BRUINSBOEK - de geschiedenis van een Dalfser familie.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BRUINSBOEK - de geschiedenis van een Dalfser familie."

Transcriptie

1 Bruinsboek

2 BRUINSBOEK - de geschiedenis van een Dalfser familie. geschreven door Harm Jan Bruins, Schiedam, 2015 Inleiding De naam Bruins Toen in het jaar 1812 alle ingezetenen van Dalfsen die nog geen vaste familienaam hadden, voor de maire moesten verschijnen om een akte van naamsaanneming te laten opmaken, kon de familie waarover dit boek gaat, rustig thuisblijven, want die was al meer dan twee eeuwen in het bezit van een geslachtsnaam, die zij met grote vasthoudendheid voerde, en die ze in 1811 ook al eens in een officiële geboorteakte had laten optekenen: de naam Bruins. Wel werd deze naam niet altijd op dezelfde manier gespeld en ook niet altijd op dezelfde manier uitgesproken. Bruins betekent: (zoon) van Bruin (of Bruno). De naam Bruno leidt men doorgaans af van een oud Germaans woord voor borstpantser, brunjo in het Gotisch. De naam Bruins heeft dus waarschijnlijk niets met de kleur bruin te maken. Nakomeling van wordt in Oost-Nederland ook wel weergegeven door middel van de uitgang -ink. Dus is het niet verbazingwekkend, dat we leden van het geslacht Bruins soms vermeld vinden met de achternaam Bru(i)nink: voor het eerst in 1704, maar vooral in de laatste decennia van de 18e eeuw: bij Gijsbert Willem verschillende malen tussen 1770 en 1786, bij Maria in 1786 en bij Derk o.a. in Ook het huisje dat deze laatste in 1820 bouwde, draagt op het kadastrale minuutplan de naam Brunink. Deze vermeldingen op -ink vallen echter in het niet bij die waarbij varianten op -s worden gebruikt. Die varianten zijn naar de uitspraak weer te verdelen in twee groepen. Bruins, Bruijns en Bruyns werden waarschijnlijk, evenals Bruens, uitgesproken als 'bruuns'. Daarnaast treffen we zowel in de 17e als de 18e eeuw ook vormen met een oe-klank aan: Broens en Brouns. Brunss (waar ss een Duitse Ringel-s weergeeft) hoort hier waarschijnlijk ook bij. Broens werd wel eens verbasterd tot Boes. De hier en daar voorkomende variant Brons is waarschijnlijk per ongeluk ontstaan door het wegvallen van een e of een u na de o. Overigens wordt niet in alle vermeldingen de geslachtsnaam gebruikt: patroniemen (bv. Derk Hendriks) komen ook niet zelden voor, met name in kerkelijke registers. Hoe de familie aan de naam Bruins is gekomen, blijft ondanks alle naspeuringen een raadsel. Het erve waarop de eerste generaties hebben gewoond, Groot Rekkelaar, vinden we in 1583 voor het eerst als Bruijnshuijs vermeld, maar we weten niet, waarom het toen opeens zo genoemd werd. In de hierna volgende hoofdstukken is bij de namen in de regel de spelling gebruikt die in de bron waaruit is geput, wordt gebruikt. In de aanhalingen is de u, waar deze als v wordt uitgesproken, met v weergegeven, en omgekeerd. Waar de i als j bedoeld is, b.v. in iaer, is deze in de transcriptie vervangen door een j. Titelpagina boven: luchtfoto van Groot Rekkelaar, gemaakt omstreeks 1950; beneden: uitsnede uit een door Hattinga gekopiëerde kaart van De la Rive uit 1738

3 1. De meiers van Groot Rekkelaar 1.1. Bruins Erve offte Groote Reckeler De geschiedenis van het geslacht Bruins, voorzover we die kennen, begint omstreeks 1600 in de buurschap Millingen onder Dalfsen in Overijssel, op een erf dat onder de naam Groot Rekkelaar nog altijd in die buurschap te vinden is. Rekkelaar betekent waarschijnlijk: bos waaruit hout voor rikkens (paaltjes) wordt gehaald. Oorspronkelijk was het vooral een streeknaam: in 1318 werd een dijk bij Den Berg Roclerdiic genoemd en in 1380 lag de Aalshorst in Reckeler buerscap. Het erve vinden we voor het eerst vermeld in een stuk uit 1377, waarin sprake is van een goed to Reckeler, eigendom van Egbert van Gramsbergen. Een nakomelinge van deze Egbert trouwde met ene Roelof van Coevorden; hun zoon Reynt erfde in 1512 een deel van de voormalige bezittingen van Egbert. Zo is te verklaren, dat we in een lijst van erven in Salland uit 1520 lezen: Willem Henrickssz opt Reckelar toebehoirende Reynt van Coeverden toe pachte gesat den thenden affgetagen op viii mud roggen. Reynt van Coeverden was toen dus eigenaar van 't Reckelar; hij had het erve verpacht aan Willem Henrickssz, wat hem na aftrek van de tienden per jaar 8 mud rogge opleverde. Aan Rechteren gaf Wijlhem ten Reckeler de 'smalle tienden': in 1528 een verken een kalff een lam. Groot Rekkelaar was gelegen in de marke Rechteren en Millingen en was in die marke ook gewaard, dat wil zeggen, dat de gebruiker van het erve het recht had gebruik te maken van de onverdeelde 'woeste' gronden in de marke. Daarnaast bezat Reckelaer vanouds ook een waar in de aangrenzende onbewoonde marke Dalmsholte. In de zestiende eeuw bleken er op een gegeven moment twee erven te zijn die aanspraak maakten op deze waar. Hierover werd in 1541 als volgt uitspraak gedaan: Angesien Juffer van Covordes erve genoemt wort den Reckeler ende Steven van Harstes erve den lutteken Reckeler sall dye Reckeler na luyt der marcksedele gewaijrt blyven. De waar werd dus toegewezen aan de boerderij die vanouds Reckeler heette, en dat was Groot Rekkelaar. Lutteken Reckeler bestaat ook nog steeds en heet tegenwoordig Klein Rekkelaar. In 1583 duikt voor het eerst de naam Bruins op in verband met Groot Rekkelaar. In die tijd was een groot deel van Overijssel nog in Spaanse handen. De in Oldenzaal zetelende Spaansgezinde regering maakte in 1583 een lijst van de in Salland gelegen erven die aan vijanden van de koning toebehoorden en dus door Spaanse troepen gebrandschat mochten worden. Daarin werden ook de bezittingen opgesomd van Goessen van Coverden, die laest up zijn huijs toe Raen in Hellendoern gelegen gewoent, nu vertoegen, hoewel hem brieven van reconciliatie ende sauvegarde up zijne persoen ende gueden verleent waren. Tot zijn gueden behoorde ondermeer terff Bruijnshuijs toe Rechteren ende Millingen under Dalffzem gelegen, daerup woent Jan Henricxss. Een zoon van Goessen, Johan van Covorden, schreef op 20 juni 1601 vanuit zijn huis te Rhaan een brief aan Seiger van Rechteren, de markerichter van Dalmsholte, over het recht dat hij en zijn pachters hadden om in die marke turf te graven. Hij schreef daarin ondermeer: Darto hebben wy 1½ halve wahre to Bruins guet ofte Reckeler genoempt, so in unss egen fenne etliche jaren gegraven hefft und noch grafft huediges dages. [Daarenboven hebben wij 1½ halve waar behorend bij Bruins goed, ook Reckeler genoemd, die in ons eigen veen ettelijke jaren gegraven heeft en vandaag de dag nog graaft.]

4 Eveneens in 1601, in het voorjaar, werd op last van de Staten van Overijssel voor het berekenen van de verponding (een grondbelasting) een lijst opgesteld van de erven en landerijen in Dalfsen. Groot Rekkelaar vinden we daarin onder de Burschap Rechteren Millingen als volgt beschreven: Berent Brunss halff erff seven muddes lanth ein morgen weecklant gift Adam van Herde de halve garffe. Iss nu viftehalf mudde roggen up geseyt vande garve quam viff mudde roggen. (later toegevoegd:) naet olde up - 8 mudde. [Berent Brunss half erf, 7 mud land, 1 morgen weekland, geeft Adam van Heerde de halve garve. Er is nu 4½ mud rogge op gezaaid; de garfpacht heeft 5 mud rogge opgeleverd. Als vanouds gesteld op 8 mud.] In feite was noch Johan van Coevorden, noch Adam van Heerde de eigenaar van het erve: het was toegewezen aan Wilhelma van Coevorden, een zus van Johan. Adam van Heerde was getrouwd met een andere zus en hij verrichtte soms ook handelingen voor al de onmondige kinderen van Goessen samen, zoals in 1592, toen hij hulde ende eedt voor hen deed bij een belening. Wilhelma van Coevorden trouwde met Evert van Keppel toe Wolbeke. In 1632 probeerde Johan van Coevorden bij een proces tegen zijn zwager Evert over een erfenis beslag te leggen op het Erve ende Goet Bruijns ofte Reckeler inde Buijrschap Millingen & Carspel van Dalffsen gelegen, sampt pachten van dien, thobehoorende de Kinderen van Jo- r Evert van Keppel bij wijlen Jof- r Wilhelma van Coverden geprocreert. Tot die door jonker Evert verwekte kinderen behoorde Aleyt van Keppel, die in 1641 trouwde met Jan Mulert tot Voorst. Uit dit huwelijk werd de Jan (of Johan) Mulert geboren die optreedt in een tweetal transportakten uit de jaren Nadat hij in 1673 al het catersteetjien het Fuijckien, zijnde een appartinent gedeelte van 't erve Bruins (waarvan het overigens al in 1623, toen Toniss in den Fuicke er woonde, afgesplitst was) aan de eigenaar van de Aalshorst had verkocht, tekende Jan Mulert tot Voorst op 3 maart 1676 een akte waarin hij verklaarde te hebben verkocht aan Albertus de Booth Greven en diens vrouw Marija Geertruijdt Bruins (geen familie!) zijn erve ende goet genoemt Bruins Erve offte Groote Reckeler gelegen int Carspel van Dalffsen buijrschap Milleingen tegen over het huijs den Berge, eertijts van de Wolbeecken heergecomen, soo ende in alle manieren als het de meijer Hendrick Bruins tegenwoordich int gebruick heeft, bestande int huijs met sijn hoijlanden, boulanden ende weidelanden, met sijn waertal in Dalmsholte, ende in specie mede het hoijlant geleegen in de Spijkbroeck an de Route gelegen, ende eertijts uijt het erve Bestman genomen, ende tegenwordich bij de voorss. meijer mede in pacht, sijnde te samen vrij eijchelijk goet, oock tijntvrij, uitgenomen de smalle tijnde, mede vrij van uijtgande renten, uitgesondert enige weinge stuvers Paterborens gelt, alles met recht ende gerechticheit raet ende onraet daertoe gehorende. Het Paderbornsgeld was een jaarrente, die de stad Zwolle sinds 1510 verschuldigd was aan een kapittel in Paderborn, en waaraan ook het omliggende platteland moest bijdragen. In een memorie uit het derde kwart van de 17e eeuw staat Derk Bruins voor 11 stuivers en 8 penningen per jaar aangeslagen en Fueken Jan voor 2 stuivers. Alle tot nu toe genoemde eigenaars van Bruins erve waren rooms katholiek. Na nog enkele malen door vererving in andere handen te zijn overgegaan, werd Groot Rekkelaar in 1735 voor f overgenomen door de protestantse edelman Willem Jan van Dedem, waardoor het erve deel ging uitmaken van diens landgoed Den Berg.

5 Sallandse boerendracht, getekend door Harmen ter Borch ca Gerard ter Borch - boerenerf in de omgeving van Zwolle, ca. 1630

6 1.2. De eerste generaties Enkele namen van meiers (pachters) van Groot Rekkelaar zijn al genoemd. Bij Jan Henricxss viel voor het eerst de naam Bruijns. Maar dit hoeft niet te betekenen, dat de latere generaties Bruins van deze Jan afstamden, want het was in die tijd heel gewoon, dat een boer die nieuw op een erf kwam wonen, de naam van dat erf als 'achternaam' kreeg; dat kan dus ook het geval zijn geweest met Berent Brunss. Maar in 1601 woonde op een katerstede niet ver van Bruins erve een Hanss Brunss. Na diens overlijden in 1624 bleef zijn weduwe nog enkele jaren de katerstede pachten, terwijl een Jan Berentsen het bedrijf voerde, die in 1637 als Bruijns Jan Berentsen optrad bij het schoutengericht van Dalfsen. Het lijkt er dus op, dat Berent Brunss een zoon Jan had, die ook een familieband had met Hanss Brunss. Verder trouwde in 1604 te Zwolle een Werner Jansen, Johan Bruinsen S. woenende tott Millingen bij Rechteren. De vader van deze Werner moet haast wel dezelfde persoon zijn geweest als Jan Henricxss. Nu ontbreekt Werner in de belastingkohieren van 1601 en 1602; hij moet dus bij iemand hebben ingewoond: mogelijk bij Berent, die dan blijkbaar familie van hem was, of anders bij Hanss Brunss (die misschien wel zijn vader was: Johan (= Hans) kan bij het ouder worden Bruijnshuijs hebben verruild voor iets kleiners); ook dan mag, gezien de connectie tussen Hanss Brunss en Jan Berentsen, een familieband tussen Werner en Berent worden verondersteld. Die familieband hoeft overigens niet per se hierin te hebben bestaan, dat Berent ook een zoon van Johan was: hij kan even goed een schoonzoon zijn geweest. Maar ook dan waren de kinderen van Berent kleinkinderen van Johan, alias Jan Henricxss, dus ook zijn zoon Derck, die, zoals we zullen zien, voorvader is geworden van de verdere generaties Bruins. Het bedrijf van Berent Brunss omvatte in (heren-)mudden (d.i. ongeveer 4 ha) bouwland. Daarnaast had hij 1 morgen (1,23 ha) weecklant in gebruik; waarschijnlijk werd hier grasland mee bedoeld (de morgen was een graslandmaat) dat hij gescheurd had om er haver op te verbouwen. Als pacht moest hij een bepaald deel van de opbrengst geven: de 'halve garve'. Welk deel dat was, is niet duidelijk; misschien 1/5, want onder de 'garve' verstond men meestal 2/5 deel, namelijk de tiende (1/10) plus de 'lichte garve' (1/3 van het resterende 9/10 deel = 3/10). Omtrent de levende have op Bruins erve worden we ingelicht door een belastingkohier uit 1602: Berrent Brunss had vijf paarden, drie varkens, vier schapen en niet één bijenvolk. (De runderen vermeldt het kohier niet: die vielen onder een andere belasting.) Vijf paarden is nogal veel, want in de achttiende eeuw gold Groot Rekkelaar als een drieling, een boerderij met drie paarden, terwijl een vol erf geacht werd vier paarden te gebruiken. In 1602 werden echter overal in het kerspel Dalfsen opvallend veel paarden aangetroffen. Fokte men paarden, b.v. voor het leger? Groot Rekkelaar was niet het enige onroerende goed dat Berent in pacht had. In het huisarchief van Rechteren bevindt zich een Memoirie van het geen die vickerie meyers des jaers te pacht gheven uit 1616; daarin lezen we: Bernt Broens geeft jaerlicx voor het Veerbroeck - 6 ggl. (goudguldens). Dit betreft een stuk hooiland, gelegen tussen Groot Rekkelaar en de Aalshorst, waaruit de heren van Rechteren vroeger een altaar hadden onderhouden. In het pachtboeck der beyder Rechtersche vicaryen vanden Jaere 1624 vinden we genoteerd: Item Za. Berent Bruens vrouw met haer man geven jaerlicx negen goltgl. met een paer hoenderen des jaers met een lam. Hyer van verschynt die eerste pacht op Martini heeft hij myn een lam gebracht opden 29en Meij Item my rest van syn pacht van 1623 ½ goltgl.

7 1624 Ontfangen een paer hoenderen Noch aen gelt 2 goltgl. min 2 sts Noch ontfangen 2 goltguln Noch voor ½ mudt roggen het schepel tegen 32 sts rest my van a- o ggl. 8 sts. Doordat we alleen een kopie uit 1627 kennen, weten we niet, hoe de merkwaardige formulering Za. Berent Bruens vrouw met haer man tot stand is gekomen, en dus ook niet, hoe Berents vrouw eraantoe was, toen het pachtboek in 1624 werd aangelegd. Later is toegevoegd: Jan Derrickz weder gepacht voer - 11 ggul. - 3 gg voermede. Was hij de nieuwe echtgenoot? Bernt Bruns soon treffen we aan op een rond 1625 te dateren lijst van personen die onrechtmatig turf gegraven hadden in Dalmsholte en als boete daarvoor tsamen 4 goeden weetten wers (vette rammen) en 6 paer honderen moesten geven. Op een soortgelijke lijst van rond 1650 staat onder Rechteren en Millingen Derck Bruijns vermeld. Deze wordt in een enkele jaren eerder (vóór 1647) aangelegd verpondingskohier Derk Berens genoemd, zodat er alle reden is om aan te nemen dat hij een zoon van Berent Brunss was. Derck Berentsen treffen we in 1648 aan als pachter van een deel van het Veerbroeck. Aan dit pachten zou echter spoedig een eind komen, want in 1649 werd het Veerbroeck gekocht door Jacobus Vriesen en bij diens landgoed Aalshorst gevoegd. Mogelijk heeft Derck toen als vervanging van Mulert het hooiland in het Spijkerbroek gekregen, dat zijn zoon Hendrick in 1676 in pacht had, en dat ook in de 19e eeuw, toen het kadastraal geregistreerd werd als Nieuwleusen B 854, nog tot Groot Rekkelaar behoorde. Dat was, met zijn oppervlakte van ruim 5 ha, groter dan het stuk in het Veerbroeck, maar lag wel veel verder weg: over de weg zo 'n 10 km tot het begin van de kavel, die nog eens bijna twee kilometer lang was! De oudste gedateerde vermelding van Derck hebben we aangetroffen in de notulen van een erfgenamenvergadering van de marke Rechteren en Millingen, gehouden op 25 juli 1645 op het kasteel Rechteren. Daarin staat genoteerd onder punt 3: D' Eschsworen t' examiniren, off se eenige breucken hebben an toe geven, ende haeren schuldigen plicht volgens de statuten well sijn nae gecommen, ende dan voorts 2 aff, ende 2 nieuwe Eschsworen wederom an te setten. Reckfelt ende Aelbert Sijmerss sijn affgesett, ende Derck opden Pijrick ende Derck Bruns in de plaetze gestelt. In de markerekening wordt deze vergadering ook vermeld, met daarbij deze aantekening: Item de olde Eschsworen hebben bij hare affsettinge, ende met die nije angestelde Sworens tot Zeino Hermsens verteert 3 gl. Zeino Hermsen hield een herberg in het bouwhuis van het kasteel. Het bedrijf van Derck op den Pijrick gold in toen voor de erven die als onderdeel van een havezate tot dan toe vrij waren geweest, alsnog een schatting werd berekend - als even groot als dat van Bernt Bruins; net als Reckfelt lag het in Rechteren. Aelbert Sijmerss was meier op Klein Rekkelaar. Dus zowel van de oude als van de nieuwe eschsworen kwam er één uit Rechteren en één uit Millingen. Deze esch-sworen ('gezworenen van de es') waren meiers die zich - kennelijk bij toerbeurt daartoe aangewezen - voor een bepaalde tijd onder ede verplicht hadden om de markeregels te handhaven door breucken (te beboeten overtredingen) bij de erfgenamen (de eigenaars van de erven) aan te geven. Ook bij andere activiteiten werden ze ingeschakeld, zo in 1645 bij het plaatsen van nieuwe grenspalen tussen hun eigen marke en de marke Hessum, blijkens deze post in de markerekening:

8 Noch hebben die Rechter Millinger Eschsworen met de Eschsworen van den Bourschap Hessem ten huijse van Zeino Hermsen verteert eene halve tonne biers, so hun vergunt wass als die Marckenpalen gesett worden, daervan voor onse Erffgn. die helffde is - f Noch hebbense boven die toegestane halve tonne biers nae verteert eenen Keisergl. comt hijr de helffde - f (f betekent: 1 (keizer)gulden, 18 stuivers en 12 penningen; er gingen 16 penningen in een stuiver. Een keizer- of carolusgulden was 20 stuivers waard, een goudgulden 28 stuivers.) 1.3. Tegen over het huijs den Berge Dat Derck op Groot Rekkelaar woonde, blijkt ondubbelzinnig uit een akte van 30 november 1654, waarin bevestigd wordt, dat Henrick van Coverden toe den Berge die smalle Thiendt aver den groten Reckeler, anders ock Bruijns erve genoempt ( ), so tegenwoerdich bij Derck Bruijs (sic) alss Meijer gebruickt wert, heeft gekocht. De koop zelf had volgens een pachtboek van Den Berg al op 27 december de datum van de coopcedule - plaatsgevonden, en op 10 februari 1654 was in een akte vastgelegd, hoe voortaan de betaling van deze 'smalle tiende' zou geschieden: Anno Sestienhondert Vier en Vijfftigh, den 10. en februarij, heft die WelEdelgeboerne Henr. van Coverden Ten Berghe, vermeiert, verhuirt ende verpachtet an Derrick Bruens, sien huesfr. ende derselver erffgen. Die Smalle Tiende over Bruens erve, daer hie tegenwoerdigh op woent, in desen gerichte Dalfsen, buerschap Millingen gelegen, soe van vullens, calver, schaepen, verckens en t' gene daeran vorders magh dependeren, niets uitgesondert, ende dat den tijt van drie achtereen volgende jaeren, waervan het ierste jaer sien anvanck genoemen heft vergangen Lamberti 1653 ende sal vervallen op Lamberti (wel te verstaene dat alboreits op die kerffstock gekrocket is, in sien volle waerde sal bliven) waervan pachteren jaerlix onfeilbaer op Mertini wel betaelen sollen vier goutg. tot 28 stuiv. het stuck gerekent, ende sal diese pachtinge continueren nae verloop van diese voorss. jaeren ter tijt ende soe lange het ene van beiden een half jaer te bevorens sal opgesegt hebben, doch ten langesten op meijdagh volgende, anders gehouden zijn, sonder tegenseggen voor ieder goutg. een daeler van 30 st. te betaelen, Sonder Argelist, sien hier van twie allens luidende, uit een ander gesneden, gemaeckt, Actum Ten Berghe, jaer ende dagh als boven. was ondergeschreven Henr. van Coverden dit is Derck Bruins selfs getoegen merck. Ger. Verheiden als getuige ende ter bogierte van Derck Bruens. Van deze akte zijn de beide originelen verdwenen, maar het pachtboek bevat een kopie, waarin het selfs getoegen merck van Derck, een zandlopermotief, is nagetekend, terwijl in de kantlijn is toegevoegd: Lamberti coompt iaerlix in Sept. den 17. De smalle tiende bestond oorspronkelijk uit ieder tiende jong dat geboren werd: dat moest levend en wel aan de tiendheffer worden gegeven. Omdat het wel eens jaren kon duren, voordat van een bepaalde soort het tiende jong ter wereld kwam, werd op een kerffstock bijgehouden, hoeveel er al geboren waren. Van de ganzen moest, ongeacht hoeveel er uitgebroed waren, één per jaar worden gegeven en van de hoenders één paar. Verder vielen de ymen (bijenvolken, maar die heeft Bruens erve voor zover bekend nooit gehad) en het vlas onder deze tiende. Daar kwam nu dus een vast

9 bedrag aan geld voor in de plaats, maar wel werd, voor het geval dit zou worden teruggedraaid, op het huis Den Berg de coopcedule achter de hand gehouden, waarin stond: wel te verstaene, dat de coper die kerffstock van acht calver, acht verkens ende een schaep alboreits van vergangen jaer op Lamberti vervallen opgesneden, te profite sal coemen. In 1676 is dit inderdaad gebeurd, maar toen was het geldbedrag inmiddels vervangen door Een mudde roggen. Op 7 oktober 1659 vond op seeckeren camp, gehoorende onder het Erve Bruijns tot Millingen, een bloedig incident plaats. Henrick van Coeverden, die 's morgens vroeg had hooren schieten omtrent sijn havesate den Berch en daarop gewapend met een roer en vergezeld van twee eveneens gewapende knechten op onderzoek was uitgegaan, trof op de kamp een knecht van de eigenaar van de Aalshorst aan, die daar met twee zoontjes bij zich op velthoenderen aan het jagen was. Hoewel die niet aan hem, maar aan Mulert op Voorst toebehoorde, vond Van Coeverden dat er op de kamp, die geen drie smeten van zijn land aen de voet van sijne Conijne warande lag, niet mocht worden gejaagd, en hij riep de jager toe: "Flux, du schelm, langh over dien roer". En toen deze daaraan geen gehoor gaf, maar wegliep, schoot de jonker hem met grove hagel seer deerlick van achteren in zijn rechterbeen, nam hem zijn roer af en sloeg hem daarmee tot verscheyden reijsen tusschen hals ende schouderen. De camp waarop dit plaatsvond, was mogelijk een van de Stalakkers, die zich uitstrekten langs de noordwestflank van de Lange Belten, dus inderdaad 'omtrent' de havezate en aan de voet van de op de belten gevestigde konijnenwarande. In 1669 slaagde Van Coeverden erin de Stalacker gehoerende in Bruens erve aan zijn bezit toe te voegen door het beste van Remmelscamp ervoor in ruil te geven. In een beschijving uit 1677 van de havezate in het provinciale leenregister vinden we deze Stalakker vermeld als het land soo uit Bruins Erve is gebuitet (geruild), en waarschijnlijk moet ook aan deze akker worden gedacht, wanneer nog in 1703 in een beschrijving van het landgoed sprake is van Het lant bi Hendrik Bruins zynde gebruikt, en nu door Hendrik op den Barch werdende vermeyert, ongeveer drie Mudde lants. De Remmelscamp (of Kraekencamp, later Bloemerskamp) lag niet ver van Bruins erve: zo'n 250 meter ten zuidoosten ervan. Het beste deel ervan hoorde vanaf 1669 dus bij het erve. De rest was nog van Van Coeverden, maar volgens diens pachtboek huurde de meier van Bruins erve soms ook die rest: in mey, Henr. Bruens verhuirt het saeilant en weidelant op Remmelscamp, soe nu tesaemen geweidet wert, t'gene mi op die camp toecoempt voor dit loepende jaer voer 2 goutg. een mudde lands bouwen (ploegen) en twie voeder schadden of honde te branden (tot brandstof). In 1676 huurde hij het opnieuw voor een jaar, nu voor 3 goudguldens zonder meer. Even daarvóór had Henrick Bruens, de zoon van Derck, korte tijd het hele erve Rickeler of Klein Rekkelaar van Van Coeverden in pacht gehad. Dat was tijdens de bezetting van Overijssel door de bisschop van Munster - de beruchte 'Bommen Berend' - die tot april 1674 duurde. Hoewel de inval pas in juni 1672 had plaatsgevonden, was de dreiging al in februari van dat jaar voelbaar geweest, getuige deze aantekening in het pachtboek onder Den Rickeler: in febr. Toenis toegestaen, te moegen verhueren an Derck Bruens en Henr. het vieff schepels stucke, 6 schep. stucke, bergh acker an den ronden bergh, het halve schepels stucke ende langen acker, te saemen ongevehr 4 mudd. rogg. gesaei lands, in maniere als ick het hem verhuirt hebbe - sien pachtjaeren. Ende dat om dat Toenis lange sieck is gewiest, ende men bovriest is wegen den oorlog.

10 Elders in het pachtboek lezen we, dat Henrick Bruens inderdaad al vóór februari 1673 land uit het Rickeler erve gebruikte en daarom 1/4 van het door de bezetter aan dat erve opgelegde maentgelt moest betalen. Voor ons is de aantekening ook van groot belang als laatste vermelding van Derck als levend mens. Niet veel later moet hij gestorven zijn, omstreeks dezelfde tijd als de boer van Rickeler, over wie twee bladzijden verder aangetekend staat: Toenis is hier inden oorlogh 1672 uitgetrocken, bi Jan Wolbers in. Die wanden int' huis verbrant, daernae insolvent gestorven. Nu stond Klein Rekkelaar leeg en kon de buurman op Groot Rekkelaar het hele erve bij het zijne in gebruik nemen. Hij deed dat blijkens het pachtcontract (dat een dubbele datum draagt: 13 febr. volgens de nieuwe en 3 febr. volgens de oude 'stijl') in het begin van het volgende jaar: A- o den 13/3 febr. het erve Den Rickeler verpachtet an Henr. Bruens (doe Toenis van dit erve was afgetrocken ende het selve liet liggen) anvanck nemende op Petri 1673 in volgende maniere Dat gem. Pachter sal betaelen alle contributie en ongelden - edoch soe daer inquartieronge mochte vallen langer als ene weke daer sal reguart op genomen worden nae andere erven - waervoor pachter sal trecken die lichte gerve van het Eulant, ende die ronde weijde, edoch als die besaeit wort die gerve met het stroe an sien lantheer betaelen, Hett landt dat met boeckweite wert besaeit sal hie behoerlijck messen, en weder met rogge moeten besajen, ende dan toecoemende jaer die schattinge nae quota draegen. - Op het huis sal pachter goet reguart nemen, soe die heer verpachter nae sien believen sall moegen verhueren, en uit den hoff mogen nemen tott wortelsaet en planten, ende als die gerste daer aff is bij die verpachter moegen verhuirt worden sonder cortinge. - Van het ander saeilant sal pachter die tiende brengen op den Bergh, ende dan die lichte gerve van drie ene an gemelte verpachter commervrij betaelen nae meiers recht. Sonder argelist sien hier van twie allensluidende gemaeckt. - Ock is geconditioniert dat Hendrick het hout ande Schoemaekers-acker en Mulers stucke toecoemende meij sal moegen busschen, sonder daervoer te betaelen. Actum Dalffsen, als boven. was ondergeschreven Henr. van Coverden Ick Henr. Brons bekenne als boven Jan Muntz requisitus testis Omdat we van dit contract alleen een afschrift kennen, weten we niet hoe Henrick Bruens schreef. Maar wel blijkt eruit, dat hij kon schrijven, terwijl zijn vader het in 1654 nog moest laten bij het tekenen van een merck. Dit wordt nog eens bevestigd door een pachtcontract uit 1689: onder de ondertekenaars van dat contract, dat by d' anwesende Getuigen, om dat pachteren niet schrieven en konnen, op bogierte van pachteren botekent is, treffen we Hendrick Bruens als getuige aan. Jammer genoeg is ook daarvan enkel het afschrift in het pachtboek bewaard gebleven. Dat Hendrick meer kon dan alleen zijn naam schrijven, blijkt uit het feit dat op 17 februari 1681 zijn knecht in het Dalfser schoutengericht verscheen met een brieffien van sijn meester, waarin deze om rederen van d' absentie van sijn advocaet uitstel vroeg in een zaak die Van Coeverden tegen hem had aangespannen. Zelf verscheen hij in de winter van 1684/85 driemaal in het gericht als lasthebbende van Derck Herms, de waard van de herberg de Rooseboom aan de Twentse weg achterin Lenthe, om voor hem uitstel te vragen in een zaak over de betaling van geleverde bieren, eenmaal ook belovende im middels met de Huisvrou van voorss. Derck Herms te komen bij t' Boeck van de vrouw wed. Greve, de schuldeiseres, om met deselvige te liquideren.

11 Van Groot Rekkelaar is uit deze tijd geen pachtcontract bekend, dus weten wij niet, hoeveel pacht Hendrick daarvoor moest geven. Er zijn wel gegevens waaruit blijkt, dat er omstreeks 1700 voor het erve geldpacht (zo'n 130 gulden jaarlijks?) en enige toepagt werd betaald. Maar in 1715 werd als los, niet tot het oorspronkelijke Bruins erve behorend onderdeel van het voormalige bedrijf van Hendrik Brouns 't Vossen Land vermeld, dat waarschijnlijk aan Bruins erve was toegevoegd, nadat dit in 1676 door De Booth Greven was gekocht, want van toen af hadden Bruins erve en Vossen erve een tijd lang dezelfde eigenaar. Bruins erve lijkt dus rond 1700 groter te zijn geweest dan in 1673, al blijkt uit het maandgeld waarvoor Henrick Bruins in 1673 werd aangeslagen, f , dat zijn bedrijf toen reeds als het op drie na grootste in Millingen gold. Uit 1675 is een hoofdgeldregister bewaard, waarin Hendrick Bruijns vermeld staat met 3 hoofden of persoenen over 16 jaeren out siende. Wie dat waren, behalve Hendrick zelf, staat er jammer genoeg niet bij. Uit de in datzelfde jaar opgestelde vuurstedenlijst blijkt dat zijn huis, net als de andere boerderijen, één vuurstede had, en dat hij niet over een eigen bakoven beschikte De boer is geen edelman. Henrick moest nu pacht betalen aan zijn adellijke naamgenoot, maar dit gebeurde niet altijd tot diens tevredenheid. Van Coeverden schreef zelfs in het pachtboek: Henr. Bruens fieltigh met mi gehandelt. Volgens hem was in januari 1674 over de boeckw. pacht ruim 18 viehme de A- o 1673 bedongen, dat de pachter 14 dagen voor mei drie mudde schoene getredene boeckweite zou geven ende niets praetenderen van inquartieronge, maar er was niet een coeren betaald. Kennelijk had Henrick als reden opgegeven, dat er Munsterse soldaten bij hem ingekwartierd waren geweest. Volgens het contract zou daar reguart op genomen worden, wanneer het langer als ene weke zou duren. Of dat het geval was, weten we niet. Wel weten we, dat, toen de Staten van Overijssel na de bevrijding de inwoners opriepen om de schaden, plunderingen als andersins bij de F. Munstersche troupes na den 22' april 1674 tegens het tractaet van vrede gedaen bij hun schout te melden, Hendrick Bruins onder ede verklaarde, dat hij voor 72 gulden schade geleden had aan inboedel des huijs en levendige have. Ook de inning van de roggepacht van 1674 verliep niet probleemloos. Allereerst stelde de jonker vast, dat Henrick enige die hie vande gerven moste staen hebben gelaeten (...) nae sienen bergh hadde gebracht, en toen de te leveren hoeveelheid rogge veraccordiert was, moesten er enige dorschers vant' gerichte gesonden aan te pas komen om die te innen. Van de hoeijpacht van die Aweide ad elff goutg. en de naeweijde vant' Berger hoeilant bleef in 1673 bijna 5 car.gl. staan. Als pachter van Klein Rekkelaar moest Henrick ook goet reguart nemen op het huis. Wat er in dit kader precies van hem verwacht werd, is niet duidelijk, maar kennelijk zag hij het niet als zijn taak alle gaten in de wanden te repareren, want toen zich na hem een nieuwe pachter aandiende om vanaf Petri (22 februari) 1677 het huis op Rickeler te bewaeren, schreef Van Coeverden in het pachtcontract: Hie sal t' gene daer noch ande wanden niet getuint is, tuinen en dichte maeken met stroe off kley. Uit de hier gebruikte termen blijkt dat het huis geen gemetselde muren had, maar vakwerkwanden met in de vakken vlechtwerk ('tuin'), dat met leem of met stro winddicht werd gemaakt. Deze nieuwe pachter nam met ingang van 1677 ook het tot dan toe door Henrick van de jonker gehuurde deel van de Remmelscamp over. In het pachtcontract van 1673 stond ook, dat Henrick zonder daarvoor te betalen enkele met name genoemde percelen eikenhakhout mocht busschen (kappen en schillen). Dat hij dit inderdaad

12 gedaan heeft, kunnen we achterin het pachtboek lezen, waar Van Coeverden aantekeningen heeft gemaakt over het beheer van het eikenhakhout op zijn landgoed. Daar lezen we ook, dat Henrick Bruens het hout ande Schoemaekers acker in 1682 weer 'boste', maar nu samen met een perceel tegens het Velthoen, an het huis stucke vant Rickeler erve, en voor den Eeck, tot Van Coeverdens menage ende gerieff. Dit hield in, dat Henrick als loon voor zijn werk de eek (eikenschors, waar leer mee werd gelooid) mocht houden, terwijl het geschilde hout en de quaesen (twijgen) voor de jonker waren. Henrick moest het holt mette quaesen laeten binden op siene costen, maar Van Coeverden noteerde ontstemd: met het quaesen binden houdense selden woert. Tien jaar later boste Henrick opnieuw voor de eek: Anno 1692 heft Henr. Bruins gebosschet voor den Eeck, mien heggehout staende an die wegh van t' Hooge Brinckstucke - En ock datter stont an t' Mulers Stucke, voor mien provisie, hie moste het hout an duisenthout laten slaen, kluppele en quaesen laeten binden. Daer is van gecomen Een viehme cluppele, duisenthout quaesen - -- De te schillen takken werden in stukken van ruim 60 cm gekapt. Na het schillen werden de dikste stukken gekloofd en per duizend als brandhout verkocht: het duisenthout; de wat dunnere - de kluppele - werden in bossen gebonden en per vim (104 bossen) verkocht, net als de (te dunne en daarom niet geschilde) quaesen. Maar blijkbaar had Henrick deze laatste ook nu laten liggen... Meestal echter boste Henrick hakhout dat hij voor geld had gekocht. Zijn vader had dit vroeger ook al gedaan: van het Heggehout rontom den Hemelcamp wordt vermeld, dat dit in 1655 voor 35 gl. was vercoft an Derr. Bruens. Zelf kocht Henrick in dus nog tijdens het leven van zijn vader - voor het eerst een perceel: het hout op den Rondebergh, waar hij 50 gulden voor moest neertellen. In 1688 vinden we hem voor het laatst als koper vermeld. Twaalf maal heeft hij van Van Coeverden een perceel gekocht, in totaal voor 827 carolusguldens, waar nog betalingen in natura, zoals hondert torxeboenen stocken in 1684, bij kwamen. De grootste aankoop deed hij in 1679: het hele twiede parciel, van de Santstege, Mostertdijck tott an de Rondeberghswegh met die hegge ant' Eulant, voor driehond. car.gl. 4 viehme cluppele, met 4 viehme quaesen. De betaling verliep, met name in de laatste jaren dat Henrick van de jonker kocht, niet altijd vlot. In 1688 moest hij om het Heggehout om Rijtmans haere, hett moerstucke ende Rijtmans camp te mogen bossen, naast een hoeveelheid quaesen en cluppelen, 70 gulden aan geld geven, te betaelen ehr die bijle ant' hout gelecht wort. Maar hij was blijkbaar zo krap bij kas, dat hij vooreerst enkel 2 koenen (koeien) voor 30 gl. kon geven. Van de resterende 40 gulden werd geassigniert 20 gl. an Nauta: die mocht het geld innen. Nu had Henrick bij de koop de keuter Henrick Alberts op de Mate, anders gen- t Bisoom als borg gesteld; die had daarvoor op 3 mei 1688 zijn merck onder een handtschrift gezet, dat Van Coeverden aan Nauta had gegeven. Die ging er op 13 juni 1689 mee naar het schoutengericht van Dalfsen om Bisoom zijn merck te laten bekennen, wat deze deed. Blijkbaar had Henrick Brouns nog steeds niet betaald en werd daarom de borg aangesproken. Wie er uiteindelijk heeft betaald en hoe, is niet duidelijk, maar Van Coeverden kon in ieder geval de post afsluiten met: is betaelt ten langen lesten. Henrick had zich al vaker een trage betaler betoond en ook op andere manieren de ergernis van de jonker gewekt. Dat blijkt uit enkele opmerkingen die deze in de marge schreef: - Henr. Bruens is een quaet betaelsman, can schoene praeten, misselijck vloeken en sweren, edoch wort dickwiels mien coopman. (Inderdaad: in meer dan de helft van de gevallen waarin de koper vermeld wordt, is hij het!)

13 - Henr. B. can schoene coieren, is een quaet betaelsman, hie maeckt mi dickwiels veil, al is het (hout) te jonck. hie vloeckt en liegt. (Bij een post uit 1684, waar overigens wel onder staat: Dit is betaelt.) - Henr. Bruens can te listig koieren, sien sweren is niet een boentien op te achten, heft mi dickwiels veil gemaeckt dat (het hout) noch te jonck was, al belaevet hie te betaelen ehr hie die byele ant' hout sal moegen leggen, of laeten houwen, dan betaelt hie omtrent die helfte - ende dan segt hie die kluppele te gelde hebbende die rest, hie hout gien woort. (Eveneens in 1684 te dateren.) Het hakhout dat Henrick in 1684 kocht, was inderdaad nogal jong: deels acht, deels zelfs pas zeven jaar geleden voor het laatst gekapt, terwijl de Zwolse Geestelijkheid toen haar heggeholt om de elf jaar liet kappen. Bovendien is het heel goed mogelijk, dat Van Coeverden geprobeerd heeft het ouder voor te stellen dan het was, want in de inleiding op zijn aantekeningen merkt hij op: Het can gien quaet datme het hout een jaer ouder maeckt int gewass, sie connent besien. Wanneer Van Coeverden zelf het bossen organiseerde, liet hij soms het optekenen achterwege en horen we er alleen indirect iets over. Zo in 1683: toen hielp een pachter bij het laden van een schip met hout dat hij uit Meiners campken had gehaald, en werd een andere pachter anbestaedet die olde sloot toe dege op te graeven, en werffholten sticken in te leggen van Meiners campken, soe nu gebusschet wert. Met deze laatste pachter werd afgerekend in praesentie van Henr. Bruins, die ook zei hoeveel de man verdiend had; blijkbaar had de jonker hem de controle toevertrouwd. Behalve voor leerlooien werd gemalen eek ook gebruikt voor het tanen van visnetten. Misschien was het daarom, dat de jonker in 1689 iemand die voor hem een stuck bij die cuil an die viszegen moest stricken, een pont gaeren stuurde bij Henr. Bruins: die had eek om het te tanen. Tot de afnemers van de quaesen behoorden, naast bakkers e.d., de marken, die in die tijd veel te kampen hadden met zandverstuivingen. Al in 1664 bleek veel veengrond in Rechteren, waaronder een stuk dat Bruins venne heette, meest onder 't sandt bestooven te zijn. Door het stuifzand met rijshout te besticken trachtte men verder verstuiven tegen te gaan. In 1674 en '75 kocht de marke Dalmsholte voor 137 gulden aan materiaal tot stoitinge van de Sand-Stoeve van Hendrik Brouns, die rond dezelfde tijd (vóór 1678) voor hetzelfde doel ook 52 vyme quaasen leverde aan de marke Rechteren en Millingen voor 1 gulden en 4 stuivers de vim. Als het door Dalmsholte gekochte materiaal ook uit (eiken) quaasen bestond, kan dat niet van Den Berg afkomstig zijn geweest, want daar heeft Hendrik noch in 1674, noch in 1675 heggehout gekocht. Maar hij beperkte zich dan ook niet tot één landgoed. Zo bezocht hij op 16 maart 1678 een veiling van heggeholt in Lenthe, staande op erven behorend tot de Geestelicke goederen der Stadt Swoll, waar hij twee percelen kocht: eerst voor 45 goudguldens - het bedrag waarvoor hij had ingezet - De Hegge op Dycx middelste camp, met de bepaling: mits dat de coper aen de Ryte ende den Hoff sal laeten staen 40 meybomen die door den meyer sullen aengewesen werden, en met als borgen Jan Berents op t Veer ende Henrick Slendebroeck, en daarna Opt Bosch De Hegge rontom den Hogencamp ende Het holt op den Bollaert Aen de meyer een daelder Secretaris een duisent duisent holt Ingesett by Harmannus Wesselinck op ggl 8 st Ins. 1 ggl Henrick Brouns ggl 1 ggl Ende heeft den slach beholden op hondert en tyn goltgl 8 st. 110 ggl 8 st 2 ggl Ende tot borgen gestelt Henrick Slendebroeck ende Willem Camerlinck

14 Dycx en Bosch waren twee aan elkaar grenzende erven ten noorden van de Steenwetering, bij de Bolderbrug. Degene die inzette, en al degenen die met 5 ggl. hoogden, kregen van de verkoper een goudgulden; aan de meier moest de koper een daalder geven voor de overlast. Hoewel Henrick het tweede perceel niet duur lijkt te hebben gekocht - elf jaar eerder werd er 119 ggl. voor betaald en elf jaar later zelfs 179 ggl. - werd in 1689 Willem Camerlinck als principale Borge voor Hendrick Brouns door de Heeren van de Geestelickheit van Zwoll gepand voor 58 car.gl. en 12 st. zijnde een restant van een meerdere somma wegens in den jaare 1678 gekogt Heggeholdt. Een flink deel van de koopprijs was dus na elf jaar nog steeds niet betaald! Wat Van Coeverden in zijn pachtboek schreef, Henrick Bruens is een quaet betaelsman, was dus niet uit de lucht gegrepen. Dat hebben ook anderen ondervonden. Op 6 juni 1689 werd door de schout van Dalfsen in het register van de contentieuze rechtspraak opgetekend: Erschenen in desen Eed. gerichte de wed. van wijlen Gerrit Goosens geassisteert met Dr. Bern. van Rijssen te kennen gevende dat voorleden jaare 1688 op S- t Michaeli vercoft an Hendrick Brouns een veulen voor de somma van acht car.gl. welcke somma binnen acht dagen, ofte voort als hij van de marckt quam soude betaelt worden, ende bij faute van dien, soo heeft Henrick Bisoom angenomen de voorss. somma als dan voort te betalen, het welcke bij Henrick Brouns niet zijnde nagekomen ende voorss. Bisoom nu weijgerende te betalen, soo is hij compar. te rade geworden gemelte Bisoom tegens heden te citeren, ende te concluderen dat sal worden gecondemneert om de voorss. acht car.gl. anstonts op te leggen ende te betalen met de rente a die morae ende alle kosten hier om angewent ofte noch vorders antewenden. Rond Sint Michael, 29 september, werd ieder jaar in Zwolle een jaarmarkt gehouden. Op die van 1688 had Hendrick een veulen gekocht, dat hij niet contant kon betalen. En net als bij de koop van het heggehout eerder dat jaar had Henrick Bisoom aangenomen te betalen, als Henrick Brouns in gebreke zou blijven. Die had inderdaad acht maanden later nog steeds niet betaald. Het gevolg was, dat de arme Bisoom in juni 1689 voor twee gevallen van wanbetaling door Henrick Brouns voor het schoutengericht moest verschijnen! Toch verslechterde daardoor de verhouding tussen de twee Henricken niet merkbaar: toen Henrick Bisoom een half jaar later de Mate verruilde voor het Velthoen, tekende Hendrick Bruens voor hem als getuige het pachtcontract. En ook lezen we over hem in het pachtboek van Van Coeverden: Henr. heft mi oevergelaeten een vercken soe hie van Hendrick Bruens gecoft hadde voor vijff car.gl. praetendierde 10 stuiv. winst Hij gaf dus het varken aan zijn pachtheer om zo een deel van zijn pacht te betalen; misschien had Hendrick Bruens het hem ook gegeven om vijf gulden af te lossen van zijn schuld aan hem Hendrick Bruins doet afstand van zijn goed. In het voorjaar van 1673 kwamen Henrick van Coeverden en Henrick Bruens bij elkaar om na te gaan, hoe het ervoor stond met de smalle tiende. Dit waarschijnlijk omdat Derck overleden en zijn zoon dus voortaan voor de betaling verantwoordelijk was. Vastgesteld werd, dat Bruens erve een betalingsachterstand van derderhalff mudde roggen had. Toen die medio 1675 eindelijk was weggewerkt, deed Henrick Bruens opsaege vant' mudde roggen wegen die smalle tiende. Hij zou voortaan weer de bloettiende geven, net als vóór Niet onverstandig, want in de jaren die volgden, zouden er op Bruens erve zo weinig kalveren, biggen en lammeren ter wereld komen, dat er vóór 1684 niet één als tiende hoefde te worden gegeven. Van Coeverden heeft tot aan zijn dood in 1694 zelfs nooit één veulen ontvangen, want daarvan werden er op Bruens erve in totaal niet

15 meer dan zes geboren, waarvan vijf in de jaren Wel moest voor 1675 het mud rogge nog worden betaald; het innen daarvan ging zo moeizaam, dat de jonker noteerde: Het is best hem nae dato noeit te verhueren, of correct op te passen, hie lordendraeit. Dus werden in het najaar van 1676 twie nieuwe kerfstocken gemaakt, ene van verckens en calver en d' ander van vullens en schaepen, waarin de aantallen die in de coopcedule van 1653 vermeld stonden, gekerfd werden om bij de nieuwgeboren dieren te worden opgeteld. Maar toen er in 1685 voor het eerst weer 7 koene of kleine jonge verckens geboren werden, wat samen met de acht uit de coopcedule vijftien opleverde, zodat de jonker ene wilde uitsetten, ende die vive laeten staen tot datter meer quaemen, wilde Hendrick die 8 niet rekenen, omdat sien guet bij sien crediteuren vercoft was. Ick antwoorde, schrijft Van Coeverden, dat als er gien tiene en waeren, ick moste wachten tot dat die mi vervallen was. Soe hebbe wij daer over voert schulten gerichte van Dalfsen gepleitet ende bij advies verstaen, dat hie mi het tiende vercken sal betaelen ende die vive op wider rekeninge staen blieven, en is gecondemniert in die costen. Hendrick moest het varken dus geven en ook nog de proceskosten betalen. Waarom Hendrick dacht dat de acht niet meer meetelden, blijkt uit een door Van Coeverden in het pachtboek opgetekende memorie: Hendrick Bruins cessit bonis Anno 1683 in mey, solde den 13. junij compareren voor die Drost van Zallandt, om die creditoeren te citieren daertegens, geloeve dat hem doemaels - den xi julij - het beneficium cessionis is toegestaen en geaccordiert. Dit beneficium hield in, dat een schuldenaar die zijn schulden niet kon betalen, kwijtschelding kon krijgen door afstand te doen van al zijn bezittingen. Blijkbaar dacht Hendrick dat wat op de kerfstokken stond, ook onder die kwijtschelding viel. Al in 1679 had Henrick schulden. In dat jaar noteerde de jonker over hem: Een drift schaepen gehadt, soe hie weg gedaen, moet met mi over die tiende accorderen, is anders deverie of gewelt, dant' geschiede uit vriese vande crediteuren. Doch hadde het mi moeten ierst bekent maeken. Inderdaad meldde zich juist in 1679, op 22 mei, een crediteur van hem bij het schoutengericht: Is Erschenen de Heer Ruittenborgh toe Die Broeckhuisen Anlr. tegens Hendrick Broens Ged. allegeerende dat d. E. Gedagde aen de Heer Anlr. is schuldich een somma van 62 car.gl. 18 st. wegen verlopen pachten exempt de orlogs jaeren de An o 1672 ende Ende nadien de Heer Anlr. in minne aen sijn betaelinge niet heeft connen geraecken soo contendeert de heere Anlr. dat de Ged. gecondemneert sal worden te bekennen off ontkennen sijn hant staende onder desselfs bekentenisse van den 29 novemb int Gerichte vertoent ende dien volgende an de voorn. 62 gl. 18 st. Ende ten opsichte van de orloghs jaeren dat Ged. almede gecond. sal worden tot t kiesen van een Arbiter alles in gevolge t placcaet van ridderschap en steden. Bij refuis dat E. Gerichte emant moge nomineren en verkiesen. Eijntelijck dat E. Ged. over desen alle gecondemniert sal worden in alle costen schaden ende intresse alles dannoch onder offslach van bewijsselijck betaelinge. Hendrick Bruins gehoort hebbende den Eijsch uijt naeme van de Heer Ruittenborgh tegens hem genomen heeft sijn handt gestelt onder sijn Bekentenisse in dato den 29 Decemb voor de sijne geangenoceert ende voorts versocht tijt tot morgen over Acht daegen om ondertusschen met de heere Anlegger selfs toe spreecken twelck hem bijt Gericht is geaccordeert. Hendrick had dus jarenlang land van Ruittenborgh gebruikt, waarschijnlijk de twee Hege akkers ten westen van het Velthoen, die in de 18e eeuw tot de Aalshorst behoorden, want die lagen aan weerszijden van de Schoemaekers acker, die volgens een aantekening van Van Coeverden grensde

16 aan die Jo- r inde Broeckhuisens acker. Voor de achterstallige pacht had hij een schuldbekentenis getekend, en nu bekende hij, dat de handtekening daaronder echt van hem was. Toen op 30 mei Anthonis de Vos uijt naemen van Heere Ruittenborgh de eis herhaalde, verzocht Hendrick Bruins uijtstel tot den eersten Rechtdach nae de facantie en, off wel Vos daer tegens protestierde, werd de versochte geaccordiert. Hoe het daarna verder is gegaan, weten we niet, want een paar bladzijden verder houdt de optekening van akten in het register op om pas met ingang van 1681 te worden voortgezet. Het is echter goed mogelijk, dat de pachtschuld er in 1683 nog steeds stond. En in dat jaar horen we ook van een oude belastingschuld: Erschijnt D r Theod. Heute, als gevolmachtighde tot t innen van d' restante Heeren Schattinge vervallen ten tijde van d' oldtscholts Nuis, mede als lasthebbende van de Heere oltschulte Wijer, en versoeckt dat beslach moge worden gedaen op het saet gewas staende opt erve van Derck Bruins voor d' restante scattingen ten tijde van gemelte oldtscholts Nuis en Wijer vervallen, met interdictie en verbot aen gemelte Bruins dat hij sigh niet sal verstouten enigh saetgewas daer van intevoeren. Den 8 Julij 1683 is t bovenstaende beslach door Willem Camerlingh aen Hendrick Bruins gedaen. ende naederhandt weder ontslagen. Maar al werd in 1683 Hendricks guet verkocht, toch kwamen er zowel in 1683 als in 1684 twee kalveren op Bruins erve ter wereld. Ook had hij er in die beide jaren tien goudguldens voor over om in de zomer de Ronde Weide te mogen gebruiken voor zijn vee, al gaf hij in 1684 vooreerst enkel een osien (osje) ter waarde van 4 dalers - een tweede werd afgewezen, alsoe het noch niet gelubt (gecastreerd) was - en moest Van Coeverden in januari '85 anpandinge doen voor de rest. In 1683 behoorde tot de pachtvoorwaarden ook, dat de pachter een deel van de vrede (omheining) van de weide zou maken, te weten d'helfte an Veldincks weide, off Pagemaete, naest die A ende langes het saeilant d'helfte, of einde boginnende daer men in vaert; maar dat liet deze na, zodat de pachtheer twee dagen lang een daghuurder moest laten vreden en de pachter ter compensatie een viehme quaesen moest geven. Hendrick was er na de cessio zo snel weer bovenop gekomen, dat Van Coeverden bij het proces over het thijnt vercken op 17 sept zelfs meende te mogen beweren, dat de vercoopinge van sijn goederen gedaen is in fraude creditorum, daer gem. Henr. Brouns op het Erve is gebleven, ende tegenswoordigh in vol besit 4 peerden 5 a 6 melck koene en minder biesten schapen rack ende gerietschap als een vol vermogent Bour is geseten. Ook wees hij erop, dat Hendrick nog bij honderden heggehoudt, paarden, koeien etc. kocht. De Huisvrou van Hendrick Brouns vroeg en kreeg die dag vermits indispositie van desselfs man uitstel. Wie was zij? Daarover nu Boer vindt vrouw en krijgt kinderen. In 1685 noteerde Van Coeverden in zijn pachtboek: Den 4 Septemb. met Henr. Bruens en sien knecht Jan geaccordiert over die tientschaepen van A- o 1684 en dit loepende jaer 1685 dat hie mi sal betaelen een goet vet lam binnen 8 daegen. Dit accordieren was echter niet zonder slag of stoot gegaan, want er volgt: Dan hoerdensie die knecht, dan sien schoen soene Willem, dan haddense nae sien cunsties daer niet gejonget. Sulcke babbelguchies wiste hie voor te brengen. Sie hoeren wie se hoeren, die daer jongen coompt mi die tiende van toe. Het lam werd overigens wel binnen de gestelde termijn afgeleverd. Het jaar daarop schreef hij: Henr. Bruens domestiken, soen, knecht, of hie selfs hadden 1686 voor ende nae enige tientlammeren vet vercoft, dat moegense voor Lamberti ehr die tiende uitgeset is,

17 niet doen. De onderschout was erbij gehaald en er was overeengekomen, dat Henrick twie vette lammeren, oft een rixd. voor elker lam zou geven, en dat er 5 of 6 overige opgekervet zouden worden om bij de lammeren van het volgende jaar te worden opgeteld. Dat gebeurde inderdaad, we lezen: 1687 den 7 martij Henr. Bruens met sien schoen soene Willem met mi veraccordeert voor dit jaer van de tientlammeren, dat hie mi sal betaelen twie vette lammeren daer voer, des sullen die voorss. 5 á 6 lammeren mede doot gerekent zien. In 1688 noteerde de jonker: met gem. Willem veraccordiert voer die tientschaepen van dit jaer. In 1690 werd de geboorte van zes lammeren gemeld, maar met de volgende aantekening: Nota, men spoelt mi huberties mette lammeren en calver. Dan heft die soene (soe niet voele te geloeven is) die oien mette lammeren gecoft; als dat waer was, die geven niet. Dan conde ick iens anders bewisen, solde hem sien kunsties doen betaelen. In 1691 werd Een vet (doch niet seer goet) lam betaelt voor die lammertiende van dit jaer. Het jaar daarop schreef Van Coeverden: Willem die lammer tiende van het jaer 1692 verdongen voor 2 Car.gl. of een vet lam tot mienen keur, en in 1693 over het vette lam dat toen verdongen was: Dit lam is vridages voor pinxteren betaelt. We horen hier steeds van een Willem, die een schoonzoon van Henrick heet te zijn. Maar die kan in deze jaren moeilijk een echte schoonzoon hebben gehad, want hij is vóór 1679 nooit getrouwd geweest. In het oudste bewaard gebleven trouwboek van de Gereformeerde kerk van Dalfsen, dat, net als het oudste doopboek, met het jaar 1679 aanvangt, lezen we namelijk: A- o 1679 den 14 Decemb. In den houl. staet bevestight alhier Hendrick Dircksen, soon van Sal. Dirck Brons te Millegen. En Henderickijn Willemsen, wed. van Hermen van Ralte int Velthoen te Millegen. In dat trouwboek wordt echter ook melding gemaakt van een Willem Harms J.M. bij Henrik Bruyns te Millegen, die op 25 november 1694 in ondertrouw is opgenomen met Engbertien Jans, eveneens te Millegen. Als deze Willem dezelfde was als die van de lammertiende - en er is geen reden om daaraan te twijfelen - dan kan het haast niet anders of die Willem is geen schoonzoon maar een stiefzoon van Henrick geweest, namelijk een naar zijn grootvader van moeders kant genoemde zoon van Henderickijn Willemsen uit haar eerdere huwelijk met Hermen van Raalte, alias Harmen Jansen. Op 7 november 1667 verklaarden Henr. van Coverden, Ten Berghe, ende vrouw Anna Margrieta Sloet, eheluiden, te hebben vermeiert, verhuert ende verpachtett, om daetelijck off ierstcoemende St Peter 1668 an te tasten, an Harmen Jansen, Henrickjen Willems sien huesfrouwe, ende der selver Erffg. seker Cotterie genoempt HET VELTHOEN gelegen tot Millingen int gerichte van Dalfsen. In 1674 noteerde Van Coeverden over zijn pachter Harmen in 't Velthoen: Sien soene mi die duiven verstoert en afgevangen; Harmen had toen dus al een zoon die tot zoiets in staat was. In de aantekeningen over de smalle tiende komen we trouwens ook nog een Derrickjen tegen, die een dochter van Henrick heet te zijn en voor hem in 1686 de verschuldigde hoenders aflevert; ook zij moet een kind uit het eerste huwelijk van Henderickijn zijn geweest. Over de gans die Bruens erve in datzelfde jaar gaf, staat genoteerd: A- o 1686 die gans die schulte verehrt. Cofte noch meer van Henr. Bruins, dede die doe daer bij. Een relatiegeschenk voor de schout dus. Willem Harms is met zijn vrouw gaan wonen op het erve Nierveer te Emmen; daar werd in ieder geval in 1697 zijn tweede kind geboren en daar woonde hij in 1720 nog. In 1707 heeft hij tegelijk met zijn vrouw belijdenis gedaan in de Gereformeerde kerk van Dalfsen.

18 Een boerderijtje met de naam Veldhoen is nog altijd te vinden op slechts een steenworp afstand van Groot Rekkelaar. Hendrick is dus getrouwd met de weduwe van zijn buurman. Het eerste geboekstaafde zakelijke contact tussen hem en die buurman had al vroeg plaatsgevonden: in het pachtboek staat over Harmen Jansen genoteerd: in febr. van Bruens opte smalle tiende te ontfangen geassigniert een half mudde roggen a 18 st. het schepel. Dit betekent, dat de jonker de inning van de smalle tiende van Bruens erve voor een deel aan zijn pachter had toevertrouwd. Zoiets gebeurde vaker: in 1673 liet Van Coeverden én de inning van een geldbedrag dat de boer op de Aalshorst hem schuldig was, én de uitbetaling van het loon dat een arbeider had verdiend met eeckhouwen (eek in stukjes hakken), aan Henrick Bruens over; en in 1683 is sprake van een bedrag van ruim 16 gulden, soe Henr. Bruins an die schultis Molkenbour betaelt ter voldoening van de belastingschuld van Tonis Tonisen, die het huis op Rickeler erve bewaert. En we hoorden al eerder over de assignatie in 1688 aan Nauta van een bedrag dat Henrick schuldig was. In januari 1679 dorste Harmen nog vijf dagen lang rogge en boekweit voor zijn pachtheer, maar niet lang daarna is hij overleden, want in het pachtboek staat: A- o 1679 den 8 mey met Harmens wed. in praesentie van haer swaeger Berent ende Henr. Bruens afgerekent, dat mi noch suiver rest 63 gl. 12 st. tot 1678 op Mertini incluis. Eigenlijk had Van Coeverden recht op meer, maar hij had Harmens wed. uit consideratie die geltpacht van een bisschops jaer doorgedaen - iets wat hij eerder had geweigerd, omdat Harmen volgens hem per saldo niet onder de oorlog had geleden. Na enkele aantekeningen over betalingen die Henrickjen in 1679 nog heeft gedaan, volgt: Op Petri 1680 coempt Henrickjen (die nu an Henr. Bruens getrouwt is) van diese cotterstede, soe lange moet sie die pacht betaelen tot 1679 incluis. Daarna volgt een berekening van het bedrag dat inclusief die pacht nog voor de cotterstede moest worden voldaan: 82 gulden en 14 stuivers, met 4 paer hoenderen. Dat nam Henrick dus voor zijn rekening door met de weduwe te trouwen. Toen Albertus Molckenbour in 1679 predikant was geworden van de Gereformeerde kerk van Dalfsen en een lijst maakte van de belijdende leden van zijn gemeente, trof hij in Millingen niet meer dan negen aan. Henderijckijn Willemsen, vrouw van Bruijns Hendrick was één van hen, maar Bruijns Hendrick zelf niet, en hij heeft zich ook later nooit als lidmaat laten aannemen. Alvorens hieruit te concluderen dat hij onverschillig stond tegenover de kerk, moeten we wel bedenken, dat in die tijd ook trouwe kerkgangers er vaak niet toe kwamen belijdenis te doen. In ieder geval wijst niets erop, dat Hendrick iets anders dan gereformeerd was, ook al waren, zoals reeds is opgemerkt, de achtereenvolgende eigenaars van zijn boerderij allemaal rooms. Vier kinderen heeft het echtpaar in de dorpskerk van Dalfsen laten dopen. Allereerst, op 4 juli 1680, Dirck, uit wie de latere generaties Bruins zijn voortgekomen. Swaentijn ( ) vinden we later terug als vrouw van ene Willem Alberts. Een Albert Willems zien we namelijk in 1740 optreden als naaste bloedverwant van de dan inmiddels overleden Derk Hendriksen Broens en in 1707 werd in Dalfsen een Albert gedoopt, geboren in het kerkdorp als zoon van Willem Alberts en Swaantien Henriks, die bij de geboorte van hun eerdere kinderen, in 1702 en 1704, nog in Millegen woonden - en wel, zoals we zullen zien, op Groot Rekkelaar. Wat er geworden is van de overige twee kinderen van Hendrick en Henderickijn, Herm (gedoopt in 1683, eerst per abuis als Hermtijn dochter ingeschreven) en Janneghijn (1685), is onbekend.

19 Het kerkdorp Dalfsen bereikte men vanuit Millingen middels een veer over de Vecht. Om ook bij hoge waterstanden dit veer en daarmee de kerk te kunnen bereiken, had men vanaf de Millinger Esch door de uiterwaard een verhoogde weg aangelegd, de Kerckdijck. Op 3 december 1689 moest Henrick Brouns voor de schout verschijnen om zich onder ede te laten ondervragen als getuige bij een proces over de vraag, wie er voor het herstel moest zorgen, wanneer gemelte Dijck door t water waer anstucken geloopen offte anders vervallen. De meeste vragen beantwoordde hij met een simpele bevestiging; alleen op de vraag, wie de dijk had laten maken, gaf hij een uitgebreider antwoord: dat als dese Dijck soude gemaeckt worden haer sulcx van de Scholtis van Dalffzen wierde bekent gemaeckt, en dat de van Lente Rechteren Millingen en Hessum dan deselve Dijck maeckten sonder te weten off zulcx uit ordre van de Heeren van Rechteren geschiet off niet. Gevraagd naar zijn leeftijd verklaarde hij omtrent 47 jaaren oudt te wesen; aangenomen dat hij zich niet vergiste, was hij dus omstreeks 1642 geboren Nieuwe schulden Het veer was eigendom van de heer van Rechteren. Voor het gebruik ervan moest elk huisgezin aan hem jaarlijks een vaste hoeveelheid boter of rogge geven. Zo treffen we in het Register van de Veer Rogge van de Jaeren 1692, 1693, onder Milligen Bruins Henr. aan. Hij moest jaarlijks een schepel en een spint rogge geven. (1 spint = 1/4 schepel = 1/16 mud.) Maar terwijl achter bijna alle namen een hele lijst staat van jaren waarvoor betaald is, staat er achter zijn naam niets. Heeft hij al die jaren niets gegeven? Dat zou best eens kunnen, want we hebben hem al als een quaet betaelsman leren kennen en in het Dalfser register van de contentieuze rechtspraak over 1691 vinden we hem opnieuw als schuldenaar vermeld, om te beginnen op 14 mei: Erschenen in desen Eed. Gerichte D- r Cornelis Verhoeff volm- r van Jan Willems, doende en versoekende opbadinge en aneijcheninge an de gerede goederen van Henrick Brouns, om daer an te verhalen 't geene bij acte van pandinge op den 30sten des voorgaenden maents gerecesseert, soo behoorlijck is geinsinueert, staet uitgedruckt, en dat hier van behoorlicke insinuatie en relaes nae landtrechte geschiede. Ingevalle geblijckt dat de pandinge van heden 14 dagen is behoorlick geinsinueert en dat geen pantkeringe is gedaen, soo wort dese boven staende opbadinge en aneijcheninge geaccordeert als naer landtrechte. Het gericht was er dus niet helemaal zeker van, of de panding volgens de regels was verlopen; er was op 30 april dan ook niets in het register opgetekend. We horen er later ook niets meer over. Op 2 augustus 1691 verscheen Henrick zelf in verband met een andere schuld: Compareert in desen Eed. gerichte Henrick Brouns en Jannis Gerrits, welcke bekenden oprecht ende deugdelick schuldigh te wesen an Herman Ridders ende Dietert Herms, ingevolge liquidatie daer van int gerichte vertoont eene somma van Een hondert vierendertich car. gl. 16 stuvers, met daer over gelopene kosten, voor welcke somma sij comparanten bij desen passeren gerichtelick vrijwilligh verwin op alle haere gerede ende ongerede goederen gene uitbesondert (dan ongepraejudiceert ende voorbehouden 't geene Marcus van der Vechte van gepachte Heeren middelen van dese comparanten competeert) ende dat in sodanigen cracht als off dit selve verwin bij pandinge opbadinge en aneijcheninge ware bekomen geweest. Uit de vermelding van een vordering door een belastingpachter vanwege Heeren middelen blijkt, dat er sprake was van een belastingschuld. Maar hoe was de schuld ontstaan waarvoor Henrick en

20 Jannis verwin passeerden? Een reeks van latere akten, waarin we voor een deel dezelfde personen zien optreden, doet ons een mogelijk antwoord op deze vraag aan de hand. De eerste akte is van 7 september 1699: Erschenen de Heer Wolter van Besten als volmachtiger van de Heer Rotger van Dongen toe de Klenke Capitein, nomine uxoris, en van Welgeb. Juffer N. van Loen, als erfgenamen onder beneficie van inventaris van Juffer Florentina Adriana van Coevorden toe den Berge, geadsisteert met D- r Verhoeff, voordragende tegens heden te hebben doen citeren Henrik Brouns ten einde om syn hand, staande onder sekere coops voorwaarden van verkoft hegge houd van den 4 Febr alhier in judicio overgelegt, te bekennen ofte ontkennen, staande daar op wagten en waren, onder eisch van kosten. Waar op is erschenen Henrik Brouns en heeft syn hand onder voorss. koops voorwaarden bekent, so als daar is ondergetekent. Henrik had dus weer op het landgoed Den Berg een perceel hakhout gekocht en blijkbaar niet op tijd de koopprijs voldaan. Op 3 oktober 1700 werd echter iemand anders wegens op 4 februari 1699 op Den Berg gekocht heggehout geciteerd: Erschenen in desen Ed- n Gerigte P- r Christiaen Vlier als last hebbende van de Heer Wolter van Besten volmagtig- r van de Heer Rotger Van Dongen totte Klincke, te kennen geevende, tegens heeden te hebben doen citeeren Berent Harms Schipper, ten einde om betalinge te hebben van een somma van 51 gl. 12 st. dewelke voors- n Berent Harms per resto wegens heggeholt in a- o 1699 op den 4 feb. gekoft, alnog an gemelte Heere Dongen is schuldigh gebleven. Had schipper Berent op dezelfde dag als Henrik Brouns ook een perceel gekocht? Onmogelijk is dat niet, want in 1701 kocht hij hakhout op Rechteren. Maar hier moet iets anders aan de hand zijn geweest, want op 17 oktober liet Berent Harms op zijn beurt achtereenvolgens Jannis Gerrits Rijtman en Henrik Brouns citeren om hen de hand onder een bepaald stuk te laten bekennen of ontkennen als zijnde hun handtekening. Bij Jannis betrof het seekere afrekeninge in dato den 22 July 1700, en bij Henrik sekere obligatie in dato den 26 Mey De onderschout moest de oproep overbrengen, maar toen hij op het Rijtmans erve in Millingen kwam, bleek Jannis Gerrits naar Groningen te zijn, zodat hij de citatie aan desselfs huisvrouw moest insinueren. Ook Henrik Brouns kreeg hij niet mee, we lezen: D' onderscholtis Camerlink segt op dit bovenstaande reces, dat hij de citatie als boven heeft gedaan, en dat hij onderscholtis heeft gesien, dat Henrik Brouns siek waar, ende vervolgens door sijn crankheit niet konde komen. De handtbekenninge ging dus niet door en op 14 november werd Berent Harms opnieuw voor het gericht gedaagd. Maar hij verscheen niet. Wie wel verscheen, was Hermen Ridder, die we in 1691 ook al zijn tegengekomen, toen samen met Dietert Herms. Deze laatste was, zo blijkt uit andere bronnen, net als Berent Harms schipper, dus waarschijnlijk waren zij broers en was Hermen, die al in 1675 een huis in het kerkdorp bezat, hun beider vader. Hermen wilde ditmaal Henrik Brouns sijn handt staande onder seker accoort laten be of ontkennen, maar ook nu verscheen deze niet. Hermen had echter verzocht bij non comparitie, dat gemelte handt propter contumaciam (wegens verstek) voor bekent mag worden erholden, en dat verzoek werd nu ingewilligd. Tenslotte verscheen op 16 december 1700 Wolter van Besten in het gericht om Henrik Broens sijn hand staende onder seker handschrift te laten bekennen, en nu kwam Henrik wel opdagen, zodat Van Besten op 6 januari 1701 uit kracht van gerichtelijke handtbekenninge pandinge kon doen aan het gereede van Henrik Broens om daar aen te verhaelen een somma van 25 gl. salv. calc., en uiteindelijk op 6 oktober 1701 toestemming tot executie off panthalinge kreeg.

21 Aan te nemen valt, dat het hier steeds om hetzelfde door Henrik ondertekende stuk ging. Als dat zo is, dan is het kennelijk als volgt gegaan. In de aantekeningen van Van Coeverden lezen we enkele malen, dat twee personen als masschappen samen een perceel hakhout kochten. Henrik en Jannis hadden dat in 1699 ook gedaan, met Berent Harms als borg, maar zij waren ongeveer 50 gl. schuldig gebleven. Na ruim een jaar te hebben gewacht wendde de verkoper zich tot de borg en eiste van hem, dat hij de schuld zou betalen. Die had de kopers ieder voor de helft van het bedrag een schuldbekentenis laten tekenen en wilde die nu aan de verkoper overhandigen, maar dan moest wel eerst door gerichtelijke handbekenning de echtheid ervan worden vastgesteld. Naast deze schuld had Henrik aan het heggeholt van 1699 nog een schuld overgehouden: op 15 februari 1700 werd genoteerd: Eodem erschenen Pr. Chr- n Vlier als last hebbende van Jan Willems op de Meente, in de beste forma regtens doende en versoukende pandinge ant gerede van Hendrik Brouns ten einde om daar aff te bekomen een somma van 3 gl. 2 st. 8 penn. welke deselve an compar. principale wegens arbeits loon, wegens bosschen in Majo 1699 verdient, is verschult. Was deze Jan Willems dezelfde als die van 14 mei 1691 en ging het toen ook om achterstallig met bossen verdiend loon? In ieder geval is het heel waarschijnlijk, dat de schuld die Henrick Brouns en Jannis Gerrits in 1691 samen hadden, net als die van 1699 was ontstaan doordat zij samen hakhout hadden gekocht. Overigens, niet alleen door zijn activiteiten met hakhout maakte Henrik in deze tijd schulden: Dalfsen den 30 Mey 1700 Verwalter Rigter Herm. Wesselink (...) Erscheenen de voors- n procureur Vlier, als lasthebbende van de Heer Scholtis Alb. Molkenbour, en doet optima juris forma pandinge an't gereede van Henr. Brouns om daar af te bekomen een somma van 36 gln. wegens een gekoft peert Afscheid van het oude erf Als gebruikers van een in Dalmsholte gewaard erf hadden de meiers van Groot Rekkelaar in die marke verschillende rechten, waaronder het recht er hun vee te laten grazen. Dit was evenwel, om overbegrazing te voorkomen, aan de nodige regels gebonden. Zo kon het gebeuren, dat in 1701 Bruins Henr. met schape bekeurd werd. Het was namelijk verboden schapen te laten grazen op de groene landen. Die waren gereserveerd voor de paarden en de runderen, maar die moesten dan wel opgebrand (gebrandmerkt) zijn, voordat ze op de marke gedreven werden, anders werden ze geschut, d.i. in bewaring genomen, totdat er een boete zou zijn betaald. Het opbranden gebeurde ieder jaar in april en de aantallen opgebrande dieren werden dan opgetekend in opbrandregisters. In dat van 1704, toen het opbrandgeld vanwege de kosten van ondermeer de stuifzandbestrijding tijdelijk verhoogd was van een halve naar vier stuivers per dier en de meiers de helfte van deesen last aen haere goedt heeren (die dan ook speciaal vermeld werden) korten mochten, lezen we: Henrik Bruins, Meijer van de Heer Beunink - 2 peerden, een beest - f , twee pinken. Heeft mij niet betaelt, maar de soon heeft mij belooft an Reint Stevens desen avond te betalen: anders sullen als onopgebrande worden geschut. In het eveneens bewaard gebleven opbrandregister van 1705 ontbreekt Groot Rekkelaar. Blijkbaar bestond er daar geen behoefte meer om van het weiderecht in Dalmsholte gebruik te maken. Er was dan ook het een en ander gebeurd. Maar daarvoor moeten we eerst een paar jaar terug. Op 27 februari 1700 noteerde men bij het schoutengericht:

22 Erschenen in desen Ed. Ger. P- r Christ. Vlier gelastigde van de WEl Geb. Heer Beunink tot Zwol, in de bestendigste forme regtens doende en versoekende pandinge an het gerede van Hendrick Brouns ten einde om daar an kost en schadeloos te bekomen een somma van st. salv. calculo, dewelke deselve an compar. principale wegens achterstaande pagten tot Martini 1699 is verschult, blijvende nogtans gereserveert de toepagten en eenige geldtpagt, alles onder afslag van gedane bewijselijke betalinge, met versouk van insinuatie, exploit en relaas als na Landregte, onder bedingh van kosten, ofte etc. Salv. Eodem eschenen P- r Christ. Vlier en versoukt pandinge ant gerede van voorss. H. Brouns, uit name van Anthony Vlier, voor een somma van 75 car.gl. wegens achterstaande redemtie tot 1682 incluis, met versouk (...) etc. Salv. met eijs van kosten. Hendrick had dus een pachtschuld en een belastingschuld. Voor de eerste werden ook nu weer, toen hij in gebreke bleef, borgen aangesproken. Op 8 maart 1700 werd genoteerd: Erschenen in desen Ed. Ger. Derk Bonkert en Jannes Rijtman, en hebben op heden beide en een ieder int besonder ten proffitte van de WEl Gebr. H- r Beunink tot Zwol gepasseert vrijwillig verwin op alle haar mobile en inmobile goederen, (...) ten einde om daar an kost en schadeloos te bekomen een somma van salv. calculo als mede voor de nog resterende toepagt en eenige geltpagt t welk Hendrik Brouns alle te samen an de H- r Beunink voorss. wegens landpagt tot Martini 1699 is verschult, en waar voor sij compar- ten haar als Borge ten principale hadden ingelaten. Over Jannes Rijtman (= Jannis Gerrits) als borg horen we daarna niets meer, maar wel over de in het kerkdorp wonende en soms ook hakhout kopende Derk Bonkert, en wel op 29 juni 1702: Erschenen Derk Jansen Bonkert, op den 9 Julij 1699 sig als Borge voor Henr. Bruins wegens de pagten op Martini 1699 ent 1700 bedraegende salv. calc. de somma van 359 Car.gls 16 sts, hebbende ingelaten, ende heeft ten profite van de Welgeb. r Heer Bunink tot Swol voor de voorsz. verschenene pagten ter goeder rekeninge gepasseert vrijwillig verwin op alle sijne mobile goederen gene uitgesondert. Maar op diezelfde dag werd genoteerd, nu met vermelding van de tijd: om 7 uiren: Gecompareert in desen Ed. Ger. Willem Alberts, en heeft ten profite van Derk Bonkert gepasseert voor een somme van 359 Car.gls 16 st. vrijwillig verwin in sodane maniere, of 't selvige waer verkregen geworden bij aenpandinge opbadinge en aeneijginge. De pachtschuld van Henrik was dus verder opgelopen en hij had zijn bedrijf overgedaan aan een nieuwe meier: Willem Alberts, zijn schoonzoon. Die gaf nu de borg het recht de schuld op hem te verhalen. Maar inmiddels had hij ook al een pachtschuld van zichzelf: Eodem (15 juni 1702) erschenen p- r Christ. Vlier als Gelastigde van WelGebr. Heer Bunink ten besten forme regtens doende en versoekende pandinge aent gerede van Wilm Alberts tot Millingen voor een s- a van 134 gls. 8 st. salv. calc. herkomende wegens verschenen pagt op Martini 1701, van des selfs Erve, als mede voor de pagt te verschienen op Martini 1702, beijde ter goeder rekeninge en onder afslag vant gene nae regte soude vermogen te korten, ten fine om daeraf de gelibelleerde pagten kost en schaedeloos te bekomen. De afrekening liet echter nog twee jaar op zich wachten en in tussentijd meldden zich nog een paar schuldeisers. Allereerst op 28 september 1702: Compareert in desen Ed. Ger. p- r W. Fabius als volm- r van de Erfgen. Kreimans tot Zwolle, en heeft versogt en gedaen pandinge aent gerede van Bruins Willem te Millingen, om daer aen te verhalen een s- a van wegens gehaeld en geleverd bier.

23 Over deze schuld, die misschien nog terugging op Willems bruiloft, horen we daarna niets meer. Dat geldt echter niet voor de schuld waarover op 3 januari 1704 werd genoteerd: Erschenen in desen Ed. Ger. de P- r Rudolph van Hoboken volm- r van M- r Abram Dusart, Burger en Coopman der Stad Zwoll, versoekende en doende in beste en bestendigste forme regtens pand. aent gerede van Willem Albertsen, in de Boerschap Millingen wonagtig, voor een s- a van : hem comp- ts principael deugdelijk competerende wegens gehaelde winkelwaeren als laken sarsij etc. versoekende hier van insinuatie en relaes als na Landr. met eijsch en beding van costen ofte etc. Word geaccordeert D' onderscholtis W. Camerlink relateert bovenstaende pand. ten huise van Wilm Alberts te Millingen te hebben geinsinueert. Laken en sarsij (of serge) waren wollen stoffen. Op 17 januari 1704 verzocht Dusart ingevolge deze panding opb. en aeneigeninge aent gerede van Wilm Alberts in Millingen. Ook dit werd geaccordeerd, zodat Camerlink zich op 21 januari weer naar Millingen begaf om Wilm Alberts te insinueren. Maar die legde zich er niet zomaar bij neer: op 13 maart deed hij pandkeringe, met als gevolg dat deze zaak nog niet was afgehandeld, toen op 19 juni 1704 de pachtheer weer van zich liet horen: Erschenen in desen Ed. Ger. p- r Chr. Vlier als gelastigde van d' Heer Bunink tot Zwol, te kennen gevende, hoe dat comp- ts Heer principael, wegens verschulde pagten van Wilm Alberts tot Millingen, is competerende een s- a van :, salvo calculo, verschenen van de jaren 1699, 1700, 1701, 1702 en 1703, als mede wegens 't lopende jaer verschenen op Martini 1704, en sulx vant Erve het Rekkelar, bij voorsz. Wilm Alberts Meijers wijse gebruikt werdende, welke voors. penningen in der minne niet hebbende kunnen erlangen, so heeft comp- t qq. voor de voorsz. somme op heden doen versoeken pandinge aen de gerede goederen van hem Wilm Alberts voorsz., als mede aen het saedgewas en vleus onder voorsz. Erve gehorende, dit nogtans onder afslag van alle verdere onvermoedelijke gedane betalinge, en vant gene nae regte hijr aen soude vermogen te corten; met versoek van insinuatie exploit en relaes als nae Landregte. Fiat Insinuatio Na gedane insinuatie, van bovenstaende pandinge is in den Gerigte gecompareert Wilm Alberts, wonende opt Erve het grote Rekkelar, en heeft vrijwillig verwin gepasseert, voor en op al het gene in de acte van pandinge word gevordert, sodanig en in dier voegen, of het selvige met pandinge opb. en aeneigeninge ware verkregen. Op 7 juli 1704 zouden de goederen van Wilm Alberts worden verkocht. Maar toen men daarvoor op die dag op't Erve van de Heer Bunink tot Millingen bijeengekomen was, compareerde daar p- r van Hoboken als volm- r van Mons- r Abraham Dusard, seggende met de uiterste bevreemdinge in ervaringe te sijn gekomen, dat de goederen van Wilm Alberts op huiden seer praecipitantlijk et plane nulliter sullen worden verkogt, quasi ter instantie van de Scholtis Molckenbour en d' Heer Bunink, sonder dat deselve goederen nae Landr. drie agter een volgende sondagen zijn verkerkenspraekt geworden, gelijk comp- ts principael uit kragte van Gerigtlijk verwin albereets twe heeft gedaen, en de derde staet te geschieden, tegens den 14 deses maends Julij om ten overstaen vant Ed. Schouten Gerigte van Ommen als daer toe van d' H- r Drost van Zalland specialijk gesurrogeert zijnde, de gerequireerde distractie debite en nae Landr. te doen. De procurator waarschuwde daarom zowel de verkopers als de kopers, dat hij de reeds tweemaal bij kerkenspraak aangekondigde verkoping op de 14de ten overstaan van de schout van Ommen zou laten doorgaan, als of dese nulle verkopinge niet eens ware gedaen geworden.

24 Bunink en de gelastigde van ene Geh- r Molckenbour, die de executie mede had verzocht, voerden daarop redenen aan, waarom niet tegenstaende dit nulliter en ongefundeert protest, de verkopinge van de voorhanden zijnde mobile goederen en vant saet gewas van de geexecuteerde toch door moest gaan. En hoewel Van Hoboken bleef protesteren, kregen zij hun zin: Decretum. 'T Gerigte verstaet, dat de verkoping om bijsonderlijke redenen sijn voortgank op heden sal gewinnen, verblijvende nogtans 't regt 't welke p- r Hoboken qq mogte hebben, ongepraejudiceert. Op 7 juli 1704 raakte Wilm Alberts dus al zijn bezittingen kwijt, maar meteen ook zijn schulden en ene Henricus Vlier was zo goed hem 100 gulden te lenen, waer voor hij wederom tot subsistentie van sijn familie heeft ingekogt twee peerden, een koe en een kalf, en twe schapen, benevens enige andere meubilen, in hope, om daer mede so veel mogelijk sijn onderhoud te besorgen. Wel liet Vlier op 15 maart 1705 in een akte vastleggen, dat hij alle de voorn. parcelen ten allen tijden nae sig nemen mocht. Deze akte staat, met NB ervoor, in het register direct onder een akte van 6 april 1705, waarin Derk Bruins, de zoon van Hendrik, panding aan zijn vee en veltgewas accepteert. Blijkbaar hadden de twee zwagers samen het bedrijf voortgezet en wilde Vlier voorkomen, dat hij de dieren waarvoor hij Wilm Alberts geld had geleend, kwijt zou raken, wanneer het vee van diens zwager bij executie zou worden verkocht. Want ook de inmiddels 24 jaar oude Derk had schulden. Op 30 oktober 1704 werd genoteerd: Erschenen in desen Ed. Ger. Derk Bruins, en heeft voor een sekere s- a van penn. in verminderinge van meerdere belooft, gelijk doet mits desen aen d' H- r Blankvoort toe de Coele, te betalen een s- a van 40 Cargls. wegens gekogt heggehout, daer toe sig verbindende, of deselve procedure waere aengevangen bij anpandinge, opbod en aeneigeninge, vervolgens sig executabel verklarende ten profite Landregtens. Derk was dus in de voetsporen van zijn vader getreden door eikenhakhout te kopen, en wel op het landgoed De Coele bij Hoonhorst. Maar hij had niet kunnen voorkomen dat er een bedrag was blijven staan, dat Blankvoort, die blijkbaar inzag dat Derk onmogelijk het volle kon betalen, had verlaagd tot 40 carolusguldens. En dat was niet het enige, want een eindje verder staat te lezen: Den 20 Novemb- r a- o 1704 coram rigter Alb. Molckenbour (...) Gecompareert in desen Ed. Ger. Derk Hendriks Bruinink en heeft 't verwin, so d' H- r Blankvoort toe de Coele, wegens gekogt hout ter s- a van : cum expensis, en daer voor reets Gerr. Gosens voor desen Ed. Ger. als Borge is worden verwonnen, met pand. opb. en aeneigeninge etc. tot de dadelijke executie toe, welke op heden stond te geschieden, volkomen op hem genomen, en daer voor verklaerde executabel te zijn, versoekende hij Derk Hendrix voorsz, dat Gerr. Gosens daer mogte van gelibereert worden, en ook niet worden geexecuteert, ten opsigte dat hij belooft met handtastinge, loco juramenti, binnen 12 dagen d' H- r Blankvoort toe de Coele de voorsz. s- a van : met de costen onder quitance te voldoen. Waer op is Gecompareert Derk Hendrix Bruinink in desen Ed. Ger. en heeft 't bovenstaende gepraesteert, en bij ontstentnis van dien 't voorsz. verwin, so op de persoon van Gerr. Gosens was liggende, in vollen waerden sal continueren, alles ten profite Landregtens. Waarschijnlijk ging het hier net als in 1702, toen Willem Alberts degene die zich borg had gesteld voor de pachtschuld van Henr. Bruins, toestond alles op hem te verhalen, om een schuld die vader Hendrik had gemaakt. Die had al in 1701 het boerenbedrijf aan zijn schoonzoon overgelaten, maar misschien was hij nog wel even doorgegaan met het kopen van hakhout. Nu was hij blijkbaar tot weinig meer in staat, maar hij werd nog wel een keer persoonlijk aangesproken op een schuld:

25 Dalfsen den 5 Febr Verw. Rigt. Herm. Wesselink (...) Erschenen in desen Ed. Ger. D- r Schuirman als lasthebbende van de H- r Scholtus Alb. Molckenbour, en doet in debita juris forma opb. en aeneigeninge aent gerede van Hendrik Bruins, om dat gene daer aen te verhalen 't welk heden 14 dagen bij acte van pandinge is worden geexpresseert, quo relatio, met versoek van insinuatie, exploit en relaes, als nae Landr. met eijsch van costen ofte etc. Er staat overigens niet, dat Hendrik persoonlijk compareerde. De volgende akte doet vermoeden, dat zijn zoon Derk ook deze vordering op zijn bordje heeft gekregen. Den 6 april 1705 Rigter Alb. Molkenb. (...) Erschenen in desen Ed. Ger. Hendrik Cronenberg, geassisteert met sijn bediende D- r Schuirman, doende in de beste en bestendigste forma regtens pandinge aent gerede van vee en veltgewas van Derk Bruins, om daer aen te verhalen een s- a van 110 gls, so wegens borgtogt als verschotene penningen, met versoek van (...) etc. Waer op is erschenen Derk Bruins, nadat door mij selfs de pandinge als boven is worden versogt, en aen voorsz. Derk Bruins ware geinsinueert, de pandinge ten profite van Hendr. Cronenberg niet alleen heeft aengenomen, maer ook behalven dien vrijwillig verwin gepasseert voor bovengen. 110 Cargls met sodane kragt ofte hij met pand. opb. en aeneig. ware verwonnen geworden. Waarschijnlijk had Cronenberg zichzelf borg gesteld voor de ene schuld van Derk aan Blankvoort en hem geld verschoten om de andere te betalen, waardoor Derk hem nu opgeteld 110 gl. schuldig was. Nu hij panding verzocht, sloot richter Molckenbour zich bij hem aan. De vermelding van veltgewas wijst erop, dat Derk nog op Bruins erve boerde. Dan is het heel begrijpelijk, dat er daar in 1705 niets meer voor Dalmsholte werd opgebrand: wat Derk eventueel nog aan dieren overhield, kon hij ruimschoots kwijt op de eigen weiden van het erve, die bij het huis en aan de A lagen. In ieder geval is de familie er niet lang meer gebleven, want begin 1708 vinden we Gerrit Jansen op't Recklaar vermeld, die op Groot Rekkelaar moet hebben gewoond, want op Klein Rekkelaar woonde toen Berent op't Reckelaer. Pas in de twintiger jaren horen we weer van Derk. Hij woont dan bij zijn moeder op een armzalig keuterijtje elders in Millingen. Willem en Swaantien zijn in het kerkdorp gaan wonen en hebben daar nog een aantal kinderen gekregen. Zij hadden het ook niet breed: in 1723 vinden we hen zelfs vermeld onder de Diaconij Armen van het kerkdorp. In 1726 tegen paaschen werd Swaantien Henriks huijsvrouw van Willem Alberts uijt het Kerkdorp als lidmaat van de Gereformeerde kerk aangenomen. In 1748 leefden zij en haar man allebei nog; volgens de volkstellingslijst woonden ze toen in bij de naaste buren van de weduwe van hun zoon Albert in het kerkdorp. De aloude band tussen de familie en het erf werd dus kort na april 1705 verbroken. Of toch niet helemaal? In de 18e eeuw (en ook nog op het in 1820 getekende kadastrale minuutplan) werd Groot Rekkelaar vaak Bruinink genoemd, een nevenvorm van Bruins, zoals we zagen. Nu liet niet alleen Derk in 1704 zich Bruinink noemen, ook later in de 18e eeuw hebben leden van de familie dat gedaan, en wel met name die leden die het keuterbestaan weer min of meer te boven waren gekomen. Het lijkt er dus op, dat de Bruinzen nog lang hun stamhuis in het oog hebben gehouden en zich er bij tijd en wijle bewust naar hebben laten noemen.

26 Uitsnede uit een kaart van de havezate Den Berg, getekend door Samuel van Beinum in (Kaninen gat = Velthoen) 2. Een Caterplaatsjen genaamt t Bruins 2.1 De weduwe van Hendrik Bruins en haar nageslacht We weten niet, wanneer Hendrik Bruins is overleden, maar Henr. Broens wed. vinden we in 1722 voor het eerst vermeld, en wel als de hoofdbewoonster van een heel klein keuterijtje in Millingen, die te arm is om de 5 stuivers te betalen waarvoor zij in de Uitsettinge des Carspels Dalfsen van 1722 is aangeslagen. In de lijst van Restanten wegens de Uitsettinge over 't Carspel van Dalfsen van 1725 treffen we hetzelfde keuterijtje aan onder de naam Derk Broens; ook nu weer met de toevoeging: arm. De hoofdgeldlijst van 1723 vermeldt onder Milligen de naam Bruins twee keer: Derck Bruins wordt geacht voor één persoon te betalen, terwijl Hendrick Bruins wed. met twee personen onder de onvermoogen vermeld staat. Kennelijk was er sprake van één huishouden Bruins met drie personen boven de 17 jaar, van wie slechts één in staat was hoofdgeld te betalen. Men was er dus flink op achteruitgegaan, al blijkt uit de aangehaalde bronnen ook, dat de familie in geen van deze jaren van de diaconie trok, want anders zouden die bronnen daar melding van hebben gemaakt.

27 Derk Hendriks Bruins (of Broens) was gehuwd met Janna Roelofs. De huwelijksdatum is niet bekend (er is een trouwboek weg), maar op 3 september 1724 werd voor het eerst in Dalfsen een kind van Derk Henriks en Janna... te Millegen gedoopt, Henrickien genaamd. Daarna volgden er nog vijf: Margien ( ; haar moeder staat genoteerd als Jannegien Derks), nog een Margien ( , later Maria genoemd; de eerste Margien had dus maar kort geleefd), Gijsbert Willem ( als zoon van Derk Broens en Janna Roelofs Smit; hij was kennelijk genoemd naar de eigenaar van Den Berg, die toen overigens juist voortvluchtig was, verdacht van het doodschieten van zijn tuinman), Henrick ( ) en Willem ( ). Niet lang na de geboorte van Willem, in ieder geval vóór 1740, stierf Derk. In dat jaar hertrouwde Janna Roelofs namelijk, nadat er eerst in het bijzijn van een naaste bloedverwant van hun vader als volgt een regeling was getroffen voor de kinderen uit haar eerste huwelijk: Ik Jan Fabius wegens Hoger ovrigheijd in der tijd Scholtus van Dalfsen doe hier mede te weten dat voor mij en keurn. als waeren Hendrik Frericks en Jacob Willems Personelijk erschenen is Janna Roelofs wed- w wijlen Derk Hendriksen Broens, en verklaarde sig wederom te willen en moeten verondersaten. En sulx niet mogende doen voor en aleer van haare kinderen wegens haar vaderlijke goet ontscheijden was, so heeft de Comparatinne verklaart niet in staat te sijn om aan haare vier onmondige kinderen iets te kunnen bewijsen, het welke mede gesterkt en bevestigt is geworden door Albert Willems als sijnde van de naaste bloetverwa(n)ten en mede door de bovengenoemde keurn. welke haar staat wel bekent was. En is mede gecompareert Hendrik Alberts welke met voorn. wed- w sig in den hulijken staat gedagt te begeven en heeft met handtastinge aangenomen de vier kinderen te sullen onderhouden in kost en klederen tot dat in staat sijn om te kunnen gaan dienen, en indien sieck of sugtig wordende en bij een ander dienende 't de kinderen vrijstaan om in 't ouderlijke huijs te mogen inkomen en aldaar verpleegt worden tot herstelt sijnde toe, en na vermogen lesen en schrijven laten leren. In waarheijds oirkonde hebbe ik dese getekent en gesegelt. Dalfsen den 11 Meert 1740 Als gevolg hiervan vinden we op een lijst uit 1741 Derk Boes nu de Hase vermeld. 'De Haas' was namelijk de bijnaam van Hendrik Alberts. Het tweede huwelijk van Janna bleef kinderloos; bij de volkstelling in augustus 1748 werden bij Hendrik Albers en Janna Roelofs dus alleen kinderen uit haar eerste huwelijk aangetroffen, nl. Hendrik en Maria Derx. Henrickien en Gijsbert Willem waren toen dus al het huis uit, al werd de laatste in 1752 nog onder de lidmaten uit Millegen ingeschreven. Willem was kennelijk al vóór 11 maart 1740 overleden, want toen was er al sprake van vier onmondige kinderen. In 1749 tegen Pascha heeft Janna Roelofs zich laten aannemen als lidmaat van de Gereformeerde Kerk van Dalfsen. Haar eerste man, Derk, was daar kennelijk nooit toe gekomen en ook Hendrik Alberts komen we in de lidmatenboeken niet tegen. Wél de kinderen van Janna en Derk: in 1748 deed uijt Millegen Hendrikje Dirks belijdenis (aan haar werd Attest. gegeven naar Heino 17 Jan. 1749), in 1752 Gijsbert Willem Dirks, in 1754 Maria Dirks, en over Hendrik lezen we: A- o 1760 Den 4 April omtrent Paschen Zijn in tegenwoordigheid van den Ouderling Willem Jan Winterop & Diakon Gerrit Bloemendaal tot Ledematen der gemeente aangenomen In Millegen 26 Hendrik Dirks

28 Alle vijf hebben zij belijdenis gedaan bij ds. Wilhelmus Dekker, die van 1742 tot 1760 in Dalfsen stond en daar in 1757 het initiatief nam tot het houden van extra diensten op woensdagavond tot vermeerdering van de kennisse & liefde der waarh. In 1752 had hij zich al een voorvechter van de rechtzinnigheid betoond in het conflict rond de Zwolse dominee Antonius van der Os. Bij hem hebben heel veel Dalfsenaars belijdenis gedaan, vooral in april 1760, toen hij op het punt stond om naar elders te gaan: toen waren het er maar liefst 95! Hendrik Dirk Broens JM trouwde op 16 mei 1762 met Geertje Gerrits JD uit Schulenberg onder Hellendoorn. Dit kan haast niet anders dan de Geertjen geweest zijn die op 25 augustus 1740 te Hellendoorn gedoopt werd als dochter van Gerrit Derks Pakhuijs en Henderine Derks te Marle. De katerstede Pakhuijs, Paks op het Minuutplan, lag op niet meer dan 1 km ten noordoosten van het huis Schuilenburg. De hoofdgeldlijst van 1767 vermeldt onder Milligen: Hendrik Albers, keuter, Janna Roelofs, vrou, Hendrik Derks, zoon, dese is niet gezond. Raadselachtig is hier het ontbreken van Geertje Gerrits, temeer omdat in augustus van dat jaar Hendrikus, één van de drie in Dalfsen gedoopte kinderen van Hendrik Broens en Geertje Gerrits te Millingen, geboren werd. De andere twee waren: Dirk, gedoopt op 16 januari 1763, en Willemtje (20 febr. 1774).

29 Janna Roelofs overleed in september Twee jaar later verliet haar weduwnaar Millingen om in Zwolle onder de naam Hendrik Albert Bruins te trouwen met Stientjen Derks, een weduwe, die aan de Hasseler dyk woonde en als mattenmaakster de kost verdiende. De Kamperpoort te Zwolle, getekend door Hendrik Spilman rond 1760; rechts de eekmolen. Daarvóór al was Maria naar Zwolle vertrokken: wonend buiten de Camperpoort was zij op 4 dec getrouwd met Jan Geessink, weduwnaar op de Grote Aa. In de Zwolse maandrekening van de 13e Maand 1770 staat: Aan J. Gesink of Bakker voor desselfs goede diensten ten dienste van de Stad in dit Jaar gedaan, begunstigd met 25-:, en vervolgens onder de 1e Maand 1771: Aan J. Gesink bij afsterven van den Inspecteur Hanselaar voor losmaken der bijten, straat, bruggevegen en gepens. van 26 Jan. tot 2 Febr Zulke posten, zoals deze van 23 sept. 1775: Aan Jan Geessink voor de arbeiders op de Tolweg, snijden der wetering, dijken in Herfte, Wijtmen &c , en deze: Aan Jan Gesink voor het modderen in de Aa, sand trekken op de welle bij de Vegt-kribbe, repareeren der Tolweg, puinvaaren an de Jaagweg, aanvullen van de hoofden voor de nieuwe brugge op de Jaagweg, alsmede straat en brugge veegen en gepensioneerden van den 8. tot den 15 Julij , zien we daarna vrijwel wekelijks terugkomen. Toen Jan in 1787 hertrouwde, werd hij dan ook stads werkbaas genoemd; zijn voorganger Hanselaar was volgens de begrafenisaantekening van 8 febr bij zijn overlijden Inspecteur der Stads Werken. Uit de bedragen die Jan declareerde, valt op te maken, dat hij niet zelden tientallen arbeiders tegelijk aan het werk had. In 1775 ondertekende hij ook een notitie over de stadserven in de Ruite, die blijkbaar onder zijn leiding waren opgemeten. Het echtpaar woonde in 1775 in de Wollewevers, en in 1780, toen Maria getuige was bij het huwelijk van haar schoonzus Geertruijd Geesink, die ook haar getuige was geweest, in de Sacramentsteeg. Toen Jan Gesink en Maria Bruins in 1772 hun testament maakten, wees Maria haar moeder Janna Roelofs, Weduwe van Derk Bruins, aan als haar erfgenaam, ingeval die nog in leven zou zijn, wanneer zij zelf kinderloos zou komen te overlijden. Zij stierf inderdaad kinderloos, maar toen was haar moeder al bijna elf jaar dood. Op 24 juli 1786 werd Maria Bruinink Vrouw van Jan Geesink in de Broerenkerk begraven. Daarbij werd een half uur lang de klok geluid, wat 2 gulden en 16 stuivers kostte.

30 2.2 Van wie is de katerstede? De katerstede waarop de familie in deze jaren woonde, vinden we op het kadastrale minuutplan terug als het boerderijtje de Haas, gelegen op de noordoever van de Marswetering. Maar volgens een militaire kaart uit ca 1785, de zgn. Hottingerkaart, liep de wetering in de 18e eeuw langs de noordkant van de katerstede, die aan de zuidkant onmiddellijk aan het Millinger veld grensde. Uit een reeks stukken uit 1759 blijkt, dat het een markekaterstede was, een op markegrond gesticht bedrijfje. Allereerst stuurde op 21 oktober 1759 Coenraad Willem van Dedem, zoon van de wegens een tweede moord op een personeelslid voorgoed uit Overijssel verbannen Gijsbert Willem van Dedem, aan de rentmeester van Rechteren deze brief: Wel Eedele Heer! Also seker Hendrik Alberts, anders de Hase genaamt, getrouwt aan de weduwe Dirk Hendricks Broens tot Milligen, sig laat voorstaan, als dat de Heer Grave van Regteren met goedvinden van de andere arfgenamen van Milligen aan hem soude gegeven hebben seker Hoekjen land van de Gemeente, omme daar op een Huijsjen te timmeren, het welk ook werkelijk geschied is, en wij sustineeren dat gemelde getimmerde aan ons soude toebehoren, dewijl het selve tegen ons land is (door de aankoop van de Erven UWEd. wel bewust) soo was ons vriendelijk versoek dat UWEd. de goedheid geliefde te hebben ons het Markteboek met brenger deses te laten toe komen, omme daaruijt te sien of niets aangetekent staat omtrend dese saak. Soo UWEd. ons dit plaisir geliefde te doen, soo sal sorg dragen dat UWEd. hetselve morgen weder ter (hand) gesteld worde. Waar mede verblijve, Wel Edele Heer! UWEd. onderdanige et toegenegene Dienaar C.W. van Dedem. Berg den 21 8-ber 1759 Hendrik Alberts had dus een huisje gebouwd op een stukje markegrond, waarvan hij beweerde dat het hem door de graaf van Rechteren - waarschijnlijk Jan Everhard Adolf van Rechteren Limpurg Speckfeld ( ), die van zijn moeder de graventitel had geërfd - met toestemming van de andere Millinger grondeigenaars was gegeven. Maar volgens Van Dedem had zijn familie recht op het stukje markegrond, omdat het grensde aan Pothofs weide en zijn moeder, mevrouw Van Dedem geboren Van Isselmuden, die op Den Berg was achtergebleven, onlangs de erven Pothof, Blom en Maatjen van de Van Rechterens had gekocht. Daarom vroeg hij de rentmeester van Rechteren, of hij een dag lang het markeboek mocht lenen om zelf te kunnen nakijken, of daar iets over deze zaak in stond. Kennelijk leverde de brief niet het gewenste resultaat op, want een paar dagen later ontving de rentmeester van Rechteren opnieuw een brief, nu van mevrouw Van Dedem zelf: Wel Eedele Heer Alsoo het termijn binnen korte dagen geëxpireert is, dat ik moet mijn defensie aentonen op de insinuatie die mij ter handt gestelt is van de weduwe van Derk Hendriks Bruyns, de sake en suptansie is UWEd. bekent dus onnodigh te herhalen, mijn soon heeft UWEd. der over per mesive onderhouden, nu is mijn ootmoedigh versoek dat UWEd. de moeite gelief te nemen van het markeboek na te sien of der ook ist der aengaande is aengetekent,

31 en der mij kennisse van te geven, waar meede mij seer sult verpligten. Het sal mij aengenaam wesen van UWEd. weerdienst te kunnen doen in alle voorvallende ocasis. Soo UWEd. afferes het niet permeteren soo sturt mij het marke boek toe gesegelt, daen sal het wel exxamineeren en belove het te secreteeren, in verwagtinge dat UWEd. mij in het eene of andre sal de behulpsame hand bieden. Zal afbreeken en verblijve met veel aghtinge Wel Eedele Heer UWEd. dienstwillige Dinaresse T.J.M. v. Dedem gebr. v. Isselmuden Berge den 26 October 1759 Janna Roelofs probeerde dus langs gerechtelijke weg gedaan te krijgen, dat de Van Dedems van hun aanspraken zouden afzien. In de boeken van het Dalfser schoutengericht hebben we niets over deze zaak gevonden, maar wel in die van het drostengericht van Salland: Zwol den 12 November 1759 (...) in saken van D. Hendriksen Broens T. Mevrou van Dedem tot den Berg Procr. Tobias qq exhibeert Requeste Dr J. van Hattum segt namens de vrou gedaagde te versoeken termijn ten naasten Op 10 december werd de termijn nog eens met vier weken verlengd, maar daarna horen we er niets meer van. Intussen echter hadden de Van Dedems ook niet stilgezeten. Zij hadden op 12 november 1759 op den Hof toe Millingen een erfgenamenvergadering van de marke Rechteren en Millingen laten bijeenroepen. In de notulen van die vergadering lezen we: Op de propositie van Sijn HWGb. d' Heer van Dedem namens d' Hoogwelgeb. Mevrouwe van Dedem, Vrouwe van den Berge an d' Goed Heeren voorsd. gedaen, om het kutters plaetsjen bemeijert bij Hendrik de Hase, teegen haer land leggende, sig te mogen aeneigenen, teegen betalinge van sodane somme als door Gecommitteerdens soude getaxeert worden, is geresolveert door d' Heer de Waal en Cremer qq om dit versoek te accordeeren, en word hetselve door den Rentmeester van Rechteren ad referendum overgenomen. Niemand van de aanwezige markegenoten tekende dus bezwaar aan tegen de annexatie, mits er een goede prijs voor werd betaald. Alleen moest de rentmeester van Rechteren de zaak nog aan zijn baas, de eigenlijke markerichter voorleggen. Kennelijk heeft die zijn toestemming niet willen geven, want de overname is niet doorgegaan: toen bijna een eeuw later de markegronden verdeeld werden, konden de Van Dedems de katerstede nog steeds niet hun eigendom noemen. In de hierboven weergegeven brief van de heer Van Dedem wordt de indruk gewekt, als zou Hendrik Alberts de stichter zijn geweest van de katerstede. Datzelfde wordt ook gesuggereerd door een aantekening uit Toen noteerde men bij een inventarisatie van de huizen die, omdat ze na 1682 gebouwd waren, geen vuurstedegeld betaalden: Hendrijk Albers, een veerste, wel 24 jaren out, arm. Volgens deze aantekening zou het huis rond 1739 gebouwd zijn, dus omstreeks de tijd dat Hendrik trouwde met de weduwe van Derk. Daar staat echter tegenover, dat Hendrik

32 Albers de gerechtelijke procedure aanspande uit naam van zijn vrouw. Bovendien vinden we in bepaalde belastingregisters het bedrijf van Hendrik Albers vermeld onder de naam Derk Broens. Dit wijst erop, dat Hendrik het bedrijf van Derk heeft overgenomen. Wel kan het zijn, dat hij ter gelegenheid van zijn huwelijk een nieuw huis op een nieuwe plek heeft gebouwd. 2.3 Strijd om het bestaan Dat het bestaan dat Derk - aanvankelijk samen met zijn moeder - op zijn katerstede leidde, nogal armoedig was, blijkt niet alleen uit de aan het begin aangehaalde belastinggegevens, maar ook uit deze aantekening uit 1724 of daaromtrent in een register van veerboter en veerrogge: Derk Broens, is ook niet veel ten besten, en segt dat hij alle jaar voor hojen en arbeijden helpt, will ook vaerder 't selve doen maer boter of geldt kan hij niet geven. Dat Derk de vier pond boter voor het gebruik van het veer niet kon opbrengen, is niet zo verwonderlijk, want uit de bewaard gebleven opbrandregisters van Dalmsholte blijkt, dat hij in 1725, 26 en 27 telkens slechts één rund liet brandmerken om het op de markegronden te laten grazen. In de lijst van 1727 staat achter zijn naam: rest; hij was toen dus niet in staat om de verschuldigde halve stuiver voor één rund meteen te betalen. In de registers van 1718 en '19 komt de katerstede nog evenmin voor als in de lijst van rundveehouders die begin 1715 werd gemaakt naar aanleiding van de toen heersende veepest. In het register van 1747 ontbreekt ze ook, maar toen waren er ook maar heel weinig boeren die wél lieten opbranden. Als gevolg van de in 1745 opnieuw uitgebroken veepest? Later ging het beter: uit de jaren 1754 t/m 1774 is een op één jaar na complete reeks registers bewaard gebleven, waaruit blijkt dat Hendrik Albers - hier meestal Haas genoemd - toen twee en in de jaren 1756-'59, 1765 en 1774 zelfs drie runderen had, waarvoor hij het opbrandgeld steeds zonder mankeren betaalde. Middenin deze periode, in 1762, horen we weer van een siekte onder t' Rundvee, die meede onder het vee op het Dalmsholt gaende (...) hoe langer hoe sterker begint aen te steeken en daarom de markerichter noopt tot het bij kerkenspraak afkondigen van een reeks maatregelen om uitbreiding tegen te gaan. Zo werd de gewaerde Boerschappen opgedragen elk op eigen terrein te maeken seekere hoeken en het sieke vee daer in te brengen om het van t' gesonde vee geheel en al af te sonderen. Verder moesten iedere dag een of twee uijt ieder boerschap de beesten van de boerschap drijven en hoeden in t' Dalmsholt, om so veel mogelijk de beesten uijt den anderen te houden - blijkbaar liepen ze anders altijd vrij door elkaar. Deze siekte heeft echter niet geleid tot een afname van het aantal runderen dat de Haas liet brandmerken. Evenwel, ook met twee of drie runderen was de katerstede blijkbaar nog steeds niet goed in staat om de veerboter op te brengen, want in een veerboterlijst van omstreeks 1765 lezen we: Hendrik de Haase versoekt om gods wille vrije te weesen. De (bescheiden) groei van het bedrijf vinden we ook terug in de bedragen die moesten worden opgebracht voor het Middel der hoornebeesten en besaaide landen, een provinciale belasting, en voor de daarop gebaseerde uitsettingen, die het kerspel hief voor o.m. het onderhoud van kerk en pastorie. In 1721 en '24 bedroeg het Middel (terugberekend uit de uitsettingen van resp en 1725) voor Broens 10 stuivers, daarna 8, maar rond 1765 werd het ineens verhoogd tot ruim 20 stuivers. Daarmee behoorde de katerstede overigens nog steeds tot de allerkleinste bedrijven van Millingen; ter vergelijking: Groot Rekkelaar betaalde in die tijd ruim 8 gulden.

33 De provincie hief ook belastingen op gemaal (wat men liet malen) en geslacht (wat men slachtte). In 1741 hoefde Derk Boes nu de Hase hieraan nog niets te betalen; in 1767 werd Hendrijk Albers aangeslagen voor ruim een gulden gemaal en ruim 11 stuivers geslagt. Het kerspel liet de ingezetenen bijdragen aan de bezoldiging van de ambtsdienaars (veldwachters) en de koster. Daartoe had men de boeren ingedeeld in volle boeren, drielingen, halve boeren en keuters, waarbij Hendrik Alberts (resp. Hendrik Bruins) uiteraard tot de keuters werd gerekend. Marken mochten diensten vragen; zo moesten in 1751 de inwoners van de buurschappen rond Dalmsholte op een vrijdag in juni opdraven om de Dalmsholter dijk met aerde te repareren. Volgens kadastrale gegevens bestond de katerstede de Haas in 1832 uit twee onderdelen: een stuk bouwland van een kleine 70 are ten noorden, en een stuk hooiland van ruim 75 are ten zuiden van de Marswetering. Bij de verdeling van de markegronden in 1848 werd echter aangetekend, dat het hooiland voor het grootste deel pas kort geleden bij de katerstede was getrokken. Dit wordt bevestigd door de kaart uit ca In de 18e eeuw beschikte de familie dus enkel over een stukje bouwland van op zijn hoogst 2 mud groot en moest ze het wintervoeder voor de runderen bijeen zien te scharrelen op de over het algemeen zeer schrale gemeente. Bij het opbranden in april 1725 werd genoteerd: Derk Broens, een nog op stall - 1 (beest). Derk had dus een rund dat nog niet de stal uit kon, waarschijnlijk omdat het door ondervoeding te zwak was. Of dit het opgebrande rund was, dan wel een tweede, dat niet werd opgebrand, is niet duidelijk. De runderen stonden niet alleen 's winters op stal, maar werden 's zomers ook iedere namiddag uit Dalmsholte naar huis gehaald. Zo verkreeg men de nodige mest voor het bouwland. Maar omdat dit niet voldoende opbracht om met het hele gezin van te leven, moest er buiten het eigen bedrijf worden bijverdiend. Hendrik Alberts werd dan ook in 1777 in het Zwolse ondertrouwboek als daghuurder te Milingen ingeschreven. Dan lijkt het vreemd, dat De Haase in 1748 aangeslagen werd voor Dienst Booden gelt, maar dit kan worden verklaard uit het feit dat kinderen van boven de 17 jaar die in het bedrijf van hun ouders meewerkten, als dienstboden werden gerekend. Zo 'n kind was in 1748 namelijk de dochter Maria: die werd in dat jaar 21 en woonde, zoals blijkt uit de juist toen opgestelde volkstellingslijst, nog thuis. Wel had men in 1747 De Hase of Hend. Albers zonder dienstbode geregistreerd, terwijl Maria toen ook al boven de 17 was, maar toen hoefde hij ook maar voor één persoon hoofdgeld te betalen en in 1748 voor drie. Kennelijk schatte men in 1747 de financiële draagkracht van het huishouden lager in dan in '48. Nadat zijn vrouw hem in januari 1781 was voorgegaan, overleed in 1782 Hendrik Bruins; op 19 december van dat jaar werd hij te Dalfsen begraven. Hiermee kwam er een eind aan het wonen van de familie Bruins in de buurschap Millingen. De katerstede raakte al gauw bewoond door iemand die in de registers vermeld staat als Willem de Haase (in 1785) of Willem Westerink op Bruins. Wel werd de zoon van Hendrik er in 1794 nog door erfenis eigenaar van, maar hij ging er niet weer wonen en deed in 1797 zijn catersteede het Bruyns of het haasjen genaamt ( ) met sijn onderhoorige Landerijen, opstaande getimmerte en houtgewasschen al weer van de hand. In 1875 slaagde eindelijk een Van Dedem erin het Bruins of Hazenplaatsje aan zijn landgoed Den Berg toe te voegen. Hij verkocht de afbraak van het huis en verhuurde de grond aan de pachter van een naburige katerstede om te gebruiken als wei & hooiland. Enkel een nauwelijks zichtbare verhoging in het weiland verraadt nu nog de plek waar de familie Bruins in de achttiende eeuw vele tientallen jaren lang de strijd om het bestaan heeft gevoerd.

34 Hottingerkaarten van ca 1785; op de uitsnede hierboven de katerstede op de zuidoever van de wetering, onder de LL van MILLINGEN; op die hieronder zien we linksonder Hilderdink (Broekdyck).

35 3. Emmen 3.1 De erfenis van oom Gijsbert In de buurschap Emmen onder Dalfsen, even ten noordoosten van het landgoed Mataram stond vroeger een spijker (klein landhuis), Hilderdink genaamd, omstreeks 1650 gebouwd door Lambert Glauwe, die zich vervolgens Glauwe toe Hilderdinck ging noemen, in 1682 geregistreerd als ten Boeckops Spijcker en vanaf 1755 bewoond door een adellijke weduwe, Armgart Stephania Sloet Gebooren Van Raasvelt. Dit huis heeft in de geschiedenis van het geslacht Bruins een belangrijke rol gespeeld. Toen Derk Bruins, zoon van Hendrik Bruins en Geertje Gerrits, in 1794 trouwde, waren hij en zijn bruid allebei op Hilderdink woonachtig. Dat hij daar woonde, had hij zonder twijfel te danken aan zijn oom, over wie we in het Dalfser grafboek lezen: 1786 December d. 28 is begraven Gijsbert Bruins, zoon van Derk Bruins en Janna Roelofs in Milgen, Rentmr. van de HoogWelgeb. Vrouw Wed. Sloets in Emmen. Wat het rentmeesterschap van deze in 1729 geboren en in 1752 als lidmaat van de Gereformeerde Kerk aangenomen Gijsbert Willem Bruins (of Brunink) inhield, blijkt uit deze schuldbekentenis: Ik ondergeschr. Gysbert Willem Bruinink bekenne en verklaare mits deese myn onderteekeninge aan d H.W.Gbr. Mevrouw Baronesse Deuariere Sloot gebooren Raasveld opregt en deugdelyk schuldig te weesen een capitale somma van aght duysent Car.Gulden heerkoomende wegens in dieverse bijden verstrekte en ten genoegen ontfangene penningen, dienthalven renuntieerende van d exceptie van geen getelden gelde, voor welk capitaal ik ondergschr. niet alleen generaal verbinde myn persoon en goederen soo roerende als onroerende, actien en crediten, silver, goud, en vorders niets uitgesondert, om, wanneer ik mogt koomen voor haar H.W.Gbr. te overlijden, dat sij alle myne nae te laetene goederen boven gemeld te moogen behouden, possideeren en besitten, vorders daar meede te doen en handelen als haar eygen, en dat wel sonder inspieringe van iemand. Dat al het geen voorschr. staat, myn volkoomen wille en approbatie is betuyge en verklaare met deese myn ondergeteekeninge. Aldus gedaan en geteekend te Vollenhoo voor de Landpoorte op den 30 November 1700 en seventig Was gt. Gisbert willem bruns Mevrouw Sloet had hem dus in 1770 de beschikking gegeven over een kapitaal van 8000 gulden, met als voorwaarde dat zij, indien hij vóór haar zou komen te overlijden, zou mogen beschikken over heel zijn nalatenschap. Daarnaast zal hij ook wel het beheer hebben gevoerd over de onroerende bezittingen van de barones. Toen mevrouw Sloet hem het geld toevertrouwde, was Gijsbert waarschijnlijk al geruime tijd bij haar in dienst. Nu vermeldt de hoofdgeldlijst van 1767 een Gijsbert Jans als knecht bij Me vrou Sloets op Helderdink. Omdat de naam Gijsbert weinig voorkwam, lijkt het niet onverantwoord aan te nemen, dat hier onze Gijsbert per abuis met een verkeerde achternaam is ingeschreven. Het hem toevertrouwde geld zette Gijsbert voor een deel uit in leningen: 2700 gulden in 1774, in gulden en in gulden, telkens tegen 3% per jaar, en in gulden tegen 3,5%. De lening van 1777 had als bijzonderheid, dat de akte niet door de schout, maar door de

36 Amptman van Haer Koninglyke Hoogheid Mevrou de Abdisse en t Hoog-Graeffelyke Capittel des Keiserlyken vry wereltlyken Stifts Essen werd ondertekend. Het ging namelijk om een hypotheek op een aan het Stift leenhorig goed: de halfscheid van Egbertinck in Gerner. Een ander deel investeerde hij in onroerend goed: in 1782 kocht hij een halve morgen bouwland in Emmen, het Russenland genaamd, en in 1786 het derde deel van vier morgen weideland, de Haarstweide genaamd, eveneens in Emmen. Voor dit laatste zal hij ongeveer 600 gulden hebben betaald, want het overige tweederde deel bracht een paar jaar later 1210 gulden op. Vanaf 1782 trad Gijsbert enkele malen op als keurnoot (bijzitter) bij het Dalfser schoutengericht. Daarbij werd hij in 1785 vermeld als: Geijsbert Willem Brunink, Rentmeester van de Hoog Wel Gebooren vrouwe Baronnesse douariere Sloot, Gebooren Baronnesse van Raesfeld. Het is vast niet toevallig, dat het zowel in 1782 als in 1785 ging om hypothecaire leningen die gesloten werden door Joachim Ernst Mulert tot de Leemcule: deze was een neef van mevrouw Sloet en mede-eigenaar van verschillende van haar onroerende goederen. De begrafenis van Gijsbert Bruins behoorde tot de zeer weinige die in de kostersrekening vermeld staan onder het hoofd Inlagen. Er was 4 gl. en 4 st. betaald, maar waarvoor staat er niet bij. Volgens de afspraak uit 1770 had mevrouw Sloet nu recht op al zijn goederen; bij haar overlijden in 1794 bleek zij inderdaad de door Gijsbert gekochte landerijen in bezit te hebben. Voor het collateraal (successierecht) werd echter zijn neef Derk aangeslagen, en ook het feit dat deze Derk Hendriks Bruins op 15 april 1787 optrad als keurnoot bij het Dalfser schoutengericht - weer bij een zaak waarin Mulert comparant was! - wijst erop, dat de onroerende bezittingen van Gijsbert aanvankelijk op hem waren overgegaan; een keurnoot moest namelijk geërfd zijn. Kennelijk wist men in Dalfsen niet van de afspraak. De in 1770 te Vollenhove getekende schuldbekentenis is ook pas in februari 1789 in de boeken van het Dalfser schoutengericht terechtgekomen. Derk was waarschijnlijk al kort na de dood van zijn vader, eind 1782, bij zijn oom gaan wonen, maar daar zijn geen bewijzen voor. Wel moet hij in 1787 in Emmen hebben gewoond: dat blijkt uit deze, voor de rest ook opmerkelijke aantekening in het doopboek van Dalfsen: 1788 Den 6 Jan. Gerrit onegte zoon van N.N. en Evertdina Elbertdina Janssen in Emmen NB de Moeder van dit kind heeft als vader van het zelve genoemd Dirk Bruins, mede in Emmen, die dan ook naderhand met haar gehuwd is, bij welke gelegenheid hij dezen Gerrit voor den zijnen erkend en geëgt heeft. Evertdina Elbertdina Janssen (of Bremmer) was pas 16 jaar oud, toen ze op 14 dec moeder werd. We mogen aannemen, dat ze toen reeds als meid op Hilderdink diende, al vinden we haar pas in 1794 als zodanig vermeld. Zij was in 1771 in Millingen geboren als dochter van Gerrigjen Janssen, die blijkens de hoofdgeldlijst van 1767 ook meid was geweest bij mevrouw Sloet in Emmen. Toen zij 11 jaar was, was haar moeder overleden en kort daarna was haar vader, Jan Teunissen, hertrouwd en vervolgens uit Millingen verhuisd naar de katerstede 't Bremmers in Gerner, zijn geboortehuis. Misschien heeft de barones Evertdina Elbertdina - wier voornamen aan haar familie, de familie Van Raesfeld ontleend waren - toen al bij zich in huis genomen. Dirk Bruins en Evertdina Elbertdina Janssen trouwden pas met elkaar, toen hun zoon al zes jaar oud was. Het huwelijk werd gesloten op 25 april 1794 in de dorpskerk van Dalfsen, waar twee

37 jaar eerder Evertdina Elbertdina belijdenis had gedaan - iets wat haar man pas een jaar na de trouwdag deed: Anno 1795 Den 24 April Zijn in de tegenwoordigheid van den Ouderling Werner Overweg en de Diaconen Willem Volbrink en Albert Tenthof tot Leden van de Kerk aangenomen uit Emmen Dirk Bruins Bij de keuze van de huwelijksdatum zal zonder twijfel een rol hebben gespeeld, dat kort daarvoor mevrouw Sloet overleden was en het jonge paar het een en ander nagelaten had. Op 5 maart 1794 was zij in Dalfsen begraven en toen daags daarna haar testament geopend werd, bleek zij aan haar neef Joachim Ernst Mulert tot de Leemcuile haar onroerende goederen te hebben vermaakt, en aan haar jongste zuster Allegonda Isabella van Raasfeld, die als douairiere van Coeverden op Wegdam in Twente woonde, een som geld en haar inboedel, maar met als voorwaarde: mids daar van uitkeerende aan mijn meid Everdina Elberdina Jansen, 1mo 't cabinet op de groote boven kamer, 2do 't door haar beslaapen wordende bed met sijn toebehooren, als peuluwe kussens deekens een paar lakens en sloopen, voorts 3tio de helfte van 't dagelijks lijfstoebehooren, sonder goud sulver of kleinodien, en eindelijk 4to een somma van Hondert Gulden, al 't welk ik Testatrice aan deese tot een legaat hebbe toegedagt. De andere helft van de garderobe, alsmede een bedrag van 25 gulden, was voor de andere meid. Verder stond er in het testament: Aan Derk Bruins, bij mij in huis sinde, legateere ik 't Catersplaatsjen in Millegen, met de hof en toebehooren, als meede een hoekje land 't Russen land genaamd, tans door mij selve gebruikt wordende, voorts nog een hoekje land in de Haarstwijde, en de beesten op stal of in de weide sijnde. Zo was Derk eigenaar geworden niet alleen van het land dat zijn oom had gekocht, maar ook van zijn eigen geboortehuis, het caterplaatsjen genaamt 't Bruins, zoals hij het zelf noemde bij de aangifte voor het collateraal. Kennelijk was dit ook via zijn oom Gijsbert in handen van mevrouw Sloet gekomen. 3.2 Burger Bruins Derk Bruins was nu de hoofdbewoner van het spijker. Hij woonde er met zijn vrouw, zijn zoon Gerrit en - naar later zal blijken - zijn zuster Willemtje of Willemina. Bij de volkstelling in oktober 1795 werd hij ingeschreven als Dk. Brunink, kutter en winkelier, met vier man. Deze volkstelling was een uitvloeisel van de Bataafse omwenteling van begin dat jaar. Die had wel flink wat overlast met zich meegebracht, beginnend met de tijdelijke inkwartiering van de terugtrekkende Hessischen Bagagie Trein, waarbij Hilderdink als spijker twee personen en twee paarden had toegewezen gekregen, maar ze had ook de stoot gegeven tot een poging tot democratisering. Deze hield in, dat er per district van 500 inwoners een grondvergadering werd ingesteld, waarin de mannelijke ingezetenen hun stemmen konden uitbrengen. Zo moest er op 8 augustus 1797 gestemd worden over een grondwet. In de 21e grondvergadering, die Emmen en een deel van Lenthe omvatte en die bij Jan Damman in Hoonhorst bijeen kwam, trad Derk Bruins toen samen met twee andere ingezetenen op als stemopnemer. Aan het handschrift te zien was hij het die het opschrift boven de stemlijst schreef, dat als volgt luidde:

38 Lijste der stemgeregtigde Burgers op heeden in de 21ste Grondvergaderinge der 2de verdeeling ten huijse van Jan Damman op den Doevelaar verscheenen ten eijnde om hunne stem op het ontwerp der Constitutie ter goed of afkeuring uijt te brengen. Daarna was hij het ook die als eerste zijn stem uitbracht: neen, welk voorbeeld door alle andere leden werd gevolgd. Trouwens, in heel de republiek werd het ontwerp door een overweldigende meerderheid afgewezen. Tot besluit werd de stemlijst door de drie stemopnemers ondertekend; de handtekening die Derk Bruins toen plaatste, is de oudste ons bekende originele handtekening van een Bruins. Van de stukken die door Hendrick in 1673 en 1689 en door Gijsbert Willem in 1770 ondertekend waren, kennen we namelijk alleen afschriften, evenals van de oudste door Everdina Elberdina Jansen ondertekende akte, uit De oudste originele handtekening die we van haar kennen, is van 1 mei 1804, onder een hypotheekakte die ook door haar man ondertekend en met diens eigen zegel - met monogram DB - bezegeld was. Dat Derk Bruins zich in deze tijd bepaald niet afzijdig hield van het openbare leven, blijkt ook uit het feit dat hij in de jaren 1794 t/m 1801 meer dan twintig maal optrad als keurnoot bij het schoutengericht. Zijn mede-keurnoten waren vaak echte notabelen met titels als dr. en procr. voor hun naam. Na 1801 zien we hem alleen eind 1808 nog een keer als keurnoot optreden. Als geërfde was hij nu ook gerechtigd tot het bijwonen van de erfgenamenvergaderingen van het kerspel. Daarvan heeft hij echter slechts eenmaal gebruik gemaakt: op 21 december 1795, toen er beslist werd over een uitbreiding van het aantal vaste zitplaatsen in de dorpskerk. In november 1797 werden de Sitplaatzen in de Nieuwe Gestoelten verkocht. Derk telde toen maar liefst 30 gl. en 15 st. neer voor de helft van bank E als zitplaats voor zichzelf, zijn vrouw en zijn zoon Gerrit.

39 3.3 Afbraak Banken in de NH kerk van Dalfsen vóór de restauratie van 1956-'57 Intussen echter ging hij er financieel steeds verder op achteruit. Dat was al begonnen in juli 1795: toen leende hij 100 gulden van Arnoldus Cuper, de eigenaar van Hilderdink. Op 14 februari 1797 verkochten Derk en zijn vrouw voor 520 gulden de katerstede het Bruyns of het haasjen en op 22 augustus 1798 zagen zij zich genoodzaakt de onroerende goederen die zij nog over hadden, de Reussen kamp en de Haarsweide, te bezwaren met een hypotheek van 550 gulden tegen 4%. Op 20 april 1799 verkocht Derk zijn veestapel aan zijn zwager Jacob Jansen, maar hij nam de dieren, sodane 3 melk beesten als twee vaalbonten en 1 swart bonte en een swarte bonte en wit vaalde veerse pinken, en swart en vaal bont veers kalf, als meede twee verkens, meteen weer voor hem in het voeder en liet dat ook door de schout registreren; zo zorgde hij ervoor, dat ze hem bij een eventuele panding niet konden worden afgenomen, terwijl hij ze toch kon blijven gebruiken. Bij de rundveetelling op 6 maart 1800 werden bij Derk Bruins twee runderen boven en twee beneden de twee jaar geteld, maar het is dus zeer de vraag, of die wel echt van hem waren. In november 1802 nam Derk nogmaals een swart bonte melkkoe in het voer, nu van Otto van Beinum, de hovenier van het naburige landgoed Mataram. Op 3 augustus 1799 liet Cuper over de schuld uit 1795 een hypotheekakte opmaken, waarin Derk en zijn vrouw meteen ook beloofden de pacht voor Hilderdink van dat jaar, groot 80 gulden, vóór Dalfser kermis te voldoen. Dit deed hij kennelijk omdat verschillende andere schuldeisers waren begonnen te dreigen met panding. H. Spijker uit Lemele beweerde nog altijd 65 gulden van Derk tegoed te hebben als collateraal over de erfenis van Gijsbert Bruins. Ook waren er leveranciers die op betaling wachtten. Bij de gebr. Schaapman te Zwolle stond nog een schuld van ruim 60 gl. wegens in 1798 geleverde tabak en snuijf. De kooplieden Hulsbergen en Jansen, die in Zwolle een

40 banketbakkerij en negotie hadden, moesten nog bijna 180 gulden hebben voor geleende winkelwaaren in de jaaren 1796, 97 en Deze laatsten begonnen op 23 mei 1799, tegelijk met nog een Zwolse koopman, J. Gomarus, tegen Derk Bruins en vrouw te procederen, waarop deze beloofden vóór 1 januari 1800 de helft van hun schuld af te lossen. Toen dat niet gebeurde, verzochten de kooplieden op 24 april 1800 om inventarisatie en distractie van de mobilia en, zo nodig, de immobilia van Derk en zijn vrouw. Deze wisten echter met bidden en smeeken uitstel te krijgen. Toen de schuldeisers uiteindelijk op 22 oktober 1801 toestemming kregen tot panding, verzette Derk zich daartegen door op 5 november pandkeeringe te doen. Dat is het laatste wat we ervan horen. Mogelijk heeft Derk de schulden uiteindelijk betaald met geld dat hij van Van Dedem had geleend, want op 1 mei 1804 tekenden hij en zijn vrouw voor een hypotheek van 300 gulden tegen 4½% op de weidekamp de Haarsweide genaamt en twee kampjes saaijland de Russenkamp genaamt, waarbij Van Dedem in zijn kasboek aantekende: was schuldig tot 1804: Als dit rente over de lening betrof, dan dateerde die lening blijkbaar van eind 1801 of begin In de jaren 1795 t/m 1804 bracht Evertdina Elbertdina op Hilderdink vijf kinderen ter wereld. Hiervan zouden er drie hun ouders overleven: Hendrica, geboren , Gerrigje, geboren en Geertruida, geboren ; twee leefden maar kort. Op 10 augustus 1800 beviel ook Willemina, de ongehuwde zuster van Derk, op Hilderdink van een zoon, Hendrik, van wie de vader onbekend was. Dit kind werd pas op 1 maart 1801 gedoopt, terwijl de kinderen van Derk en zijn vrouw telkens al op de eerste zondag na hun geboorte de doop ontvingen. Hij is op 24 juli 1826 als Hendrik Bruins, schoenmaker, ongehuwd, overleden in Heino. Daar was zijn moeder, Willemina, Dogter van Hendrik D. Bruins en Geertien Alberts (!), geboren op t Bruins onder Dalfsen, thans wonende aan den Hagen, op 7 februari 1802 getrouwd met de dagloner Derk Brunenberg. Na jarenlang in de Pletterstege van 't Dorp (Heino) te hebben gewoond stichtte deze rond 1820 op markegrond bezuiden het dorp een katerstede, die hem bij de verdeling van de marke te koop werd aangeboden, zodat hij in 1832 eigenaar was van een huis en erf met daarbij 1,55 ha heide en bouwland. Willemina schonk haar man, die niet kon schrijven en die in 1838 stierf, acht kinderen, waarvan slechts één, Derk, nog in leven was, toen zij in 1855, 81 jaar oud, in het Lierderbroek overleed. Een andere zoon, Hendrik Willem, was in januari 1831 op de leeftijd van 24 jaar overleden op het kasteel bij Antwerpen, waar hij als fuselier gelegerd was. Het einde van het spijker kunnen we aflezen uit twee advertenties in de Zwolsche Courant: - Men zal op Woensdag den 15 july 1807, des nademiddags om twee uur ten huize van ROELOF EDELYN te Dalfsen, finaal aan de meestbiedende doen verkopen: 4. Het SPYKER HILDERDINK te Emmen, met het Bouwhuis, Berg, Hof en bygelegen Landeryen, als mede een Perceel Eiken Bomen om te valle; waar van de aanwyzinge zal gedaan worden door DERK BRUINS aldaar wonende. - Men zal op Maandag den 28 December 1807, des voordemiddags om tien uur ten huize van ROELOF EDELYN te Dalfsen tot AFBRAAKE verkopen, het SPYKER HELDERDINK te Emmen; door de wandeling genaamd Mevrouw Sloets Spyker. Het landgoed, dat op de 'Hottingerkaart' van 1785 nog met alle in de eerste advertentie genoemde onderdelen te herkennen is (zij het onder de raadselachtige naam Broekdyck - een verbastering van de oude naam Boecops Spijker?) vinden we op het in 1820 getekende kadastrale minuutplan terug als een gewone boerenplaats, Stremmeler genaamd (I 367).

41 3.4 De familie in de Franse tijd. Gerrit De afbraak van het spijker betekende voor Derk Bruins dat hij met zijn gezin moest verhuizen. Hij vestigde zich op zijn weidekamp in de Haarstweide. Dit was een langwerpig stuk grond van 2,26 ha, ten noorden van Hilderdink gelegen, sectie I nr Daar, in Haarstweide te Emmen, werd op 27 juni 1808 een zoon geboren, die op 3 juli Herm Jan werd gedoopt - genoemd naar Herm Jans Dijk, een welgestelde boer uit de buurt, met wie Derk veel omging? Hoe het gezin de eerste tijd op Haarstweide woonde, is een vraag, aangezien Derk en zijn vrouw nog den 9 van Slagtmaand 1809 van de hervormde diaconie 49 gulden leenden met als onderpand haarlieder Eygendommelyk nieuw op te timmeren huis in de buurschap Emmen. Hoe het ook zij, in 1820 was Derk Bruins in het bezit van een boerderijtje, dat toen als volgt werd beschreven: De Katersteede de Haarsweide genaamd, bestaande in een huys gemerkt L.C N.O met een hof en vrugtbomen, met een bygelegen kamp land zynde hooy, weide en bouwland met het opstaande houtgewassen, meestal rondom in sloten. In 1808 lag Dalfsen in het koninkrijk Holland, dat geregeerd werd door een broer van Napoleon en diens oorlogen moest helpen bekostigen. Daarvoor werd in dat jaar door middel van een personele quotisatie een extra belasting geheven van de ingezetenen, die daartoe waren ingedeeld in inkomensklassen. De naam Derk Bruins ontbreekt in de lijst, maar een Everdina Jansen treffen we aan in de 41ste klasse, die per jaar minder dan 75 gulden, en twee personen met de naam Derk Hendriks in de 40ste, die tussen de 75 en 125 gulden aan inkomen had. In 1810 werd ons land in het Franse keizerrijk ingelijfd. Tot de gevolgen die dit met zich mee bracht, behoorde de instelling van de Burgerlijke Stand. Voortaan moest van iedere geboorte etc. een akte worden opgemaakt. De eerste geboorteakte die op de familie Bruins betrekking heeft, geven we hieronder volledig weer. In die akte komen we meteen ook een andere Franse instelling tegen, die de familie blijkbaar ook niet onberoerd heeft gelaten: de militaire dienst. Op heeden, den twintigsten der Maand Augustus van het jaar Een duizend agt honderd en Elf, des voordemiddags om tien uur, Compareerde voor mij Adjunct, bij absentie van de Maire der gemeente van Dalfzen, Arrondissement Deventer, Departement der Monden van den IJssel, waarnemende de werkzaamheden van Publieken Amptenaar des Burgerlijken staats, Everdiena Elberdiena Janssen, echtgenote van Derk Bruins, oud Een en veertig Jaaren, wonende te Emmen, gemeente Dalfzen, geadsisteerd door twee getuigen, die waren Derk Bruins, van beroep Bouwman, oud Vijftig Jaaren, en Harm Dijk, van beroep Bouwman, oud vier en dertig Jaaren, beide wonende te Emmen, gemeente Dalfzen, welke mij verklaard heeft, dat Hendrikje Lode, welke in ondertrouw opgenomen is met Gerrit Bruins, thans in Militaire dienst, onder den Artelerie train van Zijne Majesteit, den Keiser der Fransen, op den Negentienden der tegenwoordige maand Augustus, des avonds om zeven uuren, ten haren huize bevallen is van een Dogter, welke genaamd zal worden, Gerrigjen. Ten gevolge van deeze verklaringe, en op de aanvrage daartoe aan mij gedaan, van de Comparante, welke bij de verlossing is tegenwoordig geweest, heb ik deeze tegenwoordige acte opgemaakt, dewelke na hun dezelve hebbe voorgelezen, door Everdiena Elberdiena Janssen, en de hierboven genoemde getuigen, benevens mij is getekend. Dalfzen, op Dag, Maand en Jaar als boven. W. Grobbee, Adjunct Everdina Elberdina Jansen Derk Bruins Herm Dijk

42 Toen er op 1 juni 1812 een volkstelling werd gehouden, was het gezin van de dagloner D. Bruins het enige in Emmen met iemand in de categorie Mans of Zoonen van het huisgezin die thans in dienst zijn, zoo wel die deswegens van huis absent zijn, als die bij huis zijn. Inschrijving van Gerrit Bruins in het stamboek van de 18me compagnie d'ouvriers d'artillerie Gerrit was als remplaçant voor een ander in dienst gegaan. Het zal uit pure armoede geweest zijn, dat hij voor wat geld zijn zwangere verloofde achterliet. Op 17 april 1811 was hij in Amsterdam ingeschreven als apprentif bij de 18me compagnie d'ouvriers d'artillerie, maar op 29 juni was hij overgeplaatst naar het quatorzième bataillon principal du train d'artillerie, dat enkele dagen later op weg ging van Amsterdam naar Douay. Als hij echt in dat 14e heeft gediend - wat niet helemaal zeker is, want in het stamboek ervan komt zijn naam niet voor - dan heeft hij erg veel geluk gehad, dat hij niet met de chef d'escadron en drie van de zes compagniescommandanten van zijn bataljon in 1812 in Rusland is omgekomen. Want al golden treinsoldaten als non combattants, het gevaar dat zij als vervoerders van munitie tijdens een veldtocht liepen, was er niet minder om. Hoe dan ook, Gerrit is heelhuids teruggekomen, zodat hij op 24 september 1814 eindelijk kon trouwen met zijn Henderkien, die in tussentijd eerst in Zwolle en daarna in Leeuwarden lidmaat van de Hervormde kerk was geweest; Gerrit zelf was in 1808 te Dalfsen aangenomen. Het paar verhuisde al gauw vanuit Emmen naar het kerkdorp, nadat Gerrit op 25 oktober 1814 op een veiling, naast 17½ el bont vries, wat huisraad, zoals een tafel, een koffijkan en 2 schilderijen had gekocht. In het huis van Gerrits oom, de schipper Jacob Jansen Bremmer, die op de oever van de Vecht ten westen van het veer woonde, kregen zij de beschikking over een kamer, die Jacob op 17 juli 1816 met het verkenschotje, secreet en het hoekjen grond aen de zijde vor de kamer ( ) met de wilgen daarop en om staande, liet veilen. Gerrit, die in die tijd naast daghuurder ook wel schippersknecht als beroep opgaf, werd met 300 gulden de hoogste bieder, maar de koop ging niet door, want zijn oom bedankte voor het bod als kunnende niet na zijn genoegen gelden. Van de kinderen die Gerrit en Hendrikje in Dalfsen kregen, heeft er niet één de eerste verjaardag gehaald; toen Hendrikje in 1826 overleed, was dus alleen hun voorechtelijke dochter Gerrigjen nog in leven. Deze trouwde in 1836 onder de naam Gerrigjen Lode. Gerrit hertrouwde in 1830 met Hendrikje Rod(d)enhof uit Lenthe, of, beter gezegd, uit Dalmsholte, want haar geboortehuis, op de Stoeve bij het Erve Klumper in Lenthe, stond op Dalmsholter markegrond. Dat huis werd nu hun woonhuis. Dit huwelijk werd wel gezegend met een aantal kinderen die volwassen werden en trouwden: Evert Jan (geboren in 1832), Hendrika (1836), Derk (1837) en Willem (1840). Hun moeder stierf - 26 jaar na hun vader - in 1879 in Heino, het dorp waar zij in 1807 was gedoopt.

43 3.5 Hoe het met Derk verder ging Intussen leidde Derk Bruins op Haarstweide een weinig opvallend bestaan, waarover we dankzij veilingprotocollen toch nog het een en ander weten. Geregeld bezocht hij houtverkopingen op naburige landgoederen, zoals Mattarm en Vegterweert, om enkele vimmen rijzen - of, zoals men in 1813 schreef, cents de fagots - te kopen. Bij inboedelveilingen kocht hij zaken als: een jak, een onderbroek, een paar grijse kousen, een lampen blok, schotels etc. Op 3 januari 1820 bood hij zelf iets te koop aan: zijn katerstede de Haarsweide. Bij de inzate, die plaatsvond aan het Nierveer te Emmen, bood notaris Bouwmeester - die in 1797, toen hij nog schout was, ook al het Bruyns had gekocht gulden voor de hele katerstede, die hem twee weken later voor dezelfde prijs definitief werd toegewezen. Tot de verkoopvoorwaarden behoorde, dat Derk huis en grond op 15 maart moest opleveren, maar dat hij het vóór Petri (22 feb.) gezaaide gewas nog zou mogen binnenhalen en dat hij de staande en leggende plaaten en de sleeten zou mogen meenemen. Bouwmeester heeft al heel gauw het huis laten afbreken - op het in het najaar van 1820 getekende minuutplan is er al geen spoor meer van te bekennen - terwijl hij er 130 gulden voor had gegeven, want de katerstede zonder het huis was hem voor f toegewezen! Een vriendendienst? Het geld had Derk hoe dan ook hard nodig. In 1819 was bij de inventarisatie van de nalatenschap van Otto van Beinum gebleken, dat deze van hem nog steeds Een hondert en vyftig guldens en de resteerende Renten tegoed had voor zijn aandeel in de hypotheek van 1798, die in totaal 550 gulden groot was. Die hypotheek kon nu worden afgelost, maar over die van 1804 lezen we in het kasboek van Van Dedem: Den 1 Mei 1821 gerekend en bevonden dat alle de verschenen renten tot en met 1 Mei 1821 zyn aangezuiverd en bovendien f op het Capitaal afgelost, zodat het Capitaal blyft f Ook op de hypotheekbrief staat hierover een aantekening, maar daar staat onder: de Ondergetekenden verklaren mits dezen de 50 Glden welke zij met 1 e meij 1821 afgelost hadden, met 1 e meij 1832 terug ontvangen te hebben, weshalve het capitaal thans weer in zijn geheel terug gebracht is. (getekend:) D. Bruins. Onderpand hiervoor was nu enkel nog de Russenkamp. Daar had Derk een huis gebouwd, dat op het minuutplan de naam Brunink draagt. Daar overleed op 8 augustus 1832 Evertdina Elberdina Janssen, zonder beroep, echtgenote van Dirk Bruins, arbeider te Emmen. In de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van het kadaster uit 1832 staat Derk Bruins, dagloner te Emmen, te boek als eigenaar van 0,5460 ha, verdeeld over de percelen H 633, 633a, 634 en 651. In 1834, toen het bestuur van de marke Emmen de kadastrale gegevens gebruikte om te bepalen hoeveel iedere eigenaar moest bijdragen in de kosten van het graven eener nieuwe waterleiding en het leggen van een uitwateringssluis, bezat Derk nog maar 0,5250 ha, omdat H 633a niet meer op zijn naam stond. Het jaar daarop werd door Louis Rhijnvis Feith, echtgenoot van Jeannette van Dedem, op de hypotheekbrief bijgeschreven: Verklaar ik Ondergetekende deze Obligatie aan de Hoog Welgeboren Heer J. A. Fridagh, als Koper van het Plaatje (sic) van D. Bruins en Kinderen, na voldoening der Kooppenningen en het laatste jaar agterstallige rente ad f 313,50. gecedeerd te hebben. Aalshorst den 1 Meij 1835 L. R. Feith Als gevolg van dit alles kon, toen Derk overleden was, in zijn memorie van successie worden verklaard, dat hij niets hoegenaamd had nagelaten.

44 Het huis van Derk Bruins (Brunink) op het kadastrale minuutplan; de lange rechte laan is de Papenallee. Het huis van Herm Jan Bruins in Mastenbroek ontbreekt nog op het kadastrale minuutplan (links: de rechter benedenhoek van 27 is nog leeg), maar staat wel getekend op de veldminuutkaart van 1851 (rechts).

45 4. Westwaarts 4.1 De kinderen van Derk IJsselmuiden was de gemeente waar Dirk Bruins, buiten beroep, op 30 oktober 1838 overleed. Daar woonde zijn zoon Herm Jan en daar werd ook de memorie van successie opgemaakt, die door alle vijf nog levende kinderen werd ondertekend. Die konden dus alle vijf schrijven, wat in die tijd allesbehalve vanzelfsprekend was. Zo treffen we onder deze memorie allereerst de handtekening van Gerrit aan, gevolgd door die van Hendrika, die in 1818 te Zwollerkerspel was getrouwd met de boerenknecht Jan Brogt. Toen zij in 1823 beviel van een dood kind, woonden zij en haar man, die als beroep bouwman opgaf, op nr. 0 te Emmen (Dalfsen) bij haar ouders? Later verhuisden zij naar Berkum-Veldhoek, naar het ouderlijke huis van Jan, die nu dakdekker werd. In dat huis, Brugthuis op het minuutplan, stierf in 1853 Gerrit Bruins en in 1861 Geertruida Bruins, die in 1838 nog in Dalfsen woonde en nooit was getrouwd. Gerrigje Bruins, eveneens ongehuwd gebleven en naaister van beroep, heeft vele jaren bij haar zuster en zwager ingewoond: ze woonde er al in 1836 en bleef er tot aan de dood van Hendrika in 1863; toen verhuisde ze naar Schelle, waar zij in 1873 overleed. Jan Brogt en zijn huisgenoten behoorden tot de eerste leden van de in juni 1835 door dominee Hendrik de Cock geïnstitueerde Afgescheiden gemeente van Zwolle. De handtekeningen van Jan Brogt, Hendrika Bruins en Gergjen Bruins ten huize van Jan Brogt Zwollerkerspel treffen we aan onder een verzoekschrift, gedateerd augustus 1836 en gericht aan de gouverneur van Overijssel, waarin de Afgescheidenen uit Zwollerkerspel toestemming vragen om samen met die uit Zwolle bijeenkomsten te mogen houden. Voordat zij zich afscheidden, waren Hendrika en Gerrigje belijdende leden van de Hervormde Kerk: Hendrika had in 1815 te Dalfsen belijdenis gedaan en Gerrigje in 1818, toen ze nog maar zestien jaar oud was. Gerrigje was ook de eerste in de familie die op de nieuwe manier belijdenis deed: tijdens een openbare zondagse kerkdienst. Toen Herm Jan Bruins op 7 april 1826 belijdenis deed, werd hij in het lidmatenboek ingeschreven als zijnde uit (het kerkdorp) Dalfsen. Toen hij zich in januari 1827 moest laten inschrijven in het register van de Nationale Militie, gaf hij als zijn beroep schoenmaker op. (Was hij soms in de leer geweest bij zijn neef Hendrik in Heino?) Zijn signalement, dat bij deze gelegenheid opgenomen werd, luidde: Aangezigt: rond; Voorhoofd: rond; Oogen: blaauw; Neus: ordinair; Mond: idem; Kin: rond; Haar: bruin; Wenkbraauwen: idem; Merkbare teekenen: gene. Hoe lang hij was, staat er niet bij. (Zijn broer Gerrit was in ,73 m.) De loting viel gunstig voor hem uit: hij trok nummer 25, hoog genoeg om niet te worden opgeroepen. Enkele jaren later verliet Herm Jan Dalfsen om zich als schoenmaker te vestigen in de gemeente IJsselmuiden, aan de westzijde van de Oude Wetering in Mastenbroek, tegenover de kerk. Daar liet hij in 1835 een huis bouwen, dat als aanduiding Wijk 5 nr. 10a kreeg, maar uit de namen van de getuigen bij het aangeven van zijn eerste kinderen valt op te maken, dat hij daarvoor ook al op ongeveer dezelfde plek woonde. Op 12 februari 1831 werd Herm Jan Bruins met attestatie van Dalfsen ingeschreven als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk te Mastenbroek. Ongeveer een jaar later, op 25 februari 1832, trouwde hij te IJsselmuiden met Gerrigje van Zomeren, wier ouders, net als die van hem zelf, onder Dalfsen woonden. Deze baarde hem, voordat zij in 1847 op 39-jarige leeftijd overleed, acht

46 kinderen. Op 1 mei 1850 trouwde Herm Jan opnieuw, nu met Gergjen Wegge, alias Gerrigje van de Weg, geboren op 3 sept in Wapenveld en opgegroeid in Hoorn bij Heerde, die hem nog eens negen kinderen schonk. Voordat dit huwelijk doorgang kon vinden, moest Herm Jan nog wel even naar het kantongerecht in Elburg om vier getuigen uit die plaats te laten bevestigen, dat Gerrit Wegge, de vader van Gergjen, dezelfde persoon was als de op 16 mei dus nog vóór haar geboorte - te Oldebroek overleden Gerrit van de Weg Herm Jan en de Afscheiding In december 1835 ontstond ook in Mastenbroek een Afgescheiden gemeente, geïnstitueerd door ds. Brummelkamp. Tot de eerste twaalf lidmaten die zich van de Hervormde kerk afscheidden, behoorde Herm Jan Bruins. In januari 1836 volgden er nog eens zestien, waaronder Gerrigje van Zomeren. De jonge gemeente kreeg in maart 1836, samen met die van Genemuiden, A. C. van Raalte als predikant. In februari 1837 werden bij de afgescheidenen in Mastenbroek militairen - men sprak van 'dragonders' - ingekwartierd om hun het vergaderen onmogelijk te maken. De hervormde dominee had hiertoe de namen van de hoofden der huisgezinnen van de voornaamste separatisten in Mastenbroek aan de burgemeester van Zwollerkerspel overgebriefd. Ook de naam van (Herm) Jan Bruins aan de Oude Wetering stond op de lijst, maar omdat hij net niet in Zwollerkerspel woonde, kon de burgemeester van die gemeente tegen hem niets beginnen. We komen zijn naam dan ook niet op de inkwartieringslijsten tegen. In 1838 maakte het grootste deel van de Mastenbroekse gemeente zich los van ds. Van Raalte en van het kerkverband der Afgescheidenen. Dit gebeurde onder invloed van de Kamper ouderling Derk Hoksbergen, die het al gauw bij de Kruisgezinden ook niet meer kon vinden en als leider van de Dordts-Gereformeerde gemeente in Kampen bekend stond als de klumpiesdominee. Deze Hoksbergen kwam met zijn Mastenbroekse volgelingen in boerderijen bijeen en bediende daar ook de doop, zij het op niet meer dan één à twee zondagen in het jaar. Toen hij op 24 september 1843 voor het eerst in Mastenbroek doopte, waren er onder de dopelingen maar liefst drie kinderen van Hermjan Bruins en Gerrigje van Zomeren, van wie de oudste al bijna vier jaar oud was. In het in 1914 door Derk Bruins, de oudste zoon van Herm Jan, aan de Gereformeerde kerk van Zwolle toevertrouwde Provisioneel Doopregister van de Gemeente der Afgescheidenen Gereformeerden te Mastenbroek, ontbreken opvallend genoeg de eerste twee kinderen uit het tweede huwelijk van Herm Jan. Had Gerrigje van de Weg in het begin misschien bezwaar tegen het dopen door een ouderling? Dat lag namelijk best gevoelig: Everdina, een dochter uit het eerste huwelijk, die door Van Raalte was gedoopt, is in 1860 zelfs in de Hervormde kerk overgedoopt! Van heel andere aard waren de problemen waarvoor Herm Jan zich in de winter van 1862/63 gesteld zag, en waarmee hij zelfs de landelijke pers haalde. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 februari 1863 staat namelijk dit bericht te lezen: De gemeente Mastenbroek, die kort geleden door het water werd geteisterd, wordt nu door eene onrustbarende, tot nog toe aldaar weinig bekende plaag onder het rundvee bezocht, die veel angst bij de veehouders veroorzaakt. Ll. Zaturdag werd in den stal van den landbouwer D. van Dalfsen eene koe plotseling door deze ziekte aangetast, die in een vierde uurs met den dood eindigde. Maandag morgen had dezelfde landman reeds vier runderen aan deze vreeselijke plaag verloren, en naar men verneemt, heeft ook een ander veehouder aldaar,

47 met name Harm Jan Bruins, reeds drie runderen aan dezelfde ziekte verloren. De veearts, die er bij was gehaald, heeft verklaard dat deze veeziekte het bloedvuur is. De Zwolsche Courant, die het bericht had overgenomen, kwam er begin 1864 nog eens op terug, toen de ziekte, die nu miltvuur werd genoemd, opnieuw in Mastenbroek was gesignaleerd. De krant schreef nu: In het vorige jaar schreef men het ontstaan der ziekte toe aan het gebruik van schimmelachtig hooi, ten gevolge der plaats gehad hebbende overstrooming, nu zijn de oorzaken nog niet op te sporen. Van die overstroming in de winter van 1862/63 zal Herm Jan hoe dan ook flink last hebben gehad, want zijn huis stond niet, zoals de grote boerderijen, op een hoge terp. Dankzij een hypotheekakte uit die betrekking heeft op een bedrag van 200 gulden, dat hij geleend had van Frans Gunnink, een broeder uit de Afgescheiden gemeente van Kampen - weten we, dat Herm Jan het in 1835 had laten bouwen op een stukje grond dat hij van Jan van Dijk jr. in erfpacht gekregen had. Toen het minuutplan werd getekend, vormde dat stukje nog de oostelijke hoek van een weidekavel: IJsselmuiden, sectie E nr. 27. Veel meer runderen dan de drie die hij verloor, kan Herm Jan niet hebben gehad: veehouder was immers niet zijn hoofdberoep. Uit deze tijd is ook een uitspraak van Herm Jan overgeleverd: Garregien, möj' nou 's heuren. Nou legt ze van die iezeren dingen deur 't land; doar kömp een waang oaver te rieden met agees gien peerd eveur! Op 10 mei 1865 reed de eerste trein door Mastenbroek. Na het overlijden van Hoksbergen in 1870 viel diens Mastenbroekse gemeente uiteen. De meeste leden werden weer hervormd, zo ook Herm Jan Bruins met zijn gezin. In het lidmatenregister van de Hervormde kerk van Mastenbroek vinden we over zijn terugkeer niets aangetekend: hij stond daarin gewoon nog ingeschreven, omdat de kerkenraad zijn onttrekking niet had erkend. Ook de bevolkingsregisters geven geen uitsluitsel: daarin vinden we hem nooit anders vermeld dan als N. Herv. Er is echter een gegeven waaruit valt op te maken, wanneer de terugkeer van het gezin heeft plaatsgevonden: op 27 maart 1871 werd in het Mastenbroekse lidmatenboek met Attestatie van Zalk Gerrigje Gerrits of van de Weg ingeschreven. Zij had in 1845 in de Hervormde kerk van Zalk als Gerrigje Gerrits uit Heerde nu te Zalk belijdenis gedaan en ze had zich in 1850, toen ze naar Mastenbroek ging om daar te trouwen, niet laten overschrijven; dat deed ze pas, toen ze weer hervormd werd. Twee jaar later deed de nog thuis wonende zoon Gerrit in de Hervormde kerk van Mastenbroek belijdenis: toen voelde men zich daar blijkbaar weer redelijk thuis De aartsvader sterft. Op 16 mei 1871 verhuisde Herm Jan met zijn gezin en zijn schoenmakerij naar s Heerenbroek, gemeente Zwollerkerspel. Daar overleed hij op 12 januari 1873 en daar stierf ook Gerrigje van de Weg op 8 oktober Omdat het te ver zou voeren de vele geslachtslijnen die uit Herm Jan zijn voortgekomen stuk voor stuk verder te vervolgen van zijn zeventien kinderen hebben maar liefst veertien de volwassenheid bereikt sluiten we hier af met zijn memorie van successie. Daarin staan al zijn in 1873 nog in leven zijnde kinderen met hun woonplaats en beroep vermeld, zodat daaruit goed valt af te lezen, hoe de familie Bruins toen al begonnen was uit te zwermen: De ondergeteekenden 1 Jan Bruins landbouwer in Oosterwolde, 2 Derk Bruins, 3 Hendrik Bruins, beide landbouwers in Zwollerkerspel, 4 Jannes Bruins, landbouwer in Wilsum, 5 Dina Bruins echtgenoot van en bijgestaan door Hendrik Lindeboom, beide landbouwers, 6 Willemina Bruins, echtgenoot van en bijgestaan door Gerrit Ekkelenkamp, 7 Maria Bruins, echtgenoot van en bijgestaan door

48 Jannes Beltman, allen landbouwers in Zwollerkerspel, 8 Gerrigje van de Weg, weduwe van Harm Jan Bruins, zonder beroep, wonende te 's Heerenbroek, in qualiteit van moeder voogdes over hare minderjarige kinderen Gerrit, Willem, Gerrigje, Albert, Hendrikus, Harm Jan en Daniel Bruins, in echte verwekt bij nu wijlen hare echtgenoot Harm Jan Bruins, domicilie kiezende ten kantore van notaris A. J. Scriverius te Zwolle, doen aangifte ten kantore van het regt van successie te Zwolle dat op den 12 January 1873 te 's Heerenbroek is overleden Harm Jan Bruins, aldaar wonende, respectivelijk vader en behuwd-vader van de aangevers sub 1-8 en van de minderjarigen sub 8 genoemd, dat de overledene tot zijne wettige erfgenamen heeft nagelaten zijne kinderen hiervoor genoemd, dat de overledene in eigendom bezat: de onverdeelde helft in een huis en erf te 's Heerenbroek Gemeente Zwollerkerspel staande op no 460 in sectie P groot 2 ares 70 centiares, dat de overledene geene goederen als bezwaarde erfgenaam of in vruchtgebruik bezat en dat door zijn overlijden geene periodieke uitkeeringen bij opvolging zijn overgegaan of vervallen. J. Bruins H. Bruins J. Bruins H. Lindeboom E. D. Bruins Jannes Beldman M. Bruins G. J. Ekkelenkamp Willemina Bruins D. Bruins X Bovenstaand kruismerk gesteld door de Wed. Bruins Naschrift De schrijver is een achterkleinzoon van de in de memorie vermelde op 28 april 1853 geboren Willem. Deze trouwde op 3 mei 1877 als boerenknecht met de Mastenbroekse naaister Aaltje van der Vegt(e) en ging kort daarna in Genemuiden wonen, waar op 15 december 1878 zijn zoon Harm Jan geboren werd. Op 1 mei 1880 verhuisde hij met vrouw en kind en met zijn jongere broer Harm Jan vanuit 's Heerenbroek naar Weespercarspel, waar zich rond die tijd ook zijn oudere broer Gerrit vestigde, een timmerman, die al in 1876 naar Diemen was gegaan. De drie broers gingen wonen aan de Lage Klompweg in het buurtje De Klomp of De Horn, ten zuidoosten van Weesp. Willem stond daar eerst als werkman en daarna (in 1883) als koopman te boek. Nadat zijn gezin in 1883 verrijkt was met een dochter, Geesje, keerde hij in maart 1887 met achterlating van zijn broers naar zijn geboortestreek terug en werd waschbaas in Frankhuis, gem. Zwolle, waar toen juist een stoomwasserij zoals die in De Klomp gevestigd was: De Ketelkolk. Gerrit is in 1905 naar Amerika geëmigreerd; er leven daar nog altijd veel nakomelingen van hem. In 1889 werd Willem weer arbeider in 's Heerenbroek. Daar werd hij in 1905 failliet verklaard, wat ons een interessante inventaris heeft opgeleverd van zijn huis, dat bestond uit een voorvertrek, een woonvertrek, waar ondermeer een handnaaimachine stond (die blijkbaar van een ander was, want op de definitieve lijst ontbreekt ze), en een zolder, waar een grote voorraad bonte russchen werd aangetroffen. Zijn schuld bestond voor het grootste deel uit achterstallige hooipacht. Er werd van hem verklaard, dat hij in de buurt als zeer arm, doch niettemin als betrouwbaar bekend stond. In 1909 verhuisde hij naar Voorst, oftewel het Zwollerkerspelse deel van Frankhuis, waar hij en zijn zoon een slepersbedrijf begonnen, dat in 1924 naar Westenholte werd verplaatst. Daar overleed hij in 1926, na ruim negen jaar weduwnaar te zijn geweest. Zijn zoon, Harm Jan, in 1916 getrouwd met Martha de Ruiter uit Wilsum, zette het slepersbedrijf voort, later geholpen door zijn oudste zoon, Willem, geboren in 1918, die na de Tweede Wereldoorlog ging werken op een houtzagerij in Westenholte en in 1947 trouwde met Aukje Knol. Uit dit echtpaar, dat lid was van de Vrijgemaakt Gereformeerde kerk, werd in 1952 te Zwolle de schrijver van dit boek geboren.

49 Willem Bruins en Aaltje van der Vegt - datum onbekend Harm Jan Bruins en Martha de Ruiter met hun dochter Martha - Westenholte, 1944

50 Hoe ze schreven. Door Henrick van Coeverden nagetekend merk van Derck Bruins onder pachtceduul van 1654 Eigenhandig geschreven nota van Jan Geesink betreffende het schoonmaken en witten van de 'wagten' (de Hoofdwacht?) in juni 1776

51 Stemlijst van 8 augustus 1797; het opschrift is vrijwel zeker geschreven door Derk Bruins. Huwelijksaangifte van Herm Jan Bruins voor zijn tweede huwelijk in 1850

52 Huwelijksaangifte van Willem Bruins en Aaltje van der Vegte, 1877 Harm Jan Bruins als eigenaar van Zangen des Tijds van J. J. L. ten Kate, ca. 1900

Buijrschap Daelen. t'beecke, Bernt. Huis, en hof op 7 dlr., 7 sch.lijns gesaeis Boulant 1 mdr

Buijrschap Daelen. t'beecke, Bernt. Huis, en hof op 7 dlr., 7 sch.lijns gesaeis Boulant 1 mdr Buijrschap Daelen Verpondingskohier Aalten - Jaar 1647 - Afschrift Kreijnck t'beecke, Bernt. Huis, en hof op 7 dlr., 7 sch.lijns gesaeis 10-10 -. Boulant 1 mdr. 8-6 - 8. Ebbert Wevers huis op 6 gl. Gront

Nadere informatie

NT00064_152. Nadere Toegang op inv. nr 152. uit het archief van de. Dorpsgerechten, 1515-1813 (64) H.J. Postema

NT00064_152. Nadere Toegang op inv. nr 152. uit het archief van de. Dorpsgerechten, 1515-1813 (64) H.J. Postema NT00064_152 Nadere Toegang op inv. nr 152 uit het archief van de Dorpsgerechten, 1515-1813 (64) H.J. Postema Juni 2013 Inleiding In dit document zijn regesten van het volgende inventarisnummer betreffende

Nadere informatie

Markeboek Appen, deel 1 (16311732)

Markeboek Appen, deel 1 (16311732) Markeboek Appen, deel 1 (16311732) Inleiding: Lang werd gedacht dat de markeboeken van Appen verloren waren gegaan. Er bevinden zich echter nog twee markeboeken in particulieer bezit. Deze betreffen de

Nadere informatie

Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven,

Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven, Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven, dat blijkt ons uit onderstaande acte van openbare verkoop. Welke treurige uitwerking deze handelwijze medebracht, bespeurt men spoedig

Nadere informatie

Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel. Zwol den 1 juny 1746.

Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel. Zwol den 1 juny 1746. 1002 Zwol den 1 juny 1746. Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel Is goet gevonden ingevolge van onse resolutie van den 21 april deeses jaars, het montant*

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen (56) NT00056_014 Nadere Toegang op inv. nr 14 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Stadsgerecht Rhenen, (66) NT00066_40-8 Nadere Toegang op inv. nr. 40-8 uit het archief van het Stadsgerecht Rhenen, 1461-1812 (66) J.P.J. Heijman en D. van Hillegondsberg 2006, 2010; versie oktober 2018 Inleiding In 2006 is dhr.

Nadere informatie

Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, (1)

Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, (1) NT00001_545 Nadere Toegang op inv. nr 545 uit het archief van het Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, 1300-1810 (1) H.J. Postema Juni 2014 Inleiding Dit betreft een letterlijke transcriptie van de liquidatie

Nadere informatie

Erve Mentink in Beltrum

Erve Mentink in Beltrum Erve Mentink in Beltrum Aan de Mentinksweg in Beltrum ligt boerderij Mentink. De boerderij heet nog steeds Mentink hoewel hij al heel lang door andere families wordt bewoond. De boerderij is het enige

Nadere informatie

Dorp Buijrschap. op het last 24 molder. Dese buijrschap is heel schrae landt ongelegen an de mestinge.

Dorp Buijrschap. op het last 24 molder. Dese buijrschap is heel schrae landt ongelegen an de mestinge. Dorp Buijrschap. op het last 24 molder. Dese buijrschap is heel schrae landt ongelegen an de mestinge. Havesaete Dravenhorst, sonder huijs, de Weduwe van Jor. Georgh van Asbeeck toe den Berge. Hoven 3

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen (56) NT00056_026 Nadere Toegang op inv. nr 26 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 Transcriptie van document: RHCE Schepenbank Heeze Leende en Zesgehuchten, A-0210, nr.1653, fol. 42 t/m 44 gedateerd 11 mei 1714: Regel nummer tekst interpretatie

Nadere informatie

De oudste generaties Stoel in Dordrecht

De oudste generaties Stoel in Dordrecht De oudste generaties Stoel in Dordrecht In het Regionaal Archief Dordrecht bevindt zich onder Toegang 116 (Collectie van familiepapieren en genealogische aantekeningen), Inventarisnummer 763 een dossier

Nadere informatie

fo 1vo kinderen audt wesende seven jaeren, mitsgaeders van alle de peerden, ploegen, ende beesten, alles volgens het extract vuijt de instructie

fo 1vo kinderen audt wesende seven jaeren, mitsgaeders van alle de peerden, ploegen, ende beesten, alles volgens het extract vuijt de instructie Cohier van het oprecht getal, qualiteijt, conditie, ende auderdom van allen de ingesetenen van den dorpe van Caggevinne Kempens, daer inne oock begrepen de getrauwde vrauwen, ende kinderen audt wesende

Nadere informatie

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Stadsgerecht Rhenen, (66) NT00066_180 Nadere Toegang op inv. nr 180 uit het archief van het Stadsgerecht Rhenen, 1461-1812 (66) H.J. Postema Oktober 2013 Inleiding Het gerechtsarchief van Rhenen bevat een groot aantal inventarisnummers

Nadere informatie

BOERDERIJ MOERBEEK 48 LUTJEWINKEL juni 2012. 2012-1 boerderij Moerbeek 48. Inleiding. eerste steen. Luchtfoto vanuit het noorden.

BOERDERIJ MOERBEEK 48 LUTJEWINKEL juni 2012. 2012-1 boerderij Moerbeek 48. Inleiding. eerste steen. Luchtfoto vanuit het noorden. BOERDERIJ MOERBEEK 48 LUTJEWINKEL juni 2012 1 Inleiding Bewoning en veranderingen De boerderij is vrij zeker gebouwd begin 1800. In 1872 heeft er een grondige verbouwing plaats gevonden met o.a. een nieuwe

Nadere informatie

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden.

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden. Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden. Reglement voor de Conventualen van het Jeruzalem%Hof op de Cellebroersgracht (thans Kaiserstraat), gesticht door Wouter Comans in den 1467. Item dit syn die ordinacien

Nadere informatie

Een huurcontract van de oude Vanenburg uit 1645.

Een huurcontract van de oude Vanenburg uit 1645. Een huurcontract van de oude Vanenburg uit 1645. Na het lange, en volgens sommigen ingewikkelde, verhaal vorige keer over de locatie van Oud Vanenburg, nu een korter stukje over een huurcontract uit 1645

Nadere informatie

mijn vrouw an Jan Trienstiens Janna betaelt 2 gulden en mijn vrou gedaen an Jan Trienties Janna 2 schepel appelen, moet daervoor geven 4 st.

mijn vrouw an Jan Trienstiens Janna betaelt 2 gulden en mijn vrou gedaen an Jan Trienties Janna 2 schepel appelen, moet daervoor geven 4 st. Archief Wegdam inv.nr. 213 1717-1758 Kasboek (Nb niet chronologisch) 1729 den 13 majus ben ik met mijn vrouw G.L. van Coeverden, dogter van de heer van Rande, tot Goor door domine Zeino Meiling getrout.

Nadere informatie

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad van de kinderen van wijlen Gerart Scamperts, ook als aanpalend eigendom.77 Er is geen enkele indicatie voor de leeftijd van Claes en Geraert, daar hun eigendom lang onverdeeld gebleven kan zijn. In het

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S21-29 Datum uitspraak: 29 januari 2015 Plaats uitspraak: Zeist DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: S. van der Veen en T. van der Veen--Koster te Ferwert, verder te noemen:

Nadere informatie

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Stadsgerecht Rhenen, (66) NT00066_35-4 Nadere Toegang op inv. nr. 35-4 uit het archief van het Stadsgerecht Rhenen, 1461-1812 (66) J.P.J. Heijman en D. van Hillegondsberg 2006, 2010; versie oktober 2018 Inleiding In 2006 is dhr.

Nadere informatie

Archief Wegdam inv.nr kosten herbouw

Archief Wegdam inv.nr kosten herbouw Archief Wegdam inv.nr. 302 1757-1759 kosten herbouw costen van timmeren voor 87.000 Zwolze steenen 696-0-0 voor vragt van dese stenen 164-0-0 voor kalk 360 tonne a 18 st 144-0-0 voor semen 109-0-0 voor

Nadere informatie

Rumoer in Ritsebuorren

Rumoer in Ritsebuorren Bijgedragen door Richard Keijzer zaterdag, 23 februari 2008 De boerderij op Rijtseterp nummer 1 heeft al heel wat eigenaren gehad. In 1640 was de plaats eigendom van Watze van Camminga, Vrijheer van Ameland,

Nadere informatie

Jan Hendrick Vos (1656-ca1696)

Jan Hendrick Vos (1656-ca1696) Jan Hendrick Vos (1656-ca1696) Jan Hendrick is geboren op 20 juli 1656 in Lengerich(Dld). Hij wordt gedoopt als Johan Heinrich, bij zijn huwelijk ondertekent hij zelf met Jan Hendrick. Hij heeft nog vier

Nadere informatie

L E S E R. [485] T O T D E N

L E S E R. [485] T O T D E N [485] T O T D E N L E S E R. NA dat ick besloten hadt een eynde van deze oeffeningen te maecken, soo heb ick bevonden, dat my, Beminde Leser, noch verscheyde andre dingen van vermaeckelijcke en treffelijcke

Nadere informatie

Het deel van een kind dat zonder nakomelingen zou sterven, moest aanwassen

Het deel van een kind dat zonder nakomelingen zou sterven, moest aanwassen Nogmaals kunnen plaatsvinden. Enige jaren later Het deel van een kind dat zonder nakomelingen zou sterven, moest aanwassen een tochtenaar pas verlof tot verkoop van goed (waarop het recht van tocht rustte)

Nadere informatie

NADERE TOEGANG. ORA Inv.nr. 55 Richterambt. door P.Zunderman. Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe

NADERE TOEGANG. ORA Inv.nr. 55 Richterambt. door P.Zunderman. Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe NADERE TOEGANG TRANSCRIPTIE VAN EN INDEX OP HET KOHIER VAN VERPONDING EN HET BEZIT VAN RUNDVEE EN HET AANTAL PERSONEN VAN 5 JAAR EN OUDER IN HET AMBT OLDEBROEK (afschrift) 682 ORA Inv.nr. 55 Richterambt

Nadere informatie

Buijrschap Woolt Op t'last 24 mlr.

Buijrschap Woolt Op t'last 24 mlr. Buijrschap Woolt Op t'last 24 mlr. De Landerien in dese Buijrschap zijn de sleghste ende allerschraste in t'geheele Ampt, als dat op meerendeels plaetser geen Rogge kan wassen, ende deswegen boven de vierde

Nadere informatie

Paul Behets, Telling Hombeek-Brabant 1747

Paul Behets, Telling Hombeek-Brabant 1747 De gegevens uit dit bestand zijn vrij te gebruiken door iedereen, op voorwaarde dat deze bewerking wordt opgenomen als bronvermelding ingeval ze wordt gebruikt in een publicatie, hetzij in boekvorm, op

Nadere informatie

De Leidsche Schutterstukken.

De Leidsche Schutterstukken. De Leidsche Schutterstukken. Het was eene echt Hollandsche gewoonte om de vergaderzalen te sieren met de portretgroepen van regenten en hoofdlieden en haast elk Hollandsch museum bezit nog enkele regentenstukken

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Doorn, (163)

Gerechtsbestuur Doorn, (163) NT00163_67 Nadere Toegang op inv. nr 67 uit het archief van het Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163) H.J. Postema Juli 2010 Inleiding In dit document zijn de voorwaarden van aanbesteding door het gerecht

Nadere informatie

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme Werkstuk door een scholier 1970 woorden 12 oktober 2005 6,7 72 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdvraag: Hoe beschrijven en verklaren we

Nadere informatie

Verpondingskohier buurschap Hupsel 1646 (origineel)

Verpondingskohier buurschap Hupsel 1646 (origineel) [271r.] Die buirschap Hupsel Assessores: Engelbert ten Vaerwerck, Joan Gerdinck. Joan Borckincx goet, hoert Joan Duiven 3 deelen ende Gert Hesler een deel. Huis met twie gaerden groot 3 schepel saet, ende

Nadere informatie

350 jaar Joodse Begraafplaats Workum 1664-2014

350 jaar Joodse Begraafplaats Workum 1664-2014 350 jaar Joodse Begraafplaats Workum 1664-2014 Inleiding Op 29 augustus 1664 kreeg David Salomons, houder van de Bank van Lening, als eerste in Friesland, toestemming van Burgemeeser en Raad van Workum

Nadere informatie

Ordre ende reglement op de koorn-molenaers binnen de stadt Goude by Gouda

Ordre ende reglement op de koorn-molenaers binnen de stadt Goude by Gouda B. D. Poppen Transcriptie van de Ordre ende reglement op de koorn-molenaers binnen de stadt Goude by Gouda - 1664 Op de door Joh. Blaeu omstreeks 1650 vervaardigde kaart van de stad Gouda, met een plattegrond

Nadere informatie

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren.

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren. Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie van nieuw horologiewerck, gedurende den tijt van eenentwintich jaren. De Staten generael der Vereenichde Nederlanden, allen den geenen die desen

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) NT00056_022 Nadere Toegang op inv. nr 22 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten)

Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten) Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten) Ontstaan van de boerderij De naam Koestapel komt voor het eerst voor in een tijnsboek, een belastingboek van een Duits zogenaamd jufferen stift in Elten in ca.

Nadere informatie

LANKVELD. Gegevens per perceel. Laatste verandering: 17-2-2012. Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk

LANKVELD. Gegevens per perceel. Laatste verandering: 17-2-2012. Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk LANKVELD Gegevens per perceel Laatste verandering: 17-2-2012 Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk Perceel nr. 1 Beschrijving: Nieuw erf van 23-4-1793, groot 1 lopens en 40 roeden, gelegen aan

Nadere informatie

Bewoners van de hof van Walem

Bewoners van de hof van Walem Bewoners van de hof van Walem Tegenwoordig adres: Walem 26, 26a In het archief van het Norbertinessenklooster van St. Gerlach bevindt zich een akte, gedateerd 13 november 1455.1 In deze akte verwerft Johan

Nadere informatie

Tot voogden over de kinderen werden benoemd: a. Gijsbert Jansen, z1jn zwager; b. Rijck Willemsen haefmeester,

Tot voogden over de kinderen werden benoemd: a. Gijsbert Jansen, z1jn zwager; b. Rijck Willemsen haefmeester, \ î ;.fo: ( AKTE VAN MOMBERSCHAP = VOOGDIJ BENOEMING 24 juli 1693 pag.1 In verband met het overlijden van Elisabeth Jans vindt deze akte van benoeming van voogden plaats door Hendrick Willemsen Poort over

Nadere informatie

Helling, oudt omtrent jaren, Lucas Harperszn. van soldaet onder hopman Teylingen, oudt omtrent jaren, deposeerden tuychden by die zyne gedaen hebben,

Helling, oudt omtrent jaren, Lucas Harperszn. van soldaet onder hopman Teylingen, oudt omtrent jaren, deposeerden tuychden by die zyne gedaen hebben, gloriosus. Uit het protocol van notaris Salomon Lenaertszn. Van der Wuert noteerde ik indertijd het aardig verhaal van een vechtpartij tusschen soldaten, van het snoevend gezwets van een bloeddorstig krijgsman,

Nadere informatie

Overal in ons land is water. Het water

Overal in ons land is water. Het water Het verdwenen eiland Schokland Overal in ons land is water. Het water van de zee klotst tegen de kust. Rivierwater stroomt over de grenzen het land binnen. Soms is er een stukje land dat aan alle kanten

Nadere informatie

De top 100 van de familienamen in Nederland Leendert Brouwer

De top 100 van de familienamen in Nederland Leendert Brouwer Detop100vandefamilienameninNederland LeendertBrouwer Voor een totaalbeeld van de familienamen in Nederland beschikken we over twee ijkjaren: 1947(volkstelling) en 2007(Gemeentelijke Basisadministratie).

Nadere informatie

Beschrijving van de grafzerken in de Adriaen Janszkerk in 1922

Beschrijving van de grafzerken in de Adriaen Janszkerk in 1922 Beschrijving van de grafzerken in de Adriaen Janszkerk in 1922 door Bloys van Treslong Prins in Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken in de provincie Zuid-Holland. blz. 540

Nadere informatie

De eigenaars van de scherven: reactie op de opgravingen aan het Kristus-Koningplein.

De eigenaars van de scherven: reactie op de opgravingen aan het Kristus-Koningplein. De eigenaars van de scherven: reactie op de opgravingen aan het Kristus-Koningplein. Inleiding. In het kader van de vernieuwing van het Kristus-Koningplein in 2014 werd een archeologisch onderzoek uitgevoerd

Nadere informatie

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 Rapport Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda vanaf november 2002 onvoldoende heeft getracht om de

Nadere informatie

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Zegel wapenschild uit één van de protocolboeken van Notaris van Eijndhoven Nicolaes Adriaenszn van Eijndhoven is de verste rechtstreekse stamvader

Nadere informatie

Marckenboeck der burschappen Tij unde Rade, Lynderthe unde Boetele regestriert anno 1615 den 25 May.

Marckenboeck der burschappen Tij unde Rade, Lynderthe unde Boetele regestriert anno 1615 den 25 May. Markeboek van Raalterwoold (Transcriptie: Geert Hannink, Raalte) Marckenboeck der burschappen Tij unde Rade, Lynderthe unde Boetele regestriert anno 1615 den 25 May. Anno Domini 1639 designati sunt pro

Nadere informatie

NADERE TOEGANG TRANSCRIPTIE EN INDEX OP HET KOHIER VAN VERPONDING IN HET AMBT OLDEBROEK. door P. Zunderman

NADERE TOEGANG TRANSCRIPTIE EN INDEX OP HET KOHIER VAN VERPONDING IN HET AMBT OLDEBROEK. door P. Zunderman NADERE TOEGANG TRANSCRIPTIE EN INDEX OP HET KOHIER VAN VERPONDING IN HET AMBT OLDEBROEK 1648 door P. Zunderman Oldebroek 2008 Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe Inleiding ORA Richterambt inventarisnr.

Nadere informatie

Transcriptie van het. Pastoraliaboek. van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk te Markelo 1639-1743

Transcriptie van het. Pastoraliaboek. van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk te Markelo 1639-1743 Transcriptie van het Pastoraliaboek van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk te Markelo 1639-1743 Het betreft een verpachtingsboek van gronden eigendom van de kerk, waarbij tevens vermeld staan de inkomsten

Nadere informatie

INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET GERECHT EN DE GEMEENTE ACHTHOVEN,

INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET GERECHT EN DE GEMEENTE ACHTHOVEN, INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET GERECHT EN DE GEMEENTE ACHTHOVEN, 1655-1812 De hierna volgende bladzijden zijn een onderdeel van de "Inventarissen van de archieven van de gerechten onder Linschoten,

Nadere informatie

DE OUDSTE GENERATIES VAN HET KAMPER REGENTENGESLACHT VAN INGEN

DE OUDSTE GENERATIES VAN HET KAMPER REGENTENGESLACHT VAN INGEN DE OUDSTE GENERATIES VAN HET KAMPER REGENTENGESLACHT VAN INGEN door K. Schilder en H.J. van Ingen Van het begin van de 15e eeuw tot ongeveer het midden van de 1ge eeuw hebben regelmatig leden van het geslacht

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Ontwikkelingsmaatschappij Midden-IJsselmonde. Datum: 1 juli 2013. Rapportnummer: 2013/077

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Ontwikkelingsmaatschappij Midden-IJsselmonde. Datum: 1 juli 2013. Rapportnummer: 2013/077 Rapport Rapport betreffende een klacht over de Ontwikkelingsmaatschappij Midden-IJsselmonde Datum: 1 juli 2013 Rapportnummer: 2013/077 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het bestuur van de Ontwikkelingsmaatschappij

Nadere informatie

In den naam Gods amen.

In den naam Gods amen. In den naam Gods amen. Albrecht, bij de gratie Gods, paltsgraaf op den Ryn, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en heer van Friesland, allen die deze brief nu of in de toekomst zullen lezen saluut en

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen (56) NT00056_011 Nadere Toegang op inv. nr 11 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Stadsgerecht Rhenen, (66) NT00066_34-9 Nadere Toegang op inv. nr. 34-9 uit het archief van het Stadsgerecht Rhenen, 1461-1812 (66) J.P.J. Heijman en D. van Hillegondsberg 2006, 2010; versie oktober 2018 Inleiding In 2006 is dhr.

Nadere informatie

De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge.

De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge. De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge. Na de verkoop van grote stukken veen in juni 1851 aan de DLM en de DKM, besluiten de markgenoten van Noord-

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S19-05 Datum uitspraak: 23 februari 2012 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: J.F.H. Hoogerwerf te Vlaardingen verder te noemen: Hoogerwerf, tegen:

Nadere informatie

HANDBOEK VAN EEN WAGENMAKER 1799-1810

HANDBOEK VAN EEN WAGENMAKER 1799-1810 HANDBOEK VAN EEN WAGENMAKER 1799-1810 In de 5de jaargang van "Wissekerke" blz. 21-26 verscheen een artikel over "De wagenmakers Joos". Negen opeenvolgende generaties van die familie werkten in de wagenmakerij.

Nadere informatie

D74, thans Kruisstraat 12

D74, thans Kruisstraat 12 D74, thans Kruisstraat 12 Geplaatst in de Heise Krant van september 2011, gewijzigd 15-05-2015 De boerderij van Has van den Tillaar. Zo kennen de meesten onder ons de oude boerderij achter de kerk met

Nadere informatie

Van verscheiden manieren van burgelicke procedueren

Van verscheiden manieren van burgelicke procedueren /281/ Het Vijfde Deil Eerste titul Van verscheiden manieren van burgelicke procedueren Nadem veelderley manieren van rechtsvoorderinge in desen Ruremundtschen Quartier des forstendombs Gelre sijn geweest,

Nadere informatie

Nadere Toegang op inv. nr 35

Nadere Toegang op inv. nr 35 NT00163_35 Nadere Toegang op inv. nr 35 uit het archief van het Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163) H.J. Postema November 2010 Inleiding Dit document bevat een transcriptie van de zettingen van het

Nadere informatie

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6]

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6] [C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6] Nu is ghecomen den meydach, ende doen quam Floris in root purper gecleed[t], om dat hi den rooden roose gelijken soude, ende dat

Nadere informatie

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Ridder Hendrik van Norch en familie. Ridder Hendrik van Norch en familie. Uit bewaard gebleven historische gegevens weten wij dat in Drenthe voorname families hebben gewoond die tot de Ridderschap behoorden. In de middeleeuwen maakten vertegenwoordigers

Nadere informatie

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart 2013 5,1 27 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Paragraaf 1 De Romeinen trekken zich terug. 1. Welke

Nadere informatie

CASCADE bulletin voor tuinhistorie

CASCADE bulletin voor tuinhistorie CASCADE bulletin voor tuinhistorie Jaargang 2014 (23) nummer 2 Johan Philip Posth en zijn werk op Enghuizen bij Hummelo Arinda van der Does Tot nu toe werd de verlandschappelijking van de aanleg van het

Nadere informatie

Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet

Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet 1607-1965 2 Inleiding Het ontstaan van het armbestuur van Poortvliet zal vermoedelijk in de Middeleeuwen gezocht moeten worden. Er zal toen sprake zijn

Nadere informatie

Eethen en Meeuwen (heerlijkheden), staat van beleningen 1505-1621 deel v

Eethen en Meeuwen (heerlijkheden), staat van beleningen 1505-1621 deel v Eethen en Meeuwen (heerlijkheden), staat van beleningen 1505-1621 deel v - gemaakt door René de Leuw - Oorspronkelijke bron Archiefinstelling: Brabants Historisch Informatie Centrum, 's-hertogenbosch (BHIC)

Nadere informatie

[73r] 't Quyer van de huysen, erven ende landerijen onder die voechdije van Giesteren sortierende

[73r] 't Quyer van de huysen, erven ende landerijen onder die voechdije van Giesteren sortierende [73r] 't Quyer van de huysen, erven ende landerijen onder die voechdije van Giesteren sortierende Buerschappen: Culsdom ofte Usper Eschsijdt Lempel Over- ende Nederbiel Heur die Steenstraet Giesteren Gelseler

Nadere informatie

Het verpondingscohier van Andel van 1731

Het verpondingscohier van Andel van 1731 Het verpondingscohier van Andel van 1731 Inleiding Van de verpondingen van Andel zijn twee registraties bewaard geblevem uit 1731 [1] en 1733 [2], waarin een volledige opsomming van alle huizen in het

Nadere informatie

KINNEKENS KAMP. Gegevens per perceel. Laatste verandering: 15-1-2013. Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk

KINNEKENS KAMP. Gegevens per perceel. Laatste verandering: 15-1-2013. Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk KINNEKENS KAMP Gegevens per perceel Laatste verandering: 15-1-2013 Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk Perceel nr. 1 Nieuw erf van 23-4-1793, groot 5 lopens - oost: de scheidingsloot tussen

Nadere informatie

Werkblad Bestuur. Vrede van Utrecht VO Werkblad verdieping 1: Bestuur: Waarom kon de Republiek geen vuist maken?

Werkblad Bestuur. Vrede van Utrecht VO Werkblad verdieping 1: Bestuur: Waarom kon de Republiek geen vuist maken? Werkblad Bestuur 1a. HET BESTUUR VAN DE REPUBLIEK Lees de bijbehorende tekst over het bestuur van de Republiek (zie laatste blad). Vul daarna onderstaand schema in aan de hand van de informatie in de tekst.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:RBROT:2016:229 ECLI:NL:RBROT:2016:229 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 06-01-2016 Datum publicatie 07-01-2016 Zaaknummer C/10/475943 / HA ZA 15-510 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24 Familie de Vette uit Kethel en Spaland. (Fragmenten uit eigen onderzoek en dat van Dhr. A. v.d. Tang) De eerste voorouder de Vette kom ik tegen in een Notariële Acte van 18 Januari 1655 wanneer er een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164

ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164 ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 09-09-2009 Datum publicatie 14-01-2010 Zaaknummer 64517 / HA ZA 08-433 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Apostillen der Stad Campen en haar Jurisdictie

De Apostillen der Stad Campen en haar Jurisdictie De Apostillen der Stad Campen en haar Jurisdictie Bewerking van inv. nr. 197 van het Oud Archief (Apostillen 1664-1670) Door Jan van Hulzen Kamper genealogische en historische bronnen deel 26 G Uitgegeven

Nadere informatie

HEEMKRING CAMPENHOLT. STATEN van BRABANT Supplement 810 Overgebracht ende geredresseert 4 ianni 1748.

HEEMKRING CAMPENHOLT. STATEN van BRABANT Supplement 810 Overgebracht ende geredresseert 4 ianni 1748. . ~- 355 STATEN van BRABANT Supplement 810 Overgebracht ende geredresseert 4 ianni 1748. 38-15 -6 Leeste ofte Cohier van MEERBEECK by Everberg der persoonen, ploegen, peerden, hoorene beesten, verckens,

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Doorn, (163)

Gerechtsbestuur Doorn, (163) NT00163_59 Nadere Toegang op inv. nr 59 uit het archief van het Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163) H.J. Postema Oktober 2010 Inleiding Dit document bevat een transcriptie van de voorwaarden van aanbesteding

Nadere informatie

Zaaknummer : S21-46 Datum uitspraak : 4 december 2015 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S21-46 Datum uitspraak : 4 december 2015 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-46 Datum uitspraak : 4 december 2015 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: K.H. Bektas te Klundert verder te noemen Bektas tegen: M.A. Smit te Klundert verder te noemen Smit,

Nadere informatie

Maagscheiding tussen de kinderen Jan Wolters en Hillechien Geerts op 21 oktober 1725

Maagscheiding tussen de kinderen Jan Wolters en Hillechien Geerts op 21 oktober 1725 Maagscheiding tussen de kinderen Jan Wolters en Hillechien Geerts op 21 oktober 1725 Op onder gegeven datum is er een zeker contract van maagscheiding ingegaan tussen Jan Roelofs 1 nomine uxoir Fijchien

Nadere informatie

CURSUS OUD SCHRIFT VOOR BEGINNERS Transcriptie lesteksten les 4

CURSUS OUD SCHRIFT VOOR BEGINNERS Transcriptie lesteksten les 4 Lestekst 1. Archief 0826, Oud Archief Culemborg, inv.nr. 303. (bijlagen bij de verloren rekening van stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon over het jaar 1612-1613) Specificatie van gemaakte reis- en verblijfkosten

Nadere informatie

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen Een vervolg van het verhaal over de boerderijen van de familie Schoen uit juni. J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen Simon boerde met zijn vrouw Elisabeth de

Nadere informatie

Inventaris van het archief van. familie De Vor te Vianen,

Inventaris van het archief van. familie De Vor te Vianen, T00443 Inventaris van het archief van familie De Vor te Vianen, 1785-1914 D. Ruiter Oktober 2013 Inleiding De in deze inventaris genoemde leden van de familie De Vor waren grondeigenaren en landbouwers.

Nadere informatie

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD DOOR W. KRAAL In hetftotterdtfrasc/i /a^rboe/e/e 1995 is een artikel verschenen over de relatie tussen de families Van Cralingen en Van

Nadere informatie

l.de marken van Haaksbergen.

l.de marken van Haaksbergen. l.de marken van Haaksbergen. Binnen de grenzen van de gemeente Haaksbergen kende men vroeger zes verschillende Marken 1 ), te weten: 1-1. Holthuizen en Eppenzolder/ Stepelo. Oorspronkelijk is deze marke

Nadere informatie

Het geboorteboek van de schout van het eiland Schokland,

Het geboorteboek van de schout van het eiland Schokland, Het geboorteboek van de schout van het eiland Schokland, 1811 Het origineel is aanwezig in het gemeente-archief te Kampen (DTB 416) transcriptie: Bruno Klappe, Eindhoven versie: mei 2012 Email: bruno.klappe@schokkervereniging.nl

Nadere informatie

Beusichem, transcriptie akten oudrechterlijk archief

Beusichem, transcriptie akten oudrechterlijk archief Beusichem, transcriptie akten oudrechterlijk archief 1649 1693 - gemaakt door Peter van der Lee - Oorspronkelijke bron Archiefinstelling: Gelders Archief, Arnhem Archief: ORA Graafschap Buren, het schoutambt

Nadere informatie

Heerlijkheid ter Hoyen in Markegem

Heerlijkheid ter Hoyen in Markegem Heerlijkheid ter Hoyen in Markegem Een heerlijkheid is een bestuursvorm voortkomend uit een feodale onderverdeling van het overheidsgezag in de middeleeuwen. De centrale persoon van de heerlijkheid was

Nadere informatie

VERPONDINGSKOHIER RICHTERAMBT NIJBROEK 1648

VERPONDINGSKOHIER RICHTERAMBT NIJBROEK 1648 VERPONDINGSKOHIER RICHTERAMBT NIJBROEK 1648 Het cohier vant Richterampt vant Nieuwebroeck Nijbroek 1650 Origineel Geen onderverdeling 1 r Quoijr tot de verpondinge des Ampts Niebroeck begonnen den 22 Marty

Nadere informatie

NT00067_42. Nadere Toegang op inv.nr 42. uit het archief van het. Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811, (67) H.J. Postema

NT00067_42. Nadere Toegang op inv.nr 42. uit het archief van het. Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811, (67) H.J. Postema NT00067_42 Nadere Toegang op inv.nr 42 uit het archief van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, 1546-1811, (67) H.J. Postema Januari 2015 Inleiding In dit document zijn regesten opgenomen van de oudste

Nadere informatie

2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had:

2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: 1 Abraham nu was oud en wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. 2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn

Nadere informatie

VAN DER VOORT. Gepubliceerd in De Navorscher, jg. 98 (1959-1960), p. 85-91, 155 Vooralsnog daar te raadplegen; de toe te voegen bijlagen volgen hier

VAN DER VOORT. Gepubliceerd in De Navorscher, jg. 98 (1959-1960), p. 85-91, 155 Vooralsnog daar te raadplegen; de toe te voegen bijlagen volgen hier VAN DER VOORT Gepubliceerd in De Navorscher, jg. 98 (1959-1960), p. 85-91, 155 Vooralsnog daar te raadplegen; de toe te voegen bijlagen volgen hier Bijlage 1 16 februari 1532 GA 's-gravenhage, archief

Nadere informatie

Participeren inv. nr. 1

Participeren inv. nr. 1 Participeren 1.04.02 inv. nr. 1 Bron In het octrooi van 1602 waarmee de VOC werd opgericht, is ook de financiering van de VOC geregeld. Alle inwoners van de Republiek mochten een aandeel VOC kopen dat

Nadere informatie

Volkstelling van Wijnegem

Volkstelling van Wijnegem Volkstelling van Wijnegem 1702 Wijneghem Quartiere van Rhijen Leijste van alle ende gelijcke die ingesetenen binnen dese dorpe Van Wijneghem Quartier van Rhijen mitsgaders van de maerten, knechten, koijen,

Nadere informatie

Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten)

Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten) Boerderij Groot Koestapel, Gerven (Putten) Ontstaan van de boerderij De naam Koestapel komt voor het eerst voor in een tijnsboek, een soort belastingboek, van een Duits klooster in Elten in ca. 1380. Dit

Nadere informatie

B E H E E R E N O N T W I K K E L I N G

B E H E E R E N O N T W I K K E L I N G B E H E E R E N O N T W I K K E L I N G A AN G E T E K E N D V E R Z E N D E N GEMEENTE VELSEN DUDOKPLEIN 1 1971 EN IJMUIDEN TEL. : 0255-567200 FAX : 0255-567760 INTERNET: WWW.VELSEN.NL Stichting Solidariteitsgebouw

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen (56) NT00056_028 Nadere Toegang op inv. nr 28 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen. Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen. Als een algemeene regel van waterschapsrecht mag worden (aanvaard, de besturen der lichamen, welke belast met waterkeering in zooverre schouw hielden op onderhoud

Nadere informatie