Voorzitter: H.C.J.L. Borghouts Griffier: mw. C.A. Peters. en mw. H.J. Weeda is bericht ontvangen, dat zij op 6 oktober niet aanwezig kunnen zijn.

Transcriptie

1 Voorzitter: H.C.J.L. Borghouts Griffier: mw. C.A. Peters 1. Opening. In de vergadering zijn tegenwoordig de volgende leden, te weten: B.J. Admiraal, mw. M. Agema, mw. S. Akkaya, mw. P.D.A.M. Baks, mw. M.A.M. Barth, J.N.J.J. Beemsterboer, mw. M. Beens-Jansen, G.J.M.A. Le Belle, H.W. Berkhout, J. Bezemer, H.A. Binnema, mw. G. Blokker, mw. C. Boelhouwer, C.F.H. van Boltaringen, J.H.M. Bond, E.G. Bouma, A.P. Bouwens, mw. S. van den Brakel-Baggerman, M.G.H. Brekelmans, K.W.C. Breunissen, C. Broekhoven, H.B. Bruijn, J.P.H. Bruins Slot, P.J. Bruystens, D.J. Butter, I.S. de Bijl-Baerselman, L.M. Cornelissen, mw. M.G. Dekker, C.P.J. van Diest, mw. P.J. Dijksteel, mw. R.F. Diktas-Noorderveen, L.M. Driessen-Jansen, mw. E.P. van Gaalen-Haanstra, mw. J. Geldhof, D. Graatsma, W. de Haan, M.H.J. van der Heijde, W.J.M. Holthuizen, E.T. van den Hout, mw. A.C.J. Humalda-Blok, M.A. de Jong, J. Kastje, P. Keijzer, S. van Keulen, J. Korver, F.H.J. Koster, A.F. Kraak, J.D. Kramer, J. Kuijt, C. van der Linden, A.P. van der Meché, R. Meerhof, C.A.G.M. van Montfort, mw. A.M. Nagel, E. Neef, W. van Oudheusden, W.F.H. van der Paard, H.W.J. Peperkamp, J. Post, R. Post, P.A. Prins, J.R.A. Raasveld, P.J.D. Remak, H.M.M. Rotgans, A.P. Rijpkema, Tj.P.J. Talsma, mw. I.R. Tjon-Fo, mw. E.A. Veenis-Kaak, R.E. Vis, P.S. Visser, A.A. de Vries, G.W.J. de Vries, mw. H.J. Weeda, F.K. Weima, mw. L.P. de Wit-de Rooij, mw. A.M. Worm-de Moel, mw. A. Zeeman, H.M. Zijlstra en P.A. Zoon. Van de leden mw. S. Akkas, B. Heller, A.M.C.A. Hooijmaijers, M. Schraal, P.J.D. Remak en H.J. Walch is bericht ontvangen, dat zij op 6 en 20 oktober niet aanwezig kunnen zijn. Van de leden C. Broekhoven, mw. M.G. Dekker, D. Graatsma, R.E. Vis en mw. H.J. Weeda is bericht ontvangen, dat zij op 6 oktober niet aanwezig kunnen zijn. Van de leden mw. M. Agema, R. Post, H.M.M. Rotgans en G.W.J. de Vries is bericht ontvangen, dat zij op 20 oktober niet aanwezig kunnen zijn. De heer Bond (CDA): Mevrouw Akkas is niet aanwezig omdat zij onlangs is bevallen van een gezonde dochter. Moeder en kind maken het prima. De voorzitter: Mede namens de staten hebben wij haar bloemen gestuurd. De heer Breunissen (GroenLinks): De heer Heller is nog tot volgende maand afwezig vanwege zijn vaderschapsverlof. 2. Aan de orde is de Regeling van werkzaamheden. De voorzitter: Eventuele hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij de heer Van der Paard. Het onderwerp Herziening beleid voor de bescherming van gebieden met een bijzondere bodemwaarde is van de agenda afgevoerd, omdat het nog aan de orde moet komen in de commissie NWLM. 3. Aan de orde is de beëdiging van een voorgedragen duo-lid. De voorzitter: Door de fractievoorzitter van de Ouderenpartij NH/VSP is de heer S.N.G. Oudheusden als plaatsvervangend commissielid voorgedragen. De heer Oudheusden legt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 5, van het Reglement van orde, in handen van de voorzitter de verklaring en belofte af. 4. Aan de orde is de langetermijnagenda. Mevrouw Beens-Jansen (GroenLinks): Voorzitter. Bij het laatste punt, het initiatiefvoorstel van D66 inzake duurzame energie, ontbreekt het jaartal. Wij zouden dat toch graag deze periode behandeld PS 6 oktober

2 zien. Het voorstel is al tijdens de vorige periode ingediend. De voorzitter: Dit voorstel zal van een jaartal worden voorzien. De langetermijnagenda wordt aldus vastgesteld. 5. Aan de orde is de vaststelling van de notulen van de vergadering van 26 mei Deze notulen worden ongewijzigd vastgesteld. 6A. Aan de orde zijn de geagendeerde ingekomen stukken. - Afschrift brief van 1 september 2003 van J.C. Booij, namens de werkgroep Den Helder van de Waddenvereniging, gericht aan B&W en de gemeenteraad van Den Helder betreffende tijdelijke opslag baggerslib VOF2 (nr. 42): - Brief van 3 september 2003 van Paul Jurriens, voorzitter Vereniging Westerhout Blijft!, aan de statenleden van Noord- Holland met verzoek tot heroverweging van de besluitvorming betreffende de aanleg van de Westelijke Randweg Beverwijk (nr. 43); - Brief binnengekomen op 16 september 2003 van de heer Fred Louwerens uit Zandvoort aan provinciale staten van Noord-Holland Zandvoort (nr. 44). De voorzitter: De brief nr. 44 wordt voor kennisgeving aangenomen en de brieven nrs. 42 en 43 worden in handen gesteld van de commissie WVV. 6B. Aan de orde zijn de ingekomen stukken in het kader van de actieve informatieplicht van GS. - Brief van gedeputeerde staten van 26 augustus 2003 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties omtrent de stand van zaken van de gemeentelijke rampenplannen; - Brief van gedeputeerde staten van 3 september 2003 over de ontwikkelingen KNSF-terrein te Muiden. Deze brieven worden voor kennisgeving aangenomen. 6C. Aan de orde is de lijst van alle overige ingekomen post. Er is geen overige ingekomen post. 7. Aan de orde is de voortgangslijst van aangenomen en aangehouden moties, aangehouden amendementen en toezeggingen. De heer Van de Heijde (PvdA): Voorzitter. Evenals de vorige vergadering moet ik melden dat ontbreekt dat over de toezeggingen inzake de nazorg van gesloten stortplaatsen in de commissie gerapporteerd zal worden. De voorzitter: Dit punt zal worden toegevoegd en er zal ook gerapporteerd worden. De voortgangslijst wordt vervolgens voor kennisgeving aangenomen. 8. Aan de orde is het vragenuur. Mevrouw Nagel (CDA): Op de agenda staat dat de vragen vooraf moeten worden ingediend. Wilt u mijn vragen nu hebben of kan dat straks? De voorzitter: Wij ontvangen uw vragen graag nu. Dat is overigens niet te laat, want het onderwerp en de strekking van de vragen zijn bekend. Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat conform het gestelde in artikel 46 van het Reglement van orde, tijdens het vragenuur geen interrupties zijn toegestaan en geen moties kunnen worden ingediend. Aan de orde zijn de vragen van de heer Van der Heijde over een door de provincie verleende vergunning voor het afsteken van vuurwerk in de Amsterdam Arena op 29 mei jongstleden. De voorzitter: De vragen zijn inmiddels rondgedeeld. Ik constateer, dat er geen PS 6 oktober

3 behoefte is aan een nadere toelichting. Het woord is aan gedeputeerde Moens voor de beantwoording. De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Vraag 1 luidt: delen GS de mening dat het aspect van de openbare orde in het vuurwerkbesluit uitsluitend kan gelden bij het beoordelen of afsteken van vuurwerk waar de vergunning voor wordt gevraagd een gevaar kan opleveren? Voor het afgeven van een vergunning voor vuurwerk wordt de veiligheid in het kader van de openbare orde beoordeeld door de burgemeester en niet door de gedeputeerde. Vraag 2: is het correct dat in dit geval het oordeel over de openbare orde is gestoeld op het afsteken van illegaal vuurwerk? Nee. Vraag 3: is het GS bekend dat, omdat er vrijwel altijd vuurwerk wordt afgestoken in de Amsterdam Arena tijdens wedstrijden van Ajax, een filmpje wordt vertoond, waarin wordt opgeroepen om geen vuurwerk af te steken? Nee, dat is mij niet bekend. Vraag 4: nu de signalen voor de 29ste mei dusdanig waren dat er meer vuurwerk dan normaal te verwachten was, had deze wedstrijd dan niet beoordeeld moeten worden als was het een risicowedstrijd met alle daaruit voortvloeiende consequenties? Dat is ter beoordeling van de burgemeester van Amsterdam. Vraag 5: hebben GS door het op basis van "preventieve gronden" verlenen van een ontbrandingsvergunning hun medewerking gegeven aan het oplossen van een probleem, omdat het Ajax, de Arena, noch de politie ooit gelukt is illegaal vuurwerk buiten het stadion te houden en omdat Ajax, Arena en politie geen rekening hadden gehouden met een risicowedstrijd? Nee. Vraag 6: delen GS de mening dat zij in hun besluitvorming al met al te gemakzuchtig zijn geweest en zich hebben laten leiden door de "terreur van de straat"? Nee. Het is een zorgvuldige afweging geweest, overigens in nauw overleg met de gemeente Amsterdam. Vraag 7: delen GS de mening dat ten principale voorkomen moet worden dat een overheid, welke dan ook, deze bedenkelijke weg opgaat? Er kunnen zwaarwegende belangen zijn die het afgeven van een vergunning wenselijk maken. Tot zover de antwoorden. Ik voeg daar nog het volgende in meer algemene zin aan toe. Op de dag zelf heb ik contact gehad met Amsterdam. Er deed zich namelijk een probleem voor, want de vergunning was veel te laat aangevraagd. Er was sprake van een afweging in het kader van de openbare orde. De burgemeester had een gesprek gehad met Ajax, de Arena en de politie. Hij meende dat het niet verlenen van een vergunning meer ellende zou veroorzaken dan wanneer die wel werd verstrekt. Het gaat mij veel te ver om te stellen dat dit iets met terreur te maken heeft. De burgemeester van Amsterdam heeft op een gegeven moment die afweging gemaakt. Ik had hem telefonisch mee kunnen delen dat hij geen vergunning zou krijgen, maar dan had hij waarschijnlijk toch toestemming verleend. Ik vind dat echter een beetje flauw. Ik moet op het oordeel van de burgemeester inzake de openbare orde kunnen afgaan. In het verlengde daarvan moet ik als gedeputeerde mijn verantwoordelijkheid nemen. De heer Van der Heijde (PvdA): Voorzitter. Ik had deze antwoorden eigenlijk wel verwacht. Ik heb deze vragen gesteld omdat dit naar mijn gevoel een principiële kwestie betreft. Op 15 mei van dit jaar vraagt het vuurwerkbedrijf Gerard FX een ontbrandingsvergunning voor het houden van een professioneel theatervuurwerk op 24 juni in de Heineken Music Hall bij een introductiefeest van een telefonieaanbieder. Daags erna (16 mei) heeft de firma een afwijzing binnen omdat de minimale termijn van 8 weken niet meer gehaald kan worden. Op 27 mei van dit jaar vraagt Ajax een ontbrandingsvergunning voor het houden van een professioneel vuurwerk op 29 mei in de Amsterdam Arena. Daags erna heeft Ajax toestemming, ondanks dat de wettelijke termijn van acht weken niet gehaald kan worden. Zoek de verschillen! Volgens het college is het grote verschil dat het ingeval van Ajax duidelijk PS 6 oktober

4 was dat de openbare orde en de mogelijkheid van eventuele ongelukken bij het in het wilde weg afsteken van vuurwerk van doorslaggevende betekenis waren. Tijdens de hoorzitting is dit zo gesteld door ambtenaren van de provincie. Het stond dus vast dat er vuurwerk afgestoken zou worden. Het was alleen nog de vraag of het legaal of illegaal vuurwerk zou zijn. Met gebruikmaking van artikel 20.5 van de Wet milieubeheer werd het dus legaal vuurwerk. Voorzitter. In het geval van Ajax heeft er een afweging van de korpsbeheerder kunnen plaatsvinden. Dat kan alleen maar het geval zijn als de aanvraag in behandeling is genomen. Dit is gedaan, terwijl de termijnen niet in acht waren genomen. De aanvraag kwam voort uit de gedachte om ellende te voorkomen. Laat ik nu altijd gedacht hebben dat vuurwerk iets feestelijks was. Na het bouwen van een evenementenperron waar supporters van de uitclub gescheiden van de thuissupporters kunnen arriveren, na de scheiding van tribunes met hekken ter voorkoming van vermenging van supporters, na het aanbrengen van netten ter voorkoming van het gooien van spullen naar spelers en publiek, na het introduceren van een luidruchtig voorprogramma ter voorkoming van het kunnen verstaan van slogans, na... vult u maar in, hebben wij nu de introductie van het preventief vuurwerk. Gisteren brandde de bus van Ajax uit. Kezman werd dermate geprovoceerd dat die slag of stoot wel moest komen. De inzet van politie bij voetbalwedstrijden kost intussen bijna evenveel als de inzet ten aanzien van veelplegers en verkrachters. Dat op hemelvaartsdag de burgemeester van Amsterdam even geen zin heeft om enkele pelotons ME in te zetten om rellen als gevolg van het afsteken van illegaal vuurwerk te voorkomen, zal iedereen kunnen begrijpen, maar niet billijken. Ook GS kunnen dat niet. Ook niet door op het randje van het betamelijke te opereren en dan maar toestemming te geven voor legaal vuurwerk. Dat is niet het soort overheid dat wij voorstaan. Daarom mijn kernvraag: hoe nu verder? Was dit een geval van eens maar nooit weer? De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Als je achteraf bepaalde zaken met elkaar vergelijkt, kan ik mij heel goed voorstellen dat je je afvraagt of dit wel rechtvaardig is. Vooraf kan dat echter niet. Je krijgt op een gegeven moment een vraag voorgelegd. Je denkt dan even na en belt vervolgens terug. Dan ontbreekt de mogelijkheid om uitgebreide vergelijkingen te maken. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de gang van zaken in strijd is met het rechtvaardigheidsgevoel. Achteraf kunnen wij die vergelijking wel maken en moeten wij er ook lering uit trekken voor de toekomst. Ik ga er gelukkig niet over of de burgemeester nu wel of geen zin heeft in het inzetten van de ME. Op het moment dat je overlegt, moet je kunnen afgaan op de beoordeling van de burgemeester die verantwoordelijk is voor openbare orde en veiligheid. Ik ga ervan uit dat dit soort overheidsfunctionarissen niet heel lichtvaardig een inschatting van een bepaalde situatie maakt. Ik heb dat laten meewegen. Het is zo klaar als een klontje dat je in zo'n geval snel van een hardheidsclausule gebruik moet maken. Ik geef toe dat die constructie zeker niet moeders mooiste is. Wij moeten dit beschouwen als iets dat incidenteel kan voorkomen. De heer Van der Heijde vraag of dit in de categorie "eens maar nooit weer" valt. Dat kan ik op voorhand niet zeggen. Je kunt opnieuw voor de opgave geplaatst worden om een besluit te moeten nemen. Ik ben geen bestuurder die in zo'n geval zegt dat de burgemeester het zelf maar moet oplossen. Ik draag dan liever gezamenlijk verantwoordelijkheid. In dit geval leg ik die ook gezamenlijk af. De heer Van der Heijde (PvdA): Ik kan mij voorstellen dat u na een aantal telefoontjes van Ajax, de burgemeester en de hoofdcommissaris van politie tot de conclusie komt dat er een mouw aan gepast moet worden. Daarbij gaat u echter al bij voorbaat mee in het honoreren van de aanvraag voor het afsteken van vuurwerk voordat er überhaupt een beoordeling op pyrotechnische dan wel andere gronden heeft plaatsgevonden. Dat is een merkwaardige werkwijze, die u PS 6 oktober

5 in andere gevallen niet volgt. Het vuurwerkbedrijf Gerard FX krijgt plompverloren de dag erna een afwijzing. Dit bedrijf heeft geen enkele mogelijkheid om een aanvullende toelichting te geven of het oordeel van de burgemeester te vragen. De gedeputeerde zal het met mij eens zijn dat hierbij sprake is van een zeer ongelijke behandeling. Ik ben blij dat de gedeputeerde zelf vindt dat deze constructie niet moeders mooiste is. Het is ook goed dat hij er lering uit trekt. Ik denk echter dat een overheid, ook de provinciale overheid, zich juist iets netter moet gedragen dan de overheid van de burger vraagt, ook als het Ajax, de Arena en de burgemeester van Amsterdam betreft. Ook dan moet keurig het zojuist in werking getreden vuurwerkbesluit gevolgd worden. Is de gedeputeerde dat niet met mij eens? De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Wij moeten van dit soort casussen leren om in de toekomst zorgvuldig te werk te kunnen gaan. Ik kan niet zeggen dat dit eens maar nooit weer was, omdat ik opnieuw voor een dergelijke afweging geplaatst kan worden. Dan kan ik wel uit meer ervaring putten, maar het kan voorkomen dat je regelingen, voorschriften of wetten zodanig moet interpreteren dat een en ander niet leidt tot verstoring van de openbare orde. Ik vind de term "preventief vuurwerk" wel charmant, maar de zaak is veel ingewikkelder. Ik zeg toe dat ik in voorkomende gevallen, puttend uit deze ervaring, de zaak nog zorgvuldiger zal beoordelen. De heer Raasveld (VVD): De heer Van der Heijde heeft duidelijk, zowel mondeling als schriftelijk, aangegeven wat er aan de hand was. De gedeputeerde komt nu met de volgende kreten: het kan voorkomen, incidenteel, hardheidsclausule, niet eerlijk, kan niet rechtvaardig zijn, in de toekomst weer zo reageren, wij moeten er wel van leren, de wet gebruiken. Mijn vraag is dan ook of hij niet bezig is om de wet op te rekken in plaats van haar gewoon uit te voeren. Is hij niet de wet aan het schrijven? In het vuurwerkbesluit is het milieu het eerste aandachtspunt en niet de openbare orde. Er zijn andere regelingen om die in goede banen te leiden. De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Ik acht mij niet capabel om zelf wetten te schrijven. Ik ben ook niet bezig om de wet op te rekken. Wat ik wel doe, is het onder bepaalde omstandigheden interpreteren van de wet. Laten wij de zaak eens omdraaien. Ik had geen vergunning kunnen verlenen en de burgemeester van Amsterdam had daar zo diep van onder de indruk kunnen zijn dat er geen toestemming was gegeven. Als er dan rellen waren uitgebroken, waren mij nu in de zaal vragen gesteld in de trant van: gedeputeerde, had u dat niet in overleg met de burgemeester anders kunnen oplossen? In dat geval had ik precies dezelfde antwoorden gegeven als nu. De heer Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Zo mag je niet beginnen bij het beoordelen van een aanvraag. In dat geval moet je nagaan wat je kunt doen om rellen te voorkomen als de vergunning niet verleend wordt. Als de vergunning om milieutechnische redenen niet verleend kan worden, mag dit ook niet gebeuren, punt uit. Ik hoor graag wat voor reprimande Ajax naderhand heeft gehad. Wat heeft de gedeputeerde of de burgemeester op dat punt gedaan? Dat hoort namelijk het vervolg te zijn. Mevrouw Zeeman (CDA): Welke garantie kreeg de gedeputeerde na het verlenen van de ontbrandingsvergunning van de burgemeester of van Ajax dat het illegale vuurwerk niet tot ontsteking zou worden gebracht? Op grond van de Wet milieubeheer moeten wij dit belang beschermen. De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Ik heb geen garantie gekregen. Die koppeling kan nooit in een vergunning gelegd worden. Ik weet dat dit een groot probleem is bij wedstrijden van Ajax, maar wij kunnen nooit de garantie vragen dat bij het verlenen van een vergunning geen illegaal vuurwerk wordt afgestoken. Dat is namelijk geen toekenningsgrond. PS 6 oktober

6 De heer Van der Heijde (PvdA): Met permissie, maar u voert het wel als argument aan. U zegt dat het een gevaar oplevert voor de volksgezondheid als illegaal vuurwerk wordt afgestoken. De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Ik spreek de hoop uit. Dat is iets anders, dan het vragen van een garantie. Wij kunnen dat niet afdwingen. Mevrouw Zeeman (CDA): Door toestemming te geven voor het ontsteken van het professionele vuurwerk trachtte u te voorkomen dat er illegaal vuurwerk zou worden afgestoken en dat er rellen zouden uitbreken. De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Dat klopt. Mevrouw Zeeman (CDA): Is het beoogde effect ook bereikt? De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik niet. Wij hebben in een indringend contact met Ajax duidelijk gemaakt dat dit geen tweede keer zo kan. De heer Raasveld (VVD): De gedeputeerde blijft de wet interpreteren. Daar zullen wij in de toekomst alert op moeten zijn. Is hij van mening dat hij in dit geval de Wet milieubeheer verkeerd heeft geïnterpreteerd? De heer Moens (lid van gedeputeerde staten): Nee. Aan de orde zijn de vragen van mevrouw Nagel over het rapport Onderzoek naar de schaalgrootte van de toekomstige veiligheidsregio's in de provincie Noord-Holland. De voorzitter: De vice-voorzitter van de staten is behouden in Japan gearriveerd. Ik vraag de nestor van de staten het voorzitterschap tijdelijk van mij over te nemen, aangezien ik in de beantwoording van de vragen mijn handen geheel vrij wil houden. Voorzitter: Neef Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Mijn fractie heeft in de vorige statenperiode bij monde van dr. Henk van Ruller nog voordat de rampen van Volendam en Enschede plaatshadden, in de toenmalige commissie ROB een bezorgd, zorgvuldig en diepgaand betoog gehouden over de veiligheid van de inwoners van onze provincie. De veiligheid van en, indien nodig, de hulpverlening aan de burgers liggen onze fractie na aan het hart, evenals bij de portefeuillehouder kennelijk het geval is, gezien zijn intensieve bemoeienis met het dossier inzake het onderzoek naar de schaalgrootte van de toekomstige veiligheidsregio's in de provincie Noord-Holland. In zijn opdracht is een rapport opgesteld door de heer drs. B. de Hon, oud-burgemeester van Diemen. 1. Waarom heeft u als verantwoordelijk portefeuillehouder PS niet in een veel eerder stadium betrokken bij de heroverweging van het statenbesluit van november 2001, naar aanleiding van de brief aan GS van de heren De Vries, respectievelijk minister en staatssecretaris van BZK van 17 april 2002? Graag zou ik een kopie van deze brief ontvangen, daar deze niet bij de stukken is gevoegd. De insteek van beide bewindslieden was kennelijk om de bestaande hulpverleningsregio's congruent in te delen volgens de grenzen van de politieregio Kennemerland. 2. Wat is de reden geweest dat u een oud-burgemeester uit een van de betrokken regio's heeft gevraagd, een onafhankelijk onderzoek te doen? Diemen en Amsterdam grenzen aan elkaar, staan dicht bij elkaar en als burgemeester was De Hon ook lid van het regionaal college politieregio Amsterdam-Amstelland. 3. De tussenrapportage gaf kennelijk een andere conclusie dan het eindrapport, zo lezen wij in het rapport-de Hon. Van de conclusies van het eindrapport hebben wij wel kennis mogen nemen. Wat is de reden dat u persoonlijk van conclusie 8 wilde afwijken? 4. Conclusie 9. Wilt u nader beargumenteren waarom ook in uw optiek het arrondissement parket Haarlem aanzienlijk verkleind kan worden, evenals PS 6 oktober

7 de politieregio Kennemerland? Dit is in strijd met eerdere rapportages van COT en KPMG en staat haaks op het standpunt uit Dit staat mijns inziens geheel los van het parket Schiphol. 5. Het uitgangspunt van de congruente indeling van Schiphol was de politieregio Kennemerland. Is dat uitgangspunt wel voldoende onderzocht door de heer De Hon? In het rapport tref ik daarover maar één regel aan, terwijl dit toch ook de insteek van de bewindslieden is. Ik baseer mij hierbij op de brief van 5 februari 2003 van BZK, die wij wel hebben ontvangen. 6. Is het u inmiddels bekend wat het huidige standpunt van de minister van BZK, de heer Remkes, is? 7. Integratie van organisaties is één, maar integratie in het functioneren bij de hulpverlening bij rampen, dus bij het daadwerkelijk hulpverleningsproces, is iets anders. Daarbij gaat het om goede communicatie en goede samenwerking. Men dient daarbij de handen ineen te slaan om een moeilijke situatie het hoofd te bieden. Hoe is de communicatie geoptimaliseerd in de huidige incongruente situatie rond Schiphol? Op papier kan het geregeld zijn, maar hoe zit het in de hoofden en de harten van degenen die daarbij betrokken zijn? Met andere woorden: hoe groot is het draagvlak en hoe verloopt de communicatie? Is daar al een rapport over? In uw jaarverslag heb ik kunnen lezen over een grote oefening in maart van Hoe is het met de oefeningen gesteld? 8. In de loop van 2004 treedt de wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding in werking. Kunt u de staten daarover in commissieverband bijpraten? De heer Borghouts (portefeuillehouder): Voorzitter. De reden dat er een studie is verricht naar de congruentie van veiligheidsregio's is dat Binnenlandse Zaken congruente veiligheidsregio's in het hele land wil en dus ook hier. In veiligheidsregio's functioneren brandweer, ambulance en politiek in een operationele en bestuurlijke context. Eén van de weinige gebieden in Nederland waar die congruentie niet bestaat, is Noord-Holland en dan met name in Haarlemmermeer. Deze gemeente speelde overigens al in 1990 een grote rol. Na zeer lang touwtrekken tussen de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken is Haarlemmermeer voor de brandweer bij Amsterdam ingedeeld en voor de politie bij Kennemerland. Toen ik half juni vorig jaar aantrad, kreeg ik een week later het dossier over congruente veiligheidsregio's. Een en ander mondde uit in een brief aan de minister en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, waarin gemeld werd dat de incongruentie zou blijven bestaan. Dat was overigens ook het standpunt van provinciale staten. Omdat ik het niet goed vind dat de incongruentie blijft bestaan, was in de laatste zin van deze brief de vraag opgenomen of ik met de bewindslieden over deze zaak kon komen praten. Waarom is de incongruentie in het statenbesluit en in het herziene - GS hadden oorspronkelijk een andere mening - GS-besluit gehandhaafd? Omdat de opeenvolgende ministers en staatssecretarissen van BZK strak en stijf volhielden dat de veiligheidsregio als basis de politieregio zou moeten hebben. De grenzen van de politieregio stonden dus niet ter discussie. In 2005 zal BZK een evaluatie houden over het functioneren van de politieregio's. Voor mij staat nog steeds als een paal boven water dat die evaluatie zal leiden tot een herindeling van politieregio's. Als wij in Noord-Holland het standpunt van de minister en de staatssecretaris van BZK zouden volgen - overigens krijgen de staten die brief uiteraard - dat de brandweer en rampenbestrijding van Haarlemmermeer naar Kennemerland moeten, moet er twee keer een reorganisatie plaatsvinden. Eén keer nu, namelijk het onderbrengen van de brandweer bij Kennemerland, en de volgende keer naar aanleiding van de evaluatie in Ik heb geprobeerd dat in een klap te doen. Ik heb dat ook uitgelegd aan de vijf betrokken beheerders. Elke reorganisatie in deze sfeer leidt af van de veiligheid en het bestrijden van de onveiligheid. PS 6 oktober

8 De vijf korpsbeheerders hebben erin toegestemd dat het onderzoek zou plaatsvinden. Slechts een daarvan heeft zich destijds ertegen verklaard. Ik heb de heer De Hon op aanbeveling van meerdere mensen belast met het onderzoek. Niemand heeft ooit gedurende het proces getwijfeld aan de oprechtheid of integriteit van de heer De Hon. Mevrouw Nagel (CDA): Wij ook niet. De heer Borghouts (portefeuillehouder): Voor de volledigheid meld ik het toch maar even. Mevrouw Nagel (CDA): Ik twijfel aan uw keuze, maar niet aan de integriteit van de heer De Hon. De heer Borghouts (portefeuillehouder): Ik twijfel niet aan mijn eigen keuze. Ik heb hem op voordracht van meerdere personen die hierbij betrokken waren, hiervoor aangezocht. De heer De Hon houdt zich al zeer lang bezig met veiligheidsvraagstukken. Ik had ook wel tien andere deskundigen kunnen zoeken, maar daar gaat het niet om. De vraag is of de heer De Hon deskundig en integer genoeg is om dit onderzoek te doen. Mijn antwoord daarop is nog steeds "ja". Ik bestrijd niet dat anderen ook daartoe geëquipeerd zijn. In het tussenrapport van de heer De Hon van maart van dit jaar was er sprake van een indeling van de politieregio's die losstond van de huidige regio's. Dat mocht ook, want de grote winst die ik eind november bij de minister en de staatssecretaris haalde, was dat niet langer behoefde te worden vastgehouden aan de grenzen van de politieregio. De onderzoeker mocht los daarvan een logische indeling voorstellen naar de maatstaven van Mevrouw Nagel heeft dat niet gevraagd, maar zij kan het tussenrapport ook krijgen. Overigens had ik de staten in november moeten melden dat het onderzoek aanving en ook welke opdracht de heer De Hon had. Dat is een fout van mij. Volgens afspraak heb ik het interim-rapport voor 1 april aan de bewindslieden van BZK aangeboden. Ik heb het ook besproken met de vijf betrokken korpsbeheerders, zoals ook was overeengekomen. De oplossingen die in het tussenrapport werden aangereikt, konden niet op veel bijval van de vijf korpsbeheerders rekenen. Twee konden ermee instemmen, maar drie niet. Dus twee korpsbeheerders die wel met het onderzoek hadden ingestemd, waren het niet eens met de voorstellen. Er was echter nog genoeg grond om door te gaan met het onderzoek, want het was een tussenrapportage. Op basis daarvan zouden de minister en de staatssecretaris van BZK besluiten of het zin had om het onderzoek voort te zetten. In juli is het eindrapport verschenen. Dat bevat mijn aanbevelingen, die ik aan de staten heb gestuurd. Ik heb dit uiteraard ook weer besproken met de vijf korpsbeheerders en vier ervan konden ermee akkoord gaan. De vijfde was van mening dat Haarlemmermeer qua brandweer en rampenbestrijding naar Kennemerland moest. In het rapport van de heer De Hon werd aanbevolen om Schiphol qua brandweer en rampenbestrijding bij Amsterdam te laten en de brandweer en de rampenbestrijding van de rest van Haarlemmermeer naar Kennemerland over te hevelen. Dat zou niets uitmaken voor het politiekorps Kennemerland, want Schiphol valt onder de marechaussee. De marechaussee zou dan onder Amsterdam vallen en de rest zou in Kennemerland blijven. Ik heb de bevindingen van de heer De Hon in hoge mate omhelsd, behalve dit ene vrij cruciale punt. De burgemeester van Haarlemmermeer zegt in feite: alles, maar dit niet. Ik ben afgeweken van het rapport omdat deze burgemeester in een nog moeilijker positie wordt geplaatst. Zijn gemeente wordt gescheiden. Voor de politie en brandweer moet hij zaken doen met Amsterdam, maar ook met Kennemerland. Dat is nog ingewikkelder dan nu, want nu doet hij voor zijn hele gemeente zaken met Amsterdam voor de brandweer en voor zijn hele gemeente met Kennemerland voor de politie. Ik begrijp dat de heer De Hon om pragmatische redenen hiertoe is gekomen, maar ik heb PS 6 oktober

9 ook begrip voor de burgemeester van Haarlemmermeer. Hij heeft mij gevraagd om ervoor te gaan liggen. Op dat punt waren wij het samen eens. De congruente indeling van Schiphol bij Kennemerland is wel degelijk onderzocht. In het tussenrapport is daar meer over te vinden. Hiermee heb ik vraag 1 t/m 5 beantwoord en in de juiste context geplaatst. Mevrouw Nagel (CDA): U heeft de vraag over het parket nog niet besproken. De heer Borghouts (portefeuillehouder): Schiphol is na de vestiging aldaar van een gevangenis, een rechtbank en een parket een redelijk autonome unit. Ik weet dat de zware misdrijven die op Schiphol worden gepleegd - dat aantal is niet gering - door het parket van Haarlem worden behandeld. De rechtbank van Schiphol is echter van mening dat deze misdrijven onderdeel zijn van de bolletjeszaken en dergelijke. Het is niet zo'n grote ingreep om een en ander onder de algemene vleugels van Amsterdam te brengen. Het is mij bekend dat de hoofdofficier er anders over denkt, maar deze conclusie heb ik uit de analyse getrokken. Ondertussen weet ik informeel het formele standpunt van de minister van BZK. Hij wil de zaak laten zoals zij is. Hij wacht de evaluatie van 2005 af. Daarna worden de beslissingen genomen. Overigens zijn de betrokken korpsbeheerders hier inmiddels ook van op de hoogte gebracht. De huidige toestand is niet optimaal, zeker gezien de vorming van de veiligheidsregio's, maar wel beter dan het overbrengen van de brandweer naar Kennemerland. Dat blijkt uit de rapporten die ik in mijn bezit heb. Er is nog geen rapport van de oefening uit maart Ik zal daar navraag naar doen en de staten daarover inlichten. In commissieverband kan hierover verder gesproken worden. Het kabinet heeft het initiatief genomen om in november een congres voor bestuurders te organiseren over de wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. Deze wet legt nog zwaardere verplichtingen op de gemeenten, maar ook op de provincie. Ik zal bezien of hiervoor ook statenleden uitgenodigd kunnen worden, maar de zaal legt soms beperkingen op. Mevrouw Nagel (CDA): Voorzitter. Ik dank de portefeuillehouder voor de duidelijke beantwoording. Het stapelen van rapport op rapport leidt af van het werk dat moet worden gedaan en dat baart mij grote zorgen. Ik blijf bij mijn standpunt dat de staten eerder betrokken hadden moeten worden bij dit dossier. Ik vind het heel ernstig dat dit niet is gebeurd. De heer Borghouts (portefeuillehouder): Ik heb al gezegd dat ik dat had moeten doen. Aan de orde zijn de vragen van de heer Bouwens over de tenderregeling water. De heer Bouwens (VVD): Voorzitter. Ik heb een aantal vragen over deze regeling voor de subsidiëring van activiteiten die een bijdrage leveren aan de realisatie van het waterhuishoudingsplan. Ik heb deze vragen helaas nog niet op schrift kunnen stellen. Daarom zal ik een aantal daarvan in de commissie aan de orde stellen. Vandaag wil ik echter wel antwoord op mijn vraag over de termijn voor de aanvraag. Onder andere gemeenten, waterschappen en intermediaire organisaties - zoals belangenorganisaties voor agrariërs en bedrijfsleven - komen in aanmerking voor subsidie. Half september hebben GS een brief hierover aan de betrokken organisaties gestuurd. De sluitingstermijn voor subsidieaanvragen is 1 november. Dit lijkt mij vrij kort, zeker voor niet zo strak gestructureerde organisaties zoals die voor de belangen van het bedrijfsleven. Is het mogelijk de termijn te verlengen tot 1 december zodat organisaties meer tijd krijgen om hier goed op in te spelen? De heer Poelmann (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. Ik hoor de vraag nu ook voor het eerst, dus geef ik à l'improviste antwoord. Er hebben mij nog geen signalen bereikt dat dit een probleem is, maar de heer Bouwens kennelijk wel. Ik zal onderzoeken of verlenging van de termijn mogelijk is. Ik weet niet waarom de PS 6 oktober

10 datum van 1 november is genoemd. Als wij door deze verlenging organisaties in staat stellen om via het indienen van projecten mede onze doelstelling te realiseren, lijkt mij dat geen punt. 9. Aan de orde is het rapport van de Commissie beleidsevaluatie over de Agrarische nota Noord- Holland. Voorzitter: Borghouts De heer Kastje (GroenLinks): Voorzitter. Het is een goede evaluatie waarin de juiste conclusies worden getrokken. Ik kan niet nalaten om daarin een bevestiging te zien van de inbreng van GroenLinks in de afgelopen periode. Wij hebben bij de behandeling van de landbouwagenda al opgemerkt dat deze nota te weinig strategisch en te sectoraal van opzet is. Het is goed dat het college deze aanbevelingen overneemt en de conclusies ondersteunt. Eén van de conclusies is dat moet worden doorgegaan met een actief landbouwbeleid op provinciaal niveau, dus een bevestiging van de rol van de provincie. Bij de behandeling van de komende landbouwagenda zal GroenLinks benadrukken dat de landbouw vooral moet worden bezien vanuit het landelijk gebied. De landbouw is een zelfstandige speler, maar wij willen met meer nadruk de vraag aan de orde stellen op welke wijze de landbouw het landelijk gebied kan versterken. Op dat punt zijn er problemen. Wat dit betreft, wil ik het CDA uitdagen. Ik ben het ermee eens dat de landbouw primair een economische sector is, maar de grondgebonden landbouw heeft het lastig. Ik wijs op de wereldhandelsproblemen en op het Europees landbouwbeleid. Het CDA vindt dat bedrijven hun eigen broek op moeten houden. In principe ga ik daarin mee, maar ik hoor het CDA vervolgens te weinig over wat er moet gebeuren als dit niet lukt. Op welke wijze kan de grondgebonden landbouw, die een landschappelijke waarde vertegenwoordigt, dan in stand gehouden worden? In het rapport staat dat het actief provinciaal landbouwbeleid doorgezet moet worden. Daarop komen wij terug bij de invulling van de nieuwe landbouwagenda. Ik onderstreep nogmaals dat het beleid meer strategisch en minder sectoraal van opzet moet zijn. Wij moeten ons beperken tot een aantal speerpunten. In die zin zijn de aanbevelingen 2 t/m 5 als speerpunten op te vatten. In aanbeveling 11 staat dat het instrumentarium van de ruimtelijke ordening ingezet moet worden om duidelijkheid te creëren over de economische ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven in de provincie. Deze aanbeveling onderschrijven wij over het geheel genomen wel, maar wij hebben de indruk dat dit vooral voor glas en bol geldt en juist niet voor de grondgebonden landbouw. In Noord-Holland-noord zijn er wel veel zoekgebieden maar weinig keuzemogelijkheden. Er zijn al nota's voor de glastuinbouw en voor de bollenteelt. Waarom stelt het college geen nota voor grondgebonden landbouw op? Ik denk in dit verband aan het werken met agrarische kerngebieden, zoals de WLTO voorstelt. De ruimtes voor glas en bol in het streekplan Noord-Holland-noord zijn immers impliciet op te vatten als kerngebieden. De heer Beemsterboer (CDA): Voorzitter. Ik vervang even onze landbouwexpert, de heer Van Diest. De heer Kastje vroeg ons wat er moet gebeuren als de teelt van vollegrondgroente mislukt. Wij zijn op dit punt de afgelopen jaren heel duidelijk geweest. Twee jaar geleden hebben wij gedeputeerde Verburg vragen gesteld over de teelt van sluitkool, die karakteristiek is voor een streek in Noord- Holland-noord. Op dat moment kampte men met gigantische verliezen bij deze teelt. Het antwoord van Verburg geef ik nu ook: het CDA is groot voorstander van innovatie in de landbouw, ook ten behoeve van het ontwikkelen van alternatieven. Het is belangrijk dat onze landbouw zich op de wereldmarkt kan handhaven. Wij zijn niet voor pamperen, maar wij willen wel een goed ondernemingsklimaat scheppen. Dat geeft meer garanties voor de toekomt dan steunen en subsidiëren. PS 6 oktober

11 Het CDA kan zich in grote lijnen vinden in de aanbevelingen uit het rapport. In de tweede aanbeveling wordt tussen haakjes de volgorde vasthouden, bergen en afvoeren aangegeven. Dat is niet de strekking van de aangenomen VVD/CDAmotie ter zake en dient naar mijn mening dan ook te worden aangepast. Ik ga er tenminste niet van uit dat hetgeen tussen haakjes staat niet ter zake doet. De heer Cornelissen (D66): Voorzitter. Het is een goed rapport, waar heel wat mee te doen is. Het probleem is echter dat er maar liefst 15 aanbevelingen worden gedaan. Er wordt terecht opgemerkt dat er in het verleden veel goede voornemens zijn geweest en dat er ook veel goeds is gedaan, maar dat er onvoldoende keuzen zijn gemaakt. In die val trappen de opstellers van het rapport nu ook met het doen van 15 aanbevelingen. Om die reden doet de Commissie beleidsevaluatie 6 voorstellen. De fractie van D66 kan zich daarin vinden, ook in het overlegplatform. Veel fracties hebben daar vraagtekens bij geplaatst. Het is waar dat er al heel veel organisaties op dat terrein zijn. Wij zeggen niet dat het platform overbodig is, maar bij de uitwerking moet de toegevoegde waarde ervan wel duidelijk worden. Wij zitten uiteraard niet op dubbel werk te wachten. De Commissie beleidsevaluatie noemt niet de aanbeveling inzake de plattelandsontwikkeling. In de samenvatting staan daarover zeer behartigenswaardige woorden. De plattelandsontwikkeling is zeer belangrijk in relatie met de landbouw. In het collegeprogramma wordt dit ook onderkend. Ik ben van mening dat de landbouw op dit terrein een cruciale scharnierfunctie kan vervullen. Ik wil graag dat dit element wordt toegevoegd in het kader van de landbouwagenda. De heer Schipper (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. In de commissie hebben wij een interessante discussie over dit rapport gehad. Daarbij is ook het overlegplatform aan de orde gekomen. Ik heb goed gehoord wat er in de commissie over is gezegd. Er is geen behoefte aan weer een nieuw overlegorgaan waarvan nut en noodzaak niet duidelijk zijn. Het is het overwegen waard om eerst te bezien op welke punten dit platform zich kan onderscheiden van andere organen. Bij de vaststelling van de nieuwe landbouwagenda is er alle ruimte om dit soort elementen erbij te betrekken. De link die de heer Cornelissen legt met de plattelandsontwikkeling spreekt mij zeer aan. Ook gelet op de Europese geldstromen voor de ontwikkeling van het platteland moeten wij hier meer werk van maken. Er zijn de nodige veranderingen op til. Als wij werkelijk wat willen op het terrein van de plattelandsontwikkeling, dan moeten wij een stevig beleid neerzetten. Dit moet dan ook een prominente rol spelen bij de landbouwagenda. De heer Kastje heeft om een aparte nota over de grondgebonden landbouw gevraagd. Het lijkt mij dat deze discussie terug moet komen bij de landbouwagenda. De heer Beemsterboer heeft er terecht op gewezen dat de vollegrondteelt een belangrijke sector is. Een aparte nota hierover is echter niet onze eerste prioriteit, mede gelet op de aanbevelingen van de Commissie beleidsevaluatie. De discussie over de landbouwkerngebieden moet gevoerd worden in het kader van het ontwikkelingsbeeld Noord-Holland-noord. Ik loop daar nu niet op vooruit. De heer Kastje (GroenLinks): Voorzitter. Ik zie de nota over de ruimte voor de grondgebonden landbouw als input voor de komende discussie. Hierbij kan hetzelfde systeem gehanteerd worden als bij de nota's inzake de glastuinbouw en de bollenteelt. De heer Schipper (lid van gedeputeerde staten): Over welke discussie heeft u het? De heer Kastje (GroenLinks): Vooral die over de landbouwagenda. De heer Schipper (lid van gedeputeerde staten): U heeft het over input. De heer Kastje (GroenLinks): Wij moeten op een gegeven moment keuzes maken. PS 6 oktober

12 Op welke zaken moeten wij sterker inzetten vanuit onze provinciale verantwoordelijkheid? Als daarover duidelijkheid komt, kunnen wij die discussie beter voeren. De heer Beemsterboer (CDA): Ik kan mij niet voorstellen dat wij meer ruimte zullen creëren voor vollegrondteelt. Het is een gegeven dat de aantallen hectares daarvoor jaarlijks afnemen. De actoren daarbij zijn van een heel andere orde van grootte dan de actoren bij glas en bol. Wij willen de discussie hierover graag voeren, maar het is niet reëel om de vollegrondteelt te vergelijken met de glastuinbouw en de bollenteelt. De heer Kastje (GroenLinks): Dit onderstreept naar mijn mening dat de CDA-fractie zojuist geen afdoende antwoord heeft gegeven op mijn vraag, maar daar komen wij bij een andere gelegenheid wel op terug. De heer Beemsterboer (CDA): Ik heb zojuist een antwoord gegeven waarop de heer Kastje niet gereageerd heeft. Ik neem aan dat dit afdoende was. De heer Kastje (GroenLinks): Ik zeg u nu dat ik dit niet afdoende vond en dat wij daar op een ander tijdstip wel op terug zullen komen. Het gaat overigens niet alleen om de groenteteelt op vollegrond, maar ook om de melkveehouderij. Deze sector is landschappelijk van groot belang, maar krijgt het steeds lastiger gelet op de wereldhandelsverhoudingen. Ik voel overigens wel voor het overlegplatform. Ik vraag mij namelijk af of de huidige overlegstructuren wel effectief zijn. Is er wel voldoende overzicht en coördinatie? Wij missen een instrument om het aantal deelnemers te verbreden - een punt dat in de evaluatie naar voren kwam - en om de externe doorwerking van het beleid te bevorderen. De heer Schipper (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter. De heer Kastje kan meer inzicht krijgen in de situatie van de grondgebonden landbouw. Ik wil dat geen nota noemen, maar ik wil wel de input voor een goede discussie verzorgen in het kader van de landbouwagenda. Ik handhaaf mijn opmerkingen over het platform. Ik ben betrokken bij het Provinciaal overleg landelijk gebied (POL). Daar zitten wij met acht à tien partijen om de tafel om over het plattelandsbeleid te praten. Ik ben er nog niet op voorhand van overtuigd dat iets nieuws ook iets beters op zal leveren. Ik wil liever het POL effectiever maken. Uitgangspunt is natuurlijk wel dat er overleg moet zijn met betrokkenen. Niet voor niets wordt het ondernemend vermogen van de samenleving in het collegeprogramma genoemd. Dit moet echter op een goede, effectieve manier geregeld worden. Vervolgens wordt ingestemd met het evaluatierapport en met de door de Commissie beleidsevaluatie gedane aanbevelingen. 10 Aan de orde zijn de algemene en financiële beschouwingen over de programmabegroting 2004 (zie bijlage 70). De heer Kraak (VVD): Voorzitter. Ik zal de algemene beschouwingen houden en de heer Rijpkema houdt de financiële beschouwingen namens onze partij. Ik vind het eigenlijk een beetje vreemd. Tot op dit moment was het goed gebruik dat de fractievoorzitter van de grootste oppositiepartij als eerste het woord voert. Om mij niet bekende redenen is er een wijziging in de volgorde aangebracht. De fractievoorzitter van de grootste collegeondersteunende partij moet nu als eerste het spreekgestoelte beklimmen. Ik neem aan dat wij bij een belangrijk debat als dat van de algemene en financiële beschouwingen mogen rekenen op de aanwezigheid van de fractievoorzitter van de grootste oppositiepartij. Kennelijk zijn er binnen de PvdA capabele mensen die het stokje - ik wil niet zeggen: nu al - overnemen. Dat wilde ik toch even kwijt. De heer Meerhof (PvdA): Deze capabele mensen zitten achter mij en ook op de eerste rij zitten er een paar. Wij zullen goed luisteren. Mijn fractievoorzitter komt wat later en zal ongetwijfeld een bijdrage PS 6 oktober

13 aan het debat leveren. Wacht u maar rustig af en geniet van deze positie. De heer Kraak (VVD): Het lijkt mij niet dat ik mij gerust moet voelen als de voorzitter van de grootste oppositiefractie niet aanwezig is. Als dat het geval is, sta ik hier niet op de goede plek. Ik had liever gezien dat zij er wel was. Het is een bijzondere dag in het kader van de begrotingsbehandelingen in de staten. De nieuwe staten behandelen voor de eerste keer een begroting in het dualistische stelsel. Ook het college maakt voor het eerst een begrotingsbehandeling op deze wijze mee. Het is tevens de eerste keer dat wij een nieuw soort begroting bespreken. Al die dingen bijeen geven aanleiding om de positie van de provincie en van de staten kort onder ogen te zien. De VVD is van mening dat de provincie het scharnierpunt moet zijn tussen de overheid en de maatschappelijke organisaties. Deze mening komen wij ook in de stukken van het college tegen. De provincie moet ook het scharnierpunt zijn tussen de gemeenten en het rijk. Er moeten duidelijke en zichtbare doelen gesteld worden, zoals ook de taakuitoefening duidelijk en zichtbaar moet zijn. Wij zijn ook van mening dat er, gezien de veranderende omstandigheden, veel meer uitvoering moet plaatsvinden in plaats van veel plannen maken. De klantgerichtheid, de dienstverlening, de communicatie; allemaal zaken die in deze tijd van groot belang zijn. Daarbij komt toch de vraag naar voren of de provinciale organisatie daarop is toegesneden. In de begroting en in het collegeprogramma is aangegeven dat er een aantal veranderingen moet plaatsvinden. Er moet bepaald worden welke taken uitgevoerd moeten worden in provinciaal verband. Dit kan betekenen dat er taken afgestoten worden en dat er personeel moet afvloeien. Moet hieraan nu een kerntakendiscussie gekoppeld worden? Wij zijn van mening dat deze discussie bijna automatisch uit het voorgaande voortvloeit. In zijn algemeenheid is dat ook terug te vinden in de begroting, maar wij zijn er nog niet over uitgepraat. Wij zullen er zeker nog de nodige tijd en aandacht aan moeten besteden. Volgens de definitie die bij het dualisme hoort, zijn de staten kaderstellend, volksvertegenwoordigend en controlerend. Ik beperk mij nu tot de kaderstellende taak. Bij de behandeling van de kaderbrief hebben wij duidelijk aangegeven welke kaders wij voor de komende tijd zien. Wij hebben de nadruk gelegd op uitvoering, op handhaving van regels en op het aanpakken van de bureaucratie. Wij hebben aandacht gevraagd voor de RES, voor het beheer van wegen en voor de jeugdzorg. Is dit nu terug te vinden in de begroting? Volgens ons wel. Het is gegaan zoals de heer Meijdam heeft gezegd. Er is geprobeerd om de opmerkingen tijdens de behandeling van de kaderbrief in een verantwoorde mix van beleidselementen bij de begroting aan de staten voor te leggen. Dat kun je terugvinden in de begroting die voor ons ligt. Het dualisme is nog wel wennen, zowel voor de staten als voor het college. Het is een leerproces dat voortgezet wordt in commissieverband, zoals het college ook gevraagd heeft. Het lijkt ons goed om tot de evaluatie over een jaar de zaken op een behoorlijke wijze te kunnen volgen. Ik ontkom er niet aan om over het nieuwe college te spreken en ik wil daar ook niet aan ontkomen. Het is een college van vier partijen die aanvankelijk niet direct hij elkaar leken te horen. Dan vraag je je af: loopt het? Ja, het loopt en dat niet alleen, maar het gaat ook goed. De samenwerking is goed en de ondersteuning is goed. Dit betekent dat wij met vertrouwen de komende tijd tegemoet zien. Ook bij de collegeondersteunende partijen gaat het goed. Wij moesten wel wat aan elkaar snuffelen. Soms ging het zoals bij de egeltjes, maar dan alleen snuffelen. Er is onderling vertrouwen. Ik hoop dat dit de komende tijd blijft bestaan. De VVD zal dit college positief maar toch kritisch blijven volgen en blijven steunen. Wij hebben voor het eerst te maken met een programmabegroting; maatschappelijke effecten, indicatoren, hoofddoelstellingen, legitimatiekaders en activiteiten. Het lijkt goed, maar is het ook voldoende? Hierop zal mijn collega bij de PS 6 oktober

14 financiële beschouwingen zeker terugkomen. Het financiële kader is duidelijk, maar het kent ook risico's. Ook daarop wordt straks ingegaan. Bij ons ligt de nadruk op de uitvoering. Er is een stuwmeer aan plannen en het is tijd om deze om te zetten in daden. Er ligt ook nadruk op onderhoud. Onderhoud en beheer spreken politiek niet zo aan, maar ze zijn wel belangrijk voor de beeldvorming en voor de geloofwaardigheid van de provincie. Bovendien zijn ze ook goed voor de te onderhouden zaken. Bij de recreatiegebieden, de weginfrastructuur en de gebouwen is nog wel wat te doen aan (achterstallig) onderhoud. Om te voorkomen dat achterstallig onderhoud aan de ene kant wordt weggewerkt, maar aan de andere kant weer ontstaat, vragen wij om bij ieder nieuw plan een onderhoudsreservering voor te stellen. Ik kan niet voorbijgaan aan de ontwikkelingen rond Schiphol. Wat zijn de gevolgen van de deal van de KLM met Air France? Er kunnen economische gevolgen zijn - werkgelegenheid - en er kunnen ruimtelijke gevolgen zijn. Het is dan ook noodzakelijk om een en ander zorgvuldig te volgen, voor zover de provincie daarbij betrokken is. Ik vraag mij af of er op dit ogenblik al in de richting van de rijksoverheid gereageerd moet worden, bijvoorbeeld door het college, maar ook door de fracties aan het adres van de Kamerfracties. Wij moeten ons over deze vraag buigen. Wellicht is dit al op zeer korte termijn nodig. De bestuurlijke situatie in Den Helder is niet zo gunstig. Mijn fractie heeft dan ook in de brief aan de commissaris om nadere informatie verzocht. Wij hopen dat zij spoedig komt en dat zij ook aan de andere fracties verzonden wordt. Na deze algemene punten kom ik over de specifieke hoofdstukken te spreken. Allereerst verkeer en vervoer. Het gaat om het inhalen van achterstallig onderhoud bij land- en waterwegen, fietspaden en zo meer. Het college heeft daartoe een aanzet gegeven. Hoe wil het het opnieuw ontstaan van achterstallig onderhoud voorkomen? Het onderwerp verkeer en vervoer kent een samenhang met de ruimtelijke ordening. In de vorige statenperiode hebben wij een motie ingediend waarin werd uitgesproken dat de infrastructuur bij woningbouwlocaties en bij bedrijfsterreinen gereed moest zijn op het ogenblik van ingebruikneming. Ziet het college kans om dit met de uitvoering van de plannen vol te houden? Er moet voortvarend gewerkt worden aan de bereikbaarheid van de kust. Als het niet op gemeentelijk niveau kan, moet de provincie knopen doorhakken op de punten waarop zij daar bevoegd toe is. Er schijnt geld over te zijn gebleven na de uitvoering van onze motie inzake de fietspaden. Wat gebeurt er met dat geld? Wij overwegen, een nieuwe motie op dit punt in te dienen. Wij zijn van mening dat bij de rijkskorting op het openbaar vervoer niet teruggekomen moet worden op de gemaakte afspraken. De besteding van de opcenten is niet duidelijk. Daar zullen wij bij de financiële beschouwingen op terugkomen. Natuur, water en milieu. Burgers moeten beschermd worden tegen wateroverlast, maar er is beleid nodig ten aanzien van het watertekort. Ik noem kort enkele nog niet uitgewerkte punten. De kustvisie moet maatwerk zijn. In het programma staat dat landinwaartse studies worden verricht. Niet alleen de VVD, maar ook andere partijen hebben een voorkeur voor zeewaarts gerichte bescherming. Waarom wordt nu alleen voor landinwaarts gerichte studies gekozen? Het hoogwaterinformatiesysteem staat voor 2004 op de begroting. Voor 2005 moet bezien worden of er nog geld voor is. Dat lijkt mij niet logisch. Als een systeem voor twee jaar wordt opgezet, moet dit ook uitgevoerd kunnen worden. Wij verwachten dat er bij de begroting voor 2005 middelen daarvoor vrijgehouden worden. Waterberging is maatwerk. Dit maatwerk moet 1 januari 2005 afgerond zijn, want anders vervalt het, zoals in het streekplan Noord-Holland-zuid is aangegeven. Baggeren is belangrijk. Dit heeft te lang te weinig aandacht gekregen. Op de dekking van een en ander komen wij bij de financiële beschouwing terug. PS 6 oktober