Regionaal werkprogramma Omgevingsdienst Brabant Noord

Transcriptie

1 Regionaal werkprogramma 2016 Omgevingsdienst Brabant Noord

2 Colofon Opdrachtgever : Omgevingsdienst Brabant Noord Project : IOV - Regionaal werkprogramma 2016 Nummer : - Status : definitief Datum : januari 2016 Auteur(s) : R. Hovestad, H. de Lange & B. van Kooij Autorisatie : M.B. van Rijn paraaf

3 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING BESTUURLIJKE INBEDDING IMPULS OMGEVINGSVEILIGHEID DEELPROGRAMMA 3 - KENNISINFRASTRUCTUUR DEELPROGRAMMA 4 LOKAAL BELEID OMGEVINGSVEILIGHEID Algemeen Flexibele inzet ONDERSTEUNING BEVOEGD GEZAG Verzoektaken Projecten VERSTERKING UITVOERING Kennisopbouw Communicatie Borging FINANCIEEL OVERZICHT Bijlagen Bijlage I: Verdeling middelen gemeenten 2015 Bijlage II: Brede belangenafweging

4

5 1. INLEIDING Het voorliggende regionale werkprogramma is een nadere uitwerking van het van het Brabantse Uitvoeringsprogramma Impuls Omgevingsveiligheid (UPIOV 2016). In het regionaal werkprogramma wordt de verdeling van de middelen die beschikbaar zijn voor de ODBN ( ,-) verder uitgewerkt. 2. BESTUURLIJKE INBEDDING De uitwerking van het Brabantse Impulsprogramma heeft in goed ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de omgevingsdiensten en de provincie. De directeuren van de omgevingsdiensten hebben ingestemd met deze werkwijze. Het Dagelijks en Algemeen bestuur van de omgevingsdiensten zijn geïnformeerd over deze wijze van totstandkoming van het Brabantse Uitvoeringsprogramma Impuls Omgevingsveiligheid (UPIOV 2016) en de op basis hiervan opgestelde regionale werkprogramma s. 3. IMPULS OMGEVINGSVEILIGHEID In juni 2014 is het programma Impuls Omgevingsveiligheid bestuurlijk vastgesteld door het bestuurlijk omgevingsberaad (bob) van het ministerie van I&M. Doel van dit programma is het veiliger maken van Nederland door het versterken van een viertal focuspunten waarmee een nationale kennisinfrastructuur, het borgen van de kwaliteit, organisatorische verankering en een adequate uitvoering van de wettelijke taken in relatie tot omgevingsveiligheid worden verankerd. De volgende deelprogramma s zijn benoemd: 1. deelprogramma Brzo 2. deelprogramma PGS 3. deelprogramma Kennisinfrastructuur 4. deelprogramma Lokaal beleid omgevingsveiligheid De deelprogramma s 1 tot en met 3 zijn (hoofdzakelijk) landelijke programma s. Het vierde deelprogramma is bedoeld voor regionale activiteiten. Voor deelprogramma 3 en 4 is een subsidieaanvraag voor bijdragen uit de beschikbare middelen per provincie ingediend. Hiervoor is het Brabantse Impulsprogramma opgesteld. Deze vormt de basis van dit regionale werkprogramma van de ODBN. 4. DEELPROGRAMMA 3 - KENNISINFRASTRUCTUUR In 2015 is vooruitlopend op de opbouw van het landelijke kennisnetwerk een expertisenetwerk binnen de provincie Noord-Brabant opgericht. Dit bestaat uit medewerkers EV van de 3 OD-s en medewerkers van gemeenten en provincie met specifieke expertise. Het Brabantse expertisenetwerk bestaat uit vier onderdelen: 1. Deelname aan landelijke kennisgerichte activiteiten zoals PGS kennisnetwerk en kennistafels. 2. Organiseren van eigen kennismiddagen/ochtenden (voor en door EV-experts). 3. Onderwerpgerichte overleggen, interactief (bijvoorbeeld RRGG-team-overleg, QRA-expertsoverleg) 2

6 4. Vraagbaak: Voor gemeenten, andere OD s en expertise netwerken. Vanuit dit provinciale netwerk kan enerzijds input worden gegeven aan het landelijke kennisnetwerk en anderzijds landelijke expertise worden geïntroduceerd en ingezet in de regio s. In 2016 zal het opgebouwde Brabantse kennisnetwerk blijven bestaan en verder worden uitgebouwd. In 2016 zullen ook weer bijdragen worden geleverd aan landelijke kennisdagen en expertmeetings. Verder zal het gebruik van het kennisnetwerk Omgevingsdienst.NL ( worden bevorderd. Voor de bijdrage van de ODBN is onderstaand budget beschikbaar: Kennisinfrastructuur Budget Bijdrage ODBN ,- Totaal ,- 5. DEELPROGRAMMA 4 LOKAAL BELEID OMGEVINGSVEILIGHEID 5.1 Algemeen In dit programmaonderdeel wordt gewerkt aan de borging van de kwalitatieve en kwantitatieve uitvoering door de omgevingsdiensten van de wettelijke taken op het gebied van omgevingsveiligheid. Dit houdt in dat externe veiligheidsaspecten op de juiste wijze worden meegenomen in bestemmingsplannen, projectbesluiten, structuurvisies, vergunningverlening, toezicht en handhaving en dat risicoregistraties juist en actueel zijn. De omgevingsdiensten geven zo hun bijdrage aan de uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt), de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Registratiebesluit externe veiligheid en de Regeling provinciale risicokaart. 5.2 Flexibele inzet De middelen die beschikbaar zijn gesteld voor deelprogramma 4, moeten worden ingezet voor: 1. Rechtstreekse ondersteuning van uitvoerende verzoektaken van het bevoegd gezag. Hierbij moet gedacht worden aan adviezen over externe veiligheid bij vergunningverlening, toezicht en handhaving, opstellen en toetsen van risicoanalyses, advisering over externe veiligheidsaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen, verantwoording groepsrisico en actueel houden en verbeteren risicokaart. Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie. 2. Het verkrijgen van robuuste omgevingsdiensten. Dit komt neer op het ontwikkelen en behouden van een organisatiestructuur en continuïteit zodat een goede uitvoering van externe veiligheidstaken in de regio gewaarborgd is. In hoofdstuk 5 wordt hierop dieper ingegaan. Bij de evaluatie van het uitvoeringsprogramma van 2015 is naar voren gekomen dat de verdeling van de middelen, zoals die vooraf was overeengekomen, per gemeente en provincie niet correspondeerde met de vraag naar of opdrachten voor werkzaamheden op het vlak van externe veiligheid. In sommige gemeenten waren nauwelijks of geen ontwikkelingen waarvoor subsidie beschikbaar was, terwijl in andere gemeenten de ter beschikking gestelde middelen bij lange na niet toereikend waren. Hierdoor konden middelen niet optimaal worden ingezet. Door de gekozen opzet dreigde personele capaciteit die was gereserveerd voor rechtstreekse ondersteuning van gemeenten en provincie niet te worden benut, terwijl aan de andere kant er onvoldoende capaciteit dreigde te ontstaan om te werken aan de robuuste omgevingsdienst. In 2016 wordt daarom uitgegaan van een 3

7 andere opzet. Uitgangspunt daarbij is dat een zo flexibel mogelijke inzet van capaciteit en middelen wordt bereikt. Opdrachten die binnen de voorwaarden van de IOV vallen, zullen zo veel als mogelijk worden uitgevoerd voor rekening van de Impuls Omgevingsveiligheid. Daarbij zal zorgvuldige monitoring plaatsvinden om een evenwichtige verdeling van de middelen te kunnen waarborgen. Indien nodig zullen corrigerende maatregelen worden getroffen. Het uitvoeren van opdrachten voor gemeenten en provincie komt ook ten goede aan de versterking van de omgevingsdienst, omdat dit bijdraagt aan de continuïteit en opbouw van kennis en ervaring. Het blijft daarnaast noodzakelijk dat de omgevingsdiensten extra kennis opbouwen, delen en uitdragen en onderling goed afstemmen zonder dat dit gebonden is aan een concrete uitvoeringsopdracht. Hierbij moet gedacht worden aan gezamenlijke projecten voor onderwerpen die voor elk van de betrokkenen van belang zijn, het hanteren van uniforme werkwijzen en coördinatie om bijvoorbeeld dubbel werk te voorkomen. Afhankelijk van omvang van de opdrachtverstrekking zullen meer of minder middelen worden ingezet voor versterking van de eigen organisatie van de omgevingsdiensten. In de regionale uitvoeringsprogramma s zullen de genoemde uitgangspunten verder worden uitgewerkt en voor zover mogelijk geconcretiseerd. Zoals eerder opgemerkt is goede monitoring van besteding en activiteiten noodzakelijk. Als referentie bij de monitoring wordt de verdeling van de middelen tussen ondersteuning bevoegd gezag en versterking omgevingsdienst en tussen bevoegde gezagen onderling (A, B, C) gebruikt zoals die voor 2015 is afgesproken (zie bijlage 1). Het maximale budget, dat ten gunste van gemeenten en provincie ingezet kan worden, bedraagt 30% van het (begrote) budget voor versterking van de omgevingsdiensten (zie financieel overzicht in hoofdstuk 6). Aan de andere kant kunnen bij weinig vraag of opdrachten middelen worden ingezet om de eigen organisatie op peil te houden en te versterken, bijvoorbeeld door uitvoering van projectmatige regiobrede of Brabantbrede activiteiten. Door middelen op de hierboven beschreven wijze in te zetten wordt maximale flexibiliteit gekoppeld aan de behoefte van de gemeente en provincie. Het spreekt voor zich dat alleen activiteiten die vallen onder de Impuls Omgevingsveiligheid aanspraak kunnen maken op subsidie. Een andere vorm van flexibiliteit wordt verkregen door waar mogelijk expertise vanuit gemeenten of provincie te benutten bij uitvoering en/of leiding van projecten. De omgevingsdienst fungeert in dat geval als opdrachtgever voor de gemeentelijke of provinciale medewerker. 6. ONDERSTEUNING BEVOEGD GEZAG Er is voor de ondersteuning van het bevoegd gezag in totaal ,- gereserveerd. Dit bedrag is verdeeld in verzoektaken ( ,-) en projecten ( ,-). Deze taken worden hieronder nader toegelicht. 6.1 Verzoektaken Voor het ondersteunen van het bevoegd gezag is in het gezamenlijke werkprogramma budget gereserveerd voor de ondersteuning bij inhoudelijke taken. Dit betreffen: 4

8 Verzoektaken Budget Ondersteuning vergunningen 6.420,- RO-advisering ,- Risicoberekeningen ,- Ondersteuning verantwoording groepsrisico ,- Transport gevaarlijke stoffen ,- Totaal ,- NB: De activiteiten betreffen verzoektaken aan de ODBN, nadrukkelijk geen basistaken. Ondersteuning vergunningen Voor situaties waarbij sprake is van complexe vergunningen kan ondersteuning verleend worden. Voorbeelden van complexe situaties zijn: - meerdere risicobronnen; - beoordeling gelijkwaardigheid van voorzieningen; - bijzondere ruimtelijke omstandigheden; - vergunningen waarbij verantwoording groepsrisico aan de orde is; - advisering over EV-aspecten bij zienswijzen en beroepszaken. RO-advisering RO-advisering is geen onderdeel van de basis taken van de omgevingsdiensten, maar een verzoektaak. Om zowel de ODBN als indirect ook gemeenten te laten voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1 worden gemeenten gestimuleerd om RO-advisering op het vlak van externe veiligheid door de omgevingsdiensten te laten uitvoeren. Deze adviezen hebben betrekking op: - oplossen knelpunten; - bouwkundig advies PAG; - bestemmingsplanwijzigingen om vestiging risicorelevant bedrijf te realiseren; - beoordeling EV-paragraaf; - toetsing door derden opgestelde RO-adviezen; - bestemmingsplanwijzigingen in een invloedsgebied etc. Extra aandacht zal worden besteed aan: - Inpasbaarheid risicocontouren in bestemmingsplannen, waaronder LPG - Pilots omgevingsplannen Risicoberekeningen Om de consequenties van ruimtelijke ontwikkelingen op de omgevingsveiligheid in beeld te kunnen brengen worden risicoberekeningen uitgevoerd (Safeti, Carola, RBM II) of worden bestaande berekeningen getoetst en/of gemodificeerd. Gemeenten worden gestimuleerd om deze berekeningen te laten uitvoeren en/of te toetsen bij de ODBN door de kosten voor dergelijke werkzaamheden te vergoeden. De ODBN kan op deze wijze haar basis versterken en blijven voldoen aan de kwaliteitscriteria. Ondersteuning verantwoording groepsrisico Op verzoek van gemeenten stelt de ODBN in samenwerking met de veiligheidsregio Brabant Noord (concept)verantwoordingen op van het groepsrisico. De samenwerking met brandweer verloopt via de procedures zoals die zijn vastgelegd in het rapport Structurele samenwerking Veiligheidsregio, Omgevingsdienst en gemeenten in Brabant-Noord en Zuidoost-Brabant. Op deze wijze wordt de uniformiteit van de groepsrisicoverantwoordingen bevorderd. 5

9 De volgende aspecten zijn van belang bij de verantwoording van het groepsrisico: - Standaardisatie en uniformering; - bijdragen aan en toepassen van standaardadvies brandweer; - brede belangenafweging zoals deze is vastgelegd in het Provinciale Milieu- en Waterplan (zie bijlage 2); - onderzoek naar de toepasbaarheid van het schillenmodel zoals dat tot ontwikkeling komt onder de vlag van het programma Modernisering Omgevingsveiligheid van het Ministerie van I&M. Transport gevaarlijke stoffen In 2015 is door de ODBN per gemeente geanalyseerd in hoeverre de inventarisaties van het transport van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen nog actueel zijn. Daaruit is gebleken dat in sommige gevallen actualisatie nodig is. Deze zullen dit jaar worden opgepakt. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de consequenties van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Met het uitvoeren van de actualisaties ontstaat weer een actueel beeld van de bijdrage van lokale vervoersstromen aan de vervoerstromen over de hoofdwegen. 6.2 Projecten De overige middelen die onder Ondersteuning taakuitvoering BG vallen, worden projectmatig en Brabantbreed ingezet. Deze projecten worden uitgevoerd door de drie Brabantse omgevingsdiensten gezamenlijk. De uitkomsten/resultaten van deze EV-projecten komen ten goede aan alle gemeenten in de provincie Noord-Brabant. Het gaat om de volgende activiteiten: Projecten Budget Branchegericht toezicht 6.000,- Monitoring regelgeving & richtlijnen 3.114,- Beheer & kwaliteitsverbetering RRGS ,- Ondersteuning saneringen 6.667,- Pilots/ actualisatie EV in omgevingsvisie , Totaal ,- Branchegericht toezicht Bijzondere aandacht zal uitgaan naar toezicht op risicorelevante inrichtingen. In 2015 is op verzoek van het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht een begin gemaakt met het provinciebreed op uniforme wijze uitvoeren van het toezicht op risicorelevante inrichtingen. Hierbij maken externe veiligheidsaspecten en juistheid van de op de risicokaart vermelde inrichtingsgegevens onderdeel uit van controles. Hiervoor zijn door de Brabantse omgevingsdiensten gezamenlijk opgestelde digitale checklisten beschikbaar. In 2016 zal evaluatie van checklisten en toezichtresultaten plaatsvinden. Monitoring regelgeving & richtlijnen Aandacht wordt gegeven aan het in beeld brengen van de consequenties van veranderingen in relevante regelgeving, richtlijnen en normen (bijvoorbeeld PGS). Voor 2016 zijn in dit kader van belang: - Actuele definitieve versies van PGS 15, 31 en 34 (naar verwachting publicatie begin 2016); - GHS (etikettering gevaarlijke stoffen); - propaantanks: sinds 1 juli 2015 is het Bevi gewijzigd m.b.t. inrichtingen waar insluitsystemen met propaan aanwezig zijn. 6

10 Beheer & kwaliteitsverbetering RRGS Beheer van de gegevens in het risicoregister wordt in opdracht van gemeenten en provincie uitgevoerd door de omgevingsdiensten. Hiermee wordt bereikt dat de informatie in het register actueel, betrouwbaar en uniform is. Dit geldt zowel voor aanpassingen naar aanleiding van vergunningverlening als aanpassingen vanwege meldingen en toezichts- en handhavingsacties. Naast het beheer van de RRGS-gegevens is het van belang dat de gegevens gelijke tred houden met wetgeving en inzichten die in beweging zijn. Bijvoorbeeld vanwege de introductie van generieke afstanden voor activiteiten waarvoor eerst een risicoanalyse nodig was. Via een gezamenlijke, projectmatige aanpak zullen de benodigde aanpassingen van het RRGS worden ingevoerd. Ondersteuning saneringen Bij het beoordelen van ruimtelijke plannen komen soms potentiële saneringssituaties naar voren (bijvoorbeeld in de omgeving van een LPG-tankstation). Daarnaast kunnen bij de uitvoering van het branchegericht toezicht ook saneringssituaties aan het licht komen. Gemeenten kunnen worden ondersteund bij het oplossen van deze situaties. Pilots/ actualisatie EV in omgevingsvisie In 2015 is geïnventariseerd in hoeverre externe veiligheid is geborgd in gemeentelijke ruimtelijke structuurvisies (Inventarisatiekader Externe Veiligheid; kortweg IKEV). De resultaten van deze inventarisatie geven een indruk van de verankering van externe veiligheid in het gemeentelijke beleid. Indien er sprake is van een goede verankering kan dat een basis zijn voor het onderdeel omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie. Bij een ontoereikende verankering zal er vanaf de tekentafel moeten worden nagedacht over het opnemen van omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie. Elke omgevingsdienst zal in 2016 door middel van een aantal pilots ervaringen opdoen met het integreren van omgevingsveiligheid in de gemeentelijke (en provinciale) omgevingsvisie. Deze pilots vinden nadrukkelijk in samenwerking met de betreffende gemeente plaats. Voor zover er nog geen pilots kunnen worden uitgevoerd, zijn IOV middelen ook beschikbaar voor actualisatie van bestaande beleidsvisies externe veiligheid/ omgevingsveiligheid. Dit uitdrukkelijk onder de voorwaarde dat bij die actualisatie wordt voorgesorteerd op de Omgevingswet en omgevingsvisie. 7. VERSTERKING UITVOERING De versterking van de uitvoering valt uiteen in drie kernthema s: kennisopbouw, communicatie en borging. Deze zijn verder uitgewerkt in een aantal activiteiten. In totaal is hiervoor ,- beschikbaar. Versterking uitvoering Budget Kennisopbouw ,- Communicatie ,- Borging ,- Totaal ,- 7

11 7.1 Kennisopbouw Een belangrijke doelstelling van het IOV is het borgen en vasthouden van de kennis en expertise op het gebied van externe veiligheid/omgevingsveiligheid. Het bijhouden en toepassen van alle ontwikkelingen op EV-gebied is daarom onderdeel van de taken van de omgevingsdiensten. Hoewel het vooraf niet exact aan te geven is welke onderwerpen hierbij aan de orde zijn, is onderstaand vermeld welke onderwerpen aandacht krijgen (niet limitatief). - Kennisopbouw bij gemeenten: gemeenten bezoeken, pilotproject samenwerking aan borging EV in ruimtelijke plannen. - Kennisopbouw bij medewerkers VTH en RO ODBN: verbetering borging EV-deel in omgevingsvergunningen en toezicht. - Specialistische kennisopbouw bij medewerkers EV ODBN, vooral gericht op onderstaande onderwerpen. Kennisopbouw heeft betrekking op alle activiteiten die in dit werkprogramma zijn opgenomen. Een deel van de middelen per activiteit wordt daarom gereserveerd voor kennisopbouw en -borging. Hieronder worden kort de belangrijkste activiteiten geschetst: Ondersteuning RO Omgevingsdiensten moeten op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen en daar zelf een bijdrage aan leveren. Kennisuitwisseling en uniformiteit worden bijvoorbeeld bevorderd door een collegiale toets te laten uitvoeren door een andere omgevingsdienst. Deze mogelijkheden worden verkend. Kennis wordt verder op peil gehouden door deelname aan landelijke congressen (bijv. Relevant), landelijke werkgroepen en deelname aan gebruikersbijeenkomsten van Safeti, Carola en RBM II, etc. Omgevingsvisie Het is nog niet bekend hoe omgevingsveiligheid een plaats moet krijgen in de verplichte omgevingsvisie. Daarom zal in 2016 kennis en ervaring hierover worden opgebouwd door o.a. actieve deelname aan landelijke gremia, werkgroepen en het bijdragen aan pilots. Groepsrisico Beoordeeld zal worden of de instrumenten van het landelijke Verbeterprogramma Groepsrisico kunnen worden ingezet. Aandacht zal uitgaan naar het zo veel mogelijk standaardiseren en uniformeren van het proces en opbouw van de verantwoordingen. Deze activiteiten borduren voort op de digitale signaleringskaart groepsrisico, die door de ODBN is opgesteld. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de doorwerking van de provinciale beleidsvisie externe veiligheid, vooral waar het gaat om de brede belangenafweging. Verder zullen de ontwikkelingen inzake de toepassing van het schillenmodel worden gevolgd.. Transport gevaarlijke stoffen Door de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) kunnen in de omgeving van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, vaak erg grote invloedsgebieden van toepassing zijn. Bij ontwikkelingen binnen deze gebieden moet vaak een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Onderzocht wordt op welke wijze dit moet gebeuren. Gestreefd wordt naar een verregaande standaardisatie van deze verantwoording. Kennisopbouw gemeenten Omdat het afgelopen jaar lastig is gebleken om alle gemeentelijke EV-contactpersonen te laten deelnemen aan de regionale bijeenkomsten, is besloten hiervan af te stappen. Met ingang van 2016 worden gemeenten minimaal 1 keer per jaar individueel bezocht om te overleggen over externe 8

12 veiligheid. De meerwaarde van deze overlegvorm heeft zich vorig jaar al bewezen bij de uitvoering van het project Inventarisatiekader Externe Veiligheid (IKEV). Er kan gericht worden overlegd over alle onderwerpen die de externe veiligheidssituatie in een bepaalde gemeente aangaan. De ODBN kan zich hiermee een beter beeld vormen van de behoefte aan ondersteuning en de externe veiligheidssituatie in een gemeente. Omgekeerd kunnen gemeenten door de ODBN gericht geïnformeerd worden over inhoudelijke externe veiligheidsaspecten (kennisoverdracht), maar ook over de voortgang van het regionaal werkprogramma. Voor algemene kennisdeling, voortgangsinformatie en discussie wordt het Kennisnet van Omgevingsdienst.NL ingezet. Bij het onderdeel communicatie wordt hierop dieper ingegaan. Themabijeenkomst(en) externe veiligheid Een van de activiteiten waarmee de ODBN kennisopbouw en deling wil stimuleren is het organiseren van een themabijeenkomst over de borging van EV in ruimtelijke ordening. Deze bijeenkomst wordt aangegrepen om medewerkers ruimtelijke ordening van ODBN-deelnemers te informeren over basiskennis externe veiligheid, actuele ontwikkelingen en veelgemaakte fouten (en het voorkomen hiervan) bij de borging van externe veiligheid in bestemmingsplannen. 7.2 Communicatie Het onderdeel communicatie heeft betrekking op alle activiteiten die in dit werkprogramma opgenomen zijn. De communicatie zal afhankelijk van de inhoud plaatsvinden op regionale of op provinciale schaal. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van verschillende middelen. Op provinciale schaal is een website, een periodieke nieuwsbrief en minimaal één bijeenkomst voorzien. De communicatie op provinciale schaal wordt uitgevoerd in opdracht van en bekostigd door de provincie Noord-Brabant. De ODBN draagt bij aan communicatieactiviteiten op provinciale schaal. Denk bijvoorbeeld aan input voor de nieuwsbrief en organisatie van workshops/ presentaties voor de kennisdag Brabant Veiliger. De communicatie op provinciale schaal zal worden uitgewerkt in één gezamenlijk (3 OD s & PNB) communicatieplan. Regionale communicatie De omgevingsdiensten verzorgen ieder in hun eigen regio de communicatieactiviteiten. Onderdeel van de regionale communicatie zijn o.a. de volgende activiteiten: - Themabijeenkomst(en); - toelichting op gebruik Kennisnet van Omgevingsdienst.NL (zie hieronder); - mailings inhoudelijke (IOV-) onderwerpen; - bijdragen aan provinciale communicatie Brabant Veiliger. Kennisnet Omgevingsdienst.NL Mensen komen fysiek minder bij elkaar. Steeds meer gebeurt digitaal, waarbij wordt gezocht naar een gebruiksvriendelijke maar ook efficiënte werkvorm. Werken in digitale groepen is gemakkelijk in te zetten als kennisnetwerk. Niet alleen documenten, maar juist ook experts rond een kennisgebied, weten elkaar zo snel te vinden. Ideaal als collega s zich verspreid over de ODBN-regio bevinden. Digitaal werken kan echter nooit in z n volledigheid het elkaar fysiek zien vervangen. Het versterkt elkaar. Wel kan de frequentie van fysiek overleg worden verkleind. Daarbij is communicatie over belangrijk: communicatie over het IOV, over het programma van 2016, maar ook over inhoudelijke thema s. 9

13 In 2016 gaan we meer met digitale platform(s) werken. Daarbij is aandacht voor het demonstreren van (hoe werkt het), het toelichten, voordelen benutten, efficiënt werken, etc. Concrete voordelen van het werken in een digitaal kennisnet: - Vragen stellen aan meerdere personen tegelijk (via een (discussie)forum) - Gemakkelijk een seintje in je mailbox ontvangen als er activiteit is geweest op het forum (bijvoorbeeld een document of een reactie die is geplaatst, etc.). - Alle contactgegevens van je netwerk bij de hand. - Documenten op 1 plaats opslaan. - Gemakkelijk betrekken van andere disciplines (RO, VTH, etc.). - Openbaar of besloten waar men dat wenst. 7.3 Borging Monitoring De voortgang van het regionale werkprogramma vereist zorgvuldige monitoring. Dit is niet alleen nodig voor de halfjaarlijkse verantwoordingsrapportage naar het ministerie, maar ook om te kunnen bijsturen wanneer onevenwichtigheid in de besteding van de middelen dreigt te ontstaan. Bij de uitvoering staat flexibele inzet van de beschikbare middelen centraal. Dit mag echter niet leiden tot een onevenredige inzet van middelen bij gemeente+n of eenzijdige inzet op bepaalde activiteiten. Bij het monitoren van de besteding worden daarom de verdeling van middelen per gemeente zoals die in 2015 is gebruikt (zie bijlage 1) en de verdeling van middelen per activiteit zoals opgenomen in het financiële overzicht (zie hoofdstuk 4) als referentie gebruikt. Uitgangspunten voor monitoring zijn: - De middelen t.b.v. ondersteuning bevoegd gezag worden niet, zoals in 2015, vooraf gereserveerd per gemeente; - op 1 april, 1 juli en 1 oktober 2016 wordt een tussenbalans opgemaakt. Indien er onevenwichtigheid is tussen de budgetten (ondersteuning bevoegd gezag, projecten en versterking uitvoering) wordt beoordeeld of verschuiving van de middelen wenselijk is; - Op 31 december 2016 wordt de eindbalans opgemaakt. De verdeling van de budgetten kan dan eventueel opnieuw vastgesteld worden. Gedacht kan hierbij worden aan een verdeling achteraf naar rato, met een verdeelsleutel gerelateerd aan verstrekte (IOV-)opdrachten; - Werkzaamheden waarvoor i.h.k.v. ondersteuning bevoegd gezag na 1 oktober 2016 door een gemeente of provincie nog opdracht wordt gegeven, kunnen afhankelijk van de beschikbare capaciteit doorgeschoven worden naar Coördinatie De uitvoering van het regionale IOV-werkprogramma door de ODBN behoeft coördinatie. Onder deze werkzaamheden vallen de volgende activiteiten: - Opstellen verantwoording IOV2015 en indienen bij de provincie - Aanvraag subsidie IOV2016 bij de provincie - Coördinatie uitvoering werkzaamheden ter ondersteuning van gemeenten (zie hoofdstuk 2.1) - Coördinatie uitvoering projectmatige activiteiten (zie hoofdstuk 2.2) - Coördinatie uitvoering werkzaamheden ter versterking van de uitvoering door ODBN - Intern overleg bij de ODBN - Afstemmingsoverleg tussen OD s en de provincie - Overleg t.b.v. provinciale samenwerking (kernteamoverleg) - Op de hoogte houden van het bestuur ODBN (DT, DB en AB) 10

14 Borging werkprocessen Er is blijvende aandacht nodig voor de verankering van externe veiligheid in de werkprocessen van de ODBN. In het kader van de kwaliteitscriteria 2.1. is het van belang dat vergunningverleners tijdig herkennen wanneer externe veiligheid een rol speelt in de aanvraag. Een ander belangrijk onderdeel dat geborgd moet worden is de registratie van nieuwe of gewijzigde inrichtingen op de risicokaart. Hiertoe dienen de digitale processen van de ODBN zo te worden ingericht dat EV-specialisten niet alleen tijdig worden ingeschakeld voor advies, maar ook dat zij automatisch een seintje krijgen als een nieuwe of gewijzigde vergunning van een risicokaart-relevant bedrijf wordt afgegeven. 8. FINANCIEEL OVERZICHT In onderstaand overzicht is samengevat op welke wijze de IOV-middelen worden ingezet, uitgesplitst over de hoofdaandachtsgebieden: ondersteuning bevoegd gezag, projecten en versterking uitvoering. In het Brabantbrede programma is afgesproken dat maximaal 30% van de middelen voor versterking uitvoering flexibel ingezet kan worden. Mocht bijvoorbeeld de opdrachtverlening van gemeenten in het kader van ondersteuning BG zodanig zijn dat extra middelen nodig zijn, dan kan hierop worden ingespeeld. Impuls omgevingsveiligheid 2016 Budget Subtotaal Deelprogramma 3 Kennisinfrastructuur Bijdrage ODBN ,- Deelprogramma 4 Lokaal beleid omgevingsveiligheid Ondersteuning bevoegd gezag Ondersteuning vergunningen 6.420,- RO-advisering ,- Risicoberekeningen ,- Ondersteuning verantwoording groepsrisico ,- Transport gevaarlijke stoffen ,- Projecten Branchegericht toezicht 6.000,- Monitoring regelgeving & richtlijnen 3.114,- Beheer & kwaliteitsverbetering RRGS ,- Ondersteuning saneringen 6.667,- Pilots/ actualisatie EV in omgevingsvisie , Versterking uitvoering Kennisopbouw ,- Communicatie ,- Borging , , , ,- Subtotaal deelprogramma Eindtotaal ,- 11

15 BIJLAGE 1: VERDELING MIDDELEN GEMEENTEN 2015 Voor de indicatieve verdeling van de middelen over de ODBN-gemeenten wordt aangesloten bij de verdeelsleutel van Brabant Veiliger (categorieën A t/m C). Deze indeling is tot stand gekomen door te kijken naar het risicoprofiel van gemeenten (aantal risicovolle bedrijven, transportassen en buisleidingen). De ODBN-gemeenten zijn als volgt onderverdeeld: Categorie Gemeente A1 - A2 s-hertogenbosch B1 Oss B2 Cuijk, Uden, Veghel C1 Bernheze, Boxtel, Sint-Anthonis, Vught C2 Boekel, Boxmeer, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint-Hubert, Schijndel, Sint- Michielsgestel en Sint-Oedenrode In 2015 zijn nadere afspraken gemaakt over de verdeling: - Relatief meer aandacht en geld voor de kleinere gemeenten (categorie C). Voor C1 en C2 gemeenten is hetzelfde tegoed gereserveerd, omdat anders erg weinig zou overblijven voor C2 gemeenten. - Provincie (als bevoegd gezag) wordt per regio beschouwd als B2 gemeente. De verdeling per gemeente in de regio Brabant-Noord is dan als volgt: Categorie Verdeelsleutel Gemeente Budget A A ,- s-hertogenbosch ,- B ,- Oss ,- B ,- Cuijk, Uden, Veghel, provincie Noord-Brabant ,- C , Bernheze, Boxtel, Sint-Anthonis, Vught ,- C , Boekel, Boxmeer, Grave, Haaren, Landerd, Mill en ,- Sint-Hubert, Schijndel, Sint-Michielsgestel en Sint- Oedenrode Totaal

16 BIJLAGE 2: BREDE BELANGENAFWEGING PMWP: Naar een maatschappelijke afweging van belangen De ambities en uitvoeringsagenda van het huidige provinciale risicobeleid externe veiligheid ( Naar een maatschappelijke afweging van belangen ) zijn opgenomen in het nieuwe Provinciale Milieu- en Water Plan (PMWP). De provincie wil nadrukkelijk samen en in IOV-verband met gemeenten werken aan de EV-uitvoeringsagenda van dit PMWP. Bovenaan die agenda staat de wens dat bevoegde gezagen in Noord-Brabant hun besluiten rond externe veiligheid baseren op een brede, integrale en maatschappelijke afweging van belangen. Op hoofdlijnen kan daarover het volgende worden opgemerkt. Beleid dat zich uitsluitend richt op het verminderen van risico s, heeft niet expliciet oog voor andere aspecten en belangen die met risico s samenhangen. Het op reductie van externe veiligheidsrisico s gerichte handelen van de overheid kan daardoor andere maatschappelijke ontwikkelingen zo sterk belemmeren dat we economisch, sociaal of in het ons omringende milieu minder welvarend zijn. Dit probleem vraagt om een nieuwe visie op het omgaan met risico s en de verantwoordelijkheden die daarbij aan de orde zijn. Verder kan een uitsluitend op risicovermindering gericht beleid ertoe leiden dat er maatregelen worden getroffen die onevenredig veel geld kosten in verhouding tot de risicoreductie die ze opleveren. Bij het beoordelen van risico s zou er dan ook niet meer op voorhand van moeten worden uitgegaan om alle gevaren in te dammen. Bij voorkeur maken we bij risico s vaker een brede, integrale belangenafweging. Dat wil zeggen dat we bij risico s niet langer uitsluitend kijken naar het potentiële gevaar en de schade die met een bepaalde activiteit gepaard gaat, maar ook naar de maatschappelijke opbrengsten van de betreffende activiteit. Denk aan de bijdrage aan de economie, het aantal arbeidsplaatsen, de bereikbaarheid van een stad of regio, maar ook de aantrekkelijkheid die ervan uitgaat in de vorm van beschikbare voorzieningen of toplocaties om te wonen. Door alle relevante aspecten met elkaar in verband te brengen en tegen elkaar af te wegen voeren we een rationeler risicobeleid. Daarbij houden wij ons uiteraard aan de wet- en regelgeving. Na weging van alle betrokken belangen en aspecten komt uiteindelijk een bestuurlijke keuze tot stand. En die keuze kan inhouden dan er soms meer, soms minder risico wordt geaccepteerd dan we nu gewend zijn. 3