Advies van Voorbereidingscommissie I aan het CCvD Archeologie

Transcriptie

1 Advies aan CCvD Archeologie: Eisen aan actoren en registratie van actoren Advies van Voorbereidingscommissie I aan het CCvD Archeologie Definitieve versie 1.0 SIKB biedt instrumenten voor eenvoudiger en beter bodembeheer

2 Samenvatting advies Op verzoek van het CCvD Archeologie heeft Voorbereidingscommissie I zich gebogen over de (certificeerbaarheid van de) eisen aan actoren uit KNA Bijlage II en de registratie van individuen, waaronder OZP-ers, in het kader van de voorgenomen certificering. Deze vraag is gesteld ter voorbereiding op het maken van een certificeringsregeling Archeologie die invulling moet geven aan de voorgenomen verplichte certificering door de Minister OC&W. Voorbereidingscommissie I komt tot de volgende adviezen (adviezen volgen uit de hoofdstukken): Eisen aan actoren: 1. De eisen aan actoren moeten SMART worden omschreven, waarbij de kenniscomponent zich vooral richt op de kwaliteit en niet zozeer op jaren werkervaring. 2. Geadviseerd wordt om de eisen aan te passen aan (1) de doorlooptijd van de ervaring, met een meetbare ondergrens van het aantal jaar ervaring, en (2) de kwaliteit van de rapportage (in ieder geval voor senioren) door een eis van het aantal rapportages als eerste auteur. Daarnaast wordt geadviseerd vrije velden voor kennis/competenties een rol te laten spelen bij de registratie. 3. Alle KNA Specialisten moeten een senior KNA niveau [specialisme] krijgen. 4. Geadviseerd wordt om de rol van Leidinggevende in de KNA te laten vervallen en de betreffende taken te laten vallen onder verantwoordelijkheid van een actor op het minimale niveau van KNA-archeoloog MA. Registratie individuen: 5. De hele Voorbereidingscommissie, met uitzondering van de VOiA, adviseert om een register voor archeologen in te stellen, met inachtneming van de randvoorwaarden zoals in de adviezen hieronder zijn omschreven. Ook andere partijen zijn kritisch en zijn enkel voorstander van een register wanneer dit voldoet aan harde eisen waarmee het doel -kwaliteitsverhoging- gediend wordt. 6. Het register zal de functie moeten hebben van een verificatieregister, niet van een gouden gids, waarbij wel de mogelijkheid bestaat om nadere gegevens met betrekking tot specialismen en competenties in vrije velden in te vullen en op te vragen wanneer het registratienummer bekend is. 7. Geadviseerd wordt om, indien het advies van verificatieregister wordt opgevolgd, de mogelijkheid een goudengidsregister op te tuigen open te laten aan dat deel van de sector die dat wenselijk acht. 8. Geadviseerd wordt om de registratie alleen verplicht te stellen voor de kritieke KNA-actoren, waarvoor een protocol geldt, waarvoor certificatie wettelijk verplicht wordt. De overige KNA actoren (zoals de Depotbeheerder) kunnen zich op vrijwillige basis registeren. 9. Geadviseerd wordt om ook wanneer een vrijwillig certificaat wordt aangevraagd een registratie van de betreffende actoren een verplicht onderdeel moet zijn van deze certificering. 10. Geadviseerd wordt om één partij de registratie te laten opzetten en uitvoeren. 11. De Voorbereidingscommissie adviseert om de toets op deskundigheid van de actoren door dezelfde registrerende partij uit te laten voeren. NVAO, VOiA en NVvA geven de voorkeur aan een toetsing door verschillende partijen. Hierbij houdt de VoiA als enige partij binnen de voorbereidingscommissie de mogelijkheid open om als gecertificeerde werkgever de eigen medewerkers te toetsen. 12. Geadviseerd wordt voor een periodieke toets en nieuwe registeraanvragen de criteria vast te stellen aan de hand van de nieuw te formuleren eisen in de KNA, inclusief competenties en permanente educatie. 13. Geadviseerd wordt om in een overgangsregeling de huidige status van actoren, gebaseerd op de beoordeling van de RCE bij de afgifte van een opgravingsvergunning, te handhaven bij de toekomstige eerste registratie. 14. Geadviseerd wordt om het register toegankelijk te maken op basis van een registratienummer, waarmee de gegevens over de betreffende geregistreerde Pag 2 van 26

3 kunnen worden opgevraagd. Dit registratienummer wordt verstrekt door de registrator aan de geregistreerde, de CI, bevoegde overheid en opdrachtgevers. 15. Geadviseerd wordt om een systeem van permanente educatie (PE, puntensysteem) in te voeren, om de kennis- en competentieontwikkeling van geregistreerden periodiek te kunnen toetsen. 16. Geadviseerd wordt om de frequentie samen te laten vallen met de frequentie van toetsing van het certificaat, dus 4 jaar (cf. het advies van commissie II). 17. Geadviseerd wordt om de toetser van de toelatingstoets periodiek te controleren op juiste taakinvulling. Dit moet gebeuren door een partij met voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid. 18. Geadviseerd wordt om in de nadere uitwerking van registratie kennis te nemen van bijlage 6 Kosten registeren. Bij alle overwegingen hierboven is het aspect van de kosten voor registratie zo goed mogelijk meegewogen. 19. Geadviseerd wordt om een sanctiebeleid op te stellen. In een aparte bijlage is een aantal aandachtspunten voor het CCvD Archeologie gegeven. Deze punten vallen buiten het kader van dit advies, doch worden van voldoende belang geacht om apart onder de aandacht van het CCvD Archeologie te brengen. Deze punten betreffen: Voor de toekomst van afgestudeerde bachelors met veel praktische werkervaring is het van belang om na te denken over hun toekomstige rol in het systeem. In overweging nemen om nieuwe protocollen met eisen aan actoren voor advisering en directievoering te ontwikkelen, al dan niet onder certificering. Pag 3 van 26

4 Inhoudsopgave Samenvatting advies... 2 Inleiding Aanpassingen KNA Bijlage II, eisen aan actoren Registratie van individuen, inclusief OZP-ers... 8 Bijlage 1: Samenstelling Voorbereidingscommissie I Bijlage 2: Punten ter nadere overweging Bijlage 3: Voorbeeld SMART-eisen KNA actoren en competentie Bijlage 4: Actoren voor verplichte en vrijwillige registratie Bijlage 5: Scenario s registratie Bijlage 6: Kosten registreren Pag 4 van 26

5 Inleiding De Minister OC&W heeft aangegeven dat zij in de Erfgoedwet wil opnemen dat een aantal archeologische werkzaamheden (hoofdprocessen uit de KNA landbodem en KNA Waterbodem) onder een verplichte certificeringsregeling vallen. Tevens heeft zij aangegeven het beheer van deze certificeringsregeling in handen te geven van het Centraal College van Deskundigen Archeologie van de SIKB (hierna CCvD). Ter voorbereiding op deze taak heeft het CCvD drie Voorbereidingscommissies ingesteld om haar te adviseren over een aantal belangrijke thema s met betrekking tot de te ontwikkelen certificeringsregeling c.q. tot noodzakelijke herzieningen in de bestaande certificeringsregeling archeologie. Adviesvraag Voorbereidingscommissie I (samenstelling, zie bijlage 1) heeft zich gebogen over de eisen aan actoren volgens de huidige KNA Bijlage II en de vorm van registratie die de certificering zal dienen. Dit is gedaan aan de hand van twee hoofdvragen, die zijn gebaseerd op de notitie Operationaliseren kwaliteitssysteem Nederlandse Archeologie, SIKB, : 1. Zijn er met het oog op de certificering wijzigingen in KNA bijlage II (eisen aan actoren) in de KNA Land- en Waterbodems wenselijk en zo ja, welke en waarom? 2. Hoe kan de registratie van individuen (inclusief OZP-ers) het beste plaatsvinden (KNA status)? Vooraf aan de discussie stond de vraag centraal of registratie voor de beroepsgroep wel wenselijk is en welke voordelen de registratie zou kunnen opleveren. Opbouw van het advies In hoofdstukken 1 en 2 worden de hoofdvragen en de daaraan gekoppelde deelvragen van advies voorzien. Tijdens de bijeenkomsten werden door de Voorbereidingscommissie enkele deelvragen toegevoegd die relevant zijn om over de hoofdvraag advies uit te brengen. De adviezen zijn genummerd en voorzien van een toelichting en of een voorbeeld van een mogelijke uitwerkingsrichting. Enkele adviezen en overwegingen worden begeleid door een nadere uitwerking of voorbeelden die in de bijlage zijn opgenomen. In de tekst wordt hiernaar verwezen. Daar waar het advies niet in unanimiteit tot stand is gekomen, wordt dit aangegeven, inclusief de overwegingen daar bij. Naast bovenstaande vragen kwamen ook andere punten in Voorbereidingscommissie I aan de orde die buiten de scope van het gevraagde advies vielen. Een aantal van deze punten wil de Voorbereidingscommissie graag aan het CCvD Archeologie onder de aandacht brengen. Deze zijn in bijlage 2 nader geduid. Pag 5 van 26

6 1. Aanpassingen KNA Bijlage II, eisen aan actoren Zijn er met het oog op de certificering wijzigingen in KNA bijlage II (eisen aan actoren) in de KNA Land- en Waterbodems wenselijk en zo ja, welke en waarom? Deze vraag is opgesplitst in deelvragen, waarvoor de Voorbereidingscommissie onderstaande adviezen heeft geformuleerd. Zijn wijzigingen op KNA Bijlage II wenselijk? 1. Geadviseerd wordt om de eisen aan actoren in KNA Bijlage II zodanig aan te passen dat de eisen SMART en toetsbaar zijn om zo tot objectieve en uniforme beoordeling te kunnen komen en beter aan te kunnen laten sluiten op een systeem van certificering. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 3. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Huidige eisen aan actoren van zowel de KNA Waterbodems als KNA Landbodems zijn niet allemaal meetbaar. Het aantal jaar werkervaring is niet toetsbaar en is ook niet relevant wanneer deze werkervaring geen betrekking heeft op de kritieke momenten in het proces. o De huidige eisen aan actoren zijn niet altijd toepasbaar om een bepaald kwaliteitsniveau te handhaven. De eisen in de KNA zullen zo moeten worden aangepast dat het doel is de handhaving van kwaliteit. Welke eisen moeten worden gewijzigd? 2. Geadviseerd wordt om de eisen aan te passen aan (1) de doorlooptijd van de ervaring, met een meetbare ondergrens van het aantal jaar ervaring, en (2) de kwaliteit van de rapportage (in ieder geval voor senioren) door een eis van het aantal rapportages als eerste auteur. Daarnaast wordt geadviseerd vrije velden voor kennis/competenties een rol te laten spelen bij de registratie. In bijlage 3 is een voorbeeld opgenomen van de systematiek, waarmee de eisen SMART geformuleerd kunnen worden en ruimte is voor vrije velden voor competenties. De bijlage betreft een richting waarin gedacht kan worden: het zijn slechts vingeroefeningen. De definitieve uitwerking van de details is voor fase 2. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Het aantal jaren werkervaring en doorlooptijd moeten in verhouding tot elkaar gezien worden. o Aantoonbaarheid van opleiding is eenvoudig meetbaar. o Competenties zijn mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitgevoerde processen en de producten en moeten daarom meegenomen worden in een register dat een meerwaarde moet bieden voor een kwaliteitssysteem. Voor een deel kunnen dit vrije invulvelden zijn. 3. Geadviseerd wordt om in KNA-bijlage II eisen aan actoren voor alle daarin opgenomen specialisten een Senior niveau in te stellen en dit te laten doorwerken in het protocol 4006 Specialistisch onderzoek bij Land- en waterbodems. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Op dit moment is er geen mogelijkheid om onderscheid te maken in het kwaliteitsniveau bij specialistisch onderzoek met als gevolg dat de kwaliteit van de onderzoeksresultaten mank gaat en de bruikbaarheid voor de beantwoording van onderzoeksvragen of vervolgonderzoek niet voldoet. o Door de huidige beperking van kwaliteitseisen aan actoren in het protocol 4006 Specialistisch onderzoek is er geen differentiatie mogelijk in het Pag 6 van 26

7 aanbod van specialisten, waardoor er voor opdrachtgevers geen keuze is in de verhouding tussen kosten en kwaliteit van het onderzoek. Moeten er wijzigingen komen met betrekking tot de actor Leidinggevende in de KNA en BAmz? 4. Geadviseerd wordt om de rol van Leidinggevende in de KNA te laten vervallen en de betreffende taken te laten vallen onder verantwoordelijkheid van een actor KNA-archeoloog. Overwegingen: o De kwaliteit van het werk wordt mede bepaald door de wijze waarop dit wordt aangestuurd, dus de verantwoordelijkheid hiervoor moet liggen bij een bestaande KNA-actor; o Leidinggeven is geen vakinhoudelijke rol en hoort daarom niet thuis in de KNA. Pag 7 van 26

8 2. Registratie van individuen, inclusief OZP-ers 1 Hoe kan de registratie van individuen (inclusief OZP-ers) het beste plaatsvinden (KNA status)? Deze vraag is opgesplitst in deelvragen, waarvoor de Voorbereidingscommissie onderstaande adviezen heeft geformuleerd. Is een register voor de beroepsgroep van archeologen wenselijk? 5. De hele Voorbereidingscommissie, met uitzondering van de VOiA, adviseert om een register voor archeologen in te stellen, met inachtneming van de randvoorwaarden zoals in de adviezen hieronder zijn omschreven. Wanneer niet in belangrijke mate aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, heeft het register geen meerwaarde en daarmee geen draagvlak. Zonder de randvoorwaarden acht de Voorbereidingscommissie een register niet kwaliteitsverhogend. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o het register kan dienen als hulpmiddel voor bedrijven in het proces van kwalificatie van personeel voor KNA handelingen (dus van actoren), zodat de efficiency wordt vergroot. o in het licht van efficiency kan het register ook kostenbesparend werken bij het inschakelen van een CI (die alleen maar het register hoeft te checken en niet het proces hoeft te auditen). o een register zorgt voor transparantie en eenduidigheid in het kwaliteitssysteem, mits deze verplicht is; o een register stimuleert een inhoudelijke kwaliteitsverbetering van onderzoek. o via een register kunnen personen zicht houden op hun eigen dossier, wat niet mogelijk is wanneer bedrijven zelfstandig aan dossiervorming zullen doen in het kader van de certificering. o via een register kunnen eisen gesteld worden aan permanente educatie, wat door middel van een puntensysteem kan worden getoetst. o er is, indien gekozen wordt voor 1 register en 1 registrator (is randvoorwaarde wat betreft Voorbereidingscommissie), eenheid in het niveau van actoren (niet het bedrijf, maar de toetser van geregistreerden beoordeelt of er aan KNA eisen is voldaan): gelijke monniken, gelijke kappen. o door middel van het bestaan van een register kan de gehele sector zich profileren naar de buitenwereld als geprofessionaliseerd, waardoor meer draagvlak voor de activiteiten en kosten zal ontstaan. o indien gekozen wordt voor het opnemen van een sanctieregeling kan uitschrijving plaatsvinden. Hiermee wordt het kwaliteitspeil op niveau gehouden. Een kritische kanttekening bij dit advies is dat een meerderheid van de VOiA geen meerwaarde ziet in een register. Als toch wordt besloten tot het instellen van een register, zal de VOiA zich hier bij neerleggen en mee willen denken over en inspraak hebben bij de invulling daarvan. Ook andere partijen zijn kritisch en zijn enkel voorstander van een register wanneer dit voldoet aan harde eisen waarmee het doel -kwaliteitsverhoginggediend wordt. 1 Hieronder vallen organisaties met personeel en ondernemingen zonder personeel (OZP-ers). Hoewel de vragen van het CCvD betrekking hadden op ZZP-ers, hecht de Voorbereidingscommissie aan de term OZP-ers. Cruciaal in dit verband is dat zij voor eigen rekening en risico werkzaamheden aannemen. Dit in tegenstelling tot flexwerkers die onder verantwoordelijkheid van de inlenende of inhurende organisatie hun werkzaamheden verrichten. Pag 8 van 26

9 Welke vorm van registratie wordt geadviseerd? 6. Geadviseerd wordt om een verificatieregister in te stellen, waarbij de mogelijkheid wordt ingebouwd om details over dossiers in vrije velden in te vullen en te raadplegen wanneer het registratienummer bekend is, met inachtneming van privacyrichtlijnen, zoals vastgesteld door het College Bescherming Persoonsgegevens. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Een verificatieregister vergroot de doelmatigheid van het register om de kwaliteit van het totale systeem te verhogen. o Een goudengidssysteem is kostbaarder dan de meerwaarde die het oplevert voor de kwaliteit. Een goudengidsregister draagt niet bij aan de verhoging van de kwaliteit en daarom acht een ruime meerderheid een dergelijk register niet wenselijk. o Een verificatieregister met nadere gegevens over ervaring, kennis en competenties in vrije velden is een instrument met meerwaarde voor de kwaliteit. 7. Geadviseerd wordt om, indien het advies van verificatieregister wordt opgevolgd, de mogelijkheid een goudengidsregister op te tuigen open te laten aan dat deel van de sector die dat wenselijk acht. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Enkele partijen binnen de Voorbereidingscommissie achten een dergelijk systeem van een goudengidsregister wenselijk, maar niet elke partij wil bijdragen aan de extra kosten die een dergelijk register met zich meebrengt, omdat zij er geen gebruik van maken. o Hierbij moet een expliciete scheiding worden aangebracht tussen het verificatieregister en het goudengidsregister. Is registratie verplicht en zo ja voor wie? 8. Geadviseerd wordt om de registratie alleen verplicht te stellen voor de kritieke KNA-actoren, waarvoor een protocol geldt, waarvoor certificatie wettelijk verplicht wordt. In bijlage 4 is hier een overzicht van opgenomen. De overige KNA actoren (bijvoorbeeld de Depothouder) kunnen zich op vrijwillige basis registreren. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Wanneer geen verplichting voor de genoemde kritieke KNA-actoren geldt, gaat het principe van eenheid en eenduidigheid verloren en heeft registratie geen meerwaarde meer. o Ook voor vrijwillige registratie gelden dan eenduidige eisen. 9. Bij dit advies wordt de aanvulling gemaakt dat ook wanneer een vrijwillig certificaat wordt aangevraagd, bijvoorbeeld in het geval van protocol Bureauonderzoek of protocol Programma van Eisen, een registratie van de betreffende actoren een verplicht onderdeel moet zijn van deze certificering. Overweging hierbij is de volgende: o Registratie achterwege laten bij vrijwillige certificering is niet consistent. Door wie wordt het register opgezet en bijgehouden? 10. Geadviseerd wordt om één partij de registratie te laten opzetten en uitvoeren, hierna te noemen de registrator. Overweging hierbij is de volgende: Pag 9 van 26

10 o De opzet en instandhouding van het register door dezelfde partij zorgt voor transparantie en eenduidigheid. Door wie wordt de toetsing voor toelating tot het register uitgevoerd? 11. De Voorbereidingscommissie adviseert om de toets op deskundigheid van de actoren door dezelfde registrerende partij uit te laten voeren. VOiA en NVvA geven de voorkeur aan een toetsing door verschillende partijen. Hierbij houdt de VOiA (als enige partij binnen de commissie) de mogelijkheid open om als gecertificeerde werkgever de eigen medewerkers te toetsen. De verschillende besproken scenario s en voor- en nadelen zijn in bijlage 5 opgenomen ter toelichting van de overwegingen. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o De toetsing door verschillende partijen zorgt voor marktwerking en een kostenreductie. o Een toetsing door het bedrijf zelf is voor een meerderheid van de commissie onwenselijk, omdat het niet transparant en onafhankelijk is. Wat zijn de criteria tot toelating (inschrijving) tot het register? 12. Geadviseerd wordt voor een periodieke toets en nieuwe registeraanvragen de criteria vast te stellen aan de hand van de nieuw te formuleren eisen in de KNA, inclusief competenties en permanente educatie, zoals hierboven bij vraag 1 is omschreven. Het opleidingsplan dat in de huidige situatie door de RCE is vereist, wordt meegenomen in de overgangsregeling. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Om draagvlak voor het register te creëren en behouden is het onwenselijk dat huidige medewerkers en ingehuurde krachten risico lopen dat zij hun huidige werkzaamheden niet meer kunnen uitvoeren. o Het register dient de toetsing door CI s, die de normering volgens de KNA volgen (volgt uit wettelijke verplichting en BRL), dus eisen aan geregistreerden moeten hiermee overeenkomen om het systeem niet ingewikkelder te maken. o De vraag van inleners/opdrachtgevers zal niet alleen zijn het tonen van een registratienummer, maar ook de expertise op het gebied van bepaalde specialismen en competenties, die de te certificeren processen dienen. o Permanente educatie draagt bij aan de kwaliteitsdoelstelling van het register. 13. Geadviseerd wordt om in een overgangsregeling de huidige status van actoren, gebaseerd op de beoordeling van de RCE bij de afgifte van een opgravingsvergunning, te handhaven bij de toekomstige eerste registratie. Hiervoor wordt een overgangsregeling opgenomen in de BRL. Dit geldt ook voor actoren die eerder door de RCE zijn beoordeeld, maar momenteel in een nieuwe situatie verkeren, mits aangetoond kan worden dat sindsdien aan de eisen voor permanente educatie is voldaan. Overweging hierbij is de volgende: o Niemand mag te maken krijgen met uitsluiting van het register ten opzichte van de huidige situatie. Pag 10 van 26

11 Voor wie en tot op welk niveau is het register toegankelijk (wie kan het register raadplegen? 14. Geadviseerd wordt om het register toegankelijk te maken op basis van een registratienummer, waarmee de gegevens over de betreffende geregistreerde kunnen kan worden opgevraagd. Dit registratienummer wordt verstrekt door de registrator aan de geregistreerde, de CI, bevoegde overheid en opdrachtgevers. Overwegingen: o Volledige openbaarheid is niet wenselijk gelet op privacy-regels van het College Bescherming Persoonsgegevens. o De CI s krijgen het registratienummer. o Bevoegde overheden en opdrachtgevers zullen registratienummers moeten kunnen natrekken; opdrachtgever kan iedereen zijn. Welke ontwikkeling moet een geregistreerde doormaken en hoe wordt dat getoetst? 15. Geadviseerd wordt om een systeem van permanente educatie (PE, puntensysteem) in te voeren, om de kennis- en competentieontwikkeling van geregistreerden periodiek te kunnen toetsen. In fase 2 wordt het systeem van permanente educatie verder uitgewerkt. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Permanente ontwikkeling houdt het kwaliteitssysteem in stand en is een essentieel onderdeel daarvan. o Zonder een PE systeem, kan kwaliteit op langere termijn niet gegarandeerd worden. o Bij huidige aanvraag is ook een opleidingsplan gevraagd, dus een PE systeem is een continuering daarvan. De definitie van een opleidingsplan is voor uitwerking in fase 2. Dat geldt ook voor de geldigheid ervan in de overgangsregeling. Wat is de frequentie van toetsing van geregistreerden (houdbaarheid kwalificaties)? 16. Geadviseerd wordt om de frequentie samen te laten vallen met de frequentie van toetsing van het certificaat, dus 4 jaar. Verdere uitwerking volgt in fase 2, Geadviseerd wordt om doorgroeistappen van 3 jaar aan de hand van de eisen in de KNA hierbij in overweging te nemen. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o Noodzakelijke dossiervorming en acties ten behoeve van de certificering en (her)registratie kunnen dan samenvallen, waardoor handelingskosten goedkoper zijn. Wordt het noodzakelijk geacht de toetser te toetsen? Zo ja, aan welke eisen moet de toetser van de toetser voldoen? 17. Geadviseerd wordt om de toetser van de toelatingstoets periodiek te controleren op juiste taakinvulling. Dit moet gebeuren door een partij met voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid. Nadere invulling hiervan is voor fase 2. De Voorbereidingscommissie verwijst hiervoor ook naar bijlage 5. Pag 11 van 26

12 Wat zijn de gevolgen voor de kosten van de gemaakte keuzes of varianten? 18. Bij alle overwegingen hierboven is het aspect van de kosten voor registratie zo goed mogelijk meegewogen. Uitgangspunt voor de Voorbereidingscommissie hierbij is bijlage 6. Bijlage 6 betreft een rekenexercitie en indicatie van de kosten voor registratie en is geen offerte. De Voorbereidingscommissie adviseert om in de nadere uitwerking van registratie kennis te nemen van deze bijlage. Geadviseerd wordt om de volgende punten hierbij in acht te nemen: o Bij een registratie van personen die meerdere actoren (bijvoorbeeld meerdere specialisaties) kunnen zijn, worden hogere kosten verwacht. Hierbij is wenselijk dat bepaalde functies/actors aan elkaar worden gelijkgesteld. Het is de vraag in hoeverre dit kan, omdat eisen uit elkaar gaan lopen. Voor fase 2 zal dan ook moeten worden uitgewerkt in hoeverre actoren aan elkaar kunnen worden gelijkgesteld. o De kosten voor invulling en controle van vrije velden zijn niet opgenomen in de indicatieve kosten van bijlage 6, want hierop vind geen toetsing plaats. De commissie is zich ervan bewust dat een uitbreiding van de procedure van registratie een kostenverhoging met zich meebrengt. Wordt er een sanctieregeling ingesteld? 19. Geadviseerd wordt om een sanctiebeleid op te stellen, waarvan een nadere uitwerking in fase 2 wordt opgepakt. Overwegingen hierbij zijn de volgende: o De mogelijkheid van sancties zorgt voor een stimulering en continuering van de kwaliteitsborging van het register. Het moet mogelijk zijn om personen die bijvoorbeeld niet voldoen aan de eisen van permanente educatie of die foutieve gegevens hebben verstrekt, te waarschuwen of te verwijderen uit het register. Pag 12 van 26

13 Bijlage 1 Samenstelling Voorbereidingscommissie I Bij Inleiding, pagina 5. Voorzitter: Renée Magendans Namens NVAO: 1. Paula Fijma (Grontmij) 2. Arjan Schutte (Econsultancy) Namens VOiA: 3. Esther Vriens (Vriens Archeo) 4. Rob Houkes (De Litholoog) Namens CGA: 5. Bernard Meijlink (gemeente Middelburg, Vlissingen, Veere) 6. Timo d Hollosy (gemeente Amersfoort) Namens BAP/specialisten: 7. Kinie Esser (Archeoplan Eco) 8. Simone Bloo (BAAC) Namens Archon/AMZ-commissie: 9. Sandra Beckerman (RUG) Namens IPO/Vakberaad: 10. Bart Moonen (Provincie Limburg) Namens NVvA: 11. Suzanne van der A (Prorail) Namens Saxion: 12. Peter Jongste (Saxion) Namens Waterbodems: 13. Seger van den Brenk (Periplus) Namens SIKB: 14. Esther Wieringa 15. Jelle de Boer 16. Walter de Koning Namens RCE: 17. Thomas van den Berg (agendalid) Schrijver/rapporteur: 18. Ilona Haas Pag 13 van 26

14 Bijlage 2 Punten ter nadere overweging Bij Inleiding, pagina 5. In haar beraadslagingen over het uit te brengen advies aan het CCvD Archeologie, heeft Voorbereidingscommissie I een aantal punten behandeld die buiten de scope van het gevraagde advies vielen, doch die de Voorbereidingscommissie I wel als aandachtspunt wil meegeven aan het CCvD Archeologie bij de verdere uitwerking van certificering. Het betreft de volgende punten: Voor de toekomst van afgestudeerde bachelors met veel praktische werkervaring is het van belang om na te denken over hun toekomstige rol in het systeem. Overwegingen: o De meeste commissieleden voelen er niet voor om op dit moment KNA handelingen open te stellen voor BA s op senior niveau, zonder dat zij een MA hebben behaald aan een universiteit. Dat is een te grote aanpassing van de KNA op dit moment. De noodzaak om aandacht te besteden aan deze groep, wordt wel gedragen. Een overweging is om nieuwe protocollen in de KNA met eisen aan actoren voor advisering en directievoering te ontwikkelen, al dan niet onder certificering. Overwegingen: o Ketenkwaliteit: de advisering en directievoering drukt een zware stempel op de kwaliteit van het geheel en verdient dan ook nadere eisen in een kwaliteitsnorm. Pag 14 van 26

15 OPLEIDINGSNIVEAU STUDIERICHTING KENNIS KNA SPECIALISATIE CERTIFICATEN, CURSUSSEN en INTERVISIES DOORLOOPTIJD VLIEGUREN AMZ-FASE OMVANG COMPLEXITEIT PERIODE REGIO THEMATISCH MATERIAAL AMZ-PROTOCOL (FASE) RAPPORT PEER REVIEWED WETENSCHAPPELIJKE PROJECTEN WETENSCHAPPELIJKE ARTIKELEN Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Bijlage 3 Voorbeeld SMART-eisen KNA actoren en competentie Bij adviesnummers 1 en 2, pagina 6. Onderstaande tabellen betreffen vingeroefeningen en voorbeelden, gebruikt in de brainstorm ter oriëntatie tijdens de bijeenkomsten van Voorbereidingscommissie I. Een uitwerking van onderstaande tabellen en definitieve besluitvorming volgt in fase 2. ALGEMEEN COMPETENTIE/EXPERTISE WETENSC HAP TOELATINGSEISEN WERKERVARING PROJECTEN EXPERTISE PUBLICATIES BEKLEDE FUNCTIE ACTOREN KNA-Prospector BA BA vakspecifiek x 3 jaar 3000 uur VT (veldtechnicus) > 20 IVO-O IVO-O > 20 KNA-Prospector MA MA vakspecifiek x 3 jaar 3000 uur VT > 20 IVO-O IVO-O > 20 Senior KNA-Prospector MA vakspecifiek x x x 6 jaar 6000 uur KNA-Prospector MA > 50 IVO-O NTB x x x x IVO-O > 50 x x KNA-Archeoloog BA BA vakspecifiek x 3 jaar 3000 uur VT > 5 IVO-P IVO-P > 5 KNA-Archeoloog MA MA vakspecifiek x 3 jaar 3000 uur VT > 5 IVO-P IVO-P > 5 Senior KNA-Archeoloog MA vakspecifiek x x x 6 jaar 6000 uur KNA-Archeoloog MA > 3 opgravingen NTB x x x x opgravingen > 3 x x KNA-Bioarcheoloog MA vakspecifiek x x x 3 jaar 3000 uur spec. i.o.* > 5 spec. Onderzoek x spec. Onderzoek > 3 Senior KNA-Bioarcheoloog MA vakspecifiek x x x 6 jaar 6000 uur KNA-Bioarcheoloog > 15 spec. Onderzoek NTB x x x x x spec. Onderzoek > 5 1 x x KNA-Materiaalspecialist MA vakspecifiek x x x 3 jaar 3000 uur spec. i.o.* > 5 spec. Onderzoek x spec. Onderzoek > 3 Senior KNA-Materiaalspecialist MA vakspecifiek x x x 6 jaar 6000 uur KNA-Materiaalspecialist > 15 spec. Onderzoek NTB x x x x x spec. Onderzoek > 5 1 x x KNA-Aardwetenschappenlijk specialist MA vakspecifiek x x x 3 jaar 3000 uur spec. i.o.* > 5 spec. Onderzoek x spec. Onderzoek > 3 Senior KNA-Aardwetenschappenlijk specialist MA vakspecifiek x x x 6 jaar 6000 uur KNA-Aardwetenschappenlijk Specialist > 15 spec. Onderzoek NTB x x x x x spec. Onderzoek > 5 1 x x KNA-Prospector waterbodems BA BA Arch. Of Aardw. x x 3 jaar 3000 uur Prospector waterbodems > 5 IVO-Opwater IVO-Opwater >5 KNA-Prospector waterbodems MA MA Arch. Of Aardw. x x x 3 jaar 3000 uur Prospector waterbodems > 5 IVO-Opwater IVO-Opwater >5 Senior KNA prospector waterbodems MA Arch. Of Aardw. x x x 6 jaar 6000 uur Senior Prospector waterbodems > 10 IVO-Opwater x IVO-Opwater >10 x x KNA archeoloog Ba specialisme Waterbodems HBO/BA vakspecifiek x x 3 jaar 3000 uur - > 5 IVO Opwater/Onderwater IVO-Opwater/Onderwater >5 KNA-archeoloog MA specialisme Waterbodems MA vakspecifiek x x x 3 jaar 3000 uur KNA Archeoloog specialisme waterbodems > 5 IVO Opwater/Onderwater IVO-Opwater/Onderwater >5 KNA-Onderwaterarcheoloog MA MA vakspecifiek x x 3 jaar 3000 uur - > 5 IVO-Onderwater IVO-Onderwater >5 KNA-Onderwaterarcheoloog BA BA vakspecifiek x x x 3 jaar 3000 uur KNA onderwaterarcheoloog > 5 IVO-Onderwater IVO-Onderwater >5 Senior KNA Onderwaterarcheoloog MA Maritieme Archeologie x x x 6 jaar 6000 uur Senior KNA onderwaterarcheoloog > 10 IVO-Onderwater x IVO-Onderwater >10 x x Senior KNA-archeoloog specialisme Waterbodems MA Maritieme Archeologie x x x 3 jaar 6000 uur Senior KNA Archeoloog specialisme waterbodems > 10 IVO Opwater/Onderwater x IVO-Onderwater >10 1 x x Inspectieduiker Archeologie MBO NAS x x 2 jaar 2000 uur (Senior) veldtechnicus waterbodems > 5 IVO-Onderwater IVO-Onderwater >5 Aanvulling KNA Actoren Waterbodems spec. i.o. - Specialist in opleiding (de huidige KNA heeft daar geen omschrijving voor) NTB = nader te bepalen TOETSVELDEN ATTRIBUUTVELDEN Pag 15 van 26

16 KNA Kenniscomponent /expertise naar periode, regio, thema en materiaal Van toepassing op de hieronder vermelde kritische actoren Landbodems en Waterbodems bij wettelijk verplichte KNA protocollen: IVO LB en Wb, Opgraven Lb en Wb, Specialistisch onderzoek Lb en Wb (en Archeologische Begeleiding Wb) KNA LB: Prospector BA, Prospector MA, Senior prospector, KNA Archeoloog BA, Senior KNA Archeoloog, Senior Veldtechnicus, KNA-Bioarcheoloog, Senior-KNA-Bioarcheoloog, KNA-Materiaalspecialist, Senior KNA-Materiaalspecialist, KNA-Aardwetenschappelijk specialist, Senior-KNA-Aardwetenschappelijk specialist. KNA Wb: KNA Archeoloog Ba specialisme Waterbodems, KNA Archeoloog Ma specialisme Waterbodems, Senior KNA Archeoloog specialisme Waterbodems, Prospector Ba Waterbodems, Prospector Ma Waterbodems, Senior Prospector Waterbodems, KNA Onderwaterarcheoloog Senior KNA Onderwaterarcheoloog, Inspectieduiker archeologie, KNA-Bioarcheoloog, Senior-KNA-Bioarcheoloog, KNA-Materiaalspecialist, Senior KNA-Materiaalspecialist, KNA-Aardwetenschappelijk specialist, Senior-KNA-Aardwetenschappelijk specialist. velden: ACTOR SPECIALISATIE EXPERTISE Omschrijving/Opmerking PERIODE PERIODE* *Periodespecialisatie is cf Het Archeologisch vierperioden systeem (RCE, aug 2014) I Jagers, verzamelaars en eerste boeren Periode paleolithicum t/m midden-neolithicum A (3400 v.chr) Periode midden-neolithicum B (3400 v.chr) tot en met middenbronstijd II Vroege Landbouwsamenlevingen A (1500.v.Chr). III Late landbouwsamenlevingen (met Romeins intermezzo bezuiden de Limes) Periode midden-bronstijd B (1500 v.chrs) tot en met de vroege middeleeuwen C (900 n.chr) Periode vroege middeleeuwen D (900 n.chr) tot en met nieuwe tijd IV Staatssamenlevingen (1950) KNA- Archeoloog etc. REGIO REGIO* Kleilandschappen Veenlandschappen Mariene gebieden Zandlandschappen Rivierkleilandschappen Losslandschappen **Regio specialisatie is cf de indeling archeoregio's (Erfgoedbalans 2009, RCE) Noord-Hollands, Fries-Gronings, Zeeuws en Flevolands kleigebied Fries en Hollandsveengebied Waddenzee/IJsselmeer-Markermeer, Voordelta/Zeeuwse stromen, continentaal plat, Rivieren Utrechts-Gelders, Limburgs, Overijssels-Gelders, Brabants, Drents en Hollands duingebied Utrechts-Gelders rivierengebied Limburgs lossgebied THEMA THEMATISCH Landschapsarcheologie Landbouwarcheologie Nederzettingsarcheologie Voedingsarcheologie anders KNA-Bio archeoloog MATERIAAL*** ***Materiaalspecialisme is cf de KNA OS11 Archeobotanie botanische macroresten, palynologische 'anders' moet een invulveld zijn, bijvoorbeeld diatomeeen, resten, hout, anders dinoflagelaten etc. Archeozoologie Holocene of Pleistocene zoogdieren, 'anders' moet een invulveld zijn, bijvoorbeeld schelpen, coprolieten, vogels, vissen, anders insecten etc. Fysische antropologie menselijk materiaal Bio-chemisch specialisme isotopen, DNA, anders 'anders' moet een invulveld zijn KNA-Materiaal specialist, conservering specialist Anorganische materialen Organische materialen aardewerk, glas, metaal, vuur- en/of natuursteen, etc. leer, textiel, objecten van dierlijk materiaal, objecten van plantaardig materiaal, conservering, etc. hierin kunnen eventueel specialismen worden opgenomen zoals, slijpplaatjes, gebruikssporenanalyse, etc. ACTOR SPECIALISATIE EXPERTISE Omschrijving/Opmerking Geofysische onderzoekstechnieken: side Waddenzee/IJsselmeer-Markermeer, Voordelta/Zeeuwse stromen, KNA Prospector Maritieme Geofysica scan sonar, multibeam, magnetometer, continentaal plat, Rivieren Waterbodems subbottom profiler NB: Hier wordt uitgegaan van drie categorieën specialisten (bioarcheologie, materiaal en aardwetenschappen). Dit sluit aan op het adviespunt dat in Voorbereidingscommissie II is opgenomen, namelijk dat er 1 generiek protocol specialistisch onderzoek moet komen en drie typen specialismen. De KNA actor aardwetenschappelijk specialist en de specialisatiecategorie aardwetenschappen is bij deze vingeroefening achterwege gelaten. Deze hoort er bij de verdere uitwerking wel bij. Pag 16 van 26

17 MA Ecologische archeologie - Archeozoologie workshops - 6 jaar 6000 uur > 15 spec. Onderzoek de hele range Rom t/m NT vnl West Ned zoogdieren en vogels alle varianten spec. Deelrapport > 5 artikel in Environmental archaeology - - MA Archeologie NW Europa Organische artefacten congressen 3 jaar 3000 uur > 5 spec. Onderezoek LME-NT Noord Ned leer spec. deelrapport > 5 MA Archeologie NW Europa Periode 6 jaar 6000 uur > 3 opgravingen benoemd > 1 ha Staatssamenlevingen Zandlandschappen Nederzettingsarcheologie alle varianten Standaardrapporten > 3 proefschrift OPLEIDINGSNIVEAU STUDIERICHTING KENNIS KNA SPECIALISATIE CERTIFICATEN en CURSUSSEN EINDCIJFER DOORLOOPTIJD VLIEGUREN AMZ-FASE OMVANG PERIODE EXPERTISE REGIO EXPERTISE MATERIAALCATEGORIE(EN) THEMA COMPLEXITEIT AMZ-FASE RAPPORT PEER REVIEWED WETENSCHAPPELIJKE PROJECTEN WETENSCHAPPELIJKE ARTIKELEN Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer VOORBEELD, dient ter oriëntatie en uitwerking volgt in fase 2. ALGEMEEN COMPETENTIE/EXPERTISE TOELATINGSEISEN WERKERVARING PROJECTEN PUBLICATIESPECIALISAT ACTOREN Voorafgaande FUNCTIE Senior KNA-Archeoloog KNA-Archeoloog KNA-Materiaalspecialist spec. i.o. Senior KNA-Bioarcheoloog KNA-Bioarcheoloog TOETSVELDEN ATTRIBUUTVELDEN Pag 17 van 26

18 Notitie Betekenis velden bij bovenstaande tabellen in bijlage 3 Aanzet tot SMART-criteria KNA-actoren, uitwerking in fase 2. Bouwstenen De toetsvelden zijn in rood aangegeven N.B. De eisen hebben betrekking op minimum eisen. Algemeen - Toelatingseisen o Opleidingsniveau o Studierichting In dit veld worden de opleidingseisen aangegeven voor de desbetreffende actor, bijv. Archeologie van NW Europa (in de huidige KNA betreft dit de opleiding die is opgenomen onder de kenniscomponent). Deze opleiding moet aantoonbaar zijn met een diploma. => Verdere invulling van dit veld is een taak voor de Cie van fase 2 o Kennis KNA Iedereen die werkzaam is in de AMZ-cyclus dient kennis te hebben van de KNA; hetgeen aantoonbaar kan worden gemaakt door het behalen van een certificaat. o Specialisatie: periode, regio, materiaal, thematisch Hier komt de primaire specialisatie van de actor te staan (als hij/zij die heeft), dus: bij een KNA-Archeoloog bijv. periode, bij een KNA- Materiaalspecialist anorganische materialen en bij een KNA-Bioarcheoloog archeozoologie, etc. De in te voeren categorie staat vermeld onder SPECIALISATIE in Bijlage 1. Het veld staat onder toelatingseisen, maar er wordt in dit veld geen eis gesteld. o Certificaten, cursussen en intervisies Indien het veld Specialisatie is ingevuld, moet hier worden aangegeven welke certificaten zijn gehaald en welke cursussen en intervisies zijn gevolgd die betrekking hebben op de specialisatie Indien het veld Specialisatie is ingevuld, dan tevens de eis worden gesteld dat de MA thesis op de desbetreffende specialisatie betrekking heeft. N.B. als deze certificaten voor de toelating van belang zijn, moeten zij daartoe door de accreditatie worden geaccrediteerd - Werkervaring o Doorlooptijd In de huidige KNA staat 3 en 6 jaar vermeld, dat is hier (als voorbeeld) overgenomen o Vlieguren uitgedrukt in uren of omvang aanstelling x dienstjaren of dienstjaren als aanstelling > 0,6 FTE o Beklede functie Deze functie moet men voorafgaand hebben bekleed, inclusief de bijbehorende opleiding en werkervaring eisen. Competentie en expertise - Projecten o Fase AMZ-cyclus Minimum benodigd aantal verrichtte werkzaamheden (projecten) in de aangegeven fase van de AMZ-cyclus (bijv Bureauonderzoek, IVO-O, IVO-P, Opgraving, etc.) Gekoppeld aan doorlooptijd o Omvang Minimale omvang van een project genoemd onder Fase AMZ-cyclus (> XX ha, XX NISP* of XX volume*), uitwerking in fase 2. Optie: Toevoegen minimale aantal van dergelijke projecten? Gekoppeld aan doorlooptijd Het specialistisch onderzoek moet betrekking hebben op de analyse van materiaal uit diverse contexten (minimaal aantal noemen) van meer dan één Pag 18 van 26

19 o o periode in een complexe opgraving (een opgraving die informatie bevat over meerdere perioden) Complexiteit (bonuspunten?) grootschalige, toonaangevende projecten, diepgelegen, vroege steentijdonderzoek, multidisciplinair onderzoek, Holoceen onderzoek, grafveldonderzoek (vrije veld bij registratieindex?) Gekoppeld aan doorlooptijd Expertise In deze velden kan specifieke expertise worden vermeld behorende bij, of als aanvulling op, het veld Specialisatie. Als daar bijv. is ingevuld: Late Middeleeuwen, kan hier worden ingevuld: stadskernonderzoek, of de combi: archeozoölogie vis, of: Archeobotanie - hout PERIODE drempelwaarde: meer dan 3 projecten per archeologische periode REGIO drempelwaarde: meer dan 3 projecten per archeoregio THEMA drempelwaarde: meer dan 3 projecten per thema MATERIAAL drempelwaarde: meer dan 3 projecten per specifieke specialisatie Gekoppeld aan doorlooptijd - Publicaties o AMZ-protocol (fase) Protocol (of fase daarbinnen) waar de publicatie betrekking op heeft (Bureauonderzoek > Opgravingen) Gekoppeld aan veld SPECIALISATIE o (Deel)Rapport Als medeauteur, maar onder eerste auteurschap: minimaal aantal rapporten binnen een AMZ-protocol (of fase daarbinnen) genoemd onder het veld AMZprotocol (fase) Voor een senior geldt deze eis zonder medeauteurschap Gekoppeld aan veld SPECIALISATIE Gekoppeld aan doorlooptijd Gekoppeld aan Omvang Gekoppeld aan complexiteit? o Peer reviewed artikel Gekoppeld aan veld SPECIALISATIE Artikel of boek onder eerste auteurschap Gekoppeld aan doorlooptijd - Wetenschappelijk o Deelname wetenschappelijke projecten universiteiten o Wetenschappelijke artikelen (peer reviewed publicaties) Onderscheid tussen toetsvelden (drempelwaarden die je moet hebben bereikt) en attribuutvelden (specifieke specialisatie, expertise, vaardigheden en kennis die zijn verworven) Uitkomst kan zijn: Iemand is: Senior KNA-archeoloog (getoetst aan de toetsvelden), met aantoonbare expertise in laatmiddeleeuwse stadskernonderzoeken met wetenschappelijke publicaties over leerlooierijen in de 16 e eeuw in Oost-Nederland. Attribuutvelden vullen het vrije veld bij de registratie. Bovenstaande Senior KNA-archeoloog is getoetst op: Toelatingseisen Opleidingsniveau: MA Studierichting: archeologie (NW Europa?) Kennis KNA: certificaat behaald Werkervaring: Doorlooptijd: 6 jaar werkervaring, waarvan 3 jaar ervaring als KNA archeoloog MA Vlieguren: in totaal minstens 6000 uur gewerkt, waarvan 3000 als KNA archeoloog MA Beklede functie: KNA archeoloog MA Projecten AMZ-fase: ervaring opgedaan bij 4 opgravingen Pag 19 van 26

20 Omvang: waarbij de opgravingen een omvang hebben van x aantal ha Publicaties AMZ-protocol en rapport: heeft over (deze) 4 opgravingen (x ha) rapporten geschreven Toelichting Eisen voor publicaties: 1) KNA-Specialist: - Als medeauteur, maar onder eerste auteurschap van tenminste drie deelrapporten/ hoofdstukken over analyseresultaten afkomstig uit diverse contexten van meer dan één periode binnen complexe opgravingen van het betreffende specialisme in de afgelopen drie jaar. 2) Senior KNA-Specialist: - Als eerste auteur tenminste vijf deelrapporten/hoofdstukken over analyseresultaten afkomstig uit diverse contexten van meer dan één periode binnen complexe opgravingen van het betreffende specialisme in de afgelopen 6 jaar. - Als eerste auteur tenminste één wetenschappelijke publicatie op het gebied van het betreffende specialisme in een peer reviewed tijdschrift of boek, in de afgelopen drie jaar. Complex is een opgraving met informatie uit meerdere perioden. Pag 20 van 26

21 Bijlage 4 Actoren voor verplichte en vrijwillige registratie Bij advies nummer 8, pagina 9. Toelichting Op verzoek van Voorbereidingscommissie I Eisen aan actoren en registratie heeft het programmabureau een voorstel gemaakt welke actoren in de KNA Lb en Wb zich zouden moeten laten registeren en welke actoren niet. In dit voorstel is een onderscheid gemaakt of de actoren voorkomen in een wettelijk verplicht protocol of niet en vervolgens of registratie op basis daarvan ook verplicht of vrijwillig gebeurt. De commissie heeft het voorstel overgenomen in haar advies. Waar nee in de tabel is opgenomen in de 3 e kolom, bestaat in het advies van de voorbereidingscommissie de mogelijkheid tot vrijwillige registratie. Actoren KNA Landbodems Actor Vermeld in wettelijk verplicht protocol EWet /NEE Prospector Ba Prospector Ma Senior Prospector KNA Archeoloog Ba KNA Archeoloog Ma Senior KNA Archeoloog Registratie verplicht /NEE Opmerkingen Senior Veldtechnicus Senior KNA NEE NEE Archeoloog Fysiek Beschermen Depotbeheerder NEE NEE Archeobotanisch specialist Archeozoölogisch specialist Fysischantropologisch specialist Fysisch- geografisch specialist Geofysisch specialist Archeologisch Materiaal-specialist Conserveringsspecialist Scheepsarcheologisch specialist Ja, ovb opname in protocol IVO Ja, ovb opname in protocol IVO Dit wordt wel voorgesteld (nav eerder advies aan het CCvD) Nb voor alle specialisten LB en Wb komt er een senior niveau bij cf. het advies van de commissie, ook zij laten zich logischerwijze registeren. Pag 21 van 26

22 Actoren KNA Waterbodems Actor Prospector Ba Waterbodems Prospector Ma Waterbodems Senior Prospector Waterbodems KNA Archeoloog Ba specialisme Waterbodems KNA Archeoloog Ma specialisme Waterbodems Senior KNA Archeoloog specialisme Waterbodems Vermeld in wettelijk verplicht protocol EWet /NEE Registratie verplicht /NEE Opmerkingen KNA- Onderwaterarcheoloog Senior KNA- Onderwaterarcheoloog Inspectieduiker Archeologie / (Senior Veldtechnici Waterbodems) Archeologisch materiaalspecialist Zelfde actor als bij de KNA LB Conserveringsspecialist Zelfde actor als bij de KNA LB Scheepsarcheologisch specialist Zelfde actor als bij de KNA LB? Archeobotanisch specialist Zelfde actor als bij de KNA LB Archeozoölogisch specialist Zelfde actor als bij de KNA LB Depotbeheerder NEE NEE Zelfde actor als bij de KNA LB Fysisch-antropologisch specialist Zelfde actor als bij de KNA LB Fysisch geografisch specialist Zelfde actor als bij de KNA LB Pag 22 van 26

23 Bijlage 5 Scenario s registratie Bij advies nummer 10, pagina 9 en advies nummer 16, pagina 11. Toelichting Op verzoek van Voorbereidingscommissie I heeft het programmabureau een uiteenzetting gemaakt van verschillende varianten waarop een register georganiseerd en uitgevoerd kan worden. Ten behoeve van het organiseren van de registratie bestaan er verschillende varianten of scenario s van registratie. De scenario s zijn hieronder beschreven. Elk scenario kent specifieke voor- en nadelen die op de volgende pagina staan. Indeling: Scenario 1: Scenario 2: Onafhankelijke toetsing door verschillende, onafhankelijke registratie door één centrale organisatie: 1a: toetsing door een onafhankelijke partij (keuzemogelijkheid) niet zijnde de werkgever 1b: toetsing door de werkgever, die gecertificeerd is, zelf Aanlevering vrije velden rechtstreeks door geregistreerde Onafhankelijke toetsing en registratie door één organisatie Aanlevering vrije velden via (enige) toetser Benodigd voor en aandachtspunten bij toetser(s) resp. registrator Pag 23 van 26

24 Pag 24 van 26

25 Bijlage 6 Kosten registreren Bij advies nummer 17, pagina 11. Achtergrond Naar aanleiding van discussie over kosten die gepaard gaan met de toetsing en registratie van deskundigheid, is onderstaand een indicatieve kostenopzet gemaakt. Dit document betreft een rekenexercitie en geen offerte. Voor deze opzet is nodig om een aantal uitgangspunten te nemen. Deze liggen uiteraard nog niet vast en kunnen variëren met de wensen en eisen die de sector stelt. Ze zijn wel nodig voor het denkmodel. Alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW. Uitgangspunten: - Te registreren actoren: alle AMZ-actoren - Aantal te registreren personen: 400 (kanttekening: bij een registratie van personen die meerdere actoren kunnen zijn worden hogere kosten in rekening gebracht). - Elke vijf 2 jaar vindt een beoordeling van de ontwikkeling van een persoon plaats. - Deskundigheidseisen (vast te leggen in certificeringsregeling) betreffen: 1. Opleidings- en kennisniveau, aan te tonen met diploma s en / of certificaten van vooraf geaccepteerde opleidingen en cursussen 2. Ervaringsniveau, aan te tonen met aantal publicaties (1 e auteur) op vakgebied 3. Ontwikkeling, aan te tonen met aantal publicaties (1 e auteur) in laatste 5 jaar 4. Ontwikkeling, aan te tonen met certificaat van vooraf geaccepteerde cursussen (bijvoorbeeld ingeval nieuwe ontwikkelingen) - Beoordeling bestaat uit: 1. Beoordeling of voldaan wordt aan diploma- en / of certificaat-eisen (eis 1 en 4) 2. Beoordeling van aantal publicaties als 1 e auteur (eis 2 en 3) 3. Beoordeling of publicaties gerelateerd zijn aan vakgebied (globale toets of publicatie inderdaad over vakgebied gaat) NB 1: Beoordeling is dus niet inhoudelijk, doch procedureel. NB 2: informatie dient door kandidaat zelf aangeleverd te worden aan de beoordelaar. Indien gecertificeerde bedrijven als beoordelaar van eigen personeel kunnen optreden, zal aanlevering geschieden vanuit Personeelszaken naar de interne beoordelaar. - Registratie bestaat uit: 1. Afgifte registratiebewijs op basis van gegevens beoordelaar of bedrijf 2. Publicatie via verificatieregister Kosten De kosten voor zowel beoordeling als registratie conform bovenstaande uitgangspunten zijn in de onderstaande tabel in kaart gebracht. Deze zijn uiteraard indicatief van karakter. Kosten beoordeling per dossier (externe beoordelaar): Beoordeling dossier + vaststellen bevindingen, administratieve afhandeling + doorgeven registraties + backoffice Kosten beoordeling per dossier (gecertificeerd bedrijf): Beoordeling dossier + vaststellen bevindingen, administratieve afhandeling + doorgeven registraties Kosten registratie per dossier (registratie door onafhankelijke partij) Afgifte registratiebewijs, publicatie via verificatie-register op website, onderhoud website, back-office Per cyclus Per jaar 200,= 40,= 100,= 20,= 50,= 10,= 2 Het advies luidt een frequentie van toetsing om de vier jaar. Voor de berekening is uitgegaan van vijf jaar. Pag 25 van 26

26 Kosten per individuele actor (externe toets + registratie): 250,= per cyclus / 50,= per jaar Kosten per individuele actor (interne toets + registratie): 150,= per cyclus / 30,= per jaar Variabelen Enkele variabelen nader toegelicht: - Indien de termijn van herbeoordeling per vijf jaar korter of langer wordt, zullen de gemiddelde kosten per jaar navenant dalen of stijgen. - Indien gekozen wordt voor inhoudelijke beoordeling, zal dit kostenverhogend werken. Enerzijds dient er (duurdere) archeologische expertise ingezet te worden, anderzijds zal de dossierbehandeling meer tijd kosten. - Indien het aantal registraties daalt (bijvoorbeeld als gecertificeerde bedrijven (kunnen) kiezen om hun medewerkers niet te registreren), zullen de kosten per registratie stijgen. - Indien bedrijven niet kiezen voor registratie, maar voor het zelf aantonen van deskundigheid van het personeel door middel van dossiers, zal dit dossier bij het uitlenen van personeel aan gecertificeerde derden meegeleverd moeten worden 3. Dit leidt tot interne meerkosten voor zowel het uitlenende bedrijf (gegevensoverdracht) als voor het inlenende bedrijf (verificatie van dossier i.p.v. verificatie van registratie). - Indien aan registratie-partij ook de taak van beoordeling van de beoordelaars wordt toegevoegd, zal dit kostenverhogend werken. - Indien één persoon voor twee verschillende actor-functies (bijvoorbeeld als Senior KNA Archeoloog en als Senior Prospector) geregistreerd wil worden, betekent dit dat deze persoon aan de eisen van beide functies moet voldoen en daarop getoetst moet worden. Er zou wel volstaan kunnen worden met één registratie (met daarop de vermelding van beide actor-functies). De kosten van toetsen voor deze persoon kunnen daardoor toenemen. De kosten voor registratie worden in principe niet beïnvloed Deze noodzaak ontstaat omdat een gecertificeerd bedrijf ook voor haar ingeleende medewerkers (ongeacht hun herkomst ) moet kunnen aantonen dat zij aan de deskundigheidseisen voldoet. Pag 26 van 26