RAPPORT. Rioolwaterzuiveringsinstallatie Tollebeek. Aanvraag Omgevingsvergunning Milieu, Bodemrisicoanalyse. Waterschap Zuiderzeeland

Transcriptie

1 RAPPORT Rioolwaterzuiveringsinstallatie Tollebeek Aanvraag Omgevingsvergunning Milieu, Bodemrisicoanalyse Klant: Waterschap Zuiderzeeland Referentie: WATR001D01 Versie: 01/Finale versie Datum:

2 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Postbus BC Amersfoort Netherlands Water Technology Trade register number: royalhaskoningdhv.com T F E W Titel document: Rioolwaterzuiveringsinstallatie Tollebeek Ondertitel: Referentie: WATR001D01 Versie: 01/Finale versie Datum: Projectnaam: Projectnummer: BD5222 Auteur(s): David Berkhof Opgesteld door: Jos GMA Bouwman Gecontroleerd door: Datum/Initialen: Goedgekeurd door: Datum/Initialen: Classificatie Projectgerelateerd Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The quality management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001, ISO and OHSAS WATR001D01 i

3 Inhoud 1 INLEIDING 1 2 NRB EN STOWA METHODIEK Methodiek NRB Methodiek STOWA 4 3 BODEMBESCHERMINGSSTRATEGIE AWZI TOLLEBEEK Terminologie Indeling naar activiteitencategorieën Activiteiten uit de waterlijn (en sliblijn) met basis-emissiescore Activiteiten uit de waterlijn met basis-emissiescore Omschrijving activiteiten Technische maatregelen Beheersmaatregelen Eind-emissiescore Activiteiten uit de sliblijn met basis-emissiescore Omschrijving activiteiten Technische maatregelen Beheersmaatregelen Eind-emissiescore Flankerende processen Omschrijving activiteiten Beschrijving activiteiten Beoordeling met de BRCL tabellen 16 4 Eindbeoordeling WATR001D01 ii

4 1 INLEIDING De rioolwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Tollebeek is in beheer bij Waterschap Zuiderzeeland. De AWZI zuivert het in de gemeentelijke rioleringsstelsels verzamelde stedelijke afvalwater afkomstig uit woonkernen van onder andere Tollebeek, Urk, Emmeloord, Ens en Nagele. Het gezuiverde rioolwater wordt geloosd op de Urkervaart. Een AWZI wordt gezien als een inrichting waarin een bodembedreigende activiteit wordt verricht. Hiertoe dienen bodembeschermende voorzieningen en bodembeschermende maatregelen getroffen te worden waarmee een verwaarloosbaar bodemrisico wordt gerealiseerd. Deze voorzieningen en maatregelen worden gebaseerd op de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Deze NRB is opgesteld in 2001, herzien in 2003 en in 2012 vergaand aangepast. De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) heeft voor AWZI s een specifieke bodembeschermingsstrategie ontwikkeld die kan worden beschouwd als een nadere praktische uitwerking van een aantal onderdelen van de NRB. Dit is in de NRB van ook als zodanig aangegeven. In deze rapportage wordt voor de AWZI Tollebeek de bodembeschermingsstrategie uiteengezet, deels gebaseerd op de STOWA methodiek en deels op de NRB-2012 methodiek. Aan de hand van een schema is voor de AWZI een beoordeling gegeven van het bodemrisico op de AWZI en het daarmee verbonden verontreinigingspotentieel. Verder zijn de diverse genomen combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen beschreven. Met de beschreven strategie wordt voor de AWZI Tollebeek voor alle activiteiten een verwaarloosbaar dan wel aanvaardbaar bodemrisico bereikt. 1 NRB-2012, Nederlandse Richtlijn Bodembescherming, Bodem+, Agentschap NL, maart WATR001D01 1

5 2 NRB EN STOWA METHODIEK 2.1 Methodiek NRB In de NRB-2012 is een Stappenplan opgenomen, waarmee op kwantitatieve wijze bodemrisico's worden vastgesteld. Dit stappenplan beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming ten behoeve van calamiteiten wordt niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. In het stappenplan (zie Afbeelding 1) wordt per activiteit op het betreffende terrein het bodemrisico bepaald. Wanneer de NRB strikt wordt toegepast op AWZI s ontstaat een knelpunt, vooral voor procesonderdelen met de activiteiten opslag en leidingtransport. Technische maatregelen zoals dubbelwandige tanks, lekbakken en lekdetectie zijn voor bestaande bassins en leidingen zeer moeilijk uitvoerbaar en leiden tot exorbitante kosten. Beheersmaatregelen zoals inspecties (inwendige en uitwendige) zijn moeilijk uitvoerbaar en stuiten op bezwaren van technische aard en zijn milieuhygiënisch niet haalbaar, omdat in dat geval AWZI s (gedeeltelijk) uit bedrijf moeten worden genomen. Ook in het geval van nieuw aan te leggen bodembeschermende voorzieningen is er een knelpunt. De herinspectie na afloop van de certificatieperiode is in sommige gevallen (bijvoorbeeld voor tank- of bassinbodems) onmogelijk. Dit kan leiden tot het niet afgeven van een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening voor de aanwezige bodembeschermende voorzieningen. Teneinde deze knelpunten te ondervangen heeft de STOWA 2 een alternatieve methode uiteengezet voor de bepaling van het bodemrisico voor AWZI s. Deze methode is uitgewerkt in het STOWA rapport Bescherming van bodems op AWZI s gepubliceerd in april Er is in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu door een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en overheden, gedurende enige jaren gewerkt aan de vernieuwing van de NRB 2001/2003. Dit heeft geleid tot de publicatie van de NRB Ook de zuiveringbeheerders waren in de werkgroep vertegenwoordigd. AWZI-activiteiten, voor zover het de water- en sliblijn betreft, zijn in de NRB-2012 ingedeeld in een aparte activiteitencategorie (deel 3, paragraaf ). Omdat de totstandkoming van de STOWA rapportage heeft plaatsgevonden voordat de NRB-2012 gereed was, sluit de tekst van beide documenten niet op elkaar aan. Daarom heeft, ongeveer 2 jaar na het verschijnen van het STOWA rapport, het Actieteam wet en regelgeving van de Vereniging van Zuiveringbeheerders in maart 2012 een aanvullende Handreiking Bescherming van de bodem op AWZI s gepubliceerd. In dit document is onder meer in een concordantietabel een vergelijking gemaakt tussen de STOWA methodiek en het stappenplan uit de NRB Geconcludeerd is dat de verschillende stappen van de NRB-2012-systematiek terugkomen in het STOWA rapport. Derhalve kan het STOWA rapport en de daarin beschreven methodiek, ook na het verschijnen van de NRB-2012 nog steeds worden toegepast. 2 Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer 3 STOWA-rapport Bescherming van bodem op RWZI s WATR001D01 2

6 Afbeelding 1, Stappenplan uit de NRB WATR001D01 3

7 2.2 Methodiek STOWA In het STOWA rapport Bescherming van de bodem op AWZI s is de deelstudie Bodembeschermingsstrategie voor AWZI s 4 opgenomen. Hierin is een alternatieve methode uiteengezet voor de bepaling van het bodemrisico voor AWZI s. In het rapport worden diverse aspecten behandeld die van belang zijn voor de bepaling van de bodembeschermingsstrategie. Vastgesteld is óf en in hoeverre stedelijk afvalwater, in verschillende hoedanigheden, een bodemrisico vormt. Het bodemrisico van stedelijk afvalwater dient met enige nuance te worden beschouwd. Wat vooral van belang is, is de mogelijke bodembedreiging van de waterfractie van stedelijk afvalwater. Onderkend wordt dat slibdeeltjes uit lekkende onderdelen van AWZI's veelal geen bodembedreiging kunnen vormen omdat zij niet in staat zijn om diep in de bodem te dringen en aldus het grondwater te verontreinigen. Uit onderzoek blijkt dat de waterfractie van het stedelijk afvalwater in de influentlijn (van ontvangstwerk tot aan aeratietank) licht tot matig verontreinigd is. Daarom is het bodemrisico gering. De waterfractie vanaf de aeratietank brengt geen bodemrisico meer met zich mee en is daarmee, in overeenstemming met de definitie van de NRB, niet verontreinigd. In een sliblijn van een AWZI kunnen verschillende soorten slib onderscheiden worden. Er kan sprake zijn van primair en secundair slib alsmede vergist slib. De waterfractie van secundair slib is 'niet' tot 'licht' verontreinigd (volgens de definitie van de NRB) en vormt daarom een gering risico voor de bodem. De waterfracties van primair slib en vergist slib hebben een 'verhoogd' bodemrisico. In Afbeelding 2 is schematisch de door de STOWA bepaalde bodembeschermingsstrategie weergegeven. Uit dit schema blijkt dat de onderdelen van de waterlijn, die alleen met effluent en slib/water mengsel (selector t/m nabezinktanks) in aanraking komen, een basis-emissiescore van 1 5 krijgen toegewezen. Voor deze procesonderdelen geldt dan ook een verwaarloosbaar bodemrisico (bodemrisicocategorie A) 6. Hiervoor hoeven daarom geen aanvullende maatregelen te worden genomen. De onderdelen van de waterlijn, waarin zich influent bevindt (ontvangstwerk tot selector) en alle procesonderdelen van de sliblijn, hebben een basis-emissiescore van 2 5. Door het nemen van de in de tabel genoemde combinaties(s) van voorzieningen en maatregelen (combinatie van technische en beheersmaatregelen 78 ), wordt alsnog gekomen tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Waar in de flankerende processen met milieugevaarlijke stoffen wordt gewerkt (olie, chemicaliën etc.), dient de bodemrisicochecklist (BRCL) uit de NRB te worden toegepast. Hier zal door het toepassen van de juiste combinaties(s) van voorzieningen en maatregelen een verwaarloosbaar bodemrisico bereikt moeten worden. 4 STOWA-rapport 2007-W04 Bodembeschermingsstrategie voor RWZI s 5 De term Basis emissiescore komt niet meer voor in de NRB Er wordt alleen nog gesproken over een bodemrisico te reduceren tot een verwaarloosbaar bodemrisico door cvm en een aanvaardbaar bodemrisico door toepassing van een monitoringsysteem. 6 In de NRB-2012 wordt alleen nog gesproken over het begrip verwaarloosbaar bodemrisico. Er is geen onderscheid meer in categorieën en de term bodemrisicocategorie A wordt dus niet meer gebruikt. 7 In de NRB-2012 is de term combinatie van technische en beheersmaatregelen vervangen door het begrip combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen ofwel cvm 8 De cvm toegepast bij RWZI s kunnen en mogen afwijken van de in de NRB-2012 toegepaste cvm WATR001D01 4

8 Afbeelding 2, Schema bodembeschermingsstrategie volgens STOWA WATR001D01 5

9 3 BODEMBESCHERMINGSSTRATEGIE AWZI TOLLEBEEK 3.1 Terminologie Zoals eerder vermeld wordt in de NRB-2012 niet langer een onderscheid gemaakt in basis-emissiescores en bodemrisico categorieën. Alle genoemde onderdelen uit de waterlijn en de sliblijn vormen een bodemrisico waarvoor al of niet combinaties van voorzieningen en maatregelen moeten worden genomen of een monitoringsysteem moet worden opgezet om tot een verwaarloosbaar respectievelijk aanvaardbaar bodemrisico te komen. Omdat voor de gehanteerde bodembeschermingsstrategie op de AWZI Tollebeek de STOWA methodiek is toegepast zal, ook om deze methodiek eenduidig toe te kunnen lichten, in de rest van dit rapport de oude terminologie worden gehanteerd. Voor de flankerende processen is overigens wel de nieuwe NRB-2012 methodiek en terminologie toegepast. 3.2 Indeling naar activiteitencategorieën Aan de hand van de STOWA methodiek zoals beschreven in hoofdstuk 2, zijn de diverse (bodembedreigende) activiteiten die plaatsvinden op de AWZI Tollebeek, onderverdeeld in vier categorieën. Deze zijn: 1. Onderdelen uit de waterlijn (en sliblijn) met een basis-emissiescore Onderdelen uit de waterlijn met een basis-emissiescore Onderdelen uit de sliblijn met een basis-emissiescore Flankerende processen waar gewerkt wordt met milieugevaarlijke stoffen en waarbij de basisemissiescore wordt vastgesteld met de BRCL. Voor de onderdelen uit de waterlijn met een basis-emissiescore 1 hoeven in overeenstemming met de STOWA methodiek geen verdere maatregelen te worden getroffen. Opgemerkt wordt dat in het schema in Afbeelding 2, alleen wordt gesproken over bedrijfsonderdelen waterlijn. In de tekst van het STOWA-document wordt echter vermeld dat ook retourslib en surplusslib (ook na indikking) een basis-emissiescore 1 krijgt. Dit mits de verblijftijden van dit slib in tanks of systemen beperkt blijven waardoor geen kwaliteitsachteruitgang plaats kan vinden. Hiermee is bij de verdere indeling op de AWZI Tollebeek rekening gehouden. Voor iedere activiteit op de AWZI Tollebeek met een basis-emissiescore 2 ofwel een verhoogd bodemrisico (categorie B), is voor de diverse procesonderdelen een overzicht gegeven van de technische maatregelen en beheersmaatregelen die genomen zijn om tot een verwaarloosbaar bodemrisico (categorie A) te komen. Voor de flankerende processen, i.c. de opslag en het transport van milieugevaarlijke stoffen, heeft een beoordeling aan de hand van een BRCL uit de NRB-2012 plaatsgevonden teneinde het bodemrisico vast te stellen. Overigens zijn er geen flankerende processen waarin influent of zuiveringsslib voor kan komen. 3.3 Activiteiten uit de waterlijn (en sliblijn) met basis-emissiescore 1 Onder de activiteiten met een basis-emissiescore 1 vallen: Twee actief-slibtanks bestaande uit: o anaërobe tank; o anoxische tank; o aeratietank; Verdeelwerken van actief-slibtanks naar nabezinktanks; WATR001D01 6

10 Nabezinktanks 1 t/m 3; De effluentsleidingen; Bedrijfswatergemaal Alle verbindende leidingen; Het uitstroomwerk effluent; Vorming van interne afvalwaterstromen zoals sanitair water en hemelwater; De retourslibgemalen 1 t/m 3, de retourslibleidingen en het verdeelwerk retourslib; De surplus-slibpompen en surplus-slibleidingen; De bandindikker met filtraatleiding. De kwaliteit van het medium in de actief-slibtanks, nabezinktanks, de effluentleidingen, het verbindende leidingwerk en het uitstroomwerk effluent komt overeen met effluentkwaliteit. Effluent heeft een samenstelling die de streefwaarden voor grondwaterkwaliteit niet overschrijdt. Deze procesonderdelen hebben daarom in overeenstemming met het STOWA rapport een basis-emissiescore 1 en daarmee een verwaarloosbaar bodemrisico (categorie A).Voor deze activiteiten hoeven daarom geen aanvullende maatregelen te worden genomen. Het filtraat dat vrijkomt bij de mechanische slibindikking met de bandindikker kan eveneens worden beschouwd als effluentkwaliteit. Dit wordt geconcludeerd uit het feit dat in het STOWA-rapport voor de surplus-slibstroom een basis-emissiescore 1 wordt aangegeven. Het filtraat dat ontstaat bij de mechanische slibindikking is vergelijkbaar met deze stroom. Het sanitair water dat ontstaat in het bedrijfsgebouw is minder vervuild dan het stedelijk afvalwater dat op de AWZI behandeld wordt, aangezien er geen vermenging heeft plaatsgevonden met enig ander afvalwater (zoals bedrijfsafvalwater). Het voorkomen van PAK, BTEX en zware metalen in het sanitair afvalwater is hierdoor vrijwel uit te sluiten. In het kader van de bodemrisicobeoordeling is dit afvalwater dan ook als niet-bodembedreigend aan te merken. Hemelwater is een niet verontreinigde waterstroom en derhalve niet bodembedreigend. 3.4 Activiteiten uit de waterlijn met basis-emissiescore Omschrijving activiteiten Onder de activiteiten uit de waterlijn met een basis-emissiescore 2 vallen: De aanvoerleidingen; Het lospunt voor externe afvalwaterstromen; De roostergoedinstallatie bestaande uit hark, roostergoedpers en roostergoedcontainers; Zandcycloon, zandwasser en zandcontainer; Voorbezinktank; Het tussengemaal en verdeelwerk naar de actief-slibtanks; Leidingwerk voor interne afvalwaterstromen zoals spoelwater van de waspers en de zandwasser; Alle verbindende leidingen; De terreinriolering. In deze procesonderdelen bevindt zich een medium met de kwaliteit van influent. In het STOWA-rapport is aangegeven, dat voor wat betreft de waterfractie van het influent er een beperkt bodemrisico is voor een aantal milieugevaarlijke stoffen. De parameters CZV en N-Kjeldahl overschrijden de richtwaarde van grondwater. Voor wat betreft zware metalen blijkt de helft van de onderzochte zware metalen tussen de WATR001D01 7

11 streefwaarde (S-waarde) en de tussenwaarde (T-waarde) te liggen. De aromaten BTEX zitten meestal op het niveau van de S-waarde met uitschieters naar de T-waarde. Sommige individuele PAK komen voor tot boven de interventiewaarde (I-waarde) echter de PAK(10)-concentraties zijn over het algemeen laag en overschrijden de T-waarde niet. Resumerend is op grond van de chemische samenstelling door STOWA voor influent een basisemissiescore 2 vastgesteld. Zowel het water uit de waspers en de zandwasser als eventueel lekwater uit de roostergoedcontainer of de zandcontainer is influent, waaruit grove bestanddelen zijn verwijderd. Aan deze onderdelen wordt daarom een basis-emissiescore van 2 toegekend. De totale afvalwaterstroom die de terreinriolering doorloopt is vergelijkbaar met het influent gemengd met zuiveringsslib. In het STOWA-rapport is aangegeven, dat voor wat betreft de waterfractie van het influent en zuiveringsslib er een beperkt bodemrisico is voor een aantal milieugevaarlijke stoffen. Hierdoor wordt aan de afvalwaterstroom in de terreinriolering een basis-emissiescore van 2 toegekend Technische maatregelen Gemalen, bergbezinkbassin, rooster, zandvanger, verdeelwerken en voorbezinktanks Van oudsher worden voor de diverse tanks dikke betonvloeren en wanden toegepast, met een betondikte van cm. Beton van een dergelijke dikte laat geen water door. Het is gebruikelijk om na gereedkomen van het bassin de waterdichtheid te testen. Hiertoe wordt het bassin gevuld met water en wordt visueel de waterdichtheid beoordeeld. Pas daarna vindt aanvulling van grond plaats. Vanwege de functie wordt speciaal beton gebruikt, dat weinig holtes kent. De constructie wordt berekend op het gewicht van het water. Het geheel wordt stevig gefundeerd op heipalen of op stabiele bodemlagen (zand). Betonoppervlakken die bloot staan aan een agressief milieu worden door een lining of coating beschermd tegen aantasting. Het gevolg is dat dergelijke betonnen bassins een zeer lange levensduur kennen. Inspectie in den droge is niet gemakkelijk te realiseren vanwege de continue aanvoer van rioolwater, die onbelemmerd doorgang moet vinden. In het algemeen kan worden gesteld dat de bassins die daartoe in aanmerking komen gemiddeld één keer per jaar worden drooggezet voor inspectie. Dit mits een inspectie milieuhygiënisch verantwoord is en geen schade aan het bassin wordt toegebracht. Onderhoud vindt plaats als hier aanleiding en gelegenheid voor is. Inspectie vindt om eerder genoemde redenen spaarzaam plaats. Dit is geen probleem: kleine lekkages zijn vrijwel ondenkbaar. Grote lekkages, bijvoorbeeld als gevolg van constructiefouten, zijn onmiddellijk merkbaar door verweking van de grond. De waterhoogte zorgt immers voor een aanzienlijke (statische) druk. Roostergoedcontainer en zandcontainer Opslag van zand en roostergoed vindt plaats in containers. De containers zijn door een overkapping tegen inregenen beschermd. De containers zijn geplaatst op een vloeistofkerende verharding. Lekwater vloeit af naar de terreinriolering. Verbindende leidingen en terreinriolering Er is sprake van een vloeistofdicht ontwerp met corrosievaste materialen. Een aantal verbindende leidingen of gedeeltes hiervan zijn onder de betonnen constructies aanwezig en daardoor moeilijk bereikbaar voor herstel. Om die reden worden de leidingen uitgevoerd in een constructie van beton, staal, PVC of HDPE. Deze constructies, die vaak op AWZI s worden toegepast, zijn zowel mechanisch sterk, WATR001D01 8

12 chemisch resistent alsook vloeistofdicht. Bovendien worden leidingen goed gefundeerd gelegd, zodat breuk door zettingen kan worden uitgesloten Beheersmaatregelen Immissiemonitoring Het Waterschap Zuiderzeeland is voornemens een monitoringsnetwerk op de AWZI s binnen hun beheersgebied realiseren. Vanuit de wetgeving geldt de verplichting om op een AWZI het grondwater periodiek te controleren. Het periodieke grondwateronderzoek is één van de indicatoren of er emissie/lekkage van de tanks en leidingen heeft plaatsgevonden. Het grondwateronderzoek is één van de maatregelen om de bodem te beschermen. Voor de controle van het grondwater dient een meetnet te worden opgezet conform de regels vanuit de Wabo. In het meetnet moet ook de controle van het grondwater ter plaatse van potentiële bedrijfsonderdelen worden opgenomen, dit is een vereiste vanuit de NRB (Nederlandse Richtlijn Bodem) of komt voort uit het zorgplicht artikel van de Wet bodembescherming. Het meetnet wordt aangelegd op de vijf AWZI s van het Waterschap Zuiderzeeland. Omdat elke locatie uniek is, heeft het Waterschap gekozen om eerst het plan voor het inrichten van het meetnet uit te werken. Dit plan is de blauwdruk voor het inrichten van het meetnet en het uitvoeren van het grondwateronderzoek (monitoring). Het gaat om de RWZI s in Almere, Dronten, Lelystad, Tollebeek en Zeewolde. De plannen voor het inrichten van het meetnet worden uitgevoerd conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) en het adviesrapport van de werkgroep IPO-STOWA (samenwerking tussen het Inter Provenciale Overleg en de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer). Naast het adviesrapport is een handreiking opgesteld waarin de bodembedreiging op een afvalwaterzuivering verder is uitgewerkt en specifiek gemaakt. Ook zijn de bodembedreigende activiteiten in beeld gebracht en opgenomen in het meetnet. Indien het netwerk gereed is wordt jaarlijks een grondwatermonitoring uitgevoerd. Bij de monitoring worden monsters getrokken uit de diverse peilbuizen. Deze grondwatermonsters worden geanalyseerd op CZV en NH 4 -N. Afwijkingen in meetwaardes kunnen wijzen op lekkende bassins of leidingen en nopen in dat geval tot verder onderzoek. De rapportages van de grondwatermonitoring worden steeds ter beoordeling en goedkeuring overgelegd aan het bevoegd gezag. Maaiveldmonitoring Naast het grondwatermonitoringssysteem is maaiveld monitoring van belang. Bekend is dat lekkende bassins en leidingen leiden tot verweking van de bodem ter plaatse. Kleinere lekken worden vaak niet meteen opgemerkt. Deze lekken kunnen wel een toename van vochtgehaltes in de bodem veroorzaken. Door een verandering van de vegetatie kan een dergelijke situatie worden opgemerkt. Maaiveld monitoring wordt opgenomen in de werkplekaudits en de resultaten van de monitoringen worden vastgelegd. Geconstateerde afwijkingen worden gerapporteerd aan het bevoegd gezag. Visuele inspectie Eén van de dagelijkse activiteiten van het bedienend personeel ook in de weekeinden en op feestdagen is een rondgang langs alle procesonderdelen, waarbij wordt vastgesteld of de procesonderdelen in normaal bedrijf zijn. Tijdens deze rondgang over het terrein wordt verweking van de bodem als gevolg van grote lekkages zonder twijfel waargenomen. Ook morsingen van slib, PE of andere stoffen worden tijdens deze rondgang waargenomen. Eveneens wordt dagelijks via het beeldschermbedieningsysteem (BBS) WATR001D01 9

13 gecontroleerd of er storingen zijn. Urgente storingen worden direct doorgegeven aan de dienstdoende medewerker. Andere waarnemingen leiden vanzelfsprekend eveneens tot onmiddellijke actie. Naast controle op de lekdichtheid van onderdelen van de influent- en sliblijn via het grondwatermonitoringssysteem wordt indien mogelijk (alleen tijdens groot onderhoud, ongeveer een maal per jaar) aan de activiteiten uit de water- en sliblijn met basis-emissiescore 2, een visuele inspectie uitgevoerd door een CUR/PBV-aanbeveling 44 geaccrediteerde inspecteur, e.e.a. ter verkrijging van een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening. Inspectie flankerende onderdelen Naast een water- en een sliblijn is er op de AWZI Tollebeek sprake van andere mogelijk bodembedreigende activiteiten. Bijvoorbeeld: Overslag en opslag van hulpstoffen zoals smeerolie, chemicaliën zowel in bulk als in emballage, overslag en opslag van afvalstoffen of secundaire grondstoffen die verwerkt worden in de water- of sliblijn, ruimtes waar sneltesten worden uitgevoerd en de werkplaats. Periodieke visuele inspecties buiten de reguliere dagelijkse inspecties vinden plaats aan de hand van een werkinstructie. Incidentenmanagement en faciliteiten Verder gelden bij de werkzaamheden vanzelfsprekend de regels van good housekeeping. Deze vereisen dat morsingen onmiddellijk moeten worden opgeruimd. De benodigde faciliteiten zijn hiervoor aanwezig. Het personeel van de AWZI is geïnstrueerd om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken Eind-emissiescore Door de bovengenoemde technische maatregelen en toepassing van beheersmaatregelen zoals regelmatige visuele inspectie rondom de procesonderdelen, wordt voor de activiteiten uit de waterlijn met basis-emissiescore 2, een eind-emissiescore 1 en daarmee een verwaarloosbaar bodemrisico (A) bereikt. 3.5 Activiteiten uit de sliblijn met basis-emissiescore Omschrijving activiteiten Zuiveringsslib, in dit geval secundair slib, ontstaat door de biologische afbraak van rioolwater en bestaat dan ook voor een zeer groot deel uit organisch materiaal. In overeenstemming met het STOWA-rapport is er pas sprake van zuiveringsslib nadat door enigerlei bewerking of proces een andere samenstelling is ontstaan dan het water-slibmengsel dat vanuit de waterlijn als surplusslib wordt afgescheiden. Op de AWZI Tollebeek is een groot aantal uiteenlopende processen die met de behandeling van slib te maken heeft. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse deelprocessen wordt verwezen naar het hoofddocument. Slibdeeltjes uit eventuele lekkende onderdelen van een AWZI vormen in principe geen bodembedreiging omdat zij niet in staat zijn om diep in de bodem te dringen en aldus het grondwater te verontreinigen WATR001D01 10

14 In de sliblijn van de AWZI Tollebeek kunnen verschillende soorten slib onderscheiden worden. Naast primair slib uit de voorbezinktank en secundair slib uit de actief-slibtanks is er ook sprake van externe (slib) stromen alsmede van vergiste slib- en afvalstromen. Slibdeeltjes uit eventuele lekkende onderdelen van een AWZI vormen in principe geen bodembedreiging omdat zij niet in staat zijn om diep in de bodem te dringen en aldus het grondwater te verontreinigen. De waterfractie van secundair slib is 'niet' tot 'licht' verontreinigd (volgens de definitie van de NRB) en vormt daarom een gering risico voor de bodem. De waterfracties van primair slib en vergist slib daarentegen hebben een 'verhoogd' bodemrisico. Onder de activiteiten uit de sliblijn met een basis-emissiescore 2 vallen: Overslagplaatsen voor aan- en af te voeren slib; Primair-slibpompen, voorindikker voor primair slib en ingedikt-primair-slibpompen; De bandindikker voor surplusslib met PE-dosering, ingedikt-slibpomp; De ontvangsttank extern slib van awzi Lelystad; De slibbuffer voor extern slib; Ephyra slibgisting; Slibgistingstank; Uitgegistslibbuffer voor opslag uitgegist slib; De toevoerpompen naar de ontwateringsmachines; De twee slibontwateringsmachines inclusief ontwaterd-slibpomp en PE-dosering; De ontwaterd-slibopslagsilo; Alle verbindende leidingen; Verbindende transportleidingen en terreinriolering Technische maatregelen Overslagplaatsen voor aan- en af te voeren slib en overige externe stromen; De losplaats van slib van awzi Lelystad bestaat uit een vloeistofkerende verharding. De losplaats watert af op de terreinriolering. De aanvoerende tankwagen wordt gekoppeld aan de lostank en het slib wordt gelost Afsluiters worden handmatig geopend en gesloten. De voorindikker voor primair slib In de slibindikker vindt gravitatie indikking plaats van primair slib. De constructie van de slibindikker is vergelijkbaar met de situatie zoals beschreven in paragraaf bij onderdeel Gemalen, bergbezinkbassin, rooster, zandvanger, verdeelwerken en voorbezinktanks Diverse opslag- en overslagtanks De constructie van de diverse opslag-, overslag-, buffer- en procestanks behorende tot de sliblijn zijn allen vergelijkbaar met die van de tanks zoals uitvoering beschreven in paragraaf Tot deze tanks behoren de ontvangsttank extern slib, de ontvangstbuffer Bandindikker, bandfilter en ingedikt slibpompen De bandindikker- en bandfilterinstallaties en ingedikt slibpompen zijn inpandig opgesteld. De bandindikkers zijn geplaatst op een lekbak welke geheel vloeistofkerend uitgevoerd is als een constructief gewapend betonnen bak die afgewerkt is met keramische tegels WATR001D01 11

15 De omringende vloer in het gebouw is vloeistofkerend. Het schrobwater wordt via de bedrijfsriolering afgevoerd. Ephyra en nageschakelde Slibgistingtank In de Ephyra en nageschakelde slibgistingtank worden de primaire en secundaire slibstromen en de externe slibstroom van awzi Lelystad verwerkt onder anaërobe omstandigheden. Beide slibgistingstanks staan bovengronds en hebben een vloeistofkerende betonnen vloer. Een lek in deze bodemplaat wordt direct opgemerkt door een niveaudaling in de tanks. Een lek in de buitenwanden van de tank kan worden opgemerkt tijdens visuele inspectie. Slibontwateringsmachines en ontwaterd-slibafvoer In de slibontwateringsmachines wordt het uitgegist slib ontwaterd voordat het opgeslagen wordt in de slibsilo. Deze installatie kan volgens de NRB worden beschouwd als een gesloten proces of bewerking. De installatie staat opgesteld boven een vloeistofkerende vloer ín het slibontwateringsgebouw. Het schrobwater wordt via de bedrijfsriolering afgevoerd. Ontwaterd-slibopslagsilo In de ontwaterd-slibopslagsilo wordt het ontwaterde slib opgeslagen, waarna het per as wordt afgevoerd. De silo staat los van de grond opgesteld. Vrachtwagens parkeren onder de slibsilo voor verlading van het slib. De silo staat opgesteld boven een vloeistofkerende vloer, die afwatert op de terreinriolering met een schrobput. Ontwaterd slib is steekvast en zal dus niet in de bodem dringen. Eventueel gemorst slib zal direct worden opgeruimd/weggespoten naar de schrobput. Eventuele lekken kunnen worden opgemerkt tijdens visuele inspectie. Verbindende transportleidingen en terreinriolering Evenals bij de overige verbindende leidingen van afvalwater (zie paragraaf 3.4.2) is er hier sprake van een vloeistofdicht ontwerp met corrosievaste materialen. Deze constructies zijn zowel mechanisch sterk, chemisch resistent alsook vloeistofdicht. Bovendien worden leidingen goed gefundeerd gelegd, zodat breuk door zettingen kan worden uitgesloten Beheersmaatregelen De diverse beheersmaatregelen die worden ondernomen rondom de activiteiten uit de sliblijn zijn vergelijkbaar met die voor de waterlijn. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf Ook hierbij geldt dat door het frequent uitvoeren van uitwendige inspecties ten behoeve van het constateren van lekkages en morsingen en door het gevoerde incidentenmanagement en de beschikbare faciliteiten het risico op bodemverontreiniging sterk wordt verminderd Eind-emissiescore Door de technische en beheersmaatregelen zoals regelmatige visuele inspectie rondom de procesonderdelen wordt voor de activiteiten uit de sliblijn met basis-emissiescore 2, een eindemissiescore 1 en daarmee een verwaarloosbaar bodemrisico (A) bereikt WATR001D01 12

16 3.6 Flankerende processen Omschrijving activiteiten Op de AWZI Tollebeek worden naast de waterlijn en de sliblijn de volgende flankerende processen onderscheiden: Gashouder; WKK-installatie; Opslag PE voor slibontwatering in tanks, dosering en toevoerleiding; Opslag PE voor indikking in emballage (1 m 3 -IBC); Opslag antischuim, dosering en toevoerleiding; Opslag natronloog, dosering en toevoerleiding; Opslag metaalzouten voor defosfatering, dosering en toevoerleiding; Opslag magnesiumchloride (of gelijkwaardig), dosering en toevoerleiding; Opslag olie, smeermiddelen en diesel; Onderzoeksruimte voor verrichting analyses en controle van proceswaarden; Opslag vloeibaar bedrijfsafval (olie, verf e.d.); Opslag vast afval (kca, batterijen, spuitbussen, Tl-buizen, spaarlampen; Werkplaats en magazijn met opslag reservematerialen, olie, smeermiddelen, verven, stoffen voor onderhoud van de installatie. Bij de activiteiten die bij deze flankerende processen plaatsvinden, is sprake van een bodemrisico omdat hier met milieugevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Deze activiteiten worden in deze paragraaf beoordeeld volgens de bodemrisicochecklist (BRCL) in de NRB In de NRB-2012 wordt onderscheid gemaakt in de volgende BRCL categorieën van activiteiten: Opslag bulkvloeistoffen; Overslag en intern transport bulkvloeistoffen; Opslag en verlading strogoed en emballage; Procesactiviteiten / procesbewerkingen; Overige activiteiten Beschrijving activiteiten Gashouder In de gashouder zijn geen vloeistoffen aanwezig zodat lekkage naar de grond of bodem niet kan voorkomen. De gashouder wordt overigens niet in de BRCL van de NRB-2012 genoemd. WKK-installatie De WKK-installatie wordt niet in de BRCL van de NRB-2012 genoemd. Deze installatie is inpandig opgesteld op een vloeistofkerende vloer zonder afvoer en/of aansluiting op de terreinriolering. Gelekte of gemorste olie kan niet wegstromen naar de bodem of elders. Indien bij visuele waarneming een lekkage van olie of andere vloeistoffen wordt geconstateerd dan zal deze met de daartoe geëigende middelen worden geïsoleerd en opgeruimd Poly-elektrolietopslag en -dosering PE is een viskeuze stof en zal niet snel de bodem indringen. PE voor de indikking van secundair slib wordt opgeslagen in een IBC WATR001D01 13

17 PE voor de ontwatering wordt opgeslagen in een enkel of dubbelwandige kunststof opslagtank van 20 m 3 in het slibontwateringsgebouw. Deze tank staat opgesteld nabij de PE-aanmaakinstallatie. Alle tanks staan opgesteld op een betonnen vloer van het betreffende gebouw, die is voorzien van een vloeistofkerende coating. Opvang van eventueel gemorste vloeistof wordt via goten en afvoerputten afgevoerd naar de terreinriolering. Het ontluchtingspunt van de tanks is gesitueerd boven de vloeistofkerende vloer, evenals de vulleiding. Het vulpunt is geplaatst boven de losplaats die afwatert op de terreinriolering. De tanks zijn voorzien van een niveaumeting, alarmering bij hoog niveau en een overloopafvoer naar de terreinriolering. Eventuele lekken kunnen worden opgemerkt tijdens visuele inspectie. Poly-elektrolietopslag in emballage PE kan ook in emballage worden aangeleverd en opgeslagen. De emballage voor de PE gebruikt voor slibindikking is geplaatst in het slibverwerkings- of ontwateringsgebouw, boven een lekbak op een vloeistofkerende vloer. Metaalzoutenopslag Voor het proces van fosfaatverwijdering worden metaalzouten gedoseerd. Opslag vindt plaats in een verticaal opgestelde dubbelwandige tank met een inhoud van 30 m 3. Deze is gerealiseerd in De opslagtank valt in de categorie 1.3 Opslag in bovengrondse tank, vrij van de grond (zie Tabel 1). De tank is voorzien van lekdetectie. De tank wordt en randapparatuur worden regelmatig geïnspecteerd tijdens de inspectieronde. Magnesiumchloride opslag (MgCl 2 ) Voor het proces van struvietwinning wordt magnesiumchloride gedoseerd. Opslag vindt plaats in een verticaal opgestelde dubbelwandige (of gelijkwaardig) kunststof opslagtank met een inhoud van 30 m 3. De opslagtank valt in de categorie 1.3 Opslag in bovengrondse tank, vrij van de grond (zie Tabel 1). De tank is voorzien van lekdetectie. De tank wordt en randapparatuur worden regelmatig geïnspecteerd tijdens de inspectieronde. Natronloog opslag Voor het bijsturen van het slibgistingsproces in de Ephyra kan natronloog gedoseerd worden. Opslag vindt plaats in een verticaal opgestelde dubbelwandige kunststof opslagtank met een inhoud van 15 m 3. De opslagtank valt in de categorie 1.3 Opslag in bovengrondse tank, vrij van de grond (zie Tabel 1). De tank is voorzien van lekdetectie. De tank wordt en randapparatuur worden regelmatig geïnspecteerd tijdens de inspectieronde. Opslag Antischuim Antischuim wordt bij overmatige schuimvorming gedoseerd in de slibgistingstanks. Opslag vindt plaats in een verticaal opgestelde dubbelwandige kunststof opslagtank met een inhoud van 15 m 3. De opslagtank valt in de categorie 1.3 Opslag in bovengrondse tank, vrij van de grond (zie Tabel 1). De tank is voorzien van lekdetectie. De tank wordt en randapparatuur worden regelmatig geïnspecteerd tijdens de inspectieronde. Doseerpompen chemicaliën Doseerpompen vallen onder categorie 2.3 in Tabel WATR001D01 14

18 De doseerinstallaties voor de diverse chemicaliën staan opgesteld boven een lekbak die is geplaatst boven een vloeistofkerende vloer, die met een schrobput afwatert op de terreinriolering. Regelmatig vindt visuele inspectie plaats. Onderhoud aan de pompen vindt plaats als hier een aanleiding en gelegenheid voor is. Verbindend leidingwerk Verbinden leidingwerk en doseerleidingen voor chemicaliën vallen onder categorie 2.2 in Tabel 2. De leidingen kunnen zowel van kunststof (HDPE) als van andere materialen (i.h.a. staal) zijn gemaakt. Leidingwerk voor de metaalzoutendosering, antischuim, natronloog, magnesium en PE zijn ondergronds, dubbelwandig en zonder koppelingen uitgevoerd. Bij lekkage zal de vloeistof door de mantel naar de lekbak van de doseerinstallatie stromen. Een niveauschakelaar signaleert vervolgens lekkende vloeistof in de lekbak (lekdetectie). Er is nog geen definitief ontwerp gemaakt, dus mogelijk wijzigt dit nog, maar dit zal gelijkwaardig zijn. Opslag olie, smeermiddelen en diesel In de olieopslag in het bedrijfsgebouw worden olie, smeermiddelen en diesel opgeslagen in emballage op lekbakken. Deze opslag valt onder categorie 3.3, op- en overslag stoffen in emballage (zie Tabel 3). De ruimte is voorzien van een vloeistofkerende vloer. In het slibverwerkingsgebouw is een werkvoorraad olie aanwezig. Deze is opgesteld boven een lekbak. Het slibverwerkingsgebouw is voorzien van een vloeistofkerende vloer. In de bovengenoemde ruimtes vindt regelmatig visuele inspectie plaats. De medewerkers van de AWZI zijn geïnstrueerd om handelend op te treden bij het constateren van morsingen en lekkages. Voor het opruimen van eventuele lek- en morsverliezen wordt gebruik gemaakt van de aanwezige absorptiekorrels. Opslag vloeibaar bedrijfsafval Hieronder vallen de afvalstoffen voor zover ze niet elders in de beoordeling zijn benoemd. Het gaat hierbij om oliehoudend afval, afgewerkte olie en verfrestanten. De hoeveelheden zijn beperkt. De stoffen worden voor zover mogelijk opgeslagen in de originele emballage. Opslag vast bedrijfsafval Hieronder vallen de afvalstoffen voor zover ze niet elders in de beoordeling zijn benoemd. Het gaat hierbij om kca / batterijen, lege spuitbussen en Tl-buizen. De hoeveelheden zijn beperkt. De stoffen worden voor zover mogelijk opgeslagen in de originele emballage. Onderzoeksruimte In de onderzoeksruimte wordt een zeer beperkte hoeveelheid chemicaliën (zoals natronloog) opgeslagen in emballage. Daarnaast wordt een beperkt aantal testen en onderzoeken verricht. Derhalve wordt de onderzoeksruimte beschouwd als 5.3 Activiteiten in werkplaatsen (zie Tabel 4, BRCL Categorie 5, Overige activiteiten). Voor de analyses wordt gewerkt met sneltesten d.m.v. kant-en-klaar testcuvetten. Opslag van deze cuvetten vindt voornamelijk plaats in emballage in beperkte hoeveelheden. Beperkte hoeveelheden chemicaliën zijn in gebruik. De onderzoeksruimte is voorzien van een vloeistofkerende vloer. Het personeel is geïnstrueerd om eventueel gemorst materiaal direct op te ruimen. Het daarvoor benodigde materiaal is voorhanden. Werkplaats en magazijn In de werkplaats worden diverse gevaarlijke stoffen (verven, oplosmiddelen, spuitbussen e.d.) opgeslagen in een losse opslagkast volgens PGS-15. Tevens worden reserveonderdelen en materialen opgeslagen. Diverse onderhoud- en reparatiewerkzaamheden zullen regelmatig plaatsvinden. Derhalve wordt de WATR001D01 15

19 werkplaats beschouwd als 5.3 Activiteiten in werkplaatsen (zie Tabel 4). De werkplaats in voorzien van een vloeistofkerende vloer. Morsingen zullen in principe alleen plaats kunnen vinden tijdens werkuren. Het personeel is geïnstrueerd dergelijke morsingen doelmatig op te ruimen Beoordeling met de BRCL tabellen Opslag bulkvloeistoffen In de NRB-2012 worden in de tabellen op blz. 52 t/m 55 voor BRCL categorie 1 Opslag bulkvloeistoffen, de combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen (CVM) opgenoemd voor de vier onderscheiden opslagmogelijkheden. In Tabel 1 worden deze opslagmogelijkheden voor bulkvloeistoffen getoond met de daarbij behorende CVM. Voor de opslag van, metaalzouten, natronloog, magnesiumchloride, antischuim, en poly-elektroliet is in deze tabel aangegeven welke CVM van toepassing is. Tabel 1, BRCL Categorie 1, Opslag bulkvloeistoffen Opslagvoorziening Bulkvloeistof AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen 1) Maatregelen 1.1 ondergrondse of ingeterpte tank geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1.2 opslag in bovengrondse tank verticaal met bodemplaat metaalzouten t.b.v. anaerobe tank magnesiumchloride t.b.v. struviet natronloog t.b.v. de Slibgisting Anti-schuim tbv slibgisting III dubbelwandige tank en; lekdetectie periodieke controle lekdetectie en; algemene zorg 1.3 opslag in bovengrondse tank vrij van de ondergrond opgesteld poly-elektroliet voor slibindikking en slibontwatering I enkelwandige tank en; kerende voorziening controle op vol raken lekbak en; visuele controle uitwendig op lekkage en; faciliteiten en personeel 1.4 opslag in putten en bassins 2) geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1) = Indien de opslag van metaalzouten plaatsvindt in niet corrosie gevoelige tanks, dan gelden geen specifieke CVM voor de tank zelf, echter wel voor appendages en vulmogelijkheden. 2) = Voor het bepalen van CVM voor bassins binnen AWZI s wordt verwezen naar BRCL categorie Overslag en intern transport bulkvloeistoffen In de NRB-2012 worden in de tabellen op blz. 56 t/m 59 voor BRCL categorie 2, Overslag en intern transport bulkvloeistoffen de combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen getoond voor het laden en lossen, het leidingtransport en het verpompen van bulkvloeistoffen. In Tabel 2 worden deze overslag- en intern transportmogelijkheden voor bulkvloeistoffen genoemd met de daarbij behorende combinaties van voorzieningen en maatregelen. Voor de op AWZI Tollebeek toegepaste bulkvloeistoffen, aluminiumchloride, natronloog, magnesium, antischuim en poly-elektroliet, is in Tabel 2 aangegeven welke CVM van toepassing is WATR001D01 16

20 Tabel 2, BRCL Categorie 2, Overslag en intern transport bulkvloeistoffen Overslag- en transportvoorziening Bulkvloeistof AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen Maatregelen Categorie 2.1 Los- en laadactiviteiten van vloeistoffen in bulk bovenbelading geen n.v.t. n.v.t. n.v.t onderbelading en onderlossing aluminiumchloride t.b.v. anaerobe tank; poly-elektroliet voor slibindikking en slibontwatering.magnesiu m, Antischuim, Natronloog; I kerende voorziening en; overvulbeveiliging op het te vullen object en; aandacht voor hemelwater of gecontroleerde afvoer geïnstrueerd personeel aanwezig tijdens de handeling en; los-en laadinstructie met aandacht voor positie aansluitpunten en; faciliteiten en personeel Categorie 2.2 Leidingtransport ondergrondse leiding, geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. aluminiumchloride t.b.v. anaerobe tank; chloorbleekloog voor bedrijfswater PE voor slibindikking Magnesium voor struviet Natronloog voor de Ephyra Antischuim voor slibgisting II dubbelwandig met lekdetectie inspectie functioneren lekdetectie bovengrondse leiding PE voor slibontwatering Magnesium Natronloog Anti schuim Magnesium I enkelwandige leiding en; aandacht voor appendages leidinginspectie en; onderhoudsprogramma afgestemd op resultaten leidinginspectie en; visueel toezicht en; faciliteiten en personeel Categorie 2.3 Verpompen pomp met sluitende seals en afdichtingen aluminiumchloride t.b.v. anaerobe tank; poly-elektroliet voor slibindikking en slibontwatering. Magnesium, Antischuim, Natronloog; I kerende voorziening onderhoudsprogramma en; pompinspectie en; visueel toezicht en; faciliteiten en personeel pomp met zwetende seals en afdichtingen geen n.v.t. n.v.t. n.v.t gesloten pomp geen n.v.t. n.v.t. n.v.t WATR001D01 17

21 Opslag en verlading stortgoed en emballage In de NRB-2012 worden in de tabellen op blz. 62 t/m 67 voor BRCL categorie 3, Opslag en verlading stortgoed en emballage de CVM getoond voor opslag en overslag van droog en nat stortgoed, transport van stortgoed in een gesloten of open systeem, op en overslag van stoffen in emballage, overgieten, aftanken of afvullen van stoffen, aftappen van stoffen en transport van open emballage. In Tabel 3 worden voor de AWZI Tollebeek deze opslag en verladingsmogelijkheden voor stortgoed en emballage getoond met de daarbij behorende combinaties van voorzieningen en maatregelen. Tabel 3, BRCL Categorie 3, Opslag en verlading stortgoed en emballage Opslagvoorziening Stortgoed en emballage AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen Maatregelen Categorie 3.1 Op- en overslag stortgoed opslag droog stortgoed overslag droog stortgoed overslag en opslag van nat stortgoed geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Categorie 3.2 Transport van stortgoed met gesloten of open systeem transport van stortgoed met gesloten systeem transport van stortgoed met open systeem geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Categorie 3.3 Op- en overslag stoffen in emballage op- en overslag vaste stoffen in emballage geen n.v.t. n.v.t. n.v.t op- en overslag viskeuze stoffen en vloeistoffen in emballage vloeibaar polymeer in jerrycans, drums of intermediate bulk containers (IBC); Loog in jerrycans, antischuim in eigen emballage; olie en smeermiddelen; verf en KCA in blikken, jerrycans of drums I kerende voorziening en; aandacht voor geschikte emballage visueel toezicht en; faciliteiten en personeel Categorie 3.4 Overgieten, aftanken of afvullen 3.4 overgieten, aftanken of afvullen geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Categorie 3.5 Aftappen 3.5 aftappen geen n.v.t. n.v.t. n.v.t WATR001D01 18

22 Opslagvoorziening Stortgoed en emballage AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen Maatregelen Categorie 3.6 Transport open emballage 3.6 transport open emballage geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Procesactiviteiten / procesbewerkingen In de NRB-2012 worden in de tabellen op blz. 68 t/m 71 voor BRCL categorie 4, Procesactiviteiten / procesbewerkingen de CVM getoond voor gesloten, half open en open processen of bewerkingen. Voor zover één van deze activiteiten van toepassing is voor de AWZI Tollebeek, zijn deze activiteiten al beschreven en beschouwd in paragraaf 3.3, 3.4, en 3.5. Daarom is deze BRCL hier niet verder beschouwd. Overige activiteiten In de NRB-2012 worden in de tabellen op blz. 72 t/m 75 voor BRCL categorie 5, Overige activiteiten de combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen getoond voor afvoer van afvalwater in de bedrijfsriolering, activiteiten in werkplaatsen, afvalwater- en rioolwaterzuivering en laboratoria. In Tabel 4 worden deze activiteiten getoond voor de AWZI Tollebeek met de daarbij behorende CVM. Tabel 4, BRCL Categorie 5, Overige activiteiten Opslagvoorziening Activiteit op AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen Maatregelen Categorie 5.1 Afvoer van afvalwater in bedrijfsriolering bestaande ondergrondse riolering diverse afvalwater- en slibstromen van bestaande procesonderdelen zie paragraaf 3.3, 3.4, en nieuw aan te leggen ondergrondse riolering slib- en afvalwaterstromen nieuwe slibinstallatie n.v.t. vloeistofdichte voorziening met ontwerp gebaseerd op CUR/PBV aanbeveling 51 zie paragraaf 3.3, 3.4, en bovengrondse riolering diverse afvalwater- en slibstromen van bestaande procesonderdelen zie paragraaf 3.3, 3.4, en 3.5 Categorie 5.2 Calamiteitenopvang 5.2 calamiteitenopvang geen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Categorie 5.3 Activiteiten in werkplaatsen 5.3 activiteiten in werkplaatsen diverse onderhouds- en reparatiewerkzaamheden in de technische werkplaats I kerende voorziening en; aandacht voor gecontroleerde afvoer visueel toezicht tijdens de werkzaamheden en; algemene zorg en; faciliteiten en personeel Categorie 5.4 Afvalwater en rioolwaterzuivering bedrijfsafvalwater- n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t WATR001D01 19

23 Opslagvoorziening Activiteit op AWZI Tollebeek CVM nr. Voorzieningen Maatregelen zuiveringen rioolwaterzuivering alle activiteiten beschreven in paragraaf 3.3, 3.4, en 3.5 n.v.t. aansluiting van maatregelen bij voorschriften uit het Activiteitenbesluit en; methodiek beschreven in STOWA rapport methodiek beschreven in STOWA rapport Categorie 5.5 Laboratoria 5.5 laboratoria testen afvalwatermonsters met standaard analysesets in de onderzoeksruimte I kerende voorziening en/of; lekbak onder kritieke punten en; aandacht voor apparatuur en; aandacht voor gecontroleerde afvoer controle op vol raken lekbak en; visueel toezicht en; faciliteiten en personeel WATR001D01 20

24 4 Eindbeoordeling De publicatie van de NRB 2012 is tot stand gekomen onder begeleiding van een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en overheden. Ook de zuiveringbeheerders waren in deze werkgroep vertegenwoordigd. AWZI-activiteiten, voor zover het de water- en sliblijn betreft, zijn in de NRB-2012 ingedeeld in een aparte activiteitencategorie (deel 3, paragraaf ). Op basis van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2012 en het rapport Bodembeschermingsstrategie voor AWZI s van STOWA, is voor de AWZI Tollebeek een bodembeschermingsstrategie opgezet. De procesonderdelen van de AWZI Tollebeek zijn volgens de STOWA methodiek, die in dit rapport verder is toegelicht, zowel op basis van de aard van het medium als de bedrijfsmatige activiteit ingedeeld in vier verschillende categorieën: De bedrijfsonderdelen in de waterlijn waarin zich effluent als medium bevindt De overige bedrijfsonderdelen in de waterlijn waarin zich (deels) onbehandeld afvalwater bevindt De bedrijfsonderdelen uit de sliblijn De flankerende processen. De bedrijfsonderdelen in de waterlijn waarin zich effluent als medium bevindt krijgen een basisemissiescore 1. Dit komt overeen met een verwaarloosbaar risico volgens de NRB Voor deze procesonderdelen zijn geen verdere technische of beheersmaatregelen (CVM) genomen. Voor de overige bedrijfsonderdelen uit de waterlijn, zoals roostergoedinstallatie, voorbezinktank en terreinriolering) en de bedrijfsonderdelen uit de sliblijn, zoals (voorindikker, slibbuffer- en opslagtanks, gistingstanks, ) met een basis-emissiescore 2, is een aantal technische en beheersmaatregelen genomen waarmee een eind-emissiescore 1 en daarmee een verwaarloosbaar bodemrisico of een aanvaardbaar bodemrisico volgens de NRB-2012 wordt bereikt. Voor de flankerende processen waarin met milieugevaarlijke stoffen wordt gewerkt (metaalzouten, polyelektroliet, antischuim, chloorbleekloog, hulp- en afvalstoffen) is aan de hand van de bodemrisicochecklist (BRCL) uit de NRB-2012 vastgesteld, dat met de combinaties van voorzieningen en maatregelen een verwaarloosbaar bodemrisico wordt bereikt. Geconcludeerd wordt dat met de in onderliggend rapport beschreven bodembeschermingsstrategie, voor de gehele inrichting een verwaarloosbaar en/of aanvaardbaar bodemrisico wordt bereikt WATR001D01 21