Standpunt 2.0. Orde van Vlaamse Balies.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Standpunt 2.0. Orde van Vlaamse Balies."

Transcriptie

1 Orde van Vlaamse Balies Staatsbladsstraat 8 B 1000 Brussel T +32 (0) F +32 (0) info@advocaat.be ondernemingsnummer Standpunt 2.0 Bijkomende opmerkingen OVB op het voorontwerp van wet houdende wijziging van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie ( potpourri II ) 1. Inleiding In maart 2015 presenteerde de minister van Justitie zijn Justitieplan, waarin hij zijn ambitieuze plannen uiteenzette. Een deel van die plannen met betrekking tot het straf(proces)recht wordt geconcretiseerd in de tweede potpourri-wet (verder: PPII). De Orde van Vlaamse Balies (OVB) gaf de minister van Justitie al eerder haar visie op het globale Justitieplan, alsook op het voorontwerp van de PPII (zie standpunt van 23 juli 2015) te kennen. In overleg met de gespecialiseerde advocaten van OVB-commissie strafrecht, worden in deze nota enkele bijkomende bekommernissen en opmerkingen geformuleerd. Vooral met betrekking tot de rechtsmiddelen en de conclusietermijnen in strafzaken, worden nog bezwaren geuit. Het dient nogmaals te worden benadrukt dat de OVB niet alles zal becommentariëren, zich niet wil inmengen in beleidskeuzes (bijv. over hogere straffen) maar enkel opmerkingen geeft over bepalingen die de belangen van de advocatuur aanbelangen of de grondrechten van de rechtzoekende kunnen aantasten. De OVB wil daarenboven beklemtonen dat bepaalde elementen uit dit voorontwerp kaderen binnen een meer globale hervorming van de strafprocesrechtelijke regelgeving, zoals voorgesteld in de beleidsverklaring en het Justitieplan van de minister (voorlopige hechtenis, bevoegdheden vooronderzoek). Door een potpourri van verschillende wijzigingen in te voeren zonder oog te hebben voor het ruimer uitgebalanceerd geheel van de strafprocedure, loopt men het risico het complex evenwicht tussen de verschillende belangen (efficiënte vervolging en berechting vs. bescherming van het recht op een eerlijk proces, maar eveneens de belangen van het slachtoffer, ) in de strafprocedure te verstoren. De OVB is van mening dat een coherente uitwerking van deze hervorming best in zijn geheel gebeurt met een algemene visie voor ogen en niet gefaseerd door enkele zaken nu al te regelen. Desbetreffende verwijst de OVB ook naar haar nota hervorming strafprocedure Pleidooi voor een participatief strafrechtelijk (voor)onderzoek 1. Uitganspunt van deze hervormingen moet steeds de goede rechtsbedeling zijn. Een dermate fundamenteel aspect van de rechtsstaat als het strafproces mag niet worden gewijzigd louter om budgettaire of efficiëntiedoeleinden. 1 OVB% pdf

2 2. Het failliet van assisen In het voorontwerp wordt de assisenprocedure waarin een volksjury oordeelt over de schuld van de verdachte quasi volledig uitgekleed: de professionele strafrechters nemen deel aan het beraad en voorts worden alle misdaden correctionaliseerbaar (tenzij wanneer een misdaad het overlijden van een politieambtenaar veroorzaakt of van een minderjarige wanneer diens ouders zich tegen de correctionalisatie verzetten). In de praktijk worden quasi alle correctionaliseerbare misdaden effectief door de correctionele rechtbank behandeld, zonder dat dit afdoende wordt gemotiveerd of beredeneerd. Wanneer deze praktijk zich zou doorzetten 2, zullen er zelden nog zaken voor het hof van assisen verschijnen. Daarenboven zou de deelname van de rechters aan het beraad een dermate grote invloed kunnen uitoefenen op de beslissing dat ze het nut van de volksjury zou kunnen ondergraven 3,4. Het feit dat de professionele rechters zelf niet stemmen (in tegenstelling tot de eerste versie van het voorontwerp) doet hieraan geen afbreuk. Verschillende rechtbanken kunnen zich dus over dezelfde misdrijven buigen en kunnen dezelfde straffen opleggen (het streven van identieke strafmaten en rechtsgevolgen m.b.t. bijv. de verjaring staat centraal in dit voorontwerp van wet). De OVB ziet hier het nut niet van in en is dan ook voorstander van een eenduidige procedure. Ze moedigt de minister aan een consequente beleidskeuze te maken over het al dan niet voortbestaan van de assisenprocedure. De uitzonderingen die in het voorontwerp zijn opgenomen, kunnen niet overtuigen en lijken in strijd te zijn zoals de Raad van State terecht opmerkt in zijn advies met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Wanneer de zwaarste misdaden door de correctionele rechtbank worden berecht, roept de OVB op hier steeds te voorzien in een grondig onderzoek ter terechtzitting en het onmiddellijkheidsbeginsel volop te laten spelen. De meerwaarde van de assisenprocedure kan zo worden behouden. Het verdient ook aanbeveling deze zaken steeds door een collegiale kamer te laten behandelen (dus niet alleen in graad van beroep), te meer omdat de correctionele rechtbank in de voorgestelde regeling nog zwaardere gevangenisstraffen kan opleggen dan nu het geval is (tot 40 jaar voor gecorrectionaliseerde misdaden strafbaar met levenslange opsluiting). 3. Wijzigingen inzake de onderzoekshandelingen in het vooronderzoek (en de inlichtingendiensten) Het voorontwerp wil, zoals aangekondigd in het Justitieplan, de mini-instructie uitbreiden tot alle dwangmaatregelen met uitzondering van de voorlopige hechtenis en de volledig anonieme getuigenis. De onderzoeksrechter evolueert zo meer en meer naar een rechter van het onderzoek al kan hij in het huidige voorstel de zaak nog wel steeds naar zich toetrekken (evocatierecht). Net zoals in haar standpunt op het Justitieplan, wil de OVB benadrukken dat zulke wijziging moet worden gekaderd binnen een meer globale herziening van het vooronderzoek en het evenwicht tussen de efficiënte werking van het onderzoek en de bescherming van de rechten van verdediging. Wanneer de machtspositie in het vooronderzoek opschuift naar het Openbaar Ministerie die in wezen een minder onafhankelijke rol dan de onderzoeksrechter vervult moet 2 Merk op dat ook in geval van correctionalisering door het OM de strafrechter zich niet langer onbevoegd kan verklaren volgens het voorontwerp (artikel PPII). Nog meer automatisme dus. 3 Zie ook het advies van de Hoge Raad voor de Justitie over het wetsvoorstel tot hervorming van het hof van assisen (stuk Senaat, nr /1 2007/2008) van 28 januari De tegenargumenten in de memorie van toelichting, die opduiken nadat de OVB haar vrees hierover kenbaar maakte, kunnen niet overtuigen. Een professionele, deskundige rechter zal veel meer invloed hebben dan de andere juryleden, hoe groot diens aanzien dan wel kan zijn. De OVB verwacht trouwens niet dat de magistraten hun invloed zullen misbruiken maar dat de juryleden veeleer geneigd zullen zijn zich te richten naar de wijsheid van de magistraten.

3 dit gepaard gaan met een evenredige uitbreiding van de rechten van verdediging. De OVB verwijst naar het eerder aan de minister meegedeelde standpunt hervorming strafprocedure Pleidooi voor een participatief strafrechtelijk (voor)onderzoek. Ze wordt hier bovendien gesteund door het advies van de Raad van State, dat zich de vraag stelt of de verruiming van de mini-instructie niet gepaard moet gaan met toekennen van een inzagerecht in het strafdossier. Daarnaast moet dit gepaard gaan met een effectieve controle van de onderzoeksrechter op deze ingrijpende onderzoekshandelingen. Loutere standaardformuleringen in de mini-instructie zijn uit den boze. Hoewel de OVB zich niet verzet tegen het afschaffen van louter formele nietigheidssancties, ziet ze risico s in de combinatie van de uitbreiding van de mini-instructie met de afschaffing van de nietigheidssanctie van artikel 90 quater Sv (telefoontap). Die nietigheidssanctie is er immers op gericht de onderzoeksrechter te dwingen een grondige, beredeneerde beslissing te laten maken. Wanneer de vormvereisten worden versoepeld, zou het risico kunnen ontstaan dat de mini-instructie al te snel wordt toegelaten, terwijl de controle van de onderzoeksrechter op de uitvoering minder strak wordt. Dit is een voorbeeld van de stelling dat een punctuele wijziging in het strafprocesrecht, zeker in combinatie met andere wijzigingen, onvermijdelijk gevolgen meedraagt voor de rest van de strafprocedure. Wat die telefoontap betreft, voorziet het voorontwerp in artikel 66 dat de van belang geachte communicaties niet meer volledig moeten worden overgeschreven, maar enkel de relevante passages. De OVB ziet hier geen probleem in, op voorwaarde dat de mogelijkheid voor de partijen om de volledige opnames te raadplegen (artikel 67 PPII) onverkort wordt gewaarborgd, eventueel bijgestaan door een tolk wanneer de communicatie in een vreemde taal gebeurd. Het is van belang dat de passages niet te fragmentarisch worden weergegeven, maar dat de context van de boodschap duidelijk uit de redactie blijkt. De OVB wil tevens een opmerking maken over de vordering tot identificatie van gebruikers van communicatiediensten door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (artikel PPII), die wijzigt van een specifieke in een gewone inlichtingenmethode (die met veel minder waarborgen tegen misbruik gepaard gaan). Hoewel het voorontwerp in bijkomende waarborgen voorziet, waaronder de vereiste van schriftelijke vordering door de inlichtingenofficier, pleit de OVB voor een gelijkschakeling met de analoge bepalingen in het reguliere strafonderzoek (art. 46bis Sv.): net als de procureur des Konings, zou de inlichtingenofficier zijn beslissing moeten motiveren. De motivering moet dan de proportionaliteit met inachtneming van de persoonlijke levenssfeer en de subsidiariteit ten opzichte van elke andere onderzoeksdaad weerspiegelen. 4. Minnelijke schikking in strafzaken Het voorontwerp van wet wil toepassing van de minnelijke schikking van artikel 216bis Sv. beperken tot op het moment dat er een vonnis of arrest ten gronde in eerste aanleg wordt geveld. De OVB vindt dit een positieve correctie van de uitbreiding van de buitengerechtelijke afhandelingswijze. Wanneer een strafrechter uitspraak doet over de schuldvraag, is het niet meer aan het Openbaar Ministerie om de zaak anderszins af te handelen. De OVB heeft echter wel problemen met het voorstel de afgesloten minnelijke schikkingen in het strafregister op te nemen. De minnelijke schikking leidt immers niet tot de vaststelling van schuld maar enkel tot het verval van de strafvordering. Ook al moet de verdachte zijn schuld wel erkennen, toch mag een minnelijke schikking daarom niet zomaar gelijk worden geschakeld met de veroordelingen in het strafregister. Het feit dat deze minnelijke schikkingen niet op uittreksels van het strafregister verschijnen en dat de schikkingen niet als grond voor wettelijke herhaling Pagina 3

4 kunnen dienen, verzachten de pijn wel maar helpen deze markante gelijkschakeling niet uit de wereld. 5. Voorlopige hechtenis Het voorontwerp van PPII streeft naar zuinigere controlemogelijkheden op de voorlopige hechtenis. De periodieke controle op de voorlopige hechtenis wordt nog wel maandelijks verplicht voor alle misdrijven (ook voor de thans niet-correctionaliseerbare misdaden). Vanaf de derde beslissing zal deze controle tweemaandelijks gebeuren (artikel 129 PPII). De OVB wil er vooreerst op wijzen dat zulke wijzigingen best samen worden behandeld met de voorgestelde wijziging van de duur en modaliteiten van de voorlopige hechtenis in het Justitieplan. De mate van controle op een dwangmaatregel hangt immers onvermijdelijk samen met de wijze waarop de dwangmaatregel kan worden uitgevoerd. Voor de OVB is een zuinigere controle enkel aanvaardbaar in het licht van de eerder in het justitieplan voorgestelde beperking van de duur van de voorlopige hechtenis. Dit is eens te meer het geval omdat de mogelijkheid voor de verdachte om maandelijks een verzoekschrift neer te leggen wanneer hij voor drie maanden wordt aangehouden voor niet-correctionaliseerbare misdaden (130 PPII) en de ambtshalve controle van de KI op langdurige voorlopige hechtenissen van artikel 136ter Sv. worden afgeschaft (70 PPII). Ook tijdens de fase van de terechtzitting wordt het recht om de voorlopige invrijheidsstelling te verzoeken, beperkt (wachttermijn van 1 maand na de verwerping) (artikel 134 PPII). Opnieuw een voorbeeld dat de combinatie van vele zogenaamde punctuele wijzigingen verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de verdediging! De OVB blijft voorstander van een maandelijkse controle op de voorlopige hechtenis door de raadkamer, minstens op verzoek van de verdachte. De voorlopige hechtenis is een dermate ingrijpende en traumatiserende maatregel dat er niet genoeg controle kan zijn. Vooral wanneer die vrijheidsberoving langer blijft duren, is een zorgvuldige controle een conditio sine qua non (cfr. advies Raad van State) om niet te verzeilen in een arbitraire politiestaat. Bovendien kunnen periodieke controlemogelijkheden druk zetten op de onderzoekers om het onderzoek sneller te laten verlopen. Bovendien gaat de periodieke controle in ons strafprocesrecht gepaard met een automatisch inzagerecht in het strafdossier voor de aangehouden inverdenkinggestelde. Het voorontwerp vermindert de controlemomenten maar bepaalt niets over bijkomende inzagemogelijkheden. Het automatisch inzagerecht (enkel nog op verzoek) verdwijnt dus ook, wat er voor kan zorgen dat de verdediging minder betrokken is bij het gerechtelijk onderzoek dan in de huidige regelgeving. Ook onmiddellijk cassatieberoep tegen de handhavingsbeslissing of de afwijzing van de voorlopige invrijheidsstelling wordt beperkt. Er is enkel nog cassatieberoep voorzien tegen het arrest van de KI die in beroep de voorlopige hechtenis de eerste keer handhaaft (138 PPII). Hoewel de wettigheid van die eerste controle van het aanhoudingsbevel inderdaad het belangrijkste is, wil dit niet zeggen dat de wettigheid van de volgende handhavingsbeslissingen zo maar uit het oog mag worden verloren. Omdat die handhaving van de voorlopige hechtenis direct een ingrijpende werking heeft op de verdachte, is een controle a posteriori (samen met de eindbeslissing) niet voldoende om diens recht en vrijheid te beschermen. Om te vermijden dat deze handhavingsbeslissingen een quasi-automatisme worden zonder afdoende motivering, moet er ook steeds cassatieberoep tegen deze beslissingen open staan. Het cassatieberoep is de ultieme stok achter de deur voor een zorgvuldige én gemotiveerde handhavingsbeslissing van het onderzoeksgerecht. Het argument dat deze cassatieberoepen zelden succes hebben, is zonder waarde. Wie kan er immers op tegen zijn dat een gegrond cassatieberoep, ook al zijn ze nog zo zeldzaam, wordt ingediend. De OVB wil er op wijzen dat de cassatieprocedure in strafzaken recent

5 nog werd gewijzigd (wet van 14 februari 2014) waarbij onontvankelijke cassatieberoepen op vereenvoudigde wijze kunnen worden afgewezen. 6. Dagvaarding en betekening De OVB heeft weinig problemen met de blijvende geldigheid van dagvaardingen na verdaging of voortzettingen op latere datum. In het voorontwerp moet de tijdens het vooronderzoek vrijgelaten verdachte niet alleen een adres kiezen voor oproepingen en betekeningen voor het onderzoek, maar voor het ganse strafproces (136 PPII). De OVB acht dit een correcte wijziging en wil zelfs voorstellen dat de verdachte de identiteit van zijn advocaat meedeelt, zodat de oproepingen en betekeningen ook aan hem worden gericht. Zo kan de advocaat zich beter voorbereiden en zou de nood om uitstel te vragen in de verdere procedure verminderen. Gelet op de verstrengde regels inzake het verzet, moet men er wel steeds op toe zien dat de verdachte effectief wordt bereikt. Anders dient men steeds verzet toe te laten tegen de verstekbeslissing (zie verder). De OVB moedigt het Openbaar Ministerie aan om nog meer moeite te doen verdachten (ook in het buitenland) op te sporen en effectief te bereiken en dus niet al te snel te betekenen aan het Openbaar Ministerie zelf. Zo kan er worden bespaard op terechte, doch te vermijden verzetsprocedures. 7. Dwingende conclusietermijnen Net als in haar commentaar op het Justitieplan, benadrukt de OVB dat ze geen tegenstander is van een op civielrechtelijk procesrecht gebaseerde regeling van dwingende conclusietermijnen in strafzaken. Een efficiënte procesgang is er immers niet bij gebaat dat er telkens last minute conclusies worden neergelegd (al dan niet met recht en reden), zodat de behandeling moet worden uitgesteld. Het lijkt haar echter niet meer als logisch dat dit ook voor het Openbaar Ministerie geldt, zodat de verdediging met gelijke wapens en met voldoende informatie en faciliteiten verweer kan voeren tegen hetgeen het Openbaar Ministerie aanvoert tegen de verdachte. Dit is niet duidelijk uit de wettekst af te leiden. De OVB ziet echter verschillende juridisch-technische gebreken en praktische problemen in de voorgestelde wettekst. De voorgestelde regeling lijkt sterk geïnspireerd op de civielrechtelijke regeling in het Gerechtelijk Wetboek. De bepalingen van het Ger.W. (741 e.v. Ger.W.) inzake de kalenderregeling zijn echter niet van toepassing in strafzaken, zodat de wetgever niet zomaar begrippen of regels uit het Ger.W. mag transponeren naar de strafprocedure. Zo kent het Wetboek van Strafvordering bijvoorbeeld geen definitie van inleidingszitting of rechtsdag. Maar ook de wijze waarop de strafrechter de kalender moet opstellen, is onvoldoende georganiseerd in de voorgestelde wettekst. Zo bepaalt artikel 75 PPII dat de partijen die wensen te concluderen de rechter kunnen vragen conclusietermijnen te bepalen. De vraag rijst dan of een kalenderregeling enkel mogelijk is op verzoek van een partij, dan wel of de strafrechter ook ambtshalve conclusietermijnen kan bepalen (zoals de burgerlijke rechter). Bovendien is niet duidelijk of de strafrechter verplicht dit verzoek moet inwilligen. In tegenstelling tot het Gerechtelijk Wetboek, bepaalt het voorgestelde artikel bijvoorbeeld ook niet binnen welke termijn Pagina 5

6 de strafrechter de kalender moet opstellen, of de partijen hier opmerkingen over kunnen maken 5, etc. De wettekst bepaalt ook dat de conclusies moeten worden neergelegd en meegedeeld aan de andere partijen, maar legt niet uit hoe dit moet gebeuren. Nu moeten conclusies ter terechtzitting worden neergelegd (ook mondeling mogelijk) 6, maar dit lijkt niet de bedoeling van het voorontwerp te zijn. Het is dan ook noodzakelijk dat de voorgestelde regeling concreter wordt uitgewerkt in het Wetboek van Strafvordering. Bovendien is de OVB bezorgd dat de mogelijkheid om later alsnog conclusies neer te leggen (na de termijn) te eng wordt afgebakend en niet altijd te verzoenen is met het dynamisch karakter van het strafproces. In de voorgestelde regeling zijn nieuwe termijnen enkel mogelijk mits akkoord van alle partijen of wanneer er een nieuw en ter zake dienend stuk of feit opduikt dat nieuwe besluiten rechtvaardigt. In dit voorstel kan één onwillige partij een nieuwe conclusiekalender zonder meer boycotten. Ook de invulling van nieuwe en ter zake dienende stukken of feiten kan tot discussie leiden (te meer omdat dit niet wordt verduidelijkt in de wettekst of memorie van toelichting). In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat dit voorstel proceduremisbruiken en laattijdige conclusies die de belangen van andere partijen schaden, wil tegen gaan. Er zijn evenwel situaties denkbaar, ook zonder nieuwe relevante stukken, die bijkomende conclusies rechtvaardigen zonder dat er sprake is van proceduremisbruik. Zo rijst de vraag of een advocaat die een confrater na de inleidingszitting opvolgt, niet de mogelijkheid moet hebben om alsnog nieuwe conclusies neer te leggen. Bovendien zou deze regelgeving er ook toe kunnen leiden dat partijen op zeker spelen en ook op het eerste zicht misschien overbodige conclusies gaan indienen om hun beroepsaansprakelijkheid te ontlopen. Het verdient dan ook aanbeveling de vonnisrechter de bevoegdheid te geven partijen alsnog toe te laten conclusies neer te leggen (eventueel in hun pleidooi op de rechtsdag, dat onverlet wordt gelaten volgens de memorie van toelichting), ook buiten de nu voorgestelde situaties wanneer hij vaststelt dat er geen sprake is van dilatoire motieven of wanneer de goede rechtsbedeling niet in gedrang komt. 8. Vereenvoudigde procedure na guilty plea Het voorontwerp voorziet in een vereenvoudigde procedure na erkenning van schuld door de beklaagde in zaken waarin het Openbaar Ministerie geen straf hoger dan 5 jaar gevangenisstraf zou vorderen (enkele misdaden wettelijk uitgesloten). Het voorontwerp geeft verdachten recht op bijstand van een advocaat en recht op inzage in het strafdossier zodat ze met voldoende kennis van zaken over de feiten, het dossier én de gevolgen van hun processtrategie kunnen beslissen al dan niet schuldig te pleiten. De advocaat kan er ook op toezien dat er geen sprake is van onrechtmatig afgedwongen overeenkomsten (bijv. door disproportionele strafvermindering te beloven). Wanneer de strafrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte over de straf en de juridische kwalificatie correct en vrijwillig is afgesloten, de schulderkenning accuraat is en de overeengekomen straf proportioneel, kan hij deze overeenkomst bekrachtigen. Deze bekrachtiging geldt dan als rechterlijke uitspraak. Hoewel de Orde van Vlaamse Balies zich verzet tegen het invoeren van deze vereenvoudigde procedure louter om budgettaire redenen en de strafrechter (dus niet het parket) nog steeds als heer en meester van de schuldvraag beschouwt, kan ze zich vinden in de voorgestelde regelgeving. De rechterlijke controle op de rechtmatigheid én de accuraatheid biedt voorts voldoende garantie zodat de voorgestelde procedure in overeenstemming lijkt met het recht op een eerlijk proces. Niettemin biedt de onderhandelingsmarge voor het Openbaar Ministerie ruimte voor willekeur en machtsmisbruik, te meer omdat verdachten niet weten welke straf het Openbaar 5 Wat wel opportuun kan zijn om aan te kaarten dat de complexiteit of de omvang van de zaak, de korte voorbereidingstijd voor de terechtzitting (bijv. bij opvolging), een langere conclusietermijn (i.p.v. uitstel van de behandeling) kunnen rechtvaardigen. 6 L. ARNOU, Het tijdig neerleggen van conclusies in strafzaken: een contradictio in terminis?, noot onder Cass. 19 juli 2011, NC 2014,

7 Ministerie zou vorderen ter terechtzitting (in tegenstelling tot Nederland, kent het Belgische strafprocesrecht geen bindende strafvorderingsrichtlijnen). De OVB ziet dan ook liever de strafrechter zelf actief betrokken bij de onderhandelingen en pleit voor wettelijke richtsnoeren voor de voor te stellen strafvermindering om die willekeur te vermijden (zoals in Engeland of Frankrijk) 7. Voorts suggereert de OVB de grens, naar analogie met de grens in de strafuitvoering, op een te vorderen straf van 3 jaar gevangenisstraf te leggen. 9. Rechtsmiddelen 9.1 Beperking verzet Het past in het streven naar een rationelere, zuinigere procedure zonder de rechten van verdediging te raken om het rechtsmiddel van verzet voor te behouden voor verdachten die geen kennis hadden van de dagvaarding, waardoor ze aanwezig noch vertegenwoordigd zijn op de terechtzitting, of voor verdachten die niet aanwezig of vertegenwoordigd kunnen zijn om geldige redenen buiten hun wil om. De OVB herhaalt dat ze niet gekant is tegen zulke striktere regelgeving inzake het instellen van verzet om met opzet/strategisch misbruik van het verstekrecht te vermijden. Het beperken van het verzet mag echter niet verder gaan dan deze opzettelijke verstekprocedures. Dit vergt in de eerste plaats dat de dagvaarding effectief wordt betekend aan de verdachte. De OVB pleit er voor steeds verzet toe te laten wanneer de dagvaarding niet in persoon aan de verdachte (of diens advocaat) is betekend of wanneer de verdachte niet officieel in kennis is gesteld van de betekening (alsook van het feit dat er in zijn afwezigheid een beslissing kan worden genomen. Dit blijkt nu niet uit de wet, maar wordt wel vereist door het EHRM). Het verdient dan ook aanbeveling terug te grijpen naar de bewoordingen van artikel 4bis van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel: de verdachte tijdig en persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces Andere wijzen van betekening laten immers steeds de mogelijkheid open dat hij geen kennis heeft genomen van deze betekening, zodat nooit ondubbelzinnig kan worden besloten dat de verdachte wetens en willens verzuimt te verschijnen. Dit zou onder overmacht kunnen vallen zoals de memorie van toelichting toelicht, maar om arbitraire casuïstiek te vermijden is het beter dit zo definitief vast te leggen in de wet. Het is trouwens niet altijd mogelijk voor de verdachte om aan te tonen dat hij geen kennis had van de betekening (bijv. bij een brief in de brievenbus). Het komt toe aan het Openbaar Ministerie om alle redelijke inspanningen te doen de verdachte persoonlijk op de hoogte te brengen van de dagvaarding. Slagen ze hier niet in, moet de verdachte steeds het recht hebben verzet aan te tekenen. Maar ook wanneer de dagvaarding wel in persoon is betekend, kunnen er steeds geldige, verschoonbare redenen of situaties van overmacht zijn waarom de verdachte alsnog niet is verschenen ter terechtzitting. Dit geldt trouwens ook voor de verzetprocedure zelf (bijvoorbeeld een verkeersongeval van de advocaat op weg naar de behandeling van het verzet), zodat de uitsluiting van elke verstekmogelijkheid in die procedure in het voorgestelde artikel 187 6, 2 Sv. te ver gaat. 7 Zie ook de meer uitvoerige OVB-nota Vereenvoudigde procedure na guilty plea?, d.d. 23 juli Pagina 7

8 De OVB wil benadrukken dat de in de wet gebezigde termen overmacht en geldige reden vatbaar zijn voor discussie. Dit moet daarom beter worden omschreven in de wet om de rechtszekerheid te eerbiedigen 8. Loutere onachtzaamheid zoals de memorie van toelichting bepaalt, is evenwel onvoldoende om te besluiten dat er geen sprake is van overmacht (zeker wanneer de verdachte geen advocaat heeft). Enkel wanneer er manifest sprake is van het strategisch misbruik van het verstek of wanneer de verdachte uitdrukkelijk afstand doet van zijn verschijning ter zitting, zou het uitsluiten van het verzet te rechtvaardigen zijn. Het is aan de verdediging om op te werpen dat dit niet het geval is. Het tegendeel zal dan moeten worden bewezen en gemotiveerd alvorens het verzet ongedaan wordt verklaard. De OVB acht het tenslotte essentieel dat zou worden voorzien in een overgangsmaatregel zodat het verzet niet ongedaan kan worden verklaard voor verstekken die zonder geldige reden of overmacht werden gelaten voor de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen. Als een advocaat onder de oude wet verstek liet uit strategische overwegingen, wat alsdan toegelaten was en is, is het niet billijk dat geen verzet meer mogelijk zou zijn onder de nieuwe regelgeving, wanneer bijvoorbeeld de termijn voor verzet pas ingaat na de nieuwe wet. 9.2 Grievenstelsel in hoger beroep Met betrekking tot het verplicht formuleren in het verzoekschrift van de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg, wil de OVB wijzen op enkele belangrijke bekommernissen waar rekening mee moet worden gehouden om het evenwicht tussen een efficiënt procedureverloop en de bescherming van de rechten van verdediging zo veel mogelijk te vrijwaren. Een degelijke invulling van deze verplichting vereist in de eerste plaats dat de termijn om hoger beroep aan te tekenen wordt verlengd. Dit is voor de OVB een conditio sine qua non! Alvorens de partij (en diens advocaat) een kopie van het vonnis heeft verkregen en dit heeft kunnen bestuderen en bespreken, is er al enige tijd verstreken. Zonder inzage in het strafdossier is het trouwens ook moeilijk om nauwkeurig alle grieven te redigeren. De OVB pleit in dit verband voor het digitaal verzenden van een kopie van het strafvonnis aan de advocaat, evenzeer om redenen van efficiëntie en kostenbesparing. Dit is eens te meer het geval wanneer het vonnis bij verstek werd uitgesproken en verzet niet meer mogelijk is (zeker onder de nieuwe, strengere regeling in PPII) of wanneer een andere advocaat na eerste aanleg wordt gecontacteerd. In de eerste versie van PPII werd deze termijn inderdaad verdubbeld tot 30 dagen. In de huidige versie werd dit echter terug afgezwakt naar 20 dagen. De OVB vraagt met klem terug te grijpen naar minstens 30 dagen om een zorgvuldige uitoefening van het hoger beroep te garanderen. Een alternatief voorstel zou kunnen zijn dat de partij binnen 15 dagen beroep aantekent, waarin het aangeeft tegen wat ze hoger beroep aantekent (dit kan op gestandaardiseerde wijze, bijvoorbeeld ontvankelijkheid strafvordering schuldigverklaring van tenlastelegging x strafmaat kosten ), met een korte toelichting waarom ze hier niet mee akkoord gaan, zodat de andere partijen weten waartegen ze zich moeten verweren in de beroepsprocedure. Vervolgens kan binnen een bepaalde termijn (naar analogie met de cassatieprocedure in strafzaken) de middelen in een verzoekschrift gedetailleerd worden uitgewerkt. Dit alternatief past ook bij de verduidelijking van de gemachtigde van de regering aan de Raad van State: het verzoekschrift moet enkel de grieven bevatten (wat volgens de Raad van State soepel moet worden geïnterpreteerd), de middelen kunnen nadien uiteen worden gezet. Bovendien acht de OVB het noodzakelijk dat de mogelijkheid open blijft alsnog bijkomende grieven op de eerste zitting van de beroepsinstantie te formuleren, bijvoorbeeld wanneer dit 8 Dit was ook de reden waarom dit in een wetsvoorstel van 15 mei 2000 niet werd weerhouden (zie Verslag Commissie Justitie, Parl.St. Kamer , DOC /004,11).

9 wegens overmacht niet (tijdig) is gebeurd of wanneer er een andere advocaat optreedt nadat de eerdere advocaat al een verzoekschrift had ingediend 9. Dit is niet onverzoenbaar met de ratio van het voorontwerp. Ook in Nederland - waar er sinds 2006 een gelijkaardige regeling bestaat is dit mogelijk (artikel 416, eerste lid Ned. Sv.). Het voorontwerp lijkt dit trouwens niet expliciet te verbieden. De wettekst bepaalt enkel dat het verzoekschrift de grieven bevat op straffe van verval van het hoger beroep 10. Er wordt niets bepaald over eventuele andere grieven die niet in het verzoekschrift staan. Artikel 210 Sv. laat dit trouwens nog steeds toe. Ook wanneer er tijdens de debatten nieuwe elementen opduiken zou de partij alsnog de mogelijkheid moeten hebben hierop te reageren en bijkomende grieven te formuleren. De OVB wijst er tevens op dat dit gerichter hoger beroep van de partijen er niet toe mag leiden dat de rechtsmacht van het rechtscollege in graad van beroep wordt beknot. In de eerste plaats verhindert een nauwkeurigere weergave van de grieven de strafrechter volgens de gemachtigde van de regering en de Raad van State niet om ambtshalve te oordelen over rechtsvragen die de openbare orde raken. In het advies van de Raad van State worden hier o.m. de kwalificatie van de feiten, nietigheden en de verjaring vermeld. Het straf(proces)recht is evenwel volledig van openbare orde, zodat de rechter in hoger beroep zich ambtshalve kan buigen over alle rechtsvragen inzake de beslissing waartegen er hoger beroep werd ingesteld 11. En dit ongeacht de concrete grieven die tegen deze beslissing zijn aangevoerd. Ook dit is in de Nederlandse regeling het geval (artikel 415 Ned. Sv.). Daarenboven mag het voorstel niet aan de devolutieve werking van het hoger beroep raken, wat betekent dat de beroepsinstantie zich over de grond van de zaak moet buigen wanneer hij de beslissing in eerste aanleg vernietigt of hervormt. Wanneer het hof van beroep akkoord gaat met de grieven tegen de beslissing in eerste aanleg of ambtshalve een gebrek in die beslissing opmerkt en die beslissing hervormt/vernietigt, moet de beroepsinstantie nog steeds de mogelijkheid hebben zich over de grond van de zaak te buigen (binnen de perken van de onderdelen van de beslissing waartegen hoger beroep is ingesteld). Het feit dat het grievenstelsel nu verplicht wordt opgelegd voor de terechtzitting (in tegenstelling tot het huidige artikel 204 Sv.), mag hieraan niet raken om het recht op een dubbele aanleg niet uit te hollen. Het grievenstelsel verhindert dus niet dat de strafrechter zijn blik ruimer richt en de ganse beslissing waartegen hoger beroep is ingesteld, onder de loep neemt. De OVB vraagt zich voorts ook af wat de gevolgen zijn van de beperking van de omvang van het hoger beroep voor het volgappel van het Openbaar Ministerie of het incidenteel beroep inzake de burgerrechtelijke vordering. Zijn deze eveneens beperkt tot hetgeen in de grieven wordt vermeld of kan het volgappel een ruimer gebied bestrijken? Het verdient aanbeveling de procedurele gevolgen van het grievenstelsel dus uitgebreider in de wet te regelen. 9.3 Beperking onmiddellijk cassatieberoep In het wetsontwerp worden de mogelijkheden om onmiddellijk cassatieberoep in te stellen nogmaals beperkt. In die zin zet de regering het snoeiwerk van de wet van 14 februari 2014 voort. De OVB stelt zich evenwel vragen bij de afschaffing van het cassatieberoep tegen de beschikkingen van de onderzoeksgerechten in het kader van de rechtspleging. De OVB verwijst naar haar recente 9 Zie ook E. VAN DOOREN, C. VERSCHUEREN en C. VAN DEUREN, Overwegingen en suggesties nopens een modernisering van het hoger beroep in strafzaken, NC 2013, 427. Het voorontwerp lijkt in grote mate geïnspireerd te zijn door de voorstellen van deze auteurs, raadsheren en referendaris van het hof van beroep van Antwerpen. 10 Het is trouwens beter de term ontvankelijkheid zoals dit ook in de memorie van toelicht staat of ontoelaatbaarheid te hanteren. 11 Zie ook E. VAN DOOREN, C. VERSCHUEREN en C. VAN DEUREN, Overwegingen en suggesties nopens een modernisering van het hoger beroep in strafzaken, NC 2013, 426. Pagina 9

10 nota over haar toekomstvisie op het strafrechtelijk onderzoek en beklemtoont dat de regeling der rechtspleging nog steeds een plaats heeft in de strafprocedure. Een cassatieberoep is een wezenlijke garantie op zorgvuldige besluitvorming bij deze belangrijke beslissingen. Hierboven werd ook al benadrukt dat de OVB zich niet kan verzoenen met de afschaffing van het cassatieberoep tegen handhavingsbeslissingen van de voorlopige hechtenis (of afwijzingen van het verzoek tot voorlopige invrijheidsstelling). Ook de beperking van de termijn voor cassatieberoep tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank tot 5 dagen acht de OVB in strijd met de ratio van het cassatieberoep. 10. Straftoemeting en -uitvoering De OVB moet jammer genoeg vaststellen dat de door haar toegejuichte schrapping van de voorwaarden inzake het gerechtelijk verleden voor het toekennen van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf (in de eerdere versie van PPII), is teruggeschroefd. De OVB blijft er bij dat het aan de strafrechter toekomt te oordelen of een verdachte van de gunst van het uitstel of de opschorting van de uitspraak van de veroordeling kan genieten. Ook recidivisten of zedendelinquenten (die nu ook zijn uitgesloten van het toepassingsgebied) kunnen immers meer gebaat zijn met behandeling dan met een loutere gevangenisstraf (cfr. artikel 9 Drugwet, maar dit kan ook gelden voor andere problematieken, zoals alcohol, zeden, gokken, ). Vanuit dezelfde redenering (strafrechter als meester van de straf ) en vanuit de doelstelling van de minister om in de toekomst alternatieve straffen te promoten, valt ook moeilijk in te zien waarom de werkstraf en de straf onder elektronisch toezicht worden uitgesloten van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf en waarom bepaalde misdaden worden uitgesloten van de alternatieve straffen. De OVB stelt zich vragen bij het nut van de voorgestelde wijziging inzake de verzwarende omstandigheid van de blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid. Dit wordt nu herleid naar ongeschiktheid van 4 maanden, maar dit lijkt weinig zoden aan de dijk te brengen. Er blijft nog steeds onzekerheid bestaan over de vraag hoe lang de ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid zal duren en hier zal nog steeds vaak een deskundige voor moeten worden aangesteld. Nog steeds blijft het probleem bestaan dat wanneer de strafrechter zich uitspreekt over de aard van de ongeschiktheid, er later nog verdoken kwalen of gebreken kunnen opduiken. De voorkeur dient dan ook te worden gegeven aan eerder geformuleerde wetsvoorstellen waarbij het onderscheid in strafmaat wordt afgeschaft, waarbij de strafrechter door toepassing van minimum tot maximumstraffen de juiste straf dient te bepalen, hierbij rekening houdend met de gevolgen voor het slachtoffer. Zoals de memorie zegt kan in dat geval kan de rechter op korte termijn een uitspraak doen over de strafvordering, waardoor het slachtoffer als zodanig erkend kan worden voordat de burgerlijke rechtsvordering afgesloten is. Die oplossing voorkomt tevens dat beslissingen op tegenspraak zouden worden genomen over zowel de strafvordering als wat de burgerlijke rechtsvordering betreft. Bovendien is de terminologie niet duidelijk. Het verdient aanbeveling om in plaats van ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid de term economische ongeschiktheid te gebruiken, en die te definiëren (minstens in de memorie van toelichting) zoals in de indicatieve tabel als het geheel van de gevolgen van de aantasting van de fysieke en de psychische integriteit op de handelingen en de gedragingen in het professioneel en lucratief leven van het slachtoffer, alsook de aantasting van de concurrentiekracht van het slachtoffer op de arbeidsmarkt. Deze suggestie dient niet alleen de rechtszekerheid en de uniformiteit over de rechtstakken heen, maar kan tevens tot nog meer tijdswinst leiden omdat er minder nood is aan uitgestelde deskundigenrapporten waarin er nog eens een voorbehoud wordt gemaakt. De OVB juicht ook toe dat er op tal van plaatsen in de procedure in de mogelijkheid wordt voorzien om de verdachte/gedetineerde te horen in zijn opmerkingen (bijv. inzake de schorsing van het elektronisch toezicht of inzake de procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank). Op

11 andere plaatsen (bijv. bij het opleggen van de vervangende gevangenisstraf wegens schending van de voorwaarden bij elektronisch toezicht) wordt dit jammer genoeg beknot. Het wetsontwerp concretiseert de voorstellen uit het Justitieplan om gedetineerden zonder recht op verblijf uit te sluiten van strafuitvoeringsmodaliteiten en hen enkel vrij te stellen met het oog op de verwijdering van het grondgebied (vanaf 6 maanden voor het einde van het uitvoerbaar gedeelte van de straf). Het wetsontwerp creëert een wettelijke strafuitvoeringsmodaliteit, waarbij de gedetineerde zijn straf buiten de gevangenis kan ondergaan in zijn land van herkomst op voorwaarde dat hij tijdens de proeftijd niet terugkeert naar België. De OVB blijft zich, net als de Raad van State en de Hoge Raad voor de Justitie, vragen stellen bij de totale uitsluiting van reïntegrerende bestraffingsmodaliteiten en vreest ze dat slachtoffers in de kou blijven staan wanneer de gedetineerde zonder het vergoeden van de schade België verlaat (zeker omdat het voorontwerp de tegenaanwijzing van vast adres afschaft, zodat de overheid totaal geen idee heeft waar en hoe de verdachte in het buitenland terecht zal komen). De OVB was positiever over de beperking in de eerdere versie van PPII tot gedetineerden die geen recht hebben op een verblijf van 3 maanden omdat zo vreemdelingen die zich hier daadwerkelijk kunnen (en mogen) vestigen, nog steeds in aanmerking komen voor integrerende strafuitvoeringsmodaliteiten. Het verwijderen van deze nuance in de door de ministerraad goedgekeurde voorontwerp kan dan ook moeilijk worden bijgetreden. Hoe kunnen die delinquenten die nog wel in aanmerking kunnen komen voor een recht op verblijf vanuit de gevangenis nu ter dege proberen hun illegale toestand te regulariseren? Het verblijfsrecht van delinquenten staat volledig los van hun strafuitvoering. Elk geval moet dan ook in concreto worden bekeken. 11. Besluit De OVB kan zich vinden in een aantal wijzigingen en vernieuwingen van dit wetsontwerp, maar vraagt de wetgever bij deze uitdrukkelijk om met de hierboven geformuleerde opmerkingen rekening te houden. Vooral de verminderde controle op de voorlopige hechtenis als de onvolledige/onjuiste regeling inzake de conclusietermijnen en de rechtsmiddelen moeten dringend herbekeken worden. Ze wil als slotopmerking nogmaals herhalen dat deze voornamelijk punctuele wijzigingen hun plaats hebben binnen het groter geheel. De gecombineerde toepassing van de voorgestelde wijzigingen (conclusietermijnen, beperking rechtsmiddelen, ) kunnen leiden tot een verschriftelijking van de strafprocedure die - indien strikt wordt vastgehouden aan de formuleringen van het voorontwerp een praktische en effectieve wijze van verdedigen aanzienlijk kan bemoeilijken. De OVB kijkt uit naar de hervormingsplannen inzake het ganse strafrecht en strafprocesrecht en stelt haar diensten ter beschikking aan de wetgever voor deze ambitieuze, doch moeilijke opdracht. De OVB is er van overtuigd dat zulke grote hervormingen best kunnen gebeuren op een wijze waarin de praktijkactoren vanaf het begin van het wetgevingsproces betrokken worden om een evenwichtige, doordachte en legitieme wetgeving te ontwikkelen die wordt gedragen door de betrokken actoren. Orde van Vlaamse Balies 12 8 oktober 2015 *** 12 Meer informatie: pieter.tersago@ordevanvlaamsebalies.be en kristien.de.backer@ordevanvlaamsebalies.be. Pagina 11

Inleiding. Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing = Potpourri II. Doel? Apparaat beter laten draaien Efficiënter optreden Sneller werken

Inleiding. Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing = Potpourri II. Doel? Apparaat beter laten draaien Efficiënter optreden Sneller werken Wet Potpourri II FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inleiding Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing

Nadere informatie

POTPOURRI II. Strafrecht en strafprocesrecht. Tom De Meester (ed.) Len Augustyns Kris Beirnaert Pieter Tersago. Antwerpen Cambridge

POTPOURRI II. Strafrecht en strafprocesrecht. Tom De Meester (ed.) Len Augustyns Kris Beirnaert Pieter Tersago. Antwerpen Cambridge POTPOURRI II Strafrecht en strafprocesrecht Tom De Meester (ed.) Len Augustyns Kris Beirnaert Pieter Tersago Antwerpen Cambridge Potpourri II Strafrecht en strafprocesrecht Tom De Meester (ed.), Len Augustyns,

Nadere informatie

De wet Potpourri II: wijzigingen in het straf(proces)recht

De wet Potpourri II: wijzigingen in het straf(proces)recht De wet Potpourri II: wijzigingen in het straf(proces)recht Op 28 januari 2016 werd de tweede zogenaamde potpourriwet gestemd in de plenaire zitting van het Parlement. De Wet Potpourri II beoogt voornamelijk

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Inhoudstafel. 2. De impact van Potpourri II op het materieel strafrecht : een evaluatie in het licht van het voorontwerp van Strafwetboek...

Inhoudstafel. 2. De impact van Potpourri II op het materieel strafrecht : een evaluatie in het licht van het voorontwerp van Strafwetboek... I Inhoudstafel 1. Potpourri en de burgerlijke rechtspleging... 1 Piet Taelman I. Inleiding... 1 II. VAJA en enkele andere aspecten van de informatisering van justitie.. 2 III. Gezag van gewijsde... 7 IV.

Nadere informatie

Hoe smaakt de potpourri (wet) voor het slachtoffer?

Hoe smaakt de potpourri (wet) voor het slachtoffer? Hoe smaakt de potpourri (wet) voor het slachtoffer? Prof. dr. Joachim Meese professor straf(proces)recht advocaat-vennoot Van Steenbrugge Advocaten Centrale vraag van de workshop Wat zijn de implicaties

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4 a) Wie zit waar Lees aandachtig onderstaande tekst. Duid nadien op de foto de plaats aan van de verschillende actoren (rood en onderlijnd in tekst) in een rechtbank. Bij een burgerlijke of een strafrechtelijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding Een handboek net op tijd Willy van Eeckhoutte...1. Hoofdstuk 1. Ontvankelijkheid van de voorziening in cassatie Hans Van Bavel...

Inhoud. Inleiding Een handboek net op tijd Willy van Eeckhoutte...1. Hoofdstuk 1. Ontvankelijkheid van de voorziening in cassatie Hans Van Bavel... Woord vooraf...v Inleiding Een handboek net op tijd Willy van Eeckhoutte...1 Hoofdstuk 1. Ontvankelijkheid van de voorziening in cassatie Hans Van Bavel...5 I. Beslissingen die door middel van een cassatieberoep

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord... v Verkorte inhoudsopgave... vii Lijst van verkort geciteerde werken... xv DE CORRECTIONELE TERECHTZITTING

INHOUD. Voorwoord... v Verkorte inhoudsopgave... vii Lijst van verkort geciteerde werken... xv DE CORRECTIONELE TERECHTZITTING INHOUD Voorwoord............................................................ v Verkorte inhoudsopgave............................................... vii Lijst van verkort geciteerde werken......................................

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JULI 2014 P.14.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1029.N A B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Frank Marneffe, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335 XXVI DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335 HOOFDSTUK 1. INLEIDING 335 HOOFDSTUK 2. DE STRAFFEN 336 Afdeling 1. Begrip en kenmerken 336 1. Het begrip straf 336 2. Kenmerken 337 Afdeling 2. Indeling van

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 APRIL 2016 P.16.0207.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0207.N PROCUREUR DES KONINGS bij de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Veurne, eiser, tegen J Y, beklaagde, verweerder.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 APRIL 2012 P.11.1403.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1403.N M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen O.V. IMEA bv, Intercommunale

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inhoud Wetgeving Begrip

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0105.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0105.N H M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kim Keersmaekers, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BURGERLIJKE PARTIJEN Vlaamse Vervoersmaatschappij ( ) openbare instelling onder de vorm van een NV, met ondernemingsnummer

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 52/2017 van 11 mei 2017 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 52/2017 van 11 mei 2017 A R R E S T Rolnummer 6425 Arrest nr. 52/2017 van 11 mei 2017 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 152 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de raadkamer van de Nederlandstalige

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken Vonnisnummer/ Griffienummer / \.\bi. /2015 Repertoriumnummer/ Europees 2015 / 461. Datum van uitspraak 18 maart 2015 Rolnummer niet in strafzaken Notitienummer parket 66.RW.500300/2013 Rechtbank van eerste

Nadere informatie

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T Rolnummers 4767 en 4788 Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 APRIL 2015 P.15.0002.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0002.F 1. J.-J. P., 2. N. P., Mrs. Emmanuel Carlier, advocaat bij de balie te Waals-Brabant, Pauline Knaepen en Pierre Joassart,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE 1 e blad VONNIS Griffie nr.: 00293 Parket nr.: HA43.L4.107456-04 Rep.: 459 Vonnis dd. 01.03.2007 De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0031.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0031.N J E E H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jo Muylle, advocaat bij de balie te Dendermonde, met kantoor te 9340 Lede,

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER RECHTVAARDIGHEID Wetsontwerp Burgerlijk procesrecht Koen Geens Minister van Justitie 8 mei 2015 Plan-methode op maat van uitdaging» 9 december 2014 (budget

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337 II DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337 HOOFDSTUK 1. INLEIDING 337 HOOFDSTUK 2. DE STRAFFEN 338 Afdeling 1. Begrip en kenmerken 338 1. Het begrip straf 338 2. Kenmerken 339 Afdeling 2. Indeling van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JANUARI 2015 P.14.1956.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1956.N P R, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gino Houbrechts, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1808.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1808.N I 1. F P M E P, beklaagde, 2. B L J M F, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

Rolnummer 4958. Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer 4958. Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T Rolnummer 4958 Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 152 en 185 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JUNI 2015 P.15.0321.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0321.N F. S., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Michael Boonen, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121 Hoofdstuk 2 De misdrijven 63 152. In het fiscaal strafonderzoek gelden de gebruikelijke regels van het strafprocesrecht. De fiscus en het strafrechtelijk opsporingsapparaat opereren apart en zoals hierna

Nadere informatie

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis nt.:stuurlijke INLICHTING 1 blad Vonnisnummer 2o1s1 J.16o Rolnummer 146038600 Systeemnummer 14RG38600 Repertoriumnummer Notitienummer parket GE63.l2. 714/14 Datum van uitspraak 4 september 2018 Naam beklaagden.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.13.1000.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1000.N D R C V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Anne De Clerck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 29 MEI 2000 C.96.0188.N/1 Nr. C.96.0188.N.- VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 1000 Brussel, Martelaarsplein, 19,

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 201 Info op 0 november 2016 Wat vooraf ging Als gevolg van het treinongeval werd een gerechtelijk onderzoek geopend bij

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 Not.nr. : GE45.FJ.4277/14-Sw4 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Stéphane Michel Christian W., zonder beroep, geboren te Boussu op (

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

Actualia gerechtelijk recht en evaluatie Potpourri I

Actualia gerechtelijk recht en evaluatie Potpourri I Actualia gerechtelijk recht en evaluatie Potpourri I FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inhoud 1. Elektronische

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 FEBRUARI 2015 P.14.1394.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1394.N I-II K G, beschuldigde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Dennis Van Overstraeten, advocaat bij de balie te Gent,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent foto s: Lieven Nollet Strafuitvoeringsrechtbanken Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.14.0124.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0124.N B S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Meester, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen 1. SOGETI BELGIUM

Nadere informatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Kanselarij Boudewijnlaan 30 1000 Brussel T. secretariaat:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 FEBRUARI 2011 C.09.0548.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0548.F R. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen B. C., Mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016 LE43.LC.22655-14 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016 OPENBAAR MINISTERIE Vertegenwoordigd door substituut procureur des Konings L. D. H.. BURGERLIJKE PARTIJ P. S., wonende te 3000

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN 13 januari 2012 Voorzitter: A. Van Praet Rechters: S. Vanhoonacker en Y. Hendrickx Advocaten: mrs. K Luyckx (balie Antwerpen) en W. Damen (balie Antwerpen) 1)Voeging resultaten

Nadere informatie

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal Leg uit : het openbaar ministerie ( parket ) = hoeder van de openbare orde! 1) opsporen en onderzoeken 2) vervolgen 3) uitvoering van de straf samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal!

Nadere informatie

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt. Kort lexicon tot nut van de rechtzoekende, waarin enige uitleg wordt gegeven van de meest gangbare geschreven rechtstaal van het Hof van Cassatie en van het parket bij dit Hof ( 1 ). Dit korte lexicon

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2006 C.05.0190.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0190.N B.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel,

Nadere informatie

Rolnummer 4533. Arrest nr. 110/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Rolnummer 4533. Arrest nr. 110/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T Rolnummer 4533 Arrest nr. 110/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april

Nadere informatie

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1553 Datum van uitspraak 12 juni 2019 Naam van de beklaagde(n) Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000545 Notitienummer parket

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 FEBRUARI 2011 P.10.2047.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2047.F A. H., zonder gekende woon- of verblijfplaats in België, veroordeelde, gedetineerd, verzoeker tot heropening van de rechtspleging,

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1647 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000237 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.0337.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0337.N V K, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2014 P.12.1826.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1826.N A C J J, inverdenkinggestelde, eiser, tegen N R, burgerlijke partij, verweerster. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2015 P.14.1796.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1796.F PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE LUIK, tegen A. S., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0172.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0172.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN eiser, tegen 1. E. D. W., burgerlijke partij, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

ACTUALIA STRAFRECHT EN EVALUATIE POTPOURRI II

ACTUALIA STRAFRECHT EN EVALUATIE POTPOURRI II ACTUALIA STRAFRECHT EN EVALUATIE POTPOURRI II Het Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten (CBR) is een feitelijk samenwerkingsverband tussen de Raad van de Orde der Advocaten bij de balie te Antwerpen

Nadere informatie

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31)

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Persbericht van de Ministerraad Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MEI 2016 P.16.0026.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0026.N I Y P J G, beklaagde, eiser, II M J C, beklaagde, eiseres, III 1. D G, beklaagde, 2. A G, beklaagde, 24 MEI 2016 P.16.0026.N/2

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2010 P.10.0284.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0284.F I - II PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, beide cassatieberoepen tegen 1. M. B., Mr. Carine Couquelet,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 NOVEMBER 2010 P.10.1428.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1428.N I. G. P., beklaagde, eiser. II. G. A. P. V. L., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Dirk Grootjans, advocaat bij de

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie