Scorevoorschrift bij WRM RIS-beoordelingsprotocol- RIS-Instructie geven en coachen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Scorevoorschrift bij WRM RIS-beoordelingsprotocol- RIS-Instructie geven en coachen"

Transcriptie

1 Scorevoorschrift bij WRM RIS-beoordelingsprotocol- RIS-Instructie geven en coachen UITGANGSPUNTEN SECTIE RIS 1. Dit scorevoorschrift is afgeleid van het document Scorevoorschrift bij WRM-beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen van het IBKI, versie Een RIS-begeleider gebruikt dit voorschrift bij de begeleidingen van RISinstructeurs in het kader van de verplichte bijscholingen en begeleidingen conform de WRM van 1 juni De meetpunten zijn gelijk aan het scorevoorschrift van het IBKI. Het originele document is in RIS-taal vertaald om optimaal aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk van een RIS-intructeur. 3. De RIS-instructeur is verplicht om in het kader van de WRM vanaf 1 juni 2009 in een cyclus van 5 jaar minimaal 2 maal 110 minuten begeleiding door een daartoe bevoegde RIS-begeleider van het CBR te volgen tijdens het geven van een les aan een RIS-leerling. Daarbij dient hij de RIS-methodiek toe te passen en gebruik te maken van de RISinstructiekaart en de RIS-leerlingkaart (in werkboek van leerling aanwezig). Indien de 2 e RIS-begeleiding als onvoldoende wordt beoordeeld, dan is de RIS-instructeur verplicht een 3 e RIS-begeleiding te volgen. Deze dient als voldoende te worden beoordeeld. Bij een onverhoopt onvoldoende resultaat van deze 3 e RIS-begeleiding vervalt de RIS-certificering en dient de RIS-instructeur het herintrederstraject van de WRM te volgen. Voor de planning van deze begeleidingen van 110 minuten, tegen het op dat moment geldende tarief van 2 maal het B-examen, dient telefonisch contact opgenomen te worden met de afdeling praktijkplanning van het CBR. Afschrijving van de kosten van RIS-begeleidingen vinden plaats van de rekening-courant van de betreffende rijschool conform de geldende voorschriften inzake afschrijvingen van een rekening-courant. 4. De begeleidingen worden verzorgd door een RIS-begeleider van het CBR. In de meeste gevallen zijn deze functionarissen RIS-docenten. Zij zijn in elk geval RIS-begeleider met ervaring als rij-instructeur. Zij zijn in het bezit van een door het CBR of het IBKI afgegeven identificatiepas waaruit hun bevoegdheid tot begeleiden blijkt. De begeleiding vindt plaats vanaf een examencentrum van het CBR of vanaf een in gemeenschappelijk overleg te bepalen locatie. CBR / RIS versie

2 WAAROP WORDT BEOORDEELD? De RIS-begeleider beoordeelt de competenties: RIS-instructie geven en Coachen van de RIS-instructeur gedurende een praktijkles van 60 minuten. Inclusief ontvangst, kennismaking en evaluatie duurt een RIS-begeleiding 110 minuten. De RISbegeleider noteert zijn bevindingen op het RIS-beoordelingsprotocol. Door de sectie RIS is een aantal voorbeeldlessen ontwikkeld welke door de RIS-instructeur kan worden gehanteerd als leidraad voor een RIS-praktijkles in het kader van de RIS-begeleiding. Stapsgewijs komen daarin alle beoordelingsaspecten van de scorevoorschriften aan de orde. Op deze wijze bestaat voor de RIS-instructeur de mogelijkheid zichzelf inzicht te verschaffen in een juiste opzet en inhoud van een RIS-praktijkles. De Toetsoefeningen RIS en het aspect Doel & middel spelen daarbij in didactisch opzicht een nadrukkelijke rol. De toetsoefeningen kunnen als middel of als instrument worden toegepast door zowel RIS-instructeurs als RIS-examinatoren tijdens instructie en toetsing. Elke oefening bereikt de essentie van één of meer scripts. Door juiste opdrachtformulering kan concreet het beheersingsniveau van het (de) script(s) worden vastgesteld. De 34 te beoordelingsaspecten zijn onderverdeeld in tien rubrieken en hebben betrekking op: INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN: competenties op het gebied van RIS-instructie geven COACHEN: competenties op het gebied van coachen van het leerproces en beoordelen van rijvorderingen ALGEMEEN: een aantal algemene aspecten, zoals tijdsverdeling, administratie en verkeersveiligheid. CBR / RIS versie

3 SCORE EN NORMERING RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN (beoordelingsaspecten 1 t/m 15) bestaat uit vier rubrieken: Kennismaking [INLEIDING] Uitleg [KERN] Aanbieden oefensituaties [KERN] Feedback [AFSLUITING]. COACHEN (beoordelingsaspecten 16 t/m 30) bestaat uit vijf rubrieken: Signaleren bij aanleren van scripts Ondersteunen aanleren van scripts RIS-didactiek Leerhouding Leerstijlgericht handelen. ALGEMEEN (beoordelingsaspecten 31 t/m 34) Tijdsindeling Administratie Innovatie Verkeersveiligheid. Voor elk van de 34 beoordelingsaspecten kan de RIS-instructeur de volgende waardering scoren: - bij het uitvoeren op het niveau van contraproductief gedrag : 1 punt - bij het uitvoeren op het niveau van beginnend productief gedrag : 2 punten - bij het uitvoeren op het niveau van productief gedrag : 3 punten. CBR / RIS versie

4 De RIS-begeleider noteert achter ieder beoordelingsaspect het behaalde aantal punten in de desbetreffende kolom op het beoordelingsprotocol. Voor het vaststellen of een RIS-instructeur contraproductief (1), beginnend productief (2) of productief (3) gedrag laat zien, gebruikt de RIS-begeleider de scorevoorschriften. Als een beoordelingsaspect niet te beoordelen is en niet relevant, noteert de RIS-begeleider n.t.b. en kent 2 punten toe voor het betreffende beoordelingsaspect. Een begeleiding is voldoende als de RIS-instructeur voor een rubriek het minimaal vastgestelde aantal punten voor die rubriek heeft gescoord. De minimaal vereiste aantallen punten zijn op het beoordelingsprotocol tussen haakjes geplaatst. Bij Kennismaking zijn er bijvoorbeeld drie beoordelingsaspecten. Het maximale aantal te behalen punten is dan 9 (3 x 3 punten voor productief en meest gewenste gedrag). Het minimaal vereiste aantal punten is hier (6). In de kolom totaal (Tot.) noteert de RIS-begeleider het totaal aantal punten van een rubriek en vergelijkt deze score met het minimaal vereiste aantal punten: als de score lager is, noteert de RIS-begeleider een O van onvoldoende in de laatste kolom Eindwaardering als de score hoger is, noteert de RIS-begeleider een V van voldoende in de kolom Eindwaardering. Voor een voldoende resultaat moet de RIS-instructeur minimaal 71 punten scoren. Slechts een rubriek (m.u.v. de kern) mag onvoldoende zijn. Let op: Voor de beoordelingsrubrieken Uitleg en Aanbieden oefensituaties bij RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN (beoordelingsaspecten 4 t/m 11) moet de RIS-instructeur voldoende scoren. Als hij hiervoor minder punten haalt dan minimaal vereist is (aspecten 4 t/m 7 minder dan 8 en/of aspecten 8 t/m 11 minder dan 10), is de RIS-begeleiding onvoldoende. Noot: waar in dit document de mannelijke vormen worden gebezigd, dient daarvoor ook de vrouwelijke vorm te worden gelezen. CBR / RIS versie

5 RIS-INSTRUCTIE- VAARDIGHEDEN Er zijn 15 COMPETENTIES als essentieel aangemerkt met betrekking tot de RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN : 1. Meting vorige les - Huiswerkopdracht - Controle aanvangsniveau 2. Lesplan (structuur van de les) 3. Doelstelling en motivatie van de les 4. Aansluiting bij voorafgaande scripts 5. Inhoud (zie 3. Doelstelling en motivatie van de les) 6. Aanleren van scripts en toepassen alle RIS-stappen 7. Demonstratie 8. Keuze van de oefenlocaties 9. Zône naaste ontwikkeling 10. Veralgemeniseren en intensiveren 11. RIS-instructievaardigheden specifiek 12. Lesafronding 13. Bespreking leerresultaat 14. Evaluatie leerproces 15. Doelstelling en huiswerkopdracht volgende les. COACHEN Er zijn 15 COMPETENTIES als essentieel aangemerkt met betrekking tot het COACHEN : 16. Opmerken van ongewenst gedrag 17. Hardop denkmethode 18. Hints en corrigerende aanwijzingen 19. Inhoudelijke verbeterpunten 20. Zelfreflectie van de leerling 21. Essentiële zaken 22. Timing van reflectie 23. Coaching naar niveauverhoging; zône naaste ontwikkeling 24. Coaching naar zelfstandigheid 25. Positieve beleving 26. Complimenteren en stimuleren CBR / RIS versie

6 27. Acceptatie 28. Vertrouwen en positieve verwachtingen 29. Contact maken 30. Communicatieve vaardigheden. ALGEMEEN Er zijn 4 essentiële COMPETENTIES ten aanzien van het onderdeel ALGEMEEN : 31. Tijdsverdeling 32. RIS-instructiekaart en RIS-werkboek voor de leerling 33. RIS-lesplan 34. Verkeersovertredingen. PROTOCOL RIS- BEGELEIDING Identificatie De RIS-begeleider: controleert de persoonsgegevens van de RIS-instructeur aan de hand van het rijbewijs, de WRM Bevoegdheidspas en de RIS-identificatiepas controleert de persoonsgegevens van de leerling die les krijgt aan de hand van de RIS-instructiekaart legt de structuur van de begeleiding uit. Hierbij komt aan de orde de duur en inhoud van de les, de verplichting tenminste één nieuw script en / of toetsoefening aan te leren en de wijze waarop de uitslag wordt medegedeeld en verwerkt deelt mede dat de RIS-instructeur verantwoordelijk is voor de verkeersveiligheid. CBR / RIS versie

7 Beoordeling Scorevoorschrift RIS-instructie Gedurende de praktijkles maakt de RIS-begeleider aantekeningen. Hij beoordeelt aan de hand van de O - A - W - R -methode en vult het beoordelingsprotocol in. O A W R observeren (waarnemen) analyseren (ontleden) waarderen (toekennen waarde) registreren (noteren) Consequentie bij een ingreep i.v.m. verkeersveiligheid door de RIS-begeleider Een begeleiding is onvoldoende als de RIS-instructeur niet ingrijpt waardoor er een zeer gevaarlijke verkeerssituatie ontstaat. Evaluatiegesprek In het evaluatiegesprek motiveert de RIS-begeleider zijn scores van het beoordelingsprotocol. De RIS-begeleider: analyseert de prestaties van de RIS-instructeur vertelt de RIS-instructeur hoe hij heeft gescoord en motiveert de uitslag geeft de RIS-instructeur positieve feedback geeft adviezen over opleidingsaspecten. Invullen beoordelingsprotocol De RIS-begeleider noteert de scores in het beoordelingsprotocol. Dit protocol moet zijn voorzien van de naam van de RISinstructeur, het nummer van zijn WRM Bevoegdheidspas en RIS-identificatiepas, het BSN-nummer, het adres, het (de) lesonderwerp(en), cq script(s), de datum en het tijdstip van de RIS-begeleiding en de naam van de RIS-begeleider. De RISbegeleider zendt een digitale versie van het beoordelingsprotocol aan het secretariaat van de sectie RIS. De RIS-instructeur ontvangt een digitaal afschrift van dit beoordelingsprotocol in pdf formaat. CBR / RIS versie

8 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN INLEIDING Kennismaking 1. Meting vorige les - Huiswerkopdracht - Controle aanvangsniveau: de RIS-instructeur vertelt wat er de vorige les(sen) is behandeld en legt de relatie uit met de nog te volgen les. Hij meet de feitelijke beginsituatie door het controleren van het huiswerk (stap 1), bevraging of het gebruik van een relevante toetsoefening. Tevens gebruikt hij de RISinstructiekaart en het RIS-werkboek voor de leerling om de vorderingen van de leerling te volgen. De RIS-instructeur controleert niet of de leerling de opgegeven huiswerkopdracht heeft uitgevoerd. De Ris-instructeur bepaalt geen feitelijke beginsituatie om te kunnen bepalen of de doelstelling van deze les kan worden gehaald. De RIS-instructeur toont geen RIS-instructiekaart. De RIS-instructeur vult de RIS-instructiekaart niet dan wel onjuist in. Voor de leerling is onduidelijk welke scripts hij op welk niveau beheerst. Het is de leerling niet duidelijk of hij voldoet aan het vereiste aanvangsniveau. De RIS-instructeur controleert de huiswerkopdracht globaal en stelt hierover een vraag. De Ris-instructeur controleert beperkt het feitelijke aanvangsniveau van de leerling,, al dan niet d.m.v. een relevante toetsoefening. De RIS-instructeur toont een RIS-instructiekaart, die niet geheel juist is ingevuld. Sommige scripts geven niet het juiste prestatieniveau van de leerling weer. Voor de leerling is het summier duidelijk welke scripts hij op welk niveau beheerst. Het is de leerling niet helemaal duidelijk of hij voldoet aan het vereiste aanvangsniveau. De RIS-instructeur controleert de huiswerkopdracht en stelt hierover een aantal vragen. De RIS-instructeur vraagt de leerling de set basisregels van een relevant script, gekoppeld aan de doelstelling van de les, op te noemen. De RIS-instructeur controleert het feitelijke aanvangsniveau van de leerling, al dan niet d.m.v. een relevante toetsoefening. De RIS-instructeur toont een juist ingevulde RISinstructiekaart, die overeenkomt met het RIS-werkboek van de leerling. Voor de leerling is duidelijk welke scripts hij op welk niveau beheerst en dat hij voldoet aan het vereiste aanvangsniveau. CBR / RIS versie

9 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN INLEIDING Kennismaking 2. Lesplan: de RIS-instructeur verzorgt de instructie aan de hand van een vooraf bepaald lesplan. De RIS-instructeur maakt geen onderscheid tussen de inleiding, de kern en de evaluatiefase. De leerling weet niet waar de les over gaat. Hij weet niet wat hij gaat leren. De RIS-instructeur onderscheidt globaal de inleiding, de kern en de evaluatiefase. De leerling heeft een globaal idee waar de les over gaat. Hij begrijpt de doelstelling maar herkent deze niet in de les. De RIS-instructeur onderscheidt duidelijk de inleiding, de kern en de evaluatiefase. De leerling weet precies wat hij in de les gaat leren. Hij begrijpt de doelstelling en herkent de instructie van de scripts. CBR / RIS versie

10 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN INLEIDING Kennismaking 3. Doelstelling en motivatie van de les: de RIS-instructeur noemt de scripts of toetsoefening(en) die hij gaat instrueren en motiveert de noodzaak hiervan (stap 2). De RIS-instructeur formuleert geen doelstelling. De RIS-instructeur motiveert zijn leerling in het geheel niet door duidelijk uit te leggen waarom de uitvoering van dit (deze) script(s) en/of toetsoefening(en) relevant zijn voor een veilig, sociaal en milieuvriendelijk verkeersgedrag. De leerling weet in het geheel niet wat hij moet kennen en kunnen om de doelstelling te realiseren. De RIS-instructeur formuleert globaal een doelstelling. De RIS-instructeur motiveert zijn leerling door summiere uitleg waarom de uitvoering van dit (deze) script(s) en/of toetsoefening(en) relevant zijn voor een veilig, sociaal en milieuvriendelijk verkeersgedrag. De leerling weet globaal wat hij moet kennen en kunnen om de doelstelling te realiseren en is hiertoe bereid. De RIS-instructeur formuleert op juiste wijze een doelstelling. Hij gebruikt daarvoor de standaard RIS-regel: Ik verwacht dat jij aan het einde van de les script.kunt uitvoeren volgens stap.. De RIS-instructeur motiveert zijn leerling door duidelijk uit te leggen waarom de uitvoering van dit (deze) script(s) en/of toetsoefening(en) relevant zijn voor een veilig, sociaal en milieuvriendelijk verkeersgedrag. De leerling weet precies wat hij moet kennen en kunnen om de doelstelling te realiseren en is hiertoe bereid. CBR / RIS versie

11 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Uitleg 4. Aansluiting bij voorafgaande scripts: de RIS-instructeur sluit aan bij de leerstof die in de vorige les(sen) is behandeld. Hij zorgt ervoor dat de leerling het niveau van de nieuwe leerstof aankan. De RIS-instructeur weet niet welke scripts en/of toetsoefeningen de vorige les zijn behandeld en kan dus met de nieuwe leerstof niet aansluiten op hetgeen de leerling al beheerst. De RIS-instructeur weet niet de juiste stap en de omvang te bepalen van de nieuwe leerstof zodat de leerling niet in staat is de leerstof eigen te maken. Het is de leerling niet duidelijk, of de nieuwe leerstof aansluit bij hetgeen hij al beheerst. De RIS-instructeur weet summier welke scripts en/of toetsoefeningen de vorige les zijn behandeld en sluit hier met de nieuwe leerstof summier op aan. De RIS-instructeur weet summier de juiste stap en de omvang te bepalen van de nieuwe leerstof zodat de leerling slechts gedeeltelijk in staat is en blijft de leerstof eigen te maken. Het is de leerling slechts gedeeltelijk duidelijk, dat de nieuwe leerstof aansluit bij hetgeen hij al beheerst. De RIS-instructeur weet exact welke scripts en/of toetsoefeningen de vorige les zijn behandeld en sluit hier met de nieuwe leerstof op juiste wijze op aan. De RIS-instructeur weet exact de juiste stap en de omvang te bepalen van de nieuwe leerstof zodat de leerling in staat is en blijft de leerstof eigen te maken. Het is de leerling duidelijk, dat de nieuwe leerstof naadloos aansluit bij hetgeen hij al beheerst. CBR / RIS versie

12 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Uitleg 5. Inhoud (zie 3. Doelstelling en motivatie van de les): de RIS-instructeur geeft uitleg over het nieuw te leren script of de nieuw te leren toetsoefening. De RIS-instructeur geeft geen of onjuist uitleg over een nieuw leerdoel, waardoor situationeel lesgeven ontstaat. De RIS-instructeur geeft informatie die strijdig is met de strekking en de inhoud van het RIS-werkboek voor de leerling en de Rijprocedure B. De leerling is onvolledig en onjuist geïnformeerd over de nieuwe rijtaak (scripts) wat afwijkend foutief gedrag veroorzaakt. De RIS-instructeur geeft een onvolledige beschrijving van scripts of de toetsoefeningen die de leerling gaat leren. De RIS-instructeur geeft informatie die over het algemeen overeenkomt met de strekking en inhoud van het RISwerkboek voor de leerling en de Rijprocedure B. De leerling weet in grote lijnen hoe hij het (de) script(s) of de toetsoefening moet uitvoeren en kent globaal de relatie met zijn rijtaak. De RIS-instructeur geeft een duidelijke beschrijving per script of toetsoefening die de leerling gaat leren. De RIS-instructeur geeft volledige informatie die overeenkomt met de strekking en inhoud van het RISwerkboek voor de leerling en de Rijprocedure B. De leerling weet precies hoe hij het (de) script(s) of de toetsoefening moet uitvoeren en kent de relatie met zijn rijtaak. CBR / RIS versie

13 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Uitleg 6. Aanleren scripts en toepassen alle RIS-stappen: de RIS-instructeur gebruikt de RIS-stappen om scripts aan te leren. De RIS-instructeur gebruikt voortdurend onjuiste RISstappen om een script aan te leren. Hij corrigeert de leerling op een belerende manier. Het is de leerling onduidelijk wat hij verkeerd doet. Hij leert het script door dingen te proberen en wacht vervolgens de reactie van de RIS-instructeur af. De RIS-instructeur gebruikt niet voortdurend de juiste stappen om een script te leren. Hij sluit niet altijd juist aan bij de behoefte van de leerling waardoor het leerproces langer duurt. De leerling mist nog enige essentiële informatie over zijn vorderingen. De RIS-instructeur maakt optimaal gebruikt van de RISstappen. Hij beheerst de RIS-instructiemethodiek door gebruik te maken van de RIS-stappen, -modules en -toetsoefeningen en geeft duidelijk aan hoe de leerling het script c.q. de toetsoefening moet uitvoeren om een volgende stap te behalen. De leerling is volledig geïnformeerd over de uitvoering van het script. Hij weet precies wat hij moet doen en in welke volgorde om een hogere stap te behalen. CBR / RIS versie

14 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Uitleg 7. Demonstratie: de RIS-instructeur voert RIS-stap 2 uit en demonstreert een script of een toetsoefening. De RIS-instructeur geeft geen demonstatie, dan wel een demonstratie die in het geheel niet in overeenstemming is met RIS-stap 2. De leerling kan zich geen beeld vormen hoe hij het script of de toetsoefening in zijn rijtaak toe moet passen. De RIS-instructeur geeft een demonstratie die globaal aansluit bij het te leren script of de toetsoefening. De uitvoering van de demonstratie is gedeeltelijk conform het RIS-werkboek van de leerling en/of de Rijprocedure B. De leerling heeft een verkeerd of onvolledig beeld van het script of de toetsoefening waardoor de uitvoering van zijn rijtaak afwijkend is. De RIS-instructeur legt het script of de toetsoefening duidelijk uit en geeft een juiste pragmatische demonstratie. De uitleg en de uitvoering is conform het RIS-werkboek van de leerling en de Rijprocedure B. Voor de leerling is het duidelijk waarom hij het script of de toetsoefening moet leren en hoe hij deze moet uitvoeren. Hij kent de relatie met de rijtaak. CBR / RIS versie

15 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Aanbieden oefensituaties 8. Keuze van de oefenlocaties: de RIS-instructeur kiest een geschikte en verkeersveilige locatie voor het oefenen van scripts of toetsoefeningen. De RIS-instructeur kiest een locatie die niet geschikt is voor het oefenen van het (de) script(s) of de toetsoefening die hij wil instrueren. De RIS-instructeur kiest een locatie die onvoldoende veilig is om het (de) script(s) of de toetsoefening die hij wil instrueren. De fysieke omstandigheden maken het de leerling onmogelijk de opgedragen scripts goed uit te voeren. Hij krijgt geen reële kans om het nieuwe script daadwerkelijk te oefenen. De omstandigheden zijn te gevaarlijk (te weinig ruimte en tijd om te handelen, e.d.). De RIS-instructeur kiest een locatie die qua fysieke gesteldheid en qua veiligheid slechts beperkt geschikt is voor het oefenen van het (de) script(s) of de toetsoefening die hij wil instrueren. De RIS-instructeur benut de mogelijkheden van de oefenlocatie slechts beperkt. De fysieke omstandigheden belemmeren de leerling soms bij de uitvoering van het (de) opgedragen script(s) hetgeen het leerproces enigszins negatief kan beïnvloeden. De RIS-instructeur kiest een juiste locatie waarbij hij het (de) script(s) of de toetsoefening veilig kan instrueren. Hierdoor komt de verkeersveiligheid niet in het gedrang en hoeft hij niet fysiek in te grijpen. De RIS-instructeur benut de mogelijkheden van de locatie optimaal. De leerling kan de benodigde vaardigheden snel eigen maken omdat de locatie uitstekend past bij de scripts die hij moet oefenen. CBR / RIS versie

16 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Aanbieden oefensituaties 9. Zône naaste ontwikkeling: de RIS-instructeur moet juist inschatten waar de leerling aan toe is. Hij past hier de moeilijkheidsgraad op aan. De RIS-instructeur kiest oefensituaties die niet aansluiten bij het niveau van de leerling. Ze zijn te moeilijk, gevaarlijk of juist te gemakkelijk waardoor de RIS-instructeur niet in de zône van de naaste ontwikkeling instrueert. De oefensituaties stimuleren de leerling onvoldoende om te leren. Oefensituaties waarin de leerling steeds overvraagd cq overladen wordt, leiden ertoe dat hij niet weet wat te doen, hij raakt gefrustreerd, zit met zweet in de handen. Oefensituaties die te gemakkelijk zijn, leiden ertoe dat er bij de leerling verveling cq nonchalance ontstaat en dat zijn aandacht verslapt door gebrek aan uitdaging. De RIS-instructeur kiest in het algemeen oefensituaties die aansluiten bij de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling en die passen bij zijn beheersingsniveau. De RIS-instructeur gebruikt meerdere gebieden zonder dat de leerling heeft getoond het script zelfstandig in meerdere situaties binnen één gebied te beheersen. De RIS-instructeur kiest nog niet voortdurend de juiste toetsoefening of gebruikt nog te weinig toetsoefeningen om de leerling optimaal te laten leren. De leerling heeft aan het einde van de les een beperkt bevredigend gevoel en wordt niet optimaal gestimuleerd. De RIS-instructeur kiest oefensituaties die aansluiten bij de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling en passen bij de stap die hij bijna zelfstandig kan uitvoeren en wil bereiken. De RIS-instructeur kiest de goede toetsoefening(en) en vraagt de leerling op het juiste moment er één of meerdere tegelijk uit te voeren. De leerling heeft aan het einde van de les een goed gevoel omdat hij heeft geleerd. Hij heeft zelf ervaren wat de aandachtspunten zijn. CBR / RIS versie

17 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Aanbieden oefensituaties 10. Veralgemeniseren en intensiveren: de RIS-instructeur biedt oefensituaties aan in alle gebieden om stap 7 en stap 8 per script / toetsoefening te bereiken of eigen scripts te ontwikkelen. De RIS-instructeur beoordeelt eerder behandelde scripts niet bij het realiseren van de lesdoelstelling. Hij biedt géén of onvoldoende gelegenheid scripts in gewijzigde of complexe situaties en in alle gebieden te oefenen. De RIS-instructeur is niet in staat de leerling te leren zelf oplossingen te bedenken waardoor deze eigen scripts gaat ontwikkelen c.q. verfijnen. De leerling heeft het idee dat hij geen vorderingen meer maakt in zijn opleiding. Hij heeft geen uitdagingen meer en zijn motivatie neemt af. De RIS-instructeur beoordeelt niet altijd eerder behandelde sctipts. Hij gebruikt het realiseren van de doelstelling soms om de uitvoering van deze scripts te meten. Hierdoor kan stagnatie optreden bij het bereiken van stap 7 of stap 8. De leerling is niet volledig overtuigd dat hij scripts in net iets gewijzigde situaties, dan wel zelfstandig in steeds wisselende situaties kan toepassen. Bij de leerling ontbreekt nog enige creativiteit bij het zelf bedenken van oplossingen in nieuwe situaties door bekende scripts te verfijnen. De RIS-instructeur beoordeelt of de leerling eerder behandelde scripts, die buiten de doelstelling van de les vallen, zich heeft eigen gemaakt gedurende het realiseren van doelstelling. Hij biedt zo de mogelijkheid om deze scripts toe te passen en te herhalen in net iets gewijzigde of complexe situaties en stelt de leerling in staat stap 7 of 8 te bereiken. De RIS-instructeur biedt de leerling voldoende ruimte om eigen scripts te ontwikkelen voor het oplossen van complexe situaties in alle gebieden. De leerling heeft het gevoel dat hij scripts in net iets gewijzigde situaties, dan wel zelfstandig in steeds wisselende situaties kan toepassen. De leerling weet dat hij zelf oplossing kan bedenken bij nieuwe situaties door de bekende scripts te verfijnen. CBR / RIS versie

18 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN KERN Aanbieden oefensituaties 11. RIS-instructievaardigheden specifiek: de RIS-instructeur spreekt RIS-taal, leidt stapsgewijs op aan de hand van de voorgeschreven stappen en door middel van scripts en gebruikt de 3 fasen aanleren, eigen maken en veralgemeniseren. Hij past de methodiek doel middel toe. Hierbij gebruikt hij toetsoefeningen om de 3 fasen te doorlopen en achteraf te meten en daardoor de juiste stap vast te stellen De RIS-instructeur gebruikt geen relevante situaties (het middel), oplopend in moeilijkheidsgraad (stappen), om een script aan te leren, eigen te maken en te veralgemeniseren. Aan het einde van de les meet de RIS-instructeur op geen enkele wijze of de doelstelling is behaald of welk niveau is bereikt. Hij spreekt geen RIS-taal. De leerling begrijpt niet wat de RIS-instructeur bedoelt. Aan het einde van de les is hem niet duidelijk of de doelstelling is behaald en welke stap hij heeft bereikt. De leerling ervaart dat het rendement van de les laag is en dat de opleiding onnodig lang duurt. De RIS-instructeur gebruikt af en toe relevante situaties (het middel), oplopend in moeilijkheidsgraad (stappen), om een script aan te leren, eigen te maken en te veralgemeniseren. Het gebruik van een toetsoefening om te meten of de doelstelling van de les is behaald en / of welke stap is bereikt is nog beperkt. Hij spreekt af en toe RIS-taal. De leerling begrijpt niet voortdurend wat de RIS-instructeur bedoelt. Aan het einde van de les is hem niet exact duidelijk of de doelstelling is behaald en welke stap hij heeft bereikt. De leerling heeft het gevoel geen maximaal rendement uit zijn les te hebben gehaald. De RIS-instructeur gebruikt relevante situaties (het middel), oplopend in moeilijkheidsgraad (stappen), om een script aan te leren, eigen te maken en te veralgemeniseren. De RIS-instructeur gebruikt aan het einde van de les op juiste wijze een toetsoefening om te meten of de doelstelling van de les is behaald. Hij spreekt voortdurend RIS-taal. De leerling begrijpt precies wat de RIS-instructeur bedoelt. Aan het einde van de les is hem exact duidelijk of de doelstelling is behaald en welke stap hij heeft bereikt. De leerling heeft het gevoel dat hij iets heeft geleerd en blijft gemotiveerd. CBR / RIS versie

19 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN AFSLUITING Feedback 12. Lesafronding: de RIS-instructeur vat de les samen en gebruikt hierbij de RIS-taal uit het RIS-werkboek voor de leerling. De RIS-instructeur vat de les niet samen of gebruikt geen trefwoorden om de les samen te vatten. Hij spreekt hierbij geen RIS-taal uit het RIS-werkboek. Voor de leerling is onduidelijk welk resultaat de les heeft gehad. Hij heeft geen idee hoe zijn les is verlopen. De RIS-instructeur gebruikt niet voortdurend de juiste trefwoorden om de les samen te vatten. Hij is niet volledig met de samenvatting. Hij spreekt hierbij een enkele keer de RIS-taal uit het RIS-werkboek. Voor de leerling is redelijk duidelijk welk resultaat de les heeft gehad en hoe de les is verlopen. De RIS-instructeur gebruikt de juiste trefwoorden om de les volledig samen te vatten. Hij spreekt hierbij de RIS-taal uit het RIS-werkboek. Voor de leerling is duidelijk welk resultaat de les heeft gehad en hoe de les is verlopen. CBR / RIS versie

20 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN AFSLUITING Feedback 13. Bespreking leerresultaat: de RIS-instructeur waardeert de lesdoelstelling door middel van een RIS-stap en bespreekt dit met de leerling. Hij gebruikt daarbij voorbeelden uit het RIS-werkboek voor de leerling. De RIS-instructeur waardeert de lesdoelstelling niet. Hij bespreekt niet de prestatie van de leerling. De RIS-instructeur gebruikt geen RIS-werkboek voor de leerling. De leerling weet niet hoe de lesdoelstelling wordt gewaardeerd. Het is de leerling niet duidelijk wat zijn niveau is. De RIS-instructeur waardeert de lesdoelstelling met een RIS-stap en legt dit globaal uit aan de leerling. De RIS-instructeur motiveert zijn waardering beperkt en maakt niet optimaal gebruik van de relevante voorbeelden uit het RIS-werkboek voor de leerling. Het is de leerling globaal duidelijk waarom hij een bepaalde stap heeft behaald. Hij herkent zijn leerprestatie af en toe aan de hand van voorbeelden uit zijn RIS-werkboek. De RIS-instructeur waardeert de lesdoelstelling met de juiste RIS-stap en legt dit duidelijk uit aan de leerling. De RIS-instructeur motiveert zijn waardering met gebruikmaking van voorbeelden uit het RIS-werkboek voor de leerling. Het is de leerling volstrekt duidelijk waarom hij een bepaalde stap heeft behaald. Hij herkent zijn leerprestatie aan de hand van voorbeelden uit zijn RIS-werkboek. CBR / RIS versie

21 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN AFSLUITING Feedback 14. Evaluatie leerproces: de RIS-instructeur gaat aan de hand van het zelfreflectieformulier na hoe het leerproces is verlopen. De RIS-instructeur vraagt niet aan de leerling of zijn manier van les geven (didactisch handelen) aansluit bij zijn leerstijl. De RIS-instructeur gebruikt geen zelfreflectieformulier. De RIS-instructeur vraagt globaal aan de leerling of zijn manier van les geven (didactisch handelen), ten aanzien van één of meerdere items van het zelfreflectieformulier, aansluit bij zijn leerstijl. De RIS-instructeur vraagt aan de leerling of zijn manier van les geven (didactisch handelen), ten aanzien van één of meerdere items van het zelfreflectieformulier, aansluit bij zijn leerstijl. De leerling kan niets vertellen over de prestatie van de RISinstructeur. Hierdoor voelt hij zich niet begrepen en raakt minder gemotiveerd. De leerling heeft niet optimaal de kans gekregen duidelijk te maken wat hij, ten aanzien van het didactisch handelen van de RIS-instructeur, vindt. Dit kan leiden tot demotivatie. De leerling heeft optimaal de kans gekregen duidelijk te maken wat hij ten aanzien van het didactisch handelen van de RIS-instructeur vindt. Hij reflecteert zijn leerprestatie met behulp van de items van het zelfreflectieformulier. Hij blijft gemotiveerd om precies te doen wat de RIS-instructeur vraagt. CBR / RIS versie

22 RIS-INSTRUCTIEVAARDIGHEDEN AFSLUITING Feedback 15. Doelstelling en huiswerkopdracht volgende les: de RIS-instructeur vraagt de leerling wat hij in de volgende les wil leren. Daarna bepaalt de RIS-instructeur een volgende doelstelling. Hij geeft een relevante huiswerkopdracht. De RIS-instructeur vraagt niet aan de leerling wat hij de volgende les wil leren. Hij bepaalt niet samen met de leerling de doelstelling voor de volgende les. De RIS-instructeur geeft geen relevante huiswerkopdracht. De leerling wacht af wat er komen gaat. Voor hem is het niet duidelijk wat hij de volgende les gaat leren. Hij voelt zich niet bij het leerproces betrokken. De RIS-instructeur vraagt summier aan de leerling wat hij de volgende les wil leren. Aan de hand hiervan bepaalt hij samen met de leerling de doelstelling voor de volgende les. De RIS-instructeur geeft een globale huiswerkopdracht uit het RIS-werkboek voor de leerling. De leerling weet ongeveer wat hij de volgende les gaat leren. Het is globaal duidelijk hoe hij zich hierop kan voorbereiden. De leerling voelt zich niet optimaal bij het leerproces betrokken. De RIS-instructeur vraagt aan de leerling wat hij de volgende les wil leren. Aan de hand hiervan bepaalt hij samen met de leerling de doelstelling voor de volgende les. De RIS-instructeur geeft een relevante huiswerkopdracht uit het RIS-werkboek voor de leerling. De leerling weet precies wat hij de volgende les gaat leren en welke stap haalbaar is. Hij weet precies welke scripts relevant zijn om te leren. Door de overlegstructuur voelt hij zich betrokken bij het leerproces. CBR / RIS versie

23 COACHEN Signaleren bij aanleren scripts 16. Opmerken van ongewenst gedrag: de RIS-instructeur constateert dat een script niet goed wordt uitgevoerd en stuurt de leerling naar gewenst gedrag. De RIS-instructeur merkt niet op dat de leerling een script of toetsoefening niet juist uitvoert. De leerling weet niet dat hij foutief gedrag toont en heeft onterecht de indruk dat het leerproces voorspoedig verloopt. De RIS-instructeur merkt laat op dat de leerling een script of toetsoefening niet juist uitvoert. Hij bespreekt dit en geeft een oplossing om het gewenste gedrag te realiseren. De leerling heeft moeite om zijn gedrag te veranderen omdat de fout gedeeltelijk is geautomatiseerd. Hij heeft het gevoel dat zijn opleiding onnodig lang duurt. De RIS-instructeur merkt tijdig op dat de leerling een script of toetsoefening niet juist uitvoert. Hij bespreekt dit door de leerling te confronteren met de beschrijving van het script in het RIS-werkboek voor de leerling en hem zelf te laten ontdekken welke basisregel hij niet juist uitvoert. Hij zoekt samen met de leerling naar een oplossing om het gewenste gedrag te realiseren waarna zij samen er aan werken om het gewenste gedrag te realiseren. De leerling heeft het gevoel dat hij invloed heeft op zijn leerproces. Hij weet wat zijn verbeterpunten zijn en is gemotiveerd daaraan te werken. CBR / RIS versie

24 COACHEN Signaleren bij aanleren scripts 17. Hardop denkmethode : de RIS-instructeur laat de leerling al rijdend hardop de basisset van regels verwoorden die bij het script horen. De RIS-instructeur gebruikt de hardop denkmethode nooit. Hij laat de leerling op geen enkele manier kritisch nadenken over hoe een script is uitgevoerd. De leerling kan moeilijk achterhalen waarom hij scripts en/of toetsoefeningen niet juist uitvoert en toont hierdoor onzeker gedrag. De RIS-instructeur gebruikt de hardop denkmethode slechts zo nu en dan. Hij kiest vaak verkeerde momenten en legt globaal uit wat het nut van deze instructiemethode is. De leerling heeft soms de mogelijkheid om te vertellen hoe en op welke manier hij een script en/of toetsoefening uitvoert. Door de basisregels van het script te noemen is het voor hem gemakkelijker om te ontdekken wat zijn aandachtspunten zijn. De RIS-instructeur constateert verbeterpunten door de leerling al rijdend de basisset van regels van een script te laten verwoorden. Hij gebruikt de hardop denkmethode op de juiste momenten, stimuleert de toepassing hiervan en maakt het nut duidelijk. De leerling krijgt regelmatig de mogelijkheid om kritisch na te denken over hoe hij een script of toetsoefening heeft uitgevoerd. Door de basisregels van het script hardop te noemen is het hem volledig duidelijk wat de aandachtspunten van het script en/of de toetsoefening zijn. CBR / RIS versie

25 COACHEN Ondersteunen aanleren scripts 18. Hints en corrigerende aanwijzingen: de RIS-instructeur geeft tijdig hints d.m.v. de RIS-taal gedurende de uitvoering van rijtaken en het aanleren van scripts. De RIS-instructeur attendeert de leerling niet op een script waardoor de leerling niet wordt gestimuleerd om na te denken hoe hij een (lastige) situatie zelf kan oplossen. De RIS-instructeur grijpt voortdurend in om conflictsituaties met andere verkeersdeelnemers te voorkomen. De leerling leert wat niet juist is en moet daarna zichzelf het juiste gedag aanleren. Dit kan leiden tot verwarring of onverschilligheid. De RIS-instructeur attendeert de leerling een enkele keer op een script waardoor de leerling slechts in een enkele situatie gaat nadenken en een (lastige) situatie zelf oplost. Hierdoor moet de RIS-instructeur soms ingrijpen om conflictsituaties met andere verkeersdeelnemers te voorkomen. De leerling krijgt een globale indruk wat het juiste gedrag is bij een (de) script(s) of toetsoefening(en). De RIS-instructeur attendeert de leerling tijdig op een script en bereikt daardoor dat de leerling gaat nadenken en een (lastige) situatie zelf oplost. Hierdoor voorkomt de RIS-instructeur ingrijpen en ontstaan er geen conflictsituaties met andere verkeersdeelnemers. De leerling krijgt een duidelijk beeld van hoe hij scripts en toetsoefeningen moet uitvoeren om verkeerssituaties veilig, milieuvriendelijk en sociaal op te lossen. CBR / RIS versie

26 COACHEN Ondersteunen aanleren scripts 19. Inhoudelijke verbeterpunten: de RIS-instructeur gaat samen met de leerling na welke basisregel van welk script verbeterd kan worden. Hij laat de leerling hierbij gebruik maken van het RIS-werkboek van de leerling. De RIS-instructeur vertelt de leerling niet welke basisregel van het script verbeterd kan worden. De RIS-instructeur bespreekt de set regels niet met de leerling en geeft deze geen ruimte zelf oplossingen te bedenken. De leerling weet niet wat hij moet verbeteren. Dit kan bij de leerling leiden tot verwarring en onverschilligheid waardoor de opleiding onnodig lang duurt. De RIS-instructeur vertelt de leerling een enkele maal welke basisregel van het script verbeterd kan worden. De RIS-instructeur bespreekt de set regels met de leerling globaal en geeft deze zelden de ruimte zelf een oplossing te bedenken. De leerling mist soms belangrijk commentaar en mag zelden eigen oplossingen gebruiken. Hierdoor verslapt zijn aandacht en neemt zijn motivatie af. De RIS-instructeur laat de leerling in zijn RIS-werkboek uitzoeken welke basisregel van het script verbeterd kan worden. De RIS-instructeur bespreekt de set regels met de leerling en geeft deze de ruimte zelf een oplossing te bedenken. De leerling weet precies wat zijn aandachtspunten zijn en hoe hij deze kan verbeteren. Hij merkt dat hij zelf oplossingen mag bedenken en dat die ook juist kunnen zijn. Door deze aanpak krijgt hij veel vertrouwen in zijn RIS-instructeur en blijft gemotiveerd. CBR / RIS versie

27 COACHEN Ondersteunen aanleren scripts 20. Zelfreflectie van de leerling: de RIS-instructeur en de leerling bespreken dat wat per script is beschreven in het RIS-werkboek voor de leerling onder het kopje zelfreflectie. Dit is het getoonde rijgedrag in relatie tot stap 4 en stap 8. In fase 3 (veralgemeniseren van een script) reflecteert de RIS-instructeur aan de hand van het CBR zelfreflectieformulier. De RIS-instructeur laat de leerling geen enkele maal stap 4 en stap 8 van een relevant script uit het RIS-werkboek voor de leerling lezen. Hij bespreekt het verschil tussen het rijgedrag van de leerling en het genoteerde gedrag niet. De RIS-instructeur dwingt de leerling, die in fase 3 scripts veralgemeniseert, niet na te denken over zijn rijgedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, sociaal gedrag en milieu en laat hem het CBR zelfreflectieformulier niet invullen. De RIS-instructeur bespreekt de mening van de leerling niet. De leerling is niet in staat zijn gedrag te bekijken vanuit het perspectief van andere weggebruikers en is niet in staat zich een beeld te vormen hoe anderen denken over zijn gedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, milieu en sociaal gedrag. De RIS-instructeur laat de leerling een enkele maal stap 4 en stap 8 van een relevant script uit het RIS-werkboek voor de leerling lezen. Hij vertelt de leerling het verschil tussen zijn rijgedrag en het genoteerde gedrag. De RIS-instructeur dwingt de leerling, die in fase 3 scripts veralgemeniseert, een enkele maal na te denken over zijn rijgedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, sociaal gedrag en milieu door hem het CBR zelfreflectieformulier te laten invullen. De RIS-instructeur bespreekt de mening van de leerling globaal en schenkt hier verder weinig aandacht aan. De leerling is redelijk in staat zijn gedrag te bekijken vanuit het perspectief van andere weggebruikers en is redelijk in staat zich een beeld te vormen van hoe anderen denken over zijn gedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, milieu en sociaal gedrag. De RIS-instructeur laat de leerling stap 4 en stap 8 van een relevant script uit het RIS-werkboek voor de leerling lezen. Hij vraagt de leerling het verschil te verwoorden tussen zijn rijgedrag en het genoteerde gedrag. De RIS-instructeur dwingt de leerling, die in fase 3 scripts veralgemeniseert, na te denken over zijn rijgedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, sociaal gedrag en milieu door hem het CBR zelfreflectieformulier te laten invullen. De RIS-instructeur vat de mening van de leerling samen en discussieert over eventuele meningsverschillen. De leerling is in staat zijn gedrag te bekijken vanuit het perspectief van andere weggebruikers. Hij kan zich een beeld vormen hoe anderen denken over zijn gedrag ten aanzien van voertuigbeheersing, veiligheid, doorstroming, milieu en sociaal gedrag. CBR / RIS versie

28 COACHEN Ondersteunen aanleren scripts 21. Essentiële zaken: de RIS-instructeur analyseert scripts en bespreekt de essentiële onderdelen De RIS-instructeur analyseert de prestatie van de leerling niet merkbaar. Zijn houding is passief hij bespreekt essentiële punten en de basisregels van de scripts niet. Zijn houding is passief en hij zegt bijna niets, zelfs als terugkoppeling essentieel en gewenst is. De leerling rijdt doelloos rond en ondergaat zijn les. Hij krijgt geen nieuwe informatie en heeft het gevoel dat er niet op hem wordt gelet. Hierdoor raakt hij minder gemotiveerd. De RIS-instructeur analyseert de prestatie van de leerling niet altijd juist. Soms bespreekt hij essentiële punten en de basisregels van de scripts. Hij bespreekt afwijkend gedrag vaak uitgebreid als kort en bondig commentaar beter zou zijn. De leerling raakt in verwarring doordat hij soms informatie mist. Soms begrijpt hij niet goed wat de RIS-instructeur bedoelt door de grote hoeveelheid informatie die hij in een korte tijd moet verwerken. De RIS-instructeur analyseert de prestatie van de leerling juist. Hij bespreekt essentiële punten en behandelt de basisregels van de scripts kort en bondig. Hij heeft weinig woorden nodig om afwijkend gedrag concreet duidelijk te maken. De leerling weet precies wat hij moet verbeteren. Hij blijft gemotiveerd en geconcentreerd op zijn rijtaak. CBR / RIS versie

29 COACHEN Ondersteunen aanleren scripts 22. Timing van reflectie: de RIS-instructeur geeft op een passend moment na de taakuitvoering en eventueel na situatiebevraging terugkoppeling. De RIS-instructeur stopt niet om situaties te bevragen en te onderzoeken hoe de leerling tot zijn besluit is gekomen. Het is de leerling niet duidelijk waar hij in zijn besluitvorming rekening mee moet houden om zijn rijtaak juist uit te voeren. De RIS-instructeur stopt een enkele maal om de situatie te bevragen en te onderzoeken hoe de leerling tot zijn besluit is gekomen. Als hij situaties bevraagt, behandelt hij niet altijd relevante items en geeft niet altijd een juiste terugkoppeling. Het is de leerling niet altijd duidelijk waar hij in zijn besluitvorming rekening mee moet houden om zijn rijtaak juist uit te voeren. De RIS-instructeur stopt in relevante situaties om de situatie te bevragen en te onderzoeken hoe de leerling tot zijn besluit is gekomen. Hij bevraagt situaties altijd op de juiste manier, behandelt relevante items en geeft, aan de hand van de antwoorden, een juiste terugkoppeling. Het is de leerling volkomen duidelijk waar hij in zijn besluitvorming rekening mee moet houden om zijn rijtaak juist uit te voeren. CBR / RIS versie

30 COACHEN RIS-didactiek 23. Coaching naar niveauverhoging zône van de naaste ontwikkeling : de RIS-instructeur zorgt ervoor dat hij scripts in steeds iets gewijzigde situaties in verschillende Duurzaam veilig gebieden aanbiedt. De RIS-instructeur houdt geen rekening met het bereikte niveau van de leerling. Hij sluit niet aan op wat de leerling al weet. Bij een beginnend niveau of een trage leerling voert de RISinstructeur zelf niet alle relevante rijtaken uit en behandelt veel scripts tegelijkertijd. Hij gebruikt geen stappen om een script aan te leren. De RIS-instructeur werkt nooit in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. Bij een gevorderde en/of snelle leerling voert de RISinstructeur geen relevante rijtaken zelf uit. Hij werkt niet in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. De leerling leert weinig doordat de leerstof óf te eenvoudig óf te complex is. De leerling kan zijn motivatie verliezen. De RIS-instructeur houdt een enkele maal rekening met het bereikte niveau van de leerling. Hij sluit soms aan op wat de leerling al weet. Bij een beginnend niveau of een trage leerling voert de RISinstructeur zelf een groot aantal rijtaken uit en behandelt niet te veel scripts tegelijkertijd. Hij gebruikt een enkele maal alle stappen om een script aan te leren. De RISinstructeur werkt een enkele maal in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. Bij een gevorderde en/of snelle leerling voert de RISinstructeur slechts in een enkel geval relevante rijtaken nog zelf uit. Hij werkt een enkele maal in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. De leerling ervaart een enkele maal uitdagingen, die hem aanspreken en blijft redelijk gemotiveerd. De RIS-instructeur creëert mestal een logische overgang en/of kiest meestal het juiste moment van stap 6 naar stap 7. De RIS-instructeur houdt voortdurend rekening met het bereikte niveau van de leerling. Hij sluit aan op wat de leerling al weet. Bij een beginnend niveau of een trage leerling voert de RIS-instructeur zelf relevante (rij)taken uit en behandelt de juiste scripts. Hij gebruikt alle stappen om een script aan te leren. De RIS-instructeur werkt in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. Bij een gevorderde en/of snelle leerling voert de RISinstructeur altijd slechts relevante rijtaken nog zelf uit. Hij schat de capaciteit van zijn leerling altijd juist in en stuurt de leerling door hem voortdurend uit te dagen zelf oplossingen te bedenken. Hij werkt altijd in de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling. De leerling ervaart voortdurend uitdagingen, die hem aanspreken en blijft gemotiveerd. CBR / RIS versie

31 COACHEN RIS-didactiek 24. Coaching naar zelfstandigheid: de RIS-instructeur veralgemeniseert de scripts door deze toe te laten passen in steeds wisselende situaties. Hierdoor leert de leerling zelf oplossingen te bedenken. De RIS-instructeur creëert geen logische overgang en/of kiest het verkeerde moment van stap 7 naar stap 8. De RIS-instructeur blijft voortdurend instrueren en geeft de leerling geen ruimte om situaties op zijn manier op te lossen. Hij blijft altijd in de mentorfase werken en bereikt nooit de correctiefase in het leerproces. De RIS-instructeur laat de leerling nooit meerdere toetsoefeningen tegelijkertijd uitvoeren en/of gebruikt nooit de clusteropdracht, de parkeeropdracht en de oriëntatiepunt opdracht om de leerling op te leiden tot een beginnend volgroeide bestuurder. De leerling voelt zich geen beginnend bestuurder en ervaart de werkwijze van de RIS-instructeur als belerend. De RIS-instructeur creëert een enkele maal een logische overgang en/of kiest het juiste moment van stap 7 naar stap 8. De RIS-instructeur geeft de leerling vaak de ruimte om situaties op zijn manier op te lossen. Hij werkt vaak te lang in de mentorfase en bereikt de correctiefase in het leerproces moeizaam. De RIS-instructeur laat de leerling een enkele maal meerdere toetsoefeningen tegelijkertijd uitvoeren en/of gebruikt een enkele maal de clusteropdracht, de parkeeropdracht en de oriëntatiepunt opdracht om de leerling op te leiden tot een beginnend volgroeide bestuurder. De leerling voelt zich al aardig een beginnend bestuurder. Hij ervaart de werkwijze van de RIS-instructeur soms als vertraging omdat hij graag nog meer situaties zelfstandig volgens stap 7 of 8 wil oplossen. De RIS-instructeur creëert meestal een logische overgang en/of kiest meestal het juiste moment,van stap 7 naar stap 8. De RIS-instructeur geeft de leerling altijd de ruimte om situaties op zijn manier op te lossen. Hij werkt precies lang genoeg in de mentorfase en bereikt op tijd de correctiefase in het leerproces. De RIS-instructeur laat de leerling vaak meerdere toetsoefeningen tegelijkertijd uitvoeren. Hij gebruikt vaak de clusteropdracht, de parkeeropdracht en de oriëntatiepunt opdracht in combinatie met toetsoefeningen om de leerling op te leiden tot een beginnend volgroeide bestuurder. De leerling voelt zich een beginnend bestuurder. Hij ervaart de werkwijze van de RIS-instructeur als een prettige sturende manier om snel stap 8 te bereiken. CBR / RIS versie

32 COACHEN Leerhouding 25. Positieve beleving: de RIS-instructeur stimuleert een positieve sfeer door creatief (toets)oefeningen te gebruiken, die een uitdaging zijn voor de leerling bij het uitvoeren van de rijtaak en waarbij de mate van zelfstandig rijden steeds groter wordt. De RIS-instructeur creëert tijdens de les geen goede sfeer en slaagt er niet in de leerling de les op positieve manier te laten beleven. Hij stimuleert de leerling niet situaties zelfstandig op te lossen door (toets)oefeningen creatief te gebruiken. De leerling rijdt plichtmatig zijn les. Hij ervaart niet of nauwelijks plezier in het leren. Er kunnen tekenen van spanning, ongewenste sfeer of onvrede ontstaan. De RIS-instructeur creëert tijdens de les meestal een goede sfeer en slaagt er vaak in de leerling de les op positieve manier te laten beleven door hem zelfstandigheid te gunnen. Hij stimuleert de leerling een enkele maal situaties zelfstandig en creatief op te lossen door hem uit te dagen relevante (toets)oefeningen uit te voeren gedurende zijn rijtaak. De leerling is over het algemeen positief gestemd. Hij toont geen onvrede. De RIS-instructeur creëert tijdens de les een goede sfeer en slaagt er altijd in de leerling de les op positieve manier te laten beleven door hem veel zelfstandigheid te gunnen. Hij stimuleert de leerling situaties zelfstandig en creatief op te lossen door hem uit te dagen relevante (toets)oefeningen uit te voeren gedurende zijn rijtaak. De leerling toont zichtbaar plezier en genoegen in het rijden. Hij voelt zich op zijn gemak en gewaardeerd. CBR / RIS versie

Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009

Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009 Inleiding Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009 Kennismaking Bekijk het ingevulde basis RIS-lesplan en volg de aanwijzingen. Pak de RIS-instructiekaart van de leerling en kijk wat er bij deze les

Nadere informatie

Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen

Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen Waarop wordt beoordeeld? Het examen fase 3 Proeve van bekwaamheid en de praktijkbegeleiding toetst of de deelnemer (nog) competent

Nadere informatie

Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen

Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen Scorevoorschrift bij WRM beoordelingsprotocol Instructie geven en coachen Waarop wordt beoordeeld? Het examen fase 3 Proeve van bekwaamheid en de praktijkbegeleiding toetst of de deelnemer (nog) competent

Nadere informatie

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen DIDACTISCHE BEKWAAMHEID D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen Resultaat De leraar motiveert leerlingen om actief aan de slag te gaan. De leraar maakt doel en verwachting van de les duidelijk zorgt

Nadere informatie

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat KIJKWIJZER PEDAGOGISCH-DIDACTISCH HANDELEN IN DE KLAS School : Vakgebied : Leerkracht : Datum : Groep : Observant : 1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat (SBL competenties 1 en 2) 1.1* is

Nadere informatie

Beoordelingsformulier tweedelijns toezicht

Beoordelingsformulier tweedelijns toezicht Datum beoordeling Naam + reg. nummer opleider Cursuscode + naam Eindresultaat : Voldoende / Onvoldoende* * zie pagina 6 Bevindingen Samenvattende uitwerking van bevindingen. Indien er onderdelen als aandachtspunten

Nadere informatie

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid

Nadere informatie

Toetsplan van de kwalificatie golfinstructeur level 2

Toetsplan van de kwalificatie golfinstructeur level 2 Toetsplan van de kwalificatie golfinstructeur level 2 Dit Toetsplan en de bijbehorende PVB-beschrijvingen zijn vastgesteld door de Toetsingscommissie op 16 juni 2008 Deelkwalificaties Geven van lessen

Nadere informatie

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep Leerlijn Leren leren CED groep 1 1. Taakaanpak Leerlijn leren leren CED groep Groep 1 a. Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie b. Wijst aan waar hij moet beginnen

Nadere informatie

Leerlijn leren leren. Vakoverstijgend

Leerlijn leren leren. Vakoverstijgend PO Leerlijn leren leren Vakoverstijgend PI-7 LEERLIJN LEREN LEREN - VERSIE MAART 2009* Voor leerlingen die niet vanzelfsprekend aan het leren gaan. De leerlingen leren belangstelling hebben voor de wereld

Nadere informatie

Beoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V.

Beoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V. Beoordelingsrapport Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V. Beoordelingsrapport van: mevr. K. Rozegeur Dit beoordelingsrapport is gemaakt op: 8 juli 2010 Beoordelingsperiode: augustus

Nadere informatie

Breidt netwerk min of meer bij toeval uit. Verneemt bij bedrijven wensen voor nieuwe

Breidt netwerk min of meer bij toeval uit. Verneemt bij bedrijven wensen voor nieuwe Accountmanager Accountmanager onderhoudt relaties met bedrijven en organisaties met het doel voor praktijkleren binnen te halen. Hij kan nagaan welke bedrijven hebben, doet voorstellen voor bij bedrijven

Nadere informatie

PvB Beoordelaar Afnemen van praktijktoetsen

PvB Beoordelaar Afnemen van praktijktoetsen Proeve van Bekwaamheid (PvB) PvB Beoordelaar. 1. Opdracht Uw opdracht bestaat uit het afnemen van een praktijktoets bestaande uit een planningsinterview en/of praktijkafname en/of reflectie-interview.

Nadere informatie

H u i s w e r k b e l e i d

H u i s w e r k b e l e i d H u i s w e r k b e l e i d Voor maken. sommige een Voor kinderen aantal anderen kinderen een is complexe het levert huiswerk huiswerk taak echter waarbij geen een zij problemen bron een beroep van op,

Nadere informatie

Competenties De Fontein

Competenties De Fontein Competenties De Fontein We werken met de volgende 4 competenties: 1. Verantwoordelijkheid 2. Samenwerken 3. Organisatie en planning, zelfstandigheid 4. Motivatie - In klas 1 wordt gewerkt aan de volgende

Nadere informatie

3.2 Praktijkbeoordeling De praktijkbeoordeling bestaat uit een planningsinterview, praktijk geven van training en een reflectieinterview.

3.2 Praktijkbeoordeling De praktijkbeoordeling bestaat uit een planningsinterview, praktijk geven van training en een reflectieinterview. Wielrentrainer 3 Geven van training Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 3.1 1. Opdracht Uw opdracht bestaat uit het aanleveren van een portfolio waaruit blijkt dat u in staat bent tot het maken van een jaarplan

Nadere informatie

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar Ontwikkelingsgericht Praktijkbeoordelen.nl DOSSIER : Alle DOSSIERCREBO : Alle KWALIFICATIE : Alle KWALIFICATIECREBO : Alle NIVEAU : Alle COHORT : Vanaf 2015

Nadere informatie

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

HOE LAAT IK MEDEWERKERS MANAGEMENT Een zelfstandige medewerker is een tevreden medewerker HOE LAAT IK MEDEWERKERS ZELFSTANDIG FUNCTIONEREN? De ene mens is de andere niet. Sommigen zijn blij met een chef die aan hen geducht leiding

Nadere informatie

3.1 Portfoliobeoordeling De portfoliobeoordeling heeft betrekking op het door u opgestelde en deels uitgevoerde en geëvalueerde jaarplan.

3.1 Portfoliobeoordeling De portfoliobeoordeling heeft betrekking op het door u opgestelde en deels uitgevoerde en geëvalueerde jaarplan. Sportleider 3 Geven van trainingslessen Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 3.1 Deze PVB wordt afgenomen in combinatie met PVB KSS 1. Opdracht Uw opdracht bestaat uit het aanleveren van een portfolio (jaarplan)

Nadere informatie

Leerlingprofielen in het voortgezet onderwijs

Leerlingprofielen in het voortgezet onderwijs Leerlingprofielen in het voortgezet onderwijs In deze leerlingprofielen wordt per onderwijsniveau een beschrijving gegeven van kenmerken en eigenschappen van leerlingen die passen bij dat onderwijsniveau.

Nadere informatie

Bijlage 3: Beoordelingsformulier Praktijk examen

Bijlage 3: Beoordelingsformulier Praktijk examen Bijlage 3: Praktijk examen Kandidaat: Plaats: Datum: Examinator 1: Examinator 2: Opdracht vervolg bekende oefening: Opdracht nieuwe oefening: 1. VOORBEREIDING, ONTVANGST EN INLEIDING 1a. VOORBEREIDING

Nadere informatie

op (afnemende) sturing Een interventie gericht op docenten bij het opleiden en begeleiden van studenten naar zelfstandig beroepsbeoefenaars.

op (afnemende) sturing Een interventie gericht op docenten bij het opleiden en begeleiden van studenten naar zelfstandig beroepsbeoefenaars. op (afnemende) sturing Een interventie gericht op docenten bij het opleiden en begeleiden van studenten naar zelfstandig beroepsbeoefenaars. Auteur: Anneke Lucassen Zelfevaluatie begeleiden bij zelfstandig

Nadere informatie

een functioneringsgesprek verschilt naar aard en doel van een evaluatie of beoordelingsgesprek

een functioneringsgesprek verschilt naar aard en doel van een evaluatie of beoordelingsgesprek Het functioneringsgesprek Wat Een functioneringsgesprek is een periodiek gesprek tussen de medewerker en de direct leidinggevende over het werk (inhoud en uitvoering van het werk, werksfeer en werkomstandigheden)

Nadere informatie

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING In het kader van de verplichte bijscholing van de RIJINSTRUCTEUR voor de categorieën A, B, C, D en/of E ingevolge artikel 12b van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993

Nadere informatie

1 Opdracht Doelstellingen Onderdelen PvB en tijdsduur Deelnamecondities Afnamecondities Locatie...

1 Opdracht Doelstellingen Onderdelen PvB en tijdsduur Deelnamecondities Afnamecondities Locatie... PvB 3.4 Titel kwalificatieprofiel: Basis Looptrainer 3 Proeve van Bekwaamheid: Inhoudsopgave 1 Opdracht... 2 2 Doelstellingen... 2 3 Onderdelen PvB en tijdsduur... 2 4 Deelnamecondities... 2 5 Afnamecondities...

Nadere informatie

Kijkwijzer rekenen. Gericht kijken en ontwikkelen

Kijkwijzer rekenen. Gericht kijken en ontwikkelen Kijkwijzer rekenen Gericht kijken en ontwikkelen Leerkracht Groep School Datum Lesdoel Observant Aandachtspunten en sterke punten vorige lesobservatie: Voorbereiding 1. De leerkracht heeft de les zichtbaar

Nadere informatie

Videodossiers als bewijsvoering

Videodossiers als bewijsvoering Videodossiers als bewijsvoering Instructiebekwaamheid van rij-instructeurs RCEC conferentie, Arnhem, 19 november 2008 Erik Roelofs 1 Inhoud presentatie 1. Achtergrond opleiding en examens 2. Videodossiers

Nadere informatie

Overzicht kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren gekoppeld aan examenproducten

Overzicht kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren gekoppeld aan examenproducten Overzicht kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren gekoppeld aan examenproducten Kerntaak 1 Organiseert het leerproces van de (lerende) medewerker in de praktijk Werkproces Prestatie-indicator Examenproduct

Nadere informatie

Vaardigheidsmeter Communicatie

Vaardigheidsmeter Communicatie Vaardigheidsmeter Communicatie Persoonlijke effectiviteit Teamvaardigheden Een goede eerste indruk Zelfempowerment Communiceren binnen een team Teambuilding Assertiviteit Vergaderingen leiden Anderen beïnvloeden

Nadere informatie

Het doet ons bijzonder genoegen dat u de opleiding KT 2 (KorfbalTrainer 2) gaat volgen.

Het doet ons bijzonder genoegen dat u de opleiding KT 2 (KorfbalTrainer 2) gaat volgen. Beste cursist, Het doet ons bijzonder genoegen dat u de opleiding KT 2 (KorfbalTrainer 2) gaat volgen. U heeft bijgaand de handleiding voor de cursist en die voor de PB (PraktijkBegeleider) digitaal ontvangen.

Nadere informatie

Inleiding. 1. Doelstelling

Inleiding. 1. Doelstelling PVB 2.1 Geven van lessen Inleiding Om het door de NWWB en NOC*NSF erkende diploma Waterski- en Wakeboardinstructeur 2 te behalen moet de kandidaat drie kerntaken op niveau 2 beheersen. Door met succes

Nadere informatie

Er kan pas over Coöperatief Leren gesproken worden als er gewerkt wordt volgens een aantal basisprincipes kortweg GIPS genoemd.

Er kan pas over Coöperatief Leren gesproken worden als er gewerkt wordt volgens een aantal basisprincipes kortweg GIPS genoemd. Op onze school werken we al nu alweer enkele jaren met Coöperatief Leren volgens Kagan & Kagan. Het is ons antwoord op de vraag vorm en inhoud te geven aan het NIEUWE LEREN. We doen dit in alle groepen

Nadere informatie

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING In het kader van de verplichte bijscholing van de RIJINSTRUCTEUR voor de categorieën A, B, C, D, E en/of T ingevolge artikel 12b van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993.

Nadere informatie

Competency Check. Datum:

Competency Check. Datum: Competency Check Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

Trainer (Muay Thai) Kickboxing 3. Federatie Oosterse Gevechtskunsten. Proeven Van Bekwaamheid (PVB) Versie 1, 2012

Trainer (Muay Thai) Kickboxing 3. Federatie Oosterse Gevechtskunsten. Proeven Van Bekwaamheid (PVB) Versie 1, 2012 Federatie Oosterse Gevechtskunsten Trainer (Muay Thai) Kickboxing 3 Proeven Van Bekwaamheid (PVB) Versie 1, 2012 Deze PVB- beschrijving is vastgesteld door de Toetsingscommissie op 31 augustus 2012. PVB

Nadere informatie

Evaluatiewijzer didactisch coachen Versie 1.1, juli 2016

Evaluatiewijzer didactisch coachen Versie 1.1, juli 2016 Evaluatiewijzer didactisch coachen Versie 1.1, juli 2016 Voor je ligt de evaluatiewijzer didactisch coachen in de lesgebonden situatie. Deze evaluatie is ontwikkeld in opdracht van het project Leerling

Nadere informatie

Rapport Management i360. Test Kandidaat

Rapport Management i360. Test Kandidaat Rapport Management i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt

Nadere informatie

Appraisal. Datum:

Appraisal. Datum: Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

BPV. Profiel praktijkopleider. Norm. Toelichting. Aanpak. Prestatie

BPV. Profiel praktijkopleider. Norm. Toelichting. Aanpak. Prestatie pagina 1 4 Profiel praktijkopleider Norm Een praktijkopleider speelt in het leerbedrijf een cruciale rol in het succesvol opleiden van onderwijsdeelnemers tot goed geschoolde vakmensen. Het is daarom dat

Nadere informatie

Leerlijn/ontwikkelingslijn Leren leren cluster 4

Leerlijn/ontwikkelingslijn Leren leren cluster 4 Leerlijn/ontwikkelingslijn Leren leren cluster 4 Kerndoel 4: De leerlingen leren belangstelling hebben voor de wereld om hen heen, ze leren deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij

Nadere informatie

PVB 3.4 Aansturen van sportkader

PVB 3.4 Aansturen van sportkader PVB 3.4 Aansturen van sportkader Deelkwalificatie van volleybaltrainer 3 Inleiding Om het door de Nevobo en NOC*NS erkende diploma volleybaltrainer 3 te behalen, moet je vier kerntaken op niveau 3 beheersen.

Nadere informatie

Versterking Samenwerking. Ik-doelen De reflectietaart

Versterking Samenwerking. Ik-doelen De reflectietaart Versterking Samenwerking Ik-doelen Voorwoord Deze handreiking bevat een samenvatting van het onderzoek dat de ontwikkelgroep Ik-doelen, bestaande uit obs Beekbergen, Daltonschool De Heemde, obds De Branink

Nadere informatie

RIJSCHOOLLESGEVER RIJSCHOOLLESGEVER BASISVAARDIGHEDEN

RIJSCHOOLLESGEVER RIJSCHOOLLESGEVER BASISVAARDIGHEDEN RIJSCHOOLLESGEVER RIJSCHOOLLESGEVER BASISVAARDIGHEDEN RIJSCHOOLLESGEVER Waarvoor dient deze folder? Basis om een vacature uit te schrijven; Hulpmiddel bij screening van kandidaten; Ondersteuning bij functioneringsgesprekken;

Nadere informatie

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Rapport Docent i360. Test Kandidaat Rapport Docent i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt het

Nadere informatie

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model Omschrijving Verwijzing naar Doelgroep Opsteller Intern document die uitleg geeft over het activerende directe instructiemodel. Vaardigheidsmeter Betrokken

Nadere informatie

Opbrengstgericht omgaan met verschillen. Bijeenkomst 4 Onderwijsbehoeften en differentiatievormen: differentiatie bij verwerking

Opbrengstgericht omgaan met verschillen. Bijeenkomst 4 Onderwijsbehoeften en differentiatievormen: differentiatie bij verwerking Opbrengstgericht omgaan met verschillen Bijeenkomst 4 Onderwijsbehoeften en differentiatievormen: differentiatie bij verwerking Programma Doelen en programma toelichten Terugblik op huiswerkopdracht Een

Nadere informatie

1 Opdracht Doelstellingen Onderdelen PvB en tijdsduur Deelnamecondities Afnamecondities Locatie...

1 Opdracht Doelstellingen Onderdelen PvB en tijdsduur Deelnamecondities Afnamecondities Locatie... PvB 3.2 Coachen van wedstrijden Titel kwalificatieprofiel: Basis Looptrainer 3 Proeve van Bekwaamheid: Coachen van wedstrijden (KSS 3.2) Inhoudsopgave 1 Opdracht... 2 2 Doelstellingen... 2 3 Onderdelen

Nadere informatie

Competentieprofiel instructeurs

Competentieprofiel instructeurs Competentieprofiel instructeurs 1) Actuele Kennis & Vaardigheden van Eerste Hulp Dit is de elementaire kennisstof en de bijbehorende vaardigheden die ten grondslag liggen aan Eerste Hulp onderwijs. Deze

Nadere informatie

PVB 3.4 Aansturen van sportkader (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3

PVB 3.4 Aansturen van sportkader (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3 PVB 3.4 Aansturen van sportkader (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3 Inleiding Om het door de Nederlandse Basketball Bond en NOC*NSF erkende diploma Basketballtrainer-coach

Nadere informatie

PVB 3.4 Aansturen van sportkader

PVB 3.4 Aansturen van sportkader PVB 3.4 Aansturen van sportkader Deelkwalificatie van volleybaltrainer 3 Inleiding Om het door de Nevobo en NOC*NS erkende diploma volleybaltrainer 3 te behalen, moet je 2 kerntaken op niveau 3 beheersen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Beoordeling en evaluatie. 3.1 Beoordelingsformulier beroepshouding. Instructie beoordeling: Beoordeling

Hoofdstuk 3 Beoordeling en evaluatie. 3.1 Beoordelingsformulier beroepshouding. Instructie beoordeling: Beoordeling . Hoofdstuk 3 Beoordeling en evaluatie 3.1 Beoordelingsformulier beroepshouding Instructie beoordeling: Het beroepshoudingformulier wordt voor de BOL leerlingen tijdens de schoolperiode door de SLBer beoordeeld

Nadere informatie

Porfolio. Politie Vormingscentrum

Porfolio. Politie Vormingscentrum Porfolio 1. Inleiding 2. Wat is een portfolio? Hoe gebruik je het portfolio Reflectieverslagen Persoonlijke leerdoelen formuleren Werkwijze en denkmodel om opgaven/problemen op te lossen 1. INLEIDING Ligt

Nadere informatie

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013 ALEANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013 Deze monitor is ingevuld op basis van een eerste gesprek, een lesobservatie en een nagesprek (soms in andere

Nadere informatie

Wielertrainer 2 Geven van trainingen Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 2.1 Vastgesteld door de toetsingscommissie op 18 maart 2008

Wielertrainer 2 Geven van trainingen Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 2.1 Vastgesteld door de toetsingscommissie op 18 maart 2008 Wielertrainer 2 Geven van trainingen Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 2.1 Vastgesteld door de toetsingscommissie op 18 maart 2008 1. Opdracht Uw opdracht bestaat uit het geven van een (deel van een) training

Nadere informatie

Kijkwijzer (voorheen observatie instrument) ICALT. verdieping voor coach en leerkracht. leerkracht

Kijkwijzer (voorheen observatie instrument) ICALT. verdieping voor coach en leerkracht. leerkracht Kijkwijzer (voorheen observatie instrument) Veiliger, vraagt naar algemeenheden: basis Overzichtelijk maar te globaal Niet gedifferentieerd in niveau ICALT Meer gedetailleerd, biedt mogelijkheden tot verdieping

Nadere informatie

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan Samenwerken Omgevingsgericht/samenwerken Reflectie en zelfontwikkeling competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan Competentieprofiel stichting Het Driespan, (V)SO

Nadere informatie

Observatielijst voor klassieke lessen

Observatielijst voor klassieke lessen Observatielijst voor klassieke lessen Gewaardeerd op een 5-punts schaal wordt een aantal uitspraken gedaan. 1 = komt niet voor 2 = komt soms voor 3 = komt voor 4 = komt vaak voor 5 = komt altijd voor Na

Nadere informatie

PVB 3.3 Organiseren van activiteiten (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3

PVB 3.3 Organiseren van activiteiten (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3 PVB 3.3 Organiseren van activiteiten (portfoliobeoordeling) Deelkwalificatie van Basketballtrainer-coach 3 Inleiding Om het door de Nederlandse Basketball Bond en NOC*NSF erkende diploma Basketballtrainer-coach

Nadere informatie

Leertaak Restaurant. Leertaak restaurant 4.1 Situatie:

Leertaak Restaurant. Leertaak restaurant 4.1 Situatie: Leertaak restaurant 4.1 Situatie: Aan de hand van deze leertaak verzorg je een maaltijd voor 16 gasten in het schoolrestaurant op afgesproken tijden. Bij de bottelier en de instructeur is eventuele informatie

Nadere informatie

PvB Coachen van wedstrijden

PvB Coachen van wedstrijden PvB Coachen van wedstrijden Titel kwalificatieprofiel: Basis Baanatletiektrainer 3 Proeve van Bekwaamheid: Coachen van wedstrijden (KSS 3.2) Inhoudsopgave 1 Opdracht...2 2 Doelstellingen...2 3 Onderdelen

Nadere informatie

kempelscan P2-fase Studentversie

kempelscan P2-fase Studentversie kempelscan P2-fase Studentversie Pedagogische competentie Kern 2.1 Pedagogisch competent Pedagogisch handelen Je draagt bij aan een veilige leef- en leeromgeving in de groep O M V G Je bent consistent

Nadere informatie

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING

REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING REGLEMENT PRAKTIJKBEGELEIDING In het kader van de verplichte bijscholing van de RIJINSTRUCTEUR voor de categorieën A, B, C, D, E en/of T ingevolge artikel 12b van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993.

Nadere informatie

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Cor Aarnoutse Wat doe je met kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen? In dit artikel zullen we antwoord geven op deze vraag. Voor meer informatie verwijzen

Nadere informatie

Onderwijs op het Cals College Nieuwegein

Onderwijs op het Cals College Nieuwegein Onderwijs op het Cals College Nieuwegein 2017-2020 1 Onze kernwaarden Ambities onderwijsvernieuwing 2017-2020 We hebben vertrouwen in elkaars We streven een sfeer van openheid kunnen en bedoelingen. We

Nadere informatie

Beoordeling en evaluatie

Beoordeling en evaluatie Beoordelingsformulier Beoordeling en evaluatie Student: Studentnummer: Opleiding en crebonr.: Niveau en leerweg: BPV bedrijf: Praktijkopleider: BPV-periode van/tot: SLBer Schoolperiode van/tot: Datum:

Nadere informatie

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren Let op: momenteel wordt gewerkt aan een instrument dat beoordeelt aan de hand van de nieuwe bekwaamheidseisen

Nadere informatie

Huiswerkbeleid bb havo/vwo

Huiswerkbeleid bb havo/vwo Huiswerkbeleid bb havo/vwo De manier waarop de school met huiswerk omgaat, zowel inhoudelijk als ook wat betreft de ondersteuning door studievaardigheden, is bepalend voor de mate waarin de leerstof wordt

Nadere informatie

PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4

PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4 PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4 BEOORDELINGSDOCUMENTEN Inhoudsopgave: Beoordelingsinstructie voor de examentoets onderdeel Portfolio:... 3 Beoordelingsformulier deelopdracht 1: Beginsituatie... 4 Beoordelingsformulier

Nadere informatie

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg Naam: Klas: praktijkbegeleider: Werkplek: Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg Gedurende de opleiding werken de studenten in de praktijk aan praktijkopdrachten. Een schooljaar

Nadere informatie

Puberbrein als Innovatiekans. Beschrijving van de 4 basiscompetenties

Puberbrein als Innovatiekans. Beschrijving van de 4 basiscompetenties Puberbrein als Innovatiekans Beschrijving van de 4 basiscompetenties Samenwerken Plannen en organiseren Omgaan met (onverwachte) veranderingen Reflecteren Toelichting beschrijving van de basiscompetenties

Nadere informatie

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire 1 1 1 1 1 1 0 1 0 0 Opdrachtformulier Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

En, wat hebben we deze les geleerd?

En, wat hebben we deze les geleerd? Feedback Evaluatie Team 5 En, wat hebben we deze les geleerd? FEED BACK in de klas En, wat hebben we deze les geleerd? Leerkracht Marnix wijst naar het doel op het bord. De leerlingen antwoorden in koor:

Nadere informatie

Doel van deze presentatie is

Doel van deze presentatie is Doel van deze presentatie is Oplossingsgericht? Sjoemelen? Evaluatie van de praktische oefening. Verbetersuggesties qua oplossingsgerichtheid (niet met betrekking tot de inhoud van de gebruikte materialen)

Nadere informatie

Tussentijdse beoordeling stage

Tussentijdse beoordeling stage Tussentijdse beoordeling stage Niveau 2 Moet ernstig verbeteren Moet verbeteren Voldoende Goed Uitstekend 1. Op tijd komen Zeer onbetrouwbaar met betrekking tot het op tijd komen. Ziet de noodzaak van

Nadere informatie

Autoschadehersteller. Crebonummer 91750 / 95030. PvB 01. Voertuig afleveringsklaarmaken na reparatie. Handleiding Proeve van Bekwaamheid

Autoschadehersteller. Crebonummer 91750 / 95030. PvB 01. Voertuig afleveringsklaarmaken na reparatie. Handleiding Proeve van Bekwaamheid Autoschadehersteller Crebonummer 91750 / 95030 PvB 01 Voertuig afleveringsklaarmaken na reparatie Handleiding Proeve van Bekwaamheid Voor de beoordelaar Handleiding PvB Carrosserietechniek voor de beoordelaar.

Nadere informatie

Wees wijs. Haal met RIS snel en veilig je rijbewijs. Informatie over de Rijopleiding in Stappen

Wees wijs. Haal met RIS snel en veilig je rijbewijs. Informatie over de Rijopleiding in Stappen Wees wijs. Haal met RIS snel en veilig je rijbewijs. Informatie over de Rijopleiding in Stappen Voorwoord Het rijexamen is onvermijdelijk een momentopname. Een succesvol examen garandeert dus niet dat

Nadere informatie

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis Rapport Docent i360 Naam Angela Rondhuis Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt het

Nadere informatie

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum: A Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse Naam docent: F.Kok Datum: 5-12-2013 Het Lesplan; de student; Omschrijving Bereidt zich voor op de lessen en zorgt ervoor dat alle

Nadere informatie

Wat het effect van een vraag is, hangt sterk af van het soort vraag. Hieronder volgen enkele soorten vragen, geïllustreerd met voorbeelden.

Wat het effect van een vraag is, hangt sterk af van het soort vraag. Hieronder volgen enkele soorten vragen, geïllustreerd met voorbeelden. Actief luisteren Om effectief te kunnen communiceren en de boodschap van een ander goed te begrijpen, is het belangrijk om de essentie te achterhalen. Je bent geneigd te denken dat je een ander wel begrijpt,

Nadere informatie

10/05/2012. Project evalueren studenten in het UZA. Hoe is dit gegroeid?? Wat is de achtergrond en het doel van evalueren

10/05/2012. Project evalueren studenten in het UZA. Hoe is dit gegroeid?? Wat is de achtergrond en het doel van evalueren Project evalueren studenten in het UZA Nancy Van Genechten Katrien Van den Sande Yvonne Gilissen Werkgroep mentoren en Hogescholen Hoe is dit gegroeid?? Mentorendag 2010 Hoe verder na vraag Mentoren hadden

Nadere informatie

Rubrics vaardigheden

Rubrics vaardigheden Rubrics vaardigheden Rubrics vaardigheden In het leerlab 2020 hebben 7 vernieuwingsscholen vier rubrics ontwikkeld om de persoonlijke groei van leerlingen in kaart te brengen. Deze rubrics zijn vaardigheden

Nadere informatie

Matrijsnotitie toets 2.b Lesuitvoering en beoordelen WRM cat. B.

Matrijsnotitie toets 2.b Lesuitvoering en beoordelen WRM cat. B. Matrijsnotitie toets 2.b Lesuitvoering en beoordelen WRM cat. B. Matrijs De theorietoets duurt 90 minuten met (maximaal) 60 mc-vragen. De toetsmatrijs staat hieronder. Toetsmatrijs examenthema II.2 Lesuitvoering

Nadere informatie

Sportleider 4 Geven van training Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 4.1

Sportleider 4 Geven van training Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 4.1 Sportleider 4 Geven van training Proeve van bekwaamheid (PVB) KSS 4.1 1. Opdracht Uw opdracht bestaat uit het maken van een portfolio met daarin een uitgewerkt en deels uitgevoerd en geëvalueerd meerjarenplan

Nadere informatie

Kijkwijzer formulier. Naam leerkracht. Groep leerkracht. Naam beoordelaar. Beoordeelde les. Datum. Bijzonderheden

Kijkwijzer formulier. Naam leerkracht. Groep leerkracht. Naam beoordelaar. Beoordeelde les. Datum. Bijzonderheden Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam Naam leerkracht Groep leerkracht Naam beoordelaar Beoordeelde les Datum Bijzonderheden Dit formulier is bedoeld als invulformulier voor scholen die met de Kijkwijzer

Nadere informatie

360 GRADEN FEEDBACK. Jouw competenties centraal

360 GRADEN FEEDBACK. Jouw competenties centraal 360 GRADEN FEEDBACK Jouw competenties centraal Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Over gedrag en de... 4 3. Totaalresultaten... 5 4. Overzicht scores per competentie... 7 5. Overschatting-/onderschattinganalyse...

Nadere informatie

Rubrics vaardigheden

Rubrics vaardigheden Rubrics vaardigheden Rubrics vaardigheden In het leerlab 2020 hebben 7 vernieuwingsscholen vier rubrics ontwikkeld om de persoonlijke groei van leerlingen in kaart te brengen. Deze rubrics zijn vaardigheden

Nadere informatie

SITUATIONEEL LEIDERSCHAP EN VERZUIM

SITUATIONEEL LEIDERSCHAP EN VERZUIM Trefwoorden Leiderschapsstijl Leidinggeven Verzuim JORINDE MOEKE SITUATIONEEL LEIDERSCHAP EN VERZUIM Waarom wordt er binnen het ene bedrijf of op die ene afdeling veel meer verzuimd dan bij een andere

Nadere informatie

UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN EXAMINERING. Werken als buitenwacht (mangatwacht) Ingangsdatum 1 maart 2018

UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN EXAMINERING. Werken als buitenwacht (mangatwacht) Ingangsdatum 1 maart 2018 Ingangsdatum maart 08 SSVV - versie: maart 08 SSVV 08 Inleiding De Uitvoeringsvoorschriften Examinering (UVE) zijn bedoeld voor de opleiders/docenten en examinatoren van de SOG C categorie opleidingen

Nadere informatie

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen volgende Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen Eindrapportage onderzoek Toekomstgericht Onderwijs Inhoud Onderzoek Toekomstgericht Onderwijs door Kohnstamm Instituut Schoolportret Herbert Vissers

Nadere informatie

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat Rapport Team Competenties i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor

Nadere informatie

PvB 2.2 Begeleiden bij wedstrijden

PvB 2.2 Begeleiden bij wedstrijden PvB 2.2 Begeleiden bij wedstrijden Deelkwalificatie van volleybaltrainer 2 Inleiding Om het door de Nevobo en NOC*NSF erkende diploma volleybaltrainer 2 te behalen, moet je drie kerntaken op niveau 2 beheersen.

Nadere informatie

Executieve functies in de klas: interventies

Executieve functies in de klas: interventies Executieve functies in de klas: interventies Door Wijnand Dekker, gezondheidszorgpsycholoog Anneke Dooyeweerd, pedagoog/coach Inleiding In de vorige nieuwsbrief omschreven we wat er wordt verstaan onder

Nadere informatie

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis Rapport Docent i360 Naam Angela Rondhuis Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor je ligt het

Nadere informatie

20 geheime tips om snel je Rijbewijs te halen! Door Math Muijen

20 geheime tips om snel je Rijbewijs te halen! Door Math Muijen GRATIS E-BOOK 20 geheime tips om snel Welkom bij Het Rijhuis! Wil jij graag je rijbewijs halen? Dan ben je hier op het juiste adres! Wij zijn een kleine rijschool in Zuid-Limburg die gespecialiseerd is

Nadere informatie

Aankruisen wat van toepassing is. Naam kandidaat examinator. Naam assessor ex:plain. Examencentrum. Opleidingslocatie. Datum examen.

Aankruisen wat van toepassing is. Naam kandidaat examinator. Naam assessor ex:plain. Examencentrum. Opleidingslocatie. Datum examen. Assessmenttool Praktijkexaminering voor examinator SSVV Opleidingengids Kwalificatie: Flenzen O Werken aan flensverbindingen O Werken aan flensverbindingen volgens protocol O Werken aan flensverbindingen

Nadere informatie

VERTROUWELIJK. Rapport 360 -feedback Voorbeeldrapport

VERTROUWELIJK. Rapport 360 -feedback Voorbeeldrapport VERTROUWELIJK Rapport 36 -feedback Voorbeeldrapport 7-2-215 www.talentfactor.nl Inhoudsopgave 1 Introductie... 3 2 Sterkte / zwakte analyse... 4 3 Score top 5... 6 4 Verschil eigen score en omgevingsscore...

Nadere informatie

Uitvoering elementen rijexamen

Uitvoering elementen rijexamen Pagina 1 Uitvoering elementen rijexamen Bijzondere manoeuvres Zelfstandig routerijden Situatiebevraging Zelfreflectie Pagina 2 Bijzondere manoeuvre Algemeen 1. Doel: laat zien dat je veilig en zelfstandig

Nadere informatie