AGRESSIE BIJ JONGEREN IN DETENTIE: ASSOCIATIE MET PERSOONLIJKHEID EN PSYCHOPATHIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "AGRESSIE BIJ JONGEREN IN DETENTIE: ASSOCIATIE MET PERSOONLIJKHEID EN PSYCHOPATHIE"

Transcriptie

1 Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode AGRESSIE BIJ JONGEREN IN DETENTIE: ASSOCIATIE MET PERSOONLIJKHEID EN PSYCHOPATHIE Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van: Master of Science in Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Prof. Dr. B. De Clercq Begeleiding : Lize Verbeke Tessa Canniere

2 2

3 Ondergetekende, Tessa Canniere, geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden. 1

4 Voorwoord Met deze masterproef wordt mijn vijfjarige studie afgerond, ik kijk dan ook met een glimlach terug naar deze periode. Ik ben dankbaar voor al wat op mijn pad kwam en voor de kansen die ik kreeg. Allereerst wil ik mijn promotor Prof dr. Barbara De Clercq en begeleidster Lize Verbeke bedanken voor de mogelijkheid voor het maken van deze Masterproef. In het bijzonder een extra bedankje aan Lize voor de excellente begeleiding en tips. Ook wil ik graag de studenten die de data reeds verzamelden in de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand, bedanken. Bedankt aan mijn vriend Torben; zonder jou zou dit werk niet geworden zijn tot wat het nu is. Ook Lotte, mijn kotgenote, wil ik graag bedanken voor de nodige ludieke noten tijdens de schrijfmomenten aan onze scripties. Daarnaast wil ik mijn zus, Jana, bedanken voor het plotten van een figuur. Bedankt aan mijn tante, Saskia, voor het nalezen van deze masterproef. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken. Mama en papa, bedankt voor het waarmaken van mijn studententijd. The next big thing will be a lot of small things., een citaat dat te lezen staat op het Universiteitsforum. Dit zal dan ook de leuze zijn waarmee ik dit big thing afsluit. Ik ben klaar voor het nieuwe, nog onbekende hoofdstuk. 1

5 Abstract Deze masterproef exploreert het verband van agressie met persoonlijkheid. Meer specifiek worden maladaptieve en psychopathische trekken belicht. De associatie wordt nagegaan bij jongeren (n=223) van 13 tot 18 jaar die verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie. Binnen deze scriptie wordt een onderscheid gemaakt tussen de functionele vormen van agressie, met name proactieve en reactieve agressie. Deze worden nagegaan bij de jongeren via zelf-rapportage met de Reactive-Proactive Aggression Questionnaire (RPQ; Raine et al., 2006). Aan de hand van de Dimensional Personality Symptom Itempool (DIPSI; De Clercq et al., 2006) en de daarbij horende extra Bizar Gedrag module (Verbeke & De Clercq, 2014) worden de maladaptieve persoonlijkheidstrekken gemeten. De Antisocial Process Screening Device (APSD; Frick & Hare, 2001) exploreert aan de hand van zelf-rapportage de psychopathische trekken bij de jongeren. Voorts wordt op basis van een clusteranalyse nagegaan of binnen dit onderzoek vier subgroepen van agressieve gedragingen bij de jongeren onderscheiden kunnen worden. Daarnaast wordt op basis van Pearson correlaties onderzocht hoe de functionele vormen van agressie geassocieerd kunnen worden met psychopathische trekken en het hele spectrum van maladaptieve persoonlijkheidstrekken. Tot slot wordt door middel van een hiërarchische regressieanalyse geëxploreerd welke persoonlijkheidstrekken voorspellend zijn voor het stellen van agressief gedrag. Meer specifiek wordt de incrementele validiteit van psychopathische trekken bovenop de brede range maladaptieve DIPSI persoonlijkheidstrekken nagegaan. Dit alles resulteert uiteindelijk in een bevestiging van de eerste hypothese waarbij vier clusters binnen de data worden gevonden en er sprake kan zijn van een unieke proactieve cluster bij jongeren in detentie. Verder blijkt proactieve agressie voornamelijk verband te houden met de Onwelwillendheids- en Compulsiviteitsdomeinen en facetten. Reactieve agressie daarentegen houdt verband met alle domeinen en facetten nagegaan met de DIPSI en de extra Bizar Gedrag module. Qua psychopathische persoonlijkheidstrekken worden verhogingen tussen alle factoren van de APSD en proactieve en reactieve agressie gevonden waarbij de totale APSD score de sterkste samenhang kent met proactieve agressie. Verder kent de factor Narcisme de sterkste samenhang met proactieve agressie, de factor Impulsiviteit kent de sterkste samenhang met reactieve agressie. Tot slot kan gesteld worden dat bovenop de maladaptieve trekken, de APSD factoren slechts minimaal bijdragen in de verklaring van de variantie van proactieve agressie. Bij reactieve agressie bieden de APSD factoren geen significante bijdrage in de voorspelling van het agressief gedrag. 2

6 Inhoudsopgave Agressie... 1 Agressie bij jongeren in detentie... 4 Persoonlijkheid... 5 Algemene persoonlijkheid bij kinderen en jongeren... 5 Maladaptieve persoonlijkheid bij kinderen en jongeren... 7 Agressie en persoonlijkheid Agressie en maladaptieve trekken Agressie en psychopathie Huidig onderzoek Hypotheses Methode Participanten Procedure Instrumenten Opzet Analyses Resultaten Definiëring van agressie clusters Bivariate correlaties tussen DIPSI en Bizar Gedrag facetten en domeinen en RPQ schalen.. 32 Bivariate correlaties tussen APSD factoren en RPQ schalen Hiërarchische regressie analyse van maladaptieve persoonlijkheid en agressie Discussie Agressie clusters bij Vlaamse jongeren in detentie Associatie van agressie en maladaptieve persoonlijkheid Agressief gedrag in termen van DIPSI en Bizar Gedrag domeinen en APSD factoren Limitaties en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek Conclusie Referentielijst

7 Ondanks het feit dat een normatieve stijging van agressief gedrag bij jongeren kan worden vastgesteld (Pang, Ang, Kom, Tan, & Chiang, 2013), wordt binnen de literatuur ook gewezen op agressiviteit als risicofactor voor betrokkenheid in misdrijven (Farrington, 1991; Loeber & Dishion, 1983; Parker & Asher, 1987). Het is dan ook zo dat jongeren verblijvend in detentie, meer agressief gedrag vertonen in vergelijking met jongeren uit de algemene populatie (Tomita, 2013). Verder blijkt dat agressief gedrag ook gelinkt kan worden aan bepaalde maladaptieve persoonlijkheidstrekken (Bettencourt, Talley, Benjamin, & Valentine, 2006), waaronder ook de psychopathische trekken. Bijgevolg omvatten de doelstellingen van dit onderzoek enerzijds het nagaan van agressie bij jongeren verblijvend in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen. Meer bepaald zal de mate van proactieve en reactieve agressie onderzocht worden. Anderzijds beslaan de doelstellingen verbanden van agressieve gedragingen met het volledige spectrum maladaptieve persoonlijkheidstrekken, weer te geven. Het is ook zo dat agressiviteit of deviante gedragingen in de volwassenheid samengaan met gedragsproblemen in de kindertijd (Coie & Dodge, 1998). Om deze probleemgedragingen en mogelijke ontwikkelingspaden vroegtijdig op te sporen en te behandelen is het dus belangrijk om zicht te hebben op de inhoud van de bepalende kind- of persoonsfactoren (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008). Huidig onderzoek gaat dan ook onder meer de inhoud van de kindfactoren na en gaat exploreren naar mogelijke verbanden. Voorts zijn onderzoeken als huidig onderzoek belangrijk voor de ontwikkeling van interventie- en behandelprogramma s voor jongeren met gedragsproblemen. Agressie Agressief gedrag kan omschreven worden als een specifieke vorm van antisociaal gedrag. Antisociaal gedrag kan gedefinieerd worden als een gedrag waarbij anderen worden benadeeld en waarbij fundamentele normen en waarden worden geschonden. Voorbeelden van antisociale gedragingen zijn liegen, stelen en spijbelen (Kempes, Matthys, de Vries, & van Engeland, 2005). Het antisociaal gedrag is intrinsiek gerelateerd aan de onmogelijkheid of het niet willen conformeren aan autoriteiten, de normen van de maatschappij en de rechten van anderen (Frick, 1998). Verder kan agressie omschreven worden als gedrag dat gesteld wordt met de bedoeling de ander te schaden en dat de ander ook werkelijk schaadt, waarbij de ander de schade wil vermijden (Anderson & Bushman, 2002). De vroege tot midden adolescentie is een periode waarin een normatieve stijging van agressief gedrag bij zowel meisjes als jongens waarneembaar is (Pang et al., 2013). Het verloop 1

8 van agressief en antisociaal gedrag kan volgens Moffitt (2007) in twee profielen onderscheiden worden. Het grootste deel van de personen die zich agressief en antisociaal gedragen, behoort tot het profiel van de tot adolescentie gelimiteerde agressieve en antisociale gedragingen. Personen met dit profiel vertonen een normatieve stijging van agressief en antisociaal gedrag in de adolescentie en in de jongvolwassenheid zal het agressief en antisociaal gedrag bij deze individuen echter opnieuw normatief afnemen. Een kleine deelverzameling van personen die zich agressief en antisociaal gedragen behoren tot het levensloop persistent profiel. Deze personen vertonen antisociaal en agressief gedrag in elk stadium van hun ontwikkeling (Moffitt, 2007). Agressie wordt gezien als een multi-dimensioneel construct waarbij men in onderzoek naar agressie bij kinderen en jongeren vaak differentieert tussen verschillende vormen en functies van agressie (Little, Henrich, Jones, & Hawley, 2003). Het agressieve gedrag kan verschillende vormen aannemen waarbij het gedrag zowel fysiek, psychologisch of relationeel kan zijn van aard (Kempes et al., 2005). Door Dodge en zijn collega s (Dodge, 1991; Dodge & Coie, 1987) werd voor het eerst het onderscheid gemaakt tussen proactieve en reactieve agressie. Proactieve en reactieve agressie onderscheiden zich van elkaar op basis van de functie of het motief van het agressieve gedrag. Proactieve agressie enerzijds, wordt traditioneel beschreven als instrumenteel waarbij men doelgericht gedrag stelt om eigen doeleinden te bereiken. Reactieve agressie anderzijds, wordt gedefinieerd als een kwade defensieve respons op sociale tegenwerking of provocatie. Dit concept includeert ook primaire vijandige interpersoonlijke responsen (Little et al., 2003). De beschrijving van proactieve agressie kan afgeleid worden van de definitie van agressie gebaseerd op de sociale leertheorie, waarbij het kind via operante conditionering en modeling, het gedrag aanleert (Bandura, 1978). De definitie van reactieve agressie vloeit volgens Berkowitz (1988) voort uit het frustratie-agressie model (Dollard, Doob, Miller, Mowrer & Sears, 1939). Dit model gaat er van uit dat frustratie resulteert in agressie (Miller & Lynam, 2006). In de literatuur wordt het onderscheid tussen proactieve en reactieve agressie vaak ondersteund (Card & Little, 2006) en vervolgens wezen factoranalyses consistent uit dat deze twee types van agressie ook onderscheiden kunnen worden bij kinderen en adolescenten (Poulin & Boivin, 2000; Salmivalli & Nieminen, 2002). Onder andere is uit het onderzoek van Little en collega s (2003) gebleken dat beide constructen onafhankelijk zijn. De twee vormen van agressie lijken daarbij elk gerelateerd te zijn aan verschillende relevante voorlopers, verbanden en prognoses (Vitaro, Brendgen, & Barker, 2006). De kleine correlatie tussen deze constructen binnen deze studie wijst dan ook op een orthogonaliteit met betrekking tot de psychologische 2

9 aard van proactieve en reactieve agressie. Zo kan proactieve agressie geassocieerd worden met planmatige gedragingen en de zelfzuchtige sociale controlestrategieën die daarmee verband houden. Sociale vaardigheden zijn daarvoor vereist. Reactief agressief gedrag kan eerder als respons op provocatie gezien worden waarbij individuen tekort in hun emotieregulatie vertonen. Ook Miller en Lynam (2006) onderschrijven met hun onderzoek het onderscheid tussen reactieve en proactieve agressie, doch wijzen zij op de overlapping van beide constructen. Hoewel dit onderscheid in onderzoeken naar agressie bij kinderen en adolescenten dus vaak gemaakt wordt, wordt in de literatuur ook beschreven dat de twee types van agressie substantieel correleren. Veel kinderen vertonen bijvoorbeeld beide types van agressie, enkel een kleine groep vertoont alleen proactief of alleen reactief agressief gedrag (Kempes et al., 2005). Na een cluster analyse in het onderzoek van Crapanzano, Frick en Terranova (2010) werden twee groepen van agressief gedrag bij kinderen onderscheiden. De ene groep vertoonde gemiddelde levels van enkel reactieve agressie, de andere groep vertoonde zowel hoog proactief als reactief agressief gedrag. Ook het onderzoek van Pang et al. (2013) repliceerde deze bevindingen. Uit hun steekproef werden er drie clusters agressieve gedragingen bij adolescenten onderscheiden; een laag agressieve groep, een gecombineerde agressieve groep met zowel hoog reactief als proactief agressief gedrag en een reactief agressieve groep. Personen kunnen zich dus zowel reactief als proactief agressief gedragen en vervolgens kunnen agressieve gedragingen zowel reactief als proactief gemotiveerd zijn (Bushman & Anderson, 2001). Eveneens duiden Raine en collega s (2006) aan dat het onderscheid tussen de twee structuren van agressie niet absoluut, maar eerder dimensioneel is. De subtypes van agressie houden dus wel degelijk gemeenschappelijke componenten in. Toch wordt benadrukt dat het differentiëren van de twee functionele vormen van agressie van belang is voor verder begrip omtrent de etiologie van agressie bij adolescenten. Aan de hand van de meta-analyse van Polman en collega s (2007) kan geconcludeerd worden dat studies die zich primair focussen op de functies van proactieve en reactieve agressie, het duidelijkst het onderscheid tussen deze twee constructen kunnen aantonen. Bevragingen die niet specifiek peilen naar de functies van agressie zullen dan bijdragen aan de gevonden hogere correlaties tussen deze twee vormen van agressie. Bovendien kan op basis van de bevindingen van het onderzoek van Raine en collega s (2006) aangetoond worden dat de Reactive-Proactive Aggression Questionnaire (RPQ; Raine et al., 2006) een valide en betrouwbaar zelf-rapportage instrument is dat gebruikt kan worden voor het meten en differentiëren van proactieve en reactieve agressie bij kinderen en adolescenten. De twee functionele types agressie kunnen dus onderscheiden worden, maar dienen daarbij steeds begrepen te worden in het licht van de eerder vernoemde geobserveerde profielen van agressieve gedragingen bij jongeren. Zo zou een kind 3

10 dat hoog scoort op proactieve agressie waarschijnlijk ook hoog scoren op reactieve agressie (Frick et al., 2003). Een puur proactief agressief gedragsprofiel kent bij kinderen en jongeren nog geen empirische evidentie. Agressie bij jongeren in detentie Meermaals werd aangetoond dat agressiviteit een risicofactor is voor latere betrokkenheid bij misdrijven (Farrington, 1991; Loeber & Dishion, 1983; Parker & Asher, 1987). Jongeren in detentie vertonen in vergelijking met jongeren die niet in een instelling verblijven, dan ook meer agressief gedrag (Tomita, 2013). Aansluitend wordt door Pang en collega s (2013) aangetoond dat jongeren die criminele feiten plegen, vaak verhoogd scoren op zowel proactieve als reactieve agressie. Zoals hier eerder aangegeven hebben deze twee types agressieve gedragingen een verschillende voorspellende waarde (Vitaro, Gendreau, Tremblay, & Oligny, 1998) waarbij vooral reactieve agressie lijkt af te nemen met leeftijd terwijl proactieve agressie prevalent blijft (Merk, de Castro, Koops, & Matthys, 2005; Vitaro et al., 2006). Ook bij jongeren die geplaatst zijn in een detentiecentrum voor jongeren, equivalent aan een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, kunnen drie groepen van agressieve jongeren onderscheiden worden: een reactieve agressieve groep, een gecombineerde reactief en proactief agressieve groep en een relatief weinig agressieve groep (Munoz, Frick, Kimonis, & Aucoin, 2008). Uit de meta-analyse van Card en collega s (2006) blijkt dat het verband tussen reactieve agressie en delinquentie sterker is naarmate men ouder wordt. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding ligt in het feit dat er in de adolescentie meer misdrijven worden gepleegd. Proactieve agressie daarentegen zou meer gerelateerd zijn aan delinquentie (Pang et al., 2013), zo wordt delinquent gedrag bij adolescente jongens uniek voorspeld door proactief agressief gedrag in de adolescentie (Vitaro et al., 1998). Aansluitend hierbij toont het onderzoek van Vitaro en collega s (1998) aan dat proactieve agressie voorspellend is voor delinquentie en probleemgedrag, maar dat reactief agressief gedrag deze associatie tussen proactieve agressie en delinquentie beïnvloedt. Reactief agressief gedrag verzwakt en modereert hier het voorspellend effect van proactieve agressie op delinquentie. Dit betekent dus dat proactieve agressie voorspellend is voor delinquentie, enkel als er weinig reactief agressief gedrag is. Dit betekent ook dat wanneer er bij de jongeren meer reactief agressief gedrag aanwezig is, proactieve agressie niet uniek voorspellend is voor delinquentie. Daartegenover tonen deze auteurs aan dat reactieve agressie geen modererend effect heeft op het verband tussen proactieve agressie en storende gedragingen. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten wordt door Raine en collega s (2006) gegeven. Zij poneren dat de gevonden negatieve correlatie van reactief 4

11 agressief gedrag met delinquentie en dus regel overtredend gedrag op zich, onder andere verklaard kan worden door de afkeuring van leeftijdsgenoten en de angst die geassocieerd wordt met reactieve agressie, terwijl het regel overtredend gedrag net gestimuleerd wordt door invloeden van leeftijdsgenoten. Op basis van de drie onderscheiden clusters van agressieve gedragingen bij jongeren, dit zijn de weinig agressieve groep, de gecombineerde proactieve en reactieve agressieve groep en de reactief agressieve groep, wijzen Pang et al. (2013) in hun onderzoek op de slechtere prognoses bij de zuiver reactieve cluster en de gecombineerde hoog proactieve en hoog reactieve cluster. Daarenboven vertonen jongeren die deel uitmaken van de gecombineerde cluster meer gedragsproblemen en hebben ze minder goede prognoses dan kinderen behorend tot de andere clusters. Evenwel wordt het verband tussen de gecombineerde agressieve groep en delinquentie negatiever naarmate men ouder wordt. Opmerkelijk in deze studie, uitgevoerd bij een niet klinische groep adolescenten, is enerzijds dat de proportie individuen in de gecombineerde groep substantieel kleiner is dan in de andere twee clusters en dat er anderzijds ook weinig evidentie blijkt te zijn voor pure proactieve agressie binnen deze steekproef. Persoonlijkheid Algemene persoonlijkheid bij kinderen en jongeren Persoonlijkheid kan omschreven worden als de georganiseerde set van psychologische trekken en mechanismen binnenin het individu, die relatief stabiel zijn over tijd en die een invloed hebben op de interacties en de aanpassingen van het individu aan het fysieke, de sociale omgeving en het intrapsychische van een persoon. De psychologische trekken beschrijven verschillen tussen personen (Larsen, Buss & Wismeijer, 2013). Zo verschillen kinderen en jongeren van elkaar in hoe ze denken over zichzelf en hun omgeving en hoe ze emoties ervaren en uiten. De onderliggende latente en stabiele componenten van deze verschillen worden aangeduid als temperament- en persoonlijkheidseigenschappen (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008). In het verleden werden individuele verschillen bij kinderen en jongeren vooral gedefinieerd in termen van hun temperament omdat de temperament eigenschappen per definitie vroeger in de ontwikkeling voorkomen dan persoonlijkheidstrekken (Caspi, Roberts, & Shiner, 2005) en omdat ze een sterke genetische basis hebben (Rothbar, Ahadi, & Evans, 2000). De temperamenteigenschappen werden dan ook gezien als een initiële basis voor de manier waarop personen zich aanpassen aan de wereld en hoe men zich verhoudt tegenover anderen (Rothbart, Ahadi, & Evans, 2000). Toch wijzen McCrae en collega s (2000) op de gelijkenissen tussen 5

12 temperament en persoonlijkheidstrekken; ze zijn namelijk beide vroeg in de ontwikkeling van het kind observeerbaar, hebben beide een genetische basis en zowel het temperament als de persoonlijkheidstrekken hebben een pervasieve impact op het gedrag van het kind. Ook Shiner en Masten (2012) wijzen op de overeenkomsten van het temperament en persoonlijkheidstrekken op basis van de meetbaarheid en betekenisvolheid van temperament en persoonlijkheidstrekken in de eerste levensjaren, de stabiliteit in de kindertijd en adolescentie. Daarnaast werd de overeenkomst ook aangetoond op basis van het voorspellende karakter voor mogelijke ontwikkelingen in de volwassenheid. Door verschillende onderzoekers wordt reeds onderkend dat temperament en persoonlijkheidsconstructen meer gemeenschappelijk hebben dan dat ze van elkaar verschillen. Bijgevolg werd het onderscheid doorheen de tijd steeds waziger. In onderzoek bij kinderen en jongeren naar persoonlijkheidstrekken en temperament is het dus belangrijk om de twee constructen complementair te benaderen (Tackett, Kushner, Herzhoff, Smack, & Reardon, 2014). Het vijf-factorenmodel of de Big five van Costa en McCrae (1992) is een vaak onderschreven dimensionele taxonomie, dat de onderliggende structuur van persoonlijkheidstrekken representeert. Onderzoek toont dan ook aan dat naast de betrouwbare en valide beschrijving door het vijf-factorenmodel van persoonlijkheidstrekken bij volwassenen, de vijf dimensies van het vijf-factorenmodel ook valide en betrouwbaar zijn voor het beschrijven van persoonlijkheidsverschillen bij kinderen en adolescenten (Digman & Inouye, 1986). Daarnaast bieden de resultaten van het onderzoek van De Fruyt en collega s (2006) evidentie voor de stabiliteit van persoonlijkheid en persoonlijkheidstrekken bij kinderen en jongeren. Zo wijzen deze auteurs zowel op de structuurstabiliteit als op de differentiële stabiliteit van persoonlijkheid. Daarnaast duidt dit onderzoek ook op de stabiliteit van het trekkenpatroon voor een groot percentage van de kinderen, hetgeen een stabiel persoonlijkheidsprofiel aangeeft. De vijf bipolair onafhankelijke dimensies van het vijffactorenmodel worden doorgaans als extraversie, altruïsme, consciëntieusheid, neuroticisme of emotionele stabiliteit en openheid voor ervaringen benoemd, waarbij de persoonlijkheidstrekken beschouwd dienen te worden als combinaties van deze vijf dimensies. De dimensie extraversie beschrijft facetten die reiken van sociaal zijn tot introvert zijn en beschrijft dus vooral individuele verschillen in frequentie waarmee sociale contacten aangegaan worden. De kwaliteit van de sociale interactie gaande van warm tot koud, wordt weergegeven door de dimensie altruïsme. De dimensie consciëntieusheid representeert trekken variërend van ordelijk, ambitieus en betrouwbaar tot wanordelijk, nonchalant en onbetrouwbaar. Daarnaast verwijst de dimensie consciëntieusheid ook naar het gevoel van zelfdiscipline en competentie. De beschrijving van persoonlijke 6

13 verschillen in emotionele stabiliteit versus negatieve emotionaliteit wordt binnen het vijffactorenmodel bekleed door de dimensie neuroticisme. Tot slot refereert de dimensie openheid voor ervaring naar de aanpak van nieuwe problemen of situaties. De openheid voor ervaring refereert naar het creatief en met een open geest aanpakken van situaties versus minder fantasierijk zijn en de voorkeur hebben voor het hanteren van bekende oplossingsstrategieën (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008). Zowel de HiPIC (HiPIC; Mervielde & De Fruyt, 1999) als de NEO-PI-R ( NEO-PI-R; Costa & McCrae, 1992b) zijn vaak gebruikte vragenlijsten of instrumenten die de vijf persoonlijkheidsdimensies van het vijf-factorenmodel meten bij kinderen en adolescenten. De NEO-PI-R werd oorspronkelijk ontwikkeld voor de bevraging van de persoonlijkheidsdimensies bij volwassenen, maar aanvullend onderzoek toont aan dat deze vragenlijst ook gebruikt kan worden bij kinderen en jongeren (De Fruyt, Mervielde, Hoekstra, & Rolland, 2000). Het gerepresenteerde vijf-factorenmodel kan alsnog beschreven worden als een integratief beschrijvend model, dat niet enkel de normale range, maar ook de extreme varianten van persoonlijkheidstrekken beschrijft. De normale verdeling van persoonlijkheidstrekken representeert een adaptieve persoonlijkheid, de extreem hoge of lage varianten van persoonlijkheidstrekken zijn karakteristiek voor een maladaptieve persoonlijkheid ofte een persoonlijkheidspathologie (De Clercq & De Fruyt, 2007). Bijkomende onderzoeken tonen aan dat de beschrijving door de vijf-factorenstructuur voor adaptieve en maladaptieve trekken bij zowel volwassenen (Gore & Widiger, 2013) als adolescenten (De Fruyt et al., 2013) bruikbaar is. Maladaptieve persoonlijkheid bij kinderen en jongeren Men spreekt over een maladaptieve persoonlijkheid of persoonlijkheidsstoornis, wanneer de variantie van de persoonlijkheidstrekken extreem is en wanneer de persoonlijkheidsontwikkeling ontspoord geraakt, wordt tegengehouden of wordt uitgesteld (Krueger, South, Johnson, & Iacono, 2008). In de afgelopen vijfentwintig jaar werd meer inzicht verworven in verband met de normale en abnormale range van persoonlijkheid (Newton- Howes, Clark, & Chanen, 2015), waarbij duidelijk is dat zowel een adaptieve als maladaptieve persoonlijkheid een continu verloop kent doorheen de levensloop (O'Connor, 2002). Daarnaast dient persoonlijkheidspathologie beschouwd te worden als een heterogene, maar desalniettemin unitaire stoornis met een kernpersoonlijkheidsdysfunctie bestaande uit variabele adaptieve en maladaptieve trekdimensies (Bastiaansen, De Fruyt, Rossi, Schotte, & Hofmans, 2013; Krueger, Skodol, Livesley, Shrout, & Huang, 2007; Tyrer et al., 2011). De maladaptieve persoonlijkheid of persoonlijkheidsstoornis kan op twee manieren 7

14 benaderd worden. Ten eerste wordt in zowel de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 5th edition (DSM-5; American Psychiatric Association, 2013), als in de tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10; World Health Organization, 1992), de persoonlijkheidsstoornis benaderd als een categoriaal construct. In het kerngedeelte van de DSM-5 wordt de persoonlijkheidsstoornis beschreven als een stoornis die geassocieerd is met een manier van denken en voelen over zichzelf en anderen, waardoor het functioneren significant en aversief beïnvloed wordt in vele aspecten van het leven. Tien types persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden, waarbij er telkens criteria vastgelegd zijn waaraan men moet voldoen om de diagnose te kunnen stellen. In sectie III wordt echter een alternatief hybride categoriaal-dimensioneel persoonlijkheidsstoornissenmodel gerepresenteerd. Dit hiërarchische model gebruikt de identificatie van een basispersoonlijkheidsdysfunctie en pathologische persoonlijkheidstrekken als basis voor een diagnose (Newton-Howes et al., 2015). Desbetreffend model laat een trekbeschrijving toe op basis vijf hogere orde maladaptieve trekken, waarbij deze trekbeschrijving al dan niet kan voldoen aan een bepaald prototype van een persoonlijkheidsstoornis (APA,2013). Het alternatieve model werd niet geaccepteerd in het kerngedeelte van de DSM-5, maar wordt wel opgenomen in sectie III om verder onderzoek naar deze methodologie voor het evalueren en diagnosticeren van persoonlijkheid, te bevorderen ( Hoewel experts het er over eens zijn dat de persoonlijkheidsstoornis zijn roots kent in de kindertijd en adolescentie, wordt dit niet genoemd in de sectie van stoornissen in de kindertijd of adolescentie in de DSM-5 of ICD-10 (Tyrer, Reed, & Crawford, 2015). Een dimensioneel denkkader laat toe de maladaptieve persoonlijkheid te beschrijven in dimensies van het vijf-factorenmodel (Widiger & Costa, 1994), of met andere woorden, worden pathologische kenmerken beschreven in termen van persoonlijkheidsdimensies onderliggend aan het geheel van symptomen die zich bij personen manifesteren (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008). Een belangrijk voordeel van deze dimensionele beschrijving van maladaptieve persoonlijkheid bij kinderen en jongeren, is dat men kan nadenken over de positionering van de kinderen en jongeren op de dimensies, zonder diagnostische labels te gebruiken die dan weer eigen zijn aan het categorische denkkader. Deze categorische labels verwijzen naar een meer permanente pathologie, die meer stigmatiserende implicaties heeft (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008). De Clercq, De Fruyt, Van Leeuwen en Mervielde (2006) deden onderzoek naar de structuur van de set symptomen van persoonlijkheidspathologie die men op jonge leeftijd kan observeren. Ze ontwikkelden een dimensionele taxonomie, genaamd Dimensional Personality Symptom Itempool (DIPSI; De Clercq et al., 2006), waarbij deze itempool het hele spectrum van maladaptieve trekken bij kinderen en jongeren beschrijft. Gebaseerd op het 8

15 dimensionele idee dat maladaptieve trekken kunnen gezien worden als extreme varianten van algemene trekken (De Clercq & De Fruyt, 2007), herschreven deze auteurs de items van het algemeen vijffactorenmodel-trekinstrument voor kinderen (HiPIC; Mervielde & De Fruyt, 1999) naar meer extreme, pathologische varianten. Aanvullende items van klinische gevalsstudies vervolledigden deze taxonomie. Deze empirische procedures resulteerden in een instrument met vier hogere-orde dimensies die benoemd kunnen worden als Onwelwillendheid, Emotionele Instabiliteit, Introversie en Compulsiviteit. De dimensie Onwelwillendheid omvat de trekken die de negatieve trekken van welwillendheid voorstellen, zoals dominantie-egocentrisme trekken en irriteerbaarheid-agressiviteit trekken. Deze dimensie omvat tevens extreem hoge varianten van extraversie en extreem lage varianten van consciëntieusheid. De dimensie Emotionele Instabiliteit omvat angstige en depressieve trekken en bevat een afhankelijkheidscomponent die verwijst naar een onveilige hechting, afhankelijkheid of onderdanigheid. Introversie, de derde dimensie, omvat extreem lage trekken van extraversie zoals verlegenheid, teruggetrokkenheid en paranoïde trekken. De dimensie Compulsiviteit omvat de extreem hoge varianten van consciëntieusheid zoals extreme prestatiemotivatie, perfectionisme en extreem ordelijk zijn. Deze vier dimensies houden conceptueel verband met de vier maladaptieve dimensies bij volwassenen en hebben sterke correlaties met vier van de vijf dimensies van het vijf-factoren model. Tot slot kunnen deze vier hogere-orde dimensies opgedeeld worden in twee niveaus van het internaliserendeexternaliserende spectrum. Onwelwillendheid stelt de externaliserende trekfactor voor, terwijl Emotionele Instabiliteit, Introversie en Compulsiviteit de internaliserende trekfactor voorstellen (De Clercq et al., 2006). Later werd door de studie van Verbeke en De Clercq (2014) aangetoond dat een vijfde component, gerepresenteerd in de Bizar Gedrag module (Verbeke & De Clercq, 2014), aan de vier-dimensionele maladaptieve trekstructuur bij kinderen en jongeren kan worden toegevoegd. Deze vijfde Bizar Gedrag component omvat de maladaptieve trekken van de openheid voor ervaringen dimensie van het vijf-factorenmodel. De Bizar Gedrag dimensie omvat overgevoeligheid voor gevoelens, extreme fantasieën, dagdromen en bizarre gedachten en gedragingen. Tot slot correleert de Bizar Gedrag component met zowel de internaliserende als de externaliserende trekfactor. Maladaptieve trekken bij jongeren in detentie. Amerikaanse en Europese studies tonen consistent aan dat jongeren die in een instelling geplaatst worden omwille van een delict, vaker dan jongeren uit de algemene populatie te kampen hebben met tal van psychische problemen (Duclos et al., 1998; Eppright, Kashani, Robison, & Reid, 1993; Teplin, Abram, McClelland, 9

16 Dulcan, & Mericle, 2002; Vreugdenhil, Doreleijers, Vermeiren, Wouters, & Van den Brink, 2004; Vreugdenhil, Van den Brink, Wouters, & Doreleijers, 2003; Wasserman, McReynolds, Lucas, Fisher, & Santos, 2002). Persoonlijkheidspathologieën vormen een frequente klinische conditie in deze groep (Kohler, Heinzen, Hinrichs, & Huchzermeier, 2009). Wanneer stoornissen bij jongeren in detentie categorisch benaderd worden, blijkt dat de persoonlijkheidsstoornis de meest gediagnosticeerde mentale stoornis binnen deze populatie is. Zo bleek uit de Duitse studie van Köhler en collega s (2009) dat op basis van de DSM-IV diagnoses, cluster B persoonlijkheidsstoornissen deze zijn de antisociale persoonlijkheidsstoornis, de borderline persoonlijkheidsstoornis, de theatrale persoonlijkheidsstoornis en de narcistische persoonlijkheidsstoornis - meest voorkomend zijn bij jongens in detentie. Toch kan men op basis van de bestaande resultaten echter niet besluiten of persoonlijkheidskenmerken een causale rol spelen voor de ontwikkeling van delinquentie (Krischer, Sevecke, Lehmkuhl, & Pukrop, 2007). In de studie van Krischer en collega s (2007) wordt aangetoond dat jongeren in detentie, in vergelijking met de controlegroep volwassenen en jongeren, het hoogst scoren op persoonlijkheidsstoornis gerelateerde trekken. Binnen dit onderzoek werd de persoonlijkheid op een dimensionele manier benaderd, waarbij Krischer en haar collega s (2007) de vier hogereorde factoren van persoonlijkheidspathologie bij jongeren nagaan. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de Dimensional Assessment of Personality Pathology-Basic Questionnaire (DAPP-BQ; Livesley & Jackson, 2001). Deze vragenlijst beschrijft accuraat een dimensioneel maladaptief trekprofiel en omvat emotionele dysregulatie, dissociaal gedrag, geremdheid en Compulsiviteit als de vier hogere-orde factoren. Het maladaptieve persoonlijkheidsstoornis gerelateerde trekkenprofiel bij de criminele jongeren werd in vergelijking met niet delinquente jongeren gekenmerkt door significant hogere scores op drie van de vier hogere-orde dimensies. Enkel de scores van de emotionele dysregulatie dimensie kenden een minder substantieel verschil tussen jongeren in detentie en de niet delinquente controlegroep. De vier hogere-orde factoren van de DAPP-BQ kunnen gerelateerd worden aan de vier hogere-orde factoren van de DIPSI (Krischer et al., 2007). De populatie van delinquente jongeren is heterogeen en daarbij maken Nederlof en collega s (2010) de veronderstelling dat persoonlijkheidsdimensies niet enkel verschillen tussen delinquente en niet delinquente jongeren, maar ook verschillen binnen de populatie delinquente jongeren. Zo maken ze onderscheid tussen het type en de ernst van de gepleegde delicten bij een groep jongeren in detentie. Binnen dit onderzoek wordt nagegaan of dit onderscheid geassocieerd kan worden met bepaalde scores op de persoonlijkheidsdimensies van het vijffactorenmodel. Het type van het gepleegde delict blijkt daarbij niet gerelateerd te zijn aan het 10

17 persoonlijkheidsprofiel gebaseerd op het vijffactorenmodel bij jongeren in detentie. Ook bleken maladaptieve trekken niet gerelateerd te zijn aan het soort gepleegde delict, noch aan de ernst van het gepleegde delict. Hoewel persoonlijkheid dus mogelijks een predispositie is voor het betrokken geraken in delinquente gedragingen, in het bijzonder de lage scores op de dimensie altruïsme en in iets mindere mate lage consciëntieusheid en hoog neuroticisme (Heaven, 1996), blijken adaptieve en maladaptieve dimensies niet gerelateerd te zijn aan de soort en ernst van de gepleegde delicten. Kortom, de normale en pathologische persoonlijkheidsdimensies verschillen tussen delinquente en niet-delinquente jongeren, maar deze dimensies kunnen niet opdragen voor de verschillen in soort of ernst van het gepleegde delict binnen de groep jongeren in detentie (Nederlof et al., 2010). Hierbij valt op te merken dat net als in elke groep van de populatie, ook jongeren in detentie verschillen in hun algemene persoonlijkheidsprofiel en dat ze dus ook onderling een uiteenlopende constellatie hebben van maladaptieve trekken. Binnen het spectrum van de maladaptieve trekken kan een aparte deelverzameling beschouwd worden, met name de psychopathische trekken. In onderzoek gedaan bij jongeren in detentie wordt dan ook meermaals verwezen naar deze psychopathische persoonlijkheidstrekken. Dit houdt onder meer in dat deze trekken geassocieerd kunnen worden met delinquente gedragingen, aanvang van criminele activiteiten, arrestaties door de politie en veroordelingen (Forth & Book, 2010; Kruh, Frick, & Clements, 2005; Van Baardewijk, Vermeiren, Stegge, & Doreleijers, 2011). Psychopathie bij kinderen en jongeren. Psychopathie of psychopathische persoonlijkheid verwijst naar een pathologisch syndroom, bestaande uit prominente deviante gedragingen die op de voorgrond treden, met daarbij de aanwezigheid van verschillende emotionele en interpersoonlijke kenmerken (Patrick, Fowles, & Krueger, 2009). Abnormaliteit in de interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige trekken zijn karakteristiek voor psychopathie. (Hare, 1991). Deze trekken worden daarbij gekenmerkt door schending van conventionele normen en onverantwoordelijke en impulsieve beslissingen (Wareham, Dembo, Poythress, Childs, & Schmeidler, 2009). Op basis van het beschrijvende, triarchische model van psychopathie wordt in de recente literatuur omtrent psychopathische persoonlijkheid bij jongeren, een onderscheid gemaakt tussen drie fenotypische constructen. Deze drie constructen zijn disinhibitie, stoutmoedigheid en gemeen zijn. Het construct disinhibitie weerspiegelt de algemene tendens van problemen met de impulscontrole. Stoutmoedigheid wordt gedefinieerd als de samenhang van sociale dominantie, emotionele veerkracht en ondernemingsgerichtheid. Tot slot refereert het gemeen zijn naar een gehanteerde instrumentele agressie waarbij geen rekening wordt gehouden met anderen (Patrick et al., 2009). Door veel 11

18 experts wordt het gemeen zijn opgevat als de hoofdcomponent van psychopathie (Herpers, Rommelse, Bons, Buitelaar, & Scheepers, 2012). Zo omvat het gemeen zijn symptomen zoals een gebrek aan schuldgevoel en empathie, wreedheid, een koel instrumenteel gebruik van anderen voor eigen voordelen en een tekort van normale emotionaliteit, zoals angst. Deze symptomen worden doorgaans ook als Kille niet-emotionele trekken beschreven (Patrick et al., 2009). Steeds meer wordt aangetoond dat individuen met psychopathische trekken al antisociale gedragingen vertonen op jonge leeftijd (Frick, Bodin, & Barry, 2000), waardoor onderzoekers de psychopathische trekken bij jongeren beschouwen als een neerwaartse vertaling van het psychopathie construct bij volwassenen (Sadeh, Verona, Javdani, & Olson, 2009). Daarnaast blijkt dat psychopathische trekken bij jongeren best benaderd worden met een dimensioneel model. Dit betekent dat, in plaats van psychopathische trekken volgens soort te benaderen (psychopathe versus niet psychopathe trekken), de psychopathische trekken over individuen eerder gradueel benaderd dienen te worden en waarbij deze trekken dus verschillen in mate. Dit wil zeggen dat men psychopathische trekken dient te beschouwen als meer of minder psychopathisch (Edens, Marcus, & Vaughn, 2011). Hedendaagse persoonlijkheidstheoretici nemen aan dat de meeste persoonlijkheidsstoornissen geconceptualiseerd kunnen worden als extreme varianten van een normale range van persoonlijkheidstrekken (Widiger & Costa, 2002). Over de laatste vijftien jaar hebben veel studies dan ook het idee geëxploreerd dat ook psychopathie beschreven kan worden als een configuratie van extreme levels van algemene persoonlijkheid (Gaughan, Miller, & Lynam, 2012). Voorts kan gebruikmakend van het vijf-factorenmodel, psychopathie beschreven worden in termen van de basis persoonlijkheidsdimensies (Roose et al., 2012). Consistent werden in Amerikaanse studies negatieve associaties gevonden tussen psychopathische trekken en altruïsme en consciëntieusheid (Derefinko & Lynam, 2006). De meta-analyse van Lynam (2010) repliceert deze bevindingen en toont aan dat psychopathie bij jongeren sterk negatief verband houdt met altruïsme en consciëntieusheid. Bij openheid voor ervaringen en extraversie wordt gewezen op een zwak negatief verband met psychopathische trekken. Tot slot wordt door deze auteurs gewezen op de zwakke positieve associatie van de psychopathische trekken met emotionele stabiliteit. Ook recent Nederlands onderzoek, gedaan bij adolescenten uit de algemene populatie, wijst op een significante negatieve relatie tussen Kille niet-emotionele trekken en de impulsiviteitstrekken met altruiïsme en conscentieusheid. Ook wordt een significante positieve correlatie vastgesteld tussen de Kille niet-emotionele trekken en een hoge emotionele stabiliteit. Dit betekent dat Kille niet-emotionele trekken verband houden met een lage score op de algemene persoonlijkheidsdimensie neuroticisme (de 12

19 Wied, van der Baan, Raaijmakers, de Ruiter, & Meeus, 2014). Consistent met voorgaande studies wijst recent onderzoek van Borroni en collega s (2014) er op dat psychopathische trekken betrouwbaar nagegaan kunnen worden bij mannelijke en vrouwelijke adolescenten op basis van het vijf-factorenmodel. Een groot deel van de onderzoeken naar psychopathie bij jongeren wordt gedaan aan de hand van de Antisocial Process Screening Device (APSD; Frick & Hare, 2001). De APSD wordt gezien als een goede neerwaartse vertaling van het psychopathieconstruct van volwassenen en is een efficiënt meetinstrument om psychopathische tendensen na te gaan bij jongeren. De peiling naar de psychopathische tendensen bij de jongere kan aan de hand van de APSD via de ouders, de leerkrachten of de jongere zelf bevraagd worden (Sadeh et al., 2009). De APSD impliceert een psychopathie construct met een drie factorenmodel bestaande uit affectieve, interpersoonlijke en gedragsmatige dimensies. De bijhorende subschalen bevatten respectievelijk Kille niet-emotionele trekken, Narcisme en Impulsiviteit (Frick et al., 2000; Vitacco, Rogers, & Neumann, 2003). De niet emotionele trekcomponent omvat het gebrek van schuldgevoel, empathie en medelijden (Frick, Obrien, Wootton, & McBurnett, 1994). De correlerende maladaptieve trekken, gemeten met de DIPSI zijn: lage Compulsiviteit, hoge Onwelwillendheid en lage emotionele stabiliteit (Decuyper, De Bolle, De Fruyt, & De Clercq, 2011). De impulsieve trekcomponent omvat een zwakke impulscontrole, zoals kwaad worden wanneer men wordt verbeterd of het doen zonder nadenken. Ook delinquente gedragingen worden omvat door deze impulsieve trekcomponent (Frick et al., 1994). De narcistische trekcomponent omvat narcistische kenmerken, zoals grootheidswaanzin en zelfvoldaanheid (Centifanti, Kimonis, Frick, & Aucoin, 2013). Empirische evidentie wordt geboden voor de APSD, waarbij gesteld wordt dat deze vragenlijst betrouwbaar en valide is voor het voorspellen van relevante ontwikkelingsuitkomsten, zoals maladaptieve gedragingen en psychopathologie (Sadeh et al., 2009). Zo correleren de impulsiviteit- en Narcismefactoren sterk met metingen van de trekken typerend voor de oppositioneel opstandige gedragsstoornis, gedragsstoornissen en ADHD (Frick et al., 2000). De kille niet-emotionele factor wordt vooral geassocieerd met gewelddadige gedragingen (Kruh, Frick, & Clements, 2005). Psychopathie bij jongeren in detentie. In verschillende onderzoeken wordt evidentie geboden voor de associatie van psychopathie met een grotere stabiliteit en frequentie van antisociale gedragingen, meer ernstig en gewelddadige delinquente gedragingen, een vroege aanvang van criminele activiteit, vroege arrestaties door politie en vroege veroordelingen (Forth & Book, 2010; Kruh, Frick, & Clements, 2005; Van Baardewijk, Vermeiren, Stegge, & 13

20 Doreleijers, 2011). Binnen de context van jeugdcriminaliteit krijgt de toepassing van het psychopathieconstruct dan ook steeds meer aandacht binnen recentere onderzoeken (Vaughn & Howard, 2005). Voorts wordt psychopathie omschreven als een persoonlijkheidsconstruct dat gewoonlijk voorkomt in samenhang met achtenswaardige antisociale en criminele gedragingen (Clerckley, 1976). Zo kan aan de hand van het onderzoek van Salekin en collega s (2004) geconcludeerd worden dat er een gematigde tot hoge correlatie is tussen psychopathie bij jongeren en externaliserende problemen, zoals storende gedragingen. In de steekproef van Pechorro en collega s (2014), bestaande uit jongens die verblijven in een detentiecentrum voor jongeren, worden op basis van de APSD twee groepen jongeren onderscheiden: een groep met een hoog aantal psychopathische trekken en een groep met een laag aantal psychopathische trekken. Statistisch significante verschillen kunnen tussen deze twee groepen vastgesteld worden. Zo blijkt dat de jongens met een hogere mate van aanwezigheid van psychopathische trekken meer betrokken waren bij illegale activiteiten, de aanvang van het betrokken geraken in criminele feiten was vroeger, ze hadden proportioneel meer problemen met de wet, ze waren jonger toen ze voor het eerst problemen hadden met de wet, ze werden vaker opgenomen in een detentiecentrum voor jongeren en waren jonger toen ze voor het eerst werden opgenomen in zo n detentiecentrum. Deze bevindingen zijn daarbij consistent met studies die het psychopathie construct linken aan de vroegere aanvang van criminele activiteiten en vroegere aanvaringen met de politie en het gerecht (Pechorro et al., 2014). In bovenstaand literatuuroverzicht werden de constructen agressie, persoonlijkheid en persoonlijkheidspathologie uitgebreid uiteengezet. Deze verschillende constructen zijn gerelateerd aan elkaar, in die zin dat bepaalde persoonlijkheidstrekken mensen meer kwetsbaar maken voor het stellen van agressieve handelingen. Daarnaast kan op basis van Tackett (2006), gesteld worden dat de dimensionele benadering van deze constructen de beste verklaring voor de associaties van persoonlijkheid en psychopathologie bij kinderen en adolescenten biedt. Onderstaand literatuuroverzicht bespreekt dit verband meer in detail. Agressie en persoonlijkheid Het vijf-factorenmodel (Costa & McCrae, 1992a) is een bruikbaar instrument om de link tussen agressie en persoonlijkheid te begrijpen. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat de neuroticisme en de altruïsme dimensies in het bijzonder, geassocieerd lijken te zijn met agressie (Costa, McCrae, & Demborski, 1989; (Gleason, Jensen-Campbell, & Richardson, 2004; Graziano, JensenCampbell, & Hair, 1996; Miller, Lynam, & Leukefeld, 2003; Suls, 14

21 Martin, & David, 1998). De tegenovergestelde pool van altruïsme is antagonisme. Volgens Costa et al. (1989) zijn antagonistische mensen vijandig en prikkelbaar en ze zouden de nood hebben om anderen aan te vallen, te straffen of zich tegen anderen te verzetten. Bij een hoge mate van antagonisme heeft men de neiging tot wantrouwen en gaat men anderen als laag aanzien. Daarnaast gedragen deze hoogscoorders op de antagonismeschaal zich zo, zodat anderen die door hen niet worden gewaardeerd uitgesloten zouden worden. Tot slot lijken antagonistische personen een tekort te hebben in hun emotionele expressie en lijken ze niet interpersoonlijk met elkaar verbonden. Ze worden daarbij beschreven als koud, kil, ongevoelig en minachtend. Ook de neuroticisme dimensie wordt beschreven in associatie met agressie. De facetten van neuroticisme omvatten angst, kwade vijandigheid, depressiviteit, zelfbewustzijn en impulsiviteit. Hoog neurotische mensen kunnen niet goed omgaan met hun stress en zijn gevoelig voor irrationele gedachtegangen. Een onderscheid kan gemaakt worden tussen neurotische en antagonistische vijandigheid waarbij neurotische vijandigheid samengaat met hoge vormen van kwaadheid en het ervaren van woede. Antagonistische vijandigheid wordt gekenmerkt door kilheid, cynisme en een gebrek aan samenwerking. Deze twee persoonlijkheidsdimensies zouden dus volgens Costa et al. (1989) tot verschillende ontwikkelingspaden van agressief gedrag leiden. Ook het onderzoek van Sharpe en Desai (2001) wees op de predictieve waarde van altruïsme en neuroticisme met agressieve trekken. Verder kan bij de associatie van persoonlijkheid en agressie een primair onderscheid gemaakt worden tussen proactieve en reactieve agressie met de dimensie neuroticisme. Reactieve agressie lijkt gemiddeld tot sterk gerelateerd te zijn met alle facetten van neuroticisme. Reactieve agressie kent daarbij ook een sterkere correlatie met deze facetten dan proactieve agressie (Miller & Lynam, 2006). Agressie en maladaptieve trekken Over verschillende studies heen lijkt agressief gedrag gelinkt te zijn aan bepaalde maladaptieve trekken (Bettencourt et al., 2006). Voorts wordt met de studie naar de relatie tussen levels van agressie en psychopathologie in het onderzoek van Hamerlynck et al. (2008) aangetoond dat de psychopathologische karakteristieken het meest prevalentie kennen in de agressieve groep van de adolescente meisjes in detentie. Uit dit cross-sectioneel onderzoek concludeerde men dat agressie een indicator kan zijn voor de aanwezigheid van een psychopathologie of vice versa. Ook aan de hand van het onderzoek van Tackett, Herzhoff, Reardon, De Clercq en Sharp (2014), dat een dimensionele trekbenadering hanteert, wordt evidentie geboden voor een sterke associatie tussen agressie bij jongeren en facetten van maladaptieve persoonlijkheid die kunnen worden nagegaan met de DIPSI. Deze studie wijst op 15

22 het sterke verband van agressie en alle Onwelwillendheid- en Emotionele Instabiliteitsfacetten. Zo zal een kind dat hoog scoort op de Onwelwillendheiddimensie en dus meer dominant, egocentrisch, irriteerbaar, afleidbaar, wanordelijk, hyperexpressief en hyperactief is, hoogstwaarschijnlijk meer agressief gedrag gaan stellen. Hetzelfde geldt voor kinderen die gekenmerkt worden door een Emotionele Instabiliteit. Zo zullen kinderen en jongeren die meer angstige, depressieve trekken en meer afhankelijkheidsproblematieken vertonen meer kans hebben zich agressief te gaan gedragen. Prospectieve associaties tussen negatief affect of neuroticisme en agressief gedrag bij kinderen werden reeds geïdentificeerd (Rothbart et al., 1994). Om de relatie tussen dat negatief affect en agressie beter te kunnen verklaren, werden bijkomende onderzoeken naar onderliggende mechanismen zoals emotionele regulatie, uitgevoerd (Donahue, Goranson, McClure, & Van Male, 2014). Emotionele regulatie reflecteert de set van processen die een invloed hebben op de emoties waarover men beschikt en hoe men deze emoties uit en ervaart (Gross, 2013). Daarbij weerspiegelt emotionele dysregulatie de maladaptieve manieren waarop een persoon emotionele toestanden ervaart en beantwoordt (Werner & Gross, 2010). Zo kan aangetoond worden dat de emotionele dysregulatie bij adolescenten agressieve gedragingen in de toekomst voorspelt, hoewel psychopathologie in het algemeen geen tekorten in latere emotieregulatie voorspelt. Deze bevinding biedt evidentie voor emotionele dysregulatie als risicofactor voor de brede verdeling van psychopathologische gevolgen, waarvan agressief gedrag in de adolescentie er één van is (McLaughlin, Hatzenbuehler, Mennin, & Nolen- Hoeksema, 2011). Ook bij volwassenen wordt evidentie geboden voor de mediatie van emotionele dysregulatie in de associatie van negatief affect en agressie (Donahue et al., 2014). Wanneer gebruik gemaakt wordt van het onderscheid tussen proactieve en reactieve agressie bij adolescenten, wordt vastgesteld dat de reactieve functies van agressie uniek geassocieerd zijn met metingen die gerelateerd zijn aan een gebrek van impulscontrole terwijl proactieve functies van agressieve gedragingen een unieke relatie vertonen met psychopathische kenmerken (Ostrov & Houston, 2008). Bij volwassenen die vooral proactief agressief gedrag stellen, wordt een grotere incidentie van persoonlijkheidsstoornissen en psychopathische trekken vastgesteld, dan bij reactief- en niet agressieve personen (Nouvion, Cherek, Lane, Tcherernissine, & Lieving, 2007) Agressie en psychopathie Enerzijds wordt consistent aangetoond dat hoewel psychopathische geweldplegers zowel proactief als reactief agressief zijn, psychopathie meer gerelateerd is aan instrumenteel ofte proactief geweld bij jongeren (Bezdjian, Tuvblad, Raine, & Baker, 2011; Fite, Raine, 16

23 Stouthamer-Loeber, Loeber, & Pardini, 2010; Fite, Stoppelbein, & Greening, 2009; Flight & Forth, 2007; Murrie, Cornell, Kaplan, McConville, & Levy-Elkon, 2004). Uit de meta-analyse van Blais, Solodukhin en Forth (2014) wordt dan ook een moderate, significante correlatie tussen psychopathie en proactief geweld aangetoond waarbij men aangeeft dat als de psychopathiescores stijgen, de ratings van proactief geweld ook stijgen. Anderzijds wordt met reactieve agressie een moderate, significante associatie gevonden met psychopathie. Vanuit deze meta-analyse wordt dus geen evidentie geboden voor de relatie van psychopathie en één functionele vorm van geweld. Wel is het verband tussen psychopathie en proactief geweld sterker met betrekking tot het interpersoonlijke facet en de daar bijhorende Kille nietemotionele trekken van psychopathie. In de literatuur wordt de rol van de Kille niet-emotionele trekken dan ook vaak geassocieerd met een meer ernstig en agressief type van jongeren in detentie (Caputo, Frick, & Brodsky, 1999; Kruh et al., 2005). Verder wees deze meta-analyse ook op een verband tussen reactief geweld en psychopathie, dit met betrekking tot het interpersoonlijke en het gedragsmatige facet en de daarbij horende narcistische en impulsieve trekken. Bijgevolg is de volledig antisociale levensstijl van de psychopaat belangrijk voor de verklaring van beide types van agressie. Wanneer de drie verschillende agressieprofielen bij jongeren in detentie worden nagegaan, wordt gevonden dat de groep die zowel proactief als reactief agressief gedrag stelt, in meerdere mate agressie, impulsiviteit en Kille niet-emotionele trekken zal vertonen dan de niet agressieve of enkel reactief agressieve groep (Stickle, Marini, & Thomas, 2012). In het onderzoek van Perenc en Radochonski (2014) worden psychopathische trekken nagegaan aan de hand van de APSD die werd ingevuld door de leerkrachten van de jongere. Verschillende significante correlaties tussen psychopathische trekken en agressie bij adolescenten worden door middel van dit onderzoek naar voor gebracht. Ten eerste, is de gevonden associatie tussen de totale APSD score en proactieve agressie het sterkst. Ten tweede, kent de psychopathie trek impulsiviteit, die ook verband houdt met proactieve agressie, de grootste associatie met reactieve agressie. Ten derde, is er een associatie van de Narcisme en Kille niet-emotionele trekken met beide types agressie, maar hier is de associatie met reactieve agressie het sterkst. Daarentegen wordt in onderzoek gedaan bij jongens die verblijven in een detentiecentrum aangetoond dat de Narcisme trek van psychopathie, uniek proactieve vormen van agressie voorspelt. De auteurs van deze studie suggereren dat deze associatie mogelijks verklaard kan worden op basis van de emotionele reactiviteit en de kenmerkende overwaakzaamheid naar sociale aanwijzingen voor afkeuring, dat typisch is bij jongeren met psychopathie gerelateerde Narcismetrekken. Tot slot suggereren de bevindingen binnen dit 17

24 onderzoek dat er twee soorten narcistische personen zijn, enerzijds personen die emotioneel stabiel zijn en die voornamelijk proactief agressief gedrag vertonen, en anderzijds personen die emotioneel labiel zijn en daarbij horend voornamelijk reactief agressief gedrag vertonen (Centifanti et al., 2013). Ook de Kille niet-emotionele trekken bij adolescenten in detentie bleken een effect te hebben op de proactieve vormen van agressie, waarbij deze trekken geen moderator of mediator zijn van de relatie tussen de Narcismetrek en agressie. Op reactieve agressie heeft ook in dit onderzoek de impulsiviteitstrek het hoogste effect (Rasan & Costea- Barlutiu, 2013). Huidig onderzoek Binnen de hedendaagse samenleving is het aantal jongeren dat zich bezig houdt met wetsovertredende praktijken een opmerkelijk groeiend fenomeen. Voorts benadrukken enkele prominente onderzoekers, zoals Farrington, Loeber en Kalb (2001) de nood aan onderzoek bij delinquente jongeren om zo tot meer wetenschappelijke inzichten te komen. Op deze manier kunnen efficiënte therapeutische interventies volgens wetenschappelijke evidentie onderbouwd worden. Momenteel is er dan ook opnieuw belangstelling voor onderzoek bij jongeren in detentie (Pechorro et al., 2014). In bovenstaande uiteenzetting over de al beschikbare wetenschappelijke inzichten, wordt gewezen op de aanwezigheid van zowel agressie, als de maladaptieve persoonlijkheidstrekken met daaronder de psychopathische trekken, bij jongeren in detentie. Deze verschillende constructen zijn gerelateerd aan elkaar, in die zin dat bepaalde persoonlijkheidstrekken mensen meer kwetsbaar maken voor het stellen van agressieve handelingen. Met de huidige cross-sectionele studie worden de twee functionele vormen van agressie bij Vlaamse jongeren in detentie nagegaan en geassocieerd met hun persoonlijkheid. De jongeren hebben een leeftijd van dertien tot achttien jaar en verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie. Binnen dit onderzoek wordt agressie, met name proactieve en reactieve agressie, geanalyseerd, gaande vanuit de bevindingen van Polman en collega s (2007). Zo zou door een primaire focus op de twee functionele vormen van agressie, een onderscheid tussen de twee functionele constructen van agressie binnen de data gevonden moeten kunnen worden. Daarbij aansluitend wordt binnen dit onderzoek gesteund op de bevindingen van Raine et al. (2006) waarbij aangetoond werd dat er op basis van de RPQ een valide differentiatie kan gemaakt worden tussen proactieve en reactieve agressie bij kinderen en adolescenten. Door de bekomen 18

25 data, verkregen met de RPQ, ook te analyseren in het licht van de mogelijke agressieprofielen van de jongeren kan zoals bijvoorbeeld in de studies van Pang et al. (2013), Munoz et al. (2008) en Crapanzano, Frick en Terranova (2010) nagegaan worden of de drie agressieprofielen, met name de niet agressieve groep, de reactief agressieve groep en de gecombineerde proactief reactief agressieve groep, ook binnen deze dataset gerepliceerd kan worden. Zo wordt met dit deel van huidig onderzoek een persoonsgerichte benadering aan gegaan, waarbij deze identificatie van de agressieprofielen kan bijdragen aan (toekomstige) onderzoeken die de ontwikkelingspaden van deze agressieve groepen bestuderen en waarbij deze data dan ook op hun beurt kunnen bijdragen aan preventie en interventieprogramma s. Verder draagt huidig onderzoek ook bij aan de bestaande literatuur doordat de clusters van de agressieve gedragingen nagegaan zullen worden bij zowel meisjes als jongens die verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand. Door Pang en collega s (2013) werd aangetoond dat jongeren die criminele feiten plegen, vaak verhoogd scoren op zowel proactieve als reactieve agressie. In hun niet klinische sample adolescenten werd weinig evidentie geboden voor een puur proactief agressieve groep. Hoewel bij het onderzoek van Munoz en collega s (2008), gedaan bij enkel jongens in detentie, ook drie groepen agressieve jongeren gevonden werden, met name een reactief agressieve groep, een gecombineerde reactief-proactief agressieve groep en een relatief weinig agressieve groep, zal met huidig onderzoek op basis van de RPQ-data nagaan worden of er binnen deze steekproef een vierde, puur proactief agressief profiel gevonden kan worden. Als dit het geval zou zijn, zou er mogelijks sprake zijn van een agressieve subgroep die uniek gevonden kan worden bij jongeren die verblijven in detentie omwille van het plegen van een delict of door een problematische opvoedingssituatie. Bovendien zullen binnen huidig onderzoek de proactieve en reactieve agressieve gedragingen ook in verband gebracht worden met bepaalde persoonlijkheidstrekken van de jongeren, waarbij verbanden worden verwacht tussen het agressieve gedrag en de maladaptieve persoonlijkheidstrekken. Persoonlijkheid, met name de maladaptieve- en meer specifiek de psychopathische persoonlijkheidstrekken, wordt in deze studie getaxeerd aan de hand van een dimensionele trekbenadering waarbij het vijf-factorenmodel als basis dient voor de beschrijving van de persoonlijkheid bij de jongeren. Deze dimensionele benadering kent minder stigmatiserende implicaties (De Fruyt, De Clercq & De Bolle, 2008) en wordt het best gebruikt om onder meer psychopathische trekken bij jongeren na te gaan (Edens, Marcus, & Vaughn, 2011). Met de APSD worden de drie psychopathische trekfactoren, met name Kille niet-emotionele trekken, impulsiviteit en Narcisme, bij de jongeren uit deze steekproef nagegaan. Recent beschreven Pechorro en collega s (2014) een tekort aan onderzoek in Europa naar psychopathie bij 19

26 jongeren. Met deze scriptie kan dus bijgedragen worden aan dit tekort door huidig onderzoek te richten op adolescenten en meer specifiek door het onderzoek te doen bij een forensische jongerenpopulatie. Bij eerder uitgevoerde studies naar psychopathische trekken bij jongeren die verblijven in detentie, worden zowel Kille niet-emotionele trekken, Narcisme en impulsiviteit in verband gebracht met proactieve en reactieve agressie. De som van deze drie psychopathie gerelateerde persoonlijkheidstrekken gemeten met de APSD, houdt sterkst verband met proactieve agressie. Daarnaast worden sterke associaties gevonden tussen enerzijds impulsiviteit en reactieve agressie en anderzijds tussen Narcisme, Kille niet-emotionele trekken en proactieve agressie. De huidige studie draagt bij aan de onderzoeken naar psychopathische persoonlijkheidstrekken bij jongeren omwille van het simultaan testen van alle drie de componenten van een psychopathische persoonlijkheidsstijl bij zowel meisjes als jongens die verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand. Uit de wetenschappelijke literatuur is dan ook af te leiden dat de associatie van de narcistische trekken en het antisociaal gedrag niet vaak werd bestudeerd binnen een, al dan niet forensische, jongeren steekproef (Munoz & Frick, 2007). Wat de gegeven studie daarnaast nog bijzonder maakt is de brede omvang van het spectrum maladaptieve persoonlijkheidstrekken die in verband gebracht worden met proactieve en reactieve agressie bij de jongeren uit deze steekproef. Aan de hand van de DIPSI en de extra Bizar Gedrag module, wordt het hele spectrum maladaptieve persoonlijkheidstrekken van de jongeren belicht en kan een omvattend beeld gevormd worden van het maladaptief functioneren van de kinderen en jongeren die verblijven in detentie (Verbeke & De Clercq, 2014). Dus zowel de hogere orde factoren van de DIPSI en de Bizar Gedrag module, betreffende: Emotionele Instabiliteit, Onwelwillendheid, Introversie, Compulsiviteit en Bizar Gedrag als de psychopathische Kille niet-emotionele trekken, Narcistische- en Impulsiviteitstrekken, gemeten met de APSD worden aan reactieve en proactieve agressie gelinkt. Ook worden de eenendertig facetten behorend tot de DIPSI en de Bizar Gedrag module in rekening gebracht. Zo draagt huidig onderzoek uniek bij aan de bestaande literatuur, in die zin dat de DIPSI facetten in eerder onderzoek nog niet werden gelinkt met proactieve en reactieve agressie. Daarnaast is het opvallend dat de meeste studies die onderzoek doen naar agressie en maladaptieve persoonlijkheidstrekken met daaronder de psychopathische trekken, zich vooral richten op jongens. Deze studie is dan ook een aanvulling voor de bestaande literatuur, omwille van de bevraging van beide seksen. Samenvattend kunnen op basis van theorieën, voorgaande onderzoeken en bevindingen enkele onderzoeksvragen voor de huidige studie opgesteld worden: (1) Welke profielen of subgroepen van agressieve gedragingen kunnen er aan de hand 20

27 van een clusteranalyse onderscheiden worden bij de adolescenten van 13 tot 18 jaar die omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie, verblijven in een gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, als we ons baseren op de data verkregen met de RPQ? (2) Hoe hangen de functionele vormen van agressie samen met het hele spectrum van maladaptieve persoonlijkheidstrekken, waaronder ook psychopathische persoonlijkheidstrekken, bij jongeren van 13 tot 18 jaar die omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie, verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, als we ons baseren op de data verkregen met de RPQ, DIPSI, de extra Bizar Gedrag module en de APSD? (3) Welke rol spelen bepaalde persoonlijkheidstrekken in het stellen van proactieve en of reactieve agressieve gedragingen bij jongeren van 13 tot 18 jaar die omwille van het plegen van een delict verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen? Hypotheses Deze studie heeft als doel om enkele hypotheses in de genoemde volgorde van de onderzoeksvragen, te testen. De hypotheses zijn tevens gebaseerd op theorieën, voorgaande onderzoeken en bevindingen. Drie hypotheses zullen geëxploreerd worden: (1) Er worden vier subgroepen van agressieve gedragingen verwacht bij de jongeren van 13 tot 18 jaar die omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen. Volgende subgroepen met verschillen in mate en vorm van agressieve gedragingen worden verwacht: een reactief agressieve cluster, een cluster met zowel hoog proactief als reactief agressief gedrag, een relatief lage agressieve cluster en een puur proactief agressieve cluster. Om deze hypothese te toetsen wordt gebruik gemaakt van de data bekomen door de RPQ. Net als in de cluster analyse van Munoz en collega s (2008), Crapanzano, Frick en Terranova (2010) en de latere replicatie van Pang en collega s (2013) verwachten we drie clusters van agressieve gedragingen bij jongeren van onze steekproef, namelijk: een reactieve agressieve groep, een groep die zowel hoog proactief als reactief agressief gedrag vertoont en een lage agressieve groep. Bijkomend verwachten we binnen dit onderzoek een pure proactieve cluster te vinden die dan als uniek gezien kan worden voor criminele jongeren die in detentie verblijven. Samenvattend wordt er met deze hypothese gedoeld op een vierdelige differentiatie van agressieve gedragingen bij jongeren in detentie in Vlaanderen. Door het uitvoeren van deze 21

28 clusteranalyse brengen we de mogelijke correlatie tussen beide functionele vormen van agressie binnen een persoon in rekening. Zo wezen Bushman en Anderson (2010) op het feit dat personen zowel proactief als reactief agressief kunnen zijn en dat deze agressieve gedragingen zowel reactief als proactief gemotiveerd kunnen zijn. Door de clusteranalyse houden we dus met een dimensionele insteek rekening met een mogelijke overlapping van de subtypes van agressie. Zo is het aantonen van verschillen in agressie wel belangrijk maar niet steeds voldoende binnen de klinische praktijk waar clinici met personen en niet met variabelen in aanraking komen (Colins, 2016). (2a) Bij de jongeren van 13 tot 18 jaar die door het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, wordt verwacht dat het stellen van reactief agressief gedrag zal samenhangen met facetten behorend tot de maladaptieve persoonlijkheidstrekken Emotionele Instabiliteit, Onwelwillendheid en Bizar Gedrag. Daarnaast wordt verwacht dat proactief agressief gedrag positief verband zal houden met facetten behorend tot maladaptieve persoonlijkheidsdimensie Onwelwillendheid. Een negatief verband wordt verwacht met de facetten van de maladaptieve persoonlijkheidsdimensie Emotionele Instabiliteit. Om deze hypothese te toetsen wordt gebruik gemaakt van de data verkregen door de RPQ en de DIPSI met de extra Bizar Gedrag module. Verder is deze hypothese gebaseerd op het onderzoek van Tackett, Herzhoff, Reardon, De Clercq en Sharp (2014) dat wijst op de sterke associatie tussen agressie bij jongeren en alle schalen van de maladaptieve persoonlijkheidsdimensies Onwelwillendheid en Emotionele Instabiliteit. Door de recente samenvoeging van de Bizar Gedrag module met de DIPSI, bestaan er nog geen studies omtrent de associatie van Bizar Gedrag en de functionele vormen van agressie. Derhalve werd in het onderzoek van Verbeke en De Clercq (2014) echter wel een significante associatie gevonden tussen de Bizar Gedragstrekken en de agressie syndroomschaal van de Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach & Rescorla, 2001; Verhulst et al., 1996). Daarnaast wees het onderzoek van Raine, Fung en Lam (2011) op het verband tussen reactieve agressie en schizotypische trekken, dit zijn conceptueel gelijkende trekken aan de Bizar Gedrag trekken van de DIPSI (Verbeke & De Clercq, 2014). Op basis van deze bevindingen wordt verwacht dat binnen huidige steekproef een verband tussen de maladaptieve persoonlijkheidsdimensie Bizar Gedrag en reactieve agressie gevonden zal worden. (2b) Bij de jongeren van 13 tot 18 jaar die door het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, wordt verwacht dat zowel reactieve als proactieve agressie een samenhang kennen met psychopathische kenmerken waarbij de sterkste samenhang van 22

29 reactieve agressie met de Impulsiviteitstrek van psychopathie wordt verwacht. De sterkste samenhang van proactieve agressie wordt verwacht met de Kille niet-emotionele trekken en Narcistische psychopathie trekken. Daarnaast wordt een positief verband verwacht tussen de totale APSD score en proactieve agressie. Om deze hypothese te toetsen wordt gebruik gemaakt van de data verkregen door de RPQ en de APSD. De basis van deze hypothese ligt in de bevindingen van het onderzoek van Perenc en Radochonski (2014) en van Rasan en Costea-Barlutiu (2013). Binnen deze studies werden enerzijds verhoogde APSD scores teruggevonden bij beide vormen van agressief gedrag, waarbij anderzijds de sterkste associaties werden gevonden tussen enerzijds impulsiviteit en reactieve agressie en anderzijds tussen Narcisme, Kille niet-emotionele trekken en proactieve agressie. Met betrekking tot de totale APSD score wees het onderzoek van Perenc en Radochonski (2014) op de sterkste samenhang met proactieve agressie. Dit betekent dat personen met een hoge intensiteit van psychopathische trekken meer geneigd zullen zijn proactieve agressie te gebruiken. Deze bevindingen liggen tevens ook in lijn met voorgaande onderzoeken (Bezdjian et al., 2011; Fite et al., 2010; Fite et al., 2009; Flight & Forth, 2007; Murrie et al., 2004). (3) Bij de jongeren tussen 13 en 18 jaar die omwille van het plegen van een delict of een problematische opvoedingssituatie verblijven in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, wordt verwacht dat het stellen van proactief en/of reactief agressief gedrag voorspeld kan worden door hun persoonlijkheid. Deze veronderstelling wordt gemaakt in die zin dat de variantie van de agressieconstructen verklaard wordt door enerzijds de algemene maladaptieve persoonlijkheidstrekken, maar anderzijds ook door de specifieke psychopathieconstructen. Meer bepaald wordt dus verwacht dat bovenop de maladaptieve persoonlijkheidstrekken, ook de specifieke psychopathieconstructen een voorspellende waarde kennen voor het stellen van reactief of proactief agressief gedrag. Om deze hypothese te toetsen wordt gebruik gemaakt van de data verkregen door de RPQ, de DIPSI met extra Bizar Gedrag module en de APSD. Deze hypothese is gebaseerd op de bevindingen van Decuyper, De Bolle, De Fruyt en De Clercq (2011) waarbij gewezen wordt op de correlaten van de maladaptieve persoonlijkheidstrekken bij kinderen met psychopathische persoonlijkheidstrekken. Het gaat hierbij om de samenhang tussen hoge Onwelwillendheid scores, lage compulsiviteit scores en lage Emotionele Instabiliteit met Kille niet-emotionele trekken. De veronderstelling binnen huidig onderzoek wordt gemaakt dat beiden verklarend kunnen zijn en dus bijdragen aan het stellen van agressief gedrag. 23

30 Methode Participanten Voor de huidige studie werden 223 jongeren bevraagd die werden geplaatst in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen. Jongeren tussen twaalf en achttien jaar worden door een jeugdrechter aan dergelijke instellingen toegewezen. Een plaatsing gebeurt omwille van het plegen van een delict of omwille van een dringende problematische opvoedingssituatie (bijvoorbeeld spijbelgedrag, wegloopgedrag, agressie of prostitutie). Daarbij komt dat een opname in deze instelling dient gezien te worden als een finale maatregel waarbij andere mogelijke acties reeds werden ondernomen. Tevens is dit ook de meest strenge maatregel die opgelegd kan worden door de jeugdrechtbank. Uiteindelijk komen desbetreffende jongeren in aanmerking voor participatie aan huidig onderzoek wanneer aan volgende criteria wordt voldaan: (1) een plaatsing van ten minste één maand; (2) beschikken over een voldoende kennis van de Nederlandse taal; (3) het beschikken over de nodige cognitieve capaciteiten om te kunnen lezen of de gestelde vragen te begrijpen. Dergelijke criteria werden opgesteld in lijn van voorgaand onderzoek. De steekproef bestaat uit 223 jongeren, waaronder 122 jongens (54.5%) en 101 (45.1%) meisjes van 13 tot 18 jaar. De gemiddelde leeftijd van de jongeren binnen deze steekproef is jaar (SD = 1,10). Verder heeft het merendeel van de jongeren (60.7%) een Belgische origine en heeft 12.5 procent een gedeeltelijk Belgische origine. Ook Turkse, Marokkaanse, Nederlandse en andere origines werden binnen deze steekproef geregistreerd. Daarnaast is er ook een diversiteit in het aantal plaatsingen in een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand en rond de plaatsingsgrond op zich van de jongeren, waarneembaar. Het aantal plaatsingen kent een spreiding van 1 tot 6 waarbij 74.6% van de jongeren van de desbetreffende studie voor het eerst verblijft in een centrum voor Bijzondere jeugdbijstand. Mogelijke aanklachten voor de plaatsingsgrond van de jongeren zijn een vermogensdelict, geweld/agressie, middelen gerelateerd delict/gebruik, prostitutie, fugue, spijbelen, onbuigzaamheid/grenzeloos gedrag/onbegeleidbaarheid/mislopen van hulpverlening of project, wapenbezit, zelfbescherming/suïcidepoging/automutilatie, seksueel delict en een plaatsing in afwachting van andere plaatsing. Daarnaast komt binnen huidige steekproef van 223 jongeren naar voor dat slechts 34.4 procent een enkele plaatsingsgrond kent. Dit betekent dat het merendeel van de jongeren binnen deze steekproef geplaatst werden omwille van twee of meer plaatsingsgronden. Meer bepaald kent ongeveer drie vierde van de jongeren twee plaatsingsgronden. Daarbij aansluitend kent 90.2 procent van de jongeren uit de steekproef geen vierde plaatsingsgrond. De meest voorkomende aanklacht (21.9%) als eerste plaatsingsgrond betreft het onbuigzaam, onbegeleidbaar of het grenzeloos gedrag van de jongeren. Bij deze 24

31 plaatsingsgrond behoort ook het mislopen van hulpverlening of project. Alsook het vermogensdelict (20.5%), fugues (15.2%), geweld/agressie (13.8%) en middelengerelateerde delicten/gebruik (12.1%) omvatten de eerste plaatsingsgrond van de jongeren binnen deze steekproef. De aanklachten omtrent geweld/agressie (17.0%) en onbuigzaamheid/onbegeleidbaarheid/grenzeloosheid/mislopen van hulpverlening of project (13.4%) omvatten voornamelijk de tweede plaatsingsgrond. Tot slot werden de meeste jongeren geplaatst omwille van een misdrijf omschreven feit (68.8%), de overige 29.5 procent omvat plaatsingen omwille van een problematische opvoedingssituatie. Procedure Gegeven onderzoek werd enerzijds goedgekeurd door de kaderleden van de Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in kwestie, anderzijds werd er toegestemd voor huidig onderzoek door de ethische commissie van de faculteit van psychologie en pedagogische wetenschappen van de Universiteit Gent (2011/59). Steunend op een gestandaardiseerd protocol werden de participanten ingeschat en benaderd. Daarbij werden de jongeren individueel benaderd door een onderzoekster van de Ugent of door een haar opgeleide masterstudent en kregen zij zowel schriftelijk als focaal informatie met betrekking tot de doelstellingen, de inhoud en de duur van het onderzoek. Daarnaast werd de betrouwbaarheid van het omgaan met en de confidentialiteit omtrent de verschafte gegevens aan de jongeren verzekerd. Een informed consent werd voorafgaand het afnemen van de test ingevuld. De vragenlijsten zelf werden afgenomen gedurende een tijdspanne van drie dagen tot drie weken vanaf hun opname in het centrum. Een lokaal binnen het centrum werd voorzien voor het invullen van het onderzoeksmateriaal. Er werden geen financiële compensaties toegekend. Ook de ouders van de jongeren werden ingelicht in verband met de doelstellingen en de praktische aspecten van het onderzoek. Zij konden dan ook deelname van hun zoon of dochter aan het onderzoek weigeren. Instrumenten De opgestelde onderzoeksvragen gebaseerd op theorieën, voorgaande onderzoeken en bevindingen, worden nagegaan aan de hand van drie zelf-rapportage instrumenten namelijk de Reactive-Proactive Aggression Questionnaire (RPQ; Raine et al., 2006), de Dimensional Personality Symptom Itempool (DIPSI; De Clercq et al., 2006) en de extra Bizar Gedrag module (Verbeke & De Clercq, 2014), en de Antisocial Process Screening Device (APSD; Frick & Hare, 2001). 25

32 Reactive-Proactive Agression Questionnaire (RPQ). De RPQ (Raine et al., 2006) werd door alle 223 participanten van de huidige steekproef ingevuld. Met deze zelfrapportagevragenlijst wordt reactieve en proactieve agressie nagegaan bij jongeren aan de hand van 23 items, waarvan 11 items reactieve agressie meten (bijvoorbeeld: Heb je boos gereageerd als iemand je uitdaagde of Ben je kwaad geworden of heb je anderen geslagen als je geplaagd werd ) en 12 items proactieve agressie meten (bijvoorbeeld: Heb je fysiek geweld gebruikt om anderen te laten doen wat jij wilde of Heb je gevochten om te laten zien wie de baas was ). Om de aanwezigheid en de frequentie van het mogelijke agressieve gedrag na te gaan, dienen de items beoordeeld te worden met nooit (0), soms (1) of vaak (2) (Cima, Raine, Meesters, & Popma, 2013). Op basis van de studie van Raine en collega s (2006) kan geconcludeerd worden dat proactieve en reactieve agressie op een betrouwbare en valide manier nagegaan kan worden op basis van deze korte zelf-rapportagevragenlijst vanaf een leeftijd van acht jaar. Daar bijkomend wijst aanvullend onderzoek op de validiteit en betrouwbaarheid van de Nederlandstalige RPQ (Cima et al., 2013). De betrouwbaarheids-coëfficiënten van de huidige studie zijn respectievelijk.83,.82 en.88 voor de proactieve subschaal, de reactieve subschaal en de totale score van de RPQ. Dit betekent dat de scoreverschillen van de subschalen dan ook ware scoreverschillen representeren en dat de onderverdeling in proactieve agressie en reactieve agressie op basis van de RPQ, binnen deze steekproef dus een betrouwbare onderverdeling is. Dimensional Personality Symptom Itempool for Children (DIPSI) en Bizar Gedrag module. Aan de hand van de DIPSI en de Bizar Gedrag module (De Clercq et al., 2006; Verbeke & De Clercq, 2014) wordt het hele spectrum van maladaptieve trekken bij alle participanten van de huidige steekproef nagegaan. De 172 vragen van de DIPSI worden beoordeeld op een vijf-punts likertschaal, waarbij de jongeren kunnen aangeven of bepaalde vragen nauwelijks kenmerkend (1) tot heel kenmerkend (5) voor hen zijn. Aan de hand van deze scores kunnen volgende 27 facetten ofte symptoomclusters gedestilleerd worden, namelijk: hyper-expressiviteit, hyper-activiteit, dominantie-egocentrisme, impulsiviteit, agressieirriteerbaarheid, wanorde, afleidbaarheid, risicogedrag, Narcisme, affectieve labiliteit, weerspannigheid, gebrek aan empathie, afhankelijkheid, algemene angst, gebrek aan zelfvertrouwen, onveilige hechting, onderdanigheid, ineffectieve coping, scheidingsangst, depressiviteit, inflexibiliteit, verlegenheid, teruggetrokken gedrag, achterdocht, extreme prestatiemotivatie, perfectionisme en extreme orde. Deze 27 facetten kunnen daarbij op hun beurt hiërarchisch georganiseerd worden in de vier maladaptieve persoonlijkheidsdimensies: Onwelwillendheid (bijvoorbeeld: Ik ben snel geïrriteerd ), Emotionele Instabiliteit 26

33 (bijvoorbeeld: Ik laat me door iedereen ompraten ), Introversie (bijvoorbeeld: Ik denk dat andere kinderen me willen bedriegen ) en Compulsiviteit (bijvoorbeeld: Ik verlang dat alles in mijn leven tot in de puntjes georganiseerd is ). Met de Bizar Gedrag module wordt de vijfde maladaptieve persoonlijkheidsdimensie, namelijk Bizar Gedrag nagegaan. Door de toevoeging van de schaal voor Bizar Gedrag, gemeten aan de hand van 22 vragen waarbij de jongere kan aangeven of de vragen nauwelijks kenmerkend (1) tot heel kenmerkend (5) zijn, kan de DIPSI als een meer omvattende taxonomie voor een maladaptieve persoonlijkheid bij kinderen en jongeren gezien worden (Verbeke & De Clercq, 2014). De Bizar Gedrag dimensie omvat de facetten overgevoeligheid voor gevoelens (bijvoorbeeld: Ik beleef soms sterke emoties waarin ik totaal opga ), extreme fantasieën (bijvoorbeeld: Ik leef soms in een fantasiewereld die niet past bij mijn leeftijd ), dagdromen (bijvoorbeeld: Ik mis soms delen van een gesprek omdat ik zo aan het dagdromen ben ) en bizarre gedachten en gedragingen (bijvoorbeeld: Anderen vinden mijn gedrag soms raar ). Verbeke en De Clercq (2014) wezen op de hoge betrouwbaarheid en validiteit van de DIPSI en de bijhorende extra Bizar Gedrag module. Met een Cronbach s alpha van.97 voor de dimensie Onwelwillendheid, van.96 voor de dimensie Emotionele Instabiliteit, van.92 voor Introversie, van.87 voor de Compulsiviteitsschaal en.94 van de dimensie Bizar Gedrag, kan gesteld worden dat er sprake is van een sterke interne consistentie. Dit betekent dat de scoreverschillen weergegeven door de verschillende subschalen dan ook ware scoreverschillen representeren. De facetschalen kennen een spreiding van Cronbach s alpha s tussen.47 (onveilige hechting) en.89 (ineffectieve coping), en kent een mediaan van.79. Antisocial Process Screening Device (APSD). De APSD (Frick & Hare, 2001) is een vragenlijst die psychopathische trekken bij jongeren nagaat. Deze vragenlijst kan daarbij gezien worden als een neerwaartse uitbreiding van de PCL-R; een vragenlijst die peilt naar psychopathische trekken bij volwassenen (Lee, Vincent, Hart, & Corrado, 2004). De APSDvragenlijst heeft twee verschillende vormen waarbij deze verschillen in vraagstelling, dit in functie van wie de informant is. Zo kan de APSD ingevuld worden door de ouders en de leerkrachten van de jongere of door de jongere zelf (Sadeh et al., 2009). Oorspronkelijk werd de APSD opgesteld voor de ouders en leerkrachten, waarbij geoogd wordt op een inschatting van psychopathische trekken van kinderen tussen 6 en 13 jaar. Op basis van twintig vragen kunnen drie clusters van psychopathische symptomen gedifferentieerd worden onder volgende subschalen: Kille niet-emotionele trekken, Narcisme en Impulsiviteit. Later werd een zelfrapportage versie van de APSD ingevoerd om de psychopathische trekken bij adolescenten na te gaan. De zelf-rapportage vragenlijst kent dezelfde vragen als de APSD opgesteld voor de ouders en de leerkrachten van de jongere, met het enige verschil dat de items voor de zelf- 27

34 rapportagevragenlijst in eerste persoon omschreven worden (Lee et al., 2004). De ontwikkeling van deze zelf-rapportage vragenlijst werd vooropgesteld op basis van het idee dat zelfrapportages meer betrouwbaar en valide worden in de adolescentie. Alsook specifiek voor forensische steekproeven wordt deze benadering van de psychopathische trekken bekrachtigd omdat er geen ouders of leerkrachten beschikbaar zijn voor dergelijke bevragingen (Frick et al., 2000). Aan de hand van een confirmatorische factoranalyse (CFA), gedaan in de studie van Vitacco en collega s (2003) werd ook de hierboven drie-factorstructuur gevonden als de beste fit voor de APSD-zelf-rapportagevragenlijst. In de huidige studie wordt gebruik gemaakt van een geautoriseerde Vlaamse versie van de APSD zelf-rapportagevragenlijst. Deze werd dan ook ingevuld door alle jongeren van de steekproef. De review van Vaughn en Howard (2005) wijst op de evidentie uit verschillende onderzoeken voor de betrouwbaarheid en validiteit van de APSD zelf-rapportage vragenlijst. De twintig vragen kunnen door de adolescenten beantwoord worden op een ordinale drie-puntenschaal met 0 (de uitspraak is helemaal niet op mij van toepassing), 1 (de uitspraak is een beetje op mij van toepassing) en 2 (deze uitspraak is helemaal op mij van toepassing). Bijgevolg kennen de totale scores van de APSD een spreiding van 0 tot 40. Omdat er bij de factor Kille niet-emotionele trekken één item is waarbij de Cronbach s alpha beduidend stijgt wanneer het item verwijderd zou worden (α =.50), wordt het desbetreffend item ( Je toont niet wat je voelt of denkt ) binnen deze studie weggelaten. Verder zijn de betrouwbaarheids-coëfficiënten respectievelijk.50,.66,.60 en.68 voor de factoren Kille niet-emotionele trekken, Narcisme, impulsiviteit en de totale score van de APSD. De betrouwbaarheid van de factoren zijn in mindere mate gunstig. Daarentegen is de Cronbach s alpha van de totaalscore marginaal en dus bij benadering acceptabel (.68). Deze bevindingen liggen in lijn met de bevindingen van Munoz en Frick (2007), waar ook minder gunstige Cronbach s alpha maten bevonden werden voor de subschalen van de zelf-rapportage versie van de APSD. Hoewel deze bevindingen rond de eerder lage interne consistentie van de APSD subschalen, wijzen zij op een aanvullende positieve evidentie met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit van de scores bekomen met de APSD zelf-rapportagevragenlijst. Zo blijkt dat de stelling die poneert dat jongeren trekken geassocieerd met psychopathie gaan onderrapporteren omwille van de sociale ongepastheid (Andershed, Gustafson, Kerr, & Stattin, 2002), verworpen kan worden. Ook de gevonden correlaties tussen de zelf-rapportagevragenlijst en de vragenlijst ingevuld door de ouders, wijzen op een evidentie voor een betrouwbaar gebruik van de zelf-rapportage scores. Alsook de gevonden relatief hoge structurele stabiliteit van de bekomen totale APSD-scores, biedt een bijkomende evidentie voor de betrouwbaarheid en validiteit van de APSD zelf-rapportagevragenlijst. 28

35 Opzet Dit onderzoeksproject kan gezien worden als een cross-sectionele studie waarbij op een kwantitatieve manier aan onderzoek wordt gedaan. Op basis van een literatuurstudie worden onderzoeksvragen en hypothesen opgesteld waarbij het de bedoeling is om aan de hand van de data, bekomen door middel van de drie eerder omschreven retrospectieve zelfrapportagevragenlijsten, de onderzoeksvragen en hypothesen te toetsen. Analyses Door middel van SPSS (Statistical Package for Social Sciences, versie 23) wordt de data geanalyseerd. De interne consistentie van de verschillende instrumenten wordt met Cronbach s alpha s (α) berekend. Deze betrouwbaarheidscoëfficiënten dienen daarbij als volgt geïnterpreteerd te worden: <.60 = onvoldoende; = marginaal; = acceptabel; = goed, en.90 of hoger = excellent (Barker, Pistran, Elliot, 1994). Om de opgestelde hypothesen na te gaan worden verschillende vormen van analyses uitgevoerd. Zo wordt voor de eerste hypothese een persoonsgerichte benadering gehanteerd waarbij er een clusteranalyse wordt uitgevoerd. Het doel van clusteranalyses is om een natuurlijke groepering van een set van patronen, punten of objecten te vinden. Het is daarbij de bedoeling om de data te groeperen in groepen waarbij de gelijkenissen tussen de objecten in dezelfde groep groot zijn en waarbij de gelijkenissen tussen objecten in verschillende groepen laag zijn (Jain, 2010). Gebaseerd op de opzet en analyses van voorgaande onderzoeken naar de agressie clusters (Colins, 2016; Crapanzano et al., 2010; Pang et al., 2013), worden k-means cluster analyses bij de scores van de RPQ subschalen van de huidige steekproef uitgevoerd. Voordat het K-means algoritme voor de clusteranalyse van de scores op de proactieve en reactieve subschaal van de RPQ wordt uitgevoerd, dienen de ruwe scores van alle participanten omgezet te worden in een standaardscore, namelijk de z-score. Voor de tweede hypothese, onderdeel a en b, wordt exploratorisch te werk gegaan waarbij aan de hand van een bivariate analyse de Pearson correlaties worden berekend. Dit tussen de gemiddelde scores van enerzijds de RPQ subschalen en de DIPSI en de extra Bizar Gedrag facetten en hogere dimensies, en anderzijds tussen de gemiddelde scores van de RPQ subschalen en de APSD facetten. Volgens Cohen (1988) dienen correlaties tussen.30 en.50 als gemiddeld beschouwd te worden waarbij correlaties.50 als sterke correlaties gezien worden. Deze differentiatie wordt binnen de analyse van de correlaties dan ook gevolgd. Vervolgens wordt voor de derde hypothese een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd om na te gaan in welke mate maladaptieve persoonlijkheid voorspellend is voor het stellen van agressief gedrag. Zo wordt de incrementele validiteit van psychopathische trekken nagegaan bovenop de DIPSI factoren, in de voorspelling van proactief en reactief agressief 29

36 gedrag. Het voorgestelde model omvat drie stappen waarbij de eerste stap controleert voor de variabele geslacht. De tweede stap voegt de DIPSI en Bizar Gedrag domeinen toe. Tot slot omvat de derde stap de toevoeging van de APSD factoren. Resultaten Definiëring van agressie clusters De k-means cluster analysetechniek wordt toegepast op de volledige steekproef waarbij 2, 3, 4 en 5 clusters worden opgesteld en vergeleken (Figuur 1). In deze vooropgestelde clusters dragen zowel de scores van de proactieve en reactieve agressieschaal significant bij tot de toewijzing van de participanten aan de clusters. De voorgestelde 2-clusteroplossing resulteert in een onderscheid tussen een agressieve groep (n=104) en een niet agressieve groep (n=103). De 3-delige clusteroplossing resulteert in een onderscheid tussen een niet agressieve groep (n=70), een voornamelijk reactief agressieve groep (n=76) en een gemengde proactieve en reactieve groep (n=61). De voorgestelde verdeling van de participanten op basis van 4 clusters resulteert in een gemengde proactieve-reactieve agressieve groep (n=42), een niet agressieve groep (n=64), een voornamelijk proactief agressieve groep (n=41) en een voornamelijk reactief agressieve groep (n=60). Tot slot resulteert de vijfdelige clusteroplossing in een niet agressieve cluster (n=50), een gemengde proactieve en reactieve cluster (n=17), een voornamelijk proactieve cluster (n=43), een voornamelijk reactieve cluster (n=31) en een minimale reactieve agressieve cluster (n=66). Figuur 1. De voorgestelde clusters op basis van k-means clusteranalyse 30

3/12/2009 PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN. ITEMS PCL-R (Hare, 2001) PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN DIMENSIONEEL PERSPECTIEF

3/12/2009 PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN. ITEMS PCL-R (Hare, 2001) PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN DIMENSIONEEL PERSPECTIEF PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN MIEKE DECUYPER UNIVERSITEIT GENT PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN Definiërende kenmerken PSYCHOPATHIE: - gedragsmatig: impulsief, vaak risico s nemen, betrokken in

Nadere informatie

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Persoonlijkheidspathologie in adolescenten: een dimensionele benadering Het concept persoonlijkheid duidt op een breed scala aan individuele verschillen in consistente manieren van denken,

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 20.07.2017 Screening INLEIDING DAPP-BQ 2/22 Inleiding De DAPP Screening is de verkorte versie van de DAPP-BQ,

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/54850 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Zwaanswijk, W. Title: Psychopathy in 3D : using three dimensions to model psychopathic

Nadere informatie

Psychopathische trekken vanuit een maladaptief trekperspectief bij jeugddelinquenten

Psychopathische trekken vanuit een maladaptief trekperspectief bij jeugddelinquenten Academiejaar 2013-2014 Eerstesemesterexamenperiode Psychopathische trekken vanuit een maladaptief trekperspectief bij jeugddelinquenten Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN

HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN Opleiding Jeugdgezondheiszorg Eline Van Hoecke Medische Psychologie Kinderen en Jongeren UZ Gent 30 maart 2012 1 OVERZICHT 1.

Nadere informatie

HiPIC. Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Nederlandse versie

HiPIC. Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Nederlandse versie HiPIC Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen HTS Report ID 5105-7035 Datum 20.07.2017 Nederlandse versie Informant: Vader INLEIDING HiPIC 2/24 Inleiding Dit rapport bevat de scores op

Nadere informatie

Psychopathische trekken bij jongeren vanuit een DSM-5 trekperspectief

Psychopathische trekken bij jongeren vanuit een DSM-5 trekperspectief Academiejaar 2013-2014 Eerstesemesterexamenperiode Psychopathische trekken bij jongeren vanuit een DSM-5 trekperspectief Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,

Nadere informatie

N ederlandse samenvatting

N ederlandse samenvatting N ederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Alle kinderen doen wel eens dingen die niet mogen of waarmee ze anderen benadelen. Maar, sommige kinderen doen dat vaker dan andere. Het is bekend dat

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter

Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5 M.A. Louter 6-9-2016 2 Casusbespreking Ivo Croon, 32 jaar Doorverwezen voor psychisch onderzoek door werkgever Leek bij sollicitatie gekwalificeerd (2 diploma s) Echter:

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

HTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam NEO-PI-3 Persoonlijkheidsvragenlijst HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Basisrapport NEO-PI-3 Inleiding 2 / 22 INLEIDING Dit rapport bevat de scores op de NEO-PI-3 persoonlijkheidsvragenlijst. De

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 19.07.2017 Standaard INLEIDING DAPP-BQ 2/29 Inleiding De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.

Nadere informatie

Scelta is onderdeel van

Scelta is onderdeel van DSM 5 PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN Lucas Goessens, psychiater Annika Cornelissen, klinisch psycholoog SECTIE II (categoraal perspectief) Cluster A Paranoïde PS Schizoïde PS Schizotypische PS Cluster B Antisociale

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

DAPP-BQ Standaard. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit

DAPP-BQ Standaard. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit DAPP-BQ Standaard Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 4589-17 Datum 05.11.2014 DAPP-BQ Inleiding 2 / 21 INLEIDING De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Prof. Dr. Bas van Alphen b.van.alphen@mondriaan.eu Epidemiologie Beloop Five Factor Model (FFM): Neuroticisme, Extraversie, Openheid nemen af op latere leeftijd,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Temperamentsprofielen bij verslaving

Temperamentsprofielen bij verslaving 17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

HiPIC. Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen. HTS Report. Jacob Jones ID 256-123 icode 123456 Datum 25.11.2014. Nederlandse versie

HiPIC. Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen. HTS Report. Jacob Jones ID 256-123 icode 123456 Datum 25.11.2014. Nederlandse versie HiPIC Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen HTS Report ID 256-123 icode 123456 Datum 25.11.2014 Nederlandse versie Informant: Billie père HiPIC Inleiding 2 / 19 INLEIDING Dit rapport

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN

DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN Beheersing van emoties en gedrag Rechten van anderen Conflict met maatschappelijke normen en waarden Indeling Gedragsstoornissen in DSM 5 Oppositioneel-Opstandige Stoornis

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP S-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese Prof. dr. Sarah De Pauw - Dra. Lisa Dieleman

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

De samenhang tussen afname van agressie door Alles Kidzzz, sekse en persoonlijkheid. Annemieke Broekhuis

De samenhang tussen afname van agressie door Alles Kidzzz, sekse en persoonlijkheid. Annemieke Broekhuis De samenhang tussen afname van agressie door Alles Kidzzz, sekse en persoonlijkheid. Annemieke Broekhuis juni 2010 De samenhang tussen afname van agressie door Alles Kidzzz, sekse en persoonlijkheid. Annemieke

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

De ene klap is de andere niet Ontwikkeling en aanpak van agressief gedrag

De ene klap is de andere niet Ontwikkeling en aanpak van agressief gedrag De ene klap is de andere niet Ontwikkeling en aanpak van agressief gedrag Prof.dr. Bram Orobio de Castro Ontwikkelingspsychopathologie Universiteit Utrecht Diagnostiek Aanpak - overzicht - Misverstanden

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

DAPP-BQ Screening. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit

DAPP-BQ Screening. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit DAPP-BQ Screening Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 4589-17 Datum 05.11.2014 DAPP-BQ Inleiding 2 / 20 INLEIDING De DAPP Screening is de verkorte versie van de DAPP-BQ, een dimensionale

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren

Nadere informatie

Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid

Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid Convergentie tussen persoonlijkheidsvragenlijsten voor normale en psychopathologische persoonlijkheid Alev Kutluer Bachelorthese Klinische Psychologie UvA

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

Hoofdstuk 3 hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Dutch summary Chapter 7 Het concept psychopathie duidt op een complexe problematiek met patholologische afwijkingen op affectief, interpersoonlijk en gedragsmatig gebied. Psychopaten worden beschreven

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Lucres Nauta-Jansen onderzoeker kinder- en jeugdpsychiatrie VUmc Casus Ronnie jongen van 14, goed en wel in de puberteit onzedelijke handelingen bij 5-jarig

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Retrospectief onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij jongvolwassen psychiatrische patiënten met persoonlijkheidspathologie.

Retrospectief onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij jongvolwassen psychiatrische patiënten met persoonlijkheidspathologie. Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2007 08 Eerste Examenperiode. Retrospectief onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij jongvolwassen psychiatrische

Nadere informatie

CHAPTER 7. Nederlandse samenvatting

CHAPTER 7. Nederlandse samenvatting CHAPTER 7 Chapter 7 NEDERLANDSE SAMENVATTING Antisociaal gedrag bij jongeren kenmerkt zich door grensoverschrijdende handelingen die niet worden geaccepteerd binnen de normen van het gezin, de school en

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

Naar een trekperspectief op autisme: De rol van Bizar Gedrag

Naar een trekperspectief op autisme: De rol van Bizar Gedrag FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Academiejaar: 2015-2016 Tweedekansexamenperiode Naar een trekperspectief op autisme:

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Dit proefschrift richt zich op het individuele, dyadische, en groepsniveau van complexiteit binnen gezinnen met adolescente kinderen. De gezinnen die werden bestudeerd bestonden

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Oude wijn, oude zakken? Geert Lefevere klinisch psycholoog

Persoonlijkheidsstoornissen Oude wijn, oude zakken? Geert Lefevere klinisch psycholoog DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen Oude wijn, oude zakken? Geert Lefevere klinisch psycholoog AZ Sint-Jan Brugge AV 28-11-2014 Is er nieuws? Nee DSM-5 = DSM-IV: definitie A. duurzaam patroon van innerlijke

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN VANUIT EEN INTEGRATIEF

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007 2008 Eerste Examenperiode Retrospectief onderzoek naar het psychosociaal functioneren bij volwassen drugspatiënten Sciptie neergelegd

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen PAUL VAN DER HEIJDEN MIRIAM VAN VESSEM Inhoud 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? 2. Hoe vaak komt het voor? 3. Hoe stellen we een persoonlijkheidsstoornis vast? 4. Wat

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

Achtergronden bij het instrument

Achtergronden bij het instrument Achtergronden bij het instrument P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55 90 15 www.picompany.nl servicedesk@picompany.nl

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

To Know Personality Is to Measure it. Introducing a Dutch Brief Form of the Multidimensional Personality Questionnaire. A.

To Know Personality Is to Measure it. Introducing a Dutch Brief Form of the Multidimensional Personality Questionnaire. A. To Know Personality Is to Measure it. Introducing a Dutch Brief Form of the Multidimensional Personality Questionnaire. A. Eigenhuis Persoonlijkheid meten is het weten Een Nederlandse korte versie van

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

De schalen van de DAPP en persoonlijkheidsstoornissen van de DSM

De schalen van de DAPP en persoonlijkheidsstoornissen van de DSM De schalen van de DAPP en persoonlijkheidsstoornissen van de DSM In de twee meest gebruikte classificatiesystemen voor psychische stoornissen, de DSM en ICD, worden de criteria voor een diagnose per stoornis

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting In dit proefschrift is agressief en regelovertredend gedrag van (pre)adolescenten onderzocht. Vanuit een doelbenadering (Sociale Productie Functie

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Borderline, waar ligt de grens?

Borderline, waar ligt de grens? Borderline, waar ligt de grens? Themadag georganiseerd door Friese werkgroep Labyrinth-In Perspectief 23 november 2002 Programma 10.00 10.15 10.20 11.00 11.15 11.45 12.15 13.00 14.00 15.00 Ontvangst met

Nadere informatie

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 Inhoud DSM IV -> DSM 5 DSM IV: Schizofrenie als kernsyndroom Even stilstaan bij SCHIZOFRENIE Kritiek op DSM IV Overzicht DSM 5 Schizofrenie (1) Epidemiologie:

Nadere informatie