VCK - Bodemrisicoanalyse

Transcriptie

1 VCK - Bodemrisicoanalyse 19 april 2016

2

3 VCK - Bodemrisicoanalyse Veranderingsvergunning

4

5 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL Verantwoording Titel VCK - Bodemrisicoanalyse Opdrachtgever Verenigd Cargadoorskantoor B.V. Projectleider Michiel van der Werf Auteur(s) Jeroen de Groot en Rosalie Geerlinks Projectnummer Aantal pagina's 14 (exclusief bijlagen) Datum 19 april 2016 Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven. Colofon Tauw bv BU Industry Handelskade 37 Postbus AC Deventer Telefoon Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001 Bodemrisico analyse 5\14

6 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL 6\14 Bodemrisico analyse

7 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL Inhoud Verantwoording en colofon Inleiding VCK Initiatief Bodemrisicoanalyse Uitgangspunten bodemrisicoanalyse Inleiding Stap 1: Activiteiten en aanwezige stoffen Stap 2 Vaststellen bodembedreigendheid van de aanwezige stoffen Stap 3 en 4: Selectie van categorie BRCL en cvm s Uitwerking specifieke voorzieningen en maatregelen Resultaten / conclusie Bijlage(n) 1 BodemRisicoInventarisatie (BRI) 2 Tekening locatie opslag 3 Wettelijke grondslag Bodemrisico analyse 7\14

8

9 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL 1 Inleiding 1.1 VCK Verenigd Cargadoorskantoor bv, gelegen aan de Valreep 13 te Amsterdam, (hierna: VCK) is een inrichting met als primaire taak het op- en overslaan van (stuk-)goederen die per schip, per as, of per spoor worden afgevoerd. Op het terrein van VCK zijn diverse loodsen en opslagruimten aanwezig waar stoffen worden opgeslagen. De goederen die bij VCK worden op- en overgeslagen zijn zowel voor export- als voor importdoeleinden bestemd. De goederen worden voor kortere of langere termijn opgeslagen in In één van de loodsen Op het buitenterrein in (tank)containers Op het buitenterrein Op trailers en in vrachtwagens 1.2 Initiatief VCK is voornemens om in één van haar loodsen, loods 6, vaste gevaarlijke stoffen op te slaan van de ADR klassen 8 en 9 (verpakkingsgroep II en III). In de huidige situatie wordt loods 6 gebruikt voor de opslag van diverse koopmansgoederen, zoals rollen papier, hout, pulp, zink, staal en aluminium. De loods is thans niet vergund als zijnde PGS 15 opslagvoorziening. De loods heeft een oppervlakte van ongeveer m 2 er zal circa ton aan stoffen opgeslagen worden. 1.3 Bodemrisicoanalyse In het kader van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2012 (verder NRB 2012) wil VCK de nieuwe bodembedreigende activiteiten in kaart brengen die plaats gaan vinden in loods 6. De NRB 2012 is een Beste Beschikbare Techniek (BBT) document. De wettelijke grondslag van de NRB 2012 is uitgewerkt in bijlage 3. Conform een BodemRisicoAnalyse (BRA) is de status van de bodembeschermende maatregelen beoordeeld. De bodemrisicoanalyse omvat een: Inventarisatie van bodembedreigende activiteiten van loods 6 Beoordeling van de werkwijze en effectiviteit en borging van bodembeschermende beheersmaatregelen in samenhang met de aanwezige bodembeschermende voorzieningen Bodemrisico analyse 9\14

10 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL Alle bodembedreigende activiteiten die direct op de bodem worden uitgevoerd in loods 6 zijn geïnventariseerd. Daarnaast zijn de getroffen voorzieningen beoordeeld. Op basis van de getroffen combinatie van maatregelen en voorzieningen is het bodemrisico bepaald. Een activiteit krijgt een verwaarloosbaar bodemrisico (de activiteit voldoet aan Beste Beschikbare Technieken oftewel BBT) of een bodemrisico (de activiteit voldoet niet aan BBT). Voor activiteiten die, conform de NRB 2012, niet voldoen aan BBT dient een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Het uitgangspunt hierbij is dat na het doorvoeren van het PvA, wordt voldaan aan BBT. Een bodemrisicoanalyse betreft een momentopname. Door wijzigingen in de bedrijfsvoering en / of aanpassing aan apparaten of voorzieningen kan de bodemrisico-situatie in de loop van de tijd veranderen. 10\14 Bodemrisico analyse

11 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL 2 Uitgangspunten bodemrisicoanalyse 2.1 Inleiding De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) beschikt over een stappenplan die moet worden doorlopen voor een goede bodemrisicoanalyse. Dit stappenplan bestaat uit zeven stappen en heeft als einddoel het bereiken van een verwaarloosbaar bodemrisico. Het stappenplan bestaat uit twee onderdelen. De stappen 1 tot en met 4 beschrijven de inventarisatiemethode, om vast te stellen of sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico. Dit noemen we de BodemRisicoInventarisatie (BRI). Het resultaat van de BRI kan zijn, dat voor bepaalde activiteiten nog geen verwaarloosbaar bodemrisico is gerealiseerd. Om deze activiteiten toch naar een verwaarloosbaar bodemrisico te kunnen krijgen, dient een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Dit is opgenomen in de stappen 5 en 6 van de NRB. De BRI en het PvA tezamen vormen uiteindelijk de bodemrisicoanalyse (BRA). In deze rapportage is de BRI opgenomen en verder is een advies gegeven dat door VCK gebruikt kan worden bij het opstellen van het PvA. 2.2 Stap 1: Activiteiten en aanwezige stoffen In de eerste stap worden alle primaire activiteiten (hoofdactiviteiten) en secundaire activiteiten (nevenactiviteiten) geïnventariseerd die direct op de bodem plaatsvinden. Op deze manier wordt een overzicht gemaakt van: De aanwezige activiteiten (kolom 2 van bijlage 1) Welke (bodembedreigende) stoffen samenhangen met deze activiteit (kolom 3 van bijlage 1) Bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden uitgevoerd op verschillende verdiepingen. Alleen activiteiten die direct op de bodem worden uitgevoerd (begane grond) zijn opgenomen in de NRB Alle activiteiten die niet direct op de bodem worden uitgevoerd, zijn daardoor uitgesloten van de BRA. 2.3 Stap 2 Vaststellen bodembedreigendheid van de aanwezige stoffen In stap 2 wordt de bodembedreigendheid van de aanwezige stoffen (uit stap 1) bepaald (kolom 4 van bijlage 1). Deze classificatie wordt uitgedrukt als: Niet bodembedreigend Bodembedreigend Bodembedreigend, maatwerk mogelijk Bodemrisico analyse 11\14

12 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL Om te kunnen bepalen of een stof (intrinsiek) bodembedreigend is, dient het stoffenschema uit deel 3 van de NRB te worden doorlopen. 2.4 Stap 3 en 4: Selectie van categorie BRCL en cvm s Voor een globale beschrijving van de activiteiten gebruiken wij de bodemrisico checklist (BRCL). Elke beschouwde situatie wordt gekoppeld aan een in de BRCL genoemde activiteit (kolom 5 van bijlage 1). In stap 4 worden alle bodembeschermende voorzieningen en maatregelen geïnventariseerd (kolom 6 en 7 bijlage 1). Deze worden vervolgens getoetst of deze overeenkomen met de combinatie van maatregelen (cvm) die staan voorgeschreven per BRCL activiteit (kolom 8 van bijlage 1). Op basis van deze selectie kan worden geconcludeerd: De geïnventariseerde voorzieningen en maatregelen komen ten minste overeen met de voorgeschreven cvm s. De activiteit heeft een verwaarloosbaar bodemrisico (kolom 9 van bijlage 1) De geïnventariseerde voorzieningen en maatregelen komen niet overeen met de voorgeschreven cvm s. De activiteit is een bodemrisico (kolom 9 van bijlage 1) 2.5 Uitwerking specifieke voorzieningen en maatregelen VCK zal werkinstructies opstellen waarin beschreven staat hoe omgegaan dient te worden met ADR 8 en 9 stoffen. Deze werkinstructies worden onderdeel van de algemene zorg en faciliteiten en personele maatregelen die VCK treft. VCK beschikt over een algemeen onderhoud en inspectie programma waarin alle geplande keuringen en onderhoud werkzaamheden worden gemonitord en gepland. Hierin zitten ook alle verplichte inspecties en keuringen aan de bodembeschermende voorzieningen. 12\14 Bodemrisico analyse

13 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL 3 Resultaten / conclusie In de inventarisatie is onderscheid gemaakt tussen twee bodemactiviteiten. Beide activiteiten zijn bodembedreigend, met het opnemen van de visuele inspectie in het reeds bestaande inspectie en onderhoudsprogramma, wordt een verwaarloosbaar bodemrisico gecreëerd. In bijlage 1 is de BodemRisicoInventarisatie (BRI) weergeven van de bodembedreigende activiteiten. In de tekening in bijlage 2 is de locatie van de opslag weergegeven. Uit de BRI kan worden geconcludeerd dat door middel van een: visuele inspectie, kerende voorziening en aandacht voor hemelwater een verwaarloosbaar bodemrisico gecreëerd wordt. Bodemrisico analyse 13\14

14 Kenmerk R JEG-ssc-V01-NL 14\14 Bodemrisico analyse

15 Bijlage 1 BodemRisicoInventarisatie (BRI)

16

17 Code Bedrijfsonderdeel Activiteiten Voorkomende (vloei-)stoffen Opslag Big bags 1.1 Loods 6 Opslag vaste ADR 8 stoffen o.a. in big bags en drums op pallets (verpakingsgroep II en III) 1.2 Loods 6 Opslag vaste ADR 9 stoffen o.a. in big bags en drums op pallets (verpakingsgroep II en III) Intr. bodem bedr. Ja / nee NRB categorie ADR 8 stoffen, vaste stoffen Ja Op- en overslag vaste stoffen in emballage ADR 9 stoffen, vaste stoffen Ja Op- en overslag vaste stoffen in emballage Voorzieningen Maatregelen CVM Kerende voorziening Aandacht voor hemelwater in de vorm van een overkapping of afdekking. Kerende voorziening en; Aandacht voor hemelwater in de vorm van een overkapping of afdekking. -Visueel toezicht (opgenomen in het inspectie en onderhoudsprogramma van VCK) -Algemene zorg Visueel toezicht (opgenomen in het inspectie en onderhoudsprogramma van VCK) Algemene zorg I I

18

19 Bijlage 2 Tekening locatie opslag

20

21

22

23 Bijlage 3 Wettelijke grondslag

24

25 De NRB ondersteunt de afwegingsprocedures rond mogelijke vormen van bodembescherming bij bodembedreigende bedrijfsactiviteiten binnen inrichtingen, om een verwaarloosbaar risico te bereiken. De NRB beperkt zich daarbij tot normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten en richt zich niet op calamiteiten. De NRB is het richtinggevend instrument op basis waarvan kan worden bepaald welke combinaties van voorzieningen en maatregelen (cvm) leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico bij een bodembedreigende activiteit binnen een inrichting. De NRB is bestuurlijk vastgesteld door de ambtelijke Stuurgroep Bodem (Stubo). Daarmee heeft de NRB een status van harmoniserend instrument voor de beoordeling van de noodzaak en redelijkheid van combinatie(s) van voorzieningen en maatregelen (cvm). Het toepassen van de NRB is niet vrijblijvend. Het Besluit omgevingsrecht (Bor) bevat onder meer de eis dat bij de verlening van de omgevingsvergunning, de technieken moeten worden voorgeschreven die zijn te beschouwen als BBT (Best beschikbare technieken, voorheen aangeduid als Stand der techniek). De NRB is te beschouwen als BBT voor de hierin genoemde activiteiten (zie ook 5.1 in Deel 2). Wanneer de NRB wordt vertaald in vergunningvoorschriften (beschikking) of amvb s (besluiten) is pas sprake van juridische bindende voorschriften. Conform voorschrift 2.1 van het activiteitenbesluit dient ieder bedrijf zorg te dragen voor de omgang met milieu. Dit is de zogenaamde zorgplicht. De zorgplicht stelt dat je verantwoordelijk bent voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Conform afdeling 2.4 van het activiteitenbesluit en afdeling 2.1 van de ministeriële regeling dienen voor alle bodembedreigende activiteiten een bodembeschermende voorziening en maatregel te worden getroffen