Conceptverslag (aangepast, versie 5)

Transcriptie

1 Groningenweg 10 telefoon Conceptverslag (aangepast, versie 5) Prj 235 Uitwerking certificering 2 e Bijeenkomst van voorbereidingscommissie II Fase 1 uitwerking certificering archeologie Datum : 12 november 2014 Plaats : Amersfoort De observant, Stadhuisplein Tijd : 9.30 tot uur Aanwezig voorbereidingscommissie II Voorzitter: Renée Magendans Schrijvers/rapporteurs: Mariëlle Rademaker/Jelle de Boer Mariette de Rooij (BAAC), namens NVAO Kim van Straten (DIACHRON), namens VOiA Chris Sueur (Buro de Brug), namens VOiA Bart van Mierlo (Periplus), vertegenwoordigt Waterbodems Ilse Schuuring (gemeente Tiel), namens CGA i.p.v. Nico Arts Erik Peters (gemeente Breda), namens CGA Laura Kooistra (BIAX), namens BAP Wienke Blomen (Hobeon), beoogd CI Miranda Maring (Hobeon), beoogd CI Jan Schoneveld (ArCBu), beoogd CI Tonnie van de Rijdt (AWN), Cees Koot (archeoloog), op persoonlijke titel. Karianne Winthagen (Provincie Limburg) IPO/Vakberaad Walter de Koning, directeur SIKB Esther Wieringa (SIKB), secretaris CCvD Archeologie Esther Christis (studente UvA) Afwezig met bericht: Nico Arts (gemeente Eindhoven) Dorien Fröling (ADC Archeoprojecten), namens NVAO 1 Opening, vaststellen van de agenda en verslag Renée Magendans opent de vergadering en heet iedereen welkom. De nieuwe deelnemers stellen zich voor. Het verslag van 28 oktober wordt gewijzigd vastgesteld. Blz 3 vallen PvE en Bureauonderzoek alleen vrijwillig onder certificering, later in de discussie vandaag op terugkomen. Blz 3. Klant achter de klant beter beschrijven zie tekst concept advies Bij het bevoegd gezag is het van belang om haar te zien als de inbrengende partij van maatschappelijke normen. Vanuit die rol stelt zij eisen aan de opdrachtgever en is daarmee op te vatten als de klant van de klant en speelt zij een belangrijke rol om klanteisen in te brengen in een certificeringsschema. Daarnaast toevoegen: Ook wetenschap en de samenleving kunnen gezien worden als klant van klant.. Blz 4. Toevoegen:.., hiervoor wordt naar bedrijfsvoering, kwaliteitszorg, resultaat en vakmanschap en naar enkele bedrijfsprocessen gekeken. Blz 4. In de formulering zorgvuldig zijn dat ZZP-ers bedrijven zijn. ZZP-ers staan nu bij flexwerkers, maar die horen ook bij de aanbieders. Esther vraagt of er nog steeds behoefte is aan informatie over certificeringvormen. Die behoefte is er. Walter geeft daarop een kort toelichting over de verschillen tussen systeem- en proces/product certificatie. Het zit heel dicht bij elkaar, maar er zijn een aantal belangrijke verschillen aan te wijzen. Bij systeemcertificering gaat het om certificatie van het managementsysteem: het certificeren hoe je de organisatie leidt (personeelsbeleid, productie, verzonden rapportages en gekwalificeerde medewerker). Er wordt tijdens een audit een steekproef gedaan of wat er in de top van de piramide is beloofd, ook in de rest van de organisatie wordt uitgevoerd. Bij proces/product certificering kijk je naar de uitkomsten van het proces (basis piramide). Tijdens een audit wordt gekeken naar wat er daadwerkelijk in de rapportage staat, wat er in het veld gebeurt, zijn er werk instructies en worden die opgevolgd, hoe wordt kennis verkregen, hoe zijn opleidingen geregeld. Dan redeneer je van daaruit naar binnen.

2 - 2 - Bij de keuze tussen de twee vormen, moet men zich afvragen wat wil ik met certificatie bereiken. Welke klant bedien ik, aan wie wil ik het certificaat laten zien. Het is niet een of/of keuze. Er zou ook voor beide systemen kunnen worden gekozen, bijvoorbeeld IVO/opgraven proces/product certificering en overige onderwerpen systeemcertificering. Bij keuze voor beide systemen betekent dit wel twee BRL-en uitwerkingen. Bij proces/product certificering bekijkt de auditor de uitkomsten, deze oordeelt over de organisatie wat er in het veld plaatsvindt. Meer nadruk op specificaties dan op processtappen, er zijn meer meetbare punten in archeologische sfeer. Bij systeemcertificering wordt de manier beschreven en de eisen aan actoren, de steekproef is gericht op processen. De Klant achter de klant is voor beide vormen in theorie dezelfde, namelijk een tevreden opdrachtgever. De feitelijke opdrachtgever (en degene die betaalt) heeft geen belang bij tevredenheid van de klant achter de klant, voor dat laatste moeten extra waarborgen worden ingebouwd. De klant heeft bij product/proces certificering meer aangrijpingspunten om aan te geven waarom ze niet tevreden is. Dit heeft voordelen als bedrijf (transparantie), maar ook nadelen (makkelijker aan te spreken). De kosten worden bepaald door het aantal externe controles De kosten verschillen: voor systeemcertificering is vaak goedkoper, want locaties bezoeken, rapporten doorlezen kosten tijd. Het blijft echter sterk afhankelijk van welke eisen er aan de organisaties en de audits worden gesteld. De vraag wordt gesteld, wat als tijdens een audit zaken worden vastgesteld die onvoldoende zijn, wat zijn dan de vervolgstappen? Wordt het certificaat ingenomen of nietig verklaard? Het instrumentatrium varieert. Er zijn 4/5 varianten die ingezet kunnen worden van opmerking/waarschuwing tot intrekking (beroepsverbod). Wanneer en welke sancties worden ingezet komt terug bij het schrijven van de BRL. Aan de hand van die instructie gaat een certificerende instelling aan het werk. Het opvolgen van corrigerende maatregelen wordt gecontroleerd bij een vervolgaudit. Systeemcertificering is in het algemeen goedkoper kijkend naar externe kosten, maar intern zijn de inspanningen doorgaans hoger. De interne kosten zijn de kosten die nodig zijn voor het inrichten en onderhouden van een goede bedrijfsvoering, inclusief de kwaliteitsbewaking daarvan. De vraag wordt gesteld: Wat gaat er gebeuren met bedrijven die ISO gecertificeerd zijn? Gaat er alleen archeologisch georiënteerd gekeken worden, want bedrijfsprocessen zijn niet anders. Is er dan al niet een deel gedaan, en is er geen overlap? De formele regels m.b.t. accreditatie geven aan maximaal 30% reductie op audittijd. Als er maar één scope is alleen archeologisch werk dan gaan ISO en archeologische certificering over elkaar heen vallen. Daarnaast wordt aangegeven dat Periplus bijvoorbeeld al ISO gecertificeerd is en dat het certificeren behoorlijke kosten met zich meebracht. Wanneer de kosten voor product/proces certificering hoger zijn, dan zal dat voor veel bedrijven een probleem zijn. De VOiA vraagt: Wat sluit het dichtst aan bij wat er nu is? Het verzoek is blijf zo dicht mogelijk bij huidige vergunning systematiek. De opmerking wordt gemaakt er is nu effectief geen auditor is, want OCW controleert niet. Maar de huidige systematiek zou qua sfeer meer aansluiten bij proces/product certificering. 2 Ingekomen stukken Schriftelijke reactie 3.1 en 3.2 Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van AWN, VOiA, Cees Koot De VOiA heeft niet gevraagd om verandering van het systeem en wil daar niet veel energie in steken. De oproep is hou de details van certificering zo beperkt mogelijk, en zorg dat iedereen onder het nieuwe regime van certificering valt. De VOiA wil ook bureauonderzoek en het PvE gecertificeerd zien. De reactie van Cees ging over de vervolgstappen wanneer zaken bij audit onvoldoende (hierboven reeds beantwoord). AWN geeft aan dat de voorgestelde correcties zijn door gevoerd in het verslag. Op vragen en opmerkingen bij het verslag zal de AWN zelf terugkomen tijdens de bespreking. Renée geeft aan dat wanneer AWN behoefte heeft aan toelichting dat ze hierover persoonlijk nog contact kan opnemen. Uitkomsten mini inventarisatie vorm certificering Esther geeft een toelichting op de uitkomsten van de mini-inventarisatie. Het doel van de inventarisatie is: grip krijgen op wat commissie II belangrijk vindt of niet. We zien een tendens, het geeft misschien handvatten voor de discussie. Omdat de vraagstelling van vraag 5 en 6 niet voor iedereen duidelijk was en er daarom soms antwoorden zijn gegeven die anders bedoeld waren, vraagt Renée of de inventarisatie van tafel moet. Maar één partij geeft aan moeite te hebben met de inventarisatie. De resultaten zullen gebruikt worden alleen als gedachteexercitie om met elkaar het gesprek aan te gaan. De inventarisatie wordt niet gepubliceerd, de uitkomsten komen alleen in het verslag. De uitkomsten worden gecorrigeerd op basis van de ter vergadering gevoerde discussie.

3 - 3 - Tabel met uitkomsten mini-inventarisatie 1 Ik vind de toetsing van de primaire processen vd KNA belangrijker dan toetsing van bedrijfs- organisatieprocessen Heel belangrijk Primaire processen KNA belangrijker dan bedrijfs- organisatieprocessen 2 Ik vind de output (lees kwaliteit van het rapport of uitgewerkt materiaal) van een archeologisch onderzoek belangrijk Onmisbaar Op output van onderzoek daar zou focus moeten liggen 3 Ik vind dat de toetsing zich niet moet beperken tot de uitwerking & rapportagefase Onmisbaar Proces voorafgaand aan rapportage wordt ook zeer belangrijk gevonden 4 Ik vind dat de deskundigheid (CV, diploma check) van actoren niet alleen op basis van een papieren dossier getoetst moet worden Heel belangrijk Deskundigheid niet beperken tot alleen CV op papier 5 Ik vind dat alleen de kritische stappen (stappen met een actor) in Heel belangrijk Er moet meer dan kritische stappen de KNA getoetst moeten worden, de KNA specificaties zijn van worden gecontroleerd, niet alleen ondergeschikt belang. kritische stappen maar ook specificaties. 6 De kosten om me te laten certificeren zijn van ondergeschikt belang t.o.v. kwaliteitswinst Heel belangrijk Eerste instantie focus kwaliteitswinst i.p.v. kosten, doch kostenaspect blijft essentieel in overwegingen 7 Ik vind de kwaliteit van de voorgaande stap in de keten van belang (i.e. de afhankelijk van iedereen "die voor mij zit") Onmisbaar Niet alleen kijken naar kwaliteit rapport maar naar hele keten 8 In het auditteam is archeologische expertise belangrijk Onmisbaar Iedereen vindt archeologische kennis belangrijk 9 In het auditteam moet ook specialistische kennis aanwezig zijn (bij het certificeren van specialistische onderzoeksbureaus) Heel belangrijk Ook specialistische kennis is nodig. De meningen zijn verdeeld, dit vanuit oogpunt kosten. Er wordt nogmaals de oproep gedaan om bij het maken van keuzes goed de risico s in beeld te brengen en daar het accent op te leggen. Risico s maakt voor vorm van certificering niet uit, wel voor herschrijven van de specificaties wanneer bijvoorbeeld risico s niet benoemd zijn. Het moet voor iedereen duidelijk zijn over welke risico s het gaat, niet alleen voor de kritische stappen maar ook voor de specificaties. Jelle zal aan het advies toevoegen hoe kritische risico s benoemd moeten worden. Esther merkt hierbij op dat bij de opstelling van de KNA reeds vanuit een risicobenadering is gewerkt. 3 Bespreken advies reikwijdte en kosten certificering versie 0.3 Het concept advies 0.3 Voorbereidingscommissie II Het concept advies is een allereerste opzet om gericht te kunnen discussiëren. Jelle licht de opzet van het concept advies toe. Het is een concept advies als structuur voor discussie en niet als uitkomst. Er wordt aangegeven dat het advies opgeschreven is vanuit terugkijkende visie en uitsluitend vanuit AMZ archeologie. De opgravingsvergunning verdwijnt, maar de focus blijft op kwaliteit, product en klant. Wat gemist wordt is de breedte van het spectrum. Antwoord: Dit is een belangrijk punt voor ons als archeologisch veld maar niet een vraag aan deze commissie. Er wordt aangegeven dat een hoofdstuk met het doel van certificering wordt gemist. De echte reden waarom de minister certificering verplicht. De tabel op blz 5 waarin partijen en hun belangen worden onderscheiden, wordt besproken: Bevoegd gezag: Focus op handhaving maatschappelijk essentiële waarden, waarbij kwaliteitsaspecten in private regeling gehandhaafd worden. De zorg wordt uitgesproken dat het bevoegd gezag zo mond dood wordt gemaakt. Het bevoegd gezag blijft ten alle tijden het bevoegd gezag en mag aangeven dat kwaliteit van een product onvoldoende is. Het bevoegd gezag zal in de toekomst veel meer op maatschappelijke thema s controleren en niet op het proces van opgraven. Waar zitten de universiteiten in de tabel want die zijn afnemer en misschien ook soms als aanbieder actief. Universiteiten zijn vrijgesteld zolang het gaat om onderzoek ihv onderwijs. Universiteiten moeten ook in het lijstje van partijen. Omdat zij soms ook opgravingen uitvoeren van sites die onder het AMZ proces vallen. Het zijn niet altijd afgeschreven sites. Alleen soms sites waar de directe bedreiging in de verre toekomst ligt. Omdat zij dus sites opgraven die behoudenswaardig zijn moeten zij aan dezelfde eisen voldoen als andere opgravingsinstanties. Alleen als zij niet behoudenswaardige sites opgraven zouden zij niet onder de certificering moeten vallen. Dit is echter wel een gevaarlijk hellend vlak. Bovendien studenten moeten correct leren te werken volgens de KNA Dit is via de UvA al kenbaar gemaakt richting de andere universiteiten, al voor de reactiebrief van Archon ihv de internetconsulatie van de Erfgoedwet..

4 - 4 - Esther geeft aan dat op het forum de heer Raemaeckers van Universiteit Groningen heeft gereageerd dat hij de argumentatie mist, waarom iedereen en dus ook universiteiten zich zouden moeten laten certificeren. De suggestie wordt gedaan: maak onderscheid in werkzaamheden binnen AMZ cyclus en werkzaamheden niet binnen AMZ cyclus. Sowieso is de vraag om de keuzes van deze commissies van argumenten te voorzien, daar zal het CCvD ook behoefte aan hebben. ZZP-ers staan bij flexwerkers, maar die horen ook bij de aanbieders. ZZP-ers zijn alleen aanbieders, wanneer zij zelfstandig werk aannemen. Het is niet aan ZZP-er alleen voorbehouden om zich te laten inhuren, bedrijven kunnen zich ook laten inhuren. Het gaat om zelfstandig uitvoeren of in onder aanneming werken. Opdrachtgevers: Borgen dat uitbestede werkzaamheden aan eisen van bevoegd gezag voldoen. Dit wordt toch in het PvE geregeld? Deze zin anders formuleren, voorstel in volgende concept versie. Opdrachtgevers: Transparanties tussen verschillende aanbieders. Het enig belang van opdrachtgevers is goedkoop een vergunning verkrijgen. Moet de opdrachtgever wel genoemd worden in de tabel? Antwoord: Ja, want dit is een economisch principe. In een marktsituatie met ongelijke informatie zijn opdrachtgevers afhankelijk van kwaliteitsgaranties. Er wordt geconstateerd dat in deze commissie geen opdrachtgever aan tafel zit. In de CCvD die het advies beoordeelt zitten wel de opdrachtgevers. Aanbieders. Level-playing-field tussen bedrijven met en bedrijven zonder personeel. Weghalen tussen bedrijven met en bedrijven zonder personeel. Aanbieders. Duidelijkheid deskundigheidseisen voor eigen personeel en ZZP-ers De vraag wordt gesteld: Hoort deskundigheidseisen niet bij commissie I. Deskundigheidseisen voor eigen personeel en ZZP-ers, kunnen pas ingevuld worden wanneer duidelijkheid is in commissie I. Tot die tijd tekst geel Duidelijkheid deskundigheidseisen voor eigen personeel en ZZP-ers markeren. Aanbieders. Één set van publieke en private eisen is een duidelijk voordeel, maar het veld geeft aan niet te denken dat certificering dit kan bewerkstelligen. Antwoord: Hoe meer de eisen in de BRL algemene erkenning krijgen, des te meer gaat het bevoegd gezag daar naar handelen. Dit is uiteraard wel een ontwikkelingsproces en bereik je niet op dag één. De vraag wordt gesteld, hoe moet ik depothouders plaatsen? Verzoek aan Jelle om samen met Karianne met een tekstvoorstel te komen. Verzoek om maatschappelijke organisaties apart als belanghebbende toe te voegen. Zorg wordt geuit dat de opdracht breder wordt gemaakt dan nu strikt noodzakelijk is? Afgesproken wordt de discussie te beperken tot de opdracht, daarmee de tabel te handhaven en maatschappelijke organisaties in een aparte zin te noemen. 3.1 en 3.2 a.d.h.v. geel gearceerde teksten Pag 8. Keuze vorm van certificering Renée geeft aan dat het streven is te komen tot een richting. De tendens neigt eerder naar proces/productcertificering dan naar management-systeemcertificering, te gelijker tijd wordt geconstateerd dat in bepaalde situatie systeemcertificering wel zou passen. Vanuit de aanwezigen, in het bijzonder de VOiA, wordt aangegeven dat de kosten duidelijk moeten zijn voordat een keuze kan worden gemaakt voor welke vorm. Bij systeemcertificering zijn er eigen kosten in managementkosten. Bij procescertificering zijn er meer out of pocket kosten. Wat is nodig om meer grip te krijgen op kosten aspecten? Als suggestie wordt gedaan een voorbeeld van kosten voor een vergelijkbare beroepsgroep. Afgesproken wordt dat SIKB samen met Hobeon voor het volgende overleg de twee vormen van certificering zal doorrekenen. Rekensom gaat uit van de volgende uitgangspunten: Alle 8 hoofdprocessen en directievoering en consultancy; helft van specificaties verplicht; frequentie beoordeling cyclus 3 jaar 1 e jaar initieel kantoor audit en 2/3 e jaar vervolg project en veld; wettelijk verplicht en niet verplicht; Proces en systeem moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn; Auditen specialisten meenemen in rekenvoorbeeld. De vraag wordt gesteld: Is er korting mogelijk bij certificering van op elkaar lijkende protocollen van het proces opgraven, dit zijn concreet IVO-P, Opgraven en Archeologische begeleiding? Deze zouden onder een

5 - 5 - en hetzelfde certificaat uitgevoerd kunnen worden. Pag 8. Gewenst kennis niveau CI De mini inventarisatie is voldoende richtinggevend gebleken over het gewenste kennis niveau van de CI s. Iedereen vindt archeologische kennis in het auditteam belangrijk. Ook specialistische kennis is nodig in het audit team. Om te kunnen auditen heb je bepaalde competenties nodig. Om het werk te kunnen beoordelen heb je bepaalde archeologische kennis nodig. Een audit bestaat uit een initiële audit en een vervolgaudit. In initiële audit is een systeemauditor nodig, naast een archeoloog, in een vervolgaudit is een archeoloog met overhead nodig. Iedereen is zich er van bewust dat inzet twee personen (een auditor en een vakman) de kosten verhogen. Op het moment dat het Proces Specialistisch Onderzoek wordt geaudit moet in het auditteam de archeoloog vervangen worden door een specialist. De commissieleden konden zich hierin vinden. Wie gaat specialisme waterbodem auditen, welk onafhankelijk CI? Specialisme waterbodem is pas sinds 2006 opgezet. Moet er een ander CV gevraagd worden bij auditen waterbodems, moet iemand kennis hebben van maritiem onderzoek? Ja. In het voorstel aan CCvD moet dit benadrukt worden. Pag 11 en verder Reikwijdte certificering Wat wordt het onderscheid in breedte en diepte? In de breedte: alle protocollen Land-waterbodems? In de diepte: deelprocessen, processtappen, specificaties. Renée geeft aan dat er een voorkeur lijkt voor proces/product certificering onder voorbehoud van kosten, wel is een verkenning van de argumenten daarvoor nu aan de orde. Heeft de keuze voor proces/product certificering consequenties voor diepte? IVO-P en Opgraven zijn in ieder geval wettelijk verplicht. Moet t.a.v de andere protocollen ook geadviseerd (advies aan CCvD/OCW) worden om deze al dan niet verplicht onder certificatie vallen? Er zijn acht protocollen onderscheiden, het is de vraag welke andere willen we (vrijwillig) certificeerbaar maken in breedte en in diepte welke deelprocessen en specificaties horen erbij? De keuze wel of niet certificeerbaar is niet afhankelijk van de vorm. Hoofdprocessen 1. Bureauonderzoek (landbodems en waterbodems) 2. Programma van Eisen (landbodems en waterbodems) 3. IVO Overig en Proefsleuven (landbodems) / IVO Waterbodems 4. Opgraven (landbodems en waterbodems) 5. Fysiek beschermen (landbodems en waterbodems) 6. Specialistisch Onderzoek (landbodems en waterbodems) 7. Archeologische begeleiding (landbodems en waterbodems) 8. Depotbeheer (landbodems en waterbodems) PvE Het CGA geeft aan PvE en Bureauonderzoek vrijwillig te laten zijn. Je kunt altijd later verdiepen 1,2 en 6 niet verplicht maken. Het CGA sluit aan bij eisen die de minister stelt, niet meer verplicht stellen, alle andere zaken vrijwillig maken. De minister zegt 3,4, 6 en 7 verplicht, wanneer dit valt binnen begrip opgraven. Het is wel handig om in 3 of 4 een hoofdstuk over PvE op te nemen om kwaliteitseisen aan PvE te borgen. IPO sluit aan bij de insteek om het PvE in IVO en Opgraven te borgen. De andere partijen geven aan voorstander te zijn van verplichte certificering van de processen voorin de keten. Bureauonderzoek, maar zeker ook PvE. Als de kwaliteit voorin de keten niet geborgd wordt, kan dat achterin de keten niet worden gerepareerd. Er kan geen goede opgraving worden uitgevoerd wanneer voorin de keten al is misgegaan. Bovendien voorzien de andere partijen (deels opgravingsbedrijven) geen problemen met beleid en KNA eisen in een PvE. Ook nu immers gaan de KNA eisen prima samen met beleidseisen. Ze vullen elkaar aan. Bovendien kan een bevoegd gezag nooit eisen van een opgravingsbedrijf dat deze handelt tegen de eisen van de certificering. De vraag wordt gesteld hoe kunnen we de kwaliteit borgen wanneer het in het begin van het proces misgaat. Het CGA geeft aan, wat win je met certificeren? Dan heb je nog steeds geen kwalitatief goed PvE, laat staan een goed onderzoek. Kan het CGA uitleggen waarom PvE niet gecertificeerd zou moeten worden? Het PvE is geen inhoudelijk document. Het is een document waar het bevoegd gezag z'n beleid in kwijt kan. Het is ook steeds vaker een deel van het bestek. Een opdrachtgever kan in het PvE óók zijn wensen en eisen kwijt. Door het PvE te certificeren verwacht het CGA juist dat het problemen gaat leveren bij archeologische bedrijven omdat zij daardoor in het midden worden gezet in wat zij gecertificeerd moeten en wat opdrachtgever en bevoegd gezag eisen. IPO onderschrijft standpunt CGA Het CGA en IPO zijn niet tegen vrijwillige certificering van de protocollen PvE en Bureauonderzoek.

6 - 6 - Conclusie: iedereen behalve het CGA en IPO is voor verplichte certificering van PvE. Bureauonderzoek De meeste aanwezigen geven aan dat ze Bureauonderzoek eveneens onder verplichte certificering willen laten vallen, als advies aan het CCvD/OCW. Niet iedereen kan een goed bureauonderzoek schrijven. Het CGA geeft aan bureauonderzoek niet verplicht te willen stellen. De argumentatie ligt anders dan bij PvE want hier zit geen bestuurlijke component in. De algemene zorg van het CGA is dat er een te grote kerstboom wordt opgetuigd en liever klein beginnen. Daarnaast is er het politieke argument niet roomser dan de paus te willen zijn. De andere commissieleden menen door te adviseren het verplicht te stellen, dat aangegeven wordt hoe belangrijk zij het vinden als commissie. Met het advies kunnen we de politieke lobby bedienen en er ligt een document voor een toekomstige aanpassing dat hier een zwak punt zit. Er wordt opgemerkt dat er toch nog een achterdeur voor het PvE en Bureauonderzoek is en dat is het verplicht te stellen via de KNA en BRL, door als gecertificeerde organisaties alleen te morgen werken met documenten die onder certificaat zijn uitgevoerd. Fysiek beschermen. Fysiek beschermen is nu nog niet verplicht gesteld. Het CGA geeft aan dat het nog heel veel pionierswerk is. Het is te vroeg om nu al certificeren. Fysiek beschermen is iedere keer maatwerk en daardoor heel lastig te certificeren. Daarnaast als er gevraagd wordt om een gebied te beschermen dan ligt er een overheid besluit en moet van daaruit de kwaliteit worden geborgd. Voor fysiek beschermen zijn processtappen gedefinieerd waarop eventueel gecertificeerd kan worden. Maar dit is nog niet rijp om te certificeren. Het verzoek is wel na te denken waarom zoiets belangrijks niet voordragen wordt voor certificering. Conclusie: Fysiek Beschermen niet verplicht stellen. Voor vrijwillige certificering is het nu te vroeg, daarvoor in het protocol nog onvoldoende uitgewerkt. Gezien het belang van fysiek beschermen is het advies om wel toe te werken naar een certificeerbaar protocol op termijn. Depotbeheer Depotbeheer is een bestaand protocol in de KNA. De provincies en gemeenten voldoen aan dit protocol. Waarom moet depotbeheer onder certificering vallen, dit zorgt voor extra kosten. Depots voldoen al aan bepaalde voorwaarden. Er komen geen depots bij deze worden eerder gesloten. Wat als een depot niet voldoet aan certificering, wordt dan depot opgeheven? Het is voor bedrijven wel belangrijk dat ze de vondsten en documentatie op een eenduidige en uniforme wijze kwijt kunnen. De eisen aan depots zijn in commissie III uitvoerig besproken. Hier kan een kwaliteitsslag gemaakt worden. Conclusie: het zou wel onder de vrijwillige certificering moeten vallen. 4 Vervolgafspraken Maandag 24 november te Amersfoort Reacties op advies worden verwerkt in advies voor volgende keer Rekenexercitie door SIKB en Hobeon Extra bijeenkomst inplannen als terugval optie op woensdag 26 november 9.30 te Amersfoort 5 Rondvraag & afsluiting Jelle geeft aan dat er aantal besluiten zijn genomen en die zullen niet meer geel zijn, maar met andere kleur gemarkeerd worden in het aangepast advies. Reacties op advies 0.3 kunnen aan Jelle worden g d. Bart vraagt hoe wordt omgegaan met consequenties van andere commissie. Renée geeft aan dat alle betrokken er voor waken en discrepanties zullen signaleren