Paragraaf 1 t/m 4 van Hoofdstuk 9 Verplaatsingskosten Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) 19 januari 2015

Transcriptie

1 Bijlage 1 bij B&W-flap BD Paragraaf 1 t/m 4 van Hoofdstuk 9 Verplaatsingskosten Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) 19 januari 2015 De tekst van en toelichting bij de hierna volgende bepalingen te vervangen door: Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Schuin: tekst die wijzigt of vervalt Vetgedrukt: nieuwe tekst 1 Algemene bepalingen Artikel 9.1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. openbaarvervoerkaart: een geldig jaarabonnement openbaar vervoer van de Nederlandse Spoorwegen of een stads- en streekvervoerbedrijf; b. werkadres: het adres waar de ambtenaar gewoonlijk werkt; c. woonadres: het adres waar de ambtenaar woont; d. woon-werkverkeer:het heen en weer reizen tussen woonen werkadres. 1 Algemene bepalingen Artikel 9.1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. werkadres: het adres waar de ambtenaar gewoonlijk werkt; b. woonadres: het adres waar de ambtenaar woont; c. woon-werkverkeer: het heen en weer reizen tussen woonen werkadres. De definitie van openbaarvervoerkaart is geschrapt omdat dit niet meer voorkomt in dit hoofdstuk. Sub a vervalt en sub b t/m d wordt omgenummerd naar sub a t/m c. Toelichting artikel 9.1 In dit hoofdstuk wordt bij vergoeding van kosten uitgegaan van de kortste of meest gebruikelijke route. De vergoeding wordt berekend over de kortste route, tenzij deze route niet doelmatig en efficiënt is. In dat geval wordt de vergoeding berekend over de meest gebruikelijke route. Onder dienstreis wordt in het kader van dit hoofdstuk ook de reis in het kader van een verplichte opleiding verstaan. Toelichting artikel 9.1 In dit hoofdstuk wordt bij vergoeding van kosten uitgegaan van de kortste of meest gebruikelijke route. De vergoeding wordt berekend over de kortste route, tenzij deze route niet doelmatig en efficiënt is. In dat geval wordt de vergoeding berekend over de meest gebruikelijke route. De route wordt berekend door middel van een door de werkgever aangewezen routeplanner. De uitleg van dienstreis is verschoven naar de toelichting bij artikel 9.4. Aangezien ambtenaren bij de gemeente Amsterdam in algemene dienst zijn aangesteld, kan het voorkomen dat de ambtenaar wisselende werkplekken heeft. We zijn nog aan het nadenken hoe hiermee om te gaan. Pagina 1 van 21

2 Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Schuin: tekst die wijzigt of vervalt Vetgedrukt: nieuwe tekst 2 Woon-werkverkeer Artikel 9.2 vergoeding woon-werkverkeer 1. De ambtenaar met een openbaarvervoerkaart heeft recht op een vergoeding, tenzij hij recht heeft op een fietsvergoeding, bedoeld in artikel De ambtenaar krijgt één keer per jaar de gelegenheid zijn keuze te maken. 3. De ambtenaar kan zijn keuze gedurende het jaar slechts opnieuw bepalen als zijn woon- of werkadres wijzigt. 4. Bij een deeltijder wordt de vergoeding niet naar rato berekend. Bij een tewerkstelling in meerdere functies ontvangt de ambtenaar één vergoeding gerekend over de grootste reisafstand. 5. De ambtenaar is verplicht elke wijziging schriftelijk door te geven aan de werkgever. 2 Woon-werkverkeer Artikel 9.2 vergoeding woon-werkverkeer 1. De ambtenaar heeft recht op een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer. De tegemoetkoming woonwerkverkeer is afhankelijk van het aantal kilometers tussen woon- en werkadres, met een maximum van 30 kilometer enkele reisafstand. 2. De vergoeding wordt gegeven over maximaal 214 dagen per kalenderjaar. 3. De ambtenaar ontvangt geen vergoeding voor eventuele parkeer- en stallingskosten, tenzij in dit hoofdstuk uitdrukkelijk vermeld. 4. De ambtenaar die aanspraak heeft op vrij vervoer van de werkgever komt niet in aanmerking voor de reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. 5. Bij een deeltijder wordt de vergoeding niet naar rato berekend. 6. Bij een tewerkstelling in meerdere functies ontvangt de ambtenaar één vergoeding gerekend over de grootste reisafstand. 7. De ambtenaar is verplicht elke wijziging schriftelijk door te geven aan de werkgever. 8. Wijzigingen met betrekking tot de lengte van de reisafstand gaan in op de eerste dag van de volgende maand. 9. Het bedrag per kilometer staat vermeld in de Bedragengids. 10. Het bedrag wordt niet geïndexeerd. 11. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald. Tot op heden kreeg alleen de ambtenaar die met het openbaar vervoer of de fiets naar het werk kwam een reiskostenvergoeding. Hiervoor in de plaats is een reiskostenvergoeding voor alle ambtenaren gekomen. Voor het bepalen van de vergoeding wordt gekeken naar de reisafstand tussen woon- en werkadres. In verband met de fiscale regelgeving gaat de vergoeding uit van maximaal 214 reisdagen per jaar, ongeacht het aantal werkdagen. Er wordt geen aparte vergoeding gegeven voor parkeer- en stallingskosten. Lid 1 t/m 5 wordt vervangen door een nieuw lid 1 t/m 11. Bedragengids artikel Tot 1 januari ,05, vanaf 1 januari ,06 Pagina 2 van 21

3 Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Schuin: tekst die wijzigt of vervalt Vetgedrukt: nieuwe tekst Toelichting artikel 9.2 Elke ambtenaar met een openbaarvervoerkaart heeft recht op een vergoeding. Als de ambtenaar het woon-werkverkeer met de fiets aflegt, kan hij in aanmerking komen voor een fietsvergoeding. De ambtenaar ontvangt slechts één vergoeding, ook als hij voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van beide vormen van vervoer. Toelichting artikel 9.2 De ambtenaar zorgt voor zijn eigen vervoer. Om deze reden ontvangt hij een reiskostenvergoeding per kilometer ongeacht het vervoersmiddel, werktijd of het tijdstip waarop er gewerkt wordt. De vergoeding wordt gegeven voor de heen- en terugreis met een maximum van 60 km in totaal. De berekening van het aantal kilometers wordt uiteindelijk door de werkgever bepaald. De ambtenaar ontvangt deze vergoeding tenzij hij aangeeft de vergoeding niet te willen ontvangen. Het maximum aantal dagen (214 dagen) waarvoor de vergoeding geldt is afgestemd op de fiscale regelgeving. Het aantal dagen wordt aangepast aan eventuele wijzigingen in de fiscale regelgeving. Onder vrij vervoer van de werkgever wordt onder andere verstaan de auto van de zaak die ook voor het woonwerkverkeer gebruikt wordt of reizen met een door de werkgever beschikbaar gestelde openbaar vervoerskaart. Zie toelichting bij artikel 9.2. Het voorbeeldformulier vervalt. De laatste alinea van de toelichting is een deel van de toelichting die stond opgenomen bij artikel 9.3. De gemeente Amsterdam sluit ieder jaar een grootgebruikcontract met het GVB. Het contract gaat in op 1 februari en eindigt op 31 januari in het volgende jaar. Het grootverbruikcontract houdt in dat jaarabonnementen van het GVB tegen gereduceerde prijs aan ambtenaren van de gemeente Amsterdam worden geleverd. Voorbeeldformulier; Vergoeding woon-werkverkeer Pagina 3 van 21

4 Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Schuin: tekst die wijzigt of vervalt Vetgedrukt: nieuwe tekst Artikel 9.3 openbaar vervoer 1. De ambtenaar ontvangt een bedrag ter hoogte van een één-sterabonnement, als hiermee voor het woonwerkverkeer kan worden volstaan. Het nettobedrag is vermeld in de Bedragengids. 2. Voor een openbaarvervoerkaart anders dan een éénsterabonnement, wordt een bedrag uitbetaald. Het nettobedrag is vermeld in de Bedragengids. 3. De bedragen worden maandelijks uitbetaald. 4. De ambtenaar is verplicht de openbaarvervoerkaart of een afschrift daarvan binnen één week na het verstrijken van de geldigheidsduur in te leveren bij de werkgever. Dit geldt niet als hij zijn openbaarvervoerkaart via het NSgrootgebruikcontract of GVB-grootgebruikcontract heeft. 5. De vergoeding wordt stopgezet vanaf het moment dat de medewerker twee maanden volledig arbeidsongeschikt is, behalve als de medewerker gedurende zijn arbeidsongeschiktheid: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht: c. werkzaamheden verricht in het kader van zijn re-integratie. 6. De bedragen worden geïndexeerd naar de prijswijzigingen van het GVB. 7. In afwijking van het tweede lid, ontvangt de ambtenaar die voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van een vervoersbewijs anders dan een openbaarvervoerkaart, maximaal het bedrag zoals bedoeld in het tweede lid. Artikel 9.3 stopzetten vergoeding woon-werkverkeer 1. De vergoeding wordt stopgezet als de ambtenaar: a. boventallig is en geen tijdelijke werkzaamheden verricht; b. op grond van hoofdstuk 13 (ordemaatregelen en disciplinaire straffen) geen werkzaamheden verricht; c. zes weken volledig arbeidsongeschikt is en geen werkzaamheden verricht. 2. De aanspraak op de vergoeding herleeft bij werkhervatting. Indien het werk is hervat voor of op de 15e van de maand dan herleeft de aanspraak op de 15e van de maand. Is de werkhervatting na de 15e van de maand dan herleeft de aanspraak op de 1e van de daaropvolgende maand. Vanwege het loslaten van een landelijk tarief voor het openbaar vervoer en de diversiteit in vervoersproducten is een uniforme vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer niet meer mogelijk. Om deze redenen en de zware administratieve lasten die dit met zich meebrengt is besloten om het grootverbruiker contract met de NS te beëindigen. De reiskostenvergoeding per openbaar vervoer of fiets wordt vervangen door een reiskostenvergoeding voor alle ambtenaren, ongeacht het vervoermiddel. Voor het bepalen van de vergoeding wordt gekeken naar de reisafstand tussen woon- en werkadres. Zie het nieuwe artikel 9.2 voor de reiskostenvergoeding per kilometer. Lid 1 is overgenomen uit het huidig artikel 9.3 lid 5. Lid 2 is nieuw. Pagina 4 van 21

5 Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Schuin: tekst die wijzigt of vervalt Vetgedrukt: nieuwe tekst Toelichting artikel 9.3 De gemeente Amsterdam sluit ieder jaar een grootgebruikcontract met zowel de Nederlandse Spoorwegen als met het GVB. De contracten gaan in op 1 februari en eindigen op 31 januari in het volgende jaar. De grootverbruikcontracten houden in dat jaarabonnementen (treinen stads- of streekvervoer) tegen gereduceerde prijs aan ambtenaren van de gemeente Amsterdam worden geleverd. Toelichting artikel 9.3 Zie toelichting bij artikel 9.3. De oude toelichting bij lid 5 is opgenomen bij de toelichting bij lid 1 van artikel 9.3. De informatie over het grootverbruikcontract met de GVB is verplaatst naar de toelichting bij artikel 9.2. Op grond van het vierde lid moet de ambtenaar die zelf zijn jaarabonnement bij de vervoerder koopt, een afschrift van een geldig jaarabonnement aan de salarisadministratie overleggen. Op grond van de fiscale regelgeving moet hij zijn abonnement of een afschrift daarvan binnen een week, na het verstrijken van de geldigheidsduur bij de werkgever inleveren. De bedragen die vergoed worden voor openbaar vervoer moeten door de werkgever verantwoord worden aan de fiscus. Op grond van het zesde lid worden de bedragen geïndexeerd naar de prijswijzigingen van het GVB. De hoofdregel is opgenomen in artikel 9.2 NRGA en houdt in dat de ambtenaar één keer per jaar de gelegenheid krijgt om een keuze te maken voor een vergoeding voor openbaar vervoer of een fietsvergoeding. Het zevende lid voorziet met name in de situatie dat het in sommige gevallen voor een deeltijder die minder dan 4 dagen per week werkt, voordeliger is om voor het woon-werkverkeer losse kaartjes (voor trein, tram, bus, metro en veren) te kopen of te reizen met een anonieme of persoonlijke OV-chipkaart in plaats van een jaarabonnement aan te schaffen. De ambtenaar dient de gemaakte maandelijkse kosten van de losse kaartjes of de OV-chipkaart, die hij gebruikt voor het woon-werkverkeer, te declareren bij de werkgever. Uitsluitend de gemaakte kosten voor het woon-werkverkeer komen voor vergoeding in aanmerking. Het is aan de diensttak om de declaratie aan de gestelde voorwaarden te toetsen. De ambtenaar ontvangt maximaal de maandelijkse vergoeding, bedoeld in het tweede lid. Ten aanzien van het vijfde lid geldt dat het stopzetten van de vergoeding plaatsvindt vanaf twee maanden na de eerste ziektedag. De medewerker heeft daarbij de mogelijkheid om bij zijn vervoersbedrijf premierestitutie aan te vragen. Pagina 5 van 21

6 Vervolg toelichting artikel 9.3 Als de medewerker tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk zijn eigen werk of andere passende werkzaamheden verricht - al dan niet in het kader van zijn reintegratie - blijft hij aanspraak houden op de volledige vergoeding. Deze bepaling geldt niet als de medewerker een opleiding volgt in het kader van zijn re-integratie. De hiervoor gemaakte reiskosten kan hij op basis van hoofdstuk 10 indienen. Bedragengids artikel 9.3 lid 1 en lid 2. Artikel 9.4 fiets 1. De ambtenaar die zijn woon-werkverkeer in overwegende mate per fiets aflegt, heeft recht op een jaarlijkse fietsvergoeding. 2. Het nettobedrag is vermeld in de Bedragengids en wordt geïndexeerd naar de prijswijzigingen van het Gemeentevervoerbedrijf Toelichting artikel 9.4 Als de ambtenaar kiest voor een fietsvergoeding, moet hij meer dan de helft van het aantal dagen dat hij naar het werk reist, van de fiets gebruikmaken. De ambtenaar moet de reis van het woon- naar het werkadres helemaal per fiets afleggen en geen gebruikmaken van ander vervoer. Een ambtenaar die in Utrecht woont en per auto naar de stadsgrens van Amsterdam reist om vervolgens de laatste afstand naar het werkadres per fiets af te leggen, komt dus niet in aanmerking voor een fietsvergoeding. Diensttakken kunnen zelf bepalen in welke maand van het jaar de fietsvergoeding wordt uitgekeerd. De vergoeding is een nettobedrag; de diensttak stelt zelf vast of de vergoeding binnen de door de fiscus vastgestelde belastingvrije vergoeding valt en zorgt voor de eventuele inhouding loonbelasting. Bedragengids artikel 9.4 lid 2. Vervolg toelichting artikel 9.3 Als de medewerker tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk zijn eigen werk of andere passende werkzaamheden verricht - al dan niet in het kader van zijn reintegratie - blijft hij aanspraak houden op de volledige vergoeding. Deze bepaling geldt niet als de medewerker een opleiding volgt in het kader van zijn re-integratie. De hiervoor gemaakte reiskosten kan hij op basis van hoofdstuk 10 indienen. In plaats van een fietsvergoeding krijgt de fietser nu ook de reguliere kilometervergoeding. De oorspronkelijke fietsvergoeding kende slechts één bedrag ongeacht het aantal kilometers. Pagina 6 van 21

7 Artikel 9.5 vergoeding woon-werkverkeer bij ongunstig rooster 1. De ambtenaar die buiten Amsterdam woont en volgens rooster werkt op een tijdstip dat hij vóór of na werktijd geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, heeft recht op een vergoeding. 2. De vergoeding wordt berekend naar het aantal kilometers, gemeten langs de kortste of meest gebruikelijke route. Het bedrag per kilometer is vermeld in de Bedragengids en wordt niet geïndexeerd. Het uitgangspunt is dat de ambtenaar zelf zijn eigen vervoer regelt en iedereen een vergoeding krijgt voor woon-werkverkeer ongeacht het vervoersmiddel, werktijd of tijdstip waarop er gewerkt moet worden. Bij een ongunstig werkrooster is geen sprake van extra woonwerkverkeer, derhalve staat hier geen extra vergoeding tegenover. Toelichting artikel 9.5 De ambtenaar heeft recht op een vergoeding als het vanwege het tijdstip niet mogelijk is om het woon-werkverkeer per openbaar vervoer af te leggen. De vergoeding bij een ongunstig rooster wordt bij gebruik van eigen auto, motor, bromfiets of fiets zowel voor de heen- als de terugreis uitgekeerd, ook als bij het begin of einde van het rooster wel gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer. Ook taxikosten vallen hieronder, maar bij deze vergoeding zal het meestal een enkele reis betreffen Bedragengids artikel 9.5. Artikel 9.6 vergoeding woon-werkverkeer bij overwerk 1. De ambtenaar die overwerk verricht en niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de maaltijdkosten, genoemd in artikel 11.9 (tegemoetkoming maaltijd bij overwerk), heeft recht op een vergoeding per kilometer bij gebruik van een auto, motor, bromfiets of fiets voor extra woon-werkverkeer, gemeten naar de kortste of meest gebruikelijke route. Het bedrag is genoemd in de Bedragengids. 2. De ambtenaar die in Amsterdam woont en voor het extra woon-werkverkeer geen auto, motor, bromfiets of fiets gebruikt, heeft onder de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, recht op een vergoeding van de gemaakte kosten voor het reizen met openbaar vervoer in Amsterdam in de tweede klasse. Bedragengids 9.6. Artikel over vergoeding woon-werkverkeer bij overwerk komt te vervallen. Pagina 7 van 21

8 Artikel 9.7 functies met gebruik eigen auto of motor voor woon-werkverkeer De inhoud van dit artikel is verplaatst naar lid 3 en lid 4 van het nieuwe artikel 9.4 dienstreis. 1. Het hoofd van de diensttak kan functies aanwijzen waarbij aanspraak bestaat op een vergoeding voor het gebruik van eigen auto of motor voor woon-werkverkeer om reden van dienstbelang. De functies moeten voldoen aan de volgende criteria: a. de ambtenaar is om reden van dienstbelang gebonden aan het gebruik van eigen auto of motor; b. er is sprake van aantoonbare efficiencywinst voor de diensttak, en c. er is regelmatig sprake van taken in de buitendienst waarvoor het gebruik van de auto noodzakelijk is. 2. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald. Het nettobedrag is vermeld in de Bedragengids en wordt niet geïndexeerd. 3. Bij declaraties van dienstreizen heeft de ambtenaar geen recht op een vergoeding voor dat deel van de dienstreis, dat samenvalt met het woon-werkverkeer. 4. De reisafstand woon-werkverkeer wordt bepaald naar de kortste of meest gebruikelijke route. 5. De vergoeding wordt naar rato verminderd als de ambtenaar meer dan vijf achtereenvolgende werkdagen afwezig is. Pagina 8 van 21

9 Toelichting artikel 9.7 De vergoeding wordt eventueel aangepast als wijzigingen in de fiscale regelgeving daartoe aanleiding geven. Als de ambtenaar meer dan vijf achtereenvolgende voor hem geldende werkdagen afwezig is, wordt de vergoeding op grond van het vijfde lid verminderd. De vermindering wordt berekend volgens de volgende formule: Wd = aantal opeenvolgende werkdagen voorkomende in de desbetreffende kalendermaand waarop de ambtenaar afwezig is; Wm = aantal werkdagen voorkomend in de betreffende kalendermaand; V= vergoeding van de ambtenaar over een kalendermaand. Voorbeeld Een ambtenaar werkt wekelijks van maandag tot en met donderdag. Als hij vanaf woensdag afwezig is, wordt zijn vergoeding verminderd vanaf donderdag in de daaropvolgende week. Bedragengids artikel 9.7 lid 2. 3 Overgangsbesluit woon-werkverkeer Artikel 9.8 Er is een Overgangsbesluit reiskosten woon-werkverkeer voor ambtenaren die op 30 september 1991 een tegemoetkoming in de reiskosten ontvingen op grond van de Reiskostenverordening forensen (RVF). De regeling is opgenomen in Bijlage F. Met de introductie van de nieuwe reiskostenvergoeding woon-werkverkeer vervallen alle oude regelingen. Pagina 9 van 21

10 Toelichting 9.8 Een ambtenaar die vóór 1 oktober 1991 rechthebbende was op grond van de Reiskostenverordening forensen (RVF), blijft dit, ook als verhuizing een langer of korter woon-werkverkeer oplevert. In het laatste geval blijft echter de bestaande franchise gelden. Een verhuizing uit Amsterdam op of na 1 oktober 1991 geeft geen recht op een vergoeding in de zin van de RVF. De bedragen in de RVF zijn bevroren. Als de ambtenaar recht heeft op een vergoeding woon-werkverkeer én een vergoeding op basis van de RVF ontvangt hij beide vergoedingen. In dat geval wordt van de vergoeding woon-werkverkeer maandelijks een bedrag ingehouden van: a. 4,54 als de ambtenaar een vergoeding ontvangt op grond van artikel 9.3, eerste lid; b. 7,56 als de ambtenaar een vergoeding ontvangt op grond van artikel 9.3, tweede lid. Bijlage F Overgangsbesluit reiskosten woon-werkverkeer Artikel 1 1. In dit besluit wordt verstaan onder: tot Sloten 5723 naar Bijlmer 5725 Pagina 10 van 21

11 4 Dienstreis Artikel 9.9 dienstreis met openbaar vervoer 1. De ambtenaar die voor een dienstreis geen gebruik kan maken van gratis openbaar vervoer, een dienstauto, dienstbromfiets of dienstfiets, heeft recht op een vergoeding van de gemaakte kosten voor het reizen met openbaar vervoer in de tweede klasse. 2. De ambtenaar heeft geen recht op een vergoeding voor dat deel van de dienstreis dat samenvalt met het woonwerkverkeer en waarvoor hij een vergoeding woonwerkverkeer ontvangt 4 Dienstreis Artikel 9.4 dienstreis 1. De ambtenaar maakt bij een dienstreis zoveel als mogelijk gebruik van het openbaar vervoer of een vervoersmiddel van de werkgever. De werkgever stelt hiertoe openbaar vervoerskaarten beschikbaar. 2. Indien het gebruik maken van openbaar vervoerskaarten of vervoersmiddelen van de werkgever niet doelmatig is kan de ambtenaar in aanmerking komen voor een vergoeding. 3. Het hoofd van het organisatie-onderdeel kan functies aanwijzen waarbij de ambtenaar om reden van dienstbelang gebonden is aan het gebruik van eigen auto of motor. Bij aangewezen functies wordt onder dienstreis ook het heen en weer reizen tussen woonen werkadres verstaan. 4. De ambtenaar met een aangewezen functie komt bij een dienstreis in aanmerking voor een vergoeding genoemd in lid 2 en heeft geen recht op de vergoeding woon-werkverkeer genoemd in artikel Het bedrag bedoeld in lid 2 staat vermeld in de Bedragengids. 6. De bedragen worden niet geïndexeerd. 7. Bij dienstreizen conform het tweede lid worden parkeer- of stallingskosten vergoed. Bedragengids artikel ,19 Paragraaf 4 wordt paragraaf 3. Artikel over dienstreis met openbaarvervoer en artikel over dienstreis met eigen vervoer worden samengevoegd en vernummerd van artikel 9.9 en 9.10 naar artikel 9.4. Ook artikel 9.7 met betrekking tot de aangewezen functie is opgenomen in dit artikel over de dienstreis. Pagina 11 van 21

12 Toelichting artikel 9.9 Onder gratis openbaar vervoer, genoemd in het eerste lid, worden door de werkgever verstrekte OV-chipkaarten verstaan. De hoofdregel is opgenomen in artikel 1.8 en houdt in dat een vergoeding van gemaakte kosten alleen wordt toegekend na overlegging van een betalingsbewijs, tenzij in deze regeling anders is bepaald. Bij een dienstreis met het openbaar vervoer wordt vaak gebruik gemaakt van een anonieme OV-chipkaart. Met een anonieme OV-chipkaart is een transactieoverzicht van de gemaakte reizen niet altijd (eenvoudig) te verkrijgen. Daarom wordt in afwijking van de hoofdregel toegestaan dat de ambtenaar die geen betalingsbewijs inlevert van de gemaakte kosten voor het reizen met openbaar vervoer in de tweede klasse, een vergoeding krijgt op basis van 0,12 per kilometer. Het bedrag van 0,12 per kilometer komt overeen met het bedrag bedoeld in artikel 9.12 NRGA. Voorwaarde voor vergoeding van deze kosten is dat de diensttak heeft ingestemd met de door de ambtenaar gemaakte dienstreis. De vergoeding op basis van 0,12 per kilometer mag niet hoger zijn dan het tarief voor het reizen met het openbaar vervoer in de tweede klasse. Wanneer de ambtenaar een betalingsbewijs inlevert van de gemaakte kosten voor het reizen met openbaar vervoer in de tweede klasse, dan worden deze kosten volledig vergoed. Toelichting artikel 9.4 De bedoeling is dat het maken van een dienstreis zoveel mogelijk door de werkgever gefaciliteerd wordt. De kosten komen zonder tussenkomst van de ambtenaar rechtstreeks voor rekening van de werkgever. Er is in ieder geval geen sprake van doelmatig gebruik van het openbaar vervoer indien: het reisdoel te voet verder is gelegen dan één kilometer van de dichtstbijzijnde halte/station; de ambtenaar er om medische redenen geen gebruik van kan maken; de reistijd van een enkele reis met een ander vervoermiddel minimaal 45 minuten korter is. De leidinggevende beoordeelt de doelmatigheid. Onder dienstreis wordt ook de reis in het kader van een verplichte opleiding verstaan. Bij de aangewezen functies genoemd in lid 3 dient er naast dienstbelang ook sprake te zijn van aantoonbare efficiencywinst voor de diensttak, en is er regelmatig sprake van taken in de buitendienst waarvoor het gebruik van de auto noodzakelijk is. De toelichting van het artikel over dienstreis met openbaarvervoer wordt vernummerd van artikel 9.9 naar artikel 9.4. De uitleg van dienstreis is verschoven van de toelichting bij artikel 9.1 naar de toelichting bij artikel 9.4. Pagina 12 van 21

13 Artikel 9.10 dienstreis met eigen vervoermiddel om reden van dienstbelang Artikel over dienstreis met eigen vervoermiddel wordt vernummerd van artikel 9.10 naar artikel De ambtenaar die om reden van dienstbelang voor een dienstreis gebruikmaakt van een eigen vervoermiddel heeft recht op een vergoeding. 2. De vergoeding is: a. bij gebruik van eigen auto of motor een bedrag per kilometer: 1 voor de eerste 5000 kilometer per kalenderjaar 2 vanaf 5001 tot en met kilometer per kalenderjaar 3 vanaf tot en met kilometer per kalenderjaar 4 voor de kilometers boven kilometer per kalenderjaar b. bij gebruik van eigen een bedrag per kilometer bromfiets c. bij gebruik van eigen een bedrag per kilometer fiets d. voor parkeerkosten, het volledige bedrag tol- en veergelden of vergelijkbare kosten die in verband met de dienstreis zijn gemaakt 3. De bedragen onder a tot en met c zijn vermeld in de Bedragengids. 4. Er is sprake van dienstbelang als naar het oordeel van de werkgever: a. het redelijkerwijs niet mogelijk is om van het openbaar vervoer gebruik te maken in verband met de aard, het gewicht of de omvang van de te vervoeren materialen; b. het gebruik van het openbaar vervoer zo tijdrovend is, dat het de productiviteit van de ambtenaar zou schaden, of c. door het reizen met meerdere personen in eigen auto de reiskosten worden verminderd. 5. De bedragen worden niet geïndexeerd. 6. Voor zover de fiscale ruimte dit toelaat wordt de vergoeding gecompenseerd met de fiscale ruimte van het woonwerkverkeer. Pagina 13 van 21

14 Toelichting artikel 9.10 De bedragen worden eventueel aangepast als wijzigingen in de fiscale regelgeving daartoe aanleiding geven. De bedragen, genoemd in het tweede lid, onder b,c en d worden netto uitgekeerd. De vergoeding voor een dienstreis met eigen vervoermiddel om reden van dienstbelang is hoger dan de fiscaal toegestane norm. Over het gedeelte van de vergoeding dat het bedrag van deze norm overschrijdt, moet loonbelasting worden ingehouden. Op grond van het vijfde lid kan onder bepaalde voorwaarden een hoger bedrag dan de fiscaal toegestane norm netto worden uitgekeerd. Dit kan door middel van compensatie met de fiscale ruimte die de ambtenaar heeft voor het woonwerkverkeer. Voorbeeld De afstand woon-werkverkeer van een ambtenaar bedraagt totaal 60 kilometer. De fiscale ruimte wordt als volgt vastgesteld: A = 260* (het aantal reguliere werkdagen per jaar) B= 54* (gemiddeld aantal dagen in verband met vakantie, arbeidsongeschiktheid of verlof) C= de totale reisafstand, heen en terug (maximaal 150* kilometer) (* Dit zijn standaardgetallen, afkomstig van de Belastingsdienst) De toegestane vaste vrije vergoeding voor reiskosten bedraagt in dit geval op jaarbasis: De ambtenaar maakt voor het woon-werkverkeer gebruik van het openbaar vervoer en krijgt hiervoor jaarlijks een tegemoetkoming van 458. Daarnaast heeft hij recht op een vergoeding voor 1500 kilometers gereden met eigen auto wegens dienstreizen (1500 x 0,31 = 465). De totale vergoeding voor de reiskosten bedraagt dan = 923 op jaarbasis. Omdat dit bedrag lager is dan zijn toegestane fiscale ruimte ( 2225) wordt de kilometervergoeding van 0,31 onbelast uitgekeerd, ondanks het feit dat dit hoger is dan de fiscaal toegestaan norm van 0,19. Toelichting van artikel over dienstreis met eigen vervoermiddel wordt vernummerd van artikel 9.10 naar artikel 9.4. Bedragengids artikel 9.10 lid 2a, lid 2b en lid 2c Voorbeeldformulier: Dienstreis met eigen vervoer om reden van dienstbelang Pagina 14 van 21

15 Artikel 9.11 verzekering eigen vervoermiddel 1. De ambtenaar die om reden van dienstbelang voor een dienstreis gebruik maakt van eigen auto, motor of bromfiets moet als bestuurder van het vervoermiddel verzekerd zijn tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid, waarbij als minimumvoorwaarden gelden dat: a. de wettelijke aansprakelijkheid tot het in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen vermelde bedrag gebeurtenis gedekt is; b. de wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van inzittenden of duopassagiers gedekt is; c. in de verzekeringspolis de clausule is opgenomen dat de verzekering ook de wettelijke aansprakelijkheid van de werkgever dekt. 2. Als de verzekering niet tot stand is gekomen door tussenkomst van het Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam NV (VGA) moet bij de verzekeringspolis een verklaring aanwezig zijn van de directeur van het VGA waaruit blijkt dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 9.11 wil de verzekeringsdekking voor aansprakelijkheid door het motorvoertuig van de ambtenaar regelen. Met name lijkt daarbij van belang dat het risico van de gemeente Amsterdam is afgedekt. Dit artikel is niet meer nodig. Lid 9.11a regelt dat de ambtenaar zijn motorvoertuig moet verzekeren voor aansprakelijkheid. Dit is al een wettelijke eis (WAM), en hoeft daarom niet in het NRGA te worden opgenomen. De wet maakt alleen een uitzondering op het verzekeren van de aansprakelijkheid jegens de bestuurder en vervoerde zaken. Aansprakelijkheid t.o.v. inzittenden anders dan de bestuurder valt onder de wettelijke verzekeringsplicht, zodat 9.11b ook kan komen te vervallen. Het meeverzekeren van de aansprakelijkheid van de werkgever vindt in de praktijk niet plaats. Het vereisen van deze dekking maakt eigenlijk dat ambtenaren niet van hun eigen voertuig gebruik zouden kunnen maken bij de uitoefening van hun functie. Echter: dit vereiste is overbodig: de aansprakelijkheid van de werkgever (gemeente Amsterdam) jegens derden voor schade door het eigen motorvoertuig van een ambtenaar bij de uitoefening van zijn functie, is meeverzekerd op de aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente Amsterdam. Voor de aansprakelijkheid van de werkgever jegens de ambtenaar in verband met het deelnemen aan het verkeer, is een aparte verzekering gesloten, de zogenaamde Wegas polis. Lid 9.11c kan daarom ook komen te vervallen. Het gehele artikel 9.11 kan dus geschrapt worden Pagina 15 van 21

16 Toelichting artikel 9.11 De tekst van de in het eerste lid onder c genoemde clausule luidt: Hierbij wordt aangetekend, dat: a. de gemeente Amsterdam en verzekerde ten opzichte van elkaar als derden worden aangemerkt en dat deze verzekering binnen de grenzen van haar polisbepalingen ook de wettelijke aansprakelijkheid dekt van de gemeente Amsterdam of haar ambtenaren als werkgever van verzekerde dan wel van de door deze gemachtigde bestuurder; b. tegenover de gemeente Amsterdam deze verzekering eerst als beëindigd zal worden beschouwd na verloop van een termijn van 14 dagen, nadat de gemeente Amsterdam van de opzegging van de verzekering in kennis is gesteld. Artikel 9.12 dienstreis met eigen vervoermiddel zonder dienstbelang 1. Als de ambtenaar voor een dienstreis gebruikmaakt van eigen auto of motor zonder dienstbelang, dan doet hij dit voor eigen risico. 2. De ambtenaar die bij interlokale dienstreizen gebruikmaakt van eigen auto of motor zonder dienstbelang, heeft recht op een vergoeding berekend naar de kortste of meest gebruikelijke route. 3. De vergoeding per kilometer wordt berekend naar het aantal kilometers, gemeten langs de kortste of meest gebruikelijke route. Het bedrag per kilometer is vermeld in de Bedragengids en wordt niet geïndexeerd. 4. De ambtenaar heeft geen recht op de vergoeding voor dat deel van de dienstreis, dat samenvalt met het woonwerkverkeer en waarvoor hij een vergoeding ontvangt. Artikel 9.5 reizen in relatie tot opleiding, scholing en training 1. Indien de ambtenaar reist in verband met een opleiding, scholing of training dan worden de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer vergoed. 2. Indien het reizen per openbaar vervoer niet doelmatig is wordt een vergoeding gelijk aan artikel 9.4 tweede lid verstrekt. 3. Indien het tweede lid van toepassing is worden eventuele parkeer- of stallingskosten vergoed. Artikel over dienstreis met eigen vervoermiddel zonder dienstbelang krijgt een nieuwe naam (reizen in relatie tot opleiding, scholing en training) en wordt vernummerd van artikel 9.12 naar artikel 9.5. Toelichting artikel 9.12 In tegenstelling tot artikel 9.10 kan de ambtenaar besluiten om zonder dienstbelang zijn eigen auto of motor te gebruiken voor een dienstreis. Hij doet dit dan voor eigen risico, wat inhoudt dat geen enkele vorm van schade door de ambtenaar of derden kan worden verhaald bij de werkgever. Alleen interlokale dienstreizen komen voor een vergoeding in aanmerking, dienstreizen binnen de gemeente niet. Toelichting artikel 9.5 Zie voor uitleg van het begrip doelmatig de toelichting bij artikel 9.4. Toelichting bij artikel over reizen in relatie tot opleiding, scholing en training wordt vernummerd van artikel 9.12 naar artikel 9.5. Bedragengids artikel 9.12 Pagina 16 van 21

17 ---- Artikel 9.6 reizen in relatie tot re-integratie Nieuw artikel. 1. Indien de ambtenaar op gesprek of voor controle wordt opgeroepen en hij niet in aanmerking komt voor een vergoeding woon-werkverkeer op grond van artikel 9.2 worden de reiskosten vergoed. 2. Eventuele parkeer- of stallingskosten worden vergoed Toelichting artikel 9.6 Omdat deze ambtenaar geen aanspraak heeft op de reguliere vaste reiskostenvergoeding voor woonwerkverkeer worden deze incidentele kosten volledig vergoed. Pagina 17 van 21

18 Artikel 2.28 voorwaarden 1. De arbeidsovereenkomst garandeert een minimum van twee uur per oproep. De werknemer heeft voor iedere periode van minder dan twee uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op een salaris alsof hij twee uur arbeid heeft verricht. 2. De arbeidsovereenkomst bevat in ieder geval de volgende afspraken: a. de aard van de werkzaamheden; b. het overeengekomen salaris per uur; c. de verplichting voor de werkgever om werkzaamheden aan de werknemer aan te bieden in geval zich werkzaamheden voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen; d. de verplichting voor de werknemer om de werkzaamheden na oproep te verrichten; e. de verplichting voor de werkgever om een oproep minimaal 24 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de werknemer kenbaar te maken; f. de vermelding van de tijden waarbinnen de werkzaamheden worden verricht; g. de mogelijkheid tot intrekking van de oproep door de werkgever en weigering door de werknemer tot minimaal 12 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden; h. de vaststelling van het maximaal aantal weigeringen binnen een vastgestelde periode. 3. Als de werkgever de oproep intrekt zonder inachtneming van de termijn van 12 uur is hij gehouden het salaris te betalen alsof de werkzaamheden feitelijk zijn verricht. 4. De vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 6.8, de vakantie-uren als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, en de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3.18 en 3.19 worden gelijktijdig met het salaris van de werknemer uitbetaald. Artikel 2.28 voorwaarden 1. De arbeidsovereenkomst garandeert een minimum van twee uur per oproep. De werknemer heeft voor iedere periode van minder dan twee uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op een salaris alsof hij twee uur arbeid heeft verricht. 2. De arbeidsovereenkomst bevat in ieder geval de volgende afspraken: a. de aard van de werkzaamheden; b. het overeengekomen salaris per uur; c. de verplichting voor de werkgever om werkzaamheden aan de werknemer aan te bieden in geval zich werkzaamheden voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen; d. de verplichting voor de werknemer om de werkzaamheden na oproep te verrichten; e. de verplichting voor de werkgever om een oproep minimaal 24 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de werknemer kenbaar te maken; f. de vermelding van de tijden waarbinnen de werkzaamheden worden verricht; g. de mogelijkheid tot intrekking van de oproep door de werkgever en weigering door de werknemer tot minimaal 12 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden; h. de vaststelling van het maximaal aantal weigeringen binnen een vastgestelde periode. 3. Als de werkgever de oproep intrekt zonder inachtneming van de termijn van 12 uur is hij gehouden het salaris te betalen alsof de werkzaamheden feitelijk zijn verricht. 4. De vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 6.8, de vakantie-uren als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, en de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3.18 en 3.19 worden gelijktijdig met het salaris van de werknemer uitbetaald. 5. De werknemer heeft recht op een reiskosten vergoeding voor woon-werkverkeer. De tegemoetkoming woon-werkverkeer is afhankelijk van het aantal kilometers tussen woon- en werkadres met een maximum van 30 kilometer enkele reisafstand. Nieuw lid 5 t/m 7 bij artikel 2.28 om aan te geven dat voor de oproepkracht de vergoeding per oproep geldt. Pagina 18 van 21

19 6. Het bedrag staat vermeld in de Bedragengids. 7. Het bedrag wordt niet geïndexeerd. Bedragengids artikel Tot 1 januari ,05, vanaf 1 januari ,06 Toelichting artikel 2.28 De werkgever sluit een arbeidsovereenkomst als uit de aard en de omvang van de arbeid en het incidentele karakter daarvan blijkt dat de werkzaamheden het beste op oproepbasis kunnen worden verricht. Het uurtarief wordt bepaald aan de hand van artikel 3.1 (methode rangordenen functies (MRF)). Functies die bij arbeidsovereenkomst kunnen worden verricht zijn bijvoorbeeld rondleider bij het Historisch Museum, voorlichter in eigen taal & cultuur bij de GGD, enquêteur bij de dienst Onderzoek en Statistiek, sportmedewerker of noodhulpstrooiwagenchauffeur bij de stadsdelen. Het derde lid bepaalt dat de werkgever de werknemer betaalt als deze binnen een termijn van 12 uur voor aanvang van de werkzaamheden wordt afgezegd. Als de werknemer zich niet aan zijn verplichtingen houdt en hij de arbeid niet komt verrichten of zich op een te korte termijn afmeldt, loopt hij het risico dat hij in de toekomst niet meer zal worden opgeroepen. De werknemer kan bij arbeidsongeschiktheid in bepaalde gevallen recht hebben op ziekengeld. Informatie hierover is te vinden op internet, zie: Toelichting artikel 2.28 De werkgever sluit een arbeidsovereenkomst als uit de aard en de omvang van de arbeid en het incidentele karakter daarvan blijkt dat de werkzaamheden het beste op oproepbasis kunnen worden verricht. Het uurtarief wordt bepaald aan de hand van artikel 3.1 (methode rangordenen functies (MRF)). Functies die bij arbeidsovereenkomst kunnen worden verricht zijn bijvoorbeeld rondleider bij het Historisch Museum, voorlichter in eigen taal & cultuur bij de GGD, enquêteur bij de dienst Onderzoek en Statistiek, sportmedewerker of noodhulpstrooiwagenchauffeur bij de stadsdelen. Het derde lid bepaalt dat de werkgever de werknemer betaalt als deze binnen een termijn van 12 uur voor aanvang van de werkzaamheden wordt afgezegd. Als de werknemer zich niet aan zijn verplichtingen houdt en hij de arbeid niet komt verrichten of zich op een te korte termijn afmeldt, loopt hij het risico dat hij in de toekomst niet meer zal worden opgeroepen. De werknemer kan bij arbeidsongeschiktheid in bepaalde gevallen recht hebben op ziekengeld. Informatie hierover is te vinden op internet, zie: De oproepkracht komt net als de ambtenaar met een aanstelling in aanmerking voor een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. De oproepkracht krijgt per oproep, dus naar rato, vergoed. Pagina 19 van 21

20 Artikel 5.3 bestedingsmogelijkheden 1. De bestedingsmogelijkheden zijn: a. koop van vakantie-uren; b. een nettovergoeding voor de voor eigen rekening blijvende kosten van woon-werkverkeer met openbaar vervoer; c. een nettovergoeding voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een opleiding of studie voor een beroep; d. extra opbouw pensioen op grond van het pensioenreglement; e. contributie aan een vakbond; f. een nettovergoeding voor bedrijfsfitness op de werkplek. 2. Alle bronnen kunnen voor alle bestedingsmogelijkheden worden aangewend. 3. Alle bestedingsmogelijkheden kunnen elk jaar opnieuw worden aangevraagd, met uitzondering van de contributie aan een vakbond, genoemd in het eerste lid, onder e. Deze kan eenmalig tot wederopzegging worden aangevraagd. 4. De Wet op de Loonbelasting 1964 is voor de genoemde bestedingsmogelijkheden in het eerste lid, onder b, c, d, e en f van toepassing. Toelichting artikel 5.3 Door gebruik te maken van het Cafetariamodel heeft de ambtenaar bij een aantal bestedingsmogelijkheden een fiscaal voordeel. Het inzetten van een brutobron, bijvoorbeeld de vakantie-uitkering of de eindejaarsuitkering, wordt voor de gekozen bestedingsmogelijkheid netto uitbetaald. De ambtenaar bespaart op deze manier loonheffingen (loonbelasting, volksverzekeringen en sociale zekerheidspremies) over het deel van de brutobron die wordt verminderd. Wel heeft de verlaging van de brutobronnen gevolgen voor de hoogte van bepaalde uitkeringen (WW, Wia), omdat de grondslag voor de uitkeringen wordt verlaagd. Artikel 5.3 bestedingsmogelijkheden 1. De bestedingsmogelijkheden zijn: a. koop van vakantie-uren; b. een nettovergoeding voor de voor eigen rekening blijvende reiskosten; c. een nettovergoeding voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een opleiding of studie voor een beroep; d. extra opbouw pensioen op grond van het pensioenreglement; e. contributie aan een vakbond; f. een nettovergoeding voor bedrijfsfitness op de werkplek. 2. Alle bronnen kunnen voor alle bestedingsmogelijkheden worden aangewend. 3. Alle bestedingsmogelijkheden kunnen elk jaar opnieuw worden aangevraagd, met uitzondering van de vergoedingen genoemd in het eerste lid, onder b en e. Deze kunnen tot wederopzegging worden aangevraagd. 4. De Wet op de Loonbelasting 1964 is voor de genoemde bestedingsmogelijkheden in het eerste lid, onder b, c, d, e en f van toepassing. Toelichting artikel 5.3 Door gebruik te maken van het Cafetariamodel heeft de ambtenaar bij een aantal bestedingsmogelijkheden een fiscaal voordeel. Het inzetten van een brutobron, bijvoorbeeld de vakantie-uitkering of de eindejaarsuitkering, wordt voor de gekozen bestedingsmogelijkheid netto uitbetaald. De ambtenaar bespaart op deze manier loonheffingen (loonbelasting, volksverzekeringen en sociale zekerheidspremies) over het deel van de brutobron die wordt verminderd. Wel heeft de verlaging van de brutobronnen gevolgen voor de hoogte van bepaalde uitkeringen (WW, Wia), omdat de grondslag voor de uitkeringen wordt verlaagd. Via het Cafetariamodel kan de ongebruikte fiscaal vrije ruimte worden benut via uitruil van salaris, vakantie-, eindejaarsuitkeringen of levensloopbijdrage voor bijvoorbeeld de kosten van een opleiding of verhoging van het netto inkomen. Alle voor eigen rekening blijvende reiskosten kunnen nu via het Cafetariamodel worden ingezet. De voorwaarde om van het openbaar vervoer gebruik te moeten maken is vervallen. Bestaande tekst uit voorbeeld verplaatst naar de algemene tekst in de toelichting. Een combinatie van verschillende bestedingsmogelijkheden met de verschillende bronnen is mogelijk, met uitzondering van de combinatie van de koop en verkoop van de vakantieuren. Voor de fiscaal toegestane bestedingsmogelijkheden zijn de wettelijke bepalingen van toepassing. Per bestedingsmogelijkheid volgt hieronder een toelichting over de wettelijke bepalingen. De aanvullende voorwaarden bij de koop en verkoop van vakantie-uren zijn opgenomen in artikel 5.4. Hieronder een voorbeeld over een onbelaste vergoeding in ruil voor een verlaging van één of meer in artikel 5.2 genoemde bronnen. Hieronder een voorbeeld over een onbelaste vergoeding woonwerkverkeer in ruil voor een verlaging van één of meer in artikel 5.2 genoemde bronnen. Pagina 20 van 21

21 Voorbeeld De ambtenaar heeft een NS- abonnement voor het woonwerktraject. De kosten per jaar zijn Van de werkgever ontvangt hij jaarlijks een reiskostenvergoeding van 485. De totale kosten voor het woon-werktraject voor de ambtenaar zijn dan Hij besluit deze kosten te financieren via het Cafetariamodel. Hij doet afstand van een deel van zijn brutosalaris tot een bedrag van Hierdoor wordt zijn salaris verlaagd met een brutobedrag van 1415 en in ruil daarvoor ontvangt hij een nettovergoeding in de reiskosten van Dit levert hem een fiscaal voordeel op van ongeveer 595 netto (op basis van een loonbelastingpercentage van 42%). Een combinatie van verschillende bestedingsmogelijkheden met de verschillende bronnen is mogelijk, met uitzondering van de combinatie van de koop en verkoop van de vakantie-uren. Voor de fiscaal toegestane bestedingsmogelijkheden zijn de wettelijke bepalingen van toepassing. Per bestedingsmogelijkheid volgt hieronder een toelichting over de wettelijke bepalingen. De aanvullende voorwaarden bij de koop en verkoop van vakantie-uren zijn opgenomen in artikel b Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer met openbaar vervoer De ambtenaar dient voor het woon-werkverkeer gebruik te maken van openbaar vervoer om in aanmerking te komen voor een netto reiskostenvergoeding. Voorbeeld Een ambtenaar woont in Utrecht en reist 4 dagen per week naar Amsterdam en terug. De enkele reisafstand is 30 kilometer. Hij ontvangt daarvoor van de werkgever een vergoeding van 642,00 per jaar (214 dagen x 30 x 2 x 0,05). Fiscaal mag jaarlijks dan 214 dagen x 4/5 x (30x2) x 0,19 (is: 1.951,68) belastingvrij worden vergoed. Het verschil tussen 1.951,68 en 642,00 ( 1.309,68) mag netto worden uitbetaald als hij daarvoor 1.309,68 bruto salaris inlevert. Dit levert hem een fiscaal voordeel op van ongeveer 550,07 netto (op basis van een loonheffingspercentage van 42%). 1b Reiskostenvergoeding De ambtenaar kan in aanmerking komen voor een netto reiskostenvergoeding tot aan het maximum van de daarvoor bestemde fiscale ruimte. Fiscaal mogen reiskosten tot maximaal 0,19 per kilometer worden vergoed. Voor woonwerkverkeer komen maximaal 214 reisdagen in aanmerking. Indien de gemiddelde reiskostenvergoeding van de werkgever lager is dan het toegestane fiscaal vrije bedrag dan kan dit verschil uitgeruild worden voor het netto bedrag. Pagina 21 van 21