Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn Postbus 3, 9800 AA Zuidhorn

Transcriptie

1 Zienswijze tegen ontwerp omgevingsvergunning Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn Postbus 3, 9800 AA Zuidhorn Aduard, Onderwerp: zienswijze tegen ontwerp - omgevingsvergunning Wijzigen van de inrichting en bedrijfsactiviteiten, Albert Harkemaweg Aduard Geachte college, In het Westerkwartier van 26 augustus 2015 is het ontwerp - omgevingsvergunning Wijzigen van de inrichting en bedrijfsactiviteiten, Albert Harkemaweg Aduard bekendgemaakt. Hierbij maak ik mijn zienswijze kenbaar tegen het ontwerp omgevingsvergunning. Een aantal argumenten ligt aan deze zienswijze ten grondslag. Deze komen hieronder puntsgewijs aan de orde. 1. Bestemmingsplan Er is een bestemmingsplan 2009, waarmee de hele fabrieksactiviteit geheel niet strookt (staat in aanmeldnotitie). Nu wordt ook de uitbreiding waaronder voor een deel een oprichting van een nieuwe activiteit hier onder geschaard. Dan is er ook een bestemmingsplan 2013 waardoor voor een deel de bestemming industrie gewijzigd is in verkeer. Bestaande activiteiten zijn toegestaan op basis van het overgangsrecht van dat bestemmingsplan. Het enige wat B & W over toetsing aan bestemmingsplan opmerkt, is dat de uitbreiding in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het is de vraag of de uitbreiding, waaronder oprichting betonmortelcentrale, onder het genoemde overgangsrecht van dat bestemmingsplan mag vallen. De toetsing aan het bestemmingsplan heeft ten onrechte tot de conclusie van het bevoegd gezag geleid dat de gevraagde activiteit vergunbaar is op dit terrein. 2 Milieueffectrapportage (MER) B&W heeft geoordeeld dat een MER voor deze forse uitbreiding en de oprichting van een betonmortelcentrale niet nodig is. De forse uitbreiding van de inrichting met o.a. puin breken ( ton per jaar), hout shredderen ( ton per jaar) en de oprichting van een betonmortelcentralen van ton per jaar, gecombineerd met opslag gevaarlijk afval (waaronder asbest), partijen verontreinigd grond, uitstoot van fijn stof etc. vragen meer dan de summiere afweging van B&W dat een MER niet nodig is. Zonder een deugdelijke MER, waarin de verschillende

2 milieuaspecten hadden moeten worden getoetst, had de vergunning niet verleend mogen worden. 3. Geluidhinder In de Wet Geluid Hinder artikel 40: Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 db(a) niet te boven mag gaan. In opdracht van Starkenbergh Vastgoed B.V. is door Stroop raadgevende ingenieurs bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de omgeving ten gevolge van de inrichting aan de Albert Harkemaweg 76 te Aduard, gemeente Zuidhorn. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is een aanvraag om een revisievergunning. Voor de beoordeling van het milieuaspect geluid verlangt het bevoegd gezag bij de aanvraag een akoestisch onderzoek. Door de firma Stroop zijn er twee rapportages uitgebracht. Er zijn verschillen geconstateerd in de uitkomsten van beide rapportages. Graag zien wij dit nader toegelicht hoe dit kan. Rapport: januari 2014 Bijlage 1 Rapport: februari 2015 Bijlage 2 Tevens is de som van geluidsbelasting tegen de grenswaarde van 50 db(a). Dit is slechts alleen geluid veroorzaakt door de firma Starkenbergh. Andere bedrijven binnen het gezoneerde industrie terrein zijn buiten beschouwing gebleven. Wordt de genoemde grens van 50 db(a) niet overschreden als dezen wel worden meegewogen. Had dit niet ook mee genomen moeten worden in het beoordelen van de geluidsbelasting. Het geluidsonderzoek geeft nu geen volledig beeld van de werkelijke geluidsbelasting op de zonegrens. De aanvraag van de vergunning had daarom niet ontvankelijk verklaard moeten worden. 4. Indirecte geluidhinder Conform de Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting;beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer d.d. 29 februari 1996, is het verkeer op de openbare weg van en naar de inrichting gelegen op een gezoneerd industrieterrein buiten beschouwing gelaten. De verkeersbewegingen van en naar de inrichting vinden in de toekomstige situatie direct plaats via de, nieuw aan te leggen, rondweg. Bij het verlaten van deze weg zijn de verkeersbewegingen zodanig in het heersende verkeerbeeld opgenomen, dat deze niet meer herkenbaar zijn als op weg naar of afkomstig van de inrichting. Echter is de huidige situatie dat de rondweg er nog niet is. Hoe kan een situatie vergund

3 worden die er nog niet is? De indirecte hinder is dus niet getoetst aan de bestaande situatie. Dit is een procedurefout die hersteld moet worden, daarna kan pas besloten worden of op dit onderdeel het totaal aan activiteiten vergunbaar is. 5. Zonering industrie terrein In de Wet geluidhinder is de volgende definitie van industrieterrein opgenomen (art.1 Wgh): terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken; Tezamen met art. 41 3e lid Wet geluidhinder volgt daaruit dat de zogenaamde grote lawaaimakers alleen in werking mogen zijn op een gezoneerd industrieterrein. Deze grote lawaaimakers zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Bor (Besluit omgevingsrecht, art e lid). De begrenzing van een industrieterrein is of dient vastgelegd te worden in bestemmingsplannen. Situatie van de inrichting en bedrijfsactiviteiten, Albert Harkemaweg Aduard De inrichting ligt voor het grootste gedeelte op het gezoneerde industrieterrein te Aduard. Een klein gedeelte van de inrichting ligt daar net buiten. Er wordt door Starkenbergh verzocht om de grenzen van het gezoneerde industrieterrein zodanig te verruimen, dat de gehele inrichting binnen de grenzen van het gezoneerde industrieterrein komt te liggen. Omdat de zonegrens niet zal worden verruimd, zal dit voor de omliggende woningen niet tot een toename van geluid leiden. Het geluid vanwege de activiteiten binnen de inrichting dient dan ook te worden getoetst aan de geldende zonegrenswaarde (Wgh). De geluidsituatie van de inrichting is voor deze situatie inzichtelijk gemaakt. Zie ook toegevoegde bijlage 3 en 4 hierin kunt u zien dat er wel degelijk gebruik wordt gemaakt van zogenoemde grote lawaaimakers buiten het gezoneerde industrieterrein. Dit is zonder aanpassing van het bestemmingsplan niet toegestaan. De gemeente dient eerst een bestemmingsplanprocedure voor wijziging van de geluidszone te doorlopen. De aanvraag had niet in behandeling genomen mogen worden en de vergunning dus niet verleend. 6. Gevaarlijk afval Er wordt geen asbest geaccepteerd; er is alleen sprake van 'een stukje onbedoeld asbest in het puin, maar men deelt ook mee dat de opslag van asbest maximaal 9 ton wordt. Er worden ook partijen niet bruikbare grond geaccepteerd, bijvoorbeeld afkomstig van sanering. Bedrijf heeft een uitbreiding voor opslag van gevaarlijke afvalstoffen tot 49 ton, net voor de grens van 50 ton. Daarna zou het een IPPC-inrichting zijn en zouden strengere BBT eisen gelden. De vergunde opslag voor asbest van 9 ton is extreem veel als het alleen gaat om onbedoeld aangevoerd asbest in aangevoerde materialen. Hier hadden vanwege de bescherming voor de omgeving veel strengere eisen moeten gelden.

4 Ook in de partijen niet bruikbare grond kan een scala van gevaarlijke afvalstoffen aanwezig zijn (bijvoorbeeld asbest). Hoe wordt de samenstelling gecheckt? In het acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) staan geen voornemens tot regelmatige analyse en in de vergunning zijn hierover ook geen voorschriften opgenomen. Het AV-beleid schiet te kort. De vergunning had hiervoor duidelijke voorschriften moeten bevatten. Omdat een solide acceptatiebeleid (van afvalstoffen) ontbreekt, kan bij onvoldoende check en keuringen van partijen de grens van 50 ton opslag gevaarlijk afval gemakkelijk overschreden worden, waarmee de inrichting onder de IPPC valt. De grens van 49 ton gevaarlijk afval is waarschijnlijk gekozen om onder de grens van de IPPC te blijven, maar gelet op het ontbreken van AV-beleid zou het zekere voor het onzekere genomen moeten worden, omdat niet valt uit te sluiten dat de grens van 50 ton wordt overschreden. Dit rechtvaardigt het aanmerken van een bedrijf als een IPPC-bedrijf, omdat daarmee betere waarborgen gelden voor de omgeving. 7. Overige milieu aspecten Beheersmaatregelen beperking van milieu effect Met betrekking tot de reductie van totaal stof zijn voor het terrein van de inrichting de hiernavolgende maatregelen getroffen: - Het bedrijfsterrein, waaronder de opslagvakken voor zand en grind, is voor een belangrijk deel voorzien van keerwanden; - Binnen de inrichting is sprake van good housekeeping als handelswijze om hinder naar de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen; - Stuif gevoelige materialen worden tijdens droge perioden bevochtigd; - De storthoogte tijdens laad- en losactiviteiten wordt beperkt; - Het met de puinbreker te breken materiaal wordt nat gehouden; - Het bedrijfsterrein wordt regelmatig gereinigd en indien noodzakelijk, nat gehouden middels een sproeivoorziening; 10 Rapport R01 - Voertuigen en/of machines zijn niet langer in bedrijf dan strikt noodzakelijk en voldoen aan de actuele stand der techniek. Er wordt in de maatregelen gesproken over zogenoemde sproei installaties. Hoe wordt er gehandeld tijdens vorstperiodes? Wat betekent dit voor de risico s van uitstoot van fijn stof? Aangezien de puinbreekinstallatie en de houtversnippering dicht bij de woonbebouwing van Aduard liggen, kan alleen overdekt breken en versnipperen als BBT worden aangemerkt. Wat voor sproei installatie wordt er toegepast? Wordt er gebruik gemaakt van leidingwater? Of water uit een opslag bassin? Indien er sprake is gebruik opgeslagen water stilstaand water is er ook kans op legionella besmetting door verneveling van de sproei installaties. Er is ten onrechte ook geen risico analyse uitgevoerd omtrent de sproei installaties. 8. Milieu management systeem Uit de aanvraag en ontwerpvergunning blijkt niet dat het bedrijf beschikt over een gecertificeerd milieu management systeem. Er is alleen sprake van good housekeeping.

5 Zoals eerder opgemerkt is er geen deugdelijk AV-beleid. Voor een inrichting met de hoeveelheden zoals die nu worden vergund is het onbegrijpelijk dat het bevoegd gezag niet dwingend een gecertificeerd milieu management systeem voorschrijft, waarin ook het AVbeleid goed is verankerd. Voor het adequaat kunnen uitvoeren van toezicht, gelet op de bescherming van het milieu en de leefomgeving van de Aduarders, zou de vergunning hierop moeten worden aangepast. Op basis van de bovenstaande argumenten maak ik bezwaar tegen het ontwerp - omgevingsvergunning Wijzigen van de inrichting en bedrijfsactiviteiten, Albert Harkemaweg Aduard. Naar aanleiding van het voorgaande verzoek ik u met inachtneming van mijn zienswijze het ontwerp - omgevingsvergunning de vergunning niet te verlenen. Ik ga ervan uit dat u mij van de verdere procedure op de hoogte houdt. Hoogachtend naam, adres, handtekening

6 Bijlage 1 : uitkomsten akoestisch onderzoek is door Stroop raadgevende ingenieurs bv rapportage;

7

8 Bijlage 2 : uitkomsten akoestisch onderzoek is door Stroop raadgevende ingenieurs bv rapportage;

9 Bijlage 3 : situering gezoneerd industrie terrein;

10 Bijlage 4: Inrichting van bedrijfssituatie Starkenbergh b.v.