 7 april 2011 Beslissing nr. 2011 - V/M 11 van 7 april 2011 Zaak MEDE-V/M-08/0021: UGC Belgium NV / Kinepolis Group NV I. Overzicht van de relevante procedurevoorgaanden 1. De procedurele voorgaanden zijn weergegeven

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten Advies van 7 november 2012 I. Onderwerp van het advies 1. In het artikel 31, 1 van de Vierde Europese Richtlijn

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MAART 2015 C.14.0415.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0415.N ENGEL AUSTRIA GmbH, met zetel te Oostenrijk, A-4311 Schwertberg, Ludwig-Engel-Strasse 1, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar Inleiding Advies van 11 januari 2012 1. Luidens de artikelen

Nadere informatie

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting.

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. TOELICHTING De kaaimantaks is een doorkijkbelasting in de personen- en de rechtspersonenbelasting waarbij inkomsten ontvangen door een juridische

Nadere informatie

31 JANUARI Wet betreffende de continuïteit

31 JANUARI Wet betreffende de continuïteit 31 JANUARI 2009 Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen B.S. 9 februari 2009 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamer van volksvertegenwoordigers

Nadere informatie

Rolnummer 4255. Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T

Rolnummer 4255. Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T Rolnummer 4255 Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen bij artikel 29 van de wet

Nadere informatie

Masterproef Gerechtelijke reorganisatie in België en de Verenigde Staten

Masterproef Gerechtelijke reorganisatie in België en de Verenigde Staten 2013 2014 FACULTEIT RECHTEN master in de rechten Masterproef Gerechtelijke reorganisatie in België en de Verenigde Staten Promotor : Prof. dr. Matthias STORME De transnationale Universiteit Limburg is

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement, Faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord - Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Verbintenissen - Schuldvordering - Aangifte Gevolg -

Nadere informatie

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier.. Voorwoord... Inleiding Deel I

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier.. Voorwoord... Inleiding Deel I vii Inhoudstafel Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier.. Voorwoord............................................. i iii Inleiding...............................................

Nadere informatie

Het handelsonderzoek

Het handelsonderzoek Het handelsonderzoek Inleiding De wet bepaalt dat de rechtbank van koophandel een handelsonderzoek opstart wanneer zij verneemt dat uw onderneming in financiële moeilijkheden zou verkeren. Deze brochure

Nadere informatie

CONTINUÏTEIT VAN ONDERNEMINGEN

CONTINUÏTEIT VAN ONDERNEMINGEN CONTINUÏTEIT VAN ONDERNEMINGEN CONTINUÏTEIT VAN ONDERNEMINGEN Artikelsgewijze commentaar bij Boek XX WER en CAO nr. 102 Virginie Frémat Sophie Berg Grégory de Sauvage Jean-François Goffin m.m.v. Madeleine

Nadere informatie

Kabinet van de voorzitter. Beschikking

Kabinet van de voorzitter. Beschikking RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ANTWERPEN Kabinet van de voorzitter Beschikking Bijzonder reglement rechtbank van koophandel Antwerpen Wij, Thomas Van Houtte, voorzitter van de rechtbank van koophandel Antwerpen,

Nadere informatie

Rolnummer 4322. Arrest nr. 129/2008 van 1 september 2008 A R R E S T

Rolnummer 4322. Arrest nr. 129/2008 van 1 september 2008 A R R E S T Rolnummer 4322 Arrest nr. 129/2008 van 1 september 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 26 en 100 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij

Nadere informatie

Het Hof; Er wordt een akte van betekening door geïntimeerde d.d. 6 januari 2000 overgelegd. Het hoger beroep is toelaatbaar.

Het Hof; Er wordt een akte van betekening door geïntimeerde d.d. 6 januari 2000 overgelegd. Het hoger beroep is toelaatbaar. Het Hof; De door de wet vereiste procedurestukken worden overgelegd, waaronder het bestreden op tegenspraak gewezen vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen d.d. 22 december 1999, waartegen

Nadere informatie

Rolnummer 5555. Arrest nr. 162/2013 van 21 november 2013 A R R E S T

Rolnummer 5555. Arrest nr. 162/2013 van 21 november 2013 A R R E S T Rolnummer 5555 Arrest nr. 162/2013 van 21 november 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2, c) tot e), 35, 2, en 57 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JANUARI 2010 C.08.0349.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0349.F A. S., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. A. M., Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie. Rolnummer 2287 Arrest nr. 163/2001 van 19 december 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

De opsporing van ondernemingen in moeilijkheden

De opsporing van ondernemingen in moeilijkheden De opsporing van ondernemingen in moeilijkheden De wet bepaalt dat de ondernemingsrechtbank een onderzoek opstart als zij verneemt dat uw onderneming (1) in financiële moeilijkheden zou verkeren. Deze

Nadere informatie

De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen

De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen De preprocedurele instrumenten Ondernemingsbemiddelaar - Gerechtsmandataris - Voorlopige bestuurder De gerechtelijke reorganisatie

Nadere informatie

Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 14 tegen 10%

Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 14 tegen 10% Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 14 tegen 10% In onze vorige nieuwsbrief kwam de overgangsmaatregel aan bod opgenomen in de programmawet van 28 juni 2013 waarmee, voor vennootschappen die niet

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 DECEMBER 2012 C.11.0654.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0654.F A. V., advocaat, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de coöperatieve vennootschap met onbeperkte

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Verlies maatschappelijk kapitaal N.V. Opdrachten openbaar ministerie Datum 17 oktober 2014 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 MEI 2012 C.11.0340.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0340.N H D M, als curator van het faillissement van Ryckaert-Neyt bvba, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 SEPTEMBER 2014 F.12.0206.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0206.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, eiser, vertegenwoordigd

Nadere informatie

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN Dit nieuwsbericht is enkel voor informatie doeleinden bestemd. Ondanks het feit dat aan dit nieuwsbericht de gebruikelijke zorg is besteed,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 SEPTEMBER 2012 C.11.0662.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0662.N PARFIP BENELUX nv, Mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen ARAMEX CARS nv, I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

2. Soorten en verband

2. Soorten en verband Bij dit alles moet de rechter de rechten van verdediging eerbiedigen. Dit betekent dat hij, wanneer hij de rechtsgrond wenst te wijzigen en aan te passen, de debatten dient te heropenen om partijen toe

Nadere informatie

SEMINARIE 05/05/2018. Een inleiding

SEMINARIE 05/05/2018. Een inleiding SEMINARIE 05/05/2018 ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN & ECONOMISCHE BEROEPSBEOEFENAAR Een inleiding Frank Haemers Juridische dienst BIBF Wet van 27 mei 2013 : INLEIDING Wijzigt o.a. Wet 31 januari 2009 betreffende

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement. Curator. Vorderingsrecht. Vennootschap onder firma. Uittredende vennoten. Gedifferentieerde gehoudenheid Datum 7 november 2013 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

ADVIES /08 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN. Onze referte TD/EV/ev

ADVIES /08 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN. Onze referte TD/EV/ev De Voorzitter ADVIES 1 2017/08 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN Correspondent sg@ibr-ire.be Onze referte TD/EV/ev Uw referte Datum 29.11.2017 Geachte Confrater, Betreft: Boek XX Insolventie

Nadere informatie

Rolnummer 5817. Arrest nr. 31/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T

Rolnummer 5817. Arrest nr. 31/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T Rolnummer 5817 Arrest nr. 31/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gesteld door

Nadere informatie

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET 1/5 EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET SOORTEN CUMULBEPERKINGEN STRUCTUUR ARTIKEL 62 De wettelijke cumulbeperkingen, zoals geformuleerd in artikel 62 van de wet van 25 april

Nadere informatie

De Nieuwe Pandwet: Het pand, het eigendomsvoorbehoud & het retentierecht

De Nieuwe Pandwet: Het pand, het eigendomsvoorbehoud & het retentierecht De Nieuwe Pandwet: Het pand, het eigendomsvoorbehoud & het retentierecht FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Behalve de vermeldingen in artikel 43 voorgeschreven, bevat het beslagexploot op straffe van nietigheid:

Behalve de vermeldingen in artikel 43 voorgeschreven, bevat het beslagexploot op straffe van nietigheid: Uittreksel Gerechtelijk Wetboek-beslag Art. 1386 Vonnissen en akten kunnen alleen ten uitvoer worden gelegd op overlegging van de uitgifte of van de minuut, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging

Nadere informatie

De vrijwillige ontbinding en vereffening. Wettelijk kader

De vrijwillige ontbinding en vereffening. Wettelijk kader De vrijwillige ontbinding en vereffening Nathalie Blauwblomme Honoré & Gits advocatenkantoor Pres. Kennedypark 4a 8500 Kortrijk Wettelijk kader Wet van 2 juni 2006 (BS 26 juni 2006) inwerkingtreding 6

Nadere informatie

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011 Mededeling FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011 Mededeling inzake de wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen Toepassingsveld:

Nadere informatie

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier...

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier... iii Inhoudstafel Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier............. i Inleiding............................................... 1 1. Algemeen......................................... 1 2.

Nadere informatie

Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE

Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE 77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel 02 290 04 00 Fax 02 290 04 10 info@vdelegal.be 19 / 03 / 2009 Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE Inleiding - Uitgangspunt : o valorisatie

Nadere informatie

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.) Insolventienummer: F.03/05/162 Toezichtzaaknummer: Datum uitspraak: Curator: Curator: R-C: NL:TZ:0000014641:F002 05-07-2005 mr. A.J. Bergen mr. F.W. Udo mr. R.P.J. Quaedackers Algemeen Gegevens onderneming

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/8 De boekhoudkundige verwerking van de inbreng in eigendom in een Belgische burgerlijke maatschap die niet de rechtsvorm heeft aangenomen van een handelsvennootschap

Nadere informatie

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST 1) Omschrijving van de arbeidsovereenkomst Artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie