Aan: Vecht in Zicht cv T.a.v. de heer P.B. Bast Amsterdamseweg RP AMERSFOORT. Geachte heer Bast,

Transcriptie

1 1 Afdeling Vergunningverlening Aan: Vecht in Zicht cv T.a.v. de heer P.B. Bast Amsterdamseweg RP AMERSFOORT Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 30 mei 2008 Team Bodemsanering Nummer 2008INT Referentie J. van 't Hoog Uw brief van - Doorkiesnummer Uw nummer - Faxnummer Bijlage - adres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking deelsaneringsplan Straatweg 156 te Maarssen, code UT0333/00032 Geachte heer Bast, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 6 mei 2008 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Vecht in Zicht cv te Amersfoort. De melder is voornemens de ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van het perceel gelegen aan de Straatweg 156 in Maarssen te saneren dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. In 2003 zijn een saneringplan en een aanvulling op het saneringsplan opgesteld voor de olieverontreinigingen die zijn aangetoond in eerdere onderzoeken. Bij beschikking van 3 maart 2004 (kenmerk 2004WEM000918i) is de ernst vastgelegd en is tevens ingestemd met het saneringsplan en de aanvulling hierop. In deze beschikking is ingestemd met de sanering van de volgende verontreinigingen: 1. olieverontreiniging noordzijde pand Welkoop (sectie A, nr. 6001); 2. olieverontreiniging oostelijk van het voormalige Welkoop-pand (sectie A, nr. 6001); 3. olieverontreiniging westzijde pand Viod (sectie A, nr. 5834); 4. op alle percelen (nrs. 3706, 6232 (voorheen 5834), 5998, 5999, 6000 en 6001) zijn in de ophooglaag verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetroffen. De gevallen 3 en 4 zijn gezien de omvang en aangetroffen gehalten geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging. De gevallen 1 tot en met 3 zullen worden gesaneerd middels ontgraving en een bronbemaling. Aangezien het bouwplan is gewijzigd en tevens een parkeerkelder zal worden aangelegd, is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd waarbij een aantal verontreinigingsvlekken met minerale olie aan het licht is gekomen (C t/m F), waarvan één verontreinigingsvlek (F) perceelsoverschrijdend is. Voor deze nieuwe verontreinigingen is een nieuwe melding Wet bodembescherming ingediend. De

2 2 voorliggende beschikking heeft betrekking op de sanering van laatstgenoemde minerale olieverontreiniging, zoals aangeven op de kadastrale kaart op bladzijde 9 van deze beschikking. Bij deze melding is een deelsaneringsplan gevoegd. Dit is een aanvulling op het eerder genoemde saneringsplan. De rapporten die hieraan ten grondslag liggen zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. Het verontreinigd gebied waarop de melding uit 2003 en de onderhavige melding betrekking hebben bestaat uit twee delen. Op het zuidelijk deel was voorheen de firma Viod gevestigd (sectie A, nrs. 3706, 6232 (voorheen nr. 5834)). Het noordelijk deel betreft een voormalige Welkoop-vestiging. (sectie A, nrs. 5998, 5999, 6000 en 6001). Tussen voornoemde percelen is een perceel met een villa (huisnr. 156/158, sectie A, nrs. 5801, 6229) gelegen. Deze behoort niet tot het beschreven te saneren gebied. De kadastrale percelen waar deze beschikking betrekking heeft en waar verontreiniging is aangetoond, zijn: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Maarssen A 6001 Maarssen A 6229 De locatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk Beschikking Het saneringsplan hebben wij aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen getoetst. Aan de hand van deze beoordeling besluiten wij het volgende. Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb. Deze verontreiniging bestaat uit vier vlekken. Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is er geen sprake van zodanige risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het deelsaneringplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden.

3 3 3 Inspraak Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.1 lid 3 van de Provinciale milieuverordening Utrecht, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Van deze beschikking wordt een publicatie gedaan in een plaatselijke huis-aan-huis blad. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: Nader bodemonderzoek Straatweg te Maarssen, opgesteld door Grondslag B.V., referentie: 5163, 10 april 2008; Rapport aanvullend nader bodemonderzoek, opgesteld door Grondslag B.V., referentie: 5163, 24 april 2008; Deelsaneringsplan noordzijde Straatweg 156 te Maarssen, opgesteld door Grondslag B.V., referentie: 5163, 28 april Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien in minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging of in 100 m 3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde (zie Circulaire bodemsanering van 1 mei 2006, Stcrt.2006, 83), alsmede de Circulaire Streef - en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 24 februari 2000)). 4.3 Verontreinigingen grond en grondwater Tijdens een nader en aanvullend onderzoek (april 2008) zijn in de bodem, naast de eerder vastgestelde verontreinigingsvlekken (nrs. 1 t/m 4), de volgende ernstige verontreinigingen aangetoond: C. Vanaf 2,4 tot 3,0 m-mv is in de grond en het grondwater een sterke olieverontreiniging met een omvang van circa 135 m 3 aangetoond; D. Vanaf 1,0 tot 3,0 m-mv is in de grond een sterke olieverontreiniging met een omvang van circa 46 m 3 aangetoond; E. Vanaf 2,0 tot 4,0 m-mv is in de grond en het grondwater een sterke olieverontreiniging met een omvang van circa 52 m 3 aangetoond; F. Op verschillende diepten worden sterke PAK- en olieverontreinigingen aangetoond. De omvang wordt ingeschat op 145 m 3. Deze verontreiniging is perceelsoverschrijdend en bevindt zich voor

4 4 een deel op het perceel kadastraal bekend als sectie A, nr Dit perceel maakt geen deel uit van het plangebied. De omvang van de grondwaterverontreiniging met minerale olie is vergelijkbaar met de situatie in de grond. De aangetroffen verontreinigingen in zowel de grond als het grondwater hangen in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samen. De omvang van de verontreinigingen in de grond en het grondwater zijn op basis van de interventiewaardecontour aangegeven op de kadastrale kaart die als bijlage 1 bij deze beschikking is gevoegd. Conclusie Uit de hierboven aangehaalde bodemonderzoeksrapporten blijkt dat in de grond en het grondwater van de in paragraaf 1 genoemde percelen minerale olie en/of PAK zijn aangetroffen in gemiddelde concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarden. Omdat de gemiddelde concentratie aan minerale olie en/of PAK gemeten in grond en grondwater in minimaal 25 m 3 en gemeten in grondwater in minimaal 100 m 3 hoger is dan de interventiewaarde voor deze stoffen is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verrichte bodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. 4.4 Risicobeoordeling, spoedeisendheid en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2006 van 1 mei 2006 (Stcrt.2006, 83). De standaard en locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet onaanvaardbare risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige percelen. Er is geen risicobeoordeling uitgevoerd aangezien de aangetroffen verontreinigingen in het kader van de bouwplannen gesaneerd zullen worden. Verder is het niet mogelijk om de actuele humane risico s voor een verontreiniging met minerale olie te bepalen, aangezien bij de bepaling van de humane risico s individuele gegevens als wateroplosbaarheid, octanol-water-verdelingscoëfficiënt en MTR noodzakelijk zijn en minerale olie een somparameter is. Op basis van de diepte van de olieverontreiniging en het feit dat er geen vluchtige componenten zijn waargenomen, wordt door ons ingeschat dat er geen onaanvaardbare humane risico s aanwezig zijn.

5 5 5 Saneringsdoelstelling 5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen. 5.2 Mobiele verontreiniging Bij het maken van de keuze voor de voorliggende saneringsvariant zijn de procesbeschrijving en de landelijke saneringsladder, neergelegd in het eindrapport van het project Doorstart A5: Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond van 12 maart 2001, alsmede het praktijkdocument Robuust Saneringsvarianten Afwegen (ROSA), Handreiking voor het maken van keuzes en afspraken bij mobiele verontreinigingen van september 2005, gehanteerd. 5.3 Saneringsvariant en procesbeschrijving naar stabiele eindsituatie De terugsaneerwaarden zoals vastgelegd in onze beschikking nr. 2004WEM000918i, d.d. 3 maart 2004 worden eveneens gehanteerd. Voor de olieverontreiniging in de grond is de terugsaneerwaarde vastgesteld op de streefwaarde (50 mg/kgds). Voor de grondwater-verontreiniging geldt de tussenwaarde als terugsaneerwaarde. Voorafgaand aan de sanering wordt, tegen de zuidelijke erfgrens van Straatweg 156/158 (sectie A, nrs en 6229), een damwand geplaatst in verband met de aanleg van de parkeerkelder. Hierdoor zal een deel van de verontreinigingsvlek F niet verwijderd worden. De saneringsmaatregel zal bestaan uit het ontgraven van alle bereikbare olie- en PAK verontreinigingen in de grond en het grondwater. De (deels verontreinigde) grond zal tot circa 3,0 meter worden ontgraven. De matig tot sterk met olie en PAK verontreinigde grond zal direct worden afgevoerd naar een reiniger. De overige vrijkomende grond zal in depot worden gebracht en na keuring (AP04) of worden hergebruikt op de locatie of indien deze licht verontreinigd met olie is worden afgevoerd naar een hergebruiklocatie. De mobiele verontreinigingen in de grond zullen worden ontgraven met als streven een complete verwijdering van de aanwezige verontreinigingen in de grond. De verwachting is dat met het verwijderen van de brongebieden ook de aanwezige hoge concentraties grondwaterverontreinigingen (grotendeels) zijn verwijderd. Er wordt vanuit gegaan dat met deze sanering trede 2 wordt bereikt van de saneringsladder zoals beschreven in het rapport Doorstart A5.

6 6 De saneringsputten buiten de bouwlocatie zullen worden aangevuld met grond die voldoet aan de achtergrondwaarden voor de betreffende locatie. Ten behoeve van ontgraving in den droge zal een bronbemaling worden ingesteld. Het onttrokken bronneringswater wordt gezuiverd middels een olieafscheider en geloosd in de Vecht.. Hiervoor is een lozingsvergunning aangevraagd bij Waternet. Tevens is de onttrekking gemeld bij de Provincie Utrecht. 5.4 Nazorg en Gebruiksbeperkingen (globaal) Indien saneringsvariant betreft trede 2 (kleine restverontreiniging, maar stabiel), vooraf alleen passieve nazorg vereist: registratie van deze kleine restverontreiniging. Aangezien verontreinigingsvlek F niet geheel verwijderd kan worden zal er op het buurperceel sectie A, nr een restverontreiniging achterblijven. Voor een periode van drie jaar dienen twee controlepeilbuizen te worden gebruikt ten behoeve van monitoring van het grondwater op het betreffende perceel. Deze monitoringsgegevens dienen jaarlijks te worden aangeleverd. Na afloop van de periode van drie jaar zal door de Provincie Utrecht worden beoordeeld of de monitoring kan worden beëindigd. Conclusie Het saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. 6 Saneringsuitvoering De sanering wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden. De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. 7 Melding start en wijzigingen saneringswerkzaamheden In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de bodemsanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: schriftelijk: Gedeputeerde Staten van Utrecht, team Bodem, Water en Natuur, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van het team Bodem, Water en Natuur, of per handhavingbodem@provincie-utrecht.nl.

7 7 Tevens dient u bij deze melding de volgende gegevens aan te leveren: geplande einddatum van de sanering; de naam van de aannemer die de saneringswerkzaamheden gaat uitvoeren; de naam van het bureau en de persoon die de saneringswerkzaamheden milieukundig begeleidt. Indien u vooraf of tijdens de werkzaamheden wilt of moet afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons direct hiervan op de hoogte te stellen. Ook dit dient u te doen bij het team Bodem, Water en Natuur, via één van bovengenoemde mogelijkheden. Daarnaast attenderen wij u erop, dat bij onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de sanering, met ons overlegd dient te worden. 8 Opslag en aan- en afvoer van grond De tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van bij de sanering vrijkomend materiaal in werking te hebben na het beëindigen van de grondsanering. Het is niet toegestaan partijen verontreinigde grond van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Partijen verontreinigde grond dienen naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen te worden opgeslagen. Tussen deze deelpartijen dient een afstand van ten minste één meter te worden aangehouden of een fysieke scheidingswand te worden aangebracht. Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal dient uiterlijk vier werkweken na het vrijkomen afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. Het depot wordt aangelegd binnen het plangebied/saneringslocatie. Dit kan zijn op het noordelijk perceel (sectie A, nr. 6001) of het zuidelijke perceel op Straatweg 154 (nr. A, nrs. 6232, 3706). 9 Milieukundig begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden van de SIKB; het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. Het verslag kan worden gezonden aan de provincie Utrecht, afdeling Vergunningverlening, team Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Opgemerkt wordt dat het aanbeveling verdient het evaluatierapport van de verontreinigingsvlekken C t/m F en de verontreinigingen die onder de beschikking uit 2004 vallen te combineren.

8 8 10 Kadastrale inschrijving Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kadastrale kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, ter inschrijving aanbieden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Het besluit wordt ingeschreven op basis van de interventiewaarde-contour van de verontreiniging in de grond. Deze contour is weergegeven op onderstaande kadastrale tekening. De te registreren kadastrale percelen zijn: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Maarssen A 6001 Maarssen A 6229 C E D F Ernstige grondverontreiniging 11 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht.

9 9 Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 145,- voor een natuurlijk persoon en 288,- voor een rechtspersoon. Onder vermelding van de code UT0333/00032 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij het team Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink afdelingsmanager Vergunningverlening Een kopie van deze brief is verzonden naar: - de heer J.J. Nijhuis, Straatweg 156, 3603 CS Maarssen - Gemeente Maarssen, afd. Ruimte, t.a.v. de heer L. Ganzevoort, Postbus 11, 3600 AA Maarssen - Milieudienst Noord -West Utrecht, t.a.v. Afd. Leefomgeving, Cluster Bodem, Postbus 242, 3620 AE Breukelen - Grondslag B.V., t.a.v. mevrouw Y. Haarhuis/de heer P. de Vries, Nijverheidsweg 7, 3471 GZ Kamerik